Bfllage C.
[ 5 . 5.| Koloniaal verslag van 1892. LNederl. (Oost-) Indië.
Tweede Kamer. 1 Bijlage C.J
».
I.
LANDBOUW.
a. Ëuropeesclic landbouw. Dit gewest telt: twaalf suikerfabrieken , waarvan één niet werkt, te weten Banjoepoetih, en op eene andere, Pakkies genaamd, nog met buffelmolens gewerkt wordt in eenvoudige open pannen en kleien en aarden potten; één indigo-onderneming, welke in dezelfde handen is als de suikerfabriek Beudokerep; één erfpachtsonderneming (Djollong c. a.), waarop koffie wordt geteeld; drie erfpachtsperceeleu , waarop hoofdzakelijk kapok, on één waarop suikerriet wordt geteeld , zoomede vier erfpachtsperceelen met verschillende gewassen , als klappers, padi, enz., en eindelijk nog twee houtkapondernemingen. De suikerfabrikanten hebben in 1890 over het algemeen geen goede zaken gemaakt; dit nadeelig resultaat is hoofdzakelijk te wijten aan de serehziekte, welke zich al meer en meer uitbreidde. Niet alleen dat de productie laag, van één fabriek zelfs buitengewoou laag was, maar de noodzakelijkheid om nieuwe bibiet in te voeren sleepte belangrijke kosten na zich. Wel waren de prijzen laag, maar met deze prijzen zou nog wel winst gemaakt zijn als de productie goed was geweest en de zware kosten van bibiet-vernieuwing onnoodig waren gebleven. Men kan aannemen dat de fabrieken die goed ingericht zijn, bij eene productie van 60 pikols per bouw, suiker kunnen afleveren tegen den kostprijs van f 8, terwijl de kostprijs, bij 100 pikols , niet ver van f 6 zal zijn. Gaat men verder na, dat in 1890 de hoogste productie was: van 2 fabrieken 100 pikols per bouw , van de overigen beneden de 80 pikols en de grootste helft van dezen even boven de 60 pikols maakte; dat belangrijke sommen voor bibiet-vernieuwing zijn uitgegeveu, dan is het niet twijfelachtig dat het meereudeel der fabrieken in dit gewest niet alleen geen rente van het kapitaal heeft opgebracht, maar dat er zelfs bijbetaald is. De financieele resultaten van de indigo-onderneming Gringging zijn van zeer geringen omvang, maar toch zoo, dat de kosten gedekt worden. De onderneming , gehuurd van een Chinees , wordt aangehouden omdat zij boven aan het water ligt, dat de rietvelden moet besproeien. De koffie-onderneruing Djollong maakte in 1890 slechte zaken ; de productie was in dat jaar zeer gering ten gevolge van bladziekte en ongunstige weersgesteldheid. De kapokondernemingen zijn nog kort in exploitatie, leveren daarom nog weinig of geen product en hebbeu dientengevolge ook geen winst opgeleverd. Het erfpachtsperceel Mergoredjo dient niet in de eerste plaats om financieel voordeel af te werpen ; het behoort aan een zendelingleeraar, die zich meer speciaal ten doel stelt eene Christengemeente, die op het perceel woont, aan gronden voor eigen cultuur te helpen. Het produceert padi en kapok en de productie in lfc90 was bevredigend. De overige erfpachtsperceelen verbouwen hooldzakelijk padi, tweede gewassen eu klappers; met uitzondering van de klappercultuur waren de uitkomsten van de overige cultures ongunstig. Winst wordt op deze ondernemingen zoo goei als niet gemaakt. Terwijl de gronden behooren tot de middelmatige soorten, en bovendien waterarm zijn, gaan deze perceelen gebukt onder hooge fiscale lasten; van één dezer bedragen die lasten ruim tien procent, van eene andere bijna tien procent van de bruto uitgaven. ') Het werkvolk voor al deze ondernemingen komt uit den ') De resident heeft hier, volgens nader tluor hem verstrekte inlichtingen, op het oog eene kleine onderneming (p. m. 3 4 bonus) voor de teelt van klappers en mengkoedoe op liet eilandje l'neloe l'andjang , beslaande ronr In-I meerendeel uit gronden die lot in 1886 (rerg. het verslag van 1888 bh. 95/96) in huur waren afgestaan geweest, zoomede op de eerst tn 1878 {aanstonds in erfpacht) uitgegeven perceelen Pandansili en Tvmon (392 en 3 2 5 bouws), uitmakende, met een in 1885 daaraan ter uitbreiding toegevoegd perceel van 27 bouws, één onderneming, naar de beplantingen (75 bouws) uil suikerriet bestonden. De productie van eerstgemelde onderneming (canon f 3,76 per tour) tl mei opgegeven; de vennootschap, aan welke l'andansili-
Handelingen der Sta ten-Generaal. Bijlagen. 1892-1893,
naasten omtrek; voor suikerriettransport komen ook wel karrevoerders uit Rembang. In den naasten omtrek der ondernemingen vindt men in den regel beter ontwikkelde ambachtslieden (smeden, timmerlieden, pottenbakkers) dan zelfs in de centra van de Europeesche en Chineesche vestigingen in dit gewest; bepaald nieuwe industrieën hebben de Kuropeesche ondernemingen echter niet in het leven geroepen, maar wel gaven zij aanleiding tot uitbreiding van de bestaande. De beste ambachtslieden worden gevormd op de suikerfabrieken en vinden daarop een vast emplooi. De vervaardiging van bamboezen suikerkrandjangs geschiedt meer door de bevolking in de dessa's en is voor haar eene merkbare bron van bijverdiensten. Men kan stellen dat iedere suikeronderneming jaarlijks ongeveer f 200 000 onder de bevolkiug brengt. Voor de 10 belangrijke suikerfabrieken in dit gewest maakt dit derhalve reeds een bedrag uit van circa f 2 millioen. De koffieonderneming Djollong geeft jaarlijks ongeveer f 25 000 uit; en op de beide houtkapperceelen heeft men ongeveer f 15 000 aau koelieloonen te besteden. Door de meeste erfpachters worden, uit den aard der gecultiveerde gewassen, geen noemenswaardige bedragen uitgegeven. //. Inlandsehe landbouw. De uitkomsten van den inlandschen landbouw waren in 1890/1891 minder gunstig dan gewoonlijk; voor d« zuidoostelijke districten van dit gewest zelfs zeer ongunstig. Slechte weersgesteldheid was er de voorname oorzaak van; door te geriugen en ongeregelden regenval mislukte het padigewas op vele van regen afhankelijke sawahs, verdroogde de bibiet op sommige plaatsen en moesten vele velden oubeplant blijven. Onder deze omstandigheden was de rijstproductie niet zoo voldoende als gewoonlijk; door groote aanplantingen van andere voedingsgewassen werd echter in ruime mate tot de voeding der bevolking bijgedragen. De prijzen vaD de padi waren hooger dan in de laatst voorgaande jaren, en zulks als een gevolg van veel mislukking van het gewas; zij bedroegen f 1,75 a f3,75 per pikol. In het algemeen zijn de prijzen der als tweede gewas geteelde voedingsmiddelen, met uitzondering van cassave, in 1890 iets hooger geweest dan in 1889 , maar slechts weinig en niet in verhouding tot de stijging der padiprijzen; de djagong kostte de 100 stuks f 0,20 tot f 0,30; de cassave gemiddeld f 0,30 voor één mansvracht. Verbeteringen in de verschillende cultures zijn niet merkbaar; de grondbewerking der sawahs en tegals is bepaald gebrekkig te noemen. Met gewesten in den Oosthoek vergeleken , is de inlandsehe landbouw hier zelfs achterlijk ; tot diepe grondbewerking en bemesting gaat de bevolking uit zich zelf niet over , en hoewel zij veel goeds kan leereu van de Europeesche landbouwondernemers, en de resultaten van eene betere bewerking en bemesting van den grond voor haar allerwegen zichtbaar zijn, volgt zij die niet na. Jaren lange zachte en sterke dwang en het voorbeeld van de Europeesche landbouwondernemers zijn niet in staa geweest het volk te overtuigen van het noodzakelijke eener meer rationeele laudbouwbeoefening; wellicht dat het uitloven van premiën voor grootere padiproducties eene betere uitwerking zou hebben. In den westmoesson van 1890/1891 werden van bestuurswege in alle afdeelingen proeven geTemon toebehoort (en die f 5 per bouw als canon heeft op te brengen) , maakte ;>. m. 70 pikols suiker per bouw. De lulalc bruto uitgaven per jaar nu worden opgegeven te hebben bedragen voor l'oeloe Pandjang f 1 2 0 2 , namelijk aan exploilalie- en oogstkosten f 8 3 0 , aan transportkosten van het product naar de naaste markt f 200 M aan fiscale lasten (canon en verpnndiiig) f 172 ; voor l'andansili-ïemoii f 5 0 7 ' 2 , namelijk aan kosten voor bewerking en beplanting der geëxploiteerde 75 bouws f 12 3 7 5 , aan adminislratie- en onderhoudskosten f 9 0 0 0 , aan fabricaliekosten der suiker (f 3,75 per pikol) f 19 6 8 7 , aan transportkosten van riet en suiker / 6 4 0 0 , en aan fiscale lasten (canon en verponding f 4310.
[5. 5.| Koloniaal verslag van 1892. [Nederl. (Ooat-) Indië. Bijlage C] nomen met padi — in de afdeeling Patti werd zelfs kosteloos boom brengt per jmir f 1,50 a f 2,50 op; voor 100 vruchten uitgelezen zaadpadi verstrekt — waarvan het eübct eerst (glondougtn) wordt 1 0,12 betaald. later kan blijken. Gewone en staartpeper worden niet noemenswaard verMet uitzondering van de afdeeling Japara is de uitge- bouwd; de laatste groeit in het gebergte hier en daar strektheid nog besetiikbare bouwgrond niet groot te noemen, in het wild. In den laatston tijd worden pogingen gedaan deze gewassen meer ingang te doen vinden bij de althans wat goede gronden betreft; deze vindt men alleen langs de groote > rawa", die nog gestadig aanslibt. In bevolking. De voornaamste in dit gewest voorkomende vruchtboomen het gebergte onder de afdeeling J >ana ressorteeren de, zijn veel meer gronden ontgonnen dun de bevolking bij mucbte zijn: de klapper, arón , siwalan , nangka , mangga , pakkel, is jaarlijks te bewerken; toen laat dan ook het grootste koewini, pisang , doeren , manggis , rambuetan , langsep , gedeelte, naar gelang van de schraalheid vanden bodem, doekooh; hier en daar in zoo ruimen voorraad dat er uitvoer is naar Rembang, Demak, Samarang en Solo. De van 3—10 jaar braak liggen. De jaarlijksche toeneming dor bevolking maakt daar uit- gewilde vruchten komen echter slechts van zeer beperkte breiding van de erven noodzakelijk; natuurlijk ten koste streken; aan de cultuur van deze hoornen wordt dan ook veel gedaan en de boomen worden, als zij rijpende zijn, van den bouwgrond. In de sterkst bevolkte streken heeft dit dan ook ten gevolge dat men meer en meer naar andere bewaakt. In den algemeenen oecouomischen toestand maken deze vruchten echter geen belangrijken factor uit. middelen van bestaan moet omzien; zelden bereikt daar de uitgestrektheid van één aandeel in den gemeentegrond De aanplant van klappers neemt gestadig toe; waar de één bouw; in den rpgel V, of '/«, ja somtijds slechts V, bouw. grond, zooals in de districten Bogorame en Glonggong, De aanslibbing van de kust vermeerdert de vischvijvers, wegens zijn groot kalkgehalte zich niet voor die cultuur terwijl deze op hare beurt gaandeweg in sawahs verand&rd eigent, plant men den siwalan- of lontarpalm. De coprahandel is in opkomst in de afdeeling Japara , in de overige worden. De voornaamste voedingsgewassen zijn: padi, djagong, afdeeliugen van dit gewest is hij nog zeer onbeduidend. cassave, ketella , kedeleh , katjangsoorten , lombok, kraï, De aren komt het meest voor in het gebergte; de boom semangka, terong; op de erven vindt men nog diverse wordt weinig aangeplant; de verspreiding daarvan wordt knolgewassen , als: oewi, gembili, soewek , tales , enz., aan de loewaks (civet-katten) overgelaten. Het bijgeloof terwijl op de hooglanden nog uien en aardappelen worden werkt hiertoe mede. De arèn-suiker wordt voornamelijk geplant, doch niet in belangrijke hoeveelheid. op de passars verkocht voor de binneulandsche consumptie Van de oliegewassen vindt men alleen de katjang tjina en weinig uitgevoerd. Pinang, pandau, rameh , gebang (waaierpalm) vindt aangeplant, bijna uitsluitend voor olie- en boengküfabrimen hier en daar op de erven ; de pinang ook zeer veel cage; ook djarak komt hier en daar voor. Veevoeder wordt niet geteeld; men gebruikt daarvoor, in sirihtuinen. Biezen (welingi) vindt men alleen in de rawa; met het bereiden van matten daaruit, houdt men behalve gras, boergkil, padi- en boonenstroo. zich slechts in enkele dessa's nabij de rawa gelogen onledig, De voornaamste handelsgewassen, welke gekweekt en dan nog alleen in den tijd dat de rawa droog is;deze worden, zijn : indigo en suikerriet. matten worden op de passar verkocht tegen 10 a 17 cent Sirih wordt veel aangeplaut op erven en in tuinen van Poerwoto (de hoofdplaats van het zuidelijke district Oendaan) het stuk. Van den vezel van den gebang maakt men in en de omliggende dessa's, zoomede in het district Tjeng- Joana touw voor groote vischnetten; ook weeft men er kalsewoe. De sirih van Poerwoto en omstreken heeft eene eone grove stof uit, waarvan zakken worden vervaardigd. zekere beroemdheid in de omliggende gewesten , wegens De agel-agel (vezel v-mden gebang) wordt wel uitgevoerd, de fijnheid van blad en nervatuur en den bijzonder doch in kleine hoeveelheden. De resoela cf kersoela wordt veel op verloren plekken, frisschen smaak. De verkoop door de planters geschiedt elders en aan opkoopers in de dessa. Deze koopen de in drassigen bodem, op erven geplant; afzonderlijke aansirih voor 6V, cent de 100 blaren. Een bouw brengt on- plantingen vindt men niet. De resoela verschilt van de nipah alleen door zwaarder en duurzamer blad, dat de geveer f 75 op. hier gebruikelijke dakbedekking oplevert. Een pikol kost Tabak wordt niet veel verbouwd; de kwaliteit is zeer ordinair en kan niet concurreeren met de betere soorten f 0,60 è f 0,75. Het geheele jaar door vindt men dit artikel op de passars en wordt het naar Rembang en andere plaatsen van Toe ban en Rem bang. van ons tolgebied uitgevoerd. Katoen wordt bij voorkeur geteeld op zandgronden en Bamboe is op bijna alle erven te vinden en wordt steeds plaatselijk verwerkt tot garens voor de inlandsche markt. bijgeplant; de meeste dessa's zijn er mede omzoomd; de De teelt van kapas neemt toe. Indigo-aanplantingen vindt men verspreid in het gebeele meest voorkomende soorten zijn bamboe-apoes en ori; de gewest; de verbouwers verwerken het product op inland- petoeng treft men alleen in het hooge gebergte aan. Notemuskaat en kruidnagelen komen niet voor; kesoemba, sche wijze tot nila, in welken vorm het ter markt wordt gebracht. Per kotak ('/, bouw) wordt, volgens gehouden kling en galinggem zeer sporadisch en hebben niet de minste oeconomische beteekenis. proefsneden in de afdeeling Patti, gemiddeld verkregen Sapanhout komt in het zuidelijk gebergte voor en wordt 16 pikols bladeren , volgens opgaven van de dessahoofden tot 30 a 40 cent de mansvracht verkocht; deze stof wordt 20 mansvrachten, dat is 13 a 14 pikols. Drie mansvrachten bladeren leveren één petroleum-blik (de gebruikelijke maat bij het batikken bier weinig gebruikt. Tiunmer- en brandhout worden niet opzettelijk aanalhier) natte indigo, zooals die op de pasars wordt verhandeld. De tweede snit levert minder bladereu dan de geplant; de wilderuis levert wel eeuig brandhout op; waar eerste , te weten p. m. 16 mansvrachten ; maar aangezien geen wildernissen zijn, bezigt men als brandstof gewoonlijk deze een grooter indigogehalte bezitten dan de eerste snit, droge oladeren en komt het snelgroeiende tuerie boompje, dat is de hoeveelheid natte indigo per kotak ongeveer dezelfde, bovendien in bloem en vrucht (voor groente) voordeel opte weten 6 petroleum-blikken. De prijzen voor eerste, levert , daarvoor goed te pas. De fabrieken voeren brandhout van elders in. In het distriet Oendaan is in 1890, ten bate van tweede en derde soort zijn per petroleum-blik respectievelijk de bevolking en ter bescherming van de djatibosschen in f 1,25, f 1 en f 0,8a. Het suikerriet, door de bevolking geteeld , wordt langs het zuiden, een boschgedeelte opengesteld, waaruit de be' den weg en in de warongs bij wijze van lekkernij verkocht; volking kosteloos brandhout kan halen (art. 27 van het boschreglement). In de behoefte aan timmerhout kan vooreen meer beduidende aanplant wordt in een buffelmolen tot hoogst onzuivere suiker ver .verkt en in den vorm van zien worden door twee houtkapondernemingeh en eene platte koeken ter markt gebracht. Een bouw suikerriet houthandelsfirma te Joana. De prijzen zijn echter boven van gemiddelde afvolgens inlandsche methode beplant levert gemiddeld f 30 de koopkracht der bevolking; hout s a f 40 op. Om 5 bouws te vermalen, heeft men twee metingen kost f 40 a f 50 per M . Het gevolg daarvan is dat men voor huisbouw meestal van bamboe gebruik maanden noodig. ma.-ikt, of zich clandestien hout verschaft uit de gouverDe groote vraag naar kapok in 1890 is oorzaak dat men meer opgewekt is geworden om dien boom aan te planten. nementsbosschen in dit gewest en in Rembang. Van ondernemingsgeest bij den landbouwer is weinig Hij komt veelvuldig voor in het gebergte , in de paggers der erven, langs en op de tegals; in het district Bugoramc gebleken ; de inlander is in het beoefenen van den landbouw over het algemeen niet lui of nalatig, maar gaat Tindt men nu ook kapok-aauplantingen op sawahs. Een
I*. 5.| Koloniaal verslag van 1892.
[Nederl. (Oost-) Indië.
geheel volgens de oude sleur ia werk; a l t eigen beweging komen geen nieuwe cultures tot stand en verbetering in de bestaande evenmin. Zoodra echter eenig prodoot goeie prijzen behaalt, zooals eenige jaren geleden de ca.s.save en nu ile k a p o k , en de cultuur daarvan ia haar niet vreemd , dan is de bevolking wel geneigd hnre aanplantingen uit te breiden. Anders is bestuursbenioeienis bepaald noodig om do bevolking tot aanplant van loonende g e wassen te bewegen. De landbouwer bebouwt in den reg;l zijn veld met eigen middelen en eigen huisgezin; het ploegvee wordt evenwel vaak gehuurd of geleend; bij buur wordt voor een span per bouw 50 cent betaald. Waar de aandeelen in de gemeente-veldeu grooter zijn , worden deelbouw-overeenkomsten gesloten, of worden de velden ook wel door koelies tegen een dagloon van f 0,25 en één keer eten bewerkt. De erfelijk individueel bezeten gronden worden niet l.eter bewerkt en beplant dan de communale; in de wijze van grondbezit is derhalve de ontwikkeling van den landbouw niet te zoeken. Doch waar het grondbezit zoo versnipperd is dat de opbrengst van den landbouw niet voldoende is voor voeding en onderhoud, daar bestaat in dit gewest <>vervloed van gelegenheid om bij land bouwondernemingen werk te vinden en aan den kost te komen. Dit wordt dan ook gedaan. Van overbevolking is hier nog geen sprake. II.
NIJVERHEID.
De Europeesche nijverheid bestaat in dit gewest uit eenige slachterijen op de hoofdplaatsen der afdeelingen, welke een armoedig bestaan hebben. Eene ijsfabriek zal ter hoofdplaats Koedoes opgericht wor lenen eene katjangolie-fabriek ter hoofdplaats Joana. Ook de Cbineesche nijverheid heeft weinig te beteekeneu; zij bepaalt zich — met uitzondering van het maken van mertjons (Cliineesch vuurwerk) ter hoofdplaats Koedoes, dat een voldoend middel van bestaan levert, — toteenige broodbakkers, blikslagers, barbiers, ververs , bereiders van tempeh uit kedeleh op de afdeelings-hoofdplaatseu , en tot eenige fabrikanten van kroepoek op de kustplaatsen, welke allen oen karig bestaan hebben. Tusschen de ovengenoemde industrieën en de inlandscbe nijverheid bestaat weinig verband. Uitgezonderd het maken van boengkil, het batikken en weven, welke bedrijven op eenigszins belangrijke schaal wolden gedreven, wordt de inlandscbe nijverheid op de hoofdplaatsen gecombineerd met den handel in de nijverheidsproducten en vormt zij dan het eenige middel van bestaan, terwijl zij in de dessa's voorkomt als nevenbedrijf naast den landbouw. De boengkil wordt opgekocht door Chineezen voor de levering aan de fabrikanten ; de katjangolie wordt eveneens door de Chineezen opgekocht en uitgevoerd naar Singapore en andere plaatsen buiten ons tolgebied. Uit dit gewest werden per stoomtram vervoerd: in 1888 1932 000 K . G . , in 1889 366 000 , en in 1890 558 000 K G . katjangolie. De inlanders maken slechts eene matige winst met de bereiding er van. De Cbineesche opkoopers leden in 1890 verlies op de boengkil, wijl zij contracten met fabrieken sloten tegen vaste prijzen en later de inkoopsprijzen van de boengkil stegen. Overal in dit gewest, met uitzondering van de hoofdplaats Koedoes, wordt het batikken meerendeels uit liefhebberij of als nevenbedrijf uitgeoefend door de huisvrouwen van aanzienlijken en geringen, voor zoover deze laatsten niet deelnemen aan den landbouw en aan den verkoop op passars en in warongs. In den regel vervaardigt men meer eenvoudige soorten batik van f 4 en daarboven per stuk. Voor zoover men ze niet zelf g e b r u i k t , worden ze opgekocht door inlandscbe handelaren , die ze op de passars verkoopen. D e n batikkans, evenals de goedkoopere tjap-batik van f 1,50 en de uit de hand geteekende van f 2 per s t u k , te Koedoes vervaardigd, welke door middel van Javaausche roudventers hun weg over geheel Java vinden, kunnen de concurrentie met Earopeesch fabrikaat vrij goed volhouden. Deze goedkoope tjapbatik schijnt voldoende te voorzien in goedkoope w a a r ,
Bijlage C ]
terwijl de iidander altijd deze Map batik nog verre verkiest
boven Europueectia imitatie, die niet gewild is.
Dure
•oorten worden nagenoeg uitsluitend vervaardigd door de vrouwen van inlandache hoofden en grootendeels bestemd voor eigen gebruik. Als grondstof bezigt men zoowel Europeesch als inlandsch wit katoen; het eerste meer voor fijnere soorten. Heide zijn allerwegen op de passars verkrijgbaar. De overige grondstoffen — verfstoffen, m i , enz. — zijn goedkoop verkrijgbaar in alle Chineesche toko's. Het weven wordt evenzeer als huiswerk beoefend. De eigenaardige dracht der mannen in verschillende streken van dit gewest zijn de gestreepte baadjea (blauw met wit, donker- of lichtblauw of p a a n ziju de meest voorkomende kleuren). De hiervoor gebezigde garens worden gedeeltelijk gwfaoriceerd uit eigen geteeld katoen, w a a i t ' e men eene machine bezigt, bestaande uit een houten spoel, middels een koord zonder eind aan een drijfwiel verbonden. Aan de spoel is een draad bevestigd, waarmede de katoen in aanraking wordt g e b r a c h t ; zoodoende ontwikkelt zich de draad geleidelijk. Met verschillende kleuren g e t i n t , worden de draden tot veeikleurigo kaïns geweven. Dit gestreepte goed is goedkoop en duurzaam en wordt bij voorkeur gedragen; een gestreept baadje kost f 0,50 ii f 1. Het Europeesch weefgoed heeft het voordeel van goedkooper te zijn, maar d i t , vindt de inlander, is dan ook du eenige verdienste er van De afzet van inlandsch weefsel neemt daarom toe, vooral van de rondventers die naar elders gaan. Er schijnt dus wel meer geld beschikbaar te zijn om deugdzame, maar duurdere waar te koopen. Het verven van de garens ten dienste van het weven is eene vrij verbreide bezigheid voor de vrouwelijke bevolking; men verft blauw met indigo, rood met koedoe en olie. Ken streng wit garen kost bij inkoop 8 duiten en b r e n g t , na geverfd te zijn, bij verkoop 12 duiten op. W a t kunstzin betreft valt noch. vooruitgang noch achteruitgang te constateeren. Het wev n van zijde met of zonder goud- of zilverdraad komt. alleen ter hoofdplaats Japara voor en wordt beoefend door vrouwen van Mooren en Arabieren ; de grondstoffen, daarvoor benoodigd , komen uit Bamarang en kosten de zijde f 16 de k a t t i , het gouden het zilverdraad f 10 de katti. De geelkoper- en ijzergieterijen, koperslagerijen, gouden zilversmederijen, touwslagerijen, zadel- en schoenmakerijen zijn van zoo weinige beteekenis dat zij geen afzonderlijke vermelding verdienen. Voor uitvoer wordt niets gemaakt; men werkt voor plaatselijke behoeften, op bestellingen en levert reparatiewerk, maar niets wat tot de kunstnijverheid behoort. Aan vlechtwerk wordt weinig bijzonders geleverd; rottan is zeer schaars en wordt van elders (Borneo) aangevoerd, terwijl van bamboe de gewone artikelen worden vervaardigd, als: grove toedoengs, koekoesan, zeven, n u k e r m a n d e n , bijna alles voor plaatselijk gebruik. Hot vlechtwerk w.-rdt bijna uitsluitend als huiswerk en nevenbedrijf uitgeoefend; bet meest wordt verdiend op bet maken van bamboezen krandjangs voor suikerfabrieken. bamboezen matten voor omwandingen, enz. van woningen. Meubelmakers en houtsnijwerkers vindt men alleen nog ter hoofdplaats J a p a r a ; gebrek aan kapitaal, duurte van het h o u t , gebrek aan leiding, zijn even zoovele oorzaken dat. deze industrie zeer achteruitgaat. liet Japarasche houtsnijwerk is zeer bekend en is op de vele inlandsche bed rij ven een van de uitzonderingen die op den kunstzin van den Javaan wijzen. Schilders en v e r g a l d e n treft men op de hoofd plaatsen a a n ; zoowel Chinee/.en als inlanders doen daaraan, maar hebben geen groote verdiensten; het schilderwerk bepaalt zich hoofdzakelijk tot schild, ren van buizen en karretjes, en te Joana ook van toedoengs (hoofddeksels van gevlochten bamboe). \ oor aardewerk vindt men alleen in Maijong en in een paar kampongs van de hoofdplaats Patti bijzonder goede grondstoffen. Op die plaatsen houdt de bevolking zich bezig met het maken van gendi's, potten , parnen , steenen , dakpannen, ei^z. Bepaaldelijk om dezen tak van industrie te ontwikkelen en de pottenbakkers in de gelegenheid te stellen meer smaakvolle en solider artikelen, als: bloerapotten, consoles, hertenkoppen, muurversieringen enz. te
[5.
4
5.|
Koloniaal verslag van 1892. [Nederl. (Oost-) IndiG. Bijlage C ] leveren , werd van bestuurswege een gebreveteerd inland.scho pottenbakker uit Klatten (Soerakarta) ontboden en gedurende twee maanden te Patti aan het werk gezet. Onder toezicht en leiding vau den leermeester werden die vormen vrij goed nagebootst, doch na zijn vertrek verviel men weer tot de oude sleur. Steeneu worden verder nog al in belangrijke hoeveelheid door inlunders gebakken op bestelling van een Europeeschen opkooper, die ze aan fabrieken, de stoomtrammaatschappij en particulieren levert. Mot voorschotten werkende, hetaalt bij f2,50 per 1000 aan de steeneubakkers, die do grondstof daarvoor van hun eigen grond nemen. De scheepsbouw, in vroeger jaren op do beide kustplaatseu Joana en Japara van zeer veel beteekenis, heeft thans niet het minst meer te beduiden zoowel door k\vijning van de iulandsche scheepvaart wegens concurrentie der Europeanen, als door gebrek aan hout. De Joanarivier levert met hare Inge oevers uitstekende gelegenheid voor scheepshelling of dok op; echter woonden de scheepsbouwers weleer niet te Joana maar hoofdzakelijk te Rembang en Lassem. Eens of tweemaal ia het jaar komen Europeesch getuigde kustvaarders de rivier op om te vertinimeren, maar nieuwe schepen zijn in de laatste jaren niet meer gebouwd. De iulandsche reeders repareereu hunne prauwen zelf, doch koopen ze tegenwoordig nieuw te Rembang. Sints eenigen tijd bouwt eene Europeesche firma lichters, doch voor eigen georuik. Het wagen- en karrenmakeu wordt uitgeoefend door de gewone smeden en timmerlieden. Wat men maakt is voor plaatselijk gebruik of op bestelling. Op het gebied van iulandsche industrie wijst niets op ontwaken van ondernemingsgeest; trouwens de geheele inlandsche industrie is van zeer weinig beteekenis en wordt geheel beheerscht door plaatselijke behoeften. Geinakkelijker middelen van vervoer, o. a. per stoomtram Joana— Samarang, goelkoope en gemakkelijke aanvoer van de grondstoffen, hebben op de iulandsche industrie weinig effect uitgeoefend. Bij het gebrekkige van die industrie heeft de goedkoope en gemakkelijkp communicatie met eene hoofdplaats als Samarang voor haar geen débouché naar elders geopend, maar is aanvoer van Samarang naar dit gewest in de hand gewerkt. De handel, en niet de industrie, heeft geprofiteerd van de gemakkelijke en goedkoope gemeenschap. Bij de meeste takken van industrie, misschien de gouden zilversmederijen uitgezonderd, blijkt niet dat de afneming van het koopvermogeu nadeelig heeft gewerkt. Geredelijk laat zich dit verklaren doordat de kleine industrie zich vooral tot noodzakelijke voorwerpen bepaalt. Visschr.rijm. Omtrent de zcevisscherij in dit gewest zie men de ter zake afzonderlijk ingediende rapporten. ') Wat de zoetwatervisscherij betreft, deze wordt uit.'eoefend in de Joana-rivier, de rawa's en hier en daar in onder water staande sawahs. In bovengenoemde rivier komt de kakap weleens voor; overigens vindt men er, evenals elders, meest kleine, bijna wavdeloon visehs'
Bo.SCHI'RODUCTEN.
De nog aanwezige wildernissen leveren zeer weinig op. Bruikbaar timmerhout is zeer schaars en door de wet')
Deze rapporten zijn hier Ie lande niet ontvangen.
geving in zake boschwezen tevens zoo goed als onbereikbaar voor den inlander, niet alleen doordien aan het verkrijgen vau eene licentie tot aankap en uitsleep voor hem te veel formaliteiten verbonden zijn, maar vooral omdat het aldus verkrijgbare hout (zie art. 27, 1ste lid, van net boschreglement in Indisch Staatsblad 1874 n°. 110) beneden de afmetingen blijft die gevorderd worden om er de in Japara gebruikelijke visschersprauwen uit te vervaardigen 5). Wat nog verzameld wordt is voornamelijk alang alang en brandhout. Beide producten hebbeneenige waarde, hoewel het eerste bijna uitsluitend voor eigen gebruik wordt ingezameld; het brandhout wordt verkocht op de hoofdplaats Patti en elders en ook aan enkele kalkbranders in hot zuidelijk gebergte. Houtskool van djatien plossohout wordt verkocht aan goud-, zilver- en ijzersmeden , die men zoowel op de hoofdplaatsen als daarbuiten verspreid aantreft. Verder leveren de bosschen eenige aardvruchten, zooals temoe-lawak, baras, lempoejang; verder kesambi en setjang, terwijl enkele personen nu en dan djatibladeren verzamelen teu verkoop op de passars, onder anderen voor binnenbekleeding der krandjangs, waarmede kalk wordt vervoerd. De groote bosschen die nog in dit gewest worden aangetroffen zijn gouvernements-djatibosschen. De prijs van alang-alang is '/, a 1 duit per bos; brandhout 5 a 25 cent, houtskool 50 a 80 cent en djatibladeren 25 cent de mansvracht. IV.
VEESTAPEL.
De veestapel, met name wat buffels en runderen betreft, neemt gaandeweg toe en houdt vrij wel verband met de behoefte aan ploeg- en slachtvee. Over het geheel is er geen gebrek aan ploeg- en trekvee; overigens is het er vtrre van af dat elk landbouwer met eigen karbouwen werkt. Runderen komen weinig voor; het ras is van geen bijzondere kwaliteit. Karbouwen dienen bijna uitsluitend voor ploegvee; waar zij als trekdieren gebruikt worden , is dit meer ten dienste van het transport van de producten der suikerondernemingen. Slachtvee is geregeld benoodigd voor de hoofdplaatsen in dit gewest; daarbuiten wordt vleosch niet als gewoon voedsel gebruikt; hetrundvleesch vindt zijn weg grootendeels onder Europeanen ; het karbouwenvleesch wordt op de passars verkocht. Het paardenras is in dit gewest zeer slecht; voor lastdier wordt het paard weinig gebruikt; alleen in het gebergte komt het voor tot vervoer van cassave en elders weleens tot vervoer van baksteenen. Meer wordt het paard als rijdier gebezigd door hoofden en gegoede dessalieden, voorts als trekdier voor karretjes en vrachtwagens. Voor de verzorging en veredeling van liet paardenras wordt weinig gedaan. Ziekten hebben den veestapel niet geteisterd. Sporadische gevallen van opoplectisch miltvuur kwamen in het gewest wel voor. In enkele streken is het veevoeder schaars; in den westmoesson weidt men het vee op onbeplant gebleven velden in den omtrek der dessa, of op oro-orovelden in het gebergte , en aan de kust op de tambaks ; in den oostmoesson op de sawahs, tegals en de weidegronden die hier en daar voorkomen. Bepaalde gronden geregeld buiten cultuur houden voor weiden of opzettelijke aanplanting van veevoeder heeft niet plaats. De groote veemarkt in dit gewest is te Koedoes op den passar kliwon ; daar worden veel karbouwen van uit Demak, Grobogan, Reraoang en verschillende streken van dit gewest verhandeld en verruild; daar heeft men dan ook verscheidene personen die het bedrijf van commissionair in karbouwen (blantik) uitoefenen. Een span goede karbouwen kost op die markt f 60; de prijzen regelen zich op den passar-kliwon naar vraag en aanbod van den geheelen omtrek waaruit karbouwen op den kliwon verhandeld worden. Een inheemsch paard kost f 5 k f 60; runderen gelden f 1.0 a f 30; eene melkgevende koe f 30 a f 5 0 ; slachtvee tot f. 30 per stuk. 5 ) Door de Indische Regeering zijn ran den resident voorstellen uitgelokt nopens hetgeen te doen zou zijn tot leegruiming van de geschetste bezwaren. Deze voorstellen zijn reeds ontvangen en in Mei jl. bij den directeur van binnenlandsch bestuur aanhangig gemaakt.
Bijlage C.
ES.
5.:
Tweede. Kamer.
Koloniaal verslag van 1892. [Nederl. (Oost-) Indie. Bijlage C. O.] wordt in groote pakhuizen in de buitenwijken van de hoofdplaatsen ingezameld, gezuiverd en geperst en tegen f 25 a f 28 per pikol aan Europeesche handelshuizen te Samarang ter export naar Europa verkocht. Met die handelshuizen worden vóór den oogsttijd contracten gesloten voor leveringen van 500 a 1000 pikols. Daar de kapok uit dit gewest afkomstig zeer {rewild schijnt en naar dat artikel eene steeds toenemende vraag bestaat, wordt de randoeboom jaarlijks bijgeplant en breiden zich de aanplantiugen meer en meer uit. De navolgende cijfers geven eenige voorstelling van de geleidelijke toeneming en omvang van dien handel. Per stoomtram werden uit V. HANDRL. dit gewest naar Samarang vervoerd , aan geperste en ongeperste kapok te zamen,in 1S88 213G00, in 1889 170400 o. Europcesche handel. en in 1890 391200 K.G., alles voor ongeveer */l0 af komstig uit het gebergte en de laaglanden van de afdeelinjr. Patti. De Europeesche handel op de hoofdplaatsen Patti, Vermelding verdient dat men in den laatsten tijd zich Koedoes en Japara bepaalt zich tot een paar toko's die ook gaat toeleggen op de bereiding van olie uit de kapokzwaar te concurreeren hebben tegen de Chineesche en dien- pitten. tengevolge een kwijnend bestaan voortslepen. De artikelen lien ander belangrijk uit voerartikel is de katjang-olie. worden te Samarang gekocht en kunnen , uithoofde van Boengkil en katjang-olie , beide producten van de katjang het gemakkelijk verkeer per tram, niet concurreeren tjina (arachis hypogdea), welke in het geheele gewest tegen directe bestelling in Samarang of Europa. Dan is veel verbouwd wordt, worden met zeer primitieve werker ter hoofdplaats Patti een houthandel vauwege de hout- tuigen door de inlanders gefabriceerd en door de Chineezen aankap-ondernerr.ing Regaloh , die enkele malen in het jaar opgekocht. De boengkil wordt gewoonlijk aan de suikerhoutveilingen houdt. Jaarlijks wordt door deze onder- fabrieken in dit en naburige gewesten verkocht; de omzet neming p. m. 1650 M*. timmerhout en p. m. 3000 M3. daarvan is zeer wisselvallig en hangt grootendeels af van braudhout verkocht; de houtprijzeu zijn gemiddeld f 25 de meeningen en inzichten der suikertabrikanten in zake per 11'. timmerhout. bemesting der suikerrietaanplantingen. In het eene jaar Te Koedoes wordt door een Europeeschen opkooper vau wordt bijna alles in de residentie vcor eigen tuinen opgebaksteenen nog al uitgevoerd naar Samarang. In 18^8 kocht en verbruikt; in een ander wordt naar SamaraDg bedroeg die hoeveelheid 52, in 1889 71 en in 1890 104 en Pekalongan uitgeroerd; in den regel geschiedt dit dan wagenladingen van G000 K. G. ieder. per prauw over Joana. Aan de bevolking wordt als inMeer beweging en levendigheid vindt men te Joana, de koopsprijs betaald tusschen f 3 en f 3,75 per pikol, terwijl haven van dit gewest en het eindstation van de Samarang- de rerkoop aan de fabrieken geschiedt tegen f4 per pikol. Joana Stoointranimantschappij. De katjang-olie, eveneens door inlanders beri i '1 , wordt De meeste fabrieken in deze residentie voeren de suiker per petroleumblik verkocht aan Chineesche opkoopers, per stoomtram of over zee naar Joana en stapelen het welke het fabrikaat, in petroleumblikken verpakt, naar product in eigen pakhuizen op; daarvan is het gevolg Samarang exporteeren, vanwaar het grootendeels naar vestiging van agenten van fabrieken en handelsfirma's, Singapore voor de zeepfabricage wordt verscheept. Bij terwijl de suikerafvoer aan vele inlanders in den oost- inkoop van de inlanders kost die olie f 4 a f 4,75 per ïnoesson werk geeft. blik; te Samarang kost de pikol (p. m. 3V-blik) f 16 af 18. In het noorden der afdeeling Joana vindt men de hout- De uitvoer vau katjang-olie per tram naar Samarang bedropc; aankapondememing Ngarengan , waarvan het hout per rail in de jaren 1888 ,1889 en i890 acitereenvolgeus 1 932 U00, naar het strand wordt aangevoerd en gelost naar de schepen 3L;0 000 en 558 000 K.G. In de beide laatste jaren is van de houthandelaren WIJSMAN en O . bovendien veel via Joana naar Singapore verscheept; van Het voornaamste artikel van invoer rechtstreeks van deze hoeveelheden ontbreken echter juiste opgaven. buiten liet tolgebied is petroleum; in 1888 werden 12 000 Pinanguoten komen hoofdzakelijk uit de districten en in 1889 5000 kisten ingevoerd. Thans voert men meer Tjeugkalsewoe en Selowessi onder Patti en worden per in op Samarang en Rembang. 100 stuks, gedroogd en geschild, a 4 duiten opgekocht De uitvoer van rietsuiker naar plaatsen buiten ons tol- om tegen f 7 per pikol verkocht te worden. gebied heeft in 1888, 1889 en 1890 achtereenvolgens beAl deze artikelen geven den Chineezen een goed bestaan. dragen: 12 599 00G, 17 250 9Ö1 en 12955 727 K. ü . Ren uitvoerartikel, eveneens in handen vau Chineezen, dat in den laatsten tijd begint op te komen, is de copra; b. Handel van vreemde oosterlingen. thans houden de Chineezen onder Japara zich hoofdzakelijk met dien handel onledig; weldra zullen echter ook die in De Chineesche handel op de hoofdplaatsen Patti, Koedoes de andere afdeeliugeii volgen. en Japara bestaat in hoofdzaak uit lijnwaad en was, welke Sedert de opening van den stoomtram in 1883 is er artikelen bij Europeesche handelsfinr.a's te Samarang worden gekocht; voorts uit petroleum , gezouten visch , geen verbetering in de transportmiddelen geweest. Eene concessie voor den aanleg van een stoomtram van verfstoffen, toko-artikelen en kramerijen ; te Joana bovendien uit boschproducten vau den overwal (Borneo) , als: rottan, Tajoe over Djetak naar Joana , met een zijtak Trangkilsogatingi, poper, geneesmiddelen, kamfer, enz., te Patti, is in behandeling. De stoomtram Joaua-Samarang heeft den handel wel zamen jaarlijks 10 scheepsladingen bedragende. Van inlandsche landbouwproducten uit naburige gewesten komen doen toenemen, maar ook groote concurrentie in het leven hoofdzakelijk in aanmerking: kedeleh tot wederverkoop er. geroepen : voor den landbouw heeft zij den afzet en uitvoer vau landbouwgewassen zeer vergemakkelijkt. tot verwerking van tempeh, minder tot bereiding van soja, en gekorven tabak van Kadoeen Rembang, van welk c. Inlandselic handel. laatste artikel de omzet t' eneemt. De handel van andere oostersche vreemdelingen (Arabieren , Mooren , enz ) is van zeer weinig belang en beperkt De inlandsche handel te Koedoes is zeer belangrijk; er tot kramerijen en commissiegoeileren uit Samarang. zijn inlandsche tweede- en derdehandshandelaren, die zich De uitvoerartikelen van den Chineeschen handel zijn met invoer van lijnwaden en met den padihandel bezig voornamelijk : kapok , katjang-olie , kedeleh , pinanguoten , houden, en waarvan enkelen groote sommen omzetten. boengkil, mertjons , huiden , beenderen , katoen , rijst, Die handel is in de overige afdeelingen uitsluitend kleinverfhout en copra. handel en beperkt tot warongs te huis of op den passar. Een zeer belangrijk uitvoer-artikel van dit gewest is de Deze categorie koopt bijna uitsluitend van Chineesche kapok. Deze wordt ongezuiverd tegen f 5 a f 7 de datjin, handelaren te Koedoes; hoogst zelden wordt koopwaar soms nog als vrucht (glondongan) tegen f 1,20 a f 1,25 ingeslagen te Samarang. De kleinhandelaren van Koedoes de 1000 stuks, van de bevolking opgekocht. Met product bezoeken allerlei streken en] drijven vooral handel in batik, Schapen en geiten komen veelvuldig voor, vooral de laatsten omdat zij zoo gemakkelijk te onderhouden zijn en hoegenaamd geen verzorging vereischen. Het vleeseh dient niet voor dagelijksch voedsel, maar hij feestmalen , slamattana, mag het geitenvleeseh niet onthreken. De stapel neemt niet bepaald toe; door den invoer blijft hij stationnair. Aan eenden- en ganzenteelt in het groot wordt hier niet gedaan. Kippen worden overal aangehouden. Hiervan heeft eenige uitvoer plaats naar Samarang, ook van eieren.
Handelingen der 3t.-ten-Generaal. Bijlagen. 1892-1893.
EI.
sa
Koloniaal verslag van 1892. [Nederl. Oost-) Indiö. Bijlage C. lijnwaad en eenige andere artikelen. Deze kleinhandel •wordt van kapitaal voorzien door gefortuneerde inlanders te Koedoes woonachtig. L)e afzet van dezen handel was in de allerlaatste jaren tot 1880 niet vooruitgegaan, doch i s , volgeus verklaring van inlandschekapitalisten,in 1890 me rkbaar toegenomen. Het lijnwaad van inlandsen maaksel, duurder maar deugdzamer dan Europeesche katoentjes, vond bij den handelaar in 1890 meer aftrek. In de overige streken van het gewest is de inlandsche handel vrij wel stationnair; alleen de verkoop van landbouwproducten, vooral kapok , katjang-olie en boengkil, voorts nila, dakbedekking, klappers, enz., en van cassave, djagong, ketella , vruchten, enz., welke zoowel over land als per prauwtjes naar Rembang worden vervoerd, is in de laatste jaren zeer toegenomen. Nergens in dit gewest vindt men onder de inlanders dien ondernemings- en handelsgeest als ter hoofdplaats Koedoes. Van kapitaalvorming is bij genen dan ook geen sprake, evenmin van groothandel. Zij zijn tevreden met een matig bestaan. Het zout wordt op alle passars iu het klein verkocht tegen prijzen , die voornamelijk afhangen van den afstand tot de pakhuizen. Op dezen verkoop wordt zeer weinig verdiend. VI.
SCHEEPVAART.
Tusschen Japara en Samarang wordt eene geregelde scheepvaart onderhouden door inlandsche vaartuigen (tjemplong, majang, soeratan en djahor); deze vaartuigen vervoeren meubelen , hout, kalk , petroleum , tokogoederen, katjang- en klapperolie , copra , enz. Het aantal inlandsche handelsvaartuigen onder Joana ressorteerende bedraagt 48 tjemplongs, ter grootte van 4 tot 15 kojaugs. Het vervoer te dier plaatse van suiker uit de pakhuizen naar de reede geschiedt nagenoeg uitsluitend door 2 plaatselijke prauwenveeren (vloten van respectievelijk 37 kleine en 20 groote schepen); de houtafvoer in bet noorden van die afdeeling vindt eveneens plaats met schepen van Europeesche reeders. Deze vaartuigen zwerven gedurende 7 a 8 maanden in het jaar in den Archipel rond, doen dienst als vervoermiddel voor suikerbibiet, bosdiproducten , padi, rijst, enz. Voorts heeft men nog eene kleinere soort vaartuigen — groote djoekoengs — voor vervoer van landbouwproducten, voedingsmiddelen, tusschen de passars aan de kust gelegen en Rembang en Toeban; het aantal bedraagt ongeveer 30. De inlandsche scheepvaart onder Joana en Japara kwijnt sedert jaren ; nieuwe vaartuigen komen er zelden bij. De reden van dezen achteruitgang is hoofdzakelijk gelegen in de duurte en schaarschte van het hout. Onze wetgeving in zake boschwezen is oorzaak dat deugdzame boutsoorten in de bosschen voor den inlander zoo goed als onbereikbaar zijn , terwijl de prijzen van het djatihout op de verschil*ende aankap-ondernemingen en bij houthandelaren verre boven zijne krachten gaan '). VII.
TRANSPORTWEZEN TE LAND.
De transportwegen in dit gewest zijn ruim voldoende ; eene uitzondering daarop maakt het district Bandjaran , waar meer goede communicatiewegen en overbruggingen noodig zijn om die streek te ontwikkelen. 3) De stoomtram, welke Samarang verbindt met Koedoes, Patti en Joana, en verder een zijtak heeft van Koedoes naar Maijong (maar niet van Maijong naar Japara), heeft bijna het geheele vervoer van goederen naar zich getrokken en de trausportprijzen in het algemeen beduidend doen dalen; ook met het personenvervoer over grootere >)
Zie noot 2 op blz. 4 van dit overzicht.
') Hetgeen hier en in afd. VIII van dit overzicht nopens dr \and- en waterwegen en nopens den landbouw in het district Bandjaran wordt gezegd, is in Indië niet onopgemerkt gebleven, blijkens eene in April jl. den resident gedane opdracht wenschte de Gouverneur-Generaal hel besprokene nader te zien voorgebracht, en daarbij door den resident te zien aangegeven op uelke wijze in den geschelsten toestand, naar zijne meening, verbetering zou kunnen worden gebracht, zonder nochtans van de schatkist te groote offers te eischen o ' der bevolking te zware lasten op te leggen.
•.]
afstanden is dit het geval; op kortere afstanden zijn echter de inheemsche karretjes geduchte concurrenten van de tram. Deze karretjes rijden voor zulke lage prijzen dat met den verhuur van die voertuigen weinig winst is te maken; desniettegenstaande neemt hun aantal toe. Ook de prijzen naar plaatsen, niet aan de tram gelegen, zijn veel billijker geworden. De invloed van de tram heeft de prijzen minstens tot een derde van de vroegere doen dalen; dat ondanks dien invloed het aantal voertuigen (karretjes) tot personenvervoer toeneemt, laat zich verklaren door toeneming van vertier en handel; de gemakkelijke en goedkoope middelen tot verplaatsing hebben het verkeer en de beweging onder de dessabewoners zeer verlevendigd. Ook het feit dat het aantal laadkarren tot vervoer van landbouwproducten evenmin is verminderd,— hoewel nu slechts op kortere afstanden wordt vervoerd,— wijst op uitbreiding van den handel en op meer vertier. De handel meer dan de landbouw is door de stoomtram vooruitgegaan; in het algemeen is de afzet van voedings- en handelsgewassen en de verkoop en vervoer van artikelen van uitvoer vergemakkelijkt. Dat een en ander op de centra van Europeesche en Chineesche vestigingen een gunstigen invloed heeft gehad, is vooral zichtbaar aan de hoofdplaatsen Koedoes en Joana. Niet alleen toeneming van de bevolking valt daar te constateeren, maar talrijke inlanders vinden in het vermeerderd vertier een goed middel van bestaan. Daar delaatstgenoemde plaats tevens eindstation is van de stoomtram, wordt met het naburige Rembang een levendig verkeer onderhouden, zoowel tot aanvoer en vervoer van transportpassagiers als tot transport van benoodigdheden. Ondernemingen van landbouw en fabrieken zijn sedert het bestaan van de stoomtram niet opgericht. VIII.
OECONOMISCHE TOESTAND IN HET ALGEMEBN.
Wanneer men de afdeeling Japara, behalve een klein zuidoostelijk gedeelte van het district Maijong, en voorts de breede strook, welke het zuidelijke dal van de Joanarivier vormt en dat een gedeelte omvat van het district Oendaan (afdeeling Koedoes), de districten Tjengkalsewoe, Angkattan, Glonggong en Bogorame (afdeeling Patti) en Mautoep (afdeeling Joana), niet mederekent, dan is in het overige gedeelte van dit gewest ten aanzien van den oeconomischen toestand eene merkbare verbetering te constateeren. Dit gedeelte wordt van het westen naar het oosten , met een zijtakje naar het noorden, door eene trambaan doorsneden; het omvat ongeveer 'j4 gedeelte van den uitgedoofden vulkaan Moeria, aan welks voet de Joanarivier zich kronkelt vau het zuidwesten in eene oostelijke richting, om zich bij Joana, de hoofdplaats van de gelijknamige afdeeling, in zee te storten. De oeconomische toestand van de bevolking in het eerst beschreven gedeelte van dit gewest is minder gunstig. Landbouw vormt hier het hoofdmiddel van bestaan, doch de productie is er, èn wegens de slechte kwaliteit van den grond, èn wegens eene gebrekkige irrigatie, gering. Vooral de districten Bogorame en Mantoep verkeeren in beide opzichten in zeer ongunstige omstandigheden; in deze beide districten vindt men duizenden bouws sawahgronden die niet meer dan 6 a 8 pikols padi opbrengen, terwijl telken jare groote uitgestrektheden sawahs mislukken, welke beduidende afschrijvingen van landrente noodig maken. Van het geregeld en genoegzaam vallen der regens hangt het hier geheel en al af of de padi zal slagen. Slaagt zij, dan komt men toe met de voedingsmiddelen; mislukt zij daarentegen, dan moeten de omringende districten mtt dubbele aanplantingen bijspringen, omdat de bodem er zich ook slecht leent voor de teelt van tweede gewassen. Bijverdiensten nevens den landbouw heeft de bevolking daar zoo goed als niet; de inzameling en verkoop van boschproducten draagt niet noemenswaardig bij tot de huishouding; de producten van huisnijverheid zijn van primitieven aard, zoodat de verkoop op passars eninwarongs, enz. even de kosten dekt. Wanneer men nu wijders in acht neemt dat de verkeerswegen in het district Bandjaran ontoereikend zijn, dat gemis aan overbruggingen van rivieren welke aan de noordkust uitmonden en van de groote Joana-rivier groote hindernissen voor het verkeer opleveren, dan is het niet
C5, 5J Koloniaal verslag van 1892. [Xederl. (Oost-) Indië. Bijlage C. te verwonderen dat het vertier in dit deel van het gewest zeer onbeduidend is en dat handel en nijverheid er zich bezwaarlijk kunnen ontwikkelen. In dit deel van het gewest ligt het groote arbeidsveld voor Regeering en bestuur om het tot bloei en welvaurt te brongen. In welke richting gewerkt moet worden, is duidelijk. In de eerste plaats moet de grond, die nu waardeloos en renteloos is omdat hij óf onbewerkt blijft liggen óf slecht bewerkt wordt, vruchtbaar worden gemaakt door levend water, dat er wel genoegzaam aanwezig is, maar niet benut kan worden zonder bevloeiingswerken. Aan eene oordeelkundige en ruime voorziening van bevloeiingswerken heeft deze achterlijke streek derhalve in de eerste plaats behoefte. Voorts dienen de middelen van verkeer te worden uitgebreid en verbeterd, want zonder deze heeft de landbouwer weinig voordeel te wachten van de maatregelen welke in zijn rechtstreeksch belang worden genomen; men heeft dan immers wel de gelegenheid gegeven om zijn grond tot meerdere voortbrenging te krijgen, maar de gelegenheid om zijne producten gemakkelijk en spoedig van de hand te zetten mist hij '). Bij de meerdere voortbrenging, welke verwacht mag worden, trekken handel en scheepvaart rechtstreeksch voordeel, maar hun belang eischt ook dringend dat de communicatie op de reede van Joana worde verbeterd. De waterstand aan de monding der Joana-rivier was in Maart 1889, op het ondiepst gedeelte in de vaargeul, bij eb gemiddeld 0.80 a 0.90 M. en bij vloed gemiddeld 1.60 a 1.80 M.; de bank vóór de monding komt bij laagwater voor het grootste gedeelte droog. Dat aan het binnen- en buitenkomen van laadprauwen en andere inlandsche vaartuigen bij een zoodanigen toestand groote bezwaren zijn verbonden ligt voor de hand. De taak van het bestuur is met den vinger aangewezen. Hooger werd reeds aangeteekend dat de landbouwer in deze streken zeer gehecht is aan de oude sleur; verbeteringen neemt hij noode over en van nieuwigheden wil hij in den regel niets weten. Dat het bestuur en de Europeanen hier wel actief moeten optreden om hem over het »doode p u n t " te krijgen, is duidelijk. Niet alleen aan betere grondbewerking wordt daarom volle aandacht geschonken, maar waar mogelijk wordt getracht de erven en tuinen beplant te krijgen met veeljarige kostbare cultuurgewassen , zooals cacao , cubebe, peperranken, randoe, enz. In het andere gedeelte van het gewest liggen, verspreid aan den voet van den Moeria, 9 van de werkende suikerondernemingen en 2 houtaankappen; in het gebergte een koffieperceel, een paar erfpachtsondernemingen met kapokteelt , en op de hellingen verscheidene welvarende dessa's met dessahoofden die bepaald rijk zijn te noemen. In dit deel van het gewest is de oeconomische toestand van de bevolking vrij gunstig te noemen; hier zijn bepaalde aanwijzingen voor welvaart, onder anderen de drukke J)
Zie de voorgaande noot.
».]
passars, het levendige personenverkeer, de toenemende smaak voor betere woningen, zeldzame verkoop van gebruikte gouden sieraden (rossokkan) aan de Djokjosche oudgoud-opkoopers, meerdere voortbrenging van den grond, dus ruimere circulatie van geld ten gevolge van grooter afzet, dus ook ruimere verdiensten. De handel, welke langen tijd gedrukt is geweest, is in de beide laatste jaren veel verbeterd. Vooral de hoofdplaatsen Patti en Koedoes gaan goed vooruit; laatstgenoemde bepaaldelijk door zijn handelsgeest onder de inlanders. Op dezen vooruitgang heeft zeer veel invloed geoefend de breideling van den opium-sluikhandel in dit gewest; deze was in vroeger jaren in grooten bluei in de afdeelingen Japara en Joana; hij verrijkte den pachter en zijne trawanten, verspreidde welvaart onder de Chineesche bevolking, maar verarmde den landbouwer evengoed als den stedeling, omdat hunne verdienste opging aan opium en hunne lust tot geregelden arbeid evenals hun geestkracht door het toenemend gebruik van opium werden uitgedoofd. Sinds met kracht tegen dien handel wordt geageerd en aan dezen, in de beide laatste jaren, zoo goed als den kop is ingedrukt, zijn tal van Chineezen hun middel van bestaan kwijt en ontbreekt aan de groote massa de noodige énergie en het kapitaal om andere bestaansmiddelen te zoeken. Bij de inlandsche handelaren wordt wel kapitaal gevormd, hoewel vele kapitalen weer door zorgeloosheid en zucht tot praal verloren zijn gegaan. Kapitaalvorming wordt voornamelijk belet door het karakter van den inlander; het zorgeloos leven zonder vooruit te zien , het onnadenkend uitgeven van geld aan prullen en luxe-artikelen, als een gevolg van zucht tot ijdel praalvertoon; de groote massa van het volk kent de spaarzaamheid niet; groot of klein, de inkomsten worden in den regel verteerd. De hoofdverdienste voor de bevolking is dus in het kort: landbouw, vischteelt langs de kust, vischvangst aan de mondingen der rivieren, handel en nijverheid op de hoofdplaatsen , terwijl als bijverdiensten van de landbouwers allerlei kleine industrieën, verkoop van zelf vervaardigde artikelen, koeliearbeid op fabrieken en in de suikerriettuinen zijn te noemen. Met uitzondering van de rijtuigbelasting karnen de overige belastingen, althans die der inlanders, vrij geregeld binnen. De rijtuigenbelasting is bepaald drukkend te noemen voor de eigenaren , nu de stoomtram de vrachten zoozeer verlaagd heeft, de concurrentie steeds toegenomen is en sedert 1885 ook de voertuigen op houten veeren aan die belasting onderworpen zijn, terwijl deze voorheen niet werden aangeslagen. Patti den 28sten Mei 1891. De resident tan. Japara , (w.g.) W. C. J.
CASTKNP.