Bezint eer ge begint…. Onderzoek naar de behoefte aan een brancheorganisatie voor gemeenten en organisatoren van vrij toegankelijke publieksevenementen.
Afstudeerscriptie Lonneke Bergmans NHTV Internationale hogeschool Breda Collegejaar 2004/2005
10
Bezint eer ge begint…. Onderzoek naar de behoefte aan een brancheorganisatie voor gemeenten en organisatoren van vrij toegankelijke publieksevenementen.
Breda, september 2005 Lonneke Bergmans 026287 Craneveldstraat 116 5914 SK Venlo Opdrachtgever: NHTV internationale hogeschool Breda Miriam Alders Mgr. Hopmansstraat 1 4817 JT Breda 11
Voorwoord
Voor u ligt het eindresultaat van een onderzoek dat ik in het kader van mijn afstuderen heb verricht. Onderzocht is of er behoefte is aan een brancheorganisatie voor gemeenten die zich richt op zowel het evenementenbeleid van gemeenten als op het uitvoerende deel In hoofdstuk 1 komen de onderzoeksvragen en de onderzoeksmethoden aan de orde. In hoofdstuk 2 worden de reeds bestaande brancheorganisaties geanalyseerd en wordt mogelijke samenwerking met bestaande organisaties besproken. In hoofdstuk 3 worden de resultaten van de enquête geanalyseerd en besproken. In hoofdstuk 4 komen de conclusies uit de voorgaande hoofdstukken aan de orde. Hoofdstuk 5 bevat de eindconclusie en de aanbevelingen. Graag bedank ik Jacco van Mierlo voor zijn kritische kanttekeningen. Jeroen Klaasse voor de hulp bij het verwerken van de kwantitatieve gegevens met SPSS. Ook bedank ik mijn ouders en Paul voor de support bij deze zware klus. September 2005.
Lonneke Bergmans
12
Samenvatting Aanleiding voor het onderzoek zijn een aantal gesprekken geweest tijdens een congres te Boston. Er werd door een aantal potentiële leden enthousiast gereageerd op het idee een brancheorganisatie op te richten voor gemeenten en organisatoren van vrij toegankelijke publieksevenementen. De brancheorganisatie zou dan kunnen fungeren als belangenbehartiger, vraagbaak en kenniscentrum. In het eerste enthousiasme werd geconcludeerd dat de behoefte groot genoeg was en een onderzoek naar de beste wijze voor implementatie voor een branchevereniging kon worden opgestart. Nadat de eerste euforie was gezakt bleek dat het toch verstandiger zou zijn eerst de behoefte aan een dergelijke brancheorganisatie goed in kaart te brengen. De hoofdvraag van het onderzoek werd daarmee: "Is er bij gemeenten en organisatoren van vrij toegankelijke publieksevenementen behoefte aan een brancheorganisatie/organisatievorm?" Afgeleid van deze hoofdvraag c.q. probleemstelling werd het volgende onderzoeksdoel geformuleerd: ”Onderzoek of er bij gemeenten en organisatoren van vrij toegankelijke publieksevenement behoefte is aan een brancheorganisatie ten einde een plan van aanpak te schrijven voor de implementatie van de brancheorganisatie/organisatievorm” Indien tijdens het onderzoek blijkt dat de behoefte aan een brancheorganisatie/organisatievorm niet groot genoeg is om deze daadwerkelijk op te richten, zal duidelijk weergegeven worden waaraan wél precies behoefte is en op basis daarvan zullen enkele scenario’s geschreven worden. Om de probleemstelling verder te onderzoeken zijn een aantal onderzoeksvragen geformuleerd en is bepaald met welke onderzoeksmethoden die beantwoord worden. Zie hiervoor onderstaand schema.
Onderzoeksvraag 1. Wat is behoefte? a. Is er behoefte aan een brancheorganisatie/organisatievorm? 2. Wat verwachten potentiële leden van een (branche)organisatie? 3. Wat zijn/doen brancheorganisaties? a. Wat zijn de voor- en nadelen van brancheorganisaties?
Onderzoeksmethode - Deskresearch: Boeken en internet - Kwantitatief onderzoek: Enquête - Kwalitatief onderzoek: Interviews met gemeenten en organisatoren en Round Table - Kwalitatief: Interviews met gemeenten en organisatoren & Round Table - Kwantitatief: Enquêtes - Deskresearch: Boeken, scripties & internetsites - Kwalitatief: Round Table, interviews met gemeenten en organisatoren. 13
4. Welke structuur past het beste bij de wensen van de (potentiële) leden? a.Wordt het een zelfstandige stichting of vereniging of sluit de organisatie zich aan bij een grotere organisatie? b. Wat is een stichting en wat zijn de kenmerken?* c. Wat is een vereniging en wat zijn de kenmerken?* 5. Welke mogelijke samenwerkingspartners zijn er? a. Op welk niveau dient er samengewerkt te worden? (Hiaten opvullen bij een bestaande organisatie iets nieuws opzetten of een eigen brancheorganisatie opzetten en daarna eventueel opgaan in een andere organisatie)
- Deskresearch: Internet, sites als die van de Kamer van Koophandel en de belastingdienst kunnen hierbij helpen. - Kwalitatief: gesprekken met docenten & bedrijven die al lid zijn van een brancheorganisatie - Kwantitatief: Ook wensen die respondenten kenbaar maken in de enquêtes kunnen evt. bijdragen. - Deskresearch: Door verschillende organisaties te bekijken en naast elkaar te leggen kan een selectie worden gemaakt. - Kwantitatief: In de enquête wordt dit als vraag opgenomen. - Kwalitatief: Tijdens gesprekken met mogelijke samenwerkingspartners wordt gepeild wat zij hun leden bieden en hoe zij over samenwerking denken. - Deskresearch: In boeken en op internet is 6. Hoe dient de brancheorganisatie/ organisatievorm vormgegeven te worden en snel terug te vinden wat er in een bedrijfshoe pak je het aan? plan opgenomen dient te worden a. Waaruit bestaat een bedrijfsplan?* - de verdere invulling van het plan is afhankelijk van alle informatie die gedurende het onderzoek vergaard is. * Deze onderzoeksvragen zijn door een wending in het onderzoek komen te vervallen. De belangrijkste conclusies van het onderzoek zijn: •
Ruim 50% van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 heeft geen behoefte aan een brancheorganisatie. Ruim 50% van de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners staan neutraal tegenover een brancheorganisatie en een kwart heeft wel behoefte aan een brancheorganisatie.
•
Er zijn, inclusief Rotterdam Festivals, 12 van de 62 gemeenten die aangeven behoefte te hebben aan een brancheorganisatie.
•
De top vijf van de diensten die de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners belangrijk vinden ziet er als volgt uit: 1. Vraagbaak 2. Voorbeeldnota' s van andere gemeenten 3. Nieuwsbrief 4. Trends & ontwikkelingen publiceren 5. vakbibliotheek inrichten
•
De top vijf van de diensten die de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners belangrijk vinden ziet er als volgt uit: 1. Voorbeeldnota' s van andere gemeenten 2. Vraagbaak 3. Trends & ontwikkelingen publiceren 14
4. Onderzoek doen/initiëren 5. Adviezen o.g.v. bedrijfsvoering, subsidie, programmering, contracten e.d. •
De diensten die zowel door de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners als de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners als relatief belangrijkste gezien worden hebben te maken met kennisuitwisseling. Dit komt ook overeen met de informatie die uit interviews en de Round Table naar voren kwam. Het delen van kennis wordt dus als zeer waardevol beschouwd.
•
De gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners vinden een vraagbaak belangrijk, de meerderheid daarvan heeft geen behoefte aan een brancheorganisatie en wil geen lid worden of er niet meer dan € 100,- voor betalen. Als de dienst ook voor niet-leden toegankelijk is, kunnen zij er dus wel gebruik van maken zonder lid te worden.
•
Bijna van de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners is van mening dat een brancheorganisatie wel kan helpen bij het oplossen of voorkomen van problemen en/of knelpunten.
•
Bijna van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners is van mening dat een brancheorganisatie niet kan helpen bij het oplossen of voorkomen van problemen en/of knelpunten.
•
Zowel de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners als de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners geven aan soort gelijke problemen/knelpunten te hebben. Met name problemen op het gebied van geluidsoverlast, tijd/capaciteit binnen hun gemeente, belangenverstrengeling, handhaven en opstellen van regels en knelpunten omtrent facilitaire zaken spelen een rol.
•
Veel gemeenten gaven aan een samenwerkingspartner te zien in de VNG, de VGKE en de overheidsinstanties als politie, brandweer en GHOR (Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen)
•
Een kleine meerderheid van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners wil geen lid worden van de brancheorganisatie.
•
De VNG biedt zeer veel, echter zeer weinig op het gebied van evenementen.
•
Diensten die de VGKE niet biedt maar wel op korte termijn wil ontwikkelen zijn een discussieforum op de website en een vakbibliotheek.
•
De VGKE houdt zich niet bezig met de politieke besluitvorming rondom evenementenbeleid en is ook niet van plan zich hierop te gaan richten.
•
Voor het doen van onderzoek voor de VGKE zouden studenten ingezet kunnen worden.
•
Meerdere brancheorganisaties (VECTA, VGKE, VVEM, IFEA Europe) hebben problemen. De kern van de problemen is terug te voeren op tijdgebrek en gebrek aan financiën.
15
•
Gemeenten kunnen geen lid worden van de VVEM, de VECTA, Vrijetijdsnetwerk VVS en Kennik.
Eindconclusie en aanbevelingen De eindconclusie is dat er geen draagvlak is voor een nieuw op te zetten brancheorganisatie zoals in de probleemstelling en de doelstelling omschreven. Dit wordt derhalve afgeraden. Er worden een tweetal alternatieven gegeven: • Samenwerking met de VGKE door uitvoerende taken over te nemen. •
Zet een gemeentelijk kennisnetwerk voor de evenementenbranche op met, in eerste instantie, de 12 gemeenten die aangeven behoefte te hebben.
16
Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting Hoofdstuk 1 Aanpak van het onderzoek…………………………………………….. 10 § 1.1 § 1.2 § 1.3 § 1.3.1 § 1.3.2 § 1.3.3 § 1.4 § 1.4.1 § 1.4.2 § 1.5
Onderzoeksvragen & onderzoeksmethoden………………… 11 Behoefte……………………………………………………... 12 Deskresearch…………………………………………………. 14 Fieldresearch…………………………………………………..14 Kwalitatief onderzoek…………………………………………15 Kwantitatief onderzoek………………………………………. 17 Enquête………………………………………………………. 18 Steekproefgrootte…………………………………………….. 18 Respons………………………………………………………. 19 Aanvullende gesprekken …………………………………….. 20
Hoofdstuk 2 Brancheorganisaties……………… …………………………………….. 21 § 2.1 § 2.2 § 2.3 § 2.3.1 § 2.3.2 § 2.4 § 2.4.1 § 2.4.2 § 2.5 § 2.5.1 § 2.5.2 § 2.6 § 2.6.1 § 2.6.2 § 2.7 § 2.7.1 § 2.7.2 § 2.8 § 2.8.1 § 2.8.2 § 2.9 § 2.9.1 § 2.9.2 § 2.10 § 2.10.1
Wat is een brancheorganisatie?................................................ 21 Welke brancheorganisaties zijn er?………………………… 22 VNG………………………………………………………… 22 De leden…………………………………………………….. 25 De contributie………………………………………………. 25 VECTA…………………………………………………….. 25 De leden…………………………………………………….. 27 De contributie………………………………………………. 27 VGKE……………………………………………………… 28 De leden…………………………………………………… 28 De contributie……………………………………………… 28 VVEM…………………………………………………….. 29 De leden…………………………………………………… 31 De contributie……………………………………………… 32 IFEA Europe......................................................................... 32 De leden................................................................................ 33 De contributie……………………………………………… 33 Vrijetijdsnetwerk VVS……………………………………. 34 De leden…………………………………………………… 34 De contributie……………………………………………….. 35 KENNIK……………………………………………………. 36 De leden…………………………………………………….. 36 De contributie………………………………………………. 37 Samenwerking……………………………………………… 37 Grondvormen van samenwerking…………………………. 37 17
§ 2.10.2 Samenwerkingsvormen………………………………… § 2.10.2.1 Samenwerking met de VNG…………………………….. § 2.10.2.2 Samenwerkingsvorm met de VNG…………………….. § 2.10.2.3 Samenwerking met de VECTA………………………… § 2.10.2.4 Samenwerkingsvorm met de VECTA…………………. § 2.10.2.5 Samenwerking met de VGKE ………………………… § 2.10.2.6 Samenwerkingsvorm met de VGKE…………………… § 2.10.2.7 Samenwerking met de Samenwerking met de VVEM…. § 2.10.2.8 Samenwerkingsvorm met de VVEM………………….. § 2.10.2.9 IFEA Europe …………………………………………. § 2.10.2.10 Samenwerkingsvorm met IFEA Europe ……………… § 2.11 Overige gesprekken…………………………………… § 2.12 Schematische vergelijking tussen de organisaties……..
37 39 39 39 39 40 40 40 40 41 42 42 44
Hoofdstuk 3 Uitkomsten van de enquête………………………………………….
45
§ 3.1 § 3.2 § 3.3 § 3.3.1 § 3.3.2 § 3.4 § 3.4.1 § 3.5 § 3.6
Begrippen…………………………………………………. De respondenten……………………………………….. Wensen en behoeften……………………………………. Mate van belangrijkheid van de diensten……………….. Diensten leden/niet-leden……………………………… Problemen en knelpunten…………………………………. Problemen en knelpunten…………………………………. Samenwerking……………………………………………. Contributie…………………………………………………
45 46 49 51 62 68 69 73 76
Hoofdstuk 4 Conclusies van de scriptie…………………………………………….
78
§ 4.1 § 4.2
78 81
Conclusies uit kwantitatief onderzoek…………………….. Conclusies uit kwalitatief onderzoek en deskresearch…….
Hoofdstuk 5 Eindconclusie en aanbevelingen………………………………………. 83 § 5.1 § 5.2 § 5.2.1 § 5.2.2 § 5.3 § 5.3.1 § 5.3.2
Oprichten brancheorganisatie………………………………. 83 De VGKE…………………………………………………… 83 Aanbeveling………………………………………………. 84 Samenwerking met de VGKE…………………………….. 84 Gemeentelijk netwerk evenementenbranche……………….. 85 Aanbeveling voor een gemeentelijk netwerk evenementenbranche Samenwerkingsvorm………………………………………. 88
87
Bibliografie
18
Hoofdstuk 1
Aanpak van het onderzoek De NHTV is een kennisinstituut. Er is al veel kennis voor en over het evenementenwerkveld aanwezig. Een van de manieren om deze kennis verder uit te breiden is door een brancheorganisatie of een vergelijkbare organisatievorm op te richten en het secretariaat hiervan te huisvesten binnen de muren van de NHTV. De vanuit de praktijk vergaarde informatie kan via cursussen, workshops, seminars e.d. weer uitgedragen worden door het onderwijs. Met het opzetten van een dergelijke organisatie wordt de lijn tussen het werkveld en de opleiding verkort en kan de behoefte vanuit het werkveld om het onderwijs bij te stellen eerder worden opgemerkt en ook kan het bedrijfsleven profiteren van nieuwe inzichten die het onderwijs te bieden heeft. Binnen het evenementenwerkveld is ook steeds meer behoefte aan onderzoek. Voor onderzoek ten behoeve van de branche kunnen studenten ingezet worden. Kosten die het doen van onderzoek met zich meebrengt kunnen beperkt worden indien hiervoor studenten ingezet worden. Tevens kan onderzoek door de leden gezamenlijk bekostigd worden. Daarnaast is het zeer leerzaam voor de student en goed voor het aanvullen van de reeds aanwezige kennis op de opleiding. Tijdens een congres in Boston werd bij enkele potentiële leden gepeild of er behoefte zou zijn aan een (branche)organisatie die kon fungeren als belangenbehartiger, vraagbaak en kenniscentrum. Deze behoefte leek er te zijn en dit vormde de aanleiding voor dit onderzoek. In eerste instantie was het beeld gerezen dat de behoefte aan een brancheorganisatie groot genoeg zou zijn om onderzoek te doen naar de wijze waarop de implementatie van de brancheorganisatie zou kunnen geschieden. Na de eerste gesprekken bleek dat het eerder getoonde enthousiasme van deze personen wat gezakt was en dus was het zaak eerst de behoefte aan een dergelijke brancheorganisatie duidelijk in kaart te brengen. Het onderzoek veranderde en de volgende probleemstelling werd de hoofdvraag van het onderzoek; Is er bij gemeenten en organisatoren van vrij toegankelijke publieksevenementen behoefte aan een brancheorganisatie/organisatievorm? Aan de hand van deze probleemstelling is onderstaande doelstelling opgesteld. "Onderzoek of er bij gemeenten en organisatoren van vrij toegankelijke publieksevenementen behoefte is aan een brancheorganisatie/organisatievorm, ten einde een plan van aanpak te schrijven voor de implementatie van de brancheorganisatie/organisatievorm." Indien tijdens het onderzoek blijkt dat de behoefte aan een brancheorganisatie/organisatievorm niet groot genoeg is om deze daadwerkelijk op te richten, zal duidelijk weergegeven worden waaraan wél precies behoefte is en op basis daarvan zullen enkele scenario’s geschreven worden.
19
§ 1.1 Onderzoeksvragen & onderzoeksmethoden Om dit probleem inzichtelijker te maken en het zo efficiënt mogelijk aan te kunnen pakken is het probleem uiteengerafeld in een aantal onderzoeksvragen. In onderstaand schema (figuur 1.1) is duidelijk te zien welke onderzoeksvragen er zijn opgesteld en welke onderzoeksmethode er is gebruikt om ze te kunnen beantwoorden. Onderzoeksvraag 1. Wat is behoefte? a. Is er behoefte aan een brancheorganisatie/organisatievorm?
Onderzoeksmethode - Deskresearch: Boeken en internet - Kwantitatief onderzoek: Enquête - Kwalitatief onderzoek: Interviews met gemeenten en organisatoren en Round Table 2. Wat verwachten potentiële leden van een - Kwalitatief: Interviews met gemeenten en (branche)organisatie? organisatoren & Round Table - Kwantitatief: Enquêtes 3. Wat zijn/doen brancheorganisaties? - Deskresearch: Boeken, scripties & a. Wat zijn de voor- en nadelen van internetsites brancheorganisaties? - Kwalitatief: Round Table, interviews met gemeenten en organisatoren. 4. Welke structuur past het beste bij de - Deskresearch: Internet, sites als die van de wensen van de (potentiële) leden? Kamer van Koophandel en de belastingdienst kunnen hierbij helpen. a.Wordt het een zelfstandige stichting of - Kwalitatief: gesprekken met docenten & vereniging of sluit de organisatie zich aan bij een grotere organisatie? bedrijven die al lid zijn van een brancheb. Wat is een stichting en wat zijn de organisatie kenmerken? - Kwantitatief: Ook wensen c. Wat is een vereniging en wat zijn de die respondenten kenbaar maken in de kenmerken? enquêtes kunnen evt. bijdragen. 5. Welke mogelijke samenwerkingspartners - Deskresearch: Door verschillende zijn er? organisaties te bekijken en naast elkaar te a. Op welk niveau dient er samengewerkt leggen kan een selectie worden gemaakt. te worden? (Hiaten opvullen bij een - Kwantitatief: In de enquête wordt dit als bestaande organisatie iets nieuws opzetten vraag opgenomen. of een eigen brancheorganisatie opzetten - Kwalitatief: Tijdens gesprekken met en daarna eventueel opgaan in een andere mogelijke samenwerkingspartners wordt organisatie) gepeild wat zij hun leden bieden en hoe zij over samenwerking denken. 6. Hoe dient de brancheorganisatie/ - Deskresearch: In boeken en op internet is organisatievorm vormgegeven te worden en snel terug te vinden wat er in een bedrijfshoe pak je het aan? plan opgenomen dient te worden a. Waaruit bestaat een bedrijfsplan? - de verdere invulling van het plan is afhankelijk van alle informatie die gedurende het onderzoek vergaard is. Figuur 1.1 'Onderzoeksvragen en onderzoeksmethoden.'
20
§ 1.2 Behoefte Aangezien het een behoefteonderzoek betreft is het belangrijk eerst duidelijk vast te stellen wat behoefte precies is en welke definitie gehanteerd zal worden in deze scriptie. Uit deskresearch komen verschillende definities naar voren. Prof. dr. Bronis Verhage stelt dat eerst de behoeften, voorkeuren en de vraag opgespoord en geanalyseerd dienen te worden en deze daarna ' vertaald'dienen te worden naar gewenste productkenmerken. Pas daarna kan een beslissing genomen worden voor het beïnvloeden van de vraag. Hij omschrijft deze begrippen in Grondslagen van de marketing als volgt: • Behoeften: Behoeften hebben te maken met een tekort of gebrek aan iets en met een sterke neiging van het individu om dat tekort op te heffen. • Wensen: Behoeften kunnen door meerdere producten worden bevredigd. De consument maakt dan ook geregeld een keuze tussen verschillende alternatieven. Nadat hij zich bewust is geworden van zijn behoefte en bepaalde gedragsalternatieven heeft afgewogen, ontwikkelt hij doorgaans een voorkeur voor een bepaald product. Synoniemen van voorkeuren zijn verlangens of wensen. • Vraag: De hoeveelheid goederen of diensten die op basis van voorkeuren is gekocht ter bevrediging van de behoeften. • Consumentengedrag: De consument komt op basis van zijn behoeften en wensen in actie. • Zoekgedrag: De consument gaat op zoek naar goederen of diensten die hun behoefte kunnen bevredigen. • Koopgedrag: De consument heeft deze goederen of diensten gevonden en schaft ze aan. • Gebruik/verbruik: De gekochte goederen of diensten worden in gebruik genomen. Een schematische weergave van dit proces ziet er als volgt uit: Behoeften
Consumentengedrag
Wensen ---------------------------
Vraag
--------
Zoekgedrag
Koopgedrag
Gebruik/verbruik
Figuur 1.3 'Verband tussen behoeften, voorkeuren, vraag en consumentengedrag' 1 1
e
Prof. dr. Bronis Verhage,Grondslagen van de Marketing, 6 druk, Stenfert Kroese, 2004
21
Als deze theorie vertaald wordt naar de situatie van een brancheorganisatie voor gemeenten zal het er als volgt uitzien: • • • • • • •
Behoeften: Het tekort dat gemeenten ondervinden bij hetgeen geboden wordt door reeds bestaande organisaties. Wensen: Hier wordt aangegeven hoe de behoefte vertaald dient te worden naar concrete diensten die de brancheorganisatie kan bieden om dit tekort op te heffen. Vraag: De hoeveelheid diensten die nodig zijn de behoefte te vervullen. Consumentengedrag: De gemeenteambtenaar en de organisator komen op basis van hun behoeften en voorkeur in actie. Zoekgedrag: Gemeenteambtenaren oriënteren zich op hetgeen aan diensten te koop is in de markt. Koopgedrag: De gemeenteambtenaren besluiten over te gaan tot het afnemen van de geboden diensten. Gebruik/verbruik: De gemeenteambtenaren maken gebruik van de door de (branche)organisatie verstrekte diensten.
Schematisch geeft dat het volgende beeld: Tekort aan diensten
Consumentengedrag
Welke tekorten -------------------------
Benodigde diensten
--------
Oriëntatie op beschikbare diensten
Afname diensten
Gebruik van afgenomen diensten Figuur 1.4 'Verband tussen behoeften, voorkeuren, vraag en consumentengedrag toegespitst op de brancheorganisatie voor gemeenten en organisatoren.'
22
D. Dijkmans en J. Vinkenslag omschrijven behoefte in hun dictaat 'Inleiding in de marketing' als: Een gevoel van een tekort aan iets. Deze zijn aangeboren. (D.w.z. iedereen heeft ze: bijv. eten, drinken en veiligheid). Wensen daarentegen zijn aangeleerd; het is de aangeleerde vertaling van de behoefte in concrete producten. Volgens de schrijvers is de kern van alle marketing als volgt schematisch weer te geven: Opsporen van behoeften Vertalen in product/dienst Aantrekken van klanten Vasthouden van klanten Figuur 1.5 'De kern van de marketing'
In van Dale’s groot woordenboek der Nederlandse taal wordt behoefte omschreven als: Bewust gemis van iets dat niet of zeer bezwaarlijk ontbeert kan worden: verlangen daarnaar. Ontberen: (iets) missen waaraan men grote behoefte heeft. De definitie die op basis van deze gegevens in de rest van deze scriptie gehanteerd zal worden luidt: Behoeften: Een bewust gevoel van een tekort aan iets waaruit een sterke drang voortkomt dit gemis op te heffen. § 1.3 Deskresearch Deskresearch wordt uitgevoerd om te kijken wat er al aan bruikbare gegevens beschikbaar is over het thema of het probleem. Op basis van deskresearch wordt dan beslist wat er nog onderzocht dient te worden en op welke manier dat het beste kan gebeuren. Deskresearch is vaak het vooronderzoek dat dient als voorbereiding van onderzoek onder de doelgroep. § 1.3.1 Fieldresearch Door fieldresearch te doen kan extra informatie worden verkregen die niet uit deskresearch naar boven komt. Er zijn twee vormen van fieldresearch, namelijk kwalitatief en kwantitatief onderzoek.
23
§ 1.3.2 Kwalitatief onderzoek Bij kwalitatief onderzoek gaat het niet om het in kaart brengen van cijfers, maar om het verkennen en inzichtelijk maken van een thema of vraagstuk. Grof gezegd gaat het niet om de vraag hoeveel mensen iets vinden, maar om de vraag waarom mensen iets vinden. Tijdens dit onderzoek is gebruik gemaakt van twee vormen van kwalitatief onderzoek, het diepte interview en de groepsdiscussie. Bij beide vormen is het van belang dat er een itemlist wordt opgesteld. Op basis van de verkregen informatie uit het ene gesprek kan de itemlist aangescherpt worden voor een volgend gesprek. Zowel diepte interviews als groepsdiscussies zijn heel geschikt om inzicht te krijgen in de manier waarop mensen nadenken over bepaalde zaken en hoe zij daar betekenis aan geven. Ook zijn ze beiden heel geschikt om argumenten te vinden om beslissingen te onderbouwen, om kenmerken van groepen te achterhalen, concepten te toetsen en processen en beleid te evalueren2. Om een eerste indruk te krijgen van de werkelijke behoeften en wensen werden er een vijftal gesprekken gevoerd met organisaties en gemeenten. De itemlijsten die de basis vormden voor deze gesprekken alsmede de uitwerkingen van deze gesprekken zijn opgenomen in de bijlagen. (bijlage 1 t/m 5) Gedeeltes uit deze gesprekken zullen tevens worden gebruikt om uitspraken in deze scriptie te kunnen onderbouwen. Er zijn gesprekken gevoerd met personen van verschillende gemeenten en organisaties, te weten: Dhr. J. Moerman, Directeur van Stichting Rotterdam Festivals; Dhr. J. Mourik, Voorzitter van IFEA Europe (International festivals & events association Europe); Dhr. T. Ummels, oprichter van Stichting stadspromotie Almere; Dhr. R. Naakgeboren, Gemeente Dordrecht, schrijver van de evenementennota Dhr. V. Zonneveld, werkzaam bij het secretariaat van de VVEM (Vereniging van Evenementenmakers). Naar aanleiding van deze gesprekken en de informatie verkregen uit de enquête waar in §1.4 dieper op in wordt gegaan is op dinsdag 12 april 2005 een groepsdiscussie georganiseerd. Groepsdiscussies zijn heel geschikt om binnen relatief korte tijd te achterhalen welke meningen, opvattingen en waarden er binnen bepaalde groepen bestaan over een probleem of vraagstuk. Een groepsgesprek wordt gevoerd met 7-9 deelnemers onder leiding van een gespreksleider. Een belangrijk kenmerk van groepsdiscussies is dat respondenten direct op elkaar kunnen reageren. De volledige uitwerking en de samenvatting van deze groepsdiscussie zijn terug te vinden in de bijlage (bijlage 6 & 7), ook van deze uitwerking zullen delen terug komen in de volgende hoofdstukken om beweringen te beargumenteren.
2
Drs. U. Meier & Drs. M. Mandemakers, Kwalitatief marktonderzoek, Wolters-Noordhoff bv, 2002
24
Bij de groepsdiscussie waren de volgende deelnemers aanwezig: Dhr. B. Hobo, Dienst stadsbeheer, afdeling vergunningen, gemeente Utrecht; Mw. L. van Batenburg, Netwerk voor stadspromotie en evenementen, gemeente Utrecht; Mw. L.S.M. Martin, Bijzondere wetten, afdeling vergunningverlening en Handhaving gemeente Breda; Mw. M. Huibers, Projectmanager Zomerfestivals, Rotterdam Festivals; Dhr. W. Janssen, Medewerker Bijzondere wetten, gemeente Loon op Zand; Mw. E. de Beer, docente congres- en evenementenmanagement, NHTV Breda; Mw. L. Bergmans, Studente Vrijetijdsmanagement, Specialisatie Evenementenorganisatie. Al in de eerste gesprekken werd duidelijk dat het niet wenselijk was als gemeenten en organisatoren beiden lid zouden zijn van dezelfde brancheorganisatie aangezien de belangen van beiden tegenstrijdig kunnen zijn. Steeds is gesproken over het benaderen van organisatoren in een later stadium. Ook is de enquête alleen op gemeenten gericht en daarom is besloten het onderzoek toe te spitsen op gemeenten. Wel zijn er in hoofdstuk 2 nog enkele brancheorganisaties bekeken waarvan organisatoren lid kunnen worden en gemeenten niet, zoals de VVEM en de VECTA. Daarnaast zijn er vier interviews gehouden met organisatoren, te weten: • Dhr. J. Scholte, organisator van onder andere het "Strand aan de Maas" in zowel Rotterdam als Maastricht • Mw. M. van de Louw, organisator van het "HapStap festival" te Tilburg • Dhr. S. Derkx, organisator van het Zomerparkfeest te Venlo • Dhr. R. Kompier, organisator van diverse jazzfestivals waaronder het "Jazzfestival" te Breda Dhr. J. Scholte Gemeenten en organisatoren hebben té verschillende doelen en belangen om beiden lid te zijn van dezelfde brancheorganisatie. Problemen worden gesignaleerd op het gebied van sponsoring (steeds duurdere overheid en minder sponsoring, tijdsdruk en de bestaanszekerheid van evenementen. De meerwaarde van een brancheorganisatie is dat bundeling van krachten meer macht geeft. Mw. M. van de Louw Mw. van de Louw heeft zelf geen behoefte aan een brancheorganisatie aangezien ze met de organisatie van het Hapstap festival nog nooit op zaken zijn gestuit die ze zelf niet op konden lossen. De toegevoegde waarde van een brancheorganisatie kan gehaald worden uit het behartigen van de belangen van de leden. Soms is specialistische deskundigheid nodig. Dhr. S. Derkx Zowel organisatoren als gemeenten moeten lid kunnen worden van de brancheorganisatie. Hij wil aan de leden zeer veel verplichtingen opleggen. Een aantal overheidsinstanties wil hij verplichten lid te worden (politie, brandweer en GHOR) Kennisuitwisseling en gegevensverstrekking vindt hij belangrijk. Een overkoepelende brancheorganisatie betekent tijdwinst voor de overheid omdat er dan slechts een onderhandelingspartner is. Dhr. R. Kompier Dhr. Kompier ervaart problemen op vele fronten, onder andere de rekbaarheid van richtlijnen en de verloning van artiesten. Een brancheorganisatie die alleen door studenten gerund wordt 25
kan deze problemen niet oplossen, daar is meer deskundigheid voor nodig. (Juristen, fiscalisten, etc.) Tevens levert een bezetting door alleen studenten onvoldoende continuïteit op. Informatievoorziening omtrent met name de verloning van artiesten is heel belangrijk. Beknotting door de overheid ten aanzien van regelgeving werkt verlammend. Een itemlijst en de volledige uitwerkingen van deze gesprekken zijn terug te vinden in bijlage 8 t/m 12. § 1.3.3 Kwantitatief onderzoek Voor dit onderzoek is een selectie gemaakt uit de 467 gemeenten die Nederland rijk is om de doelgroep af te bakenen. Gemeenten met een inwoneraantal vanaf 20.000 zijn meegenomen in dit onderzoek en dit komt neer op 241 gemeenten. (Adressenlijst in bezit van Dhr. J. van Mierlo) Aangezien het niet mogelijk was alle gemeenten persoonlijk te bezoeken is gekozen voor het opstellen en versturen van een enquête. Om toch de mogelijkheid open te houden een diepteinterview af te nemen bij enkele respondenten, is in de enquête een vraag opgenomen waarin de respondent aan geeft of deze het een probleem vindt als hij nogmaals benaderd wordt bij onduidelijkheid of onvolledigheid van de gegeven antwoorden. Bij de gemeente Zaltbommel, Alkmaar en Roosendaal is van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Dhr H. Kessel van de gemeente Zaltbommel, omdat hij heel duidelijk aangaf dat de VNG exact te bieden had waar in de enquête vragen over werden gesteld. Dhr C Ouwerkerk van de gemeente Alkmaar, omdat hij aangaf dat de nieuwe brancheorganisatie zou kunnen helpen om het probleem van geluidshinder en alcohol gebruik bij buitenevenementen op te lossen door de VNG te adviseren en te helpen bij het ontwikkelen van de modelverordeningen. Hem is gevraagd hoe hij dat ziet en of er meer zaken zijn die hij bij de VNG mist. Mw. A. Doomen van de gemeente Roosendaal, omdat zij aangaf dat er al vrij veel organisaties zijn die zich met evenementen bezig houden. Haar is gevraagd welke organisaties zodat deze organisaties wellicht nader bekeken zouden kunnen worden. Dhr. van Delden van de gemeente Tynaarlo, omdat hij aangeeft dat er reeds veel informatiepunten zijn waar de gemeente een beroep op kan doen. Hij geeft als voorbeelden andere (buur)gemeenten en GEMNET. Bij de organisaties waarmee samengewerkt kan worden geeft hij weer aan dat GEMNET een mogelijkheid zou kunnen zijn en daarnaast de VNG. Bij hem is nader geïnformeerd hoe hij die samenwerking ziet en wat GEMNET en de VNG hem te bieden hebben. Een verslaglegging van deze gesprekken is terug te vinden in de bijlagen. (bijlage 13)
26
§ 1.4 Enquête Het doel van de enquête is inzicht krijgen in de behoeften, wensen, problemen en ideeën van de respondenten op het gebied van evenementenorganisatie en evenementenbeleid. Om te testen of de enquête duidelijk en volledig was qua vraagstelling en logisch qua routing is deze verzonden naar onder andere dhr. Ummels, oprichter van Stichting stadspromotie Almere en dhr. R. Naaktgeboren, schrijver van de evenementennota van Dordrecht. De feedback die daarop werd gegeven leidde tot aanpassing van enkele vraagstellingen. Alvorens over te gaan tot toezending werden alle 241 gemeenten telefonisch benaderd om de juiste afdeling en de juiste te benaderen persoon te achterhalen zodat de enquête met de meeste waarschijnlijkheid bij de juiste persoon terecht zou komen. Vervolgens is de enquête naar 241 gemeenten verzonden. De enquête is opgenomen in de bijlagen. (bijlage 20) § 1.4.1 Steekproefgrootte Om uitspraken te doen op het gebied van kwantitatief onderzoek dient er te worden bepaald met welke zekerheid er uitspraken kunnen worden gedaan. De zekerheid waarmee uitspraken kunnen worden gedaan is afhankelijk van de grootte van de populatie (de doelgroep) en het aantal benodigde respondenten (de steekproef). Voor dit onderzoek zal worden gewerkt met een betrouwbaarheidsniveau van 90%. Dit wil zeggen dat uitspraken met 90% zekerheid kunnen worden gedaan. Het is uitgedrukt als een percentage en geeft weer hoeveel procent van de totale populatie een antwoord zou geven dat ligt binnen de gekozen betrouwbaarheidsinterval. Het 90% betrouwbaarheidsniveau betekent dat voor 90% zeker is dat de gevonden antwoorden juist zijn voor de gehele populatie. Daarnaast wordt gewerkt met een betrouwbaarheidsinterval die aangeeft in welke mate het gevonden antwoord af kan wijken van de werkelijkheid. Wanneer bijvoorbeeld wordt gewerkt met een betrouwbaarheidsinterval van 5%, en 63% van de respondenten zegt veel behoefte te hebben aan de brancheorganisatie, kun je er zeker van zijn dat 58% (63-5) tot 68% (63+5) veel behoefte heeft. Indien je in dit voorbeeld tevens werkt met een betrouwbaarheidsniveau van 90% kun je zeggen dat je 90% zeker bent dat het ware percentage van de populatie tussen de 58% en 68% ligt. Met behulp van deze theorie is de tabel van figuur 5 eenvoudig te begrijpen. Zoals te zien is in de tabel verschilt de benodigde steekproefgrootte aanzienlijk naarmate het betrouwbaarheidsinterval wordt vergroot (de uitspraken worden dan onzekerder). De respons in het geval van dit behoefte onderzoek is 65 enquêtes. Uit onderstaand schema valt af te lezen dat de betrouwbaarheidsinterval niet hoger dan 9% kan zijn omdat er 65 enquêtes retour zijn gekomen. Dat wil zeggen dat indien 63% van de respondenten aangeeft veel behoefte aan de brancheorganisatie te hebben, met 90% zekerheid gezegd kan worden dat het ware percentage van de populatie tussen de 54% en 72% ligt. Betrouwbaarheidsniveau Doelgroep Populatie Gemeenten met 241 90% 20.000 inwoners of meer Figuur 1.2 ‘Benodigde steekproefgrootte’ 3 3
Betrouwbaarheidsinterval 8% 9% 10%
Benodigde steekproefgrootte 74 63 53
www.raosoft.com/samplesize.html
27
§ 1.4.2 Respons De uiteindelijke respons op de enquête was 27% wat als zeer hoog gezien kan worden aangezien normaliter de respons bij schriftelijke enquêtes rond de 5 à 10% ligt. Er is gebruik gemaakt van een aantal tips uit het boek “Enquête research” door K. Markus en A. Oudemans. Deze tips hebben samen met enkele andere acties bijgedragen aan de hoge respons: • • • • •
Van te voren uitgevoerde pilot Duidelijke vraagstellingen. Dit blijkt uit het feit dat nagenoeg alle enquêtes die retour zijn gekomen volledig zijn ingevuld. Op de allereerste pagina wordt duidelijk aangegeven met welk doel de enquête wordt verstuurd en waar deze over zal gaan, kennelijk is de interesse in het onderwerp van dusdanige grootte dat men bereid is de enquête in te vullen. Door correct taalgebruik in de enquête en de enquête op naam te versturen voelt de respondent zich serieus genomen en is eerder bereid moeite te doen voor de onderzoeker. Het bijvoegen van een retourenvelop met een antwoordnummer als retouradres, zodat het de respondent in elk geval geen geld kost en zo de drempel om de enquête retour te zenden te verlagen.
§ 1.5 Aanvullende gesprekken Vraag 6a uit de enquête was: Zou u een aantal organisaties op kunnen noemen waarmee deze brancheorganisatie zou kunnen samenwerken? Op deze vraag werd verschillende keren VGKE (Landelijke Vereniging Gemeentelijke Kermis- en Evenementenbeheerders) genoemd. Naar aanleiding hiervan is besloten een gesprek te voeren met Dhr. T. Kanters, bestuurslid van deze vereniging en tevens werkzaam bij de gemeente Eindhoven en organisator van diverse evenementen in Eindhoven en omgeving. Citaten uit dit gesprek zijn verwerkt in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 4 en 5 en in de bijlagen (bijlage 15) is de gehele uitwerking van dit gesprek terug te vinden. Ook de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) werd meerdere malen als samenwerkingspartner geopperd, ingang bij de VNG bleek echter moeilijker dan gedacht. Aangezien de VNG een zeer gesloten organisatie is, liepen verschillende pogingen om aansluiting te krijgen bij de VNG op niets uit. Op de website is de samenstelling van de commissie Juridische zaken te vinden. Onder andere via dhr. C. Brouwer, werkzaam bij de gemeente Oud-Beijerland en lid van deze commissie is benaderd om de benodigde informatie te krijgen. Een verslaglegging daarvan is terug te vinden in de bijlagen (bijlage 16) In hoofdstuk 2 worden zeven brancheorganisaties met elkaar vergeleken. Niet alle benodigde informatie kon via de websites van deze organisaties achterhaald worden. Daarom zijn de VECTA, Vrijetijdsnetwerk VVS en Stichting Kennik hiervoor telefonisch benaderd. (zie bijlage 17 t/m 19). De informatie uit het gesprek dat reeds gevoerd was met Dhr. T. Kanters van de VGKE was niet afdoende dus is met deze verenigingen nogmaals contact opgenomen om deze informatie alsnog te achterhalen.
28
§ 1.6 Opbouw van de Scriptie In de nu volgende hoofdstukken zullen de volgende zaken belicht worden: In hoofdstuk 2 wordt uitvoerig gekeken naar wat een brancheorganisatie is en welke organisaties reeds opereren op het gebied waarop dit onderzoek zich richt. De mogelijkheden tot een vorm van samenwerking worden bekeken. Daarnaast zullen de verschillen en overeenkomsten tussen deze brancheorganisaties aan bod komen. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens de doelgroep nader geanalyseerd aan de hand van de vragen: Wie zijn zij, wat willen zij, wat verwachten zij van een brancheorganisatie, wat kan een brancheorganisatie hen bieden, is het zinvol een brancheorganisatie op te richten? In hoofdstuk 4 worden conclusies getrokken uit de voorgaande hoofdstukken. In hoofdstuk 5 worden de eindconclusies en aanbevelingen uitgewerkt.
29
Hoofdstuk 2
Brancheorganisaties In dit hoofdstuk wordt behandeld wat een brancheorganisatie is en wat diverse bestaande brancheorganisaties te bieden hebben. Tevens wordt gekeken wat de overeenkomsten en verschillen tussen deze brancheorganisaties zijn. § 2.1 Wat is een brancheorganisatie? Een brancheorganisatie is meestal een vereniging met leden en een bestuur. De belangrijkste taken van een brancheorganisatie zijn het behartigen van de belangen van hun leden en het fungeren als vraagbaak. Het woord brancheorganisatie staat niet als zodanig in het woordenboek. Daarom zijn verschillende brancheorganisaties bekeken en vergeleken. Op basis daarvan is de definitie die gebruikt dient te worden waar in de scriptie over een brancheorganisatie wordt gesproken als volgt: Een brancheorganisatie is een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie, meestal een vereniging, die in haar branche de belangen van hun aangesloten leden behartigt. De leden zijn afkomstig uit dezelfde branche of een samenhangend gedeelte daarvan. Daarnaast zijn zij er om leden te helpen knelpunten of vragen zo goed mogelijk op te lossen en de leden te adviseren op allerlei gebied. Hieronder zijn een aantal zaken opgesomd die door de meeste in dit hoofdstuk beschreven brancheorganisaties geboden worden. • • • • • • •
Belangenbehartiging in de meest brede zin. Te denken valt aan juridische bijstand, lobby, streven naar uniforme wet- en regelgeving, e.d. Advisering op allerlei gebied. Fungeren als vraagbaak. Kennisuitwisseling. Dit kan o.a. via een website of nieuwsbrief snel en doeltreffend geschieden. Kwaliteit en professionalisering van de branche wordt hierdoor bevorderd. Het doen of initiëren van collectief onderzoek ten behoeve van de branche. Dit kan bekostigd worden uit de contributiegelden. Het aanbieden van cursussen en workshops Het organiseren van congressen.
30
§ 2.2 Welke brancheorganisaties zijn er? Om te inventariseren welke (branche)organisaties reeds op het evenementengebied werkzaam zijn, welke diensten deze organisaties aanbieden en niet aanbieden is een oriënterend onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is gedaan middels deskresearch op internet, navraag bij docenten en telefonisch contact met de bestaande organisaties. Indien niet expliciet bij de tekst vermeld staat dat de informatie afkomstig is uit gesprekken, kan ervan uit worden gegaan dat de informatie van de website van de desbetreffende organisatie afkomstig is. Tijdens dit oriënterende onderzoek kwamen meerdere organisaties naar voren. Daaruit zijn onderstaande organisaties nader geanalyseerd. -
VNG, Vereniging van Nederlandse Gemeenten VECTA, Vereniging van organisatoren van Evenementen, Concert en Theater Activiteiten. VGKE, Landelijke Vereniging Gemeentelijke Kermis- en Evenementenbeheerders. VVEM, Vereniging Van EvenementenMakers IFEA Europe, International Festivals & Events Association Europe VVS, Vrijetijdsnetwerk VVS Stichting KENNIK
§ 2.3 VNG De VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) is een brancheorganisatie en bestaat alleen voor gemeenten en enkele tientallen gewesten. Leden kunnen vragen van zowel informatieve, documentaire als beleidsinhoudelijke aard aan de Frontoffice voorleggen. Deze vragen gaan vaak over de interpretatie van de wet- en regelgeving en de modelverordeningen die de VNG maakt. De frontoffice verwijst hen vervolgens naar de desbetreffende beleidscommissies. Veel gemeenten nemen de door de VNG opgestelde modelverordeningen als leidraad voor hun eigen beleid. Leden kunnen bijvoorbeeld: • Beleidsinhoudelijke vragen stellen • Advies vragen • Informatie uit de VNG-bibliotheek opvragen • Voorbeeldnotities van andere gemeenten opvragen • Ledenbrieven of brochures opvragen • Een toegangscode voor het VNG-net aanvragen • Een abonnement nemen op Ledenbrieven • Adresgegevens op etiketten of in lijstvorm opvragen, tegen betaling Daarnaast biedt de VNG nog enkele andere diensten aan, dit zijn onder andere: • Belangenbehartiging van alle gemeenten bij andere overheden. Tweede Kamer, Kabinet en maatschappelijke organisaties zijn belangrijke gesprekspartners. • De VNG speelt ook de werkgeversrol. Ze onderhandelt namens de gemeenten met vakbonden over de CAO. Hiervoor hebben ze een college van arbeidszaken.
31
• •
Dienstverlening: advisering aan alle leden over actuele ontwikkelingen (pro actief) en advisering aan individuele leden (op verzoek). Een platformfunctie, die wordt uitgeoefend via de VNG-commissies, Provinciale afdelingen, congressen, studiedagen en ledenraadplegingen. De onderwerpen van deze bijeenkomsten worden bepaald door het bestuur.
De VNG is als volgt opgebouwd:
Figuur 2.1 'Organogram VNG'
De algemene ledenvergadering wordt jaarlijks gehouden en kiest de leden van het algemeen bestuur, beoordeelt jaarverslag en jaarrekening en spreekt zich uit over het algemeen bestuursbeleid. Het algemeen bestuur is deels regionaal samengesteld en bestaat, inclusief de voorzitter en vice-voorzitter, uit minimaal 40 en maximaal 45 leden. Deze leden zijn burgemeesters, wethouders, raadsleden en gemeentesecretarissen. Het Dagelijks Bestuur maakt onderdeel uit van het Algemeen Bestuur. De voorzitters van de vaste VNG-commissies en vier leden namens de grootste vier gemeenten maken daarnaast ook deel uit van het Algemeen Bestuur. Per provinciale afdeling van de VNG, heeft één vertegenwoordiger zitting in het Algemeen Bestuur. Ten slotte levert de Vereniging van Gemeentesecretarissen (VGS) twee van haar leden. De directieraad is belast met de dagelijkse leiding van het bureau. De leden zijn, de voorzitter, de secretaris en een lid.
32
Op verschillende beleidsterreinen heeft de VNG commissies ingesteld. Deze commissies dienen als klankbordgroep voor de standpuntbepaling die in de beleidssectoren wordt voorbereid. De commissieleden nemen actief deel aan onderhandelingen met bestuurders en politici op landelijk niveau en andere belangenorganisaties. Ook adviseren de commissies het algemeen bestuur en de directieraad over actuele vraagstukken die in gemeenten aan de orde zijn. De commissieleden zijn gemeentebestuurders, waarbij wordt gekeken naar politieke kleur, gemeentegrootte, regionale herkomst en de verhouding mannen en vrouwen. Ook kunnen gemeentesecretarissen en externe deskundigen deel uitmaken van een commissie. Daardoor is de VNG een vereniging ván en vóór leden. De Provinciale Afdelingen behartigen de belangen van de gemeenten in de betreffende provincie. Zij onderhandelen hiertoe met het provinciebestuur.4 “De kracht van de VNG ligt onder andere in de deskundigheid van de mensen die er werken. Ook het behartigen van de belangen van alle Nederlandse gemeenten bij de rijksoverheid (lobbyen) is een heel sterk punt. De VNG is ook uniek in zijn branche aangezien zij zowel de rijksoverheid als de gemeenten adviseren. De advisering van de rijksoverheid geschiedt namens de leden. Een nadeel van de VNG is dat er een zeer forse contributie betaald dient te worden. Een ander nadeel kan zijn dat er tegenstrijdige belangen kunnen spelen. Als voorbeeld: de VVD maakt zich sterk voor de afschaffing van de onroerendzaakbelasting (OZB), als de VNG bezwaar aantekent tegen deze afschaffing zullen de ambtenaren van de VVD binnen de gemeenten daar niet blij mee zijn. Om dit enigszins te ondervangen verzet de VNG zich niet tegen het wetsvoorstel als zodanig door te zeggen, dit is iets wat de regering wil, maar door meer te kijken naar de technische kant daarvan. Ze adviseren gemeenten hoe ze met dergelijke voorstellen om kunnen gaan. Op het moment dat er wijzigingen in de wet- en regelgeving zijn dient dit in de verordeningen te worden aangepast. De tijd die het duurt voordat de modelverordening klaar is hangt meestal samen met het wetgevingsproces. Als er een kaderwet is waarvoor nog uitvoeringsregelingen moeten worden vastgesteld, kan het wel eens voorkomen dat de VNG nog geen verordening kan maken omdat er nog een aantal witte vlekken in zitten die de minister eerst in moet vullen.”5 "De VNG heeft op het gebied van vergunningverlening heel weinig voorbeelden van hoe zaken eruit moeten zien. Ze hebben wel een standaard kermisverordening maar op het gebied van evenementen is er nog weinig ontwikkeld."6 "Eind 2004 zijn de prioriteiten op het gebied van economie vastgesteld door de bestuurlijke commissie, evenementenbeleid zat daar niet bij."7.
5
Dhr. C. Brouwer, werkzaam bij de gemeente Oud-Beijerland, tevens lid van de commissie Juridische zaken VNG 6 Dhr. T. Kanters, bestuurslid van de VGKE 7 Mw. E. Boom, beleidsmedewerker Wonen en Economie, VNG
33
§ 2.3.1 De leden Alleen gemeenten, enige tientallen gewesten, de Nederlandse Antillen en Aruba kunnen lid zijn van de VNG. Alle 467 gemeenten zijn dan ook lid. Zij betalen contributie voor de diensten van hun vereniging. In de statuten van de VNG staat het als volgt omschreven: Leden van de Vereniging kunnen uitsluitend zijn: a. gemeenten; b. gewesten, waaronder in deze statuten wordt verstaan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, ingesteld bij een basisregeling voor de behartiging van verschillende belangen op het gebied van het lokale overheidsbestuur. Mw. T. Knapen, werkzaam bij de gemeente Weert op de afdeling bestuurlijke zaken, is tevreden over de service verlening van de VNG, als ze een vraag bij de VNG neerlegt is deze normaliter binnen 5 werkdagen naar alle tevredenheid beantwoord. Het grote voordeel van een brancheorganisatie als de VNG is voor haar dat zij fungeren als een vraagbaak en daarmee een ondersteuning zijn in haar werk. Aangezien de VNG ook weet hoe andere gemeenten omgaan met soortgelijke problemen kan via de VNG naar andere gemeenten worden doorverwezen. § 2.3.2 De contributie Tijdens de jaarlijkse algemene vergadering, doet het algemeen bestuur aan de leden ter goedkeuring een voorstel met betrekking tot de hoogte van de contributie voor het volgende jaar. In zijn voorstel geeft het algemeen bestuur aan met welk, voor alle leden gelijk, percentage en de contributie wordt aangepast. Voor gemeenten wordt de contributie bepaald naar het inwonertal in die zin dat bedragen per inwoner verschuldigd zijn. Het voorstel voor 2006 en de verdeling zijn als volgt: a. De eerste 5.000 inwoners; €1,19 per inwoner b. De volgende 20.000 inwoners; €1,10 per inwoner c. De volgende 175.000 inwoners; €0,94 per inwoner d. De overige inwoners; €0,50 per inwoner.8 § 2.4 VECTA De VECTA, is een door de overheid erkende branche organisatie voor bedrijven die op professionele basis activiteiten ontwikkelen op het gebied van evenementen, concerten en theater, waarbij ook arbeidsbemiddeling ten behoeve van artiesten en musici een belangrijk onderdeel vormen. De VECTA werd opgericht in 1956 met als doel het behartigen van collectieve belangen van de amusementsbranche in het algemeen en van haar leden in het bijzonder. De VECTA is een onafhankelijke vereniging met leden en is aangesloten bij MKBNederland. De VECTA is tevens aangesloten bij het EventPlatform. 8
Financiële administratie VNG
34
Het bestuur wordt benoemd door de leden en het bestuur bepaalt het beleid. Het bestuur bestaat uit een voorzitter, penningmeester, secretaris, bestuurslid dat belast is met kwaliteitshandhaving en een bestuurslid dat belast is met ICT projecten. Op initiatief van de VECTA is de stichting VECTA Garantiefonds opgericht (zie ledenvoordelen VECTA). Via de stichting kunnen leden van de vereniging opdrachtgevers nog meer zekerheden garanderen door voor hen een Vecta Garantiefonds Certificaat aan te vragen. De VECTA kent diverse actieve commissies; commissie automatisering, commissie voorwaardenbeleid en de kascommissie. Bovendien kent de Vecta een geschillencommissie alsmede een commissie toelatingsbeleid die ' ad hoc'wordt samengesteld. De VECTA biedt haar leden de volgende voordelen: • Gebruik VECTA garantiefonds. Hier nemen leden automatisch aan deel en alleen Vecta bureaus kunnen hun opdrachtgevers hiervan gebruik laten maken. Het VECTA Garantiefonds biedt opdrachtgevers dekking tegen het niet verschijnen van gecontracteerde artiesten, uitstel, annulering en voortijdige beëindiging van het evenement; • Gebruik algemene VECTA leveringsvoorwaarden & artiestenvoorwaarden. De VECTA heeft algemene VECTA leveringsvoorwaarden en VECTA artiestenvoorwaarden in een streven naar uniformiteit en duidelijkheid binnen de branche; • VECTA leden profiteren van hoge kortingen en lage tarieven voor diverse diensten en producten. o Collectieve autoverzekering o Tankpassen voor goedkopere benzine o Mobiele & vaste telefonie tegen betere tarieven o Kantoorartikelen tegen scherpere prijzen • De VECTA dient als vraagbaak, de VECTA geeft collectieve en individuele bijstand aan aangesloten leden. Sinds de site vernieuwd is en er meer informatie op staat wordt door de leden minder vaak contact opgenomen voor het stellen van vragen. De meeste vragen worden via email gesteld. • De VECTA is aangesloten bij MKB Nederland, de overkoepelende organisatie voor het Midden- en Klein Bedrijf. • De VECTA is aangesloten bij het Event Platform, de federatie voor de evenementenbranche. Het Event Platform is een onafhankelijk platform voor organisaties waarvan de leden actief zijn op het gebied van de organisatie van bijeenkomsten en evenementen met een zakelijke doelstelling. Zij willen de gezamenlijke standpunten van de leden uitdragen richting overheid en maatschappelijk relevante groeperingen.
35
“De diensten die de VECTA belangrijk vindt zijn belangenbehartiging, onderzoek doen, het uitgeven van een nieuwsbrief, adviezen op het gebied van muziekauteursrecht, artiestenverloning en arboregelgeving en het ontwikkelen van de website. De nieuwsbrief wordt door de leden als zeer waardevol beschouwd, zij reageren op artikelen met aanvullingen en vragen en dragen zelf onderwerpen aan. In deze nieuwsbrief worden ook resultaten van onderzoeken en relevante publicaties uit onder andere de vakbladen waarop de VECTA geabonneerd is verwerkt. Een uniek punt van de VECTA is de mogelijkheid om een evenement te kunnen verzekeren. Dit wordt ook geregeld gedaan aangezien zij de regeling hebben dat 3% van de totale kosten van een evenement aan de leden wordt terug betaald als zijnde een provisie voor het afsluiten van de verzekering. Dit heet het vecta garantiefonds. AllXtra wordt door de VECTA gezien als een mogelijke concurrent. AllXtra is een organisatie die verschillende bureau’s verspreid door het land hebben. Zij houden zich bezig met artiestenmanagement, evenementenorganisatie, entertainmentleverantie en alles wat daar verder bij komt kijken.”9 § 2.4.1 De leden De VECTA heeft 60 leden. Leden van de VECTA zijn ondernemers en ondernemingen op het gebied van organisatie voor evenementen, concerten en theater activiteiten, die door de kwaliteit van hun dienstverlening een goede reputatie in de markt hebben opgebouwd. Daarnaast kunnen ook artiesten en musici, televisieproductie bureaus en artiesten boekingsbureaus lid zijn van de VECTA. De VECTA hanteert voor de bepaling van wat een theater-, managements- en evenementenorganisatiebureau is, de volgende definitie: Onder beroepsmatige of bedrijfsmatige uitoefening wordt verstaan een fulltime werkende (deel van) private onderneming die andere assisteert bij het tot stand brengen van evenementen, concerten en theater activiteiten, arbeidsrelaties voor artiesten en musici stimuleert en deze dienstverlening tot stand brengt vanuit een onafhankelijke positie. Leden van de VECTA voldoen aan criteria zoals vastgelegd in het Reglement van Toelating en Toetsing. § 2.4.2 De contributie De jaarlijkse contributie voor de leden van de VECTA wordt ieder jaar op de algemene ledenvergadering vastgesteld. Het bedroeg in 2003 en 2004 €1800,- maar in 2005 is dat met €300,- verlaagd naar €1500,-. Gezien de diensten die de VECTA biedt vindt dhr. v.d. Tang de contributie redelijk. In november is de volgende algemene ledenvergadering en daar zal onder andere besproken worden of er een differentiatie mogelijk is in het contributiebedrag. Het is tevens mogelijk deze contributie in termijnen te betalen.10
9
Dhr. van de Tang, werkzaam bij de VECTA. Dhr. van de Tang, werkzaam bij de VECTA
10
36
§ 2.5 VGKE De VGKE (Landelijke Vereniging Gemeentelijke Kermis- en Evenementenbeheerders) is een landelijke vereniging van gemeenteambtenaren die door onderlinge uitwisseling van ervaring, en het delen van kennis, kermissen en evenementen goed en veilig willen laten verlopen. Ook circussen krijgen binnen de VGKE aandacht. “Zij zijn een vraagbaak voor hun leden. Binnen de VGKE worden geen beleidsstukken gemaakt maar wel geregeld nota’s en brochures en daarnaast worden studiedagen gehouden rondom zaken als de organisatie van evenementen, veiligheid bij evenementen, keuringsdienst van waren en de arbeidsinspectie. De VGKE behartigt de belangen van hun leden bij de overheid en heeft daarvoor contact met het ministerie van binnenlandse zaken en justitie over de wet- en regelgeving en de manier van omgaan met terreursdreiging. Wie de beslissing neemt om een evenement af te lassen en wie dat gaat betalen. Diensten die zij niet bieden maar wel op korte termijn willen ontwikkelen zijn een discussieforum op de website en een vakbibliotheek. In samenwerking met de bestuursacademie, opleiding die cursussen en opleidingen ontwikkeld voor gemeenteambtenaren etc., heeft de VGKE de cursus ‘Risicomanagement bij evenementen’ opgezet. Deze cursus is ontwikkeld aangezien de voorbereiding en organisatie van evenementen zoals festivals, kermissen, jaarmarkten, schuurfeesten e.d. een gedegen risicomanagement van het gemeentebestuur vereisen. De Gezamenlijke Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) heeft op dit gebied een risicoanalyse ontwikkeld. Steeds meer gemeentebesturen gaan over tot het vaststellen van een evenementenbeleid, het stroomlijnen van de processen en het leggen van verantwoordelijkheden daar waar ze horen. Kortom, een noodzakelijke professionele aanpak krijgt gestalte. Om dit structureel een goede basis te geven is deze leergang ontwikkeld waarin alle belangrijke dimensies van dit aandachtsgebied aan de orde komen. De VGKE houdt zich niet bezig met de politieke besluitvorming rondom evenementenbeleid en is ook niet van plan zich hierop te gaan richten.”11 Het bestuur bestaat uit vijf personen, te weten; de voorzitter, de secretaris, de penningmeester en twee bestuursleden. § 2.5.1 De leden “Er zijn op dit moment 94 gemeenteambtenaren lid van de VGKE. Dit kan een ambtenaar algemene zaken, een evenementenambtenaar of een ambtenaar zijn die de markten binnen een gemeente regelt. In elk geval de mensen die de kermissen, circussen en evenementen regelen. Soms hebben gemeenten een eigen evenementenbureau dat lid is van de VGKE.”12 § 2.5.2 De contributie De gemeenten betalen €100,- contributie per jaar.13 11
Dhr. T. Kanters, bestuurslid van de VGKE Dhr. T. Kanters, bestuurslid van de VGKE 13 Dhr. T. Kanters, bestuurslid van de VGKE 12
37
§ 2.6 VVEM De VVEM is eind 2000 opgericht als brancheorganisatie voor professionals in de publieksevenementenbranche, zoals MOJO-Concerts, Gelredôme, Loc7000 en Frontline Rigging. De VVEM vertegenwoordigt ongeveer 85 bedrijven uit verschillende hoeken van de evenementenbranche. Door zich te verenigen hebben zij hun krachten gebundeld om de branche naar een hoger niveau te tillen. Er worden samenwerkingsverbanden met andere brancheverenigingen aangegaan. Als serieuze gesprekspartner voor de overheid wordt gewerkt aan regelgeving binnen de evenementenbranche. Via vakgroepen worden bepaalde speerpunten zoals ARBO en Veiligheid uitgewerkt om zo tot branchebrede oplossingen te komen. De VVEM is ook uitgever van het "Handboek Evenementen Maken". Het bestuur van de VVEM bestaat uit 5 personen, een voorzitter, secretaris, penningmeester en twee bestuursleden. De bestuursleden zijn allen werkzaam in het evenementenwerkveld. Het secretariaat is de uitvoerende spil van de vereniging. Tevens is het secretariaat nauw betrokken bij het formuleren van het beleid van de vereniging. Het secretariaat wordt ingehuurd door de VVEM en zijn geen beslissingsbevoegd orgaan. Het bestuur maakt de uiteindelijke beslissingen.14 De VVEM heeft naast de reguliere overlegstructuren vakgroepen in het leven geroepen. In deze vakgroepen komen die zaken aan de orde die bij een specialistisch vakgebied horen. Op dit moment onderscheidt de VVEM de vakgroepen: infratechniek (techniek die wordt gebruikt bij het bouwen van de infrastructuur15), locaties, organisatie, podiumtechniek en publieksdiensten. De VVEM werkt aan een aantal praktische doelstellingen, deze zijn hieronder weergegeven: • Aanspreekpunt zijn voor overheden; • Verstrekken van informatie over de branche en wat erin gebeurt ook richting overheid en publiek; • Het verbeteren van veiligheid, gezondheid en welzijn van de werknemers in de branche, onder andere door het aanbieden van een cursus bedrijfshulpverlening voor leden16; • Gezamenlijke leverings- en inkoopvoorwaarden, raamovereenkomsten; • Kwalitatieve en financiële garanties voor opdrachtgevers; • Brancheonderzoek; • Marktonderzoek; • Educatie binnen het vakgebied; • Ondersteuning van het beroepsgericht onderwijs (stageplaatsen, onderwijsprogramma’s); • Meepraten binnen het MKB en andere vertegenwoordigende organisaties als bijvoorbeeld de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over lokale, nationale en internationale regelgeving ten einde voor haar leden praktisch toepasbare en gelijke landelijke/Europese regelgeving en handhaving te stimuleren; • Ondersteuning van normontwikkeling in de branche.
14
Dhr. Zonneveld, medewerker van het secretariaat van de VVEM. www.go-infra.nl/mkf/jongeren.asp 16 Dhr. Zonneveld, medewerker van het secretariaat van de VVEM 15
38
•
Er worden reeds oriënterende gesprekken gevoerd omtrent het in de toekomst aanbieden van een evenementenverzekering. Dhr. Westermann heeft hierover contact met verschillende organisaties.17
Een aantal van bovengenoemde zaken zijn reeds door de VVEM gerealiseerd maar zij wil deze graag nog verder uitbouwen. Naast deze diensten biedt de VVEM nog meer zaken: • Het uitgeven van heet VVEM Makersnieuws, de nieuwsbrief; • Het uitgeven van het Handboek Evenementen maken, een handboek met informatie over het vakgebied evenementen; • De VVEM internetsite met zowel algemene informatie als het laatste nieuws; • Consultancy, leden krijgen korting op de tarieven van De Regelaar. De Regelaar is een bureau dat ondersteuning biedt op het gebied van onder andere Arbowetgeving en juridische geschillen; • De VVEM heeft in samenwerking met RICAS en Medi-Select een tweedaagse Opleiding bedrijfshulpverlener ontwikkeld. De cursus is in 2003 specifiek samengesteld voor de VVEM en is gebaseerd op voorbeelden uit de dagelijkse praktijk van evenementenmakers. Na de cursus kan een jaarlijkse herhalingscursus worden gevolgd. De cursus kan door de medewerkers van alle bij de VVEM aangesloten bedrijven gevolgd worden. • De VVEM organiseert workshops waarin zij de leden informeert over de laatste ontwikkelingen in de branche. Vragen over zowel algemene regelgeving als specifieke branche onderwerpen worden beantwoord. In 2005 zijn cursussen georganiseerd over onder andere elektriciteit en aarding op lokatie, hijsen en heffen en constructies en belastingen. De cursussen zijn gratis en alleen toegankelijk voor leden en werknemers van de aangesloten bedrijven. Wat de VVEM nog niet aanbiedt maar wel graag wil realiseren zijn de realisatie van een kenniscentrum en het opzetten van een beperkte “staande” organisatie met een bestuur op afstand teneinde de dienstverlening naar de leden te intensiveren en te waarborgen. Voor de realisatie van dit laatste punt zullen de inkomsten van de VVEM fors omhoog moeten. Voor deze inkomstenstijging voert de VVEM drie manieren aan die elkaar overigens niet uitsluiten. • Vergroting van het leden aantal • Het aanboren van subsidies • Samenwerking met andere branche verenigingen zoeken om vanuit de gezamenlijke aanpak van projecten kosten te reduceren en daarnaast de noodzakelijke invloed te genereren. Het unieke van de VVEM is de diversiteit. Alle facetten van de evenementenbranche worden bij elkaar gebracht, niet alleen de organisator, maar ook de locatieverschaffer en de leverancier. Gezamenlijk tillen zij de evenementenbranche naar een hoger niveau, iedereen deelt kennis en krijgt daardoor kennis, dat is de kracht van de VVEM. Vaak is het bij een vakspecifieke brancheorganisatie zo dat de leden afzonderlijk de vakkennis wel hebben maar niet de kennis van de gebieden waarmee wel samengewerkt moet worden. Daarnaast kan er via de VVEM gewerkt worden aan regelgeving die ook toepasbaar blijft. Als bedrijf alleen kun je vrij moeilijk ageren tegen regelgeving of regelgeving bedenken omdat het vaak meteen commercieel weerlegd wordt en als vereniging kan je dat wel. Via de VVEM kunnen leden ook meedenken in die regelgeving en daar dus zelf iets aan doen. Verder heeft de VVEM natuurlijk een groot netwerk.18 17
Dhr. Zonneveld, medewerker van het secretariaat van de VVEM
39
§ 2.6.1 De leden De VVEM wil graag het platform zijn waarbinnen ook een brancheorganisatie die zich hard maakt voor een bepaald aspect van (publieks-)evenementenwerk kan functioneren. De VVEM heeft 52 leden. Deze leden vormen (vanzelfsprekend) de kern van de VVEM. Een gezonde ledenbasis is een voorwaarde voor het voortbestaan en de bekostiging van de diensten die de VVEM aanbiedt. Het lidmaatschap van de VVEM is mogelijk voor evenementenmakers in de categorieën: organisatoren, facilitaire leveranciers en locatieverstrekkers. Dit is mogelijk via een individueel lidmaatschap of als branchevereniging. Leden kunnen zijn bedrijven of overige organisaties. Onder bedrijven wordt verstaan: eenmanszaken, maatschappen, vennootschappen onder firma, naamloze en besloten vennootschappen en commanditaire vennootschappen. Onder overige organisaties wordt verstaan: stichtingen of verenigingen die zich niet bedrijfsmatig bezighouden met publieksevenementen. De organisatie dient haar activiteiten te richten op de doelstelling van de vereniging zoals die zijn omschreven in de statuten van de vereniging. Voorbeeld van deze categorie is een brancheorganisatie. Het bestuur heeft nog niet besloten of vrijwilligersorganisaties/zomerfestivals ook lid zouden kunnen worden van de VVEM. Twee van de kenmerken van deze organisaties zijn dat zij geen werknemers hebben en er meestal geen ‘staande’ organisatie is maar er op projectbasis wordt gewerkt. Dat betekent dat zij een essentieel kenmerk missen wat de overige leden wel hebben. Ook over toelating van bedrijven als organisatoren van bedrijfsevenementen of cateraars die zelfstandig evenementen organiseren zijn de gedachten binnen het bestuur niet eenduidig. Het bestuur is wel van mening dat de VVEM open dient te staan voor professionele sportorganisaties aangezien zij met dezelfde problematiek te maken hebben als de huidige leden. Gemeenten kunnen geen lid worden van de VVEM aangezien de VVEM de makers van het evenement vertegenwoordigt. Wel kunnen zij het handboek Evenementenmaken kopen.19
18 19
Dhr. Zonneveld, medewerker van het secretariaat van de VVEM Dhr. Zonneveld, medewerker van het secretariaat van de VVEM
40
§ 2.6.2 De contributie De contributie voor de vereniging wordt bepaald aan de hand van het aantal vaste medewerkers dat zich hoofdzakelijk bezighoudt met evenementen binnen de organisatie: Contributiebedragen voor 2005: • 1-5 medewerkers € 1400 • 6-20 medewerkers € 2275 • 21-30 medewerkers € 4550 • 31-50 medewerkers € 6825 • Vanaf 51 medewerkers € 9100 (Alle bedragen zijn per jaar, excl. 19% BTW.) De contributiebedragen zijn redelijk voor wat er gebeurt. De VVEM is een vereniging met een uitvoerend secretariaat waardoor het permanent bereikbaar is. En dat is totaal iets anders dan een vereniging die puur draait op de vrije tijd van een paar enthousiaste mensen waarbij twee keer per jaar een vergadering en een keer per jaar een congres of seminar wordt georganiseerd. Ze zijn veel bezig met het uitzoeken en bedenken van nieuwe dingen, het praten met overheden en ze proberen hard aan de weg te timmeren en dat kost tijd en geld.20 § 2.7 IFEA Europe IFEA Europe is een Europese branchevereniging die organisatoren en beleidsmakers van culturele festivals en evenementen in Europees verband bij elkaar brengt. Zij delen ideeën met hun leden en wisselen op internationaal niveau informatie uit om professionalisering van de branche en het netwerken binnen de branche te vergemakkelijken. Naast de Europese organisatie zijn er nog zusterorganisaties in Amerika, Azië, Afrika en Australië. Wereldwijd heeft IFEA ongeveer 3000 leden. De organisatiestructuur van IFEA Europe bestaat uit een bestuur, commitees en het secretariaat. In het bestuur van IFEA Europe zijn drie hoofdfuncties, voorzitter, penningmeester en secretaris. Daarnaast heeft het bestuur nog acht overige leden uit verschillende landen in Europa. Deze bestuursleden komen allemaal uit de festival en evenementenbranche. Het secretariaat van IFEA Europe, waar een team de uitvoerende werkzaamheden verricht, huisvest in Sheffield. IFEA Europe heeft een aantal comités. Enkelen daarvan zijn: marketing, lidmaatschap, onderzoek en ontwikkeling en Sponsoring. Meer informatie over de verschillende comités is terug te vinden op een besloten gedeelte van de website. Ook heeft IFEA Europe op dit moment in verschillende Europese landen tien ambassadeurs aangesteld.
20
Dhr. Zonneveld, medewerker van het secretariaat van de VVEM
41
Voor leden van IFEA Europe biedt IFEA Europe een scala aan diensten waaronder: • Organiseren van meetings, workshops en cursussen • Organiseren van jaarlijkse congressen • Het organiseren van ' behind the scenes'sessies • Leden de mogelijkheid bieden kennis en ervaringen uit te wisselen • Toegang geven tot een wereldwijd netwerk van mensen uit het werkveld • Uitgeven van een maandelijkse nieuwsbrief • Een helpdesk ter beschikking stellen • Korting op de toegang van Womex • Toegang tot de IFEA Bibliotheek § 2.7.1 De leden De leden van IFEA Europe bestaan uit organisatoren van culturele festivals en evenementen, stadspromotors en andere leden die enig raakvlak met de festival- dan wel evenementenbranche hebben. Het delen en ontwikkelen van kennis zijn de belangrijkste activiteiten van de leden. IFEA Europe wil zijn ledental uit gaan breiden door partnerships met landelijke verenigingen aan te gaan. Ook wil IFEA Europe ervoor zorgen dat het ledental in alle ' groepen'die lid zijn op peil zijn. Daarmee wordt bedoeld dat elke groep een relatief gelijkwaardig aantal leden dient te wertegenwoordigen.21 § 2.7.2 De contributie Er zijn verschillende lidmaatschappen mogelijk binnen IFEA Europe. Een daarvan is een standaard lidmaatschap waarbij men gebruik kan maken van alle diensten die worden aangeboden. De contributie die men daarvoor verschuldigd is, is onderverdeeld in drie groepen: 1. Festival leden € 250,2. Niet-festival leden € 395,3. Individuele leden € 150,Een aantal organisaties uit het festival en evenementenwerkveld bieden een gecombineerd lidmaatschap aan waarmee hun leden tevens lid zijn van IFEA Europe. Dan bestaat er nog een 'IFEA Community' lidmaatschap voor festivals en studenten. Dit lidmaatschap kost € 25,- en hiermee krijgt een lid nagenoeg dezelfde voordelen dan andere leden. Alleen de behind the scenes sessies en korting op het jaarlijkse congres zijn niet inbegrepen.
21
Dhr. J. Mourik, voorzitter van IFEA Europe
42
§ 2.8 Vrijetijdsnetwerk VVS Het Vrijetijdsnetwerk VVS, dat in 1990 is opgericht, is voortgekomen uit het IWV (Interuniversitair Werkverband Vrijetijd) met het doel om iedereen die daarin geïnteresseerd is op de hoogte te houden van de snelgroeiende ontwikkelingen in de vrijetijdssector. Het Vrijetijdsnetwerk VVS wil een brugfunctie vervullen tussen de verschillende sectoren; toerisme, recreatie, kunst en cultuur, sport, vrijwilligerswerk en educatie. Het bevorderen van contacten tussen beroepsbeoefenaren en studenten uit deze sectoren en het uitwisselen van kennis en informatie staan centraal. Het Vrijetijdsnetwerk VVS bouwt aan een uitgebreid netwerk van kennisuitwisseling en praktijkervaring. Een ontmoetingsplek van onderwijs, bedrijfsleven en overheid levert impulsen voor de vrijetijdsector als geheel op. Daarnaast stelt het Vrijetijdsnetwerk VVS haar zelf ten doel aandacht te vragen voor de maatschappelijke, sociale, economische en intrinsieke waarden van de vrijetijd. De VVS is opgebouwd uit een dagelijks bestuur, bestaande uit een voorzitter, penningmeester en secretaris. Daarnaast is er een algemeen bestuur dat zeven leden telt. Alle leden van het bestuur zijn afkomstig uit het vrijetijdswerkveld en omvat zowel docenten als personen uit het bedrijfsleven. Naast het bestuur heeft de VVS een secretariaat. Het secretariaat fungeert als het aanspreekpunt van de vereniging en heeft één betaalde kracht. Deze coördineert en organiseert in samenwerking met het bestuur alle activiteiten die de vereniging ontwikkelt. Bij het organiseren van bijeenkomsten werkt het Vrijetijdsnetwerk VVS geregeld samen met diverse organisaties uit de sector. Het Vrijetijdsnetwerk VVS organiseert diverse activiteiten waaronder: • Congressen • Diner pensant • Bedrijf in beeld • Studiedagen In nauwe samenwerking met vrijetijdsnetwerk VVS geeft de stichting vrijetijdstudies het tijdschrift “vrijetijdstudies” uit. Het is het enige op de Nederlandse situatie gerichte tijdschrift waarin onderzoeksuitkomsten en beleidsvoornemens over verschillende deelvelden van de vrije tijd - sport, recreatie, toerisme, media, vrijwilligerswerk, ruimte- en tijdgebruik - met elkaar in verband worden gebracht en in samenhang worden geanalyseerd. Vrijetijdstudies verschijnt vier maal per jaar. § 2.8.1 De leden Onder de leden bevinden zich zowel denkers als doeners uit bovengenoemde sectoren. Dit zijn beleidsmedewerkers, managers, adviseurs, wetenschappers, docenten, studenten, enzovoorts. Alle (toekomstige)beroepsbeoefenaren uit de vrijetijdssector kunnen lid worden van het Vrijetijdsnetwerk VVS. Daarvoor hebben zij recht op: • Zes keer per jaar toezending van de elektronische nieuwsbrief "Vrijetijdsinformatie"; • Abonnement op het tijdschrift "Vrijetijdstudies" wat vier keer per jaar verschijnt; • Tegen een gereduceerd tarief recht op deelname aan activiteiten, studiedagen en congressen.
43
Op de website kunnen leden zien wie er allemaal lid zijn en zo contact opnemen met voor hen interessante bedrijven.22 § 2.8.2 De contributie De VVS biedt meerdere lidmaatschappen aan. Een daarvan is een individueel lidmaatschap. Verder kunnen organisaties besluiten het Vrijetijdsnetwerk VVS op nog twee andere manieren financieel te ondersteunen. Dit kan als begunstiger of als structureel ondersteuner. Daarvoor heeft het lid recht op de digitale nieuwsbrief "VrijetijdSinformatie", het tijdschrift Vrijetijdstudies en op de website van het Vrijetijdsnetwerk VVS wordt de organisatie vermeld met een link naar de website van de eigen organisatie. Het lidmaatschapsgeld voor het individuele lidmaatschap bedraagt in 2005: • € 107,- voor werkenden; • € 32,50 voor studenten uit HBO of WO; • € 238,- voor begunstigers. Het begunstigerschap wordt op naam gezet van één contactpersoon binnen de organisatie. Deze contactpersoon wordt in de ledenlijst opgenomen, ontvangt de digitale nieuwsbrief "VrijetijdSinformatie", ontvangt het tijdschrift "Vrijetijdstudies" en kan voor ledentarief aan activiteiten deelnemen. Structurele ondersteuners van het Vrijetijdsnetwerk VVS kunnen uit drie verschillende tarieven per kalenderjaar kiezen. Hieraan zijn per bedrag een verschillend aantal lidmaatschappen verbonden. De structurele ondersteuning wordt op naam gezet van een contactpersoon binnen de organisatie. Hiernaast mogen respectievelijk 1, 2 of 4 andere personen binnen de organisatie als lid worden geregistreerd. Zij ontvangen de digitale nieuwsbrief "VrijetijdSinformatie" en het tijdschrift "Vrijetijdstudies". Alle personen werkzaam binnen de organisatie mogen voor ledentarief aan de activiteit deelnemen. De hoogte van het ondersteuningsbedrag is afhankelijk van de grootte van de organisatie. • • •
22
Structureel ondersteuner (bijdrage €455,- incl. 2 lidmaatschappen) Structureel ondersteuner (bijdrage €910,- incl. 3 lidmaatschappen) Structureel ondersteuner (bijdrage €1365,- incl. 5 lidmaatschappen)
Mw. S. Tettero, contactpersoon Vrijetijdsnetwerk VVS
44
§ 2.9 KENNIK Drie jaar geleden is de stichting Kennik opgericht door dhr H. Dummer toen deze zich realiseerde dat er een kenniskloof bestond tussen het onderwijs, de beurs-, congres- en evenementenbranche en het bedrijfsleven. Kennik stimuleert kennisuitwisseling en kennisontwikkeling binnen de BCE-branche (Beurs-, Congres,- en Evenementenbranche). Nieuwe ideeën zullen ontstaan en grond vinden, nieuwe trends worden gespot en vertaald naar de praktijk. Kennik geeft géén onderwijs, wel inzichten en mogelijkheden. Kennik is geen belanenbehartiger maar wil de katalysator zijn voor de branche. Op dit moment bekijkt Kennik de mogelijkheden om de agendapunten van een aantal organisaties in de evenementenbranche die met onderwijs en kennisuitbreiding/verspreiding te maken hebben kan uitvoeren. De organisaties waarbij zij dit willen bereiken zijn de VNC (Vereniging Nederlandse Congres- en vergaderbelangen), Fbtn (Branchevereniging voor beurzen en evenementen), EVA (Eventaward) en de IDEA (Independent Dutch Eventmarketing Association).23 Kennik wordt geleid door drie personen die het dagelijks bestuur vormen. Het bestuur laat zich adviseren door de Raad van Advies waarin twee mensen met specifieke kennis van zaken zitting hebben. De Raad van Advies geeft Kennik advies over de inhoud en vorm van bijeenkomsten Op verschillende deelterreinen zijn kenniscellen actief. De voorzitters van deze cellen adviseren het dagelijks bestuur op hun vakgebied. Kennik organiseert verschillende activiteiten. Een aantal zijn de opvolgers van activiteiten die de afgelopen 2 jaar door Evenement[en]onderwijs.nl werden georganiseerd zoals: • De EventConceptContest • Kennisbijeenkomsten/ Netwerkbijeenkomsten • Speciaal voor studenten is dé StudentenParty voor de BCE-branche in ontwikkeling. De afgelopen twee jaar heeft kennik onderzoek gedaan naar wat er reeds is op evenementengebied en naar aanleiding van de uitkomsten van dat onderzoek heeft Kennik een drietal doelstellingen geformuleerd, te weten: • Het vergaren van kennis • Vier keer per jaar een branchebijeenkomst organiseren • Database ontwikkelen met alle kennis die er reeds is en aanvullen met de nieuw vergaarde kennis.24 Zij willen tevens een constructie ontwikkelen waarin leden betalen voor de diensten die zij afnemen.25 § 2.9.1 De leden Met een abonnement van Kennik geeft een lid aan kennisuitwisseling en kennisontwikkeling belangrijk te vinden en maakt gebruik van de kennis van Kennik. Voor een belangrijk deel is die kennisbank nog in ontwikkeling. Kennik is gebaseerd op halen én brengen; dat is tenslotte kennisuitwisseling. 23
Dhr. H. Dummer, oprichter van Stichting Kennik Dhr. H. Dummer, oprichter van Stichting Kennik 25 Dhr. H. Dummer, oprichter van Stichting Kennik 24
45
Aan een lidmaatschap bij Kennik hangen de volgende voordelen vast: • Men kan voordelig deelnemen aan masterclasses, seminars, kennisbijeenkomsten en de studentenparty. • Tevens ontvangt elk nieuw lid een welkomstgeschenk, hij kan daarbij kiezen tussen het managementboek van 2004 "De emotiemarkt" van Dr. Susanne Piët of een magazinebundel met abonnementen op onder andere High Profile Events, FZ, Eventmagazine. § 2.9.2 De contributie De contributiegelden die aan een lidmaatschap bij Kennik verbonden zijn, zijn onderverdeeld in twee groepen, te weten: • Organisaties, personen en opleidingen: € 395,= excl. BTW per kalenderjaar • Studenten: € 79,= incl. BTW per kalenderjaar § 2.10 Samenwerking In § 2.10, figuur 2.2, zijn de brancheorganisaties die in dit hoofdstuk besproken zijn met elkaar vergeleken ten aanzien van de diensten die zij bieden. Nummer 23, bereid tot een vorm van samenwerking met de NHTV, is geen dienst en behoeft een nadere toelichting. § 2.10.1 Grondvormen van samenwerking In § 2.3 t/m § 2.9 zijn zeven brancheorganisaties die in het werkveld opereren nader bekeken. De optie tot een vorm van samenwerking is bij sommige organisaties reeds besproken. Eerst worden de samenwerkingsvormen nader bekeken, daarna zal per brancheorganisatie gekeken worden wat er reeds besproken is over een samenwerking waarna wordt bepaald op welke wijze een samenwerking zou kunnen geschieden. § 2.10.2 Samenwerkingsvormen Ir. Philip J. van Klaveren onderscheidt vier grondvormen van samenwerking. 1. Transactioneel samenwerken: Deze samenwerkingsvorm is erop gericht om op een efficiënte manier producten en diensten in te kopen. De transactie staat centraal en in de samenwerking is een duidelijke opdrachtgever en een opdrachtnemer herkenbaar. 2. Functioneel samenwerken: In deze samenwerkingsvorm wordt de gehele functie van een organisatie aan een andere organisatie toevertrouwd. Ook hier is sprake van een duidelijke opdrachtgever en opdrachtnemer. Deze samenwerkingsvorm is vaak te zien in uitbestedingsrelaties, bijvoorbeeld op het gebied van ICT. De relatie is vaak intensiever, hechter en exclusiever zijn, omdat de continuïteit van de opdrachtgever rechtstreeks is gerelateerd aan de performance van de opdrachtnemer. 3. Verkennend samenwerken: In deze basisvorm van samenwerken staan het uitwisselen en delen van kennis centraal en komt veel voor in overheidsomgevingen. De
46
deelnemende partijen zijn gelijkwaardig op het onderwerp waarop wordt samengewerkt en het betreft veelal losse samenwerkingsverbanden. 4. Ondernemend samenwerken: Deze samenwerkingsvorm wordt ook wel aangeduid als allianties en heeft als doel iets te ontwikkelen. Daarbij kan gedacht worden aan de ontwikkeling van een nieuw product, zoals de gezamenlijke bediening van klanten. De partijen zijn gelijkwaardig en gaan een hechte en exclusieve samenwerking aan. Het doel van de samenwerking is voor de deelnemende partijen van groot belang voor hun voortbestaan.26 Multilaterale samenwerking: Bij deze vorm van samenwerken zijn meer dan twee partijen betrokken. Wellicht wordt de nieuw op te richten brancheorganisatie eerder als serieuze gesprekspartner gezien als er een samenwerkingsverband wordt aangegaan met organisaties die reeds een goed imago hebben opgebouwd. Bilaterale samenwerking: Bij deze vorm van samenwerken zijn twee partijen betrokken. Dit zou voor de nieuw op te zetten brancheorganisatie een mogelijkheid kunnen zijn wanneer er op een specifiek onderwerp slechts één geschikte samenwerkingspartner is. Zo kunnen er eventueel diverse samenwerkingsverbanden met verschillende organisaties ontstaan. Voordelen bilaterale samenwerking met andere brancheorganisaties: • Behoud van eigen identiteit • Mogelijkheid om specialistische kennis uit te wisselen. • Er is snelle en directe communicatie mogelijk. Voordelen multilaterale samenwerking met andere brancheorganisaties: • Behoud van eigen identiteit • Mogelijkheid specialistische kennis uit te wisselen op meerdere gebieden Nadelen bilaterale samenwerking met andere brancheorganisaties: • Er zijn meerdere bilaterale samenwerkingsverbanden noodzakelijk om als serieuze gesprekspartner gezien te worden. • Meerdere bilaterale samenwerkingsverbanden kosten erg veel tijd en energie, omdat met meerdere organisaties verschillende meetings gehouden moeten worden. Nadelen multilaterale samenwerking met andere brancheorganisaties: • Mogelijk moeizame communicatie27
26
www.ketens-netwerken.nl/Pages/documents/TwynstraGudde.PPT Eindrapportage Onderzoek Europese samenwerking VVEM, opleiding vrijetijdsmanagement, NHTV internationale hogeschool Breda, december 2004, Dhr. S. Keuning, Dhr. M. van Lammeren, e.a. 27
47
§ 2.10.2.1 Samenwerking met de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) Aangezien de VNG een vereniging van Nederlandse gemeenten is, ligt het voor de hand om te inventariseren wat zij de gemeenten reeds bieden en waar eventuele hiaten zitten die opgevuld moeten worden. In dit verband is Mw. E. Boom benaderd met een document waarin verteld werd wat het onderzoek inhoudt en waarom ik denk dat een samenwerking tussen de VNG en de NHTV een optie zou zijn. Op dit document (bijlage…) is tot op heden geen reactie gekomen. Tevens is gesproken met dhr. C. Brouwer, werkzaam bij de gemeente Oud-Beijerland en lid van de commissie juridische zaken van de VNG. Over een samenwerkingsverband met de NHTV wordt niet gesproken. Over het oprichten van een brancheorganisatie in het algemeen zegt hij het volgende: • Aan dhr. Brouwer is verteld dat het gaat om een organisatie die zich richt op het evenementenbeleid van gemeenten en ook het uitvoerende deel zoals subsidieverlening, veiligheid, evenementennota’s, arbowetgeving, etc. Hij geeft aan dat dat heel sterk in het werk van de VNG zit, veel wordt in de APV, Algemene Plaatselijke Verordening, geregeld. •
Nadelen van een brancheorganisatie is op de eerste plaats dat ervoor betaald dient te worden. Een ander nadeel is dat brancheorganisaties ook wel eens iets doen waar niet alle leden even gelukkig mee zijn.
§ 2.10.2.2 Samenwerkingsvorm met de VNG Aangezien het contact over een eventuele samenwerking moeilijk van de grond komt is het lastig te zeggen welke vorm van samenwerking hier mogelijk zou zijn. § 2.10.2.3 Samenwerking met de VECTA (Vereniging van organisatoren voor Evenementen, Concert en Theater Activiteiten) In het gesprek met dhr. v.d. Tang, werkzaam bij de VECTA werden de volgende zaken aangehaald met betrekking tot een vorm van samenwerking: •
Uit tijdgebrek worden diensten als een discussieforum, vakbibliotheek opzetten, het verzorgen van collectieve publiciteit voor de branche (nog) niet aangeboden. Dit tijd gebrek is te wijten aan de lage bezetting (2 personen) en het missen van geld om meer mensen aan te trekken. Het aannemen van stagiaires om dit probleem te kunnen ondervangen zou mogelijk zijn maar helaas is er niemand die hen kan begeleiden.
§ 2.10.2.4 Samenwerkingsvorm met de VECTA Over een samenwerking en het uit handen geven van taken aan studenten dient een gesprek aangegaan te worden met mw. N. Vlieger, zij is directrice van de VECTA.
48
§ 2.10.2.5 Samenwerking met de VGKE (Landelijke Vereniging voor Gemeentelijke Kermis- en Evenementenbeheerders) Met Dhr. T. Kanters van de VGKE is reeds gesproken over een vorm van samenwerking. In de gesprekken die met hem zijn gevoerd werden ten aanzien van samenwerking de volgende dingen gezegd: •
Door tijdgebrek zijn zaken als een discussieforum op de website, nieuwsbrief maken, vakbibliotheek oprichten, uitzoeken van precariorechten en legekosten per gemeente, ledenlijsten up to date houden nog niet of niet goed gebeurd. Daarvoor kunnen studenten ingezet kunnen worden.
•
Voor het doen van onderzoek zouden studenten kunnen worden ingezet, dit is kostenbesparend.
•
De VGKE zou erg blij zijn met een secretariaat op de NHVT die de bestuursleden de uitvoerende werkzaamheden uit handen neemt.
•
Ik kan me voorstellen dat als dhr. Westermann en ik met een aantal studenten een gesprek hebben over vergunningsverlening dat er binnen twee uur voldoende stof boven tafel is dat de studenten verder uit kunnen zoeken. De overall leiding kan deels in handen van mij en deels in handen van dhr. Westermann liggen.
§ 2.10.2.6 Samenwerkingsvorm met de VGKE Met de VGKE kan een functionele samenwerking worden aangegaan. De gehele functie van het secretariaat wordt in dat geval aan de NHTV uitbesteed. De verdere professionalisering van de VGKE is dan afhankelijk van de werkzaamheden die het secretariaat verricht. In beide gesprekken die met dhr. Kanters zijn gevoerd geeft hij aan niet afwijzend tegenover het inzetten van studenten voor het uitvoerende werk van de VGKE te zijn. § 2.10.2.7 Samenwerking met de Samenwerking met deVVEM (Vereniging Van EvenementenMakers) In het gesprek met Dhr. V. Zonneveld van de VVEM wordt over samenwerking het volgende gezegd: •
We hebben in 2005 reeds twee onderzoeken door studenten van de NHTV laten verrichten. Een onderzoek naar internationalisering en een onderzoek naar het aantal toiletten en waterpunten op evenementen. Daarover waren wij zeer tevreden.
§ 2.10.2.8 Samenwerkingsvorm met de VVEM Wellicht dat de NHTV hierin ook een rol kan spelen. In een gesprek met dhr. Kanters van de VGKE (Landelijke Vereniging Gemeentelijke Kermis- en Evenementenbeheerders) kwam al naar voren dat uit gesprekken tussen hem en dhr. Westermann voldoende informatie boven komt die studenten verder uit kunnen zoeken. 49
§ 2.10.2.9 IFEA Europe (International Festivals & Events Association Europe) Dhr. J. Mourik van IFEA Europe heeft het volgende omtrent het opzetten van een Nederlandse tak van IFEA Europe gezegd: •
Gemeenten willen er als de kippen bij zijn als er nieuws is over wet- en regelgeving op Europees gebied, hiermee kunnen zij namelijk weer hun voordeel doen, trends zien aankomen en mee discussiëren. Niet elke gemeente heeft geld om seminars e.d. in andere landen te bezoeken, daarom kan het goed zijn om een paar sprekers uit Nederland uit te nodigen. Zij kunnen dan de opgedane informatie weer doorgeven aan de overige leden.
•
Hij staat op zich heel positief tegenover een Nederlsndse afdeling van IFEA Europe. IFEA Europe heeft op dit moment niet het beleid om landelijke verenigingen op te richten,er is een beleidsstukje over met daarin de hoofdpunten van wat ze nu als prioriteiten stellen. De hoofdprioriteit van marktverbreding en verdieping is door partnerships met landelijke organisaties. En uiteraard zijn wij als IFEA Europe bereid, dat wanneer er geen landelijke organisatie bestaat, dat te stimuleren en dat tot stand te brengen. En eventueel ook te kijken of er een win-win situatie is in de lidmaatschapsstructuur dat het niet dubbelop is.
•
De voordelen van IFEA Europe zijn: o Zij hebben potentieel o Ze hebben geen hoge personeelskosten. o Er zijn gemeenten die wel onderzoek willen laten doen, maar er geen geld voor hebben, op deze manier kan dat goedkoop gedaan worden.
•
Als er een ‘IFEA Nederland’ zou zijn, dat IFEA mee zal denken in het aanleveren van sprekers en andersom, dingen die in Nederland actueel zijn en die op internationaal vlak in de spotlight moeten komen, dat die wisselwerking er wel is.
•
Als het secretariaat van de NHTV leden werft voor de IFEA zou op zijn minst € 100,van het lidmaatschap naar het secretariaat moeten gaan als zijnde jullie budget. Het nieuwe beleid van IFEA Europe is dat het kantoor in Sheffield een commissie krijgt voor elk nieuw lid dat ze werven. Voor jullie zou het onderhandelbaar zijn dat jullie voor elk lid dat jullie binnen halen het eerste jaar een bonus krijgen wat voor extra kasgeld zou zorgen. Ook met het zoeken en ‘boeken’ van sprekers zal de IFEA meehelpen. De checklists en documenten die je je leden biedt, waar al eerder over gesproken is, hoef je niet helemaal zelf op te stellen. Je kunt veel al van andere IFEA leden overnemen en die pas je aan op de Nederlandse situatie. Als Nederland hem dan weer heeft verbeterd kan die weer naar andere IFEA leden terug zodat zij daar weer hun verbeteringen uit kunnen halen. Zo creëer je win-win situaties.
•
Dhr. Mourik vindt het reëel dat het bedrag dat nieuwe leden van de Nederlandse IFEA het eerste jaar betalen volledig naar de NHTV gaan omdat de opstartkosten erg hoog zijn. Het jaar daarna een gedeelte en het op die manier afbouwen. Hij zal het bestuur waarschijnlijk achter zich krijgen om zelfs door ons een onafhankelijke vereniging op te laten richten door middel van een partnership. Die vereniging zal dan het eerste jaar gratis lid zijn van IFEA en er de jaren daarna voor gaan betalen. 50
•
De contributie zou het eerste jaar lager kunnen zijn dan de jaren daarna om zo de instapdrempel te verlagen. Er zou een vereniging onder rechtspersoon IFEA opgericht kunnen worden. Maar wel zelfstandig, dat zou het eerste geval zijn waarbij dat zo zou zijn. Andere verenigingen hebben namelijk een eigen rechtspersoon en een partnership.
§ 2.10.2.10 Samenwerkingsvorm met IFEA Europe Als er een IFEA Nederland opgericht zou worden is er op het moment dat de organisatie wordt opgezet sprake van een ondernemende samenwerking. De samenwerking heeft namelijk als doel iets te ontwikkelen. Het doel van de samenwerking is van groot belang voor het voortbestaan van de nieuwe brancheorganisatie. Als de organisatie reeds is opgestart en de vereniging draait, gaat deze samenwerking over in verkennend samenwerken. Het delen en uitwisselen van kennis staan centraal en de deelnemende partijen zijn gelijkwaardig op het gebied waarop wordt samengewerkt. Er zijn gesprekken gevoerd met dhr. J. Mourik, voorzitter van IFEA Europe, over het opzetten van een Nederlandse afdeling van de IFEA. Na overleg in het bestuur, blijkt het bestuur positief te staan tegenover de NHTV als partner en het idee van een Nederlandse afdeling. Een complicatie hierbij is het financiële aspect. IFEA Europe zou derhalve graag een concept begroting/business plan ontvangen om een beter idee te krijgen wat de kosten, zowel op korte als op lange termijn, zijn om een Nederlandse afdeling te runnen c.q. te ondersteunen. Uit andere landen komen ook geluiden voor een landelijke afdeling en daarnaast heeft de IFEA reeds samenwerkingsovereenkomsten met twee onafhankelijke landelijke verenigingen (AOIFE en BAFA). Een meerderheid van de bestuursleden vinden dat afspraken/regels in samenwerking met verschillende afdelingen hetzelfde moeten zijn. De meeste kans van slagen heeft een overeenkomst waarin is opgenomen dat de nieuwe Nederlandse afdeling geen inkomsten wegneemt van de reeds aangesloten Nederlandse leden, maar in eerste instantie al haar inkomsten haalt uit nieuwe leden. IFEA zou daarbij wel steun kunnen geven door middel van folders, websites, etc ter promotie van de Nederlandse afdeling. Voorlopig kan nog geen cash worden toegezegd. § 2.11 Overige gesprekken Ook in overige gesprekken gaven geïnterviewden hun mening over samenwerking met een reeds bestaande organisatie. Dhr. R. Naaktgeboren van de gemeente Dordrecht zegt in het gesprek op 23 februari 2005: • IFEA Europe heeft al een bestaande structuur. Het lijkt logischer om daar gebruik van te maken dan een geheel nieuwe brancheorganisatie op te zetten. Dhr. T. Ummels van de stichting Stadspromotie Almere zegt tijdens het gesprek op 24 februari 2005 het volgende: • Om versnippering te voorkomen is het verstandig de nieuwe organisatie te laten aansluiten bij een reeds bestaande organisatie. Bij voorkeur niet bij een commercieel bureau omdat het dan anders georganiseerd wordt.
51
•
Samenwerking met de bestuursacademie lijkt geen goed idee omdat dat teveel naar de overheid trekt. Het is beter om het niet vanuit de overheid te benaderen maar vanuit de markt.
•
De VNG is niet alleen een belangenorganisatie, maar ook een kenniscentrum op gebied van milieu, openbare orde en veiligheid. Stadspromotie is nog een blinde vlek maar VNG is zoekende dat gat op te vullen, vooral vanuit de beleidsmatige kant.
•
In de IFEA zie ik wel iets, maar voorkom dat er straks drie organisaties zijn die naast elkaar bestaan en die alle drie hetzelfde doen. Versnippering is niet goed.
•
Samenwerking tussen meerdere kleine evenementen tot één groter, langduriger evenement kan meer power en uitstraling bereiken. Ook is het uit kosten oogpunt wellicht interessant.
•
Veel organisatoren stappen apart naar sponsoren toe. Mogelijk is er meer kans op sponsoring indien de organisaties collectief proberen een verzekering af te sluiten.
52
§ 2.12 Schematische vergelijking tussen de organisaties In onderstaand schema zijn de diensten die de besproken brancheorganisaties aanbieden weergegeven. Zo kunnen de verschillen en overeenkomsten van de organisaties in een oogopslag bekeken worden. Brancheorganisaties Diensten 1. Belangenbehartiging 2. Vraagbaak 3. Discussieforum 4. Vakbibliotheek inrichten 5. Telefonisch spreekuur 6. Onderzoek doen/initiëren 7. Nieuwsbrief 8. Voorbeeldnota's 9. Adviezen (bedrijfsvoering, subsidies, programmering, contracten e.d.) 10. Persberichten publiceren 11. Organiseren van congressen/seminars 12. Aanbieden van cursussen/workshops 13. Collectieve publiciteit 14. Trends & ontwikkelingen publiceren 15. Punt waar leden stageplaatsen kunnen aanbieden 16. Invalpool/database arbeidskrachten 17. Wedstrijd/competitie 18. Website 19. Aangesloten bij MKBNederland 20. Verzekering aanbieden 21. Verdieping op internationaal niveau 22. Streven naar uniforme weten regelgeving 23. Bereid tot (een vorm van) samenwerking met de NHTV
IFEA Vrijetijdnetwerk Europe VVS Kennik
VNG
VECTA
VGKE
VVEM
x x ?
x x o
x x o
x x o
x x x
x -
o -
x ? x x
x x -
o x o x
x/o x x -
x x x -
x -
o x o -
-
o o
x x
x
x
x
x -
x
x x
x
x
x
-
x
x
x
x ?
x o
x -
x -
x ?
x x
-
?
x
-
x
x
x
o
-
x
-
-
-
-
-
x
x x
x/o
x
x
x
x x/o
?
x x
x
x o
-
-
-
?
-
-
x
x
-
-
x
x
x
x
-
-
-
?
x
x
x
x
x
1500
100
Afhankelijk van aantal 24. Hoogte van de contributie (€) inwoners
1400 - 9100 25 - 395
32,50 – 1365 79 – 395
x = Ja - = Nee o = In ontwikkeling ? = niet bekend Figuur 2.2 'Schematische weergave van de diensten per brancheorganisatie'
53
Hoofdstuk 3
Uitkomsten van de enquête Zoals reeds aangegeven in hoofdstuk 1 is er een enquête opgesteld die is verzonden naar alle gemeenten in Nederland met een inwonertal vanaf 20.000. In dit hoofdstuk zullen de bevindingen van deze enquête behandeld worden. De enquêtes zijn verwerkt in SPSS, dit is een computerprogramma waarmee cijfermatige onderbouwingen kunnen worden gegeven aan de uitkomsten van de enquête. Allereerst zullen de in dit hoofdstuk veel voorkomende begrippen nader toegelicht worden, daarna zal gekeken worden naar de behoefte, de problemen/knelpunten en de ideeën van de respondenten betreffende een nieuwe brancheorganisatie op evenementen(beleids)terrein. Aangezien de groep respondenten relatief klein is zullen er minder snel significante verbanden optreden. § 3.1 Begrippen In dit hoofdstuk komen enkele begrippen voor die enige uitleg behoeven. Populatie: De verzameling individuen met een bepaald gemeenschappelijk kenmerk (doelgroep) waaruit een steekproef getrokken wordt. Steekproef: deelverzameling van de populatie waarop de waarnemingen worden verricht, in dit geval gelijk aan de populatie Kruistabel (crosstab): met een kruistabel maak je een vergelijking tussen twee variabelen. In elke cel van de tabel is waar te nemen hoe vaak de combinatie van beide variabelen voorkomt. Bij statistische toetsen wordt getoetst of de steekproefuitkomsten representatief zijn voor de hele populatie. Afhankelijk van de meetschaal van de variabelen en van de steekproefomvang wordt voor een bepaalde statistische toets gekozen. Bij alle statistische toetsen wordt een nul-hypothese geformuleerd. Hypothese (H1): Veronderstelling dat er een relatie bestaat tussen twee variabelen. Nul-hypothese (H0): Veronderstelling dat er geen relatie bestaat tussen twee variabelen. Chi-kwadraat test (Chi-Square tests): Toets die wordt uitgevoerd om te kijken of er een statistisch significant verband bestaat tussen twee variabelen. Anova Table: Toets die wordt uitgevoerd om verschillende gemiddelden te toetsen.
54
§ 3.2 De respondenten Om een duidelijker beeld te krijgen van waar de respondenten, N=61, vandaan komen, zijn hieronder een aantal cirkeldiagrammen weergegeven.
Gemeenten verdeeld naar inwoneraantal > 500.000 100.000 - 150.000 80.000 - 100.000 60.000 - 80.000
40.000 - 60.000 20.000 - 30.000
30.000 - 40.000
Figuur 3.1 'Gemeenten verdeeld naar aantal inwoners.'
Aantal inwoners per inwonerklasse (nieuwe verdeling)
Om te kunnen bepalen of er significante verschillen zijn tussen de antwoorden van kleine gemeenten en grote gemeenten is een verdeling gemaakt op basis van inwonertallen. In het cirkeldiagram van figuur 3.1 is duidelijk te zien dat de inwonertallen niet gelijkmatig over de groepen zijn verdeeld, in de categorie 150.000 tot 500.000 inwoners zijn zelfs helemaal geen respondenten. Hierdoor is het niet mogelijk om goede analyses te kunnen maken op basis van inwoneraantallen.
In het cirkeldiagram van figuur 3.2 zijn de marges van de groepen inwonertallen aangepast om deze analyses wel mogelijk te maken.
30.000 - 150.000
20.000 - 30.000
Figuur 3.2 'Nieuwe verdeling gemeenten naar aantal inwoners.'
De groep van de gemeenten met een inwonertal tussen de 20.000 en de 30.000 bevat 54% van het totaal. De overige respondenten zijn samen gevoegd tot één groep die bestaat uit 46% van het totaal. Verdere analyses in deze scriptie waarbij gekeken wordt naar het inwoneraantal zullen dan ook op basis van deze verdeling geschieden. Aangezien er in de categorieën vanaf 150.000 slechts één respondent is zal deze in verdere analyses niet meer worden meegeteld.
55
Provincie Zeeland
Friesland Drenthe
Wordt gekeken uit welke provincies de respondenten van de gemeenten met een inwonertal tussen de 20.000 en 30.000 afkomstig zijn, geeft dat een verdeling zoals in figuur 3.3 te zien is.
Noord Brabant Overijssel
Noord-Holland Gelderland
Zuid-Holland
Figuur 3.3 'Respondenten uit gemeenten met een inwonertal tussen 20.000 en 30.000 verdeeld per provincie'
Provincie Zeeland Noord Brabant
Friesland Groningen Drenthe
Gelderland Overijssel
Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland
Figuur 3.4 'Respondenten uit gemeenten met een inwonertal tussen 30.000 en 150.000 verdeeld per provincie'
Duidelijk te zien is dat de provincie Noord Brabant met 33,3% van de respondenten het vaakst heeft gereageerd. Ook uit de provincie Overijssel hebben duidelijk meer mensen gereageerd. Dit is 18,2%. Opvallend is dat er uit de provincies Groningen, Flevoland, Utrecht en Limburg geen respondenten zijn.
Wordt gekeken uit welke provincies de respondenten van de gemeenten met een inwonertal tussen 30.000 en 150.000 afkomstig zijn, geeft dat een verdeling zoals in figuur 3.4 te zien is. Duidelijk te zien is dat de provincie Overijssel met 17,9%het vaakst heeft gereageerd. Uit de provincies Noord-Holland, ZuidHolland en Utrecht heeft elk 14,3% gereageerd. Opvallend is dat er uit de provincies Flevoland en Limburg geen respondenten zijn.
56
In figuur 3.5 is weergegeven hoeveel procent van alle gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners er zijn per provincie. In totaal zijn er 100 gemeenten in deze categorie. In figuur 3.6 wordt ditzelfde bekeken voor de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners. In deze categorie zijn 131 gemeenten. Groningen (2%) Friesland (7%) Drenthe (3%) Overijssel (8%) Flevoland (0%) Utrecht (4%) Noord-Holland (8%) Zuid-Holland (16%) Zeeland (6%) Noord Brabant (25%) Gelderland (18%) Limburg (3%) Figuur3.5 'Het aantal gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners per provincie in procenten'
Het feit dat er veel respondenten uit Noord Brabant zijn in de categorie gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners valt middels de schijfdiagram van figuur 3.5 te verklaren aangezien Noord Brabant de gemeenten is met de meeste gemeenten in deze categorie. Daarnaast is te zien dat er relatief veel gemeenten uit Overijssel hebben gereageerd terwijl daar in deze categorie veel minder gemeenten zijn dan in andere provincies. Verder is te verklaren dat er weinig respondenten zijn uit de provincies Groningen, Flevoland, Utrecht en Limburg aangezien er ook weinig, in Flevoland zelfs geen, gemeenten zijn in de categorie gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners. Groningen (2%) Friesland (4%) Drenthe (6%) Overijssel (10%) Flevoland (2%) Utrecht (8%) Noord-Holland (12%) Zuid-Holland (17%) Zeeland (3%) Noord Brabant (12%) Gelderland (16%) Limburg (8%) Figuur 3.6 'Het aantal gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners per provincie in procenten'
57
Voor de categorie gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners is in figuur 3.6 ook te zien dat de gemeenten in Overijssel relatief vaak gereageerd hebben. Uit de provincies NoordHolland, Zuid-Holland en Utrecht zijn ook redelijk wat respondenten. Uit Limburg zijn geen respondenten terwijl er in deze categorie evenveel gemeenten zijn als in de provincie Utrecht. Aangezien slechts 2% van alle gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners in Flevoland liggen is het logisch te verklaren dat er geen respondenten zijn uit deze provincie. § 3.3 Wensen en behoeften Om de behoefte aan een brancheorganisatie inzichtelijk te maken zijn voor vraag 1 uit de enquête: 'Heeft uw gemeente behoefte aan een dergelijke brancheorganisatie?', antwoorden samen gevoegd tot nieuwe antwoordcategorieën. ' Zeer weinig behoefte'en ' Weinig behoefte' zijn samengevoegd tot ' Geen behoefte' ' Noch veel/noch weinig behoefte'wordt ' Neutraal' ' Zeer veel behoefte'en ' Veel behoefte'zijn samengevoegd tot ' Wel behoefte' .
60
50
Uit het staafdiagram van figuur 3.7 valt af te lezen dat een meerderheid van de respondenten van gemeenten met een inwonertal tussen 20.000 en 30.000 geen behoefte heeft aan een brancheorganisatie.
56
55
40
30
20
30 22
22
Percent
15
Aantal inwoners
10 20.000 - 30.000 0
Zoals valt af te lezen is de verdeling als volgt: Geen behoefte: 55% Neutraal: 30% Wel behoefte: 15%
30.000 - 150.000 geen behoefte
neutraal
wel behoefte
Behoefte aan branchevereniging
Figuur 3.7 ' Behoefte aan een brancheorganisatie bij de twee groepen gemeenten.'
Daarnaast is te zien dat de behoefteverdeling voor de gemeenten met een inwonertal tussen 30.000 en 150.000 er heel anders uitziet. Het aantal respondenten dat in deze categorie aangeeft geen behoefte te hebben aan een brancheorganisatie is gelijk aan het aantal respondenten dat aangeeft wel behoefte te hebben aan een brancheorganisatie en dat aantal komt neer op 22%. Bij 56% van de respondenten is de behoefte neutraal. Als de uitkomsten van deze twee categorieën vergeleken worden kan gezegd worden dat de kleinere gemeenten duidelijk minder behoefte hebben aan een brancheorganisatie en dat de grote gemeenten nog twijfelen of meer behoefte hebben aan een brancheorganisatie.
58
De verwachting was dat de kleine gemeenten juist meer behoefte zouden hebben aan een brancheorganisatie omdat de grote gemeenten zichzelf wel kunnen bedruipen. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat de kleine gemeenten vaker overleggen met andere gemeenten en dus de behoefte aan de diensten die een brancheorganisatie biedt al op een andere manier vervullen. Of de kleinere gemeenten inderdaad meer overleg met andere gemeenten hebben naarmate ze minder behoefte aan een brancheorganisatie hebben wordt bekeken in § 3.4, figuur 3.33. Ook is het mogelijk dat de gemeenten nog geen duidelijke voorstelling hebben van de nieuw op te zetten brancheorganisatie. In het geval dat de gemeenten wel behoefte hebben kan het zijn dat er nog geen organisatie is die in hun behoefte voorziet of er onbekendheid is bij gemeenten met betrekking tot het aanbod. Het totaal aantal respondenten waarop de toetsen in dit hoofdstuk zijn gedaan is 61. 11 respondenten gaven aan behoefte te hebben aan een brancheorganisatie, dat komt neer op 18%. Als deze lijn wordt doorgetrokken voor de gehele populatie (241) en er een prognose gemaakt moet worden van de gemeenten die behoefte aan een brancheorganisatie dan komt dat uit op 43 gemeenten. Om de significantie van deze uitkomst vast te stellen is de Chi-Square test uitgevoerd. Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 6,556a 6,776 4,225
2 2
Asymp. Sig. (2-sided) ,038 ,034
1
,040
df
60
a. 1 cells (16,7%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 4,95.
Figuur 3.8 'Uitvoer Chi-kwadraat toets voor inwonertal en behoefte aan een brancheorganisatie'
In de tabel van figuur 3.8 is te zien dat er een significant verband is tussen de inwonertallen en de mate van behoefte aan een brancheorganisatie. Aan de hand van de overschrijdingskans (Asymp. Sig. 2-sided) kan deze Chi-kwadraattoets geïnterpreteerd worden. De Pearson Chi-Square Asymp. Sig. is 0,038. Dat wil zeggen dat de kans dat de verschillen in behoefte tussen de verschillende inwonersklassen op toeval berusten 3,8% is. Dit is minder dan de toegestane 5%. Er is dus een significant verband waarneembaar. Daarmee wordt de nul-hypothese: Er is geen verschil in behoefte tussen de twee groepen gemeenten, verworpen. Aangezien in de enquête geen vraag is opgenomen waar direct gevraagd wordt naar de achterliggende reden van het al dan niet behoefte hebben aan een brancheorganisatie, kan over mogelijke verklaringen hiervoor slechts gespeculeerd worden. In de volgende paragraaf wordt gekeken hoe de respondenten aankijken tegen de diensten die de brancheorganisatie aan wil gaan bieden.
59
§ 3.3.1 Mate van belangrijkheid van de diensten In vraag 2 van de enquête werd de respondenten gevraagd hoe belangrijk zij de diensten vinden die de brancheorganisatie aan wil gaan bieden.
Report BELDIE INWONKL2 1 20.000 - 30.000 2 30.000 - 150.000 Total
Mean 6,12 6,32 6,21
N 31 26 57
Std. Deviation 1,502 1,117 1,332
Figuur 3.9 'Gemiddelde cijfer voor de belangrijkheid van alle diensten per groep gemeenten'
De handelingen die zijn verricht om de berekening te kunnen doen waarvan in figuur 3.9 de uitwerking te zien is behoeven enige uitleg. De 6,12 en de 6,32 in de kolom Mean geven een gemiddeld cijfer aan. In een berekening is gedaan alsof de gradatie naar belangrijkheid van de diensten van vraag 2 uit de enquête cijfers zijn. Er zijn in totaal 19 diensten, dus als een respondent alle 19 diensten met het cijfer 5 (maximaal) waardeert kan deze een score halen van 95. Daarom worden alle cijfers per respondent bij elkaar opgeteld en gedeeld door 9,5. Alle gemiddelde cijfers die daaruit komen voor de groep gemeenten met een inwonertal tussen 20.000 en 30.000 worden bij elkaar opgeteld en gedeeld door het aantal respondenten die hier op een cijfer boven nul uitkomen, in dit geval 31. Ditzelfde wordt gedaan voor de groep gemeenten met een inwonertal tussen 30.000 en 150.000, het aantal cijfers boven nul in deze groep gemeenten is 26. De gemiddelde cijfers die uit deze berekeningen komen zijn zoals in de tabel in de kolom Mean te zien is, 6,12 voor de groep gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners en 6,32 voor de tweede groep gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners. Hoe meer dit cijfer naar 10 neigt, des te vaker hebben de respondenten in die groep aangegeven de diensten belangrijk tot zeer belangrijk te vinden. Uit de gemiddelde cijfers kan dus worden afgeleid dat de groep gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners het dienstenpakket in zijn geheel gemiddeld genomen iets belangrijker vinden. Om te kijken of het verschil tussen deze beide groepen significant is dient de Independent samples test (t-toets voor twee onafhankelijke steekproeven) te worden uitgevoerd.
Independent Samples Test Levene's Test for Equality of Variances
BELDIE
Equal variances assumed Equal variances not assumed
F 1,676
Sig. ,201
t-test for Equality of Means
t
df
Sig. (2-tailed)
Mean Difference
Std. Error Difference
95% Confidence Interval of the Difference Lower Upper
-,573
55
,569
-,20
,356
-,919
,510
-,588
54,287
,559
-,20
,347
-,901
,492
Figuur 3.10 'Uitvoer van de T-test voor de belangrijkheid van de diensten'
60
Het getal waar in de tabel van figuur 3.10 naar gekeken dient te worden is het getal in de kolom Sig. 0,201. Dit geeft aan dat de kans dat dit verschil op toeval berust gelijk is aan 20,1%. De nul-hypothese (H0) is: Er is geen statistisch verband in belangrijkheid van de diensten tussen beiden groepen gemeenten. Deze hypothese blijkt waar te zijn aangezien 20% hoger is dan de toegestane 5%. De gemiddelde belangrijkheid tussen deze twee groepen gemeenten verschillen dus niet significant van elkaar. Wordt gekeken naar de mate van belangrijkheid van een bepaalde dienst en daarbij de vraag gesteld waarom de ene respondent zaken belangrijker vindt dan de andere respondent, kan worden getracht hier via statistiek een antwoord op te vinden. Middels een gemiddelden tabel voor de respondenten van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners wordt eerst bekeken of de diensten belangrijker worden gevonden naarmate de behoefte aan een brancheorganisatie groter is. BELDIE BEHOEFT1 Behoefte aan branchevereniging 1 geen behoefte 2 neutraal 3 wel behoefte Total
Mean 5,35 6,66 7,47 6,12
N 16 10 5 31
Std. Deviation 1,642 ,518 ,890 1,502
Figuur 3.11 'Gemiddelde belangrijkheid van alle diensten naarmate de behoefte aan een brancheorganisatie toeneemt voor gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners'
Wordt de gemiddelde belangrijkheid van alle diensten afgezet tegen de behoefte aan een brancheorganisatie, blijkt dat wanneer een respondent aangeeft meer behoefte te hebben aan een brancheorganisatie, deze ook de diensten die de brancheorganisatie wil gaan aanbieden belangrijker vindt. (zie figuur 3.11) Om te kijken of de verschillen in belangrijkheid tussen deze groepen significant zijn, wordt er een Anova Table gemaakt. (Figuur 3.12)
ANOVA Table
BELDIE * BEHOEFT1 Behoefte aan branchevereniging
Between Groups Within Groups Total
(Combined)
Sum of Squares 21,631 46,011 67,642
df 2 28 30
Mean Square 10,815 1,643
F 6,582
Sig. ,005
Figuur 3.12 'Uitvoer van de Anova Table, belangrijkheid diensten en de behoefte aan een brancheorganisatie voor de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners'
Om te zien of de verschillen in de belangrijkheid van de diensten, die optreden naar mate de behoefte aan een brancheorganisatie verandert, significant zijn, is de laatste kolom van de tabel uit figuur 3.12 belangrijk. De Sig. 0,005 geeft aan dat de kans dat de gevonden verschillen louter toevallig optreden 0,005% is. Er is dus een zeer duidelijke significantie.
61
Voor de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners ziet dit er als volgt uit: BELDIE BEHOEFT1 Behoefte aan branchevereniging 1 geen behoefte 2 neutraal 3 wel behoefte Total
Mean 4,91 6,45 7,07 6,29
N 5 14 6 25
Ook hier blijkt dat wanneer een respondent aangeeft meer behoefte te hebben aan een brancheorganisatie, deze ook de diensten die de brancheorganisatie wil gaan aanbieden belangrijker vindt. (zie figuur 3.13)
Std. Deviation 1,174 ,916 ,349 1,130
Figuur 3.13 'Gemiddelde belangrijkheid van alle diensten naarmate de behoefte aan een brancheorganisatie toeneemt'
De significantie voor deze cijfers is te zien in de Anova Table van figuur 3.14
ANOVA Table
BELDIE * BEHOEFT1 Behoefte aan branchevereniging
Between Groups Within Groups Total
(Combined)
Sum of Squares 13,603 17,029 30,632
df 2 22 24
Mean Square 6,801 ,774
F 8,787
Sig. ,002
Figuur 3.14 'Uitvoer van de Anova Table, belangrijkheid diensten en de behoefte aan een brancheorganisatie'
Ook hier is de laatste kolom van de tabel belangrijk. Deze Sig. 0,002 geeft aan dat er een duidelijk significant verband te constateren is. Dit is logisch te verklaren. Iets waaraan men behoefte heeft, vindt men over het algemeen ook belangrijk.
62
In de tabellen van figuur 3.15 en 3.16 is aan de mate van belangrijkheid per dienst weer de cijferwaarden 1 t/m 5 toegekend. Ondanks dat de stap van 1 naar 2 niet gelijk hoeft te zijn aan de stap van 2 naar 3, 3 naar 4 of 4 naar 5 is het toch interessant om te kijken welke dienst de respondenten relatief het belangrijkste vinden. Descriptive Statistics BEL.BEHA Mate van belangrijkheid: Belangenbehartiging VRGBAAK Mate van belangrijkheid: Vraagbaak DISCFOR Mate van belangrijkheid: Discussieforum VAKBIB Mate van belangrijkheid: Vakbibliotheek TELSPRKU Mate van belangrijkheid: Telefonisch spreekuur ONDERZ Mate van belangrijkheid: Onderzoek doen/initieren NWSBRIEF Mate van belangrijkheid: Nieuwsbrief VRBNOTAS Mate van belangrijkheid: Voorbeeldnota's evenemementenbeleid andere gemeentes ADVIES Mate van belangrijkheid: Adviezen o.g.v. bedrijfsvoering, subsidie, programmering, contracten e.d. PERSBER Mate van belangrijkheid: Persberichten en overige publicaties CONGRES Mate van belangrijkheid: Aanbieden van congressen en seminars WORKSHOP Mate van belangrijkheid: Aanbieden van workshops en cursussen COL.PUB Mate van belangrijkheid: Verzorgen van collectieve publiciteit TRENDS Mate van belangrijkheid: Trends en ontwikkelingen publiceren STAGEPL Mate van belangrijkheid: Punt waar leden stageplaatsen aan kunnen bieden ARBKRCHT Mate van belangrijkheid: Invalpool/database arbeidskrachten WEDSTR Mate van belangrijkheid: Wedstrijd/competitie organiseren WEBSITE Mate van belangrijkheid: Ontwikkeling van een website MKB.NED Mate van belangrijkheid: Aansluiting bij MKB-Nederland Valid N (listwise)
N 33 33 33 33 33 32 32
Mean 3,15 3,73 3,06 3,27 3,12 3,13 3,41
33
3,52
32
3,03
33 33 33 33 33 33 33 33 33 33 31
3,21 2,97 3,15 2,88 3,33 2,64 2,39 2,03 3,09 2,82
Figuur 3.15 'Gemiddelde cijfer voor de mate van belangrijkheid per dienst voor de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners'
63
Descriptive Statistics BEL.BEHA Mate van belangrijkheid: Belangenbehartiging VRGBAAK Mate van belangrijkheid: Vraagbaak DISCFOR Mate van belangrijkheid: Discussieforum VAKBIB Mate van belangrijkheid: Vakbibliotheek TELSPRKU Mate van belangrijkheid: Telefonisch spreekuur ONDERZ Mate van belangrijkheid: Onderzoek doen/initieren NWSBRIEF Mate van belangrijkheid: Nieuwsbrief VRBNOTAS Mate van belangrijkheid: Voorbeeldnota's evenemementenbeleid andere gemeentes ADVIES Mate van belangrijkheid: Adviezen o.g.v. bedrijfsvoering, subsidie, programmering, contracten e.d. PERSBER Mate van belangrijkheid: Persberichten en overige publicaties CONGRES Mate van belangrijkheid: Aanbieden van congressen en seminars WORKSHOP Mate van belangrijkheid: Aanbieden van workshops en cursussen COL.PUB Mate van belangrijkheid: Verzorgen van collectieve publiciteit TRENDS Mate van belangrijkheid: Trends en ontwikkelingen publiceren STAGEPL Mate van belangrijkheid: Punt waar leden stageplaatsen aan kunnen bieden ARBKRCHT Mate van belangrijkheid: Invalpool/database arbeidskrachten WEDSTR Mate van belangrijkheid: Wedstrijd/competitie organiseren WEBSITE Mate van belangrijkheid: Ontwikkeling van een website MKB.NED Mate van belangrijkheid: Aansluiting bij MKB-Nederland Valid N (listwise)
N 27 27 27 27 27 27 27
Mean 3,07 3,93 3,26 3,33 3,22 3,56 3,33
27
3,96
26
3,46
27 27 27 27 27 27 27 27 27 27 26
3,11 3,04 3,07 2,74 3,59 2,63 2,48 2,04 3,33 2,78
Figuur 3.16 ' Gemiddelde cijfer voor de mate van belangrijkheid per dienst voor de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners'
Als de twee groepen gemeenten hierin vergeleken worden blijken er geen hele grote verschillen te zijn. De volledige tabel is terug te vinden in de bijlagen. De top 5 van de belangrijkste diensten bij beide groepen zien er als volgt uit: Belangrijkste diensten voor de twee groepen gemeenten 20.000 - 30.000 inwoners 30.000 - 150.000 inwoners 1. Vraagbaak (3,73) 1. Voorbeeldnota’s van andere gemeenten (3,96) 2. Voorbeeldnota' s andere gemeenten (3,52) 2. Vraagbaak (3,93) 3. Nieuwsbrief (3,41) 3. Trends & ontwikkelingen publiceren (3,59) 4. Trends & ontwikkelingen publiceren (3,33) 4. Onderzoek doen/initiëren (3,56) 5. Adviezen op het gebied van bedrijfsvoering, subsidie, 5. Vakbibliotheek inrichten (3,27) programmering, contracten e.d. (3,46)
Figuur 3.17 'Top 5 van de belangrijkste diensten voor de twee groepen gemeenten'
64
De top 5 van de minst belangrijke diensten bij beide groepen, beginnend bij de minst belangrijke dienst, zien er als volgt uit: Minst belangrijke diensten voor de twee groepen gemeenten 20.000 - 30.000 inwoners 30.000 - 150.000 inwoners 1. Wedstrijd/competitie organiseren (2,03) 1. Wedstrijd/competitie organiseren (2,04) 2. Invalpool/database arbeidskrachten (2,39) 2. Invalpool/database arbeidskrachten (2,84) 3. Punt waar leden stageplaatsen aan 3. Punt waar leden stageplaatsen aan kunnen kunnen bieden (2,64) bieden ( 2,63) 4. Aansluiting bij MKB-Nederland (2,82) 4. Collectieve publiciteit (2,74) 5. Collectieve publiciteit (2,88) 5. Aansluiting bij MKB-Nederland (2,78)
Figuur 3.18 ' Top 5 van de minst belangrijke diensten voor de twee groepen gemeenten'
De diensten die als relatief belangrijk gezien worden door de respondenten, hebben allemaal te maken hebben met het verspreiden en uitwisselen van kennis. Dit komt ook overeen met de uitspraken die tijdens de interviews en de Round Table op 12 april 2005 naar voren kwamen. Mw. M. Huibers, Rotterdam Festivals, tijdens de Round Table: “Ik denk sowieso dat het handig en verstandig is om een goed netwerk te hebben en dat je kennis kunt uitwisselen met name op het gebied van beleid.” “Ook een vrijwilligersorganisatie kan heel veel hebben aan een brancheorganisatie voor kennisuitwisseling” “Ik zie het als mijn plicht om opgedane kennis en ervaring te delen met anderen.” Mw. L. Martin, gemeente Breda, tijdens de Round Table op : “Voor veel vrijwilligersorganisaties is het organiseren van evenementen, onder andere door de aanscherping van regelgeving op brandweergebied e.d. te complex geworden. Ze hechten veel waarde aan begeleiding. Het zou een voordeel zijn als er een brancheorganisatie is die alles regelt.” Dhr. W. Janssen, gemeente Loon op Zand, tijdens de Round Table: “Contacten met andere gemeenten over evenementenbeleid is voor Loon op Zand erg prettig. Sowieso is kennisoverdracht voor een brancheorganisatie het belangrijkste.” “Kennisuitwisseling is heel belangrijk in de middelgrote gemeenten die één of twee personen bij bijzondere wetten hebben die een bepaalde juridische achtergrond hebben maar niet de organisatorische kant.” “In de jurisprudentie zijn heel veel modellen van rechtspraktijken, dat zijn vijf boeken waar allerlei voorbeeldbrieven in staan. Zoiets zou er voor gemeenten ook moeten zijn. Dan heb je alvast de richtlijnen en kan elke gemeente het zelf invullen.” Dhr. J. Mourik, voorzitter van IFEA Europe tijdens het gesprek op 3 februari 2005: " Gezien het aantal evenementen dat er in Nederland is en hoeveel mensen er binnen gemeentes mee te maken hebben, is er zeker wel genoeg stof is om uitwisselingen te doen, de vinger aan de pols te houden en elkaar op de hoogte te houden. Ik kan me heel goed voorstellen dat die gemeenteambtenaren die er binnen de gemeenten alleen voor staan en af en toe een keer met collega’s over praten, als dat wat gestructureerder kan denk ik wel dat daar een markt voor is."
65
"Maar als er nieuws is over wetgeving op Europees gebied wat ook zijn impact op Nederland gaat hebben, wil je daar als gemeente natuurlijk ook als de kippen bij zijn en van die kansen en bedreigingen op de hoogte zijn. Je wilt toch de trends zien aankomen om mee te discussiëren." "Er zouden documenten en checklists samengesteld kunnen worden voor gemeenten over bijvoorbeeld het inhuren van een consultant, welke documenten ze dan door moeten lezen, welke vragen je moet stellen voordat je met zo’n consultant in zee gaat, waar moet die consultant aan denken, van twee kanten van die praktische handvaten. Datzelfde zou ontwikkeld kunnen worden voor milieu en geluidsoverlast, al die hot items die er zijn." " Er zijn gemeenten die wel onderzoek willen laten doen, maar er geen geld voor hebben, op deze manier kan dat goedkoop gedaan worden." Dhr. R. Naaktgeboren, gemeente Dordrecht, tijdens het gesprek op 23 februari 2005: "Het uitwisselen van informatie en kennis moet breder dan alleen op het gebied van evenementen. Een website is daarbij erg zinvol" "Er is binnen Dordrecht behoefte om steden bij elkaar te brengen in een organisatie. Gesprekken en informatie-uitwisseling op onder andere evenementengebied, maar ook andere zaken als horeca en aanverwante zaken. Sec over evenementen is wellicht te summier. Het bundelen van versnipperde informatie is een goede zaak." "Een brancheorganisatie zou in elk geval ook een service moeten bezitten die frequently asked questions beantwoord." "Als ik lid word moet de brancheorganisatie in elk geval de volgende diensten bieden: • Het beantwoorden van frequently asked questions • Een soort database op allerlei gebied waaruit de organisatie kan putten • Een website met een discussieforum op zowel beleidsniveau als op uitvoeringsniveau." Dhr. T. Ummels, gemeente Almere, tijdens het gesprek op 24 februari 2005: "In het algemeen zie ik het nut van een organisatie of platform waar kennis over een bepaalde zaak wordt opgeslagen. Dat geldt dus ook voor deze sector." " Veel gemeenten zijn zoekende. Als je met kleine adviezen gemeenten kunt winnen zal dat een sneeuwbal effect hebben en zullen steeds meer gemeenten advies vragen en zich aansluiten."
66
Zoals in figuur 3.17 te zien is vinden de gemeenten met 20.000 tot 30.000 vraagbaak de belangrijkste dienst. In figuur 3.19 wordt bekeken of de gemeenten die vraagbaak belangrijk vinden, dat wil zeggen dat zij bij mate van belangrijkheid ' belangrijk'ofwel ' zeer belangrijk' als antwoord hebben gegeven. Daarna zal in figuur 3.20 voor dezelfde groep bekeken worden of zij lid willen worden van de brancheorganisatie.
Contributie 50
43
40
43
30
20
13
Percent
10
In figuur 3.19 is te zien dat ruim 40% van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners geen lid wil worden of er maximaal € 100,- voor over heeft. Slechts een kleine 15% wil er meer dan € 100,- voor betalen. Ze vinden de vraagbaak dus wel belangrijk maar dat is voor hen geen reden om lid te worden.
0 Ik wil geen lid word
1 - 100 euro
101 - meer dan 300 E
Contributie
Figuur 3.19 'Contributie die de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners die vraagbaak belangrijk vinden willen betalen'
Behoefte aan een brancheorganisatie 50
40
42 38
30
20
21
Percent
10
0 geen behoefte
neutraal
wel behoefte
Behoefte aan een brancheorganisatie
Figuur 3.20 'Behoefte die de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners die vraagbaak belangrijk vinden hebben aan een brancheorganisatie'
In figuur 3.20 is te zien dat ruim 40% van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners geen behoefte heeft aan een brancheorganisatie of een neutrale behoefte heeft. Slechts zo' n 20% heeft wel behoefte aan een brancheorganisatie. De behoefte van de gemeenten die aangeven vraagbaak belangrijk te vinden, hebben dus niet méér behoefte aan een brancheorganisatie.
67
Vraagbaak alleen voor leden 70 63
60 50 40 37 30
Percent
20 10 0 Ja
Nee
Vraagbaak alleen voor leden
Figuur 3.21 'Vraagbaak al dan niet alleen voor leden, bekeken voor de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners'
In figuur 3.21 is te zien dat gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners die vraagbaak belangrijk vinden, deze dienst ook toegankelijk willen maken voor niet leden. Dat strookt wel met de tendens in de figuren 3.19 en 3.20. De gemeenten vinden een vraagbaak namelijk belangrijk, de meerderheid heeft geen behoefte aan een brancheorganisatie en wil geen lid worden of er niet meer dan € 100,- voor betalen. Als de dienst ook voor niet-leden toegankelijk is, kunnen zij er dus wel gebruik van maken zonder lid te worden.
Contributie 50
43
40
33
30
In figuur 3.22 is te zien dat ruim 75% van de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners bereid is lid te worden. Ruim 40% heeft er zelfs meer dan € 100,- voor over.
24
20
Percent
10
0 Ik wil geen lid word
1 - 100 euro
101 - meer dan 300 E
Contributie
Figuur 3.22 'Contributie die de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners die Voorbeeldnota's van andere gemeenten belangrijk vinden willen betalen'
68
Behoefte aan een brancheorganisatie 70 60
60
50 40 30
30
In figuur 3.23 is te zien dat 60% van de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners een neutrale behoefte heeft aan een brancheorganisatie. 30% heeft wel behoefte aan een brancheorganisatie tegenover 10% die dat niet heeft.
Percent
20 10
10
0 geen behoefte
neutraal
wel behoefte
Behoefte aan een brancheorganisatie
Figuur 3.23 'Behoefte die de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners die Voorbeeldnota's van andere gemeenten belangrijk vinden hebben aan een brancheorganisatie'
Voorbeeldnota's andere gemeentes 70 64
60 50 40 36 30
Percent
20 10 0 Ja
Nee
Voorbeeldnota's andere gemeentes alleen voor leden
Figuur 3.24 'Voorbeeldnota's van andere gemeenten al dan niet alleen voor leden, bekeken voor de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners'
In figuur 3.24 is te zien dat ruim 60% van de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners voorbeeldnota' s van andere gemeenten ook voor niet-leden opvraagbaar wil stellen. Ze hebben dus een grotere behoefte aan een brancheorganisatie dan de kleinere gemeenten, zijn tevens bereid meer contributie te betalen, maar vinden het overwegend geen probleem als gemeenten die geen contributie betalen ook van deze dienst gebruik kunnen maken.
69
Per dienst het aantal keren wel en niet alleen voor leden, verdeeld voor de twee groepen gemeenten Alleen voor leden Ook voor niet-leden 20.000 30.000 20.000 30.000 30.000 150.000 30.000 150.000 Dienst Absoluut % Absoluut % Absoluut % Absoluut Belangenbehartiging 15 60 8 53,3 10 40 7 Vraagbaak 8 30,8 5 33,8 18 69,2 10 Discussieforum 5 20 3 20 20 80 12 Vakbibliotheek inrichten 11 44 6 40 14 56 9 Telefonisch spreekuur 12 48 6 40 13 52 9 Onderzoek doen/initiëren 8 32 7 50 17 68 7 Nieuwsbrief 14 56 6 40 11 44 9 Voorbeeldnota' s 14 56 6 40 11 44 9 Adviezen 15 60 7 46,7 10 40 8 Persberichten publiceren 4 16 6 40 21 84 9 Congressen en seminars aanbieden 7 28 2 13,3 18 72 13 Workshops en cursussen aanbieden 7 28 2 13,3 18 72 13 Collectieve publiciteit verzorgen 6 24 4 26,7 19 76 11 Trends en ontwikkelingen 6 24 4 26,7 19 76 11 publiceren Punt waar leden stageplaatsen aan kunnen bieden 8 32 6 42,9 17 68 8 Invalpool/database arbeidskrachten 8 34,8 6 40 15 65,2 9 Wedstrijd/competitie organiseren 4 16 3 21,4 21 84 11 Website ontwikkelen 4 16 2 14,3 21 84 12 Aansluiting MKB-Nederland 9 36 3 21,4 16 64 11
% 46,7 66,7 80 60 60 50 60 60 53,3 60 86,7 86,7 73,3 73,3 57,1 60 78,6 85,7 78,6
Figuur 3.25 'Schematische weergave van diensten al dan niet alleen voor leden, uitgesplitst naar inwoners groepen'
70
§ 3.3.2 Diensten leden/niet-leden Bij vraag 3 in de enquête dienden de respondenten aan te geven of zij vinden dat de diensten al dan niet toegankelijk zouden moeten zijn voor niet-leden. In de tabellen van figuur 3.26 t/m 3.29 zijn telkens een top vijf weergegeven van de meest gegeven antwoorden op vraag 3. In figuur 3.25 is het volledige schema weergegeven waarin te zien is hoe vaak respondenten per dienst hebben aangegeven dat de dienst alleen voor leden danwel ook voor niet-leden toegankelijk zou moeten zijn.
Top 5 diensten alleen voor leden, voor de twee groepen gemeenten Vaakst 20.000 – 30.000 Vaakst 30.000 – 150.000 1. Adviezen op het gebied van bedrijfsvoering, subsidie, programmering, contracten e.d. (60%) 1. Belangenbehartiging (53,3%) 1. Belangenbehartiging (60%) 2. Onderzoek doen/initiëren (50%) 3. Voorbeeldnota’s van andere 3. Adviezen op het gebied van bedrijfsvoering, subsidie, gemeenten (56%) programmering, contracten e.d. (46,7%) 4. Punt waar leden stageplaatsen aan kunnen bieden 3. Nieuwsbrief (56%) (42,9%) 5. Telefonisch spreekuur (48%) 5. Nieuwsbrief (40%) 5. Voorbeeldnota’s van andere gemeenten (40%) 5. Vakbibliotheek inrichten (40%) 5. Telefonisch spreekuur (40%) 5. Persberichten publiceren (40%) 5. Invalpool/database arbeidskrachten (40%)
Figuur 3.26 ' Top vijf van de diensten waarvan respondenten het vaakst vinden dat ze alleen voor leden moeten zijn (per gemeente groep)'
Top 5 diensten alleen voor leden, voor de twee groepen gemeenten Minst vaak 20.000 – 30.000 Minst vaak 30.000 – 150.000 1. Persberichten publiceren (16%) 1. Congressen/seminars aanbieden (13,3%) 1. Wedstrijd/competitie organiseren (16%) 1. Workshops/cursussen aanbieden (13,3%) 1. Website ontwikkelen (16%) 3. Website ontwikkelen (14,3%) 4. Discussieforum (20%) 4. Discussieforum (20%) 5. Collectieve publiciteit (24%) 5. Wedstrijd/competitie organiseren (21,4%) 5. Trends & ontwikkelingen publiceren (24%) 5. Aansluiting MKB-Nederland (21,4%)
Figuur 3.27 ' Top vijf van de diensten waarvan respondenten het minst vaak vinden dat ze alleen voor leden moeten zijn ( per gemeente groep)'
In figuur 3.26 en 3.27 wel een aantal zaken op. In de top 5 van figuur 3.26 zijn overeenkomsten tussen de diensten. Er zijn ook een aantal verschillen, de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners geven aan ook onderzoek doen en een punt waar leden stageplaatsen aan kunnen bieden belangrijk te vinden. 71
Opvallend in figuur 3.27 is dat de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners het minst vaak vinden dat congressen, seminars, workshops en cursussen alleen voor leden toegankelijk moeten zijn. Ook van de voordelen die aansluiting bij MKB-Nederland met zich meebrengt dienen alleen de leden te kunnen profiteren. Top 5 diensten ook voor niet-leden, voor de twee groepen gemeenten Vaakst 20.000 – 30.000 Vaakst 30.000 – 150.000 1. Persberichten publiceren (84%) 1. Congressen/seminars aanbieden (86,7%) 1. Wedstrijd/competitie organiseren (84%) 1. Workshops/cursussen aanbieden (86,7%) 1. Website ontwikkelen (84%) 3. Website ontwikkelen (85,7%) 4. Collectieve publiciteit (76%) 4. Discussieforum (80%) 4. Trends & ontwikkelingen publiceren (76%) 5. Wedstrijd/competitie organiseren (78,6%) 5. Aansluiting MKB-Nederland (78,6%) Figuur 3.28 ' Top vijf van de diensten waarvan respondenten het vaakst vinden dat ze niet alleen voor leden moeten zijn (per gemeente groep)'
Top 5 diensten ook voor niet-leden, voor de twee groepen gemeenten Minst vaak 20.000 – 30.000 Minst vaak 30.000 – 150.000 1. Adviezen o.g.v. bedrijfsvoering, subsidie, programmering, contracten e.d. (40%) 1. Belangenbehartiging (46,7%) 1. Belangenbehartiging (40%) 2. Onderzoek doen/initiëren (50%) 3. Adviezen op het gebied van bedrijfsvoering, subsidie, 3. Nieuwsbrief (44%) programmering, contracten e.d. (53,3%) 3. Voorbeeldnota’s van andere 4. Punt waar leden stageplaatsen aan gemeenten (44%) kunnen bieden (57,1%) 5. Telefonisch spreekuur (52%) 5. Nieuwsbrief (60%) 5. Voorbeeldnota’s van andere gemeenten (60%) 5. Vakbibliotheek inrichten (60%) 5. Telefonisch spreekuur (60%) 5. Persberichten publiceren (60%) 5. Invalpool/database arbeidskrachten (60%)
Figuur 3.29 ' Top vijf van de diensten waarvan respondenten het minst vaak vinden dat ze niet alleen voor leden moeten zijn ( per gemeente groep)'
Indien de diensten ook voor niet-leden beschikbaar zijn is het vergeleken bij figuur 3.27 zeer opvallend dat de gemeenten met een inwoneraantal van 30.000 tot 150.000 wel grote belangstelling tonen voor de congressen, seminars, workshops en cursussen. Een drietal diensten komen in figuur 3.28 en 3.29 zowel bij gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners als bij gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners in de top 5 voor. De kleine gemeenten geven daarnaast nog aan dat de vraagbaak ook voor niet-leden beschikbaar zou moeten zijn. Uit figuur 3.26 blijkt ook dat de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners het telefonisch spreekuur, wat ook een vraagbaak functie is, óók voor niet-leden willen houden.
72
Als de figuren 3.26 en 3.28 naast elkaar worden gelegd en de kolommen aangaande de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners vergeleken worden, is zeer opvallend dat zij vrijwel alle diensten ook voor niet leden open willen stellen. In figuur 3.26 is namelijk te zien dat slechts een kleine meerderheid van de respondenten (53,5%) vindt dat belangenbehartiging alleen voor leden moet zijn. Bij de overige diensten in de top 5 ligt dit op 50% of zelfs daaronder.
Vervolgens wordt bekeken hoe vaak respondenten gemiddeld aangeven dat diensten niet alleen voor leden toegankelijk moeten zijn en hoeveel contributie zij willen betalen. Het kan mogelijk zo zijn dat als zij aangeven dat ze geen lid willen worden en diensten niet alleen voor leden toegankelijk moeten zijn, ze voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten. Als ze geen lid zijn zouden ze wel gebruik kunnen maken van de diensten van de brancheorganisatie zonder contributie te betalen.
NIETVLED CONT2 0 Ik wil geen lid worden 1 1 - 100 euro 2 101 - meer dan 300 Euro Total
Mean 9,18 11,55
N 17 11
Std. Deviation 7,716 6,905
5,67
3
5,508
9,68
31
7,259
Figuur 3.30 'Het aantal keren dat respondenten van gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners gemiddeld aangeven dat een dienst niet alleen voor leden toegankelijk moet zijn vergeleken met de contributie die zij willen betalen.'
In de tabel van figuur 3.30 is te zien dat de respondenten die aangeven maximaal € 100,contributie te willen betalen, het vaakst aangeven dat de diensten ook voor niet-leden toegankelijk moeten zijn. Indien ze bereid zijn meer dan € 100,- te betalen willen ze ook dat de diensten alleen voor leden geboden worden.
ANOVA Table
NIETVLED * CONT2
Between Groups Within Groups Total
(Combined)
Sum of Squares 90,910 1489,865 1580,774
df 2 28 30
Mean Square 45,455 53,209
F ,854
Sig. ,436
Figuur 3.31 'Uitvoer van de Anova Table diensten niet alleen voor leden, vergeleken met de hoogte van de contributie die respondenten van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 willen betalen.'
H0: er is geen significant verband tussen het gemiddeld aantal keren dat de respondenten aangeven de dat de diensten niet alleen voor leden toegankelijk moeten zijn en de hoogte van de contributie die zij willen betalen. In de Anova Table van figuur 3.31 is aan het cijfer in de laatste kolom te zien dat de kans dat de verschillen die te zien zijn in figuur 3.30 43,6% is. Dit mag maximaal 5% zijn en is dus te hoog. H0: blijkt dus waar te zijn.
73
NIETVLED CONT2 0 Ik wil geen lid worden 1 1 - 100 euro 2 101 - meer dan 300 Euro Total
Mean 9,78 6,10
N 9 10
Std. Deviation 8,258 7,295
4,33
9
7,280
6,71
28
7,668
Figuur 3.32 'Het aantal keren dat respondenten van gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners gemiddeld aangeven dat een dienst niet alleen voor leden toegankelijk moet zijn vergeleken met de contributie die zij willen betalen.'
In de tabel van figuur 3.32 is te zien dat naar mate respondenten bereid zijn meer contributie te betalen zij ook vaker aangeven dat de diensten alleen voor leden toegankelijk moeten zijn. Dit is logisch te verklaren aangezien zij betalen voor exclusiviteit.
ANOVA Table
NIETVLED * CONT2
Between Groups Within Groups Total
(Combined)
Sum of Squares 139,259 1448,456 1587,714
df 2 25 27
Mean Square 69,629 57,938
F 1,202
Sig. ,317
Figuur 3.33 ' Uitvoer van de Anova Table diensten niet alleen voor leden, vergeleken met de hoogte van de contributie die respondenten van de gemeenten met 30.000 tot 150.000 willen betalen.'
Ook voor deze groep gemeenten blijkt dat de verschillen die optreden in figuur 3.32 niet significant zijn. De kans dat de verschillen toevallig optreden is namelijk 31,7%. Ook hier blijkt dus dat H0: er is geen significant verband tussen het gemiddeld aantal keren dat de respondenten aangeven de dat de diensten niet alleen voor leden toegankelijk moeten zijn en de hoogte van de contributie die zij willen betalen, waar is. In vraag 3a van de enquête kregen de respondenten nog de mogelijkheid aan te geven welke diensten zij misten in het schema met diensten. Enkele respondenten vulden hier iets in. Hieronder staan deze antwoorden weergegeven, daarbij is tevens vermeld of zij behoefte hebben aan een brancheorganisatie en uit welke gemeente zij afkomstig zijn. De gemeenten met 20.000 – 30.000 inwoners gaven de volgende aanvullingen: Aspect: Afstemming politie/GGD/brandweer Mate van belangrijkheid: Zeer belangrijk Alleen voor leden: Ja Behoefte: Wel behoefte Gemeente: Zundert (Noord Brabant) Aspect: Mate van belangrijkheid: Alleen voor leden: Behoefte: Gemeente:
Beleidsvragen Belangrijk Nee Neutraal Gilze en Rijen (Noord Brabant)
74
Aspect: Mate van belangrijkheid: Alleen voor leden: Behoefte: Gemeente:
Juridische vragen Belangrijk Nee Neutraal Gilze en Rijen (Noord Brabant)
De gemeenten met 30.000 – 150.000 inwoners gaven de volgende aanvullingen: Aspect: Mate van belangrijkheid: Alleen voor leden: Behoefte: Gemeente:
Advisering en ontwikkeling APV relatie VNG Belangrijk Geen behoefte Alkmaar (Noord-Holland)
Aspect: Mate van belangrijkheid: Alleen voor leden: Behoefte: Gemeente:
Info Zeer belangrijk Ja Wel behoefte Dordrecht (Zuid-Holland)
Aspect: Mate van belangrijkheid: Alleen voor leden: Behoefte: Gemeente:
Kennis en advies o.g.v. voorbereiding evenementen Zeer belangrijk Ja Wel behoefte Hengelo (Overijssel)
Aspect: Mate van belangrijkheid: Alleen voor leden: Behoefte: Gemeente:
Software aanbieden Belangrijk Nee Neutraal De Bilt (Utrecht)
Aspect: Mate van belangrijkheid: Alleen voor leden: Behoefte: Gemeente:
Kennis en advies o.g.v. technische realisatie Belangrijk Nee Wel behoefte Hengelo (Overijssel)
Aspect: Mate van belangrijkheid Alleen voor leden: Behoefte: Gemeente:
Verzekeringen Wel behoefte Dordrecht (Zuid-Holland)
Aspect: Mate van belangrijkheid: Alleen voor leden: Behoefte: Gemeente:
Ontwikkelen van handboeken diverse categorieën evenementen Zeer belangrijk Ja Wel behoefte Hengelo (Overijssel)
75
Kennis en advies op het gebied van voorbereiding en de technische realisatie van evenementen wordt deels al geboden door de VGKE. Ook de cursus ‘Risicomanagement bij evenementen’ die de VGKE in samenwerking met de bestuursacademie heeft opgezet kan hierbij nuttige informatie verschaffen. (zie §2.5) Afstemming politie, GGD en brandweer kan aan de hand van deze cursus wellicht ook eenvoudiger gerealiseerd worden. Ook de VVEM wil een gelijke landelijke regelgeving en handhaving te stimuleren door mee te praten met MKB-Nederland en andere vertegenwoordigende organisaties. (zie §2.6) Ondanks dat het voor gemeenten niet mogelijk is lid te worden van deze vereniging kunnen de gemeenten toch profiteren van deze gelijkstelling in de branche. Via de NHTV kan ook informatie en kennis verspreid worden en advies gegeven worden op het gebied van onder andere voorbereiding en technische realisatie van evenementen. Ook het handboek evenementenmaken dat is uitgebracht door de VVEM kan voor veel gemeenten een handig naslagwerk zijn. Ondanks dat gemeenten geen lid kunnen worden is het voor hen wel mogelijk dit handboek te kopen. (Zie §2.6) Daarnaast is er binnen de NHTV ook veel informatie over evenementenorganisatie bekend, sinds dit college jaar is er een nieuwe reader in gebruik genomen, "De faal- en succesfactoren bij het organiseren van publieksevenementen". Deze reader is samengesteld door mw. J. van Lisdonk tijdens haar afstudeerstage. Beleidsvragen en juridische vragen kunnen worden neergelegd bij de VNG. (zie §2.3) In de volgende paragraaf wordt eerst gekeken naar de problemen en knelpunten waar gemeenten tegenaan lopen.
76
§ 3.4 Problemen en knelpunten Eerst wordt gekeken naar de problemen of knelpunten die respondenten van gemeenten met een inwonertal van 20.000 tot 30.000 ervaren. Daarbij wordt rekening gehouden met de behoefte aan een brancheorganisatie, of een brancheorganisatie hulp kan bieden en welke gemeenten dit betreft. Het kan namelijk zijn dat respondenten die aangegeven dat een brancheorganisatie geen hulp kan bieden, allemaal soortgelijke problemen hebben, of allemaal uit een bepaald deel van het land afkomstig zijn. Hieronder zijn de resultaten daarvan weergegeven.
Kan een brancheorganisatie helpen bij het oplossen of voorkomen van problemen? 70 60
60
59
50 40
41
40
30
Percent
20
Aantal inwoners
10
20.000 - 30.000 30.000 - 150.000
0 Ja
Nee
Figuur 3.34 'Respondenten die vinden dat een brancheorganisatie kan helpen problemen op te lossen of te voorkomen'
In Figuur 3.34 is te zien dat 41% van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners vindt dat een brancheorganisatie kan helpen bij het oplossen of voorkomen van problemen. Dit tegenover 60% van de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners. Voor de gemeenten die denken dat een brancheorganisatie daarbij niet kan helpen is het respectievelijk 59% en 40%. In figuur 3.35 wordt eerst gekeken of dit verschil significant is en daarna wordt gekeken of de verschillen met andere statistiek te verklaren zijn.
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Continuity Correctiona Likelihood Ratio Fisher's Exact Test Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 1,926b 1,233 1,938 1,889
df 1 1 1 1
Asymp. Sig. (2-sided) ,165 ,267 ,164
Exact Sig. (2-sided)
Exact Sig. (1-sided)
,267
,133
,169
52
a. Computed only for a 2x2 table b. 0 cells (,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 12,50.
Figuur 3.35 'Uitvoer chi-kwadraat toets hulp van een brancheorganisatie voor beide groepen gemeenten'
77
In de tabel van figuur 3.35 is aan de Pearson Chi-square in de derde kolom onder Asymp. Sig. 2-sided (overschrijdingskans) zien dat er geen significant verband is tussen de gemeenten de groepen gemeenten en of zij vinden dat een brancheorganisatie kan helpen met het oplossen of verkomen van problemen. Dit getal mag namelijk niet groter dan 0,05 zijn. § 3.4.1 Problemen en knelpunten In vraag vier van de enquête wordt de respondenten gevraagd welke problemen of knelpunten zij tegenkomen binnen hun gemeente. Beide groepen gemeenten geven soort gelijke problemen/knelpunten aan. Geluidsoverlast In totaal geven zes respondenten aan problemen te ondervinden met betrekking tot geluidsoverlast. Het spitst zich daarbij vooral toe op de toelaatbare geluidsnormen en de toepassing van deze normen. Ontwikkeling evenementenbeleid Een vijftal respondenten geeft aan nog geen evenementen beleid te hebben ontwikkeld of bezig te zijn met herijken. Collectiviteit Drie respondenten geven aan collectief zaken aan te willen pakken. Zoals collectief verzekeren gezamenlijke inkoop van diensten en een collectief sponsorbeleid voor het lokale bedrijfsleven. Financiën Drie respondenten geven aan knelpunten te hebben in de financiële sfeer. Als voorbeelden worden genoemd: Het genereren van voldoende financiële middelen en de interne kostenverdeling. Tijds-/capaciteitsaspect Tien respondenten geven aan zowel tijds- als capaciteitsproblemen te ondervinden met het verwerken van aanvragen voor evenementen. Doordat organisatoren vaak pas op het allerlaatste moment aanvragen indienen voor vergunningen of ondersteuning is het voor de gemeenten vaak een hele klus om alle zaken in de daarvoor gestelde tijd af te handelen. Dit is enerzijds te wijten aan de hoeveelheid evenementen die in korte tijd (juni, juli, augustus) plaats vinden en anderzijds aan een te krappe bezetting van de vergunningverleningafdelingen. Het gebrek aan een slim en snel systeem hetgeen kan schelen in de administratieve belasting draagt hier ook aan bij. Vrijwilligers Twee respondenten geven aan problemen te hebben met het vinden van vrijwilligers. Lokatie Drie respondenten geven aan problemen te hebben met de lokatie. Er is geen voldoende groot evenemententerrein beschikbaar.
78
Belangenverstrengeling/afstemming belangen diverse disciplines Acht respondenten geven knelpunten aan met betrekking tot belangenverstrengeling c.q. afstemming van de belangen van de diverse disciplines. Als voorbeelden: belangenverstrengeling droge en natte horeca; afstemming interne afdelingen, politiek en politie; versnippering van diverse disciplines binnen de organisatie bijvoorbeeld brandweer, vergunning, APV, drankwetgeving, etc. Handhaving regels Tien respondenten melden knelpunten of problemen bij het handhaven en opstellen van regels. Evenementenbeleid verschilt per gemeente Vier respondenten geven aan dat het evenementenbeleid per gemeente sterk verschilt. Facilitaire zaken Zeven respondenten maken opmerkingen met betrekking tot facilitaire zaken zoals beveiliging, opruimen van afval en het in rekening brengen van bepaalde kosten. Voorbeelden zijn: nuts voorzieningen, hoe dienen evenementen beoordeeld te worden inzake het al dan niet in rekening brengen van de kosten voor het uitvoeren van verkeersmaatregelen, gebruik van gemeentelijke materialen (dranghekken e.d.) en het verzamelen en afvoeren van zwerfvuil. Overigen Enkele knelpunten/problemen zijn niet te rubriceren omdat ze te veel zijn toegespitst op de eigen situatie van de gemeente. Enkele voorbeelden hiervan zijn: • Hoe om te gaan met aanvragen door organisatiebureaus voor braderieën • Brede acceptatie van beleid • Prioritering evenementenbeleid • Opstellen van een eisenpakket voor een nieuw evenement. Enkele respondenten geven aan waarom deze nieuw op te zetten brancheorganisatie geen toegevoegde waarde heeft bij het oplossen van problemen. De argumenten zijn: "Het betreft specifiek gemeente gebonden problemen" "Er zijn reeds veel infopunten waarop een gemeente een beroep kan doen" "Via de VNG hebben de gemeenten hun eigen brancheorganisatie" "Gemeente is zelf goed in staat concrete oplossingen te zoeken" Naast het soort problemen nader te bekijken kan ook gekeken worden naar of de gemeenten al overleg hebben met andere gemeenten. Het zou namelijk kunnen dat gemeenten door onderling te praten al tot oplossingen voor problemen komen.
79
70
60
61 56
50 44
40
39
30
20
Percent
Aantal inwoners 10
20.000 - 30.000
0
30.000 - 150.000 Ja
Nee
Overleg met andere gemeenten
Figuur 3.36 ' Het percentage van de twee groepen gemeenten dat overleg heeft met andere gemeenten.'
80
71 60
44
40 39
Percent
20
Overleg andere gem. 14
17
14
0
Ja Nee
geen behoefte
neutraal
In figuur 3.36 is te zien dat 56% van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners en 61% van de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners overleg hebben met andere gemeenten. 44% van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners en 39% van de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners voeren geen overleg met andere gemeenten. In figuur 3.8 van § 3.3 is al te zien dat de verschillen in behoefte aan een brancheorganisatie tussen de groepen gemeenten significant was. In figuur 3.37 wordt gekeken of overleg met andere gemeenten hier ook mee te maken heeft.
In figuur 3.37 is zien dat 71% van de respondenten die geen overleg met andere gemeenten hebben, hebben ook geen behoefte aan een brancheorganisatie. Dat kan er ofwel op duiden dat zij alle benodigde kennis zelf in pacht denken te hebben ofwel dat zij hun kennis elders vandaan halen. 39% van de respondenten die wel overleg hebben met andere gemeenten, hebben geen behoefte aan een brancheorganisatie.
wel behoefte
Behoefte aan branchevereniging
Figuur 3.37 ' Vergelijking tussen overleg met andere gemeenten en de behoefte aan een brancheorganisatie voor gemeenten met 20.000-30.000 inwoners'
80
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 3,890a 4,087
2 2
Asymp. Sig. (2-sided) ,143 ,130
1
,192
df
1,701 32
a. 3 cells (50,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 2,19.
Figuur 3.38 ' Uitvoer van de chi-kwadraattoets overleg met andere gemeenten en de behoefte aan een brancheorganisatie voor gemeenten met 20.000 – 30.000 inwoners'
70 64
60
50
50
40
30
20
25
25
Percent
18
18
10
Overleg andere gem. Ja Nee
0 geen behoefte
neutraal
wel behoefte
Behoefte aan branchevereniging
De algemene tendens die er lijkt te zijn is dat naar mate er minder wordt overlegd met andere gemeenten, dat er meer behoefte is. Om te kijken hoe groot de kans is dat deze verschillen op toeval zijn gebaseerd wordt de chi-kwadraat toets uitgevoerd. Aan het eerste cijfer in de laatste kolom van de tabel uit figuur 3.38 valt af te lezen dat deze kans 14,3% is, wat te groot is. Er is dus geen significant verschil tussen de uitkomsten van figuur 3.37
In figuur 3.39 is te zien dat 25% van de respondenten van de gemeenten met 30.000 – 150.000 inwoners die geen behoefte hebben aan een brancheorganisatie wel overleg hebben andere gemeenten. 18% van de respondenten die geen behoefte hebben heeft tevens geen overleg met andere gemeenten. Bij de groep neutrale behoefte is die verhouding respectievelijk 50% en 64%. En bij de groep die wel behoefte heeft is dat 25% en 18%.
Figuur 3.39 'Vergelijking tussen overleg met andere gemeenten en de behoefte aan een brancheorganisatie voor gemeenten met 30.000 - 150.000 inwoners' Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value ,491a ,495 ,000
2 2
Asymp. Sig. (2-sided) ,782 ,781
1
1,000
df
27
a. 4 cells (66,7%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 2,44.
De chi-kwadraat toets van figuur 3.40 Wijst uit dat de verschillen die te zien zijn in figuur 3.39 Niet significant zijn. Dit is te zien aan het getal 0,782 (dit mag maximaal 0,05 zijn.) Derhalve kunnen op basis van deze statistiek geen betrouwbare uitspraken worden gedaan.
Figuur 3.40 'Uitvoer van de chi-kwadraattoets overleg met andere gemeenten en de behoefte aan een brancheorganisatie voor gemeenten met 30.000 – 150.000 inwoners'
81
Nader bekeken zijn de redenen die gemeenten aanvoeren waarom zij geen overleg plegen met andere gemeenten. Bij de groep gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners worden als hoofdreden genoemd dat zij het maken van het beleid en de evenementenorganisatie binnen de gemeente zelf in willen vullen of dat er geen behoefte bestaat aan overleg. Ook de factor tijdgebrek wordt genoemd. Bij de groep gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners worden als argumenten gegeven dat er geen behoefte is aan overleg, dat zij het maken van het beleid en de evenementenorganisatie binnen de gemeente zelf in willen vullen en wederom tijdgebrek. § 3.5 Samenwerking In vraag 6 van de enquête wordt de respondenten gevraagd naar hun mening over aansluiting bij een reeds bestaande organisatie. In de staafdiagram van figuur 3.41 is te zien hoe de respondenten van de gemeenten met een inwoneraantal van 20.000 tot 30.000 hierover denken. In de staafdiagram van figuur 3.41 is te zien dat meer dan de helft van de respondenten uit de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners positief is over aansluiting bij een reeds bestaande brancheorganisatie.
70
60 57
55
50
43
40
42
30
20
Percent
Aantal inwoners 10
20.000 - 30.000 30.000 - 150.000
0 Negatief
Neutraal
Positief
Aansluiten bij een bestaande brancheorganisatie
Figuur 3.41 ' Vergelijking tussen beide groepen gemeenten voor de aansluiting bij een reeds bestaande brancheorganisatie' Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 1,937a 2,318 1,663
2 2
Asymp. Sig. (2-sided) ,380 ,314
1
,197
df
61
a. 2 cells (33,3%) have expected count less than 5. The minimum expected count is ,46.
Er is nagenoeg niemand die negatief tegenover de aansluiting bij een reeds bestaande organisatie staat. Een verklaring hiervoor kan zijn dat het beter is gebruik te maken van een reeds bestaand kennisnetwerk dan zelf het wiel opnieuw uit te vinden.
Uit de chi-kwadraat toets van figuur 3.42 blijkt dat de verschillen tussen de twee groepen gemeenten, die in figuur 3.41 zijn waargenomen, niet significant van elkaar te verschillen. De kans dat deze verschillen op toeval berusten is 38% en daarmee té groot.
Figuur 3.42 ' Uitvoer van de chi-kwadraat toets voor aansluiting bij een bestaande brancheorganisatie vergeleken voor de twee groepen gemeenten'
82
In vraag 6a van de enquête wordt gevraagd met welke organisaties de nieuw op te richten brancheorganisatie zou kunnen samenwerken. Naast vele kleine lokale organisaties worden als grotere organisaties frequent genoemd: de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten), VGKE (Landelijke Vereniging voor Gemeentelijke Kermis- en Evenementenbeheerders) en overheidsinstanties als politie, brandweer en GHOR (Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen). Zoals reeds aangegeven in hoofdstuk 1, § 1.5, zijn naar aanleiding hiervan gesprekken gevoerd met dhr. Kanters van de VGKE en verschillende mensen die direct of indirect bij de VNG betrokken waren. "De reden dat de VNG vaak wordt genoemd kan zijn dat de VNG reeds veel biedt maar nog niet veel op evenementengebied."28 Delen van deze gesprekken zijn ook terug te vinden in §2.4 en §2.5. De volledige uitwerkingen zijn terug te vinden in de bijlagen. (bijlage 15) In vraag 6b werd de respondenten gevraagd hoe zij tegen het opzetten van een Nederlandse tak van de IFEA Europe (International Festivals & Events Association Europe) aankijken. Aangezien de antwoorden zeer negatief en zeer positief niet gegeven zijn is er voor gekozen ook hier de antwoordmogelijkheden zeer negatief en negatief samen te voegen en de antwoordmogelijkheden positief en zeer positief samen te voegen. Figuur 3.43 is daarvan een weergave. Ook werd hen gevraagd het antwoord van hun keuze toe te lichten. 40
30
20
Aantal inwoners
Percent
10
20.000 - 30.000 0
30.000 - 150.000 Negatief
Positief Neutraal
Niet bekend met IFEA
Nederlandse tak IFEA Europe
Figuur 3.43 'Mening over een Nederlandse Tak van IFEA Europe voor de twee groepen gemeenten'
Zoals in de staafdiagram van figuur 3.43 te zien is, zijn er geen grote verschillen in de antwoorden tussen de twee groepen gemeenten. De gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners zijn iets positiever en weten iets vaker van het bestaan van IFEA Europe. Dit was te verwachten omdat IFEA Europe een grote Europese branchevereniging is en de stap om internationaal te gaan voor een kleine gemeente groter zal zijn dan voor een grote gemeente. De chi-kwadraat toets van figuur 3.44 geeft de significantie aan.
28
Dhr. T. Kanters, bestuurslid VGKE (Landelijke Vereniging Gemeentelijke Kermis- en Evenementenbeheerders)
83
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value ,062a ,062 ,056
3 3
Asymp. Sig. (2-sided) ,996 ,996
1
,813
df
60
a. 2 cells (25,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 1,87.
Figuur 3.45 ' Uitvoer van de chi-kwadraat toets mening over aansluiting bij IFEA Europe voor de twee groepen gemeenten'
In de chi-kwadraat toets van figuur 3.45 Is te zien dat er nauwelijks verband is tussen de verschillen in antwoorden die te zien zijn in figuur 3.44. De kans dat deze verschillen op toeval berusten is namelijk 99,6%. De resultaten zoals weergegeven in figuur 3.44 zijn dus niet significant.
Toelichting Nederlandse tak IFEA Europe Nader bekeken zijn de toelichtingen die gemeenten geven bij hun mening over het oprichten van een Nederlandse tak van IFEA Europe. Door de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners, wordt het vaakst bij de toelichting aangegeven dat ze denken dat het dan te grootschalig wordt. Dit zijn voornamelijk de gemeenten die niet bekend zijn met IFEA Europe. Van de gemeenten die er positief tegenover staan geeft het merendeel aan dat het een reeds bestaande organisatie is en dat het goed is om zich op Europees niveau te richten. De gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners geven eveneens aan dat ze denken dat het oprichten van een Nederlandse tak van IFEA Europe te grootschalig is. Deze gemeenten waren vooral noch positief/noch negatief. De volledige lijst met uitspraken is terug te vinden in bijlage….
84
§ 3.6 Contributie In vraag 7 van de enquête wordt de respondenten gevraagd wat zij redelijkerwijs aan contributie willen betalen. Aangezien enkele antwoordmogelijkheden zoals deze in de enquête stonden niet zijn gekozen, zijn nieuwe categorieën gemaakt. Waar eerst de contributie telkens met € 50,- per antwoordmogelijkheid omhoog ging zijn nu drie antwoordcategorieën, te weten: Ik wil geen lid worden, tussen 1 en 100 euro, 101 euro en meer.
Contributie 60
50
55
40 35 30
Percent
20
10
10
In de staafdiagram van figuur 3.46 te zien dat het grootste gedeelte van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners geen lid willen worden van de brancheorganisatie. In § 3.3.2 is reeds beschreven dat de reden hiervoor kan zijn dat ze wellicht een klein budget hebben en dus eerst precies willen weten wat de brancheorganisatie biedt als deze is opgestart.
0 Ik wil geen lid word
1 - 100 euro
101 - meer dan 300 E
Contributie voor gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners
Figuur 3.46 'Contributie die gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners willen betalen'
Contributie 40 36 30
32
32
20
In de staafdiagram van figuur 3.47 zijn geen grote verschillen merkbaar bij de drie antwoordmogelijkheden. Te zien is dat de groep gemeenten die meer dan €100,- wil betalen even groot is als de groep die geen lid wil worden.
Percent
10
0 Ik wil geen lid word
1 - 100 euro
101 - meer dan 300 E
Contributie voor gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners
Figuur 3.47 'Contributie die gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners willen betalen'
85
100
80
60
40
Behoefte aan branche geen behoefte
Percent
20
neutraal 0
wel behoefte Ik wil geen lid word
101 - meer dan 300 E 1 - 100 euro
Contributie
Figuur 3.48 ' De verhouding tussen de behoefte aan een brancheorganisatie en de hoogte van de contributie die de respondenten willen betalen'.
Het staafdiagram van figuur 3.48 is een weergave te zien dat naar mate men meer behoefte heeft aan een brancheorganisatie men ook bereid is meer contributie te betalen. Op zich is dat ook logisch aangezien de respondenten die waarde hechten aan de diensten die een brancheorganisatie biedt ook weten dat daar een bepaalde prijs tegenover moet staan zodat de brancheorganisatie deze diensten ook kán bieden. En andersom is het logisch dat iemand niets wil betalen voor iets waaraan hij geen behoefte heeft.
Een vreemde eend in de bijt lijkt het kleine percentage dat aangeeft geen behoefte te hebben aan een brancheorganisatie maar er wel meer dan € 100,- contributie voor wil betalen. Waarschijnlijk geeft de respondent aan wat hij een redelijk contributiebedrag vindt maar wil hij geen lid worden.
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 20,168a 25,018 18,768
4 4
Asymp. Sig. (2-sided) ,000 ,000
1
,000
df
62
a. 3 cells (33,3%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 2,13.
Figuur 3.49 'Uitvoer Chi-kwadraat toets voor contributie en behoefte aan een brancheorganisatie'
In de tabel van figuur 3.49 is de chi-kwadraattoets uitgevoerd. In deze tabel valt af te lezen dat de verschillen die te zien zijn in figuur 3.48 niet op toeval berusten. In de laatste kolom achter de Pearson Chi-Square staat namelijk dat de kans dat die verschillen op toeval berusten gelijk is aan 0%.
86
Hoofdstuk 4
Conclusies van de scriptie In dit hoofdstuk zullen de conclusies uit het onderzoek benoemd worden. In dit hoofdstuk worden de conclusies getrokken op basis van onderzoek uit de vorige hoofdstukken. § 4.1 Conclusies uit kwantitatief onderzoek •
Zoals reeds aangegeven in hoofdstuk 1, bleek dat eerder getoond enthousiasme van potentiële kartrekkers weggeëbd was. Nu blijkt dat dit gesprek veel waardevoller is geweest dan op dat moment gedacht werd aangezien leden inderdaad niet zo enthousiast reageren op het idee een nieuwe brancheorganisatie op te zetten.
•
Ruim 50% van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 heeft geen behoefte aan een brancheorganisatie. Ruim 50% van de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners staan neutraal tegenover een brancheorganisatie en een kwart heeft wel behoefte aan een brancheorganisatie.
•
Er zijn, inclusief Rotterdam Festivals, 12 van de 62 gemeenten die aangeven behoefte te hebben aan een brancheorganisatie.
•
Er is een tendens dat gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners de diensten die de brancheorganisatie wil gaan aanbieden iets belangrijker vinden dan de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners. (niet significant)
•
Zowel de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners als de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners vinden de diensten die de brancheorganisatie wil gaan aanbieden belangrijker naarmate zij meer behoefte aan een brancheorganisatie hebben.
•
De top vijf van de diensten die de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners belangrijk vinden ziet er als volgt uit: 6. Vraagbaak 7. Voorbeeldnota' s van andere gemeenten 8. Nieuwsbrief 9. Trends & ontwikkelingen publiceren 10. vakbibliotheek inrichten
•
De diensten vraagbaak, trends & ontwikkelingen publiceren en een vakbibliotheek inrichten vinden de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners dat de diensten ook voor niet-leden toegankelijk moeten zijn. Voorbeeldnota' s van andere gemeenten en de nieuwsbrief moeten wel alleen voor leden toegankelijk zijn.
87
•
De top vijf van de diensten die de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners belangrijk vinden ziet er als volgt uit: 6. Voorbeeldnota' s van andere gemeenten 7. Vraagbaak 8. Trends & ontwikkelingen publiceren 9. Onderzoek doen/initiëren 10. Adviezen o.g.v. bedrijfsvoering, subsidie, programmering, contracten e.d.
•
Vier van de vijf diensten uit de top vijf willen de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners alleen voor leden houden. Het doen/initiëren van onderzoek willen zij zowel voor leden als voor niet-leden openstellen (50%)
•
De diensten die zowel door de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners als de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners als relatief belangrijkste gezien worden hebben te maken met kennisuitwisseling. Dit komt ook overeen met de informatie die uit interviews en de Round Table naar voren kwam. Het delen van kennis wordt dus als zeer waardevol beschouwd.
•
De gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners vinden een vraagbaak belangrijk, de meerderheid daarvan heeft geen behoefte aan een brancheorganisatie en wil geen lid worden of er niet meer dan € 100,- voor betalen. Als de dienst ook voor niet-leden toegankelijk is, kunnen zij er dus wel gebruik van maken zonder lid te worden.
•
De gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners die voorbeeldnota' s van andere gemeenten belangrijk vinden hebben een grotere behoefte aan een brancheorganisatie dan de kleinere gemeenten, zijn tevens bereid meer contributie te betalen, maar vinden het overwegend geen probleem als gemeenten die geen contributie betalen ook van deze dienst gebruik kunnen maken.
•
Er is een tendens dat gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners die tot € 100,- aan contributie willen betalen, willen dat de diensten ook voor niet-leden toegankelijk zijn. Indien de gemeenten bereid zijn meer dan € 100,- te betalen willen zij de diensten beduidend minder vaak voor niet-leden openstellen.
•
De diensten waarvan gemeenten aangeven ze te missen in het aanbod dat reeds bestaat zijn voor een groot deel al bij organisaties in het werkveld te krijgen, alleen zijn zij niet op de hoogte van het bestaan ervan.
•
Bijna van de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners is van mening dat een brancheorganisatie wel kan helpen bij het oplossen of voorkomen van problemen en/of knelpunten.
•
Bijna van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners is van mening dat een brancheorganisatie niet kan helpen bij het oplossen of voorkomen van problemen en/of knelpunten.
•
Zowel de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners als de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners geven aan soort gelijke problemen/knelpunten te hebben. Met name problemen op het gebied van geluidsoverlast, tijd/capaciteit binnen hun gemeente,
88
belangenverstrengeling, handhaven en opstellen van regels en knelpunten omtrent facilitaire zaken spelen een rol. •
Ruim 60% van de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners heeft overleg met andere gemeenten.
•
Een kleine meerderheid van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners heeft overleg met andere gemeenten.
•
Ongeveer driekwart van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners die geen overleg plegen met andere gemeenten hebben geen behoefte aan een brancheorganisatie.
•
Slechts een kleine 20% van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners hebben overleg met andere gemeenten én hebben behoefte aan een brancheorganisatie. (niet significant)
•
De helft van de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners die overleg plegen met andere gemeenten, hebben een neutrale behoefte aan een brancheorganisatie. Tweederde van deze gemeenten die geen overleg plegen met andere gemeenten hebben eveneens een neutrale behoefte. (niet significant).
•
Er is een tendens dat zowel de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners als de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners niet afwijzend tegenover aansluiting bij een reeds bestaande brancheorganisatie staan. (niet significant).
•
Veel gemeenten gaven aan een samenwerkingspartner te zien in de VNG, de VGKE en de overheidsinstanties als politie, brandweer en GHOR (Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen)
•
Ongeveer 30% van zowel de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners als de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners zijn niet bekend met IFEA Europe.
•
Ongeveer 35% van zowel de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners als de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners staat positief tegenover het oprichten van een Nederlandse tak van IFEA Europe.
•
Zowel de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners als de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners zijn in meerderheid van mening dat een aansluiting bij IFEA Europe te grootschalig wordt.
•
Een kleine meerderheid van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners wil geen lid worden van de brancheorganisatie.
•
De contributie die beide groepen gemeenten willen betalen is afhankelijk van de behoefte die zij aan een brancheorganisatie hebben.
89
§ 4.2 Conclusies uit kwalitatief onderzoek en deskresearch •
Alle 467 gemeenten van Nederland zijn vrijwillig lid van de VNG.
•
De VNG biedt zeer veel, echter zeer weinig op het gebied van evenementen.
•
Contact over een eventuele samenwerking met de VNG komt niet van de grond.
•
Een nieuw op te zetten brancheorganisatie die de diensten aanbiedt die in de enquête genoemd zijn, zal veel overlap hebben met de VNG en de diensten die zij bieden.
•
Een nadeel is dat brancheorganisaties ook wel eens iets doen waar niet alle leden even gelukkig mee zijn.
•
De VNG is een zeer gesloten organisatie, informatie wordt dan ook alleen aan de leden verstrekt.
•
De VNG is uniek in zijn branche aangezien zij zowel de rijksoverheid als de gemeenten adviseren. De advisering van de rijksoverheid geschiedt namens de leden.
•
Binnen de VGKE worden geen beleidsstukken gemaakt maar wel geregeld nota’s en brochures en daarnaast worden studiedagen gehouden rondom zaken als de organisatie van evenementen, veiligheid bij evenementen, keuringsdienst van waren en de arbeidsinspectie.
•
Diensten die de VGKE niet biedt maar wel op korte termijn wil ontwikkelen zijn een discussieforum op de website en een vakbibliotheek.
•
De VGKE houdt zich niet bezig met de politieke besluitvorming rondom evenementenbeleid en is ook niet van plan zich hierop te gaan richten.
•
Voor het doen van onderzoek voor de VGKE zouden studenten ingezet kunnen worden.
•
Als dhr. T. Kanters van de VGKE en dhr. W. Westermann van de VVEM een brainstormsessie hebben over evenementenvergunningverlening en daarbij zijn een aantal studenten aanwezig, zijn er binnen korte tijd voldoende onderwerpen aan bod gekomen die de studenten verder uit kunnen zoeken.
•
Met de VGKE kan een functionele samenwerking worden aangegaan. De gehele functie van het secretariaat wordt in dat geval aan de NHTV uitbesteed. De verdere professionalisering van de VGKE is dan afhankelijk van de werkzaamheden die het secretariaat verricht. In beide gesprekken die met dhr. T. Kanters zijn gevoerd geeft hij aan niet afwijzend tegenover het inzetten van studenten voor het uitvoerende werk van de VGKE te zijn. Tevens zal het een bilaterale samenwerking betreffen aangezien er twee partijen bij betrokken zijn.
90
•
Indien er een brancheorganisatie wordt opgezet die de diensten biedt die vermeld staan in de enquête, zal er vrij veel overlap zijn met de VGKE.
•
Het bestuur van IFEA Europe blijkt positief te staan tegenover de NHTV als partner en het idee van een Nederlandse afdeling.
•
Bij samenwerking met IFEA Europe moet de op te richten brancheorganisatie haar inkomsten in eerste instantie uit nieuwe leden halen en geen inkomsten wegnemen aan reeds bestaande leden.
•
Door IFEA Europe kan nog geen cash worden toegezegd voor het opzetten van een Nederlandse afdeling, eerst willen zij een begroting/businessplan ontvangen.
•
IFEA Europe heeft al een bestaande structuur. Het lijkt logischer om daar gebruik van te maken dan een geheel nieuwe brancheorganisatie op te zetten.
•
Om versnippering te voorkomen is het verstandig om de nieuwe organisatie te laten aansluiten bij een reeds bestaande organisatie.
•
Bij voorkeur geen aansluiting bij een commercieel bureau.
•
Meerdere brancheorganisaties (VECTA, VGKE, VVEM, IFEA Europe) hebben problemen. De kern van de problemen is terug te voeren op tijdgebrek en gebrek aan financiën.
•
Gemeenten kunnen geen lid worden van de VVEM, de VECTA, Vrijetijdsnetwerk VVS en Kennik.
•
De specialisatie evenementenmanagement is bezig met de opstart van een expertise centrum voor de opleiding vrijetijdsmanagement, specialisatie evenementenmanagement. Tevens is er op de NHTV een evenementenbureau opgezet waarvoor studenten in samenwerking met docenten onderzoeken verrichten. Op dit moment betreffen dat alleen interne onderzoeken maar in de loop van dit college jaar dienen er ook externe onderzoeksopdrachten te worden binnengehaald.
91
Hoofdstuk 5
Eindconclusie en aanbevelingen De aanbevelingen die gedaan worden dienen voor de drie partijen die betrokken zijn bij dit onderzoek baat te hebben. De drie partijen zijn op de eerste plaats de NHTV als opdrachtgever, op de tweede en derde plaats de gemeenten (de markt) en de branche. De uitvoering van de aanbevelingen zoals beschreven in § 5.2 en § 5.3 kunnen tegelijkertijd worden geïmplementeerd. Het één sluit het andere dus niet uit. § 5.1 Oprichten brancheorganisatie Het oprichten van een brancheorganisatie zoals deze in de enquête wordt omschreven, moet na kennisname van de onderzoeksresultaten worden afgeraden. De behoefte aan een nieuwe brancheorganisatie heeft bij de gemeenten geen breed draagvlak. Dit geldt zeker voor de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners. Het oprichten van weer een brancheorganisatie zal leiden tot meer van hetzelfde. Bestaande brancheorganisaties ervaren nagenoeg allemaal dezelfde problemen, namelijk gebrek aan financiën en tijdgebrek. Er zijn geen redenen aan te nemen dat deze problemen bij een nieuw op te richten brancheorganisatie zich niet zullen voordoen. Inkomsten worden voor het grootste deel bepaald door contributie van leden. Aangezien een nieuwe brancheorganisatie in dezelfde vijver moet gaan vissen als andere brancheorganisaties op dit gebied zal het een zware strijd worden om voldoende leden te werven en daardoor financieel gezond te worden. Er is nu al erg veel overlap in het aanbod. § 5.2 De VGKE (Landelijke Vereniging Gemeentelijke Kermis- en Evenementenbeheerders) Uit gevoerde gesprekken en uit de enquête komt naar voren dat aansluiting bij een bestaande brancheorganisatie een optie kan zijn. Bestaande brancheorganisaties kampen met meerdere problemen, die vooral voortkomen uit tijdgebrek en gebrek aan financiën. Meerdere organisaties geven aan dat zij zaken willen uitbesteden aan de NHTV en zaken willen inschakelen voor diverse taken, zoals beheer van het secretariaat, het doen van onderzoek, het bemannen van een expertisecentrum, het opzetten van een vakbibliotheek, het beheren c.q. ontwerpen van een website etc. Hier liggen wel kansen voor de NHTV. Zowel de VECTA als de VVEM als de VGKE geven aan problemen te hebben met de uitvoering van taken van het secretariaat door tijdgebrek en/of gebrek aan financiën. De conclusie om te kijken waar wij deze organisaties kunnen helpen lijken voor de hand te liggen. Het is echter voor gemeenten niet mogelijk lid te worden van de VECTA en de VVEM en dus vallen deze verenigingen voor dit onderzoek af voor verdere samenwerking in relatie tot gemeenten. De VGKE zou een serieuze kandidaat kunnen zijn aangezien zij zich richten op de gemeenteambtenaren die zich met evenementen bezig houden. Daarnaast hebben zij in samenwerking met de bestuursacademie de cursus "Risicomanagement bij evenementen"
92
opgezet. De VGKE heeft dus reeds contacten met de bestuursacademie. Dat ligt weer dicht tegen de VNG aan. Dhr. T. Kanters geeft ook aan problemen te hebben met de uitvoer van verschillende uitvoerende taken en zou de VGKE graag studenten in willen zetten voor het doen van onderzoek. § 5.2.1 Aanbeveling Geadviseerd wordt gesprekken te voeren met dhr. T. Kanters over de vormgeving van deze taken. Er kan voor drie partijen een win-win situatie ontstaan. De NHTV is hierbij gebaat omdat zij zich hiermee nog beter in de branche kunnen profileren. De NHTV is al de grootste opleiding in Nederland als het gaat om evenementenmanagement en door een samenwerking aan te gaan met een professionele organisatie als de VGKE kunnen ze deze vooroplopende positie alleen maar uitbreiden. Daarnaast is het voor de studenten een leerzame ervaring om de theorie uit de opleiding direct te kunnen toepassen in een "echte" organisatie uit het werkveld. Zij kunnen daarbij gebruik maken van de reeds aanwezige kennis op de opleiding en gebruik maken van het netwerk en de expertise van zowel de bestuursleden als de aangesloten leden van de VGKE. Voor de gemeenten én de VGKE heeft dit positieve effecten aangezien de gemeenten én VGKE reeds veel kennis en expertise in huis hebben op het gebied van evenementen en daardoor elkaar kunnen ondersteunen. Door het bestuur de uitvoerende taken uit handen te nemen, en ze te ondersteunen bij de taken als onderzoek e.d. hebben zij tijd voor de bestuurlijke taken. Over de taken die de studenten op het secretariaat uitvoeren blijft het bestuur de eindverantwoordelijkheid houden. De studenten kunnen door een goede overleg structuur en frequente terugkoppeling naar het bestuur en het doen van onderzoek de VGKE als brancheorganisatie naar een hoger niveau tillen. De gemeenten hebben hier voordeel van aangezien de VGKE de enige landelijke organisatie is die zich op de evenementenambtenaren richt. Als het dienstenpakket wordt uitgebreid en de organisatie professioneler wordt komt dat ook de branche ten goede en kunnen de gemeenten hiervan profiteren. § 5.2.2 Samenwerking met de VGKE In beide gesprekken die met dhr. T. Kanters zijn gevoerd geeft hij aan niet afwijzend tegenover het inzetten van studenten voor het uitvoerende werk van de VGKE te zijn. In de toekomst dient in een gesprek met dhr. Kanters de mogelijkheid van een functionele samenwerking nader te worden gespecificeerd. De gehele functie van het secretariaat wordt in dat geval aan de NHTV uitbesteed. De verdere professionalisering van de VGKE is dan afhankelijk van de werkzaamheden die het secretariaat verricht. Tevens zal het een bilaterale samenwerking betreffen aangezien er twee partijen, de VGKE en de NHTV bij betrokken zijn.
93
§ 5.3 Gemeentelijk netwerk evenementenbranche Er zijn 12 gemeenten die aangeven behoefte te hebben aan een brancheorganisatie. Hiervan zijn 11 gemeenten meegenomen in de statistische verwerking van het onderzoek. De 12e gemeente is Rotterdam (Rotterdam festivals), zij hebben aangegeven behoefte te hebben aan een brancheorganisatie maar zijn niet meegenomen in de resultaten aangezien het de enige respondent in de categorie gemeenten met meer dan 150.000 inwoners is en daardoor mogelijk de resultaten zou kunnen vertroebelen. De gemeenten die wel behoefte hebben aan een brancheorganisatie in de categorie gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners zijn: • Noordwijk, Zuid-Holland • Hulst, Zeeland • Loon op Zand, Noord-Brabant • Skarsterlân, Friesland • Zundert, Noord-Brabant De gemeenten in de categorie 30.000 tot 150.000 inwoners die wel behoefte hebben aan een brancheorganisatie zijn: • Katwijk, Zuid-Holland • Stadskanaal, Groningen • Hengelo, Overijssel • Gorinchem, Zuid-Holland • Bussum, Noord-Holland • Dordrecht, Zuid-Holland Wordt gekeken naar de problemen die zij hebben en de manieren waarop hulp geboden kan worden om deze problemen op te lossen of te voorkomen, geven de gemeenten zelf aan dat zij denken dat zij door het uitwisselen en delen van kennis dichter bij een oplossing voor deze problemen kunnen komen. In gesprekken kwam naar voren dat verschillende mensen deze mening delen. Dhr. T. Ummels, Gemeente Almere, tijdens het gesprek op 24 februari: "Je zou moeten kunnen starten met bijvoorbeeld 10 gemeenten (de apostelen) en als dat dan een beetje loopt zouden die 10 gemeenten elk 3 of 5 andere gemeenten moeten inbrengen en zo gaan groeien. Niet meteen te groot willen zijn want dan is de zaak niet meer te behappen of alleen tegen heel hoge kosten. Veel gemeenten zijn zoekende. Als je met kleine adviezen gemeenten kunt winnen komt er een sneeuwbaleffect en zullen steeds meer gemeenten advies vragen en zich aansluiten." Mw. M. Huibers, Rotterdam Festivals, tijdens de Round Table op 12 april: "Je zou het ook in eerste instantie op kunnen zetten als een soort netwerk. Dat je ook heel goed inventariseert wat er zoal leeft in den lande. Want ik denk dat het bij sommige gemeenten misschien weer hele andere wensen en behoeften liggen dan in Rotterdam of Utrecht. Dan krijg je daar toch een diversificatie van de diensten die je aanbiedt." Dhr. J. Mourik, voorzitter IFEA Europe, tijdens het gesprek op 3 februari: "Ik denk dat er, gezien het aantal evenementen dat er in Nederland is en hoeveel mensen er binnen gemeenten
94
mee te maken hebben, dat er zeker wel genoeg stof is om met elkaar kennis uit te wisselen, de vinger aan de pols te houden en elkaar op de hoogte te houden. Ik kan me heel goed voorstellen dat de mensen die er binnen de gemeenten alleen voor staan, en af en toe per ongeluk een keer met collega’s daarover spreken. Als dat wat gestructureerder kan denk ik wel dat daar een markt voor is." In hoofdstuk 1, § 1.2, is het behoefteschema van prof. Dr. Bronis Verhage weergegeven. Dit schema wordt nu aan de hand van dit onderzoek de informatie in deze paragraaf verder ingevuld. 12 gemeenten ondervinden een tekort in hetgeen geboden wordt om hun probleem/knelpunt op te lossen
Informatiegebrek, gebrek aan kennisuitwisseling -------------------------
Benodigde diensten
--------
Consumentengedrag De 12 gemeenten vinden vooralsnog geen diensten die hun problemen/knelpunten op kunnen lossen.
Afname diensten
Gebruik van afgenomen diensten Uit het opnieuw ingevulde schema, specifiek toegespitst op deze situatie, blijkt dat de 12 betreffende gemeenten tijdens het oriëntatieproces nog geen diensten hebben gevonden die hun tekorten op kunnen heffen. Dit is het punt waar de NHTV zou moeten inspringen door diensten te ontwikkelen die de tekorten wél op kunnen heffen. Uit onderzoek blijkt dat de diensten die zowel de grote als de kleine gemeenten belangrijk vinden met het uitwisselen en delen van kennis te maken hebben. Toch kan niet zondermeer worden aangenomen dat het ontwikkelen van een vraagbaak of het aanreiken van voorbeeldnota' s van andere gemeenten afdoende is om hun problemen/knelpunten te tackelen. De exacte dienst die hiervoor ontwikkelt dient te worden kan pas worden bepaald als het probleem/knelpunt helder is en de daaruit voortkomende deelproblemen zijn benoemd. Op deze wijze kan er een oplossing op maat geboden worden.
95
§ 5.3.1 Aanbeveling voor een gemeentelijk netwerk evenementenbranche De situatiebeschrijving van § 5.3 leidt tot onderstaande aanbeveling. Er dient een opdracht geformuleerd te worden. Deze opdracht zal bestaan uit het voeren van gesprekken over problemen/knelpunten met de gemeenten die aangeven behoefte te hebben aan een organisatie/instantie of persoon die hen helpt bij het zoeken naar oplossingen voor hun problemen/knelpunten. Ook het analyseren en uiteenrafelen van de uitkomsten van deze gesprekken behoren tot de opdracht. Verdere taken die tot de verantwoordelijkheden van de studenten behoren zijn omschreven in onderstaand stappenplan. Kennisuitwisseling en het delen van kennis zullen de boventoon voeren in het op te zetten netwerk. Stap 1: De gemeenten die behoefte hebben dienen afzonderlijk benaderd te worden om de door hen in de enquête aangegeven problemen/knelpunten middels een diepte-interview te specificeren. Tevens wordt uitgelegd wat de plannen zijn en wordt bij de gemeenten nagegaan hoe zij hiertegenover staan en wat hun ideeën hierover zijn. Stap 2: Als alle gesprekken zijn gevoerd worden deze geanalyseerd en de problemen/knelpunten uiteengerafeld tot deelproblemen die allen apart benoemd worden. Ook worden overeenkomsten tussen de problemen/knelpunten bij de verschillende gemeenten in kaart gebracht. Stap 3: Arrangeer een bijeenkomst met de 12 gemeenten. Het doel van deze bijeenkomst is in eerste instantie het onderling bespreken van de in de diverse gemeenten voorkomende problemen/knelpunten. Een bijkomend voordeel voor de gemeenten is het uitbreiden van het netwerk. Door gebruik te maken van de expertise van elkaar, kunnen oplossingen voor problemen/knelpunten worden gevonden. Stap 4: De uitkomsten van de bijeenkomst uit stap 3 worden geanalyseerd in een denktank binnen de NHTV. Daaraan zullen ongeveer 6 personen deelnemen. In elk geval de studenten die de gesprekken hebben gevoerd, een docent evenementenmanagement en 2 à 3 mensen uit het werkveld. Stap 5: De oplossingen die in de denktank worden bedacht worden door de studenten nader bekeken op uitvoerbaarheid en kosten die daaraan verbonden zijn. Inkomstenbronnen zijn de kosten die gemeenten betalen voor het laten doen van een onderzoek, advisering en de deelname aan de frequent georganiseerde bijeenkomsten. Niet opgeloste problemen worden door de studenten verder onderzocht om zo tot nieuwe inzichten te komen voor deze problemen/knelpunten. Indien het expertisecentrum evenementenmanagement dat door de specialisatie evenementenmanagement is opgezet zich ook op gemeenten wil richten, is dit iets wat daar naadloos op aansluit. Stap 6: Terugkoppeling van de oplossingen naar de gemeenten. Deze terugkoppeling zal in de vorm van een presentatie geschieden en een schriftelijk onderzoeksverslag. Stap 7: Daar waar mogelijk dienen de studenten te helpen met de implementatie van de aangeboden oplossingen. Als een vorm van nazorg wordt er in elk geval enkele weken na de terugkoppeling van de oplossingen van problemen nogmaals contact opgenomen met de desbetreffende gemeenten om te horen of de aangedragen oplossingen hebben geleid tot het oplossen van de problemen/knelpunten.
96
Het stappenplan is een continue proces aangezien de problemen/knelpunten van de gemeenten zijn gespecificeerd in deelproblemen. Ook kunnen er zich nieuwe problemen/knelpunten voordoen of gemeenten die niet tot deze 12 behoren nemen contact op met de NHTV internationale hogeschool Breda. Er moet drie à vier maal per jaar een bijeenkomst belegd worden waar telkens veel voorkomende problemen/knelpunten rondom een ander thema worden behandeld. Ondanks het feit dat de gemeenten die behoefte hebben over het hele land verspreid zitten dient toch getracht te worden deze gemeenten op de vaste bijeenkomsten bij elkaar te laten komen. Om het probleem van reisafstand te ondervangen dienen de bijeenkomsten bij voorkeur op een centraal gelegen locatie plaats te vinden. § 5.3.2 Samenwerkingsvorm Deze vorm van samenwerking kan worden gezien als verkennende samenwerking. Het uitwisselen en delen van kennis staan centraal en komt veel voor in overheidsomgevingen. Zowel de gemeenten onderling als de gemeenten met de NHTV zijn gelijkwaardig op het onderwerp waarop wordt samengewerkt. Daarnaast betreft het een multilaterale samenwerking omdat de NHTV zo met meerdere gemeenten tegelijk samenwerkt en ook de gemeenten onderling werken samen door het delen van kennis.
97
Bezint eer ge begint…. Onderzoek naar de behoefte aan een brancheorganisatie voor gemeenten en organisatoren van vrij toegankelijke publieksevenementen.
Afstudeerscriptie Lonneke Bergmans NHTV Internationale hogeschool Breda Collegejaar 2004/2005
Bijlagen
Inhoudsopgave 1. Uitwerking gesprek dhr. J. Moerman 2. Uitwerking gesprek dhr. J. Mourik 3. Uitwerking gesprek dhr. T. Ummels 4. Uitwerking gesprek dhr. R. Naaktgeboren 5. Uitwerking gesprek dhr. V. Zonneveld 6. Uitwerking Round Table 7. Samenvatting Round Table 8. Itemlijst gesprekken organisatoren 9. Uitwerking gesprek dhr. J. Scholte 10. Uitwerking gesprek mw. v.d. Louw 11. Uitwerking gesprek dhr. S. Derkx 12. Uitwerking gesprek dhr. R. Kompier 13. Gesprekken n.a.v. enquêtes 14. Itemlijst gesprekken brancheorganisaties 15. Uitwerking gesprek dhr. T. Kanters & aanvullend gesprek 16. Uitwerking gesprekken VNG 17. Uitwerking gesprek dhr. v.d. Tang 18. Uitwerking gesprek mw. S. Tettero 19. Uitwerking gesprek dhr. Dummer 20. Enquête 21. SPSS Frequentie tabellen, gemeenten 20.000 tot 30.000 22. SPSS Frequentie tabellen, gemeenten 30.000 tot 150.000
Bijlage 1 Itemlijst gesprek Dhr. J. Moerman •
Opening/introductie
•
Ideeën NHTV over opzetten van een brancheorganisatie o Doelstellingen o Doelgroepen o Mogelijke samenwerkingspartners o De start Met wie worden de eerste gesprekken gevoerd? Wat moet er gebeuren? Planning
•
Ideeën Dhr. Moerman over het opzetten van een brancheorganisatie
Bijlage 2 Uitwerking gesprek Dhr. J. Mourik Dhr. Mourik is voorzitter van IFEA Europe. Heeft tevens zijn eigen organisatie bureau op Tenerife, Spanje; JMEF (Jeroen Mourik Events & Festivals) In het bestuur zijn drie hoofdfuncties, te weten: - Voorzitter - Penningmeester - Secretaris Zoals u weet ben ik bezig met afstuderen, mijn opdracht bestaat uit het inventariseren of er behoefte is aan een branchevereniging voor in eerste instantie gemeenten en eventueel in een later stadium organisatoren van vrij toegankelijke publieksevenementen daarbij te betrekken. Als nu blijkt dat er wel behoefte aan is, dien ik te bekijken hoe die vereniging het beste vorm gegeven kan worden en wat ik mijn leden zou moeten bieden. Daar zou ik graag eens met u van gedachte over willen wisselen. Lonneke: Heeft u een idee of er behoefte is aan een dergelijke branchevereniging die zich in het begin met name richt op het evenementenbeleid van gemeenten? Dhr. Mourik: Ik woon op dit moment niet in Nederland dus ik weet niet precies wat er actueel is op dit moment, je hebt natuurlijk al de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, daar spreken ze niet over het gelijkstellen van wetgeving of het uitwisselen van tips. Ik merk wel dat de functionarissen binnen de gemeenten die zich bezig houden met het evenementenbeleid, elkaar steeds beter weten te vinden. Ik krijg de indruk dat er al zo her en der een soort studiedagen of borrels met presentaties gehouden worden waar ze elkaar dan ook af en toe wel tegen komen. Het zou kunnen zijn dat het maar een klein subkringetje is, zeg maar tien actievelingen van alle gemeenten in Nederland. Heel veel gemeentes hebben geen ambtenaar die zich sec met evenementen bezig houdt. Maar ik denk dat er, gezien het aantal evenementen dat er in Nederland is en hoeveel gemeenteambtenaren ermee te maken hebben, dat er zeker wel genoeg stof is om met elkaar uitwisselingen te doen, de vinger aan de pols te houden en elkaar op de hoogte te houden. Ik kan me heel goed voorstellen dat die mensen die er binnen de gemeentes alleen voor staan en af en toe per ongeluk een keer met collega’s daarover praten, als dat wat gestructureerder kan denk ik wel dat daar een markt voor is. Samengevat: Op dit moment zijn er reeds enkele gemeenten die zo af en toe met elkaar praten op studiedagen of borrels. Heel veel gemeenten hebben geen ambtenaar die zich sec met evenementen bezig houdt maar gezien het aantal evenementen dat er in Nederland zijn en hoeveel mensen er binnen gemeentes mee te maken krijgen denkt Dhr. Mourik wel dat er genoeg stof is om uitwisselingen te doen. Als deze uitwisseling wat gestructureerder kan, is er volgens hem ook zeker een markt voor. Lonneke: Wat zouden wij onze leden buiten de bijeenkomsten nog meer moeten bieden? Want die bijeenkomsten kunnen wij ook arrangeren.
Dhr. Mourik: Het is lastig in te schatten hoeveel tijd die mensen hebben en hoe vaak kunnen ze uitstapjes maken naar seminars en dat soort zaken. Ik denk dat het netwerk, zeker als dat niet meteen te formeel gedaan wordt, dat de input vooral van de leden zelf uit moet komen en ik denk dat, en daar strubbelen wij met de IFEA soms ook wel mee, is dat op het moment dat je jezelf presenteert als een professioneel draaiende organisatie, dat mensen achteroverzitten zo van, kom maar op met je producten en met je diensten. Terwijl ik merk dat het bij IFEA Europe, en dat zal in dit geval met zo’n Nederlandse vereniging ook moeten zijn, het toch echt om de leden zelf draait die in het werkveld zitten die met ideeën komen of die sturing moeten geven aan de inhoud van dat soort seminars of andere diensten. En als dat te formeel is in het begin denk ik dat ze toch ook wel afwachten van, kom maar op met je nieuwsbrieven en dan consumeer ik wel. Terwijl als dat je dat misschien informeler doet, dat je bijvoorbeeld een gemeente als gastheer op laat treden dat andere gemeenten daar niet voor onder willen doen en dat ook een keer willen. Dan krijg je ook dat als je bijvoorbeeld met 20 gemeenten begint, dat al die gemeenten om de beurt wel een keer een ochtend met koffie en gebak willen organiseren en dan ook meteen tegen de burgemeester en de wethouders kunnen zeggen dat ze een landelijke delegatie gehad. Dus als je het zo zachtjes kan opbouwen, dat je een hele goede basis kunt krijgen. Ik begrijp van Jacco dat er al linken zijn met een aantal belangrijke actieve gemeentes in Nederland, waaronder Rotterdam festivals, en dat soort spillen zullen ook heel waardevol zijn met het neerzetten van zo’n vereniging want die hebben al zoveel status dat als die erbij zijn, dan wil jij er ook bij zijn. Als er een paar gemeenten zijn die wat voor de brancheorganisatie willen doen, meedenken en meehelpen, dan kom je een heel eind met de brancheorganisatie. Dus dan heb je al mazzel als je met dat soort jongens in zee kan gaan. Ik heb ook wel een beetje het gevoel, en dat zou een bedreiging kunnen zijn van het succes, dat ze natuurlijk best over dingen als hoe ga jij met drugs om of problemen met politie of met vervuiling zeg maar de algemene typische gemeente zaken willen praten, dus op dat vlak zal er weinig concurrentiestrijd zijn maar als het gaat om de citymarketing jongens, dan heb ik wel de indruk dat ze elkaar wat scheef aankijken. De evenementenprijs die er ook in den lande is, de prijs voor evenementenstad van het jaar. Die stichting die dat organiseerde had het probleem dat mensen een bod moesten doen om mee te dingen naar die prijs en Rotterdam had al drie keer achter elkaar gewonnen of zat drie keer in de top 3 en hadden dan zoiets van we doen gewoon een keer niet mee. Want wie de prijs dan ook gaat winnen, dat is in waarde voor ons toch ondergeschikt. En het zou bij wijze van spreken slecht voor ons zijn als we mee doen en een keer niet winnen en de jury zal wel eens een keer in de verleiding kunnen komen om gewoon een keer een andere stad te laten winnen. Dus die stichting heeft die prijzen heel snel moeten omdraaien en heeft gezegd van, wij bepalen nu zelf welke gemeente de beste evenementenstad van Nederland is. Gemeenten mogen ons van informatie voorzien maar als ze dat niet doen, wil dat niet zeggen dat ze niet gekozen kunnen worden als beste evenementenstad. En dat had puur te maken met het niet de tweede of de derde willen zijn. Dus daar is in mijn ogen een behoorlijke concurrentiestrijd aan de gang. En ik heb ook de indruk dat het op dit moment best wel hot is, dat als je als gemeente nog geen gedegen evenementenbeleid hebt, dat je heel gauw een consultant binnen moet halen om dat alsnog voor jou te regelen. En wat ik van de consultants in dit land begrijp, die kopiëren dat allemaal van elkaar en verkopen voor veel geld hetzelfde en veranderen alleen de naam van de stad. Dat is een beetje de indruk die ik ervan krijg. Dus er zitten wel wat dingen waarvan ik denk of die mensen nou allemaal zo graag bij elkaar willen zitten, misschien niet altijd. Maar als er nieuws is over wetgeving op Europees gebied wat ook zijn impact op Nederland gaat hebben, natuurlijk wil je daar als gemeente ook als de kippen bij zijn en van die kansen en bedreigingen op de hoogte zijn. Om een voorbeeld te noemen, de IFEA Europe heeft een
partnership met Ierland. Ierland heeft namelijk een hele sterke nationale festival vereniging, een van de beste van Europa. Ierland was het eerste land in de EU waar een rookverbod, ook in bars en restaurants, ingevoerd is en er wordt nu zelfs gesproken om dingen omtrent alcoholbeleid wat meer op te drijven. Dat is nu al bijna een jaar gaande en in mei gaan we met hun samen een congres of seminar opzetten waarin we gaan kijken hoe de eerste festivals verliepen waar die regels golden, valt het mee, valt het tegen, hoe ga je ermee om etc. etc. Niet alle gemeentes van Nederland zullen het geld hebben om even op en neer te gaan naar Ierland te gaan om daar iets mee te doen maar ik kan me voorstellen dat er wel basis zou zijn om een paar sprekers uit Nederland voor zo’n seminar te vragen omdat het potentieel er hier ook aan zit te komen. Als gemeente wil je dan natuurlijk op de hoogte zijn, je wilt toch de trends zien aankomen om mee te discussiëren. En dat heeft niks te maken met wie is de beste, de mooiste stad en heeft de leukste feestjes. Samengevat: Dhr. Mourik denkt dat het niet verstandig is om je meteen als een te professioneel draaiende organisatie in de markt te presenteren omdat je dan het gevaar loopt dat leden achterover gaan zitten en afwachten wat hen geboden wordt. De input, ideeën dienen voornamelijk vanuit de leden zelf te komen en zij dienen sturing te geven aan de seminars en diensten. Dit zou je kunnen bereiken door bijvoorbeeld een gemeente als gastheer op te laten treden, andere gemeentes willen dat dan vaak ook. Als je het zo op kunt bouwen denkt hij dat er een hele goede basis is. Als je een aantal grote jongens mee kunt krijgen die al wat status hebben, zoals Rotterdam Festivals, dan is de kans groot dat andere spelers in het werkveld ook mee willen doen. Als er een paar gemeenten zijn die wat voor de brancheorganisatie willen doen, meedenken en meehelpen, dan kom je een heel eind met de brancheorganisatie. Wat een bedreiging van het succes zou kunnen zijn is dat de leden wel over algemene gemeentezaken als drugsbeleid, problemen met politie of vervuiling willen praten maar op het gebied van citymarketing zal er wel een concurrentiestrijd zijn en laten de leden niet het achterste van hun tong zien. Er is tevens een behoorlijke concurrentiestrijd aan de gang m.b.t. evenementenstad van het jaar. Daarnaast is het heel hot om, als je nog geen gedegen evenementenbeleid hebt, dat snel via een consultant te regelen. Ook willen gemeenten er als de kippen bij zijn als er nieuws is over wet- en regelgeving op Europees gebied, hiermee kunnen zij namelijk weer hun voordeel doen, trends zien aankomen en mee discussiëren. Niet elke gemeente heeft geld om seminars e.d. in andere landen te bezoeken, daarom kan het goed zijn om een paar sprekers uit Nederland uit te nodigen. Zij kunnen dan de opgedane informatie weer doorgeven aan de overige leden. Lonneke: Nee precies en voor dat soort informatie zou je bijvoorbeeld een site kunnen ontwikkelen waar je dat soort publicaties op zet. Een site waar mensen vragen kunnen stellen, waar publicaties en persberichten op komen te staan. En iedereen haalt daar natuurlijk vanaf wat hij nodig heeft want niet alle informatie zal voor elk lid even interessant zijn. Dhr. Mourik: Ja dat is leuk, dat hadden wij ook bedacht maar dat werkt niet. Het werkt hooguit, en dat is iets waar wij zelf nog geen geld voor gehad hebben, als je daar redacteurs op zet die daar continue mee bezig zijn. Wij hebben vanuit de leden ook te horen gekregen dat het goed zou zijn als we special interestgroups op zouden richten. Want de een is bijvoorbeeld geïnteresseerd in alleen kinderprogrammering, een ander is geïnteresseerd in fondsenwerving,
dus nog niet eens zo zeer alleen diverse soorten programma’s maar ook diverse specialismen binnen management. Weer iemand anders is alleen geïnteresseerd in marketing en publiciteit. Dus dachten wij van nou we hebben zo’n internetsite, op de site www.ifeaeurope.com heb je een plek waar je met een password op een ander deel van de site kunt komen. Daar kunnen de leden hun plannen uplaoden en bestanden uplaoden die ze met andere leden willen delen maar daar kun je tegelijkertijd, als jij een beleidsplan of een ander plan nodig hebt, richtlijnen, voorbeelden en blauwprints vinden waar je zelf wat van kunt leren. En tegelijkertijd hebben we een gratis internetprovider waar je nieuwsgroepen zelf kunt beheren, acht smartgroups (nieuwsgroepen) opgestart waar je dus alleen maar via de internetsite in kunt. Via nieuwsbrieven worden de leden er drie keer van op de hoogte gesteld dat ze zich kunnen aanmelden voor zo’n nieuwsgroep en onderling naar elkaar emails kunnen sturen. Na die drie emails van herinnering, herinnering etc. zijn er nog steeds geen 5 leden per groep die zich hebben aangemeld. En dan zijn het ook nog dezelfde mensen die zich bij 6 groepen hebben aangemeld en daar zitten nog niet eens de eigen bestuursleden en commissieleden van IFEA Europe bij. Eigenlijk is iedereen dus heel erg laks, er is een overkill aan informatie en geen tijd, ze zijn al zo veel tijd kwijt met het dagelijks opschonen van hun mail. Ik geef je weinig kans dat die mensen dan nog eens op eigen houtje pro-actief een website gaan bezoeken van stel dat er wat leuks op staat. Samengevat: Het is een leuk idee om dat soort informatie op een site te zetten maar volgens Dhr. Mourik werkt dat niet. Mensen hebben het al druk genoeg met hun dagelijkse bezigheden en het opschonen van hun mail dat hij niet denkt dat ze pro-actief zelf op een website gaan kijken of er iets leuks op staat. Hij geeft een voorbeeld van de IFEA Europe. Er zijn 3 herinneringsmails uitgegaan voor inschrijving bij special interestgroups maar dat heeft absoluut niet het gewenste resultaat opgeleverd. Er is een overkill aan informatie. Lonneke: Dat is ergens toch gek, want je zou zeggen dat het voor hen juist gemakkelijk is dat alle informatie die zij nodig hebben daarop gezet wordt. Dhr. Mourik: Natuurlijk is internet wat dat betreft een ideale plek, je hoeft geen boek te kopen en het is gemakkelijk te actualiseren, je typt het in en het is er. Op zich moet het er ook wel zijn, dat je bij zo’n landelijke vereniging sowieso een website moet hebben, maar ik zou voor alsnog hele lage verwachtingen hebben dat mensen die site ook echt heel actief gaan gebruiken voor het uitwisselen van informatie, wat mij zwaar tegen valt. Maar dat heeft gewoon te maken met het hoe het is in de maatschappij op dit moment, mensen zijn gewoon heel erg druk. En dat zijn van die research dingen waar ze zelf gewoon geen tijd voor hebben. Dan gaan ze nog liever gewoon ergens een ochtend zitten en laat het allemaal maar op me af komen ik krijg een kop koffie en een lunch, dan zie ik ook nog wat collega’s waar ik mee netwerk dan dat ik zelf een uur achter mijn computer ga zitten kijken van misschien staan er een paar dingen op die interessant zijn. Want dat filteren of dingen wel of niet interessant zijn dat kost natuurlijk ook een hele hoop tijd. Samengevat: Doordat mensen het al zo druk hebben, hebben ze geen zin en tijd om een website uit te pluizen. Ze gaan liever een ochtend ergens zitten en horen wat lezingen aan en netwerken nog wat, daar hebben ze volgens hen meer aan.
Lonneke: Het kost wel tijd maar dat zou verminderd kunnen worden door de informatie goed te rubriceren. Dhr. Mourik: Natuurlijk zijn er manieren om het beter te doen en ik geloof ook niet dat onze website wat dat betreft nou zo aardig ontwikkeld is, maar in Ierland waar ze als vereniging heel actief en heel goed draait, werkt die website ook heel slecht. Wat zij wel doen als vereniging en dat heeft wel waarde, en dat geven ze ook uit, zij hebben zelf checklists en documenten op hun site staan. Documenten als: Stel dat u als gemeente een van een consultant gebruik wilt maken, lees dan dit document, en daar staan dan in welke vragen je moet stellen voordat je met zo’n consultant in zee gaat, waar moet die consultant aan denken, van twee kanten van die praktische handvaten. En datzelfde zou ontwikkeld kunnen worden voor milieu en geluidsoverlast, al die hot items die er zijn. Ik kan me voor stellen dat als je daar zo’n losbladig systeem van hebt en dat dan, in plaats van via internet, als boek verkoopt dat je er misschien nog meer aan verdiend dan dat je het kado doet, want dan verdwijnt het in de kast zo van, misschien kijk ik er nog een keer naar. Samengevat: Het is waardevol om een soort van boek uit te geven met daarin checklists en documenten voor het aanpakken van verschillende beleidszaken. Bijv. ook, je wilt een consultant in de arm nemen, waar moet je aan denken, welke vragen moet je stellen etc. En datzelfde zou ontwikkeld kunnen worden voor milieu en geluidsoverlast, al die hot items die er zijn. Lonneke: Heeft u een idee hoe die mensen het best bereikt kunnen worden? Dhr. Mourik: Het makkelijkst zijn ze te krijgen en te winnen, blijkt op landelijk niveau, met package-deals waar ze kortingen kunnen krijgen die ze alleen kunnen krijgen door lid te worden. Ik geloof dat meer dan 60% van de Ierse leden alleen lid zijn geworden omdat ze een verzekering af konden sluiten die ze anders niet af konden sluiten. En dat geldt in andere landen zoals de BAFA in Engeland precies hetzelfde. Wij in Europa kunnen dat als IFEA Europe niet doen omdat je door verschillende wetgevingen geen Europese verzekeringen hebt voor alle landen. Dat is zeg maar iets heel erg landelijks. Hetzelfde zou ook kunnen gelden als er bepaalde andere kortingen of voordelen zijn te behalen die zij nodig hebben. Dan belangrijk te weten welk type persoon jouw doelgroep is, als je een analyse gedaan hebt van waar hebben die mensen nu mee te maken zou je dan bepaalde trainingen, scholingen andere congressen die niet door de vereniging zelf maar door anderen georganiseerd worden. In het geval van de IFEA Europe voor wereldmuziek, is WOMEX heel erg belangrijk in Europa maar ook wereldwijd is dat een van de belangrijkste markten. Wij hebben een partnership met WOMEX afgesloten dat mensen als ze heel vroeg inschrijven dat ze bijna 40 % korting kunnen krijgen op hun womex-toeslag. En die ledenkorting en de korting die ze op ons congres krijgen als lid, is het lidmaatschap al waard. Dan krijg je mensen die dan op basis van een rekensommetje denken, ik kan er een verzekering voor afsluiten en ik krijg al korting op de WOMEX waar ik toch al ieder jaar naar toe ga en ik ga misschien af en toe eens naar een IFEA conferentie waar ik dan ook nog eens €150,- korting krijg als ik lid ben. Dat is die € 300,- lidmaatschap wel waard. En dat je daar dan extra ook nog een website en een nieuwsbrief voor krijgt, dat is meegenomen maar dat is geen reden om lid te worden. Tenminste, dat is het beeld wat ik ervan heb.
Zien en gezien worden is iets wat je in je achterhoofd kunt houden, dat je dat in Nederland misschien kunt uitbuiten of er iets mee kunt doen. Wij hebben bijvoorbeeld ‘behind-thescenes-sessions’, ik weet niet of zoiets ook op landelijk niveau zou werken, dan wordt je als ere gast uitgenodigd op een ander evenement. Behalve gratis kaartjes voor een evenement, ook achter de schermen mogen kijken, een ontmoeting hebben met de organisatoren waar ze dan een kijkje in de keuken mogen nemen. En de problemen en de successen van zo’n organisatie te horen krijgen en er met elkaar over praten. Dat zijn dingen die deelnemers heel erg waardevol vinden. Je haalt er toch heel veel inspiratie uit en het is toch altijd leuker dan een congres waar je in een zaaltje naar een lezing van een uur zit te luisteren en die kwalitatieve tijd die je dan ook nog met je collega’s hebt wordt ook als heel waardevol ervaren want er ontstaan er projecten die ze dan later wellicht samen weer gaan doen. En op Europees vlak is dat soms lastig want er zitten verschillende landen tussen maar ik kan me voorstellen dat op landelijk niveau samenwerking binnen bepaalde gemeentes misschien gemakkelijker te realiseren is dan op internationaal niveau. Als dat territorium maar niet in gevaar komt, zo van, ver van mijn bed voel ik me veilig maar als het mijn buurman is waarmee ik moet samenwerken dan denk ik van, niet mee bemoeien en wegwezen. Het gezien worden is dan ook weer een vorm van status en als jij belangrijk genoeg bent om dat gezelschap naar je toe te laten komen, dan heb je al status en hoor je al tot de goeie. Wat heel succesvol is, dat blad, feestelijk zakendoen, er is een ‘feestelijk zaken doen borrel’. Het komt erop neer dat alle leveranciers, dus hotels, Efteling, locaties die zich in willen laten huren, bungalowparken, noem maar op die graag willen dat evenementenbureaus hun gaan gebruiken voor hun evenementen, die hebben elke maand ergens in het land een borrel. Eigenlijk komt het er gewoon op neer dat zo iemand van zijn marketingbudget die borrel sponsort voor dat tijdschrift dus eigenlijk alle zakelijke abonnees worden dan uitgenodigd om dan bij die locatie op de borrel te gaan. Dat is natuurlijk een geweldig moment voor zo’n locatie om zichzelf daar te marketen, maar de reden waarom die borrel zo succesvol is, is dat het hét moment is waar alle hotshots van Evenementenburo land Nederland bij elkaar komen en met elkaar in gesprek raken zo van, ik heb een groot project ik geloof niet dat ik het alleen aan kan, heb jij nog ideeën. Partnerships en al dat soort dingen. Heel erg succesvol en zoiets werkt op Europees vlak niet maar op landelijk niveau wel omdat het dan bereikbare afstanden zijn en je kunt elkaar versterken. In hoeverre dat binnen gemeentes ook haalbaar is en of daar behoefte aan is, om dat te kunnen bepalen weet ik niet genoeg af van waar de gemeentes op dit moment mee bezig zijn. En wat ik er van de buitenkant van zie dat ze allemaal schreeuwen om zichzelf op de plattegrond te plaatsen als een van de betere steden met grote landelijke publiekstrekkers. Samengevat: Potentiële leden zijn het gemakkelijkste voor je te winnen met packagedeals waar ze kortingen kunnen krijgen die ze alleen kunnen krijgen door lid te worden van de vereniging. Bepaalde kortingen of voordelen toegespitst op jouw doelgroep, een doelgroep analyse is dus zinvol. Als je deze analyse hebt uitgevoerd zou je ook trainingen, scholingen en andere congressen aan kunnen bieden. Zien en gezien worden is ook erg belangrijk in de branche. IFEA Europe heeft ‘behind-thescenes-sessions’ een evenementenorganisator wordt dan uitgenodigd op een ander evenement, daar mag hij achter de schermen kijken. Ze praten over de problemen e.d. bij dat evenement, zo kunnen er ook weer nieuwe projecten waarop ze gaan samenwerken. Het is op landelijk niveau gemakkelijker te organiseren dan op internationaal niveau mits het territoruim niet in gevaar komt, gemeenten werken namelijk waarschijnlijk niet graag samen met hun directe concurrenten als naastliggende gemeenten.
Dan is er in Nederland maandelijks de feestelijk zaken doen borrel, dat is een uitgelezen kans om jezelf als organisator van die borrel te marketen. Ook kunnen de bezoekers van de borrel met elkaar overleggen over bepaalde zaken waar ze tegenaan lopen zou kunnen er nog partnerships ontstaan. In hoeverre zoiets bij gemeentes werkt weet Dhr. Mourik niet. Wat hij ervan mee krijgt is dat gemeenten allemaal schreeuwen om zichzelf op de plattegrond te plaatsen als een van de betere steden met grote landelijke publiekstrekkers. Lonneke: Als we dan kijken naar het erbij betrekken van de vrij toegankelijke publieksevenementen. Hoe zou de IFEA Europe er tegenover staan als er een Nederlandse tak van de IFEA ontwikkeld zou worden? Dhr. Mourik: Op zich heel positief, wij als vereniging hebben op dit moment niet het beleid om landelijke verenigingen op te richten, maar we hebben het wel als uitgangspunt aangenomen, daar is een beleidsstukje van met daarin de hoofdpunten van wat we nu als prioriteiten stellen. De hoofdprioriteit van marktverbreding en verdieping is door partnerships met landelijke organisaties. En uiteraard zijn wij als IFEA Europe bereid, dat wanneer er geen landelijke organisatie bestaat, dat te stimuleren en dat tot stand te brengen. En eventueel ook te kijken of er een win-win situatie is in de lidmaatschapsstructuur dat dat niet dubbelop is. De voordelen van IFEA Europe zijn: - Zij hebben potentieel - Ze hebben geen hoge personeelskosten. - Er zijn gemeenten die wel onderzoek willen laten doen, maar er geen geld voor hebben, op deze manier kan dat goedkoop gedaan worden. Zoals IFEA Europe op dit moment werkt, als je lid wordt van de IFEA Europe, ben je automatisch lid van de IFEA World en in principe alle IFEA’s in de hele wereld, Australië, Amerika, Canada of waar ter wereld ook, als jij IFEA lid bent dan is het net als bij The Rottery, dan staan over het algemeen de deuren voor je open en kun je ook naar elkaars congressen met ledenkorting etc.etc. In Amerika heb je nu naar regio IFEA-chapters die door regionale managers worden aangestuurd maar dan heb je dus ook een vereniging met 3000 leden. Wij zijn op dit moment te klein om zo’n structuur op te zetten waar we een hoofdkantoor Europa hebben met subkantoren voor Europese regio’s of per land of zelfs per taal gebied. Daar hebben we wel eens over nagedacht want wij slagen er op dit moment heel slecht in om bepaalde delen van Europa te bereiken omdat wij ons tot de Engelse taal beperken. We hebben het idee dat we daar wat flexibeler in moeten worden want anders krijgen we nooit Frankrijk en zuid en oost Europa met ons mee. Wat wij nu doen met verschillende landelijke organisaties, op dit moment, Ierland, Engeland, en Duitsland, dat als mensen lid worden van die landelijke organisatie dan is het lidmaatschap voor IFEA meteen weer een heel stuk goedkoper. Omdat wij vinden dat ze zowel van een landelijke als van een internationale koepelorganisatie lid zouden moeten zijn. Wij zijn dan als IFEA Europe degenen die bereid zijn water bij de wijn te doen en te zeggen van leden van de Nederlandse vereniging kunnen met korting lid worden van IFEA Europe. Mits de landelijke vereniging dat geld int en het bedrag van de leden die meer hebben betaald in een keer naar ons overmaakt. En wat we ook met die organisaties doen is een uitwisseling Top bottom en andersom van capaciteitsbuilding. Wij willen de landelijke nieuwsbrieven ontvangen en dan selecteren wij daaruit wat voor andere landen ook interessant is om te weten.
Samengevat: De IFEA Europe heeft op dit moment niet het beleid om landelijke verenigingen op te richten. Er is een beleidsstukje waar de hoofdpunten in staan waar de IFEA Europe zich op dit moment meet bezig houdt. De hoofdprioriteit voor marktverbreding en verdieping is partnerships met landelijke verenigingen. IFEA Europe is bereid om, als er geen landelijke organisatie is, dat te stimuleren en tot stand te brengen. Ook kan er dan gekeken worden of er een win-win situatie wat betreft lidmaatschapsstructuur te realiseren is. De voordelen van IFEA Europe zijn: - Zij hebben potentieel - Ze hebben geen hoge personeelskosten. - Er zijn gemeenten die wel onderzoek willen laten doen, maar er geen geld voor hebben, op deze manier kan dat goedkoop gedaan worden. Voor de IFEA zou een kantoor in Nederland ook fijn zijn aangezien het hoofdkantoor binnenkort verhuisd naar Sheffield. Daar komt heel veel administratieve rompslomp bij kijken zoals de uitschrijving bij KvK Nederland en inschrijving KvK buitenland e.d. Dit zou je niet hebben als je zou kunnen regelen dat er een secretariaat in Nederland zit. Dat betekent wel dat er altijd een bestuurslid uit Nederland moet zijn. Zodra dat niet meer realiseerbaar is komt het op de NHTV neer, dat is niet de bedoeling aangezien er dan twee belangen door elkaar gaan lopen. Op dit moment werkt het zo dat als mensen lid worden van een landelijke organisatie, is het lidmaatschap voor IFEA Europe meteen weer een heel stuk goedkoper. Omdat zij vinden dat je naast van een landelijke organisatie ook van een koepel organisatie lid moet zijn. Ook stuurt die landelijke vereniging hun nieuwsbrief IFEA Europe zodat zij daaruit de relevante informatie kunnen halen voor de Europese nieuwsbrief. IFEA Europe is nu druk bezig met het binnenhalen van de EU lobby. Brussel verwacht dan wel dat als zij nieuwe beleidsconcepten getest willen hebben bij de IFEA Europe festivals dat er snel een reactie komt. Per land is er dan een nationaal ambassadeur die fungeert als overlegpunt. Zij worden als eerste aangeschreven als er politieke zaken zijn of voor een thema voor het eerst volgende congres van IFEA Europe, wat vind je hiervan, speelt dat in jouw land. Natuurlijk hebben de landelijke verenigingen er belang bij wat te vertellen te hebben over de Brussel-politiek en op de hoogte te zijn van landelijke onderwerpen. Als er een ‘IFEA Nederland’ zou zijn, dat IFEA mee zal denken in het aanleveren van sprekers en andersom, dingen die in Nederland actueel zijn en die op internationaal vlak in de spotlight moeten komen, dat die wisselwerking er wel is. Lonneke: Ervan uitgaande dat we toch zelfstandig een vereniging opzetten, niet als tak van de IFEA, hoe zouden we dat dan het beste aan kunnen pakken? Begin je met een klein clubje gemeenten of pak je het meteen groter aan? Je moet in elk geval zorgen dat je statuten goed in elkaar zitten. Veranderingen die naderhand doorgevoerd moeten worden kosten geld en moeten, indien het een vereniging betreft, via de ledenvergadering worden goedgekeurd. Ook moet in de statuten vermeld worden waar een bestuurslid aan moet voldoen.
Samengevat: Spreekt gemeenten de structuur Vereniging aan, want je hebt toch te maken met ledenvergaderingen e.d., of kies je voor een stichting. Dhr. Mourik zou zelf niet voor een vereniging maar voor een stichting kiezen aangezien hij merkt dat weinig leden echt geïnteresseerd zijn in de politiek van de vereniging. Leden willen wel in het bestuur omdat dat leuk staat op hun CV en het is goed voor hun contacten. Actieve leden die al in verschillende commissies zitten, laten al blijken interesse te hebben voor hun industrie. Daarnaast zijn er bij congressen met openinschrijving veel ééndagsvliegen die naar een congres in de buurt gaan en daar enthousiast over zijn maar vervolgens is de drempel te hoog om naar een congres elders in Europa te gaan. IFEA zou willen dat die leden niet kwijt zijn maar dat zij lid worden van een landelijke vereniging. De mensen die naar het congres in Amsterdam komen op 3 t/m 5 maart en alle gemeenten die daar medewerkers naar toe sturen, dat zijn je potentiële leden want zij geven al aan dat ze geïnteresseerd zijn. Die mensen zullen niet allemaal volgend jaar naar Belfast gaan maar ze zijn wel geïnteresseerd in internationale sprekers. Jacco: Stel dat je wel van de IFEA met zijn bestaande databases en structuur gebruik maakt. Stel dat je voor de Nederlandse markt, gemeenten en de organisatoren vrij toegankelijke publieksevenementen een tak van de IFEA opzet. Dan kun je niet tegen die leden zeggen, ons secretariaat zit in Sheffield. Want Sheffield houdt zich natuurlijk niet specifiek bezig met de Nederlandse situatie. Je zult dus een secretariaat in Nederland moeten hebben. Stel dat dat gehuisvest wordt op de NHTV en gerund wordt door studenten. Dan heb je het lidmaatschapsverhaal. Ze kunnen het lidmaatschap aan de IFEA Europe betalen maar er is ook geld nodig om het secretariaat draaiende te houden. Stel dat wij nieuwe leden aan zouden leveren, je hebt dan een beetje dezelfde constructie als die je met andere verenigingen hebt en die hebben ook financiën nodig om hun eigen taken uit te kunnen voeren. Hoe zie je dat voor je? Samengevat: Als het secretariaat van de NHTV leden werft voor de IFEA zou op zijn minst € 100,- van het lidmaatschap naar het secretariaat moeten gaan als zijnde jullie budget. Het nieuwe beleid van IFEA Europe is dat het kantoor in Sheffield een commissie krijgt voor elk nieuw lid dat ze werven. Voor jullie zou het onderhandelbaar zijn dat jullie voor elk lid dat jullie binnen halen het eerste jaar een bonus krijgt wat voor extra kasgeld zou zorgen. Ook met het zoeken en ‘boeken’ van sprekers zal de IFEA meehelpen. De checklists en documenten die je je leden biedt, waar al eerder over gesproken is, hoef je niet helemaal zelf op te stellen. Je kunt veel al van andere IFEA leden overnemen en die pas je aan op de Nederlandse situatie. Als Nederland hem dan weer heeft verbeterd kan die weer naar andere IFEA leden terug zodat zij daar weer hun verbeteringen uit kunnen halen. Zo creëer je win-win situaties. Degenen die het actiefste zijn op het gebied van vakgroepen en aanmelden voor ambassadeurschap zijn de mensen uit het onderwijs die aan het promoveren zijn op lectoraat scripties e.d. Dhr. Mourik denkt dat er ook andere universiteiten bij betrokken moeten worden, anders wordt het een isolement van de NHTV. Dhr. Mourik vindt het reëel dat het bedrag dat nieuwe leden van de Nederlandse IFEA het eerste jaar betalen volledig naar de NHTV gaan omdat de opstartkosten er hoog zijn. Het jaar daarna een gedeelte en het op die manier afbouwen. Hij zal het bestuur waarschijnlijk achter zich krijgen om zelfs door ons een onafhankelijke vereniging op te laten richten door middel
van een partnership. Die vereniging zal dan het eerste jaar gratis lid zijn van IFEA en er de jaren daarna voor gaan betalen. Tevens zou de Nederlandse vereniging een bonus kunnen ontvangen voor elk nieuw lid dat zij werven. De contributie zou het eerste jaar lager kunnen zijn dan de jaren daarna om zo de instapdrempel te verlagen. Bij een schaalverdeling voor het lidmaatschapsgeld voelt de IFEA zich niet prettig. Alleen de festivalorganisatoren betalen € 250,-, alle overigen, citymarketingbureau' s, toeristenbureau' s e.d. betalen € 395,-. Je biedt het IFEA lidmaatschap aan voor dezelfde prijs, je biedt alleen de Nederlandse leden veel meer. Er zou een vereniging onder rechtspersoon IFEA opgericht kunnen worden. Maar wel zelfstandig, dat zou het eerste geval zijn waarbij dat zo zou zijn. Andere verenigingen hebben namelijk een eigen rechtspersoon en een partnership. Met een nieuwe organisatie zou je je kunnen richten op alleen de grote gemeenten, of alleen de kleine gemeenten of er helemaal niet aan beginnen omdat het lastig is. Grote gemeenten laten het achterste van hun tong niet zien en willen niet delen met de kleine gemeenten, daar kunnen ze niets van leren. Wel zijn gemeenten potentiële werkgevers voor stagiaires, afstudeerders en afgestudeerden. Op Europees niveau vergelijken en verder kijken dan het eigen landje is steeds meer in trek. Dhr Mourik merkt dat bijvoorbeeld bij de gemeente Dordrecht waar hij nu bij betrokken is. Een netwerk als dat van IFEA is dan ideaal.
Bijlage 3 Itemlijst gesprek Dhr. T. Ummels •
Opening/introductie
•
Behoefte
•
Verwachtingen
•
Voorwaarden om lid te worden
•
Samenwerkingspartners
•
Problemen op het gebied van evenementenbeleid
•
Contributie
•
Te benaderen gemeenten
•
Voorwaarden lidmaatschap
•
Schema
Uitwerking gesprek dhr. T. Ummels, gemeente Almere Dhr. Ummels is oprichter van de stichting stadspromotie Almere. Dhr.Ummels vertelt wat hij al allemaal gedaan heeft en hieruit blijkt dat hij all round geschoold is en zeer veel ervaring heeft op het gebied van evenementen. Ik heb met hem en Jacco een gesprek in een lokaal op de 2e verdieping van de NHTV. Ik vertel hem wat de bedoeling is van het gesprek en van het onderzoek dat ik doe. Is er behoefte aan een organisatie die zich richt op de beleidskant van evenementen alsook op de uitvoeringskant? In het algemeen zie ik het nut van een organisatie of platform waar kennis over een bepaalde sector wordt opgeslagen. Dat geldt ook voor deze sector Er zijn op dit terrein heel veel spelers Ik kijk veel breder dan allen de evenementen maar zie het in het kader van citypromotie. VNG is niet alleen belangenorganisatie maar ook een kenniscentrum op het gebied van milieu, openbare orde, veiligheid. Stadspromotie en citymarketing is nog een blinde vlek bij VNG maar zij zijn zoekende dit in te vullen vooral vanuit de beleidskant. Hoe ziet u eventuele aansluiting bij IFEA.? Daar zie ik wel iets in, maar je moet voorkomen dat er dadelijk 3 organisaties naast elkaar bestaan die alledrie hetzelfde doen. Ook deelname van kleinere gemeenten geeft een breder kader. Je moet het zo breed mogelijk opzetten. Als belangrijke punten zie ik samenwerking, kennisuitwisseling, expertisecentrum en het houden van workshops. Versnippering is niet goed,je moet de krachten bundelen. Doel is niet een branchevereniging op te zetten, maar doel is te achterhalen of er behoefte is aan een organisatie en hoe dit het beste is te organiseren? Er lijkt behoefte te bestaan aan documentatie, infocentrum en een organisatieplatform. Als je iets opzet moet je het wel goed organiseren en niet versnipperen. Aanhangen aan een instituut is positief, maar niet aan een commercieel bureau omdat het dan anders georganiseerd wordt. Samenwerken met de bestuursacademie lijkt daarom niet goed omdat je dan teveel naar de overheid trekt. Je moet het veld benaderen vanuit de markt en niet vanuit de overheid. IFEA en VNG zetten reeds eerder dit soort initiatieven op ook vanuit het grote stedenbeleid. Toch bloedt dit dood. De reden zijn tijdgebrek, waan van de dag, en waarom zou je nu plotseling moeten gaan overleggen met andere gemeenten? Er wordt eerder gebruik gemaakt van een reeds bestaand netwerk. Er wordt vaak niet goed georganiseerd. Het valt of staat met een motor, een aanjager. Is die er niet dan bloedt het dood. Referentiekaders zijn belangrijk, vooral uit verschillende hoeken en van diverse leeftijden en pluimage. Het is dus heel goed zo een club te hebben.
Welke problemen komt u tegen? Vooral problemen op het gebied van openbare orde, veiligheid en politie-inzet. Dat zijn de grote aandachtspunten. Maar ook de milieukant zoals vervuiling en geluid. Een moeilijk probleem is vaak ook de participatie van middenstand en horeca. Zij zijn nodig voor sponsoring maar ook voor actieve participatie. Samenwerking is soms ook een moeilijk punt. Meerderen bij elkaar kunnen meer power en uitstraling bereiken. Je zou meer kleinere evenement kunnen samenvoegen tot 1 groter langduriger evenement alleen al uit kostenoverweging is dat vaak heel aantrekkelijk. Ook financiën, subsidies, sponsoring en fondswerving is soms een probleem. Vele organisatoren stappen apart naar sponsoren. Mogelijk heb je veel meer kans als dit gezamenlijk gebeurt en je sponsoring als 1 pakket probeert te krijgen. Verwacht u van een brancheorganisatie bemiddeling bij bovenstaande punten? Je moet de ambitie van een brancheorganisatie niet te hoog stellen. Eerst moet de organisatie zich waar maken en bewijzen en er organisatorisch goed voor staan. Dan komt de rest vanzelf wel en wordt het een kenniscentrum. Het moet groeien. Een kenniscentrum is heel belangrijk. Je moet ook iets te leveren hebben als de leden iets vragen. De leden moeten weten dat als zij een vraag stellen over bijvoorbeeld jurisprudentie of vakliteratuur dat zij maar hoeven te bellen en snel goede antwoorden krijgen. Ook de uitgave van een nieuwsbrief en 2 maal per jaar een bijeenkomst zijn nuttige zaken. In een tweede fase zou je ook belangenvereniging moeten worden. Je zou er naar moet streven in 10 jaar een positie te krijgen dat gemeenten zeggen bel die club maar eens even. Dat kan ook vooral voor kleinere gemeente interessant zijn. Dus kies voor een groeimodel. Fase 0: onderzoek doen naar behoefte Fase 1: belangenvoorbereiding en besluitvoorbereiding. Fase 2: besluit Fase 3: operationeel maken - voldoende draagvlak creëren - voldoende aantal n - goed organiseren, niet overorganiseren - goed analyseren. - Goede bereikbaarheid - Je gezicht laten zien, de mensen bij elkaar halen. Fase 4: waarde steeds meer bewijzen, nieuwe organisaties aanspreken. Voorkom dat je, zeker in het begin te hoog grijpt. Een vraag over kosten. Wat zou een gemeentebereid zijn te betalen als de organisatie zich nog moet bewijzen? De organisatie moet niet commercieel gaan. Dat wordt reeds gedaan door de VVEM. Misschien moet je beginnen met een aantal gemeenten die naar elkaar een spin-off hebben en in een later stadium festivalorganisatoren, evenementenorganisatoren en stichting stadspromotie toelaten. Je moet wel goed onderscheid maken tussen commerciële en niet commerciële organisaties. Het bedrag aan contributie mag niet te hoog zijn. 100 euro per jaar is laag. 150 à 200 euro
moet goed kunnen. Wel opletten dat extra activiteiten bijvoorbeeld congressen dan niet te duur worden per deelnemer. Je kunt bijvoorbeeld ook nog onderscheid maken tussen verenigingen die heel veel werken met vrijwilligers. Die betalen bijvoorbeeld 100 euro en gemeenten 300. Je zou moeten kunnen starten met bijvoorbeeld 10 gemeenten (de apostelen) en als dat dan een beetje loopt zouden die 10 gemeenten elk 3 of 5 andere gemeenten moeten inbrengen en zo gaan groeien. Niet meteen te groot willen zijn want dan is de zaak niet meer te behappen of alleen tegen heel hoge kosten. Veel gemeenten zijn zoekende. Als je met kleine adviezen gemeenten kunt winnen komt er een sneeuwbaleffect en zullen steeds meer gemeenten advies vragen en zich aansluiten. Vragen op het gebied van vergunningen, evenementenkalender, etc. zijn vragen waar mensen mee worstelen. Daar moet je antwoorden en advies kunnen geven. Je hebt dat natuurlijk niet altijd paraat maar je moet het kunnen uitzoeken en dan binnen een paar dagen terugkoppelen. Dit is zeer waardevol. Je slaat die informatie op en bij de volgende die belt weet je meteen het antwoord of weet je dat het in de database zit. Voor gemeenten scheelt dit een hoop tijd en ergernis. Je zou kunnen werken met een soort denktank op de achtergrond, personen die je steeds kunt benaderen. Of een adviesraad. Er zijn allerlei mogelijkheden om goede adviezen of antwoorden te verzamelen. Het komt vaak voor dat gemeenten elkaar benaderen over bijvoorbeeld de vraag "hoe zit het met jullie evenementenbudget?" Iedere gemeente regelt dat weer anders en zijn onderling niet te vergelijken. Als zoiets centraal verzameld wordt en gerubriceerd dan is daar mogelijk wel lijn in te brengen en daar is een wereld te winnen. Hoe kun je de mensen het beste informeren.? Veel evenementen zullen hun budget niet prijs geven. Toch zijn in gemeentebegrotingen vaak gegevens terug te vinden. Het lezen van zo een begroting om daaruit de bijdrage aan evenementen te halen is niet gemakkelijk. De definitie van evenementensubsidie is ook niet overal gelijkluidend. Promotiebijdrage kunnen bijvoorbeeld ook als evenementsubsidie gezien worden, maar ook bijvoorbeeld projectbudgetten. Een simpele vraag aan een gemeente van wat is jullie evenementenbudget is erg moeilijk te beantwoorden. Sponsorbijdragen zijn vaak niet openbaar. Sponsoring is vaak een en-en verhaal. Er is dus zeker een wereld te winnen in tijd en in het inzichtelijk maken van deze materie. Bij openbare instanties zijn meer gegevens te halen dan bij bedrijven.
Bijlage 4 Itemlijst gesprek Dhr. R. Naaktgeboren •
Opening/introductie
•
Behoefte
•
Verwachtingen
•
Voorwaarden om lid te worden
•
Samenwerkingspartners
•
Problemen op het gebied van evenementenbeleid
•
Contributie
•
Te benaderen gemeenten
•
Hoe ver is uw gemeente met evenementenbeleid
•
Voorwaarden lidmaatschap
•
Schema
Uitwerking gesprek dhr. R. Naaktgeboren, gemeente Dordrecht, 23 februari Dhr Naaktgeboren is ambtenaar bij de gemeente Dordrecht en schrijver van de evenementennota. Ik heb een gesprek met hem op zijn kantoor te Dordrecht. Ik vertel dhr. Naaktgeboren wat de bedoeling is van het onderzoek en wat het doel van het gesprek is. Vervolgens vraag ik hem wat hij denkt dat een nieuwe organisatie moet gaan bieden en waar hij behoefte aan heeft. Hij vraagt zich af of er een nieuwe organisatie moet komen. Er zijn wel veel versnipperde initiatieven. Er zijn veel onregelmatige bijeenkomsten in verschillende samenstelling en per bijeenkomst worden vaak diverse thema's besproken. Er is zeker behoefte aan het uitwisselen van kennis en informatie. Ook een website is daarbij zinvol. Wegens tijdgebrek is dat er hier nooit van gekomen. Wel is er behoefte om steden bij elkaar te brengen in één organisatie. Er zouden dan gesprekken gevoerd kunnen worden en informatie uitgewisseld kunnen worden over onder andere evenementenbeleid, maar ook zaken zoals bijvoorbeeld horeca en aanverwante zaken. Sec over evenementen is misschien te summier.Er zou een platform moeten komen voor het delen van kennis en info. Dus breder dan alleen evenementen. In Dordrecht is het zo dat de gemeente het beleid bepaalt en het evenementenbureau doet de uitvoerende taken. Zij lopen dan ook tegen problemen aan en leert van anderen. Bijvoorbeeld hoe is iets geregeld in de Arbo-wet, hoe staat het met collectieve verzekeringen, hoe is het geregeld met de financiering van hand en spandiensten. Dit betreft allemaal uitvoering en heeft niet zozeer met beleid te maken. Bundelen van versnipperde informatie is een goede zaak. Bij het opstarten van een nieuwe organisatie moet je wel goed opletten dat er een goede scheiding is van beleidsniveau en uitvoeringsniveau. De doelstellingen moeten helder zijn. Een Nederlandse afdeling van IFEA? De structuur staat al en het lijkt dan ook logischer hier gebruik van te maken dan een geheel aparte brancheorganisatie op te richten. Wel dien je dan je doelstellingen goed in de gaten te houden. Indien je toch een nieuwe organisatie wel opzetten zou een van de doelstellingen ook moeten zijn het instellen van evenementenprijzen. Ook het opzetten van een evenementencongres In hoeverre bent u tevreden met te diensten die de VNG biedt? Ik hoor er niets van, ik krijg nooit uitnodigingen en zie mijn collega's daar ook nooit. Wat zou een organisatie moeten bieden om lid te worden? • Beantwoording van FAQ. • Het opzetten van een soort databank waar organisaties uit kunnen putten. • Ook een website met discussieforum is zinvol. Wel moet je dan weer goed onderscheid maken uit beleidsniveau en uitvoeringsniveau.
Bij een aantal grotere evenementen zou een nieuwe organisatie de organisatoren daarvan bij elkaar moeten brengen, en kunnen zorgen voor gezamenlijke inkoop/ inhuren van dranghekken, bewaking etc. Ook aan het gezamenlijk afsluiten van een verzekering kan worden gedacht. Dit zijn zaken die nu steeds apart moeten. Het zou veel handiger zijn als dit in één contract kan. Ik mag hem de enquête voor proef en beoordeling toezenden.
Bijlage 5 Uitwerking gesprek Dhr. V. Zonneveld, medewerker VVEM Dhr. Zonneveld is werkzaam op het secretariaat van de VVEM. Het secretariaat wordt ingehuurd door de VVEM, en is niet het beslissingsbevoegde orgaan, dat is het bestuur. Aangezien ik nog wat informatie nodig heb die niet op de website terug te vinden is, bel ik het secretariaat. Dhr. Westermann is de woordvoerder van de VVEM maar hij blijkt niet aanwezig te zijn en dus staat dhr. Zonneveld mij te woord. Ik loop met hem het schema van § 2.10 door om te kijken welke diensten zij reeds aanbieden en welke diensten niet of in ontwikkeling zijn. Een discussieforum is in ontwikkeling. Het zit in de afrondende fase maar is nog niet opengesteld voor de leden. Met het ontwikkelen van een vakbibliotheek zijn ze al enkele jaren bezig. Deze is te vinden op het kantoor van het secretariaat en inmiddels is daar heel veel informatie opgeslagen. Op het moment dat de vraagbaak door leden wordt gebruikt wordt kan de gevraagde informatie, indien de medewerkers van het secretariaat het niet direct weten, geput worden uit de database. De informatie wordt telkens aangevuld waardoor de ontwikkeling van de vakbibliotheek een continue proces is. Er is voor leden geen mogelijkheid om boeken e.d. te lenen. Een telefonisch spreekuur hebben ze niet aangezien ze alle werkdagen bereikbaar zijn. Ze initiëren onderzoek en hebben in 2005 al twee onderzoeken door de NHTV laten verrichten. Eén onderzoek naar internationalisering en één onderzoek naar het aantal toiletten en waterpunten op evenementen. Voorbeeldnota's waar leden uit kunnen putten, zoals algemene inkoop- en verkoopvoorwaarden, hebben ze niet. Wellicht dat deze zaken wel nog gaan komen, maar op dit moment is dat niet de prioriteit. Uit enquêtes die zijn gehouden onder de leden komen bepaalde zaken die leden belangrijk vinden naar voren en daar komen actiepunten uit waar je als vereniging prioriteiten aanhangt. Ze worden het meeste benaderd voor vragen over regelgeving op allerlei gebied. Is er een normering van iets, zijn er standaarden voor, etc. Daarom heeft de VVEM onder andere het handboek evenementen maken uitgebracht. Persberichten publiceren ze op hun website en in de nieuwsbank, dat is een database waar onder andere het ANP (Algemeen Nederlands Persbureau) uit put. De presentatie van het handboek was tijdens een seminar. Het organiseren van congressen is in de toekomst wellicht de bedoeling. Op dit moment is er een redelijke overdaad aan congressen en seminars en als zij een congres organiseren willen ze iets echt goeds organiseren waar ze volledig achter staan. Op dit moment is dat geen prioriteit maar het is wel iets wat ze graag willen. Workshops die ze geven gaan over diverse onderwerpen, er zijn workshops geweest over elektriciteit en aarding op lokatie, handhaving van regelgeving en de controlerende instanties, hoe brandweer en politie te werk gaan in geval van crisissituaties, etcetera. De workshops hebben vakgerelateerde onderwerpen. Qua cursussen bieden ze voor de leden een BHV-cursus aan (Bedrijfshulpverlening). Er is geen punt waar leden stageplaatsen aan kunnen bieden, hij weet ook niet of dat er gaat komen. Vanuit de school is daar waarschijnlijk wel vraag naar maar op dit moment is er de capaciteit niet voor om daar heel veel energie in te steken. Er zijn wel veel studenten die de VVEM benaderen voor informatie. Op dit moment biedt de VVEM nog geen verzekeringen aan, de oriëntatie op dat gebied om wel evenementenverzekeringen te kunnen bieden is reeds gestart. Aangezien dhr. Westermann zich hiermee bezig houdt, weet dhr. Zonneveld niet wat er in deze verzekering
aangeboden zal worden. Hij weet wel dat dhr. Westermann met verschillende mensen gesprekken heeft gevoerd over een eventuele samenwerking op het gebied van verzekering. Ze zijn aangesloten bij MKB-Nederland. Ze verdiepen zich op internationaal niveau. Middels het onderzoek dat vierdejaars studenten van de NHTV in 2005 gedaan hebben, heeft de NHTV hieraan bijgedragen. De VVEM wordt ook geregeld benaderd door niet-leden, veel door studenten en ook het handboek evenementen maken wordt zowel aan leden als niet-leden worden verkocht. Ook aan gemeenten. Ook door gemeenten wordt wel eens van de vraagbaak gebruik gemaakt, zij stellen vragen over bepaalde normen of eisen die gesteld kunnen worden. Ook vragen ze wel eens of het bedrijf dat zij willen inhuren bij de VVEM is aangesloten. De model APV van de VNG zegt over dat soort dingen niet zo heel veel, waarschijnlijk dat gemeenten daarom met dat soort vragen bij de VVEM komen. Gemeenten kunnen geen lid worden aangezien de VVEM de makers van het evenement vertegenwoordigt, zoals evenementenorganisatoren, maar ook toeleveranciers van licht, geluid en podia en locatieverschaffers. De Unique Selling Points van de VVEM is volgens dhr. Zonneveld de diversiteit. Alle facetten van de evenementenbranche worden bij elkaar gebracht, niet alleen de organisator, maar ook de locatieverschaffer en de leverancier. Gezamenlijk tillen zij de evenementenbranche naar een hoger niveau, iedereen deelt kennis en krijgt daardoor kennis, dat is de kracht van de VVEM. Vaak is het bij een vakspecifieke brancheorganisatie zo dat de leden afzonderlijk de vakkennis wel hebben maar niet de kennis van de gebieden waarmee wel samengewerkt moet worden. Daarnaast kan er via de VVEM gewerkt worden aan regelgeving die ook toepasbaar blijft. Als bedrijf alleen kun je vrij moeilijk ageren tegen regelgeving of regelgeving bedenken omdat het vaak meteen commercieel weerlegd wordt en als vereniging kan je dat wel. Via de VVEM kunnen leden ook meedenken in die regelgeving en daar dus zelf iets aan doen. Verder heeft de VVEM natuurlijk een groot netwerk. Er zijn geen organisaties waar de VVEM last van heeft als wordt gesproken over concurrentie. Er zijn wel organisaties als de IDEA (Independent Dutch Eventmarketing Association) en de Fbtn (Branchevereniging voor beurzen en evenementen) en dat zijn overkoepelende organisaties, maar dat gaat meer richting de bedrijfsevenementen en de marketing. De aangesloten organisatiebureaus doen ook wel bedrijfsevenementen, maar voornamelijk publieksevenementen. Het zijn wel allemaal commerciële bedrijven aangezien vrijwilligersorganisaties lastig bij de VVEM te krijgen zijn. Dit komt doordat het vrijwilligers zijn en dan is de contributie vaak te hoog. Eerder was het heel erg het geval dat de aangesloten leden wel over algemene zaken willen praten maar niet het achterste van hun tong laten zien. Dit gaat steeds beter. Daar is het handboek evenementen maken het bewijs van. Het feit dat het handboek tot stand is gekomen is een teken dat de leden absoluut mee willen denken en kennis willen delen. Ondanks dat het in dat geval algemene kennis betreft denkt dhr. Zonneveld dat zij in het contact met elkaar, als leden onderling, wel openstaan voor vragen en dergelijke. Maar hij weet niet precies hoe ver dat gaat.
Via MKB-Nederland zit de VVEM in het cluster zakelijke vrije tijd, vroeger heette dat horeto, daarmee komt de VVEM in contact met andere brancheorganisaties. Verder werken ze samen met het arbopodium. De VBE (Vereniging van Begeleidingsbedrijven voor Evenementen) is lid van de VVEM, maar dat is ook een losse brancheorganisatie. Evenals de BV Dance (BelangenVereniging Dance). Ook met de VGKE heeft de VVEM contact over allerlei zaken. Voor onderzoeken of opdrachten kunnen zij studenten inzetten. Dit wordt vaak ook uit kostenoogpunt gedaan. De VVEM heeft 52 leden heeft en vertegenwoordigt ongeveer 85 bedrijven. Dit heeft te maken met de brancheorganisaties die bij de VVEM zijn aangesloten. Deze organisaties hebben zelf leden, maar die leden zijn niet allemaal afzonderlijk bij de VVEM aangesloten. Vandaar dat zij deze leden van hun leden vertegenwoordigt maar niet als lid heeft. Doordat de VBE lid is van de VVEM, worden zij door de VVEM ook vertegenwoordigd bij MKB-Nederland. De contributiebedragen die voor de VVEM betaald moet worden is volgens dhr. Zonneveld redelijk voor wat er gebeurt. De VVEM is een vereniging met een uitvoerend secretariaat waardoor het permanent bereikbaar is. En dat is totaal iets anders dan een vereniging die puur draait op de vrije tijd van een paar enthousiaste mensen waarbij twee keer per jaar een vergadering en een keer per jaar een congres of seminar wordt georganiseerd. Ze zijn veel bezig met het uitzoeken en bedenken van nieuwe dingen, het praten met overheden en ze proberen hard aan de weg te timmeren en dat kost tijd en geld. Initiatieven als de VOPN (Vereniging van Organisatoren van Publieksevenementen Nederland) en enkele andere initiatieven voor het opzetten van een brancheorganisatie houden geen stand. Dit is volgens dhr. Zonneveld te wijten aan het feit dat de organisaties draaien op veel vrijwilligers en leden een klein bedrag aan contributie moeten betalen waardoor je geen daadkracht binnen je vereniging krijgt. Op een gegeven moment gebeurt er binnen de vereniging dusdanig weinig dat de vereniging niet overeind kan blijven. En dat is het verschil met de VVEM, de contributie is hoger maar er gebeurt wel wat. Conclusies •
De VVEM is bezig met de ontwikkeling van een discussieforum voor leden.
•
Ze initiëren onderzoek en hebben al twee onderzoeken door de NHTV laten uitvoeren. Een onderzoek over internationalsering en een onderzoek over het aantal toiletten en waterpunten op evenementen.
•
Persberichten worden op de website gepubliceerd en in de nieuwsbank, dat is een database waar ook het ANP (Algemeen Nederlands Persbureau) uit put.
•
Op dit moment zijn er oriënterende gesprekken gaande over een eventuele samenwerking op het gebied van het aanbieden van een evenementenverzekering.
•
Gemeenten maken ook wel gebruik van de vraagbaak, zij stellen vragen over bepaalde normen of eisen die gesteld kunnen worden. Ook vragen ze wel eens of een bedrijf dat ze willen inhuren is aangesloten bij de VVEM.
•
Gemeenten kunnen geen lid worden aangezien de VVEM de makers van het evenement vertegenwoordigt, zoals evenementenorganisatoren, maar ook toeleveranciers van licht, geluid en podia en de locatieverschaffers.
•
De organisatoren die lid zijn van de VVEM, houden zich met name met publieksevenementen. Wel zijn het allemaal commerciële bedrijven.
•
De USP's van de VVEM zijn: o Alle facetten van de evenementenbranche worden bij elkaar gebracht. Organisatie, locatie en leverancier o Iedereen deelt kennis en krijgt daardoor kennis. o Via de VVEM kunnen de leden meedenken in de regelgeving o VVEM heeft een groot netwerk
•
De VVEM is aangesloten bij MKB-Nederland, via hen komt de VVEM in contact met andere brancheorganisaties. Verder werken ze samen met het arbopodium. De VBE (Vereniging van Begeleidingsbedrijven voor Evenementen) en de BVD (BelangenVereniging Dance) zijn lid van de VVEM. Ook met de VGKE heeft de VVEM contact over allerlei zaken.
Bijlage 6 Verloop Round Table dinsdag 12 april 2005 10.00 – 10.25 aankomst gasten in Natte Hoek 10.25 Naar lokaal L2.23 10.30 Start Round Table • • •
Voorstellen Stelling: Aan het opzetten van een brancheorganisatie voor gemeenten is behoefte (reserve stelling: De problemen die zich voordoen zijn van dusdanige aard dat een brancheorganisatie kan helpen bij het oplossen of voorkomen daarvan)
•
De vragen die verder aan bod kunnen komen zijn de volgende. Wat wordt er verwacht van een dergelijke organisatie? Wat zijn uw voorwaarden om lid te worden? Wie zijn mogelijke samenwerkingspartners? Welke samenwerkingspartner heeft uw voorkeur? Tegen welke problemen op het gebied van evenementenbeleid en/of aanverwante zaken loopt u aan? o Welke gemeenten dienen er benaderd te worden? o Welke organisatoren van vrij toegankelijke publieksevenementen dienen er benaderd te worden?
o o o o o
• •
Evaluatie Afsluiting en uitnodiging voor de lunch
1
Uitwerking Round Table dinsdag 12 april 2005 Aanwezig: Dhr. B. Hobo, Dienst stadsbeheer, afdeling vergunningen, gemeente Utrecht; Mw. L. van Batenburg, Netwerk voor stadspromotie en evenementen, gemeente Utrecht; Mw. L.S.M. Martin, Bijzondere wetten, afdeling vergunningverlening en Handhaving gemeente Breda; Mw. M. Huibers, Projectmanager Zomerfestivals, Rotterdam Festivals Dhr. W. Janssen, Medewerker Bijzondere wetten, gemeente Loon op Zand Mw. E. de Beer, docente congres- en evenementenmanagement, NHTV Breda Mw. L. Bergmans, Studente Vrijetijdsmanagement, Specialisatie Evenementenorganisatie Lonneke heet iedereen welkom en geeft nogmaals kort aan wat de reden van de bijeenkomst is. Daarna volgt een korte voorstel ronde. Als eerste wordt er een stelling gedeponeerd, deze luidt: Aan het opzetten van een brancheorganisatie voor gemeenten is behoefte. Dhr. Janssen: Als ik vanuit mijn standpunt en de gemeente Loon op Zand kijk, er is geen beleid. Iedereen die ons daarbij zou kunnen helpen, of dat nou een brancheorganisatie is, is van harte welkom. Mw. Huibers: Is er geen enkel beleid? Dhr. Janssen: Nee, we hebben artikel 2.2.2 en de APV over evenementen maar daar zit een hele dikke laag stof op. Mw. Huibers: Er zijn al brancheorganisaties in Nederland, met name voor de commercieel georiënteerde evenementenorganisatoren. In Rotterdam hebben we te maken met, in principe, de niet commerciële partijen, dus geen winstoogmerk. Ik kan me voorstellen dat een brancheorganisatie zinvol is op het gebied van juridische problemen die zich voor kunnen doen. Met name een Dancevalley organisator is vaak verantwoordelijk voor een hoop veiligheids- en welzijnsaspecten van de bezoekers. En bij het optreden van calamiteiten geconfronteerd wordt met pers maar ook juridische consequenties. Dus dat zou iets kunnen zijn waarvan ik denk dat het niet verkeerd is. Het geldt uiteraard ook voor de onmogelijkheid om zich tegen dit soort dingen te kunnen verzekeren, dat is ook een punt van aandacht. Pers en mediabenadering, dat is ook een punt waar een normale organisator niet heel erg bedreven in is, dus ook daar zou je kunnen zeggen, daar kan een brancheorganisatie in voorzien. Ik denk sowieso dat het handig en verstandig is om een goed netwerk te hebben en dat je kennis kunt uitwisselen. Dat is waardevol omdat de evenementenorganisatie echt een vak aan het worden is, het wordt steeds professioneler. Je ziet ook dat, op het moment dat er veel vrijwilligers werken, er een enorme kloof ontstaat tussen professionele organisaties en minder professionele organisaties. Dus ook daar zou een kennisuitwisseling mogelijk kunnen zijn in de vorm van cursussen binnen de organisatie. Daarnaast zijn er de veiligheidsaspecten, je ziet dat de richtlijnen, zowel op gemeentelijk niveau als op landelijk niveau behoorlijk aangescherpt zijn en wellicht worden. Minister Remkes heeft natuurlijk plannen om politiekosten door te gaan belasten aan organisatoren. Ik denk dat je dan in een brancheorganisatie samen een vuist zou kunnen maken om een lobby in
2
die richting op te starten, met name voor de niet commerciële evenementen is dat gewoon ondoenlijk en die zijn gedoemd uit te sterven. Lonneke: Ik zie u knikken? Mw. Martin: Ja, binnen de gemeente Breda is het zo dat er een evenementenbeleid opgezet en in principe is het standpunt van het collegebestuur: Alles mag, behalve…. Daar hebben wij een nota feestregels op vastgesteld. Daarin staat hoe wij om willen gaan met evenementen en aan welke regels die moeten voldoen. De toetsing van evenementen wordt bij ons gedaan in het evenementenoverleg. Dit is een intern orgaan waarbij politie, brandweer, etc. aanwezig zijn en die toetst alle aanvragen op openbare orde en veiligheid en dat soort zaken. Van daaruit worden vergunningen verleend. Wat ik merk vanuit de evenementen in Breda is dat het bijna allemaal vrijwilligerswerk is. Er zijn een beperkt aantal echt commerciële bedrijven die iets in Breda willen opzetten, dit is op één hand te tellen.Voor de rest heb je alleen maar te maken met vrijwilligers met alle voor- en nadelen daarvan. Daarbij merk ik dat ze heel veel behoefte hebben en heel veel waarde hechten aan begeleiding, alleen de regelgeving op brandweergebied e.d. wordt dusdanig aangescherpt dat heel veel vrijwilligers afhaken, of geen aanvragen meer doen. Het is voor hen te complex geworden. Dan zou mijn standpunt zijn, je kunt beter een aantal evenementen die heel belangrijk zijn voor Breda koesteren en er een organisatie achter zetten die dat verder gaat regelen, dan heb je te maken met één partij en niet zoals met Jazzfestival, met een groep vrijwilligers. Alhoewel zij natuurlijk wel met de jaren professioneler zijn en moeten gaan werken. En dan zou het misschien wel een voordeel zijn als er een brancheorganisatie of een particuliere organisatie is die alles regelt. Dat het een oplossing zou kunnen bieden voor de lasten van vrijwilligers die niet weten hoe ze daarmee om moeten gaan of overal tegenaan lopen of niet begrijpen waarom. Maar in principe is nu het standpunt: iedereen moet de mogelijkheid hebben om in Breda iets te kunnen organiseren. We hebben 800.000 evenementen per jaar waarvan 30 grootschalige evenementen. Lonneke: Wil een van u daarop reageren of vertellen hoe het zit in Utrecht? Dhr. Hobo: Ja ik wil wel vertellen hoe het zit in Utrecht. Tien jaar geleden werd Utrecht een beetje wakker en kwamen ze erachter dat er ook evenementen zijn. Destijds heeft mijn chef de evenementennota geschreven voor de gemeente Utrecht. Dat hield in dat evenementen geregeld moesten worden, een aantal voorwaarden, de ruimtelijke omstandigheden, veiligheid e.d. moest door de gemeente gecheckt worden en of er nu een commerciële of nietcommerciële organisatie kwam, als de ruimtelijke omstandigheden en de veiligheid e.d. het toe lieten, dan werd er een vergunning afgegeven. In dat zelfde stuk stond dat de gemeente ook moest proberen om goede, grote evenementen binnen te halen. Dat is gelukt, sinds 1 april is Liesbeth daarvoor aangesteld. We hebben toen onderzoek gedaan en zijn gaan shoppen bij andere gemeenten om te kijken hoe zij het gedaan hadden en hoe wij het dus zouden kunnen organiseren. We zijn in Arnhem, Rotterdam, Den haag, Amsterdam, Maastricht en Eindhoven geweest. We hebben gekozen voor het één loket principe, dat houdt in dat iemand iets wil organiseren en bij mij komt. Dan gaan we samen de plannen bespreken en ik geef de mogelijkheden en vooral ook de onmogelijkheden aan. Dan gaan we kijken hoe ver we komen. Uiteraard komt het stuk openbare orde en veiligheid daarbij kijken. Intern hebben we het zo geregeld dat er een dagelijks bestuur evenementen is, waarvan ik de voorzitter ben. Daar zit een afvaardiging bij van politie en brandweer. Als wij vinden dat er iemand van de GGD of van een busbedrijf
3
bij moet zijn, dan wordt die uitgenodigd. Alle evenementen worden dan besproken. Jaarlijks geef ik zo’n 600 evenementenvergunningen af, deze worden allemaal besproken in het DB wat om de 14 dagen plaatsvindt op een vaste plek en een vaste tijd. Daar krijgen ze informatie van andere disciplines. De ervaring die we hebben, de evaluaties die we gedaan hebben en dat soort dingen die worden allemaal gelijk meegenomen en als het allemaal blijkt te kunnen dan juichen we dat alleen maar toe. Wat ik net hoor zeggen: Wat is commercieel en wat is niet commercieel, vrijwilligers hoor ik. Volgens mij kun je tegenwoordig als organisator niet meer buiten vrijwilligers want Remkes wil dat de politie boeven gaat vangen. Dat houdt in dat een organisator voor zijn kiezen krijgt: Hoeveel bezoekers komen er? Stel dat dat er 2000 zijn, dan zegt de ene afdeling Bijzondere wetten, we hanteren de regel 1 op 100, een ander zegt, we hanteren de regel 1 op 200, wat houdt dat dan in? Een beveiliger, en dat zijn vaak geen vrijwilligers, die moeten betaald worden, dat moet volgens ministerie van justitie allemaal geregeld zijn. Dat is prima, maar wat kost dat? Dan noem ik er een. Als je met een organisator om de tafel zit en je vertelt hem wat alles gaat kosten, dan schrikt die daar waarschijnlijk van. De andere kant van het verhaal is, er komt nog wel eens een organisator bij mij en die zegt mijn evenement is niet commercieel, het is gratis voor iedereen. Dat is heel erg mooi, wat ga je verkopen? Nou er moet een biertap bij, en dit moet erbij en dat moet er bij. Zijn we dan commercieel of niet? Lonneke: Waar ligt dan de grens? Dhr. Hobo: Ik trek hem niet. Die is volgens mij niet te trekken. Mw. Huibers: Nou in Rotterdam hebben we als een van de criteria om in aanmerking te komen voor een bijdrage van stichting Rotterdam Festivals dat het gratis toegankelijk moet zijn en plaats moet vinden in een openbare ruimte. Dat wil zeggen dat een evenement zoals een danceparty waar je €45,- voor neer moet tellen om alleen maar binnen te komen, voor ons een commercieel evenement is. Maar dat een organisator van een zomerfestival een deel van zijn inkomsten haalt uit horeca, vinden wij op zich prima ter dekking van de kosten van dat evenement. Dat geldt ook voor fondsen en sponsoren. Een sponsor kan tijdens dat evenement ook nog gebruik maken van sampling. Dat heeft een commercieel tintje naar de bezoekers toe maar bij ons valt dat niet onder commerciële activiteiten. Dhr. Hobo: Maar houdt dat ook in dat er met een open boekhouding gewerkt wordt? Mw. Huibers: Wij krijgen altijd een financiële afrekening en een accountantsverklaring bij grootschalige evenementen. Dan krijgen we precies inzicht in wat er aan financiële middelen binnen gehaald is door de organisator in de verschillende categorieën die ik zojuist noemde. Aan de hand daarvan krijgen ze ook de laatste termijn van de bijdrage. Mw. van Batenburg: Jullie hebben daarvoor wel een contract met organisatoren? Staat alles zwart op wit? Mw. Huibers: Ja.
4
Dhr. Janssen (Loon op Zand): Wat is dan het verschil in commercieel en niet commercieel ten aanzien van het evenement en de vergunningverlening? Dat onderscheidt ons dan weer van Utrecht in deze, het maakt bij ons niet uit of het commercieel of niet commercieel is. Wij stellen daar geen grens in, wij zien daar geen verschil in. Mw. Huibers: Nee voor vergunningverlening is het geen probleem. Maar voor ons, voor een bijdrage vanuit de gemeente wel. Dhr. Hobo: Ja, voor subsidies is het weer wat anders. Mw. Huibers: Wij vinden het prima als een commerciële partij een evenement in Rotterdam wil organiseren, die ontvangen wij met open armen, die kunnen ook gebruik maken van ons kennisloket voor evenementen maar we zullen ze geen financiële bijdrage geven. Dat is het grote verschil. We kunnen ze wel adviseren op locatie, begeleiden bij vergunning aanvragen, datum coördinatie, want er mogen nooit twee grootschalige evenementen tegelijkertijd plaatsvinden in de stad. Dat heeft onder andere met de inzet van politie te maken. Maar we zullen zeker geen bijdrage geven want dat zijn gemeenschapsgelden. Mw. van Batenburg: Ik moet daar inderdaad ook nog criteria voor opstellen. Mw. Huibers: Dan kun je gerust kijken op onze site. We hebben de festivalwegwijzer, dan weet je precies hoe de vergunningverlening in zijn werk gaat, die kun je downloaden. Van stap tot stap hoe dat dan gaat en welke diensten adviseren en waarop, dat is heel handig, daar kun je altijd naar verwijzen. Mw. van Batenburg: Bij ons zijn de vergunningverlening en de subsidies gescheiden. Mw. Huibers: Ja, bij ons ook, wij doen alleen advies en begeleiding en ondersteuning, ook financieel en de vergunningverlening zit bij de gemeente. Dhr. Hobo: Ja, dat is om de zaken zuiver te houden. Mw. Huibers: Ja, in Rotterdam is het meer voort gekomen uit de behoefte, omdat er al grote evenementen waren in het verleden en er geen enkele instantie in de stad zich daar verantwoordelijk voor voelde. Behalve als een wethouder riep van, dit jaar gaan we dit doen. En dan ging de gemeente dat eigenlijk zelf doen, met alle risico' s van dien als het niet goed ging. Dat is de reden geweest dat er werd gezegd: we moeten een evenementenbeleid ontwikkelen. De budgetten waren ook al verdeeld, dat zie je bij veel gemeenten ook, het zit ofwel bij welzijn of bij cultuur of bij economie. In Rotterdam zijn toen kunstgelden en toeristische gelden samengevoegd en dat is ons budget geworden en dus stichting Rotterdam Festivals opgericht, een loket. Mw. van Batenburg: Zitten daar ook commerciële partijen bij of niet? Financieel gezien. Mw. Huibers: Nee, budget wordt door dienst kunst en cultuur en vrijetijdseconomie van het ontwikkelingsbedrijf Rotterdam geleend. Dat houdt in dat er minder versnippering is en er een coördinerende partij is. Dat betekent ook dat het evenementenbeleid van jaar op jaar herijkt wordt en dat sluit goed aan op de wensen van de politiek. Wij brengen het stedelijk beleid, initiatieven uit de stad en publiek samen, wij opereren in dat werkveld.
5
Mw. van Batenburg: Dan ben je ook een beetje de gekte van de dag van de politiek kwijt waarschijnlijk. Mw. Huibers: Ja, wij houden afstand van de wethouder of burgemeester maar de verantwoordelijkheid die je dan wel hebt is, op het moment dat dingen niet goed gaan, wordt er ook afgerekend. Bij ons zit degene die verantwoording af moet leggen. Mw. van Batenburg: Dus dat is omgedraaid Mw. Huibers: Ja, en wij hebben daardoor ook de mogelijkheid, omdat we een onafhankelijke stichting zijn, om heel flexibel te zijn, heel daadkrachtig, we zijn minder gebonden aan allerlei ambtelijke procedures en dat soort zaken. Om een voorbeeld te noemen. Redbull Airraces komen naar Rotterdam, dat is een grote vliegshow. We kunnen binnen een week zeggen, het komt er, prima, we hebben alle partijen om de tafel, vergunningverlening is geen probleem, klaar, het gebeurt. En dat is een beetje de houding van Rotterdam, wij willen het graag dus het komt er. En het is verder achter de schermen heel goed georganiseerd. Lonneke: Als u nu hoort wat er in andere gemeenten speelt en weet hoe het binnen uw eigen gemeente geregeld is, zegt u dan van, er is behoefte aan een brancheorganisatie? Of hebt u reeds iets wat in die behoefte voorziet? Mw. Huibers: Wat ik merk is dat bij sommige gemeenten met name het ontwikkelen van een evenementenbeleid zinvol is als je daarover vanuit een opleiding advies kunt geven. En daarnaast, hoe organiseer je op basis van het evenementenbeleid je meer productietechnische zaken, dat gaat van evenementenvergunningverlening tot evaluaties achteraf, verbeterpunten, herijk je je beleid op basis van die evaluaties. Dat is denk ik een continu proces. Lonneke: U zegt, bij andere gemeenten waar nog geen evenementenbeleid is, maar hoe zit het in Rotterdam zelf? Mw. Huibers: Ik denk dat het met name belangrijk is voor de organisatoren, ik zal misschien nauwelijks gebruik maken van zo' n brancheorganisatie, behalve als het om landelijke lobby gaat, dan vind ik het wel erg interessant. Want ik ben tegenwoordig de festivalsector in Rotterdam, als die hele grote problemen krijgen dan zal dat toch op het gebied van veiligheid zijn verwacht ik. Dan kan ik zeggen, ik spreek namens alle festivalorganisatoren in Rotterdam en ik maak gebruik van die brancheorganisatie om samen met andere gemeenten een landelijke lobby te organiseren. Of welke andere partij, bijvoorbeeld de politie, die roept nou enkele van onze kerntaken hebben prioriteit, wij leveren geen personeel meer bij evenementen, daar zorgen die organisatoren zelf maar voor, nou dan krijgen we toch een flinke rel in Nederland denk ik. Lonneke: Hebt u het idee dat er al een club bestaat die zich tegen dit soort dingen verzet? Mw. Huibers: VVEM is natuurlijk een grote, maar dat zijn de commerciële evenementen, dan heb je nog MOJO, UDC, ID&T, belangenvereniging dance bestaat ook al maar dat is ook commercieel.
6
Lonneke: Als u dan kijkt naar brancheorganisaties? Ik noem een VNG of een GEMNET, heeft u het idee dat er teveel overlap zou zijn als de NHTV een dergelijke brancheorganisatie op zou zetten? Mw. Huibers: Ik denk dat je een onderscheid moet maken tussen gemeentelijke zaken, zoals het ontwikkelen van een evenementenbeleid en de meer de productietechnische zaken waar organisatoren vaak verantwoordelijk voor zijn. Zo' n vrijwilligersorganisatie kan heel veel aan een branchevereniging hebben voor kennisuitwisseling, maar die heeft niets aan beleidsdiscussies. Ik denk dat het twee verschillende niveaus zijn maar vanuit het evenementenbeleid vloeien de evenementen uit, dus het kader waarbinnen een gemeente zegt, dit willen we wel en dit willen we niet. Dhr. Hobo: Wat je ook een beetje aan gaf, de VNG. Vanuit mijn werk heb ik ermee te maken, zij schrijven de standaard Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor. Dat is heel erg leuk, maar iedere gemeente mag zijn eigen verordening maken. In die standaard verordening die zij hebben, zal best wel wat genoemd worden over evenementen. In Utrecht hebben ze hele artikelen gewijd aan waar je aan moet voldoen en met name waarom je evenement afgewezen kan worden. Hele toelichtingen zitten erbij, dat zijn een paar pagina' s. Eigenlijk is dat een vertaling van het evenementenbeleid wat we hebben. Dat wijkt enorm af van de standaard VNG normen. Als gemeente mag je dat gewoon doen. Lonneke: Zijn daar dan helemaal geen landelijke richtlijnen voor? Dhr. Hobo: Volgens mij niet. Dhr. Janssen: Ik begrijp dat jullie het in de APV geregeld hebben. Is dat een bewuste keuze geweest? Dhr. Hobo: Ja, want je zit met name met het op grond waarvan weiger je. Dhr. Janssen: Je hebt de APV daar maak je je beleid op, dus op grond van artikel 2.2, hoe summier die nu is, ga je die specificeren in je beleid en op basis van dat artikel weiger je. Het risico als je alles in de APV regelt is, hoe ga je dat wijzigen, want die verander je niet zomaar, beleid kan je veranderen. Dhr. Hobo: Nou, de APV hebben we tot nu toe toch vrij snel gewijzigd. Dhr. Janssen: Dat duurt bij ons minimaal 3 maanden. Dhr. Hobo: Drie maanden vind ik voor de overheid vrij kort. Ik kan op twee manieren toetsen. Als ik iets niet wil dan kan ik dat toetsen aan de APV en ik kan ook kijken wat het beleid schrijft. En dat beleid is er al 10 jaar dus dan zeggen wij, dat is een bestendig beleid. En onze ervaring is dat een rechter er toch vaak in mee gaat. Wij doen dat al 10 jaar op die manier. Dhr. Janssen: Ok. Maar ik kijk nu even vanuit de gemeente Loon op Zand, wat is praktisch, ga je het APV technisch regelen of ga je het beleidstechnisch regelen. Ik ben het met Rotterdam eens dat zo' n brancheorganisatie inderdaad twee stappen zijn. Je hebt het organisatorische deel van het evenement, moet je je daar als gemeente mee bemoeien, moet je daar als regisseur aanwezig zijn? Ik denk het niet, ik denk dat je dat ter kennisgeving aan moet nemen en dat je dat alleen moet toetsen op veiligheid e.d.
7
Het belangrijkste gedeelte, het beleidstechnische gedeelte, daar moet de gemeente op gaan zitten en ik denk dat zo' n brancheorganisatie, voor Loon op Zand heel erg prettig zou zijn. Sowieso contacten met anderen daarover, kennisoverdracht, ik denk dat een brancheorganisatie op dat punt het belangrijkste is. En natuurlijk later als één naar buiten kunnen treden naar het ministerie, naar de VNG. Dhr. Hobo: Ja dat is wat je aangaf, wij zien dat meer in de vorm van het stuk begeleiden daarin. Ik vind dat je daar als overheid in móet begeleiden. Het is heel gemakkelijk om als ambtenaar te zeggen ik ga achterover hangen en ik zet het ambtelijke proces in gang. Mw. Huibers: Nee, ik denk dat juist die betrokkenheid vanuit het evenementenbeleid belangrijk is omdat je daar het kader bepaald van, wat willen we met de stad, wat willen we met de regio, waarom willen we bepaalde evenementen wel en waarom willen we bepaalde evenementen niet. Het kan verschillende doeleinden hebben, het kan citymarketing zijn, het kan een aangenaam woon-werk klimaat creëren in je stad zijn, het kunnen sociaal-maatschappelijke criteria zijn die je eraan koppelt. Binnen elk beleid is dat anders, maar ik denk als je dat kader hebt, dat je ook binnen dat kader gaat opereren en dan kun je heel goed zeggen dit past erbinnen en dit niet. Dhr. Janssen: Ik heb je het sec over het organisatorische gedeelte, dat moet je bij zo' n MOJO laten, dat zijn de specialisten, laat dat alsjeblieft daar. Mw. van Batenburg: Wij vinden dat grote evenementen gekoppeld zijn aan de promotie van de stad, dus dan wil je niet dat een MOJO dat overneemt. Want je wil juist stadspromotie en citymarketing, er het beste voor je stad uithalen en kijken hoe je zo je stad neerzet. Dhr. Janssen: Precies, dat is het doel, en als ik daar van professionals gebruik kan maken… Mw. van Batenburg: Je kunt er wel gebruik van maken, maar dat is ook wel weer simpel, als je dat wil. Mw. Huibers: Aan de andere kant, veel evenementen wordt vaak ook heel sterk gedragen door vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties. Die hebben heel veel draagvlak in de stad, de inbedding in de stad is heel belangrijk, dat maakt ook dat evenementen in een stad, als ze succesvol zijn, beklijven. Kijk MOJO in je stad houden is lastig, die komt die betaald en die gaat en dan kan hij iets geweldigs neerzetten wat een enorme inpakt heeft maar het is heel kortstondig. Terwijl je als je initiatief zou wekken bij met name Rotterdam, dat is dus ook gekoppeld aan heel veel vrijwilligers het zijn ook allemaal type organisaties die niet te vergelijken zijn met MOJO, maar die begeleiden wij dus ook. Maar die bieden we dan ondersteuning in kennisverbetering, sponsorwerving etc. Dhr. Janssen: Ja, maar dan ga je er al van uit dat je de organisatorische kennis hebt en dat heb ik persoonlijk dus niet. Mw. Huibers: Ja, maar dan praat ik ook over 12 jaar ervaring. Omdat er in Rotterdam ook dingen zijn die heel klein begonnen zijn vanuit de gemeenschap of vanuit de viering vanuit een bepaald feest.
8
Dhr. Janssen: Ik ben het ermee eens dat je initiatieven vanuit je stad of dorp moet laten, maar die mensen daarin moet sturen. Kijk als wij zelf het wiel uit moeten vinden, dat is zonde van de tijd, ook voor de vrijwilligers. Juist voor de vrijwilligers, ik denk als je daar zou kunnen sturen met een professional met zo' n brancheorganisatie, dat dat het doel is. Mw. Huibers: In Rotterdam is er bijvoorbeeld iemand die vanuit de securitybranche een adviesbureau heeft opgericht over veiligheid bij evenementen. Je ziet dus wel dat er, juist omdat het een vak aan het worden is, dat een aantal partijen zich meer op dat advies en ondersteuningsgebied gaan specialiseren. Zo iemand kun je altijd naar je gemeente halen en zeggen organiseer een cursus of een reeks workshops. Als je dat als gemeente faciliteert, dan denk ik dat je daar profijt van hebt. Maar dat zou misschien ook passen binnen een brancheorganisatie. Kennisverbetering op sponsorwervingsgebied en overige zaken. Lonneke: Het is nog niet helemaal duidelijk of de brancheorganisatie er komt. Deze discussie zal ook bijdragen aan de beslissing die daar uiteindelijk over genomen wordt. Denkt u dat het verstandig is om aan te sluiten bij een reeds bestaande organisatie en zo ja waarom? Of zou het beter zijn om een geheel nieuwe brancheorganisatie op te zetten? Mw. van Batenburg: Ik weet niet precies wat er allemaal is maar van de commerciële organisaties die ik ken, weet ik niet of de link gemakkelijk te leggen is als overheid. Lonneke: Het is niet de bedoeling om echt de commerciële jongens erbij te betrekken aangezien zij ook al de VVEM en MOJO hebben die daar veel in doen. Mw. Huibers: Je zou het ook in eerste instantie op kunnen zetten als een soort netwerk. Dat je ook heel goed inventariseert wat er zoal leeft in den lande. Want ik denk dat het bij sommige gemeenten misschien weer hele andere wensen en behoeften liggen dan in Rotterdam of Utrecht. Dan krijg je daar toch een diversificatie van de diensten die je aanbiedt. Mw. van Batenburg: Ik weet dat er op G-4, de grote vier, al overleggen bestaan dus misschien dat je daarbij aan kunt sluiten. Mw. Huibers: Ja, hetzij dat grote gemeenten andere problematiek hebben dan de kleinere gemeenten, daar heb je ook wel een soort discrepantie tussen. Ik denk dat dat heel zinvol is om dat in kaart te brengen voordat je bedenkt hoe je dat in een organisatie gaat vormgeven. Misschien kun je een soort netwerk creëren waar je een kennisuitwisseling met name op het gebied van het ontwikkelen van beleid, organiseren van je diensten. Lonneke: Ja, om dat bij meerdere gemeenten te kunnen achterhalen heb ik een enquête opgesteld. Dhr. Janssen: Om daarop in te haken, ik denk dat de grote gemeenten zichzelf kunnen bedruipen. Maar ik denk dat de middelgrote gemeenten, die juist een of twee mensen op de bijzondere wetten hebben zitten, die daar met een bepaalde juridische achtergrond zitten maar de organisatorische niet hebben, dat een kennisuitwisseling heel belangrijk is. Mw. Huibers: Vanuit de opleiding zou je ook kunnen kijken naar welke modellen die je kiest. Kies je het een-loket model, kies je een evenementenbureau of een organisatiebureau in je stad, kies je een ander model waar met name de horeca heel goed in zit in verband met de financiële middelen. Bij elke stad is het anders, ik weet dat in Haarlem de horeca een hele
9
grote stem heeft in het evenementenbeleid waar heel veel mensen bij betrokken zijn. En zo kun je modellen ontwikkelen en zeggen van, nou dit zijn de opties als u wil starten in uw gemeente. Dat zijn de meer theoretische zaken maar ik denk dat dat wel heel goed binnen de NHTV past. Lonneke: Ik denk dat daar wel een kern van waarheid in zit. Het ligt er natuurlijk ook weer aan op welk niveau je gaat zitten. Zou het verstandig zijn om meteen alle gemeenten te benaderen of zeggen jullie van nou, begin met de kleinere gemeenten want zij hebben daar het meeste behoefte aan wat Dhr. Janssen aangeeft, de grotere gemeenten kunnen zichzelf wel bedruipen.Of denkt u dat dat juist niet het geval is. Mw. van Batenburg: Ik denk dat je in ieder geval wel gebruik moet maken van de kennis die er al is en die zal voor een belangrijk deel uit de grotere gemeenten komen schat ik zo in. Lonneke: Ja dan krijg je wellicht de situatie dat de grotere gemeenten zeggen, wij hebben het al, wat levert het ons op. Mw. van Batenburg: Ja ik ben het net aan het opzetten dus voor mij zou het juist heel erg veel opleveren. Mw. Huibers: Ik denk dat het juist een kennisuitwisseling is die heel nuttig is. Ik vind het eigenlijk ook mijn plicht om de opgedane kennis en ervaring te delen met anderen. Dhr. Janssen: Maar uw werkwijze zal er niet anders door worden. Mw. Huibers: Nee, maar ik vind het wel goed om ook mijn netwerk te hebben in het land. Wij kunnen dan wel ver zijn maar er zijn juist misschien andere gemeenten die met hele innovatieve ontwikkelingen bezig zijn, voor mij is het heel goed om te weten hoe anderen het aanpakken en te kijken of het wellicht voor onze gemeente ook interessant zijn om aanpassingen te doen. Je kunt natuurlijk op routine gaan draaien maar ik denk dat dat niet goed is. Dhr. Janssen: Nee, overleg moet er zeker zijn, zeker als er ook wat kleine en middelgrote gemeenten bij zitten moet het niet zo zijn dat de grote dicteert. Het is met andere zaken op gemeentelijk niveau natuurlijk wel zo dat de grote gemeente zegt, wij doen het zo, waarom doen jullie het niet zo? Mw. Martin: Ik denk dat best wel meevalt. Dhr. Hobo: Ja maar ik denk ook dat je als kleinere gemeente dat je er niet op zit te wachten om het wiel opnieuw uit te vinden. Dhr. Janssen: Zonder meer niet, daar hebben wij de mensen ook niet voor. Dhr. Hobo: Tien jaar geleden toen wij dat onderzoek gingen doen, gingen wij shoppen bij andere gemeenten om te kijken hoe zij verschillende dingen doen. En dan ga je dus inventariseren en daar ga je op het eind van het jaar een stempel op drukken. En het maakt dan niet uit of je dat bij een grotere gemeente doet of niet. Dhr. Janssen: Nee, het is maar net hoe je daar tegenover staat en of je je daardoor laat leiden.
10
Mw. Huibers: Ja en wat voor soort dingen je in je gemeentebeleid wil meenemen. Dhr. Janssen: Maar wat is de taak van de VNG daarin? Mw. van Batenburg: Het is gewoon een voorbeeld van een netwerk dat al bestaat. Dhr. Janssen: Ja maar de VNG komt regelmatig met brieven aan waarin staat, dit moet je zo doen en dit moet je zus doen. En als ik dan aanklop met de vraag of ze mij een algemeen beleid ten opzichte van evenementen dan hebben ze dat niet. Lonneke: Dat komt denk ik ook doordat het in elke gemeente anders in elkaar zit. Dhr. Janssen: Het is een aansluiting op jouw brief denk ik, het is een gat in de markt om daar aan te kloppen en je wegwijs te laten maken van je moet daar of daar heen. Want nu ga ik inderdaad zelf bellen en shoppen en daar gaat veel tijd in zitten. Lonneke: Ja precies, het is ook de bedoeling om dat soort informatie te bundelen op een centrale plek zodat dat tijd en ook kostenbesparend is. Mw. Huibers: En inspirerend. Een ander type organisatie, dat is dan meer Europees georiënteerd, is de IFEA, dat is een koepelorganisatie voor festival en evenementenorganisatoren maar er zitten ook veel beleidsmensen bij. Het is op zich een hele gemêleerde groep mensen. Ze hebben een Europese afdeling, een Aziatische afdeling en een Amerikaans-Canadese afdeling. Europa organiseert minimaal twee bijeenkomsten per jaar een behind the scenes bijeenkomst, dan kijk je achter de schermen bij een specifiek evenement de andere bijeenkomst is een congres van twee of drie dagen waar tal sprekers hun licht laten schijnen over sponsorwerving, marketing, citymarketing, evenementenorganisatie en sociaal maatschappelijke onderzoeken die verricht worden. Het is bij universiteiten ook een heel hot item om daar onderzoek naar te doen. Daar zou je je organisatie wellicht aan kunnen koppelen want het is een bestaand netwerk en er zijn al een aantal leden in Nederland. Het is voor de beleidsmakers binnen de gemeenten misschien ook interessant om te zeggen van er is een dag helemaal gewijd aan citymarketing of de doelstellingen en effecten van evenementenbeleid dus schuiven wij aan bij zo' n IFEA. Lonneke: Ik heb met de voorzitter van IFEA Europe reeds een gesprek gehad en toen is dat ook ter sprake gekomen om een Nederlandse tak van IFEA Europe op te zetten. Ik zie daar wel voordelen is, het is wat u al zegt, je hebt al een netwerk waar je gebruik van kunt maken, zij hebben al een naam opgebouwd. Maar omdat in eerste instantie de gemeenten benaderd dienen te worden is het natuurlijk heel belangrijk om te kijken hoe zij daartegenover staan. Mw. Huibers: Als je denkt van hoe gaan we die organisatie opzetten, ook beleidskwesties komen daar aan de orde, en als je dan echt een Nederlandse IFEA groep kunnen formeren op basis van de huidige leden en dat uitbreiden, dan kun je zeggen van voor die club ontwikkel ik iets op basis van de wensen en behoeften. Lonneke: Ik begrijp dat u bekend bent met IFEA, ik weet dat ik u (mw. van Batenburg) toen ook een uitnodiging heb gestuurd voor de Round Table die tijdens het congres in Amsterdam zou plaatsvinden, helaas is die niet doorgegaan. Bent u ook bekend met de IFEA?
11
Dhr. Janssen: Nee, maar als ik het zo hoor denk ik dat het voor de gemeente Loon op Zand wat te hoog gegrepen is. Laten wij eerst maar eens kijken op nationaal niveau. Ik moet het beleid nog maken dus voor ons is speelt dat nog helemaal niet. We moeten eerst kijken hoe we het zelf op de rails gaan zetten en dingen kunnen regelen en dan kunnen we daarna verder kijken. Mw. Martin: Ja en het moet natuurlijk wel passen binnen het gemeentebeleid, je hebt geen landelijke richtlijnen. Ik geloof echt wel dat onze evenementen overeenkomsten zullen hebben met evenementen in andere steden. Maar in principe is het zo dat iedere gemeente doet wat binnen het beleid past, je hebt geen landelijke richtlijnen. Stel dus dat commerciële organisaties die in Arnhem aan de wet gewend zijn naar Breda willen komen en die worden met een totaal andere wetgeving of regelgeving geconfronteerd. Ik denk dat je daar misschien iets kan uit halen om op dat gebied algemene landelijke richtlijnen te hanteren want de brandweer bij ons is heel erg strikt en zij zijn regionaal heel erg bezig met de voorwaarden. En dan komt er een organisatie die in Nijmegen bijvoorbeeld verschillende dingen kunnen plaatsen en daar hoeven ze verder niets aan te doen en dan krijgen ze in Breda of in Tilburg een reeks van eisen waaraan ze moeten voldoen. En zolang het landelijk niet een beetje goed geregeld is denk ik dat er veel organisaties buiten Breda zijn die in Breda geen evenement willen organiseren omdat ze het gevoel hebben dat ze daar niets mogen. Ik denk dat je met een brancheorganisatie op dat vlak iets zou kunnen regelen. Wat wij toch wel merken is: het is ons product en we willen jullie best wat informatie geven maar zo doen wij het en jullie doen het op die manier maar dit past bij ons. Ik denk dat je daar wel problemen krijgt, want circussen en zo, die zeggen in die stad mag niks, daar lopen wij als bijzondere wetten toch altijd wel tegenaan. Mw. Huibers: En zijn jullie dan niet geneigd om met de brandweer te gaan praten en te vragen waarom die richtlijnen zo streng zijn in Breda terwijl er in een andere gemeente veel soepeler mee omgesprongen wordt? Mw. Martin: Ja we hebben continu gesprekken met de brandweer en die zeggen: we zijn de enige van alle brandweer instanties die een grote preventieafdeling hebben dus specifiek op preventie gaan zitten, en dat wordt nu uitgezet op regionaal gebied en er zullen er echt wel een aantal volgen. Dus eigenlijk zegt de brandweer dat ze de voorloper zijn op het beleid dat er gaat komen. Daarnaast is het zo dat ik wel een mening kan hebben maar ik kan moeilijk op de stoel van de brandweer gaan zitten, daar heb ik de expertise niet voor. Bij de brandweer heb je 13 preventiemedewerkers die dat helemaal tot op de bodem hebben uitgezocht. Soms gaat het wel erg ver, een beetje overregeld en wij treden op als coördinator om dat weer terug te koppelen naar de organisator. Mw. Huibers: Wij hebben binnen de richtlijnen ten aanzien van het veiligheidsbeleid, dat naar aanleiding van het EK 2000 behoorlijk is aangescherpt, een analyse gedaan van alle calamiteiten die zich hebben voorgedaan de afgelopen 10 jaar dat wij de zomerfestivals draaien en dat was nihil. Dat was vergelijkbaar met welke normale uitgaansavond, zo niet minder. Wij vinden het niet van toepassing, behalve voetbal, dat is wat anders, maar grootschalige evenementen niet dus wij hebben gezegd: wij gaan voor maatwerk. Dat is afgesproken met vergunningverleners, wij leveren maatwerk, dus als er geluidsnormen worden overschreden met bijvoorbeeld een danceparade, dan moet dat kunnen in Rotterdam. En daar passen we op dat moment andere regels op toe dan wanneer het bijvoorbeeld postzegelmarkt is. We hebben nu te maken met de wet milieubeheer en die stellen de geluidsnormen vast.
12
Ik zie daar de flexibiliteit op een gegeven moment om dingen wel door te laten gaan om het feestelijk karakter te waarborgen als tegenhanger van al die regels. Ik denk dat dat iets is wat in de loop der jaren gegroeid is in Rotterdam en dat is iets wat je niet kunt vastleggen op landelijk niveau. Liever niet, ik ben voor maatwerk. Dhr. Hobo: Maatwerk is mooi maar je bent natuurlijk afhankelijk van de buitenwereld. In Utrecht hebben we bijvoorbeeld de vrijmarkt, 29 en 30 april. Op 29 april begint dat en dan lopen er continu zo' n 4000 man rond in de binnenstad. Sinds een paar jaar zeggen de politie en de brandweer: we moeten er iets aan gaan doen. Dus gaan ze het beleid wat er eigenlijk niet is beïnvloeden. Dat hield in dat commerciële verkopers geweerd moesten worden, of het moest gereguleerd worden. Dat hebben we allemaal gedaan. Maar de laatste 2 jaar worden we geconfronteerd met terrorisme. En dat kan een behoorlijke invloed hebben op hetgeen dat je organiseert. Mw. Huibers: Ja, wij ook, chemische wapens en dergelijke. Het heeft vorig jaar met zomercarnaval gespeeld, toen was er even een dreiging, een soort van orange allert in Rotterdam. Ik moet zeggen dat daar over het algemeen heel relaxt op gereageerd is, zij het dat er bepaalde scenario' s uit de kast getrokken zijn door politie en organisatoren zeer goed op de hoogte waren. Die scenario' s zijn goed doorgesproken. Het publiek mag er niets van merken, het moet veilig, vriendelijk en feestelijk zijn. Dhr. Hobo: Dat ben ik met u eens, alleen de vrijmarkt heeft dat uitgemund. Mw. Huibers: Maar hebben jullie er een organisator voor? Niet, daar ligt volgens mij het probleem, niemand kan aangesproken worden. Dhr. Hobo: Jawel, de organisator is eigenlijk achter de schermen de gemeente, afdeling openbare orde en veiligheid, politie, brandweer. Mw. Huibers: Mijn ervaring is dat als de gemeente aangesproken kan worden dan wordt het andere koek dan wanneer een organisator daarvoor verantwoordelijk is. Mw. Martin: Organiseren jullie zelf evenementen dan? Dhr. Hobo: Voor de vrijmarkt is geen organisator, alleen wij regelen het als gemeente, dus wij zeggen daar mag je staan met je patatkraam, daar mag je staan met je telefoons, daar worden de afzettingen neergezet. Lonneke: Dat is bij jullie heel anders begrijp ik? Mw. Martin: Ja, bij ons zit daar gewoon een organisatie achter. Bijvoorbeeld het oranjecomité of iets dergelijks. Die vraagt vergunningen aan voor dat gebied, en draagt ook de verantwoordelijkheid. Dhr. Hobo: Ja, dat hebben wij in Utrecht ook, alleen die zit in de buitenwijken en dat willen we graag zo houden. Maar in het centrum is het ooit ontstaan door een mevrouw met een papagaai op haar schouder, die begon 25 jaar geleden met één straat en dat is gaan groeien en gaan groeien en op een gegeven moment kwamen wij erachter dat er 80 ton vuil opgehaald ging worden en toen kwam de directeur reinigingsdienst om te vragen waar hij de rekening neer kon leggen. Toen kreeg je een omslag.
13
Mw. Martin: Bij ons is het wel zo dat er met Koninginnedag door de gemeente wordt gereinigd maar bij ons moet er een organisatie achter zitten. Wij hebben als bestuur besloten dat we niet op de stoel van de organisator gaan zitten, zij moeten het evenement ook aanvragen. Het oranjecomité heeft in het centrum in een bepaald gedeelte waar zij verantwoordelijk voor zijn en je hebt nu ook de horeca, in het terrasgedeelte zijn daar ook wat activiteiten, dat betekent wel dat je die mensen daarop kan aanspreken. Want anders krijg je de situatie dat de gemeente met een dubbele pet op zit, je bent organisator en tegelijkertijd moet je gaan handhaven en je eigen voorwaarden gaan naleven. Daarom hebben we ervoor gekozen om dat gescheiden te houden. Lonneke: Meneer Janssen, als ik het zo hoor is er in de grote gemeenten vaak een overkill aan regels, hoe zit dat in Loon op Zand? Dhr. Janssen: Niet, de afgelopen 2 jaar was het ter beoordeling van één medewerker bijzondere wetten die bepaalde welke vergunningen er werden verleend. Daar werd heel summier naar gekeken dus laat staan wie de handhaving daarvan deed, wij hebben ook geen handhavingsbeleid op de vergunningverlening, dus laat staan over evenementen waar tenten neergezet werden e.d. Het lijkt net of er in Loon op Zand wordt gedacht dat de rampen in Volendam en Enschede niet gebeurd zijn. Daar wordt geen rekening mee gehouden. Dhr. Hobo: Even voor mijn beeldvorming, jullie zijn van bijzondere wetten, als je dat tegen mij zegt, dan is dat een politieafdeling. Dhr. Janssen: Ook. De wet heeft een aantal bijzondere wetten die verplicht voor de politie zijn, wet op wapens en munitie, de vogelwet, het is verplicht dat de politie daar een taak in heeft. En bij ons is het zo dat dat bijzondere wetten zijn omdat dat bijzondere wetten zijn anders dan Ruimtelijke ordening, openbare werken e.d. Je hebt een afdeling burgerzaken, dat is een grote afdeling en daaronder valt de afdeling bijzondere wetten, waar dus het evenementenbeleid, alle APV aangelegenheden, drank en horeca wetgeving, wet op de kansspelen onder vallen. Dat zijn de vier grote poten waar we het mee doen. Maar de bijzondere wetten bij de politie dat zijn afgebakende burgerlijke zaken. Mw. Martin: Wat ik heb gemerkt is inderdaad dat in Den Haag bijvoorbeeld de politie de aanvragen voor evenementen afhandelen. Bij ons hebben ze ervoor gekozen om dat via de gemeente te laten gaan. Dat een brandweer en een politie puur adviserende instanties zijn en wij beslissen. We hebben dat gescheiden gehouden omdat politie en brandweer toch anders naar evenementen kijken dan de gemeente. De gemeente wil evenementen stimuleren en om te voorkomen dat de politie of de brandweer dat afhandelen hebben wij gezegd: wij doen de coördinatie, wij zorgen dat alle aanvragen bij ons binnen komen, wij melden waar ze aan moeten volden en wij bespreken dat in het evenementenoverleg. Wij verlenen ook daadwerkelijk die vergunningen namens de burgemeester. Dhr. Janssen: Bij ons ligt het eraan wie er beslissingsbevoegd is. Soms de burgemeester, soms het college van bestuur. Het ligt eraan wat voor evenement het is, wij hebben bijvoorbeeld een snuffelmarkt waar de burgemeester de beslissing in heeft. Lonneke: Is dat mede afhankelijk van de grootte van het evenement? Dhr. Janssen: Dat zou het moeten zijn, maar dat is het niet. Dat is ter beoordeling van degene die daar zit, beoordeel je dat als een markt, of beoordeel je dat als een snuffelmarkt, of als een
14
kleinschalig feest of een evenement. Daar is geen beleid over dus daar wordt gedaan wat de organisatie wil. En daar wil ik vanaf. Wij werken hetzelfde als Breda, wij bepalen als gemeente en politie en brandweer werken adviserend.Wij hebben ook het beleid, alles kan, behalve…. Dat zijn eigenlijk de grote peilers, zo ver zijn wel al, we hebben intern de neuzen dezelfde kant op en nu gaan we dat vast leggen. Daar ligt voor ons de grootste uitdaging. Mw. de Beer: En als je dan kijkt naar een brancheorganisatie, wie zouden daar dan lid van kunnen/moeten zijn? Dhr. Janssen: In ieder geval de gemeenten die evenementen doen, dat zou voor mij heel fijn zijn want ik kan bij de VNG niet terecht, ik moet echt gaan shoppen. Ik zou graag een organisatie willen hebben waar ik kan zeggen, ik zit met dit probleem, hoe lossen we dat op? Lonneke: U kunt bij de VNG niet terecht zegt u? Dhr. Janssen: Daar hebben ze over evenementenbeleid niets. Het is zelfs zo dat ik een keer op zoek ben geweest naar een voorbeeldvergunning om te kijken hoe ze het elders hebben geregeld. Dat hebben ze niet, dan moet je maar bij de buurgemeenten gaan kijken. Als ze het daar al hebben want er is geen organisatie die daar, anders dan de APV, richtlijnen voor kan geven. Ze hoeven mij niet het voorbeeld te geven, maar ik weet dat er in de jurisprudentie heel veel modellen van rechtspraktijken zijn, dat zijn vijf boeken daar staan allerlei voorbeeldbrieven in. Zoiets zou er ook voor de gemeente moeten zijn, dat zou ideaal zijn en ik bepaal dan zelf als gemeente wel hoe ik dat in ga kleden. Maar dan heb je in elk geval richtlijnen van waar je op moet letten, jurisprudentie, artikelen, etc. Daar zoek ik naar. Mw. de Beer: Met in je achterban de organisatoren. Dhr. Janssen: Natuurlijk. Mw. de Beer: Dus die zouden ook lid kunnen zijn van de brancheorganisatie? Dhr. Janssen: Ja, zonder meer. Mw. de Beer: Want je bent dan eigenlijk in dienst van die organisatoren. Of is het anders om? Zijn de organisatoren in dienst van de gemeente? Dhr. Janssen: Ik denk dat de gemeente de regisseur blijft. Dat is in elk geval het standpunt wat Loon op Zand heeft wij worden dadelijk een resultaatverantwoordelijke eenheid Bijzondere wetten en wij zijn de regisseur voor de evenementen. Wij laten ons dan informeren door anderen. Mw. de Beer: Maar dan zouden de organisatoren afzonderlijk ook nog lid kunnen zijn van die branchevereniging? Van afzonderlijke evenementen? Dhr. Janssen: Zeker, ik zie daar geen kwaad in. Mw. Huibers: Maar die zou je andere dingen moeten aanbieden, zij hebben weinig aan beleid.
15
Mw. Martin: Ze hebben weinig gemeenschappelijke delen omdat de organisatoren natuurlijk wel aan kunnen kloppen bij zo' n brancheorganisatie om te vragen hoe dat gaat, want je hebt toch verschillende gemeenten die hun eigen regels hebben, dat zo' n brancheorganisatie wel weet waar organisatoren specifiek op moeten letten en waar organisatoren aan kunnen kloppen. Dhr. Janssen: Dat netwerken, dat zie ik heel erg voor me, dat duidelijk maken in dat soort gebieden van waar moet je zijn, hoe moet je er komen en wat heb je nodig. Mw. Huibers: Ja, je kunt ook denken aan de hele discussie rond de evenemententerreinen, je kan per gemeente een inzicht geven van alle evenementen terreinen en wat er op die terreinen mag plaatsvinden. Er zijn festivals die jaar op jaar op zoek zijn, neem Dynamo open air, die worden jaar op jaar weer weggejaagd uit een gemeente omdat ze teveel herrie maken en dan moeten ze weer een nieuwe locatie vinden. Als je een mooie inventarisatie maakt per gemeente waar zo' n evenementenorganisator zou kunnen gaan kijken en daaruit een selectie maakt van vijf waar hij voor in aanmerking zou kunnen komen. Dat is ook weer het faciliteren van een organisator. Ik denk in elk geval wel dat organisatoren andere wensen en behoeften hebben dan gemeenten. NBTC is nu bezig met één evenemententerrein in Nederland, de vraag is, komt het er wel of komt het er niet. Dat zijn typisch organisatorenkwesties die zijn ook van invloed op gemeenten want de gemeente kan zoiets hebben van, wij krijgen het evenemententerrein. Het is een keuze. Maar organisatoren in Nederland moeten goed weten wat er allemaal is, waar ze terecht kunnen, waar kan ik me melden, wie zijn de contactpersonen, zijn er internetsites waar ik informatie kan ophalen, kan ik meteen linken vanuit zo' n site. Dat is interessant want het versnelt een hoop dingen. Mw. de Beer: Zouden dan gemeenten en organisatoren gewoon samen in die branchevereniging zitten. Of hoe zien jullie dat dan, die twee poten? Mw. Huibers: Je zou inderdaad twee poten kunnen maken en daar waar nodig kunnen die twee verbinding maken. Bijvoorbeeld nieuw evenementen beleid in Loon op Zand, dat kun je ook communiceren naar je organisatoren, er zijn wel verbindingen te leggen. Mw. de Beer: Hoe dat dan vormgegeven moet worden dat is afhankelijk van de behoeften die men heeft. En dat is natuurlijk wel interessant om te kijken hoe die organisatoren daar al dan niet een rol in spelen. Dhr. Janssen: Als je het beleid gaat maken is zo' n organisator natuurlijk ook van wezenlijk belang. Ik kan het van achter mijn bureau maken maar daar wordt vaak heel erg op afgegeven, er zit weer eens iemand achter zijn bureau, laat iemand meepraten. Mw. Martin: Dat hebben wij opgelost door organisatoren uit te nodigen, belanghebbenden, bewoners etc. Die moet je toch allemaal betrekken in het proces want als je alleen met organisatoren praat dan krijg je problemen. Je moet de bewoners, de winkeliers en de horeca betrekken. Zo hebben we al die wensen geïnventariseerd en daar hebben wij ons evenementenbeleid op gebaseerd. Het is belangrijk om daar rekening mee te houden, want het probleem wat je hebt is dat het college heel veel wil. Zij willen evenementen stimuleren, die wil woningbouw in het centrum stimuleren, die wil bedrijvigheid in het centrum stimuleren en op den duur gaat dat botsen. Bewoners zeggen: ik wil het leven in het centrum stimuleren maar daarnaast krijgen we elk weekend een herrie-evenement voor de deur. En op den duur gaat dat zo botsen dat je de keuze moet gaan maken waar je die lijn legt. Op dit moment zijn
16
we bezig met een locatie beleid, in het centrum op de grote markt moet één rustweekend in de maand zijn in de zomer periode en zo proberen we dat te spreiden. Lonneke: Ik merk uit de enquêtes die ik reeds terug heb gekregen dat geluidsoverlast een groot probleem is bij veel gemeenten. Hoe gaan we ermee om, waar leggen we de grens. Mw. Huibers: Er zijn hele handige procedures die je kunt volgen, zo leggen wij organisatoren bijvoorbeeld de plicht op om minimaal 6 weken van te voren alle bewoners en betrokkenen in het gebied op de hoogte te stellen door brieven huis aan huis te bezorgen en vervolgens nog een reminder dat als mensen het niet mee willen maken ze in elk geval tijdig weten dat ze die dag niet in Rotterdam moeten zijn. Met winkeliers en bewonersorganisaties wordt gesproken op voorhand met de organisator, de wijkagent zit daar bij en dat haalt een hoop pijn op voorhand weg. Het is eigenlijk voor de hand liggend dat je het zo aanpakt maar niet iedereen denkt eraan. In Rotterdam wonen heel veel mensen in het centrum en er vinden heel veel evenementen plaats, dat willen we ook graag omdat de effecten daarvan het grootst zijn. Maar dan moet je wel rekening houden met dit soort procedures en een organisator moet zich daar bewust van zijn. Dhr. Hobo: Maar je haalt nu geluidsoverlast eruit, maar er zit vaak wat meer achter. Maar afgelopen jaar ben ik gaan doorvragen als mensen beginnen te klagen, want ik wist dat er iemand was gaan meten en de organisatie zich keurig aan de voorschriften had gehouden. En dan ga je vragen en dan blijkt het niet de geluidsoverlast die problemen veroorzaakt maar dan blijken er andere irritaties te zijn die opgestapeld zijn en er dan ineens uitkomen. Mw. Huibers: Wij noemen dat de notoire klagers. Want wij hebben ook inzicht in wie er belt en hoe vaak diegene belt. Dhr. Hobo: Van de andere kant, wanneer een evenement om 1 uur is afgelopen dan blijft de overlast, dus wat we gaan doen is, de regel invoeren dat er ' s nachts niet meer mag worden afgebroken. Wildplassen, ze moeten extra toiletten neerzetten. De Politie zit daarop. Dhr. Janssen: In Loon op Zand is het op dit moment zo dat de politie begint te schrijven en dan pas gaan ze denken, zullen we ook extra toiletten plaatsen? Dat is dus omgekeerd. En daar kom ik weer op dat punt: waar kan je nou terecht? Mw. de Beer: En daar zit de daadkracht van een brancheorganisatie? Begeleiding, kennisuitwisseling en ondersteuning transparant maken? Dhr. Janssen: Dat denk ik zeker. Met mijn gedachten zit ik op dat terrein. Als ik het woord wildplassen hoor, dat een brancheorganisatie dan zegt, heb je gedacht aan extra toiletten? Want wat ik zo juist zei, dat de politie gaat schrijven, dat moet je voor zijn, zorgen dat het niet gebeurt. Dhr. Hobo: De politie gaf op een gegeven moment aan dat ze zich helemaal gek schreven aan boetes voor wildplassen, en dat is niet zo erg maar het ontaard vaak in vechtpartijen. De politie zegt daarop: wij gaan nu niet meer schrijven totdat jullie daar een goede oplossing voor hebben. We hebben toen gekeken waar evenementen werden gehouden en welke openbare voorzieningen daar waren in de omgeving. Op een gegeven moment kom je tot een regel, meer dan 500 bezoekers = 1 toilet extra en voor de mannen een plaskruis. Dat werkt perfect. De klacht van de politie haalde wij hiermee weg, dus de politie moest weer gaan schrijven.
17
Voor wat betreft de rommel op straat, hebben wij gezegd, we gaan voortaan hardplastic glazen gebruiken. De horeca verzette zich daar flink tegen maar nu verdienen ze er flink aan. Eerder stuurde ik rekeningen van 15.000 à 20.000 gulden opruimkosten naar organisatoren. Dan zeiden zij, hebben we dan voor niets gewerkt? Ja, dat weet ik niet, die glazen zijn ook gevuld geweest. Maar volgens de organisatoren moesten ze dat geld aan ons afdragen en dus hebben we gezegd, dan moeten we dat op een andere manier op zien te lossen. Toen hebben we veel verzet gehad van de horeca, keuringsdienst van waren hebben ze erbij gehaald, bacteriën hier, bacteriën daar. Ook de waterleidingmaatschappij hebben we erbij gehaald, ze moeten aparte installaties voor het afvoeren van water gebruiken. Ze hebben onderling wel afspraken moeten maken omdat elke kroeg een ander merk bier verkocht. En aangezien er verschillende kroegen belang bij hebben zeggen ze nu van we hadden er veel eerder mee moeten beginnen want het werkt. Mw. Huibers: Dat is misschien voor jou (Dhr. Janssen) ook wel handig want je weet nu dat er gemeenten zijn die dat al hebben uitgeprobeerd. Dhr. Janssen: Ja, dat is voor ons ideaal. Mw. Martin: Met hardplastic glazen heb je veel minder rommel en het is veiliger. Mw. Huibers: Dat ook en je krijgt natuurlijk dat mensen die glazen weer in gaan leveren omdat ze daar 1 euro voor krijgen. Daarmee stimuleer je de burger ook om het opgeruimd te houden. Dhr. Hobo: Ja er zit inderdaad statiegeld op maar de horecaondernemers hebben veel liever dat je ze niet in levert, want dan verdienen ze weer geld. Dhr. Janssen: En organisaties zetten op zo' n glas een mooie opdruk en dan nemen mensen het glas mee naar huis toe. Dhr. Hobo: Ja, maar dan kost het geld. In Utrecht hebben we daklozen en die halen die glazen op, je vindt geen glas meer. Lonneke: Gezien de tijd wil ik de discussie graag afronden. U kunt van de gelegenheid gebruik maken om contactgegevens uit te wisselen om over het een of ander verder discussieerden. Van deze bijeenkomst wordt een samenvatting gemaakt, die zal ik u allen doen toekomen. Dan wil ik u nu graag uitnodigen voor de lunch en u hartelijk bedanken voor uw bijdrage aan de discussie, ik heb er voor mijn onderzoek veel aan gehad.
18
Bijlage 7 Samenvatting van de Round Table “Behoefte aan een brancheorganisatie evenementen en gemeenten” Datum: dinsdag 12 april 2005 Plaats: NHTV internationale hogeschool Breda, Mgr. Hopmansstraat 1 Aanwezig: Dhr. B. Hobo, Dienst stadsbeheer, afdeling vergunningen, gemeente Utrecht; Mw. L. van Batenburg, Netwerk voor stadspromotie en evenementen, gemeente Utrecht; Mw. L.S.M. Martin, Bijzondere wetten, afdeling vergunningverlening en Handhaving gemeente Breda; Mw. M. Huibers, Projectmanager Zomerfestivals, Rotterdam Festivals Dhr. W. Janssen, Medewerker Bijzondere wetten, gemeente Loon op Zand Mw. E. de Beer, docente congres- en evenementenmanagement, NHTV Breda Mw. L. Bergmans, Studente Vrijetijdsmanagement, Specialisatie Evenementenorganisatie Vormgeving van de brancheorganisatie Er is een hele sterke behoefte aan de uitwisseling van kennis op het gebied van evenementenmanagement, zowel op beleids- als op organisatorisch niveau. Voorbeeldnota's van andere gemeenten kunnen daarbij dienst doen. Daarnaast zou het goed zijn als de richtlijnen voor een evenementenbeleid duidelijk zijn, dan kan daarna elke gemeente dat op zijn eigen manier vormgeven. Ook is er behoefte aan het opzetten van een lobby "tegen" de regelgeving vanuit de landelijke overheid. Hier zullen met name de beleidsmakers actief in deelnemen. Een brancheorganisatie zal zich op twee niveaus moeten richten, de beleidsmakers bij de gemeenten enerzijds en de evenementenorganisatoren anderzijds. De gemeente blijft regisseur van de evenementen en de evenementenorganisator houdt zich meer met productie-technische zaken bezig. Zowel gemeenten als organisatoren kunnen lid worden van de brancheorganisatie, alleen dient het aanbod aan de verschillende doelgroepen te worden aangepast. Dit zou vorm moeten krijgen in twee peilers binnen de brancheorganisatie, namelijk beleid en organisatie. De brancheorganisatie zou in eerste instantie opgezet kunnen worden als een informatienetwerk. De informatiebundeling op één centrale plek door de brancheorganisatie kan daarbij kostenbesparend, tijdbesparend en inspirerend werken. Vanuit het opgezette informatienetwerk moet duidelijk geïnventariseerd worden wat er leeft binnen de verschillende gemeenten. Daarop aansluitend kan het aanbod van diensten vanuit de brancheorganisatie, waar nodig, worden uitgebreid. Zowel grote als kleine gemeenten moeten hierbij input leveren. Problemen waar beleidsmedewerkers en evenementenorganisatoren tegenaan lopen zouden bij de brancheorganisatie neergelegd moeten kunnen worden. Voorbeelden van problemen die tijdens de round table aan bod zijn gekomen zijn: •
Juridische problemen.
• Hoe om te gaan met calamiteiten en de pers en mediabenadering die daarbij komt kijken. • Kennisoverdracht tussen professionele organisaties en vrijwilligers Opleiding en cursussen De brancheorganisatie moet in staat zijn om vragen te beantwoorden en advies te geven. Samenwerking met een hogeschool (NHTV internationale hogeschool Breda) ligt daarbij voor de hand. De brancheorganisatie zou bijvoorbeeld een inventarisatie kunnen maken ten aanzien van modellen die je kunt gebruiken voor het vormgeven van je evenementenbeleid binnen een gemeente. Hierbij kan gedacht worden aan het één-loket model, een gemeentelijk evenementenbureau en dergelijke. In de toekomst lijkt het zinvol om vanuit de brancheorganisatie cursussen aan te bieden op het gebied van evenementenbeleid en -organisatie, bijvoorbeeld over veiligheid bij evenementen, stadspromotie of citymarketing en cursussen t.a.v. het bijscholen van vrijwilligers. Aansluiting bij andere organisaties Er zijn voor de brancheorganisatie mogelijkheden om zich aan te sluiten bij bestaande (branche)organisaties. De mogelijkheden die aan bod zijn gekomen zijn1: •
De G4, de vier grote steden van Nederland. Hierbij dient in acht genomen te worden dat de problemen die spelen binnen grote gemeenten niet altijd overeenkomen met problemen die zich in kleinere gemeenten voordoen. De enquête die verstuurd is naar 250 gemeenten in Nederland moet hier duidelijkheid in verschaffen.
•
IFEA Europe is een andere mogelijkheid. De IFEA Europe is een brancheorganisatie in Europa en er zijn al een aantal leden in Nederland. Deze organisatie biedt al veel faciliteiten die aansluiten op de huidige ideeën betreffende een nieuw op te zetten brancheorganisatie.
Landelijke zaken Steeds meer partijen worden betrokken bij evenementenoverleg, hierbij kan gedacht worden aan brandweer, politie, busbedrijven, GGD's, buurtbewoners, etc. Deze partijen geven een goed inzicht in problemen die spelen rondom evenementenorganisate, waardoor het evenementenbeleid hierop kan worden aangepast. Er is op veel gebieden een overkill aan regels. Dit zou door inventarisatie van risico's en het opstellen van landelijke richtlijnen gereduceerd kunnen worden. De overige punten waarop landelijke richtlijnen gemaakt zouden kunnen worden zijn: -
1
Wanneer is een evenement commercieel en wanneer niet? Hoe ga je dan om met de subsidiëring? Veiligheid, calamiteiten. Facilitaire voorzieningen, toiletten, richtlijnen voor horeca etc. Landelijke richtlijnen ontwikkelen op brandweergebied, dit verschilt wezenlijk binnen de verschillende steden in het land. Dat weerhoudt organisatoren ervan in een bepaalde stad een aanvraag voor een evenement te doen. Op dit moment worden er gesprekken gevoerd met Tinus Kanters van de Landelijke Vereniging Gemeentelijke Kermis- en Evenementenbeheerders (VGKE)
-
Er zouden procedures opgesteld kunnen worden m.b.t. bijvoorbeeld geluidshinder. Sommige gemeenten zijn al ver met dergelijke procedures. Dossier met daarin per gemeente de evenemententerreinen met vermelding van reeds aanwezige voorzieningen, capaciteit e.d., zodat organisatoren kunnen bepalen welke terreinen geschikt zijn voor het evenement dat zij willen organiseren. Lijst met tips e.d. waar je op dient te letten als je een evenement organiseert.
Bijlage 8 Itemlijst organisatoren vrijtoegankelijke publieksevenementen •
Opening/introductie
•
Schema
•
Behoefte
•
Problemen/knelpunten
•
Overleg andere instanties
•
Communicatie organisatiebureaus en gemeenten
•
Communicatie organisatiebureaus en overheidsinstanties
•
Aansluiting bestaande organisatie
•
IFEA Europe
•
Contributie
•
Van welke organisaties reeds lid
Bijlage 9 Uitwerking gesprek Dhr. Scholte 27-06-2005 Jasper Scholte is een van de directie leden van JMR produkties. JMR staat voor Jasper, Mark, Robert, de drie directieleden van JMR produkties. Zij zijn de organisator van onder andere het strand aan de Maas, zowel in Rotterdam als in Maastricht. In Rotterdam is het dit jaar voor de tweede keer en in Maastricht is dit de eerste keer. Ik heb met Jasper Scholte een gesprek op het strand van Rotterdam. Allereerst leg ik hem het schema van vraag 2 uit de enquête voor en vraag hem dit in te vullen. Op de laatste pagina van deze verslaglegging is dot ingevulde formulier terug te vinden. De relevante opmerkingen die hij plaatst tijdens het invullen van het schema zijn: Hij vind het inrichten van een vakbibliotheek heel belangrijk, maar niet voor zoiets, aangezien zij zelf de kennis hebben en die wil hij niet delen met anderen. Adviezen op het gebied van bedrijfsvoering en subsidies vindt hij noch belangrijk/noch onbelangrijk en adviezen op het gebied van programmering en contracten vindt hij belangrijk. Indien niet-leden meer betalen voor congressen, cursussen, workshops en seminars vindt hij dat zij er ook aan deel mogen nemen. Aangezien JMR Produkties ook de FWWD Heineken Dance Parade organiseert zijn zij aangesloten bij de Belangenvereniging Dance. Eerder was er de VROEF, vereniging voor Rotterdamse evenementen en festivals. Dit is een zachte dood gestorven aangezien de aangesloten leden anderen niet in hun keuken wilde laten kijken. Collectieve publiciteit wordt in Rotterdam reeds gedaan door Rotterdam Festivals, zij zijn de subsidiënt en verzorgen een all-over zomerfestivals campagne. Dat hoeft van hem niet in een evenementenvereniging. Het zou in andere steden wellicht wel werken maar in Rotterdam niet. Een wedstrijd of competitie organiseren is ook geen taak voor een branchevereniging, maar meer iets voor een marketingbureau. Een van de startproblemen voor het strand aan de maas op deze plaats naast de Erasmusbrug was dat het monument voor de oorlogsslachtoffers van de koopvaardij op deze plek staat. Het strandpaviljoen lag daar vorig jaar naast. Hier is bezwaar tegen aangetekend en daarom staat het paviljoen dit jaar aan de andere kant van het strand. Nu hebben ze geluk dat het zulk goed weer is want als de zomer hetzelfde was geweest als vorig jaar, dan was er zeker sprake geweest van inkomstenderving aangezien het terras tegen het eind van de middag al in de schaduw ligt. Aangezien JMR al 12 jaar evenementen organiseert in Rotterdam zijn de lijnen naar instanties als gemeente, politie, brandweer en dergelijke vrij kort. Het zou raar zijn als de overleggen via een belangenorganisatie zouden lopen, aangezien JMR binnen Rotterdam het imago heeft opgebouwd dat wanneer ze iets organiseren, het wel goed komt. Maar wel is het zo dat er tegenwoordig voor bijna alle vergunningen moet betalen en elk jaar komt er weer een bij die dan weer in je begroting moet. Het begint steeds meer te lijken op het Amerikaanse systeem, voor alle overheidsservices moet betaald worden. Dat is wel een bedreiging. Dat heeft tot gevolg dat er voor een bedrijf als JMR nog geen opvolgers zijn aangezien het steeds duurder wordt om nu een evenementenorganisatie op te starten. Verder heb je altijd te maken met geluidsoverlast, maar daar valt wel mee te leven. Tijdsdruk is ook een probleem. Contract met de gemeente is ook een probleem aangezien het altijd heel
laat terug komt. Daardoor heb je minder zekerheden nar je sponsoren toe, want je kunt pas wat aanbieden als je een contract hebt. Wat ook nog een probleem is, is dat elk jaar opnieuw bekeken wordt of het strand aan de maas het jaar erop weer terug mag komen. Wij sluiten het liefst een meer jaren contract af aangezien alle zaken zoals tafels, stoelen, vlonders, hekwerken, buitenbar, e.d. aangeschaft zijn op basis van meerjarige afschrijving. Op dit moment is JMR bezig een contract af te sluiten voor de komende drie jaar. Sinds dit jaar is het strand aan de Maas ook in Maastricht, daarvoor is meteen een driejaren contract afgesloten. Wellicht dat dit in het voordeel van JMR werkt om een dergelijk contract ook in Rotterdam af te kunnen sluiten. Maar daar staat tegenover dat er een nieuwe beleidsstructuur is en een nieuwe visie binnen het OBR (OntwikkelingsBedrijf Rotterdam), de hoeveelheid klachten wanneer je je evenementen doet. Er zijn een aantal notoire klagers en als dat er significant meer worden dan heb je met een strandtent en een plek wat ook een evenementenplatform is wel een probleem. Het OBR en de gemeente zijn twee verschillende grootheden, het OBR ontwikkelt een algemene meerjaren visie/lange termijn beleid waarbinnen het concept van strand aan de Maas moet passen en de gemeente verstrekt daarvoor de vergunningen. JMR is lid van de belangenvereniging Dance omdat zij de FWWD Heineken Dance Parade organiseren. Daarnaast heb je een policyboard van Rotterdam Marketing daar worden alle promotionele marketing dingen besproken. Dit richt zich alleen op Rotterdam. Het lijkt hem goed als er een landelijke vereniging komt voor het delen van bepaalde kennis maar niet voor alles want, zo zegt Jasper, zij hebben het wiel ook uitgevonden. De manier van organiseren binnen de stad Rotterdam wordt door heel veel steden overgenomen, daarmee heeft Rotterdam een soort voorbeeldfunctie. Onder andere Den Haag. Op de plaats waar het strand aan de Maas nu is gevestigd wordt in de winter het Winterplein georganiseerd, dat is iets vergelijkbaars met strand aan de Maas maar dan met een ijsbaan. Dit jaar is het nog onzeker of dit door kan gaan aangezien de gemeente Rotterdam er misschien een tijdelijke parkeergelegenheid van wil maken. Op zo’n moment zou een branchevereniging een lobby op moeten zetten. Ook voor wat er nu speelt, dat organisatoren de helft van de politiekosten moeten gaan betalen, dit kan een doodsteek zijn voor diverse evenementen. Als een dergelijke brancheorganisatie er zou komen, moeten MOJO, UDC, ID&T, Extrema, eigenlijk de organisatoren die ook in de belangenvereniging Dance zitten. In elk geval het liefst met meerdere evenementen opererende bedrijven, zowel commercieel als non-commercieel. Ook Ducos zou hier lid van moeten zijn. Er zijn ook bedrijven die voor een groot deel met vrijwilligers en tijdelijke krachten werken, maar dat is toch anders dan wanneer je je dagelijkse brood verdiend met evenementen maken. De organisaties die op vrijwilligers draaien mogen er wel bij als ze netjes hun contributie betalen maar het is voor ons interessanter als je sparringpartners ook het gehele jaar bezig zijn met organiseren van evenementen. Met deze sparringpartners kunnen ze zo gezegd de markt uitpersen. Hij geeft als voorbeeld dat een hekwerk hem nu €10,- per hekdeel kost en dat ze samen wellicht een prijs kunnen afdwingen van €6,- per hekdeel. Qua collectieve verzekeringen is het in Rotterdam zo geregeld dat als je met je evenement onder de Rotterdam Zomerfestivals, van de stichting Rotterdam Festivals valt, val je automatisch onder de gemeentelijke verzekering. Als je niet onder die vlag werkt, moet je dat zelf regelen en dat kost weer zoveel 10.000 euro.
Gemeentelijke afdelingen en organisatoren zouden samen moeten komen tijdens seminars, congressen e.d. niet als contributiebetalende leden. Mits een gemeente zelf een afdeling heeft die evenementen organiseren. Hij denkt dat gemeenten en organisatoren verschillende doelen hebben, deze kunnen heel conflicterend zijn indien zij beiden in een belangenvereniging zitten. Hij zou ze wel in contact brengen met elkaar maar ze niet samen lid van één vereniging laten zijn aangezien de meeste conflicten waarschijnlijk het meeste met de overheid zullen zijn. Of met een teruglopende sponsormarkt. Hij denkt dat het niet verstandig is om Rotterdam Festivals namens alle organisatoren in Rotterdam lid te maken maar dat alle organisatoren zelf lid zijn. Rotterdam Festivals is namelijk opgericht om de belangen van de organisatoren te behartigen, dit kunnen ze soms niet aangezien ze de kennis niet hebben. Zij als organisatoren weten alle problemen uit de eerste hand aangezien ze ze zelf hebben. Voor een festivalorganisator die slechts enkele maanden per jaar bezig is met het organiseren is het wellicht wel handig om een Rotterdam Festivals te hebben als belangenbehartiger. De meerwaarde van een brancheorganisatie ziet hij in het politieke blok dat de leden samen kunnen vormen, bij leveranciers kunnen scherpere prijzen bedongen worden zodat je meer geld hebt om in het evenement te stoppen. Kennis vergaren en als brancheorganisatie in bepaalde gevallen collectieve verzekeringen afsluiten. Voor het delen van kennis die zij hebben met organisatoren die de kennis nog niet hebben, ziet hij geen reden. Over problemen waartegen zij aanlopen kunnen ze reeds overleggen met andere organisaties via een netwerk waarvoor zij betalen, dat hoeft niet in een brancheorganisatie. Als een organisator van hem iets wil hebben wat zij zelf hebben uitgevonden, bijvoorbeeld een structuur van een boekhoudprogramma, of een structuur van een arrangementenprogramma, dan kunnen ze daarvoor betalen en dan mogen ze het hebben. Dat werkt vice versa ook zo. Als organisator dien je ervoor te zorgen dat je met interne en externe freelancers werkt die zelf een netwerk hebben dat goed genoeg is om problemen snel op te kunnen lossen, anders is diegene niet capabel voor zijn werk. Ook moeilijkheden omtrent de belastingregeling rondom artiesten worden door de organisator snel getackeld, daar hoeft een belangenvereniging niet op te treden. Dat is leuk voor een workshop voor aanstormend talent in evenementenland. Een minister Remkes die bewerkt moet worden of belastingen die omlaag moeten, daar is een belangenvereniging heel handig voor maar het uitzoeken ervan lukt wel, dat hoort gewoon bij je werk. Als het de spuigaten uitloopt, dat iedereen er moeite heeft, dan moet een brancheorganisatie als één front de politiek gaan bewerken. Rotterdam Festivals behartigt de belangen op lokaal niveau en een nieuw op te zetten brancheorganisatie behartigt de belangen op nationaal niveau. Integraal dienstenoverleg, alle grote evenementen worden daarin meegenomen. Een evenement vanaf 5.000 bezoekers is een evenement grootschalig en vanaf 50.000 bezoekers is het een mega-evenement. Dit integraal dienstenoverleg vindt een paar keer per jaar plaats, daarnaast is er nog het dienstvergaderingen puur gericht op een evenement. Soms is dit overleg centraal, in de binnenstad, en soms decentraal, dan is het met deelgemeenten erbij. Deelgemeente orde en veiligheid, deelgemeente verkeerspolitie e.d. En dan hoeft er niet perse iemand vanuit het stadhuis bij te zitten. De dance parade is een groot
evenement, zij zitten bij het integraal dienstenoverleg maar zij hebben ook nog hun eigen dienstvergaderingen. Dit zijn er 5 à 6 voorafgaand aan het evenement en nog 2 na afloop. Dan hebben ze een vergadering met orde en veiligheid, een met de beveiliging, een over all, etc. JMR heeft gekeken of zij zich aan konden sluiten bij de VECTA, dit vonden zij echter een stoffige organisatie. Er waren een aantal regels die niet paste binnen de visie van JMR. Hij oppert het idee dat ik wellicht een maatschap kan aangaan met de VECTA én de VVEM. Ik (Lonneke) verwacht echter niet dat zij beiden met de NHTV in één maatschap willen zitten aangezien zij indirect concurrenten van elkaar zijn. Samenwerking met de belangenvereniging dance is te beperkt voor een algemeen evenement, want een evenement kan zowel een podium, bierpomp en eetschuur zijn als een camping Rotterdam zijn, tot aan een rondreizend theaterfestival. Zo ver dhr Scholte weet is er nog geen vereniging die de belangen behartigt van alle organisatoren van vrij toegankelijke publieksevenementen. Buiten de belangenvereniging Dance zijn ze lid van Buma/Stemra. Naast sprake over aansluiting bij de VECTA is er ook ooit sprake geweest van aansluiting bij de VROEF, maar dat was erg slecht geregeld, er werd geen contributie betaald, vergaderingen gingen niet door of de helft kwam niet opdagen. Ze hebben af en toe overleg met hun grootste sparringpartner, Ducos, zij organiseren onder andere het zomer carnaval en parkpop. Daar praten ze dan mee maar dhr Scholte merkt toch duidelijk dat er ofwel jalousie is, Of JMR lid zou willen worden van een dergelijke brancheorganisatie is mede afhankelijk van wie er nog meer mee doen. Hij zou graag willen dat MOJO, ID&T, UDC ook lid zijn. Maar ook de organisator van bijvoorbeeld het Jazz festival of de organisator van het Zwarte Cross festival, de organisator van over het Ij festival, kunnen leuke spelers zijn. Ook grote sportevenementen organisatoren en de organisator van het filmfestival. De idfa (International documentary filmfestival Amsterdam) en de uitmarkt in Amsterdam. Volgens dhr Scholte is Amsterdam culturele hoofdstad binnenevenementen en Rotterdam buiten. Amsterdam 20 keer meer theatergezelschappen en musea. Rotterdam is evenementenstad van het jaar. Hij is bekend met IFEA Europe maar wil daar geen lid van worden, dat is volgens hem meer iets voor Johan Moerman van Rotterdam Festivals, Guus Dutrier van Ducos, e.d. Over het idee om een landelijke IFEA op te zetten zegt dhr Scholte: Het zou kunnen maar daar geldt ook weer dat er allerlei gemeentelijke instanties lid zijn, zoals hij het noemt, allemaal ruis waar hij niets mee te maken wil hebben. Gemeenten en organisatoren staan in zijn ogen lijnrecht tegenover elkaar. In 2001 heeft het congres van IFEA in Rotterdam plaats gevonden. Er werden een aantal workshops georganiseerd waaraan JMR heeft meegedaan. Persoonlijk vindt hij het een erg log orgaan en hij denkt voordat er echt wordt samengewerkt dat je echt “the man with a plan” moet zijn en als je dat plan toch al hebt kun je ook zelfstandig iets opzetten. Als je een Nederlandse tak van de IFEA opzet dient deze in elk geval minder log te zijn, daarmee bedoelt hij dat als hij op een jaarlijks congres is dat hij niet met de citymarketeer van Bonn hoeft te praten. Tenzij híj ‘the man with a plan’ ben, maar dan zoekt hij hem zelf wel op. Congressen en ‘meet and greet’ die IFEA organiseert is volgens hem meer iets voor beleidsmakers. Als dat op landelijk niveau wordt bekeken, een citymarketeer uit Gouda hoeft voor hem ook niet in zijn IFEA te zitten. Hij wil daar graag in zitten met de mensen uit het organisatievak.
Hij vindt dat op congressen wel gemeenten en gemeentelijke instanties kunnen komen maar Als er van contributiegelden leuke dingen worden georganiseerd waar de leden weer wat wijzer van worden, is hij niet zo bang voor de hoogte van de contributie. Ik vroeg hem wat hij op basis van dit gesprek en de informatie die hij tot nu toe had een redelijk jaarlijks contributiebedrag zou vinden. Voor de Belangenvereniging Dance betalen ze tussen de €2000,- en €2500,- per jaar. Uiteraard betaald hij het liefste minder. Het hangt ervan af wat er precies gebeurd, wat de hoofdpunten zijn, en wie er mee doen. Over het idee om het secretariaat van de organisatie op de NHTV te huisvesten en te laten runnen door studenten vraagt hij zich af of het niet lastig is m.b.t. informatieverlies na een aantal jaar. Ik leg hem uit dat alle informatie die vergaard wordt, wordt direct verwerkt en opgeslagen zodat het voor studenten die andere studenten opvolgen duidelijk is waar bepaalde informatie terug is te vinden. Een docent zou de overall leiding hebben en dan voor de complexe zaken als belasting omtrent artiesten bijvoorbeeld een workshop van een uur of 2 kunnen organiseren waarin er iemand van de belastingdienst aanwezig is die uitleg geeft over de situatie. Hij ziet het wel voor zich, er zou inderdaad gewerkt kunnen worden met datasystemen en natuurlijk de website waarop gemakkelijk informatie terug is te vinden, een soort van virtuele vakbibliotheek.
Belangrijkste conclusies van het gesprek: De meerwaarde zit in Politiek (belangenbehartiging) en leveranciers uitknijpen (hoe is je macht, als organisatie zijnde).
Bijlage 10 Uitwerking gesprek Mw. M van de Louw. 08-06-2005 Marianne van de Louw is werkzaam als bladmanager van De Toren in Zaltbommel. Zij zit in de organisatie van het Hapstap festival in Tilburg. Dit is een jaarlijks terug kerend vierdaags festival op het Heuvelplein in de binnen stad, waarbij horeca gelegenheden speciale hapjes en drankjes verkopen. Ook is er gedurende de vier dagen van het festival live-muziek, met name cover-bands. Het zijn allemaal artiesten uit eigen land en het liefst zoveel mogelijk artiesten uit Tilburg zelf. Op 13 t/m 16 mei 2005 werd dit festival voor de 10e keer georganiseerd. Ik heb met haar een gesprek op haar kantoor in Zaltbommel. Ik leg haar het schema uit vraag 2 van de enquête voor en vraag haar dit in te vullen. Aangezien ze het schema liever na het gesprek op haar gemak in vult spreek ik met haar af dat ze het invult en het mij per post doet toekomen. Het festival is ooit begonnen als een slinger door de binnenstad op verschillende pleinen en door de straten. Aangezien de verschillende locaties relatief ver uit elkaar lagen merkte men dat het logistiek heel lastig was om entertainment te verzorgen. Als er op het ene podium een band aan het spelen was, stond er op het andere podium niets omdat dat kosten technisch gezien niet haalbaar was. Daardoor is besloten het festival terug te brengen tot een intiemer feest op het Heuvelplein. De deelnemende horeca bedrijven verdienen niet veel aan een festival als Hapstap maar het is meer een presentatie van hun restaurant om zo tevens hun restaurant goed op de kaart te zetten. Dit jaar had de gemeente aan de organisatie gevraagd om eens te kijken of het festival kon plaatsvinden op een andere locatie omdat het de 10e editie was. De gemeente zou het namelijk prettig vinden als er wat meer zou gebeuren richting Tilburg west, De Reeshof is een belangrijke grote wijk waar te weinig gebeurt. De universiteitstuinen liggen net tussen het centrum en de Reeshof in. Hierdoor waren er wel een aantal onvoorziene zaken. Ten eerste bleken in de universiteitstuinen veel te weinig facilitaire voorzieningen te zijn. Aangezien de universiteitstuinen een stuk groter zijn dan het Heuvelplein, kwamen er een aantal zaken om de hoek kijken. Waar moest het podium staan, had iedereen dan profijt van de muziek, hoe zit de akoestiek dan in elkaar? Hoe zit het met het geluid als het heel hard waait? Uiteindelijk hadden ze een goed plan klaar en zijn daarmee naar de deelnemers gegaan, zij gaven echter te kennen de binnenstad niet uit te willen en niet mee te zullen doen als de nieuwe locatie een feit zou worden. Het was logistiek namelijk veel meer werk voor de deelnemers. Eerder hadden ze hun tent voor hun eigen restaurant staan en als er iets aangevuld moest worden, konden ze dit direct pakken. Nu de deelnemers niet mee wilden naar de universiteitstuinen is het festival kleinschalig gebleven op het Heuvelplein maar wel op een hoger niveau. Wat haar betreft zijn de commissies te groot. Tijdens de laatste commissievergadering hebben ze dat meegemaakt met de commissie entertainment. Doordat zij heel veel moeten organiseren en de groep heel groot is en iedereen zijn zegje wil doen, kwamen ze bijna niet meer tot het overleg. De commissie werd daarnaast nog uitgebreid met studenten van de PABO die de kinderdag gedurende het festival organiseren. Omdat zij zo veel moeten
organiseren is het wel noodzakelijk dat ze erbij zijn tijdens het evenement maar niet meer allemaal tijdens de vergadering. Per commissie zouden er volgens haar 3 personen bij de vergaderingen aanwezig moeten zijn en de rest van de leden van die commissies moeten alleen hand en spandiensten verrichten. Ze vindt de commissies op zich niet te groot, ze zou alleen niet alle commissieleden bij de vergadering willen hebben. Daarnaast blijkt het vinden van sponsoren heel erg lastig. Knelpunten op het gebied van geluidsoverlast zijn er niet. Ze meten zelf het aantal decibellen en de gemeente komt dit ook nog meten. Ook knelpunten op het gebied van milieu, zwerfvuil e.d. zijn er niet. Alle bewoners van de binnenstad waar het festival plaats vindt, krijgen een paar maanden van te voren informatie over het feit dat er gestart wordt met de organisatie van het evenement. Een maand van te voren krijgen ze een brief wanneer en waar het festival precies gaat plaats vinden en wat voor entertainment er is. Op de openingsavond worden alle bewoners uitgenodigd waar er iets leuks voor hen wordt georganiseerd omdat ze er toch 4 dagen mee te maken hebben dat er tot ’s avonds twaalf uur muziek is. Dit jaar zijn er helemaal geen klachten geweest van bewoners maar het is wel eens geweest dat er klachten kwamen over het geluid en de rommel die er na het festival nog in de binnenstad lag. Een brancheorganisatie zou wellicht nodig kunnen zijn als het Hapstap festival in de toekomst uit gaat breiden. Ze zou zo niet weten wie ze op dat moment nodig zouden hebben, omdat ze het nooit nodig hebben gehad. Mochten er in de toekomst knelpunten zijn zou ze niet weten of er een organisatie is waarbij ze aan kunnen kloppen. Ze zou in eerste instantie met het probleem bij de gemeente aankloppen. De communicatie naar bewoners elders in Tilburg om hen op de hoogte te stellen van het festival geschied via huis-aan-huis bladen. Ook het dagblad heeft veel geschreven over het evenement. Zeker toen ze erachter kwamen dat er plannen waren voor de verplaatsing van het festival naar de universiteitstuinen. Dit is in het verkeerde keelgat geschoten bij de deelnemers aangezien de krant er eerder van op de hoogte was dan de deelnemers. Er was heel veel onrust, terwijl de organisatie pas alleen de mogelijkheden aan het bekijken was hoe het eventueel geregeld zou kunnen worden voordat ze het aan de leden wilde presenteren. Vóór het festival is er één overleg met elke discipline zoals gemeente, brandweer en politie waarin alle punten omtrent veiligheid, milieu, geluidsoverlast e.d. worden afgewerkt. Het bestuur daarentegen overlegt heel veel. Bij deze overleggen is alleen het bestuur aanwezig. Het bestuur verdeelt wie er met welke discipline om de tafel gaat zitten en de uitkomsten van een dergelijk overleg worden in de bestuursvergadering besproken. Er zijn stappenplannen voor het voeren van die gesprekken, ieder bestuurslid heeft een commissie onder zich en die maakt stappenplannen voor wat op welk moment klaar moet zijn en wie er voor bepaalde zaken wanneer benaderd dient te worden.
Mw. van de Louw organiseert geen evenementen in andere steden, ze wordt hier wel voor benaderd maar heeft er geen tijd voor aangezien ze het organiseren op vrijwillige basis doet naast haar dagelijkse baan bij de Toren. De tijd die ze kwijt is aan de organisatie van Hapstap, is vanaf augustus t/m januari een keer per maand bestuursvergadering en daarna om de week. De vergaderingen vinden plaats op een vaste lokatie in Tilburg in het centrum en duren van 18.00 tot ongeveer 22.00. Voor de vergaderingen bestaat een vaste agenda, vóór de vergadering wordt deze agenda naar alle commissieleden verstuurd en hebben zij de mogelijkheid om te reageren met zaken die zij graag besproken willen hebben. In de bestuursvergaderingen worden de punten die de commissies insturen besproken en de antwoorden daarop worden via verslagen weer aan de commissies teruggekoppeld. Eén keer in de drie maanden worden de commissieleden voor een vergadering uitgenodigd. Alle partijen, gemeente, organisator, politie, brandweer etc., hebben verschillende belangen, maar er zijn nooit problemen geweest bij het op elkaar afstemmen en afspraken maken tussen de diverse partijen. Ze hebben altijd goede afspraken kunnen maken en in de praktijk gebeurde ook altijd wat er van tevoren was afgesproken. De juridische kant, zoals onder andere de belasting van artiesten, die komt kijken bij de organisatie van een evenementen is een complex verhaal, maar in het bestuur van Hapstap zit de manager entertainment die zelf jurist is en dus expert is op dat gebied. Het bestuur bestaat uit vijf personen. Een persoon doet het entertainment, hij is jurist bij de overheid. De secretaris heeft een eigen accountantskantoor, de voorzitter is verkoopleider bij een koffieleverancier, de sponsoring wordt geregeld door een accountmanager, pr wordt door mw. van de Louw zelf gedaan. De taken die zij zelf tijdens de organisatie van Hapstap doet waarbij ze de ervaring uit haar werk kan gebruiken zijn het maken van persberichten die naar radio en tv gaan, afspraken maken met regionale omroepen, interviews afgeven. Maar ook hele creatieve dingen zoals posters en flyers maken. Er zijn vier commissies, dit zijn de pr-commissie (1), de sponsorcommissie, de entertainmentcommissie, de technische commissie (3). Dit jaar waren er ongeveer 60 vrijwilligers werkzaam tijdens het Hapstap festival, dit omvat zowel de vrijwilligers die helpen tijdens het evenement als de commissieleden. De verzekering van deze vrijwilligers wordt betaald met subsidiegelden. De extra vrijwilligers die tijdens Hapstap helpen zijn voor het overgrote deel studenten. Verder zijn het ook veel oudere mensen die iets om handen willen hebben. Voor de verzekering van vrijwilligers worden subsidiegelden gebruikt. Veel van de deelnemende horecagelegenheden zijn aangesloten bij de horecavereniging, vanuit deze vereniging zit niemand in het bestuur maar er wordt wel geregeld iemand van die vereniging uitgenodigd om hen op de hoogte te stellen van hoe de zaken ervoor staan. De vereniging heeft zelf eens per twee maanden een vergadering en daarin wordt doorgegeven wat er tijdens vergaderingen met het bestuur van Hapstap besproken is. Deze vereniging is het aanspreekpunt voor de deelnemende horecagelegenheden. Alle deelnemers worden ook een keer uitgenodigd voor een bijeenkomst zodat het bestuur van Hapstap haar plannen kan presenteren en de deelnemers de gelegenheid te geven daar op te reageren.
Ze heeft geen idee met welke organisatie de NHTV een samenwerking aan zou kunnen gaan. Om een organisatie op te zetten zou ze zeker iemand met kennis van zaken over de wat complexere zaken als verloning van artiesten e.d. inhuren om het mee op te zetten zodat het vervolgens moeten de studenten dat overnemen. Ik haal een opmerking aan uit andere gesprekken: Voordat studenten goed en wel zijn ingewerkt zijn ze weer weg. Hoe kijkt u daar tegenaan? Daar kan mw. van de Louw zich wel iets bij voorstellen. Want het stukje expertise dat studenten hebben opgebouwd gaat weer weg. Er zal dus goed gekeken moeten worden hoe dat te ondervangen is. De kennis die studenten opdoen dient opgeslagen te worden in een vakbibliotheek. Hierdoor gaat opgedane kennis niet verloren. Voor de complexere zaken zou een expert in de arm genomen kunnen worden, bijvoorbeeld een jurist, waarbij de studenten aan kunnen kloppen op het moment dat de studenten iets niet weten. Want het is zo dat bijvoorbeeld het belastingverhaal heel vaak veranderd. Je kunt er dus voor komen te staan dat je het ene jaar totaal andere spelregels zijn dan het jaar daarop. Dus het is wel heel handig om iemand achter de hand te hebben die daar vanuit zijn beroep mee te maken heeft. Van de andere kant is het zo dat leden ook zelf contact met deze expert op kunnen nemen. Er moet dus een duidelijke toegevoegde waarde zijn om lid te zijn. Als een organisator voor alle dingen waar hij tegenaan loopt zelf moet bellen kost hem dat enorm veel tijd, dus is het de vraag wat er zwaarder weegt, wat zou voor u zwaarder wegen? Mw. Van de Louw zou, voor de totale voortgang van een project, liever zelf alle instanties benaderen zonder dat er een schakel tussen zit waardoor ruis kan ontstaan. Over een redelijk bedrag voor de contributie heeft ze geen idee. Ook weet ze niet of het nodig is om een landelijke wet- en regelgeving op het gebied van arbo e.d. te ontwikkelen. Conclusies •
Het festival werd eerder, gelet op het budget voor entertainment, op te veel locaties tegelijk gehouden.
•
Eventuele verhuizing naar een andere locatie nam de volgende problemen met zich mee: o Er waren te weinig facilitaire voorzieningen o Waar moest het podium staan i.v.m. de akoestiek o Deelnemers wilden niet meedoen
•
Knelpunten: o Sommige commissies zijn te groot om alle leden aan de vergaderingen te laten deelnemen. o Het vinden van sponsoren is erg lastig.
•
Communicatie naar bewoners van Tilburg geschied per post, via dagbladen en via huis-aan-huis krantjes.
•
Er is één overleg per discipline (gemeente, brandweer,politie) voorafgaand aan het festival.
•
Het bestuur vergadert van augustus t/m januari 1 keer per maand en vanaf januari eens per twee weken.
•
De commissieleden worden 1 keer in de drie maanden uitgenodigd voor een vergadering.
•
Veel deelnemende horecagelegenheden zijn aangesloten bij de horecavereniging.
•
Hoe ziet mw. van de Louw het?: o De kennis die studenten op doen dient te worden opgeslagen in een vakbibliotheek o Voor complexere zaken dient een expert in de arm genomen te worden. (bijv. een jurist) o Mw. van de Louw zal bij vragen zelf instanties benaderen om navraag te doen en dit niet aan een brancheorganisatie vragen.
Overall conclusie Mw. van de Louw heeft zelf geen behoefte aan een brancheorganisatie aangezien ze met de organisatie van het Hapstap festival nog nooit op zaken zijn gestuit die ze zelf niet op konden lossen. De toegevoegde waarde van een brancheorganisatie kan gehaald worden uit het behartigen van de belangen van de leden.
Bijlage 11 Uitwerking gesprek Dhr. Derkx 03-06-2005 Allereerst vult dhr Derkx het schema met de eventueel te bieden diensten uit de enquête in. Hij vindt in elk geval dat alle geboden diensten alleen voor leden toegankelijk moeten zijn. Wat hij nog als aanvulling geeft is juridische bijstand, wat hij zeer belangrijk vindt. Naast organisatoren zouden ook gemeenten lid moeten kunnen worden. Overheidsinstanties als politie, brandweer en GHOR zouden verplicht moeten worden om lid te worden. De organisatie zou in elk geval twee maal per jaar een seminar of studiedag moeten hebben waarin telkens een thema centraal staat. Hij zou de deelname aan die seminars ook verplicht willen stellen door deelname bijvoorbeeld op te nemen in de voorwaarden voor subsidie. Hij vindt dat de regelgeving te ver wordt doorgetrokken. Als er zich een calamiteit voor doet of er een discussie ontstaat worden er daarna regels opgesteld die te ver doorgevoerd worden. Als voorbeeld noemt hij de discussie die nu gaande is over het verbieden van roken op festivals. Er bestaat een overleg kleine poppodia. Dit is een overleg van de koepelorganisatie Nederlandse popstichting. Deze koepelorganisatie informeert haar leden over veranderingen in de belastingregelingen ten aanzien van artiesten. Zij overleggen met de staatssecretaris, zetten zogezegd een lobby op. Zoals nu over het roken op festivals. Zij richten zich voornamelijk op de poppodia die binnen staan, dat is hun corebusiness, daarnaast doen zij de festivals erbij. Brancheorganisaties voor de vrij toegankelijke publieksevenementen zijn er volgens dhr Derkx niet. Hij zou ook niet weten bij welke vereniging wij eventueel aansluiting zouden kunnen vinden. Hij denkt wel dat het verstandig is om aan te sluiten bij een bestaande organisatie maar hij kan er geen opnoemen. Volgens hem is de festivalmarkt een typische verdringingsmarkt. Bezoekers kunnen het geld maar een keer uitgeven en dus proberen festivalorganisatoren elkaar van de kaart te duwen. Een brancheorganisatie kan ervoor zorgen dat organisatoren gegevens over programma en data ter beschikking stellen zodat bijvoorbeeld voorkomen kan worden dat een artiest de ene week voor 30 euro per kaartje in de ene plaats in Noord Limburg staat en de week erna op een vrijtoegankelijk evenement daar in de buurt. Aan iets dergelijks is volgens hem wel behoefte bij de organisatoren maar is nooit opgezet aangezien een organisatie vaak bestaat uit vrijwilligers en iets dergelijks op zetten is enorm tijdrovend. Daarnaast is het zo dat organisatoren wat angstig zijn om deze informatie prijs te geven, ze willen graag hun eigen veldje afzetten. Op de vraag waarom hij denkt dat organisatoren naar seminars zouden gaan aangezien dit tevens tijd en geld kost en zij organiseren op vrijwillige basis, antwoord dhr Derkx: Bij veel gesubsidieerde festivals stelt de subsidiënt als voorwaarde dat degene die het festival uitvoert zich tevens bezighoudt met de professionalisering van zijn organisatie. Dat is ook regulerend vanuit de subsidie. Hij kan zich heel goed voorstellen dat de overheid erg blij is met een brancheorganisatie als deze aangezien zij dan ook van een probleem af zijn. Er is dan een goede overlegstructuur én een koepelorganisatie voor al die organisaties waarmee zij nu afzonderlijk contact hebben.
De problemen die spelen zijn landelijk hetzelfde. Subsidiering, veiligheid, belasting, publieksbereik, marketing. Hij denkt dat er veel wet- en regelgevingen op deze gebieden landelijk toe te passen zijn, te denken valt aan bijvoorbeeld het aantal toiletten of EHBOposten per 100 bezoekers. Waar je als organisatie voor op moet passen dat je de betrokkenheid van de vrijwilligers niet kwijt raakt. Eerdere generaties bleven bijvoorbeeld 40 jaar lang dezelfde voetbalclub trouw. Tegenwoordig switchen vrijwilligers nogal veel. Ook vernieuwend blijven is wel eens een probleem. Om dit te ondervangen wordt getracht elk jaar nieuwe mensen aan te trekken voor de verschillende commissies om zo telkens een frisse wind door de organisatie te laten waaien. Problemen of knelpunten bij het aanvragen of verkrijgen van vergunningen of subsidies hebben ze niet. Hij denkt dat dit het gevolg is van zijn directe manier van communiceren. Hij denkt dat 500 à 1000 euro per jaar een redelijk bedrag aan contributie is en is ook bereid dit te betalen. Naast de organisatie van het zomerparkfeest organiseert hij geen andere festivals. Hij is voorzitter en dat brengt erg veel taken met zich mee.
Een overleg zou 2 maal per jaar moeten plaatsvinden en daar zouden alle leden bij aanwezig moeten kunnen zijn. Conclusies • Naast organisatoren zouden ook gemeenten lid moeten kunnen worden. Overheidsinstanties als politie, brandweer en GHOR zouden verplicht moeten worden om lid te worden. •
De organisatie zou in elk geval twee maal per jaar een seminar of studiedag moeten hebben waarin telkens een thema centraal staat. Hij zou de deelname aan die seminars ook verplicht willen stellen door deelname bijvoorbeeld op te nemen in de voorwaarden voor subsidie.
•
Hij vindt dat de regelgeving te ver wordt doorgetrokken. Als er zich een calamiteit voor doet of er een discussie ontstaat worden er daarna regels opgesteld die te ver doorgevoerd worden.
•
Volgens hem is de festivalmarkt een typische verdringingsmarkt. Bezoekers kunnen het geld maar een keer uitgeven en dus proberen festivalorganisatoren elkaar van de kaart te duwen.
•
Een brancheorganisatie moet organisatoren verplichten gegevens over programma en data ter beschikking stellen zodat een artiest niet de ene week voor 30 euro per kaartje optreedt en de week erna op een vrijtoegankelijk evenement in de buurt. Aan iets dergelijks is volgens hem wel behoefte bij de organisatoren maar is nooit opgezet aangezien een organisatie vaak bestaat uit vrijwilligers en iets dergelijks op zetten is
enorm tijdrovend. Daarnaast is het zo dat organisatoren wat angstig zijn om deze informatie prijs te geven, ze willen graag hun eigen veldje afzetten. •
De overheid zal erg blij zijn als er een brancheorganisatie wordt opgezet. Er is dan een goede overlegstructuur én een koepelorganisatie voor al die organisaties waarmee de overheid nu afzonderlijk contact heeft.
•
Problemen die spelen zijn landelijk dezelfde: o Subsidiëring o Veiligheid o Belasting o Publieksbereik o Marketing o Behoud betrokkenheid vrijwilligers o Vernieuwend blijven
•
Veel wet- en regelgeving op bovenstaande gebieden zijn landelijk toe te passen.
Bijlage 12 Uitwerking gesprek Dhr. R. Kompier, 07-06-2005 Dhr. Kompier is directeur van Roland Kompier Produkties. Zij organiseren diverse Jazzfestivals in onder andere Eindhoven en Helmond. Tevens zijn zij al 10 jaar de organisatie achter het Jazzfestival in Breda. Ik heb met hem een gesprek op zijn kantoor in Eindhoven. Ik leg hem nogmaals uit wat mijn opdracht inhoudt en waar het gesprek over zal gaan. Allereerst leg ik hem het schema van vraag 2 uit de enquête voor en vraag hem dit in te vullen. Belangenbehartiging en vraagbaak zijn duidelijk, een brancheorganisatie bestaat om de belangen van de leden te behartigen. Een vakbibliotheek zou Ronald Kompier produkties niet nodig hebben aangezien zij zelf allerlei boeken kopen. Een telefonisch spreekuur lijkt hem wat overdreven en daarnaast ook erg duur. Volgens dhr. Kompier dient er dus wel goed gekeken te worden welke organisaties lid kunnen worden aangezien organisaties die heel veel festivals organiseren al heel veel weten en daarmee zijn de vragen die zulke organisatoren stellen behoorlijk ingewikkeld. Als er een buurtvereniging komt die een wijkfeest wil organiseren bellen zij ook naar de brancheorganisatie. Dat heeft dhr. Kompier liever niet als hij ook lid is aangezien het secretariaat in de tijd dat zij vragen van de onervaren organisator beantwoorden ook serieuzere dingen kunnen doen die voor hem nuttig zijn. Er kan ook een organisatie opgericht worden die zich richt op beginnende organisatoren maar dan wordt dhr. Kompier er geen lid van. Het is tegenwoordig zó in de evenementenbranche dat je het niet meer door amateurs kunt laten organiseren want je komt van alles tegen. Er zijn ook steeds meer evenementen die gebruik maken van gespecialiseerde bureaus. Niet alleen ten aanzien van belasting van artiesten maar ook van de ervaring die je hebt met gemeenten en dergelijke. Daarom zijn er ook steeds meer kleine evenementenorganisaties die ermee ophouden omdat ze zó veel aan hun hoofd krijgen dat ze het niet meer kunnen behappen. Als je je als brancheorganisatie ook op die groep organisatoren wil richten zou je de brancheorganisatie op moeten delen in twee afdelingen, een afdeling voor beginners en een afdeling voor gevorderden. Als er geen tweedeling is zou voor hem één van de voorwaarden om een organisator toe te laten tot de brancheorganisatie moeten zijn dat die een paar jaar aantoonbare ervaring heeft in het organiseren van evenementen. In een brancheorganisatie die hij voor ogen heeft zit in elk geval een advocaat, een fiscaal deskundige en mensen die in de artiestenbranche gewerkt hebben. Op dit moment is het namelijk zo dat wanneer een artiest wil weten hoe het met de kleine artiesten regeling zit en hij belt naar de belastingtelefoon, dan weten ze het daar ook niet. Dhr. Kompier belt er zelf nooit naar toe aangezien ze daar veel minder weten dan de organisatoren zelf. Voorbeeldnota's op het gebied van evenementenbeleid van andere gemeenten vindt dhr. Kompier eigenlijk onbelangrijk aangezien het vaak welles-nietes discussies oplevert omdat bepaalde zaken in de ene gemeente toegestaan zijn en in de andere niet. Natuurlijk zou een organisator wel moeten weten hoe het in verschillende gemeenten geregeld is.
Er moeten richtlijnen op landelijk niveau voor zijn waar organisatoren uit kunnen putten, zodat een organisator naar de brancheorganisatie kan bellen om te vragen of een gemeente volgens de richtlijnen handelt Over het aanbieden van congressen en seminars zegt dhr. Kompier dat hij denkt dat organisatoren regelmatig bij elkaar moeten komen om allerlei ideeën en zaken die ze hebben meegemaakt te delen zodat ze elkaar daarin kunnen ondersteunen. Voor het publiceren van trends en ontwikkelingen op evenementengebied zou een maandelijks of tweemaandelijks tijdschrift of nieuwsbulletin uitgegeven kunnen worden waar allerlei nieuws en wetenswaardigheden in staan. Een brancheorganisatie zou de informatie die belangrijk is voor de evenementenorganisator bij elkaar moeten zoeken uit de vele boekjes en tijdschriften die uitgegeven worden. Op dit moment zijn er wel boekjes maar die zijn gevuld met drie kwartier leesplezier en een kwartier serieuze zaken, maar die drie kwartier is hij wel kwijt aangezien hij het toch leest voor het geval dat er iets interessants tussen staat. Ook wordt er door belastingadviseurs een folder uitgebracht en daarop kun je je abonneren. Dan krijg je maandelijks een aanvulling en daar betaal je per pagina een bepaald bedrag voor bij. De helft daarvan kan dhr. Kompier weggooien omdat het niet op hem van toepassing is. Een brancheorganisatie zou al die belastingpapieren kunnen verzamelen en die tips met elkaar vergelijken, de beste tips eruit halen en die in een dergelijk tijdschrift of bulletin zetten. De invalpool van arbeidskrachten is voor een organisator ook interessant. Het moeten wel algemene krachten zijn die hand en spandiensten kunnen verrichten tijdens het evenement. De beste evenementenfoto moet aan de pers overgelaten worden. Ontwikkelen van een website moet wel gebeuren maar dan zou die wel intern gehouden moeten worden, alleen voor leden. Voordat hij lid wordt en kan bepalen wat hij aan contributie zou willen betalen dienen er nog meer diensten geboden te worden. Hij vult de lijst aan met sponsoring, dat is heel belangrijk. De laatste jaren hebben veel festivals last van teruglopende sponsorinkomsten. Dat is niet alleen door de economie, dhr. Kompier heeft het idee dat de economie een beetje als dekking wordt gebruikt voor het niet willen betalen van sponsorgeld. Daar zou je als brancheorganisatie ook iets aan kunnen doen, maar daar zou de gemeente ook iets aan kunnen doen. De gemeente kan tegen nieuwe bedrijven die in de stad komen zeggen: Je hebt die grond voor een bepaalde prijs, maar er wordt wel verwacht dat jullie deelnemen aan het sociale leven in onze stad, er in elk geval een bijdrage aan leveren. Bijvoorbeeld door overeen te komen dat het bedrijf zijn parkeerterrein gratis ter beschikking stelt. Een brancheorganisatie zou ook adviezen moeten geven over sponsoring en de richtlijnen die daarvoor zijn. Er zijn weinig richtlijnen, sponsoring is meestal een kwestie van gunnen. Maar hoe meer sponsoring, des te groter en beter kan het programma zijn. Dat heeft indirect ook weer invloed op de inkomsten van de organisator want dhr. Kompier krijgt meestal een percentage van het budget dat er is voor de programmering. Juridische bijstand zou ook door de brancheorganisatie geboden moeten worden aangezien een organisator al aansprakelijk wordt gesteld als er een bezoeker over een paal struikelt. Ook al is die paal door de gemeente geplaatst. Ook voorlichting op het gebied van belasting ten aanzien van artiesten zou heel belangrijk zijn want dat verandert ongeveer elke maand. De belastingdienst zelf doet er geen voorlichting over, ze sturen wel een briefje maar dat is heel onduidelijk en je moet zelf maar een boek kopen waar het toevallig in staat. Er zijn gelukkig een paar mensen die zich erin gespecialiseerd hebben. Allarts.nl is van dhr. Molenaar, hij heeft een belastingadvieskantoor
in Rotterdam voor artiesten, evenementenbureaus, artiestenboekingskantoren etc. en daar valt dhr. Kompier altijd op terug. Als een brancheorganisatie dat zou kunnen doen, zou dat fijn zijn want dat is een groot probleem. De VECTA (Vereniging van organisatoren van Evenementen, Concert en Theater Activiteiten) adviseert leden ook over allerlei belastingzaken, adviseert leden over BUMA en dat soort zaken. De problemen die organisatoren vaak tegen komen liggen veel dieper, de zaken in het schema gaan een stap verder. De hele problematiek van de vergunningverlening van de gemeente, van wat mag een gemeente nou wel en niet verbieden, de landelijke regels, gelden die ook voor gemeenten of kun je daar uitzonderingen op maken. Dat is heel belangrijk voor een brancheorganisatie. Hij denkt dat de NHTV zich niet aan kan sluiten bij of samen te werken met de VECTA aangezien de VECTA betaald wordt door haar leden en mede opgericht is om concurrentie buiten de deur te houden. Zoals eerder aangegeven kan dhr. Kompier niet precies zeggen wat hij een redelijk bedrag aan contributie zou vinden. Ik vertel hem dat wanneer er een brancheorganisatie opgezet zou worden, dat het secretariaat gehuisvest zou worden op de NHTV en bemand zou worden door studenten die dat een à twee jaar doen. Uiteraard is er een docent begeleider die de supervisie heeft. Bij dat secretariaat kunnen leden vragen deponeren die ofwel direct ofwel binnen een paar dagen beantwoord worden. Volgens dhr. Kompier werkt dat niet aangezien een student na twee jaar pas ervaring heeft opgebouwd en dan weer weg gaat. Je kunt als student nooit op alle vragen antwoord geven en dus gaat deze zich dan beperken tot de wijkvereniging die een braderie wil organiseren. Het zou wel werken wanneer er een clubje beroepsmensen is vanuit bepaalde disciplines, zoals een belasting deskundige en een advocaat, dat aangevuld kan worden met studenten. Maar niet met alleen studenten en een docent want die docent gaat om vijf uur ook naar huis en die heeft meer dingen te doen. Of het kostentechnisch haalbaar is moet bekeken worden aan de hand van de kosten voor deze professionele mensen. Stel dat een goede boekhouder 60 euro per uur kost en een organisator 10 uur gebruik maakt van zijn diensten, dat zou 600 euro zijn. Je moet in elk geval de kosten van deze mensen dekken. Aan de hand daarvan kún je een berekening maken. Terug komend op een organisatie gerund door alleen studenten, dat werkt niet omdat vooral de continuïteit van kennis dan niet gewaarborgd is. Hij is er sowieso voor dat er een brancheorganisatie komt. Hij denkt wel dat er een bestuur achter zou moeten zitten van mensen die in de organisaties zelf zitten. Die houden dan weer toezicht op de mensen die in dienst zijn van de brancheorganisatie, die de zaak runnen. En dat kan ondersteund worden met stagiaires maar wel lange termijn stagiaires, niet dat ze na een paar maanden weer weg zijn. Je zou stagiaires met een aantal dingen bezig kunnen laten zijn. Als ze een jaar lang een paar uur per week de brancheorganisatie zouden kunnen ondersteunen, dan zou die student tussendoor een half jaar stage kunnen lopen bij een festival en een half jaar bij bijzondere wetten van de gemeente omdat de stagiaire van beide partijen kan leren. Dhr. Kompier denkt dat als een stagiaire bij beide partijen een half jaar stage loopt dat hij/zij deze partijen naderhand in de praktijk goed bij elkaar kan brengen. Een ander probleem zijn de landelijke richtlijnen met betrekking tot het bouwen van podia en dergelijke. De ene gemeente is daarin veel strenger dan de andere gemeente. Dat is niet erg, richtlijnen zijn er niet voor niets, maar een instantie als brandweer, politie, bouw- en
woningtoezicht, die moeten wel weten waar ze mee bezig zijn. Er zijn wel richtlijnen maar daar kun je alle kanten mee op. Als er ergens een waarschuwing op staat kan de brandweer zeggen: we nemen het risico niet en dan gaat het evenement niet door. In sommige gebieden wordt dat zwaar overdreven, dusdanig dat zowel de organisator als de artiest en het publiek als ook de gemeente zelf het niet snapt. En dat is het probleem aangezien er tegenwoordig in elke stad een evenementenoverleg is waar tien instanties, onder andere de GGD, de bijzondere wetten, bouw- en woningtoezicht, politie, brandweer en iemand van milieu bij zitten. Die instanties moeten samenwerken maar zijn het geregeld niet met elkaar eens en dat komt omdat de landelijke richtlijnen niet duidelijk genoeg zijn. Een brancheorganisatie zou de evenementenbureaus kunnen adviseren door aan te geven hoe de richtlijnen zijn en hoe ze geïnterpreteerd kunnen worden. En niet zoals de gemeenten het doen, de gemeenten mogen zo ver gaan en als ze daaroverheen gaan kun je als evenementenorganisator zeggen dat je het er niet mee eens bent omdat de richtlijnen anders zijn. Maar organisatoren hebben geen tijd om alle richtlijnen te lezen. Lonneke: Maar als de gemeente de richtlijnen anders interpreteert krijg je een welles-nietes spelletje en kom je er uiteindelijk nog niet uit. Dhr. Kompier haalt een voorbeeld aan waarbij een tent voorafgaand aan het jazzfestival te Breda gekeurd moest worden op brandveiligheid. De brandweerman hield een aansteker gedurende 30 seconden tegen het tentzeil aan, dat vloog in brand en dus keurde de brandweer het af. In de richtlijnen staat dat de brandweerman de aansteker 20 cm van het zeil af had moeten houden want zoals het nu was gegaan was het brandstichting. Dhr. Kompier wist op dat moment ook niet hoe het precies zat en op zo'n moment zou hij het heel fijn vinden als er een brancheorganisatie is die hij kan bellen en die hem precies vertelt hoe het zit. Hij denkt tevens dat er dan ook heel veel mensen lid zouden worden van een dergelijke brancheorganisatie. Het evenementenoverleg wordt georganiseerd door de gemeente. De deelnemende instanties komen bij elkaar om alle vergunningaanvragen te bespreken. Soms wordt de organisator van het evenement ook uitgenodigd, dat hangt ervan af hoe groot en hoe belangrijk het evenement voor de stad is. Als organisator van het jazzfestival wordt hij geregeld uitgenodigd om direct met de instanties te overleggen. Daarnaast is er nog het intern evenementenoverleg, daar wordt je als organisator voor uitgenodigd, daar kun je je zelf niet voor aanmelden. Dat overleg wordt georganiseerd door de vvv in Breda, de organisatoren van de 10 of 15 grootste evenementen van Breda worden daarvoor om het half jaar uitgenodigd. Tijdens dat overleg kunnen de organisatoren elkaar tips geven en dergelijke. Dan is er nog een evenementenfonds, waar een sponsor 1000,- euro aan kan spenderen en dat geld wordt door de vvv over de deelnemende evenementen verdeeld. Er wordt dan gemeenschappelijk besloten waaraan dat geld wordt gespendeerd, publiciteit, spotjes op tv of iets dergelijks. Verder heeft dhr. Kompier als jazzfestival Breda geen overleg met andere instanties of met andere festivalorganisatoren. Wat hij wel doet is het bestuur van Breda uitnodigen bij de opening van het jazzfestival in Eindhoven om ze kennis te laten maken met hoe het in Eindhoven gaat. Het is belangrijk om dingen van elkaar te zien en te leren. In Helmond en Eindhoven vinden geen overleggen plaats zoals in Breda. In Helmond is het sowieso anders aangezien de evenementencoördinator van de gemeente als adviseur in het bestuur van het jazzfestival zit. Hij hoeft daar geen vergunning aan te vragen, want die is er al en dat is een zeer gunstige situatie. Dit kan niet in alle gemeenten aangezien zo iemand dan overwerkt raakt. In Helmond kan dit wel aangezien het een middelgrote stad is.
Als de gemeenschap in een dorp of stad achter het evenement staat is het evenement het gemakkelijkste te organiseren aangezien de gemeente er dan ook achter staat. Want de gemeente is meestal weer afhankelijk van de grote bedrijven voor allerlei activiteiten die moeten gebeuren. En als de gemeente of de politiek een probleem heeft met het zakenleven in een bepaald dorp, dan is er een probleem, want het zakenleven wint altijd. In Breda organiseert Roland Kompier produkties samen met de gemeente het jazzfestival. Als er problemen zijn komen ze er samen wel uit. Maar er zijn heel veel gemeenten waarbij het een soort kat en muis spel is, hoe ver kan ik gaan naar elkaar toe. Dat is niet goed, dan werk je niet meer samen. Dan krijg je snel situaties waarin de organisator denkt, ow die lui van bijzondere wetten weer, het zal wel weer afgekeurd worden. De richtlijnen zouden per gemeente bekeken moeten worden. Als voorbeeld haalt dhr. Kompier aan dat er in de landelijke richtlijnen staat dat wanneer er bijvoorbeeld een evenement plaatsvindt voor 200.000 bezoekers op 20 pleinen, er ook 20 first responders moeten zijn. Een first responder is een ziekenwagen die op een centraal punt moeten staan waar veel doden of gewonden kunnen vallen. Als deze situatie voor Breda bekeken wordt is het krom aangezien een ziekenwagen die vanuit het ziekenhuis komt veel sneller ter plaatse kan zijn dan een ziekenwagen die eerst om de hele binnenstad heen moet rijden. De gemeente Breda geeft de organisator daar gelijk in maar kan niet om de Nederlandse richtlijnen heen. Een brancheorganisatie zou in een lobby richting de overheid moeten pleiten voor het vrijgeven van die richtlijnen en het aan de deskundigheid van een stad over moeten laten. Wat wel een probleem is met de gemeente Breda, in die tien jaar dat Ronald Kompier produkties nu het jazzfestival in Breda organiseert hebben ze al 5 evenementencoördinatoren meegemaakt. Er zou een één-loket principe komen waar de organisator met alle vragen naar toe kan. Bij het evenementenoverleg zitten minimaal 10 organisaties en die hebben allemaal hun eigen belang. En onderling gaat dat ook wel mis, want degene van milieu zegt dat het podium niet op een bepaalde plaats mag staan omdat er dan te veel zwerfvuil onder komt. De brandweerman op zijn beurt zegt dat het podium niet te dicht bij de kerk mag staan, want als er brand komt, gaat de kerk in vlammen op. Om daar een middenweg in te vinden zou de éénloket functie er komen, één evenementencoördinator die met de diverse disciplines van de overheid overlegt, en dan met een antwoord naar de organisator komt. Die vertelt precies hoe het in elkaar zit. Maar dat werkt niet. Dat hebben ze geprobeerd maar het is niet te behappen, zeker niet als er 15 of 20 festivals in de gemeente zijn die allerlei verschillende belangen hebben. Het werkt gewoon niet. In veel steden die een evenementenbureau oprichten, dat is eigenlijk een veredelde evenementencoördinator die niet bij de gemeente werkt maar wel door de gemeente wordt betaald, draait het een aantal jaren en is het weer afgelopen. Daarnaast is het zo dat als er een evenementenbureau in een stad wordt neergezet en er zijn 4 of 5 evenementen die daar gebruik van maken, dan is dat gewoon te duur. Als er een brancheorganisatie zou komen moet dat het geweten en de kennisbak voor alléén organisatoren zijn en niet ook voor gemeenten. Omdat de gemeente de overheid is, die heeft de pet op en kan de zaak controleren. Die kan ook handelend optreden als het nodig is, als iemand vuil op straat gooit kan de gemeente diegene sommeren dat op te ruimen. Terwijl de organisator dat niet kan, die moet dat zelf opruimen want de gemeente verplicht hen het schoon te houden. Er zijn bij een evenement dus altijd twee instanties die het organiseren, de gemeente en de organisator. Het moeten ook twee partijen blijven want als deze twee partijen het op alle fronten altijd met elkaar eens zijn is er geen discussie en overleg meer en dat moet
er wel zijn. Want de controle op tenten en overkappingen en dergelijke moet er wel zijn voor de veiligheid van het publiek. Als er ook maar iets gebeurt tijdens een evenement, dan is de organisator op de eerste plaats aansprakelijk en het kost hem zijn evenement want als er een paar keer iets gebeurt, krijgt het evenement een slechte naam. De organisator moet ook zorgen dat er zo weinig mogelijk incidenten zijn, er moet geen politie aan te pas komen, er moet geen ruzie zijn, maar dat ligt ook aan het evenement. De richtlijnen die daarbij komen kijken met betrekking tot het aantal beveiligers per aantal bezoekers vindt dhr. Kompier niet van toepassing op jazzfestivals maar daarin heeft hij niet de beslissingsbevoegdheid. Je kunt als brancheorganisatie "onderhandelen" over inzet van politie of over extra beveiliging. Je zou de richtlijnen een keer uit moeten spitten om te kijken hoe ver je mag of moet gaan en dan kan zo'n brancheorganisatie ook weer richtlijnen aangeven. Het staat ook in de wet dat een gemeente nooit mag zeggen: als ik ergens een aansteker tegen aanhoudt en het gaat branden is het fout. Als dhr. Kompier had geweten dat de brandweerman fout handelde in zijn voorbeeld met het tentzeil, dan had hij er op dat moment wat van kunnen zeggen. Of de communicatie tussen de organisator en de gemeente goed verloopt hangt af van de stad. Het is eigenlijk het bestuur dat contact heeft met de gemeente, niet de organisator. Het bestuur blijft ten alle tijden verantwoordelijk. Het bestuur is ook opdrachtgever van de organisator. Roland Kompier Produkties wordt door het bestuur van het jazzfestival Breda ingehuurd. Bij besprekingen met de gemeente over vergunningen worden zij als organisator uitgenodigd omdat zij tijdens het festival ook de coördinator zijn, tenten neerzetten en vrijwilligers aansturen. Als een evenement belangrijk is voor een stad wordt de organisator met open armen ontvangen en verloopt de communicatie goed. Dan zal de gemeente ook zorgen dat de organisator zo veel mogelijk geld uit de subsidiepotten krijgt. Overleg met instanties die zich bezig houden met vergunningverlening is wat anders want die hebben zich aan bepaalde richtlijnen te houden. Meestal verloopt het gewoon soepel, want het is in het belang van de stad dat er evenementen zijn. Een jazzfestival is misschien een té mooi voorbeeld, want voor de politie is het geen probleem aangezien er nooit herrie of gerotzooi is. Ze hoeven minder mensen in te zetten dan op een normale zaterdagavond. Dat is wat anders dan een bikersdag want er is altijd wel iemand die te hard gaat met die motor of iemand die ruzie zoekt. Voor de brandweer is een jazzfestival ook geen probleem als de podia goed staan. In september wordt al begonnen met de voorbereidingen voor het jazzfestival in Breda. Overleggen met het bestuur over het programma, artiesten informeren, overleggen met de horeca en gemeentelijke instanties. Vanaf dat moment is dhr. Kompier toch wel 2 à 3 dagen per week in Breda om te vergaderen met de horeca, bedrijven en allerlei instanties. In de loop van augustus wordt er gekeken hoe de organisatie er uitziet voor het jaar erop, meestal is dat hetzelfde als het voorgaande jaar. Er wordt bekeken hoe de vrijwilligersorganisatie in elkaar gaat zitten. Het probleem is dat er geen vast kantoor is in Breda, er is wel een opslagruimte waar allerlei attributen en decorstukken opgeslagen liggen, daar werken en schilderen ze een paar keer per jaar. Dan zijn er in het traject naar het festival toe een aantal bijeenkomsten met de verschillende vrijwilligersgroepen. Er zijn floormanagers die bij het podium alles behandelen. Er zijn gastvrouwen, die doen onder andere relatiebeheer en kaartverkoop. Dan is er nog logistiek, die rijden met 8 à 10 busjes door de binnenstad om alle artiesten naar de diverse podia te brengen. In het gebouw van de KMA hebben ze tijdens het festival een aantal leslokalen waar de organisatie zit, alle 100 artiesten komen daar naartoe en van daaruit wordt alles gedirigeerd.
Dat is het zenuwcentrum van het festival. De artiesten worden van daaruit naar het podium gebracht, daar staat de portofooncentrale, er zijn tijdens het festival in totaal 40 portofoons in gebruik. Dat is de opzet van Breda Jazzfestival. Maar tussendoor is er geen kantoor in Breda waar studenten stage kunnen lopen, dat vindt dhr. Kompier erg jammer, hij zou graag een kantoor in Breda willen hebben aangezien het een echt Bredaas festival is. Conclusies: • Dhr. Kompier wil niet met onervaren organisatoren in dezelfde brancheorganisatie zitten aangezien zij onzinnige vragen stellen in de tijd dat het secretariaat ook bezig kan zijn met zaken die voor hem nuttig zijn. •
Een organisatie die alleen op studenten draait werkt niet aangezien zij niet de expertise hebben om de lastige vragen van de ervaren organisator te beantwoorden. Daarnaast gaat de student weer weg als hij net ervaring heeft opgebouwd en de continuïteit van de vergaarde kennis blijft niet gewaarborgd.
•
In de nieuwe brancheorganisatie zouden in elk geval een advocaat, een fiscaal deskundige en mensen die in de artiestenbranche werkzaam zijn geweest moeten zitten.
•
Een brancheorganisatie zou de informatie die belangrijk is voor de evenementenorganisator bij elkaar moeten zoeken uit de vele boekjes en tijdschriften die worden uitgegeven.
•
De brancheorganisatie zou de organisatoren moeten helpen om sponsoren te vinden.
•
Ook Juridische bijstand zou door de brancheorganisatie geboden moeten worden aangezien de organisator voor veel incidenten aansprakelijk wordt gesteld.
•
Voorlichting op het gebied van belastingen ten aanzien van artiesten want dat is heel complex en veranderd ongeveer elke maand.
•
Aansluiting bij de VECTA is volgens dhr. Kompier geen optie aangezien de VECTA betaald wordt door de leden en mede opgericht is om de concurrentie buiten de deur te houden.
•
Een probleem is dat de landelijke richtlijnen met betrekking tot het bouwen van podia en dergelijke op veel manieren geïnterpreteerd kunnen worden zodat het in elke gemeente weer anders is. Een brancheorganisatie zou adviezen moeten geven hoe de organisator daarmee om kan gaan en hoe de richtlijnen geïnterpreteerd kunnen worden.
•
Een brancheorganisatie zou in een lobby richting de overheid moeten pleiten voor het vrijgeven van de richtlijnen op het gebied van veiligheid zodat dit aan de deskundigheid van de stad overgelaten kan worden. Deze richtlijnen worden namelijk veel te ver doorgevoerd.
•
Een probleem met de gemeente Breda is dat Roland Kompier Produkties in de 10 jaar dat zij nu het Jazzfestival organiseren al vijf evenementencoördinatoren hebben
meegemaakt. Er zou een één-loket functie komen waar de organisator met alle vragen naar toe kan. Dat hebben ze geprobeerd maar het is niet te behappen aangezien alle evenementen in de stad hun eigen belangen hebben. Daarnaast hebben alle instanties die in het evenementenoverleg zitten ook hun eigen belangen. •
Organisatoren en gemeenten moeten niet beiden lid zijn van dezelfde brancheorganisatie. De gemeente is namelijk de overheid, heeft de pet op en kan de zaak controleren en kan handelend optreden als dat nodig is. De twee partijen moeten het niet op alle fronten met elkaar eens zijn aangezien de discussie dan weg valt.
•
Een brancheorganisatie zou de richtlijnen op het gebied van veiligheid uit moeten spitten en moeten kijken hoe ver een organisator mag gaan en dan kan een brancheorganisatie ook weer richtlijnen aangeven.
•
Hoe soepel de communicatie tussen de organisator en de gemeente en overige instanties verloopt is afhankelijk van hoe belangrijk het evenement voor de stad is.
Bijlage 13 Uitwerking telefoongesprek met Dhr. H. Kessel, gemeente Zaltbommel Dhr. H. Kessel is werkzaam bij de gemeente Zaltbommel als beleidsmedewerker APV en bijzondere wetten. Dhr. Kessel geeft in de enquête zeer duidelijk aan dat hij vindt dat de VNG reeds voorziet in zijn behoeften. Naar aanleiding daarvan neem ik contact met hem op en stel hem een aantal vragen. De VNG voorziet vooral in de behoeften op beleidsniveau. Wij maken beleid en verstrekken vergunningen. In de APV (Algemene Plaatselijke Verordening) kan veel geregeld worden. De VNG maakt een modelverordening en deze wordt door de Nederlandse gemeenten als leidraad gebruikt voor hun eigen beleid. De gemeente Zaltbommel loopt zelf tegen het probleem geluidsoverlast aan. Wat zijn op basis van de openbare orde en veiligheid de weigeringsgronden voor een evenement. De VNG denkt hierin mee, maar de gemeenten dienen zelf aan te geven dat er problemen zijn. Niet elke gemeente doet dit. De gemeenten met 100.000 inwoners en meer hebben binnen de gemeente hun eigen mensen die hierover beslissen en de kleinere gemeenten overleggen vaak met buurgemeenten. Daarnaast is het zo dat gemeenten met een inwonertal tussen 20.000 en 25.000 vaak nog geen evenementenbeleid hebben. Het probleem voor de VNG met betrekking tot samenwerking met de NHVT zal zitten in het feit dat de overheid zich zo weinig mogelijk wil bemoeien met particuliere initiatieven. Wellicht dat het oprichten van een organisatie voor organisatoren nuttig is. Hij haalt het recente voorbeeld aan van het voorstel dat organisatoren van evenementen de helft van de politiekosten moeten gaan betalen.
Uitwerking telefoongesprek dhr. C. Ouwerkerk, gemeente Alkmaar Dhr. Ouwerkerk is werkzaam bij de gemeente Alkmaar als hoofd van de afdeling gebruik en vergunningen buitenruimte. Dhr Ouwerkerk schrijft in de enquête dat de VNG al met een aantal zaken waaraan hij behoefte heeft bezig is maar daar nog hulp bij kan gebruiken. Naar aanleiding daarvan neem ik contact met hem op. De VNG stelt modelverordeningen op, maar heeft geen tijd om de modelverordeningen aan te passen aan nieuwe wet en regelgevingen. Hierin zouden zij hulp kunnen krijgen van een dergelijke brancheorganisatie. Dit zou eventueel met de hulp van studenten kunnen zijn, wel vermeldt hij daarbij dat het voor een buitenstaander moeilijk is om een totaalbeeld te krijgen. Als een brancheorganisatie door studenten bemand gaat worden, dient gezorgd te worden voor continuïteit in de organisatie.
Uitwerking gesprek mw. A. Doomen, gemeente Roosendaal. Ze geeft aan dat ze geen lid wil worden zolang niet duidelijk is wat het precieze takenpakket van de brancheorganisatie is en wat de toegevoegde waarde is. Er zijn al vrij veel organisaties die zich met evenementen bezighouden. Naar aanleiding van deze opmerking neem ik contact met haar op aangezien ik benieuwd ben op welke organisaties ze doelt. In de enquête antwoord ze op de vraag: ‘Zou u een aantal organisaties op kunnen noemen waarmee deze brancheorganisatie zou kunnen samenwerken?’ • Koninklijke Horeca Nederland (KHN) • Roosendaalse Ondernemings Federatie (ROF) • Stichting promotie Roosendaal • Cultuurbureau Met de opmerking over de vele organisaties die zich met evenementen bezighouden bedoelde ze onder andere bovenstaande organisaties. Dit zijn allemaal, op de KNH na, organisaties die op regionaal niveau opereren. Daarnaast haalt ze SES Westbrabant aan. SES staat voor Sociaal Economische Samenwerking. Dit is een organisatie die zich bezighoudt op beleidsniveau. Ze hebben een promotieprogramma ontwikkeld. Dit programma gaat in op de regionale promotie van evenementen. SES staat den dienste van de gemeenten.
Bijlage 14 Itemlijst gesprekken brancheorganisaties •
Opening/Introductie
•
Schema
•
Behoefte werkveld
•
USP's
•
Versnippering
•
Verschillen/overeenkomsten organisaties in dezelfde branche
•
Samenwerking
•
Contributie
•
Afsluiting
Bijlage 15 Uitwerking gesprek Dhr. Kanters, 14-04-2005, Eindhoven Dhr. Kanters is werkzaam bij Citydynamiek Eindhoven en woordvoerder van de VGKE, vereniging van gemeentelijke kermis en evenementen ambtenaren. Ook de circussen zitten daarbij. Het is opgericht door de kermisambtenaren, het aandeel kermisambtenaren is hoog, het aandeel evenementenambtenaren nog niet maar ze zijn wel bezig dat uit te breiden. Ik heb met hem een gesprek op het kantoor van Citydynamiek. Lonneke geeft nogmaals kort aan wat haar opdracht is en wat zij met dit gesprek wil bereiken. Daarna stelt zij de vraag of Dhr. Kanters denkt dat er behoefte is aan een dergelijke brancheorganisatie. Dhr. Kanters geeft aan dat een dergelijke brancheorganisatie reeds bestaat, de VGKE. Hier worden echter nagenoeg geen beleidsstukken gemaakt, dus als een gemeenten een evenementenbeleid op wil gaan zetten zullen ze dat zelf moeten doen. Er zijn binnen de VGKE wel veel nota's en brochures gemaakt en studiedagen gehouden rondom organisatie van evenementen, veiligheid van evenementen, keuringsdienst van waren, arbeidsinspectie en dergelijke. De site waarop alle informatie omtrent de VGKE te vinden is, is www.vgke.net. In de enquête, die ik heb verstuurd naar 241 gemeenten, is een vraag opgenomen met diensten die de brancheorganisatie aan zou kunnen bieden. Ik leg deze vraag voor aan dhr. Kanters en vraag hem welke diensten de VGKE daarvan reeds biedt. Daarover zegt hij het volgende: De VGKE heeft het met belangenbehartiging niet over arbeidsomstandigheden maar heeft wel contact met het ministerie van binnenlandse zaken en justitie over de hele wet- en regelgeving en over de manier van omgaan met terreursbedreiging. Wie er op welk moment het besluit neemt om een evenement af te lassen en wie dat gaat betalen. Vraagbaak zijn ze wel en een discussieforum op de website willen ze wel nog opstarten maar dit is er nog niet. Een vakbibliotheek zouden ze graag willen maar is er niet omdat er geen tijd is dit op de zetten. Aangezien de VGKE geen zelfstandige organisatie is kan het zich niet aansluiten bij MKB-Nederland. Als de NHTV een secretariaat van de VGKE op wil zetten en ons dat soort dingen uit handen neemt is de VGKE daar erg blij mee want dat levert veel meer vaart op. En voor de NHTV zou dit gunstig zijn omdat er binnen de VGKE reeds veel expertise aanwezig is. Qua verzekeringen heeft de overheid een aansprakelijkheidsverzekering. De kosten dat het niet doorgaan van een evenement dat door de overheid georganiseerd is met zich mee brengt, zitten in het onderling waarborgfonds, daar worden geen premies voor betaald. Als dat apart verzekerd wordt, wordt het veel te duur. Er zijn maar een paar verzekeringen die evenementen verzekeren. Binnen deze verzekering wordt zo veel uitgesloten en de premies zijn zo hoog dat je je als organisator af kunt vragen of het wel zinnig is om je evenement te verzekeren. WA voor medewerkers is wel interessant. Een collectieve verzekering voor bijvoorbeeld alle zomerfestivals in Rotterdam is lastig aangezien de verscheidenheid tussen de evenementen te groot is en daarmee het risico voor de verzekeringsmaatschappijen te groot is. Als er een vereniging opgezet zou worden die alles aanbiedt wat in het schema staat, dan zal er vrij veel overlap zijn met de VGKE. In samenwerking met de bestuursacademie in Tilburg is een cursus evenementenorganisatie gestart. Zoals de naam al doet vermoeden, gaat het alleen over de uitvoering van
evenementen. Beleid behoort tot de politieke besluitvorming. Een brancheorganisatie of een vereniging of een cyclus van een paar keer peer jaar overleg zou mogelijk in de politieke besluitvorming iets kunnen betekenen. Want de VGKE richt zich daar niet op en het is ook niet de bedoeling dat de VGKE zich daarop toe gaat spitsen, zij richten zich vooral op de uitvoering. Verder heeft de VGKE bemoeienis in de GHOR. (Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen) Er zijn 25 veiligheidsregio's in Nederland en elke regio heeft een eigen GHOR, een regionale politie en een regionale brandweer. De GHOR is de eerste die bezig is geweest die geprobeerd heeft om landelijke normeringen aan te brengen voor geneeskundige hulp bij evenementen. De politie is daarmee bezig en de brandweer hobbelt daar achteraan. De bedoeling van de VGKE is om te zorgen dat er naar landelijke richtlijnen gegaan kan worden aangezien het voor organisatoren erg vervelend is als er in de ene stad hele andere regels gelden dan in de andere stad. Ook voor de gemeenteambtenaren is dit vervelend, zij moeten telkens opnieuw aan de organisatoren uitleggen waarom regels in hun gemeente verschillend zijn van de regels in andere gemeenten. De VGKE houdt zich stevig bezig met risico's op het gebied van aansprakelijkheidsverzekeringen maar ook preventie. Er is volgens dhr. Kanters wel behoefte aan een brancheorganisatie maar denkt niet dat er een geheel nieuw initiatief opgestart dient te worden. Het zou de VGKE helpen als er een bureau opgezet zou kunnen worden die de uitvoerende werkzaamheden doet zodat de bestuursleden wat meer ruimte geeft. Verder zou de VGKE hulp kunnen gebruiken bij het uitzoeken van precariorechten (belastingen voor het gebruik van gemeentegrond), lege kosten (kosten die voor vergunningen aan de gemeente moeten worden betaald) etc., binnen de regelgevingen van verschillende gemeenten. Daar kun je niet een lijn in maken Een CAO voor evenementen medewerkers kan bijna niet omdat bijna alle evenementenorganisatoren zelfstandige bedrijven zijn, er zou wel een normering aan de vergunningverleningkant mogelijk zijn. De overheid zou de eis kunnen stellen dat in de gemeentes waar evenementen worden georganiseerd, de ambtenaar die de vergunningen verleent een bepaalde opleiding heeft gevolgd. Zo krijg je een gelijke monniken, gelijke kappen situatie en dat zou gunstig zijn voor de evenementenbranche. Daarnaast heb je ook een risicoafdekking, dat je weet dat het goed georganiseerd is. Op de vraag of het werkveld zit te wachten op nieuwe afgestudeerde evenementenorganisatoren antwoord dhr. Kanters dat hij denkt van niet aangezien er te weinig marktruimte is. Je kunt er alleen tussen komen door zelf te investeren of een paar jaar als vrijwilliger te gaan meedraaien. Dhr. Kanters kent veel mensen in het werkveld en huurt die op grote projecten op freelance basis in. Als je als vrijwilliger werkt en daarnaast een opleiding in de richting volgt, heb je een grote kans om een baan te krijgen binnen het werkveld. Het vak kan zeker professionalisering gebruiken, met name aan de marketingkant. Op dit moment zijn er 100 gemeenten lid en zij betalen € 100,- p.p. Wat wel eens een probleem is bij het binnenhalen van nieuwe leden is dat een vergunningverlening ambtenaar in de praktijk een hele andere ambtenaar kan zijn dan de ambtenaar die het evenement draait. Zo kom je vaak bij de verkeerde persoon terecht.
Hij zou graag twee mensen willen hebben die niets anders doen dan nieuwtjes rondsturen en gemeenten bellen om de ledenlijst up to date te houden en dergelijke. Daar zouden studenten op ingezet kunnen worden. Ook onderzoek zou door vierdejaars studenten gedaan kunnen worden en dat is kostenbesparend. Kermissen, voetbalkampioensfeesten en dergelijke worden door de gemeente georganiseerd, jazz- en popfestivals meestal door stichtingen met veel vrijwilligers want dat is de enige manier om het betaalbaar te houden. Met professionals wordt hoofdzakelijk gewerkt door de grote jongens in de danceindustrie. Het aantal te organiseren evenementen is te gering voor professionele krachten. In de congres- en beursorganisatie is vaak nog de enige ruimte. Ook het aanbod van stageplaatsen wordt hierdoor steeds kleiner. Het dienstverleningsschema uit de enquête wordt aan dhr Kanters voorgelegd om te kijken welke diensten de VGKE al precies aanbiedt. De VGKE kan zich niet aansluiten bij het MKB aangezien zij geen zelfstandige onderneming zijn. Wel onderhouden zij contact met het ministerie van binnenlandse zaken en Justitie over wet- en regelgeving, en de manier waarop men om dient te gaan met dreiging, wie neemt op welk moment het besluit om een evenement af te lassen en wie gaat dat betalen. De leden van de VGKE vergaderen 3 maal per jaar en 1 maal per jaar wordt er een themadag georganiseerd. Ook nemen ze deel aan verscheidene congressen. Deze congressen gaan bijvoorbeeld over keuringen van podia, kermisattracties, hekwerken e.d., de wijze van heffing van precariorechten etc. De grens commercieel – niet commercieel ligt op het gebied van contributieheffing. Indien het vrij toegankelijk is en in een openbare ruimte, is het niet commercieel. Hoewel dhr. Kanters dit wel een krom uitgangspunt vindt. De problemen die organisatoren van evenementen ondervinden is dat de manier van regelgeving enorm ondoorzichtig is. Je vraagt als organisator een vergunning aan voor een evenement en je hebt geen enkel idee of jouw aanvraag aansluit bij hetgeen de gemeente wil omdat het in elke stad anders is. De GHOR heeft de voorzet gedaan om tot meer eenheid te komen, maar dat zijn alleen maar adviezen, geen wetgeving. Voor de evenementenbranche kan en moet dit geregeld worden. Er zijn twee hoofdproblemen aan te wijzen: 1. Regelgeving 2. Financiering Een brancheorganisatie zou kunnen helpen door te proberen de knelpunten van de organisator weg te nemen. Een tweesplitsing binnen de organisatie is noodzaak. Enerzijds beleid en anderzijds organisatie. In de uitvoering kunnen organisatoren wel zaken tegenkomen die voor beleidsmakers van belang kunnen zijn. Op het moment van het evenement zijn de beleidskeuzes over wel of geen subsidie en wel of geen ondersteuning al gemaakt. In de uitvoering kun je als organisator wel een aantal dingen tegenkomen waarvan je zegt, dat moet ik melden aan de beleidsmaker. Er is vanuit de VGKE geprobeerd aansluiting cq geld te krijgen bij de VNG, dit is niet gelukt aangezien de VNG zich niet met evenementen bezighoudt. Als er bij de VNG vragen binnen komen m.b.t. evenementen dan sturen ze de vraag door aan de VGKE.
Samen met Willem Westerman van de VVEM is hij aan het bekijken of er een normering gesteld kan worden aan de evenementenopleidingen. Ook zijn ze samen bezig om te kijken of ze de knelpunten-gemeenten op één lijn kunnen krijgen. Dat is moeilijk. Aanvullend gesprek dhr. T. Kanters 01-08-2005 Tijdens het uitwerken en verwerken in de scriptie van het gesprek met dhr. T. Kanters bleek er nog wat informatie niet bekend of onduidelijk te zijn. Naar aanleiding daarvan heb ik wederom contact met hem opgenomen. De VGKE wordt door de leden het meeste benaderd met vragen over kermissen in Nederland, pachtprijzen e.d. Op dit moment wordt er gekeken naar de invloed van de bestemmingsplannen op het wel of niet kunnen houden van evenementen. Workshops die zij zelf organiseren gaan vaak over zaken rondom evenementenvergunningverlening, risicoanalyse e.d. Voor de themadagen worden mailings via email verstuurd aan de leden waarin een aantal onderwerpen voor de themadag voorgesteld worden. Daar reageren leden op door aan te geven waaraan behoefte is. De uiteindelijke beslissingsbehoefte ligt bij het bestuur. De niet-leden waardoor de VGKE benaderd wordt zijn gemeenten die nog geen lid zijn en organisatoren. Zij stellen vragen over of er landelijke richtlijnen zijn op bepaalde gebieden. Dit is vaak niet het geval dus probeert de VGKE ze zo goed mogelijk te adviseren door aan te geven hoe zaken meestal geregeld zijn. Het ontbreekt aan landelijke regelgeving op het gebied van brandweereisen, deze verschillen per gemeente, de manier waarop de evenementen vergunning wordt afgegeven verschilt per gemeente. De VNG heeft op het gebied van vergunningverlening heel weinig qua voorbeelden hoe zaken eruit moeten zien. Op het gebied van kermissen hebben ze wel een standaard kermisverordening, als die als handvat wordt gebruikt, kom je een heel eind. Maar op het gebied van evenementen is er nog weinig ontwikkeld. Dit gat probeert de VGKE op te vullen maar dat gaat moeizaam omdat het heel veel tijd vergt van de bestuursleden en het bestuur is al veel tijd kwijt aan het draaiende houden van de vereniging en met het overige werk. Zowel leden als niet-leden kunnen de VGKE specifiek benaderen om te vragen of ze wel of niet in zee moeten gaan met een bepaalde organisator. Het is geen zwarte lijst maar er zijn een aantal organisatoren waarvan de VGKE zeker weet dat zij goed zijn en er zijn een aantal organisatoren waarvan de VGKE weet dat er van te voren hele goede afspraken mee gemaakt moeten worden. De Unique Selling Points van de VGKE: Het is de enige brancheorganisatie voor evenementenambtenaren. De andere partij zijn de organisatoren en daar is de VVEM voor, vereniging van evenementenmakers. Aan de leverancierskant en de organisatorenkant zijn wel nog een aantal brancheorganisaties, de VECTA is daar een voorbeeld van.
Het grote voordeel van een brancheorganisatie als de VGKE, is dat als de vereniging uitgebouwd kan worden dat het nuttig kan zijn voor zowel de gemeenten als de organisatoren. Het feit dat de evenementenambtenaren verenigd zijn is uniek. Een nadeel is dat je als evenementenambtenaar altijd met het lokale bestuur te maken hebt. Naast dat je met de evenementenambtenaren/kermisambtenaren onderling kunt kijken wat je richtlijnen zouden moeten zijn, zul je vervolgens via de burgemeesters en wethouders de VNG moeten bewerkstelligen dat er een aantal zaken vastgesteld moeten worden in de gemeenteraden. Wat op het wensenlijstje van zowel dhr. Westermann als dhr. Kanters staat is dat het ministerie dat soort zaken op zich neemt. Er zouden landelijke richtlijnen moeten komen over evenementenorganisatie en het afgeven van vergunningen daarvoor. Dat wil zeggen, landelijke brandweereisen, landelijk dezelfde beveiligingseisen, landelijk dezelfde normen op het gebied van geluid. De VGKE werkt samen met de VVEM, Want bedrijfsfeesten zijn meestal niet vergunningsplichtig. Die worden in een accommodatie gehouden. Waar de VGKE mee te maken heeft zijn buitenevenementen of op openbare terreinen waar een vergunning voor afgegeven moet worden. Daarom zit de VGKE bijna altijd aan de vergunningskant en daarmee aan de VVEM kant. Ze werken uitsluitend op vergunningsgebied samen. Na de zomer worden de gesprekken tussen dhr. Kanters en dhr. Westermann over een normering op het gebied van evenementenopleidingen weer opgepakt. Op dit moment is daarover pas één gesprek gevoerd. In het najaar zal begonnen worden met de ontwikkeling van een discussieforum op de website, een vakbibliotheek en het uitzoeken van precariorechten en legekosten per gemeente. Daarvoor zouden studenten ingezet kunnen worden. Het seizoen voor de evenementen loopt van april tot september, dan is er binnen de VGKE weinig tijd voor andere zaken. Een secretariaat van de VGKE op de NHTV dat dit soort werkzaamheden verricht zou voor de VGKE veel waard zijn. Ook het verder ontwikkelen en bijhouden van de website en het regelmatig mailen van de leden over nieuws binnen de branche zouden tot deze taken kunnen behoren. Dhr. Kanters kan zich voorstellen dat wanneer hij en dhr. Westermann een gesprek hebben over de vergunningsverlening met een aantal studenten, dat die dan binnen twee uur voldoende stof hebben om uit te zoeken en daar een tijd mee bezig zijn om vervolgens de resultaten te presenteren. De overall leiding (managen) zou in handen kunnen zijn van een docent en de aansturing deels door dhr. Westermann en deels door dhr. Kanters. Het zijn gebieden waar zowel de evenenementenambtenaar als de organisator mee te maken heeft en de verschillen komen op het einde van het traject bij de detaillering. Dan zal óf dhr. Westermann, óf dhr. Kanters net iets meer willen maar op 80% van het traject zullen ze eensgezind zijn. De cursus “Risicomanagement bij evenementen”, die in samenwerking met de bestuursacademie is ontwikkeld, is in mei 2005 voor het eerst van start gegaan en er waren 8 studenten. In januari 2006 wordt deze cursus herhaald. Een normering op het gebied van evenementenorganisaties in de vorm van bepaalde certificaten die één of meerdere medewerkers behaald dienen te hebben kan wel maar dat
moet dan eerst worden vastgelegd en er moeten opleidingen worden aangewezen. Ook zal duidelijk aangegeven moeten worden waar dat certificaat precies voor dient. Aangezien er binnen de evenementenorganisatie nogal wat zwaarte verschillen liggen. Te denken valt aan evenementen voor 5.000 bezoekers, evenementen voor 20.000 bezoekers, meerdaagse evenementen etc. De NOEA (National Outdoor and EventsAssociation) in Engeland heeft een soort certificering die de brancheorganisatie zelf doet, zij gaan als een soort examinatoren bij een organisator meekijken hoe deze het georganiseerd heeft op zijn terrein. Ze geven daar een beoordelingsformulier voor af. Het beoordelingsformulier geeft aan dat een organisator ervaring heeft in het organiseren van dat soort evenementen en daar goed in is. Maar je kunt niet zeggen, met diploma A kan ik dit, met diploma B kan ik dat. Want daarvoor is in Nederland geen normering. Een systeem zoals dat van Engeland zou een voorbeeld kunnen zijn voor Nederland en daarbij zou gekeken kunnen worden hoe dat in Europees verband gezien kan worden zodat het in heel Europa rechtsgeldig is. Het zou de taak van de overheid moeten zijn om daar het voortouw in te nemen. Ook dhr. Westermann van de VVEM is bezig met het bekijken van de mogelijkheden voor een Europese certificering of getuigschrift. Maar het is eerst zaak dat er een goede landelijke evenementennormering komt. Er lopen namelijk erg veel goede organisatoren rond en er zijn maar weinig ambtenaren die echt verstand hebben van evenementen. Op het moment dat er in een stad een evenement plaatsvindt dat daar nog niet eerder heeft plaatsgevonden wordt door die gemeente een andere gemeente benaderd om navraag te doen over hoe de organisator evenementen organiseert en of het goed geregeld is. Er zou een soort vraagbaakstation moeten zijn waar gemeenten draaiboeken van organisatoren naar toe kunnen sturen zodat zij dat kunnen beoordelen en er hun advies over kunnen geven. Binnen de VGKE komt dit af en toe voor maar het kost heel veel tijd. Alleen gemeenteambtenaren zijn lid van de VGKE, dat zijn er op dit moment 94 en zij betalen jaarlijks €100,-. Soms is het evenementenbureau van de gemeente in een stad lid, zoals in Rotterdam. Bij gemeenten kan het een ambtenaar algemene zaken zijn, of een evenementenambtenaar, of een ambtenaar die de markten binnen een gemeente regelt. In elk geval de mensen die de kermissen, circussen en evenementen regelen. Het bedrag van €100,- vindt dhr. Kanters voor dit moment een goed bedrag, gekeken naar de diensten die geboden worden. Hij denkt dat het bedrag omhoog kan op het moment dat ze een secretariaat hebben wat daadwerkelijk maandelijkse nieuwsbrieven verspreidt enzovoorts. Op dit moment wordt er twee à drie keer per jaar, meestal rondom de jaarvergadering en de themabijeenkomsten, een mailing naar de leden verzonden. Op dit moment staan daar alleen de zaken in die besproken zullen worden op deze bijeenkomsten. Ze willen graag een mailing maken waarin trends en ontwikkelingen, nieuwe wet- en regelgeving, problemen e.d. staan. En dit dient ook op de website geplaatst te worden. De deelnemers van de themabijeenkomsten krijgen dan uitgebreide informatie en de rest van de leden ontvangen een verslag van de bijeenkomst. Voor een themadag betalen de deelnemers €10,- à €15,- en dat is voor de lunch, verder zijn er geen kosten verbonden aan de bijeenkomsten. Dan zullen gemeenten ook bereid zijn daar veel meer voor te betalen. Zeker als er ook een vraagbaak aanwezig is dat een ambtenaar 15 uur tijd scheelt in de drukke periode met het uitzoeken van verschillende zaken. Naast zijn werk bij de gemeente doet dhr. Kanters wel eens wat advieswerk voor organisatoren en daar betalen zij €75,- à €100,- per uur voor.
Voor de ledenlijst van de VGKE verwijst dhr. Kanters mij naar de penningmeester, Dhr. F. Borgs. Ik bedank dhr. Kanters voor zijn tijd.
Bijlage 16 Uitwerking gesprekken aangaande VNG, Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Mw. T. Knapen Mw. Thea Knapen is werkzaam op de afdeling bestuurszaken van de gemeente Weert. Zij is binnen de gemeente Weert degene die regelmatig contact heeft met de VNG omtrent drank- en horecawetgeving. Ik bel haar op, leg haar uit wie ik ben, waar ik mee bezig ben en waarom ik haar benader. Ze neemt vaak contact op met de VNG op het moment dat ze vragen heeft over de interpretatie van artikelen van de wet. Zij zelf neemt contact op met vragen over de drank- en horecawet en de wet op de kansspelen. Hoe de wetten geïnterpreteerd moeten worden voor het maken van beleid, zijn er ontwikkelingen in de toekomst etc. Ze is tevreden over de serviceverlening van de VNG, ze heeft binnen 5 werkdagen antwoord op haar vragen. Het grote voordeel van een brancheorganisatie als de VNG is voor haar dat zij fungeren als een vraagbaak en daarmee een ondersteuning zijn in haar werk. Aangezien de VNG ook weet hoe het bij andere gemeenten zit omdat ook deze gemeenten contact opnemen met de VNG kan ze bij twijfel navraag doen. Ze ziet geen nadelen van de VNG. Ze heeft hen alleen nodig om haar vragen beantwoord te krijgen en dat gaat altijd heel snel en krijgt ook een volledig antwoord. Als er themabijeenkomsten worden georganiseerd door de VNG die met haar vakgebied te maken hebben, bezoekt ze die. Ze kunnen niet zelf onderwerpen voor bijeenkomsten aandragen, ze krijgen meestal een cursusaanbod/congres/themabijeenkosten per post en voor dat wat interessant is geven ze zich op. Het doet op dat moment niet ter zake of deze bijeenkomsten worden georganiseerd door de VNG of een andere organisatie. De VNG checkt niet periodiek of er behoefte is aan een bepaalde themabijeenkomst, ze heeft daar ook niet direct behoefte aan. Als ze een vraag heeft omtrent een het maken van beleid binnen de gemeente, hoe anderen dat hebben gedaan, dan gaat ze dat polsen bij de verschillende gemeenten. Ze krijgen wel geregeld nieuwsbrieven van de VNG, deze komen binnen bij de interne dienstverlening en van daaruit worden deze over de verschillende afdelingen verdeeld. Ze is niet op de hoogte van het bestaan van andere organisaties, zoals de VNG, die in het evenementenwerkveld opereren. Ook is haar niet bekend hoe de verdeling van de contributie binnen de VNG is. Ik vraag haar nog of dhr Smolenaars mij nog meer informatie zou kunnen verschaffen. Ze verteld dat hij beleidsmedewerker is en dus vanuit die hoek met de VNG te maken heeft en al langer bij de gemeente werkzaam is dus dat hij mij waarschijnlijk weer andere informatie kan verschaffen.
Mw. Bollaarts Mw. M. Bollaarts is werkzaam op de front office van de VNG. Ik leg haar uit dat ik ben doorverwezen door mw E. Boom, die ook werkzaam is bij de VNG. Ik vertel haar waarom ik contact met haar opneem. Ze vertelt me dat de VNG een gesloten vereniging is en dat er in principe geen informatie aan derden wordt verstrekt. De vragen opsturen zodat ze daar antwoorden op geeft en ze aan mij retourneert behoort niet tot de mogelijkheden. Ze staat me toe om een aantal vragen te stellen zolang er geen telefoontjes in de wacht staan. De VNG wordt het meest benaderd met vragen over beleid, soms ook over regeringsbeleid, hoe ver het staat met voorgenomen wetgevingen in het traject voordat het wetgeving is. De frontoffice wordt met name benaderd door de ambtelijke organisaties, dus eigenlijk de ambtenaren bij gemeenten. Vragen over bijvoorbeeld de politiekosten die door organisatoren betaald moeten worden komen niet bij de front office terecht, maar er is ook een heel bestuurlijk circuit, het zou kunnen dat de meeste vragen over die onderwerpen daar terecht komen. Er zijn vaste beleidscommissies, dat zijn groepen bestuurders die zitting hebben in beleidscommissie en er loopt ook veel via die kanalen. Dan is er nog een dagelijks bestuur. De modelverordeningen die de VNG maakt worden door de meeste gemeenten gebruikt als leidraad voor hun eigen beleid of ze nemen het in zijn geheel over. Op dat moment komt er een telefoontje binnen en zegt ze nog: Ik kan u alleen verwijzen naar de website. Ik vraag haar nog of ik op een later tijdstip terug mag bellen maar ze vertelt me dat ze me verder niet van dienst kan zijn en dat ik op de website moet kijken en anders bij mijn eigen gemeente te raden moet gaan hoe zij de rol van de VNG zien. Ik probeer haar nog te overtuigen van het feit dat het ook in het voordeel van de VNG is om mij van informatie te voorzien aangezien een eventueel nieuw op te zetten vereniging niet te veel overlap moet hebben met de VNG en het dus relevant is om te weten wat zij doen. Ze blijft echter voet bij stuk houden en wijst mij nogmaals op de website en de gemeenten die ik zou kunnen benaderen. Dhr. Brouwer Dhr. Brouwer is werkzaam bij de gemeente Oud-Beijerland en is tevens lid van de commissie juridische zaken van de VNG. Ik probeer via hem wat meer duidelijkheid te krijgen over de werkwijze van de VNG. Ik leg hem uit waar ik mee bezig ben, waarom ik contact met hem opneem en hoe ik bij hem terecht ben gekomen. De commissie Juridische zaken houdt zich voornamelijk bezig met verordeningen en wetswijzigingen. Die worden beoordeeld en daaruit komen adviezen aan het ministerie van binnenlandse zaken. De VNG bestaat uit een aantal commissies, één per beleidsveld, en die geven allemaal binnen hun gebied adviezen.
Ik vertel hem dat het zou gaan om een organisatie die zich richt op het evenementenbeleid van gemeenten en ook het uitvoerende deel zoals subsidieverlening, veiligheid, evenementennota’s, arbowetgeving, etc. Hij geeft aan dat dat heel sterk in het werk van de VNG zit, veel wordt in de APV, Algemene Plaatselijke Verordening, geregeld en dat zit voor een groot deel in de commissie juridische zaken. Die maken een modelverordening en sturen die dan naar gemeenten als voorbeeld hoe een gemeente het zou kunnen doen. Vaak geven ze dan twee opties, zodat gemeenten kunnen kiezen hoe zij het willen regelen. Als voorbeeld haalt hij het prostitutiebeleid aan dat uit het wetboek van strafrecht gehaald is. Dan zegt de VNG, als je het als gemeente mogelijk wil maken dan kun je het zó doen en als je het als gemeente wil beperken, want verbieden mag niet, dan zou je het zó kunnen regelen. De VNG krijgt bij de Frontoffice veel vragen omtrent verordeningen en wetten, dat is de service die ze verlenen, verder is de VNG een belangenorganisatie die de belangen van hun leden behartigt bij de rijksoverheid. De gemeenten baseren hun beleid vaak op de modelverordeningen die de VNG maakt. Op het moment dat er wijzigingen in de wet- en regelgeving zijn dient dit in de verordeningen te worden aangepast. De tijd die het duurt voordat de model verordening klaar is hangt meestal samen met het wetgevingsproces. Als er een kaderwet is waarvoor nog uitvoeringsregelingen moeten worden vastgesteld, kan het wel eens voorkomen dat de VNG nog geen verordening kan maken omdat er nog een aantal witte vlekken in zitten die de minister eerst in moet vullen. De VNG heeft een eigen congresbureau dat jaarlijks het VNG-congres en andere bijeenkomsten en symposia organiseert voor de leden. Deze VNG-congressen vinden elk jaar in een andere stad plaats. Het bestuur bepaalt waar deze congressen over gaan, er wordt niet bij de leden gepeild over welke onderwerpen zij een congres zouden willen aangezien de congrescommissie, net als alle overige commissies, uit leden bestaat. Zij doen een voorstel aan het bestuur en deze dient daar hun goedkeuring voor te geven. Daarbij zijn de gemeenten vertegenwoordigd aangezien de VNG een vereniging is. Op allerlei terreinen, juridisch, ruimtelijke ordening, ICT, etc. nodigen zij wethouders, burgemeesters en gemeentesecretarissen uit en die denken allemaal mee. Het is een vereniging ván en vóór leden. Alleen gemeenten kunnen lid zijn. De VNG speelt ook de werkgeversrol, namens de gemeenten onderhandelen ze met de vakbonden over de CAO, ze hebben daarvoor een college van arbeidszaken. Daarnaast heeft de VNG een bibliotheek en documentatiecentrum waar de leden allerlei literatuur op kunnen vragen. Daarin worden allerlei beleidsnota’s van gemeenten verzameld en opgeslagen in een database. De Unique Selling Points van de VNG zijn volgens dhr. Brouwer dat het een organisatie is waar hele deskundige mensen zitten die de belangen van de gemeenten behartigen bij de rijksoverheid. Het ministerie bedenkt een wet, zoals recent, de wet maatschappelijke ondersteuning. De VNG gaat dan kijken of de wet wel uitvoerbaar is voor de gemeenten en welke kosten daarmee samenhangen. De VNG kijkt dus ook naar of de gemeenten wel voldoende gecompenseerd worden in hun gemeentefonds. Op het moment dat de VNG vindt dat een wet niet realiseerbaar is gaan ze onderhandelen met het kabinet en adviseren ze hun leden om er nog even niet aan mee te doen. De VNG is dus echt een pressiegroep met heel veel invloed bij met name het parlement, daar ligt de kracht van de VNG.
In de departementen hebben ze, volgens dhr. Brouwer, werkelijk geen idee hoe het eraan toe gaat bij de gemeenten, ze hebben er verkeerde beelden van, de VNG is de organisatie die dat corrigeert en dat doen ze heel professioneel. Er is door de leden wel eens kritiek geweest op de VNG maar de laatste tijd is er geen kritiek niet en zien de leden de VNG als een organisatie die hele belangrijke dingen doet voor hen en die ze moeten steunen. Dat is volgens dhr. Brouwer de grote kracht van de VNG. Hij denkt dat de VNG uniek is in zijn branche. Zij lobbyen bij de overheid, ze beoordelen dingen en ze adviseren zowel de gemeenten als de rijksoverheid. Het adviseren van de rijksoverheid doen ze namens al die gemeenten. De VNG werkt samen met de vereniging van gemeentesecretarissen en met het genootschap van burgemeesters organiseren ze ook bijeenkomsten en cursussen. Toen er bijvoorbeeld een reactie gegeven moest worden op het wetsontwerp van de gekozen burgemeester, heeft de VNG dat met deze twee organisaties samen gedaan. De organisaties zijn ook erg met elkaar verweven want de gemeentesecretarissen en de burgemeesters zitten ook in de VNG, als lid en soms ook als commissielid. Dhr. Brouwer weet niet of de VNG contacten heeft met de bestuursacademie, hij weet wel dat er vroeger een gemeenschappelijke regeling met de bestuursacademie was. De gemeenten in Nederland hadden met elkaar hun eigen onderwijs georganiseerd, zij waren allemaal deelnemer in die bestuursacademie. Als je werkzaam was bij een gemeente dan kon je daar diploma´s halen en promotie maken. Maar er is veel concurrentie gekomen van de HBO´s, bijvoorbeeld de HEAO bestuurskunde. De bestuursacademie bestaat nu nog wel en ze organiseren heel veel specifieke cursussen voor gemeenten maar is overgenomen door Fontys hogeschool. Hij weet niet hoe de contributieverdeling is geregeld maar wijst mij erop dat verschillende gemeenten hun begroting op internet hebben staan. Wellicht dat ik daar kan achterhalen hoe dit geregeld is. Nadelen van een brancheorganisatie is op de eerste plaats dat ervoor betaald dient te worden. Een ander nadeel is dat brancheorganisaties ook wel eens iets doen waar niet alle leden even gelukkig mee zijn. De VVD bijvoorbeeld maakt zich onder andere sterk voor de afschaffing van de onroerend zaakbelasting (OZB), als de VNG bezwaar aantekent tegen de afschaffing van de OZB zullen de ambtenaren van de VVD binnen de gemeenten daar niet blij mee zijn. Om dit enigszins te ondervangen verzet de VNG zich niet tegen het wetsvoorstel als hoedanig door te zeggen, dit is iets wat de regering wil, maar door meer te kijken naar de technische kant daarvan. Ze adviseren gemeenten hoe ze met dergelijke voorstellen om kunnen gaan. In zeer bijzondere gevallen zoals dat van de gekozen burgemeester of bij andere heikele onderwerpen wordt er wel eens een ledenraadpleging gehouden om er toch voor te zorgen dat de VNG niet met hun vingers tussen de deur komt. Een ledenraadpleging gebeurd meestal via een congres of speciale ledenvergadering óf via een formulier dat de leden wordt toegezonden via email. Een ledenraadpleging komt niet vaak voor. Ik bedank hem voor zijn tijd en informatie.
Conclusies gesprek dhr. Brouwer •
Het geen de eventueel door de NHTV op te zetten brancheorganisatie wil aanbieden zit sterk in het werk van de VNG, met name in de commissie juridische zaken.
•
Vragen die bij de VNG gesteld worden gaan voornamelijk over wetten en verordeningen. Verder is de VNG een belangenorganisatie die de belangen van hun leden behartigt bij de rijksoverheid.
•
VNG onderhandelt namens de gemeenten met vakbonden over de CAO.
•
Gemeenten baseren beleid meestal op de verordeningen die de VNG maakt.
•
VNG geeft vaak meerdere mogelijkheden voor de interpretatie van de wet zodat gemeenten kunnen kiezen wat het beste past binnen hun gemeente.
•
De USP’s van de VNG zijn: o Deskundige medewerkers. o Belangenbehartiging bij de overheid o Adviseren zowel gemeenten als de rijksoverheid
•
De VNG werkt samen en organiseert cursussen en bijeenkomsten met de vereniging van gemeentesecretarissen en het genootschap van burgemeesters.
•
Nadelen van de VNG: o Er dient contributie betaald te worden o Niet altijd kunnen alle leden tevreden worden gesteld.
Overall conclusie De VNG lobbiet waar nodig op alle gebieden van de wetgeving bij de rijksoverheid. Hiering wordt dus reeds voorzien. Ook vragen die gemeenten hebben omtrent dit beleid kunnen gesteld worden bij de frontoffice. Om te bekijken hoe andere gemeenten zaken in hun beleid hebben geregeld, bestaat er reeds een database met voorbeeldnota’s van andere gemeenten en een bibliotheek waar veel informatie vandaan gehaald kan worden. Congressen, cursussen en bijeenkomsten worden ook door de VNG georganiseerd. Daarmee zijn de belangrijkste taken van een brancheorganisatie reeds afgedekt en zal een nieuw op te zetten vereniging zoals deze in eerste instantie vorm zou krijgen veel overlap hebben met de VNG en door de VNG wellicht als concurrent gezien worden. Dit is niet de bedoeling en het opzetten van een dergelijke vereniging wordt dan ook afgeraden.
Bijlage 17 Uitwerking gesprek Dhr van de Tang VECTA De VECTA is een branchevereniging en staat voor Vereniging voor organisatoren van Evenementen, Concerten en Theater Activiteiten. Aangezien zij ook een branchevereniging zijn die zich met evenementen bezighouden bel ik hen op. Ik krijg dhr. van de Tang aan de lijn en stel hem enkele vragen. Allereerst heb ik hem het schema uit vraag 2 van de enquête voorgelegd en hem gevraagd hoe belangrijk hij de diensten vindt, of VECTA de dienst biedt en zo ja, of die alleen toegankelijk is voor hun leden. Het ingevulde schema is terug te vinden op de laatste pagina van deze verslaglegging. Belangenbehartiging, onderzoek doen, het uitgeven van een nieuwsbrief, adviezen op het gebied van muziekauteursrecht, artiestenverloning en arboregelgeving en het ontwikkelen van de website vindt hij de belangrijkste diensten. Het minst belangrijk vindt hij een telefonisch spreekuur en het organiseren van een wedstrijd of competitie. De opmerkingen die hij plaatst bij het schema zijn: Belangenbehartiging doet de VECTA op veel verschillende terreinen, van facilitair tot juridisch, net waar het op dat moment noodzakelijk is. Vraagbaak zijn ze zowel voor leden als voor niet leden, sinds de vernieuwde website klaar is, is er al veel informatie op de site te vinden en wordt de VECTA steeds minder telefonisch benaderd. Vaak bellen studenten voor informatie. De meeste vragen van leden worden per email gesteld. Knelpunten waar leden tegenaan lopen zijn de juridische regelgeving, deze is namelijk steeds onderhevig aan veranderingen. Ook arbeidsbemiddeling zoals de artiestenverloning is een complex verhaal waar leden vaak vragen over stellen. Op de website onder het kopje informatie is al veel terug te vinden over dit onderwerp. Een discussieforum voor de leden hebben ze tot op heden niet, het is uit tijdgebrek nooit opgezet. Het bestuur heeft wél overleg via een soort discussieforum. Een vakbibliotheek hebben ze niet echt, ze zijn geabonneerd op 15 à 20 vakbladen en daar wordt wel eens wat uitgehaald voor de nieuwsbrief. Dhr v.d. Tang vindt zelf de vakbibliotheek niet echt belangrijk aangezien er vaak veel informatie in verzameld is waarmee niets wordt gedaan. Door tijdgebrek hebben ze geen tijd om alles door te lezen. Hij ziet niets in een telefonisch spreekuur aangezien iedereen moet kunnen bellen als hij een vraag heeft en niet moet hoeven wachten om op gezette tijden te bellen. Ook onderzoek wordt door de VECTA gedaan. Ze doen op dit moment onderzoek naar de ontwikkeling van paintball als activiteit. De nieuwsbrief wordt door de leden als zeer waardevol beschouwd, zij reageren op artikelen met aanvullingen en vragen. Ook dragen zij zelf onderwerpen aan. De nieuwsbrief komt 5 keer per jaar uit. In deze nieuwsbrief worden ook resultaten van onderzoeken en relevante publicaties uit onder andere de vakbladen waarop ze geabonneerd zijn verwerkt. Adviezen omtrent zaken die spelen binnen de branche worden zowel telefonisch als via de nieuwsbrief en op de website onder het kopje informatie verschaft. Over congressen, seminars, cursussen en workshops vertelt hij dat er 4 à 5 keer per jaar een bijeenkomst wordt gehouden voor de leden en hun medewerkers. Dit zijn een soort trainingen waar onder andere aandacht wordt besteed aan hoe men telefoongesprekken met klanten en
opdrachtgevers voert, hoe men klanten tegemoet moet treden, hoe verschillende discussie technieken toegepast dienen te worden en etc. Deze bijeenkomsten vinden plaats in groepen van ongeveer 20 personen. Het verzorgen van collectieve publiciteit voor de branche is een mogelijkheid en dat vindt hij ook belangrijk maar aangezien ook hier weer de tijd niet voor is wordt dit niet gedaan. Op dit moment is men bezig met het ontwikkelen van een gedeelte op de website waar leden stageplaatsen kunnen aanbieden en vacatures kunnen plaatsen. Er is wel al de mogelijkheid om opensollicitaties te versturen naar de VECTA. Zij publiceren deze op een gesloten gedeelte voor hun leden. Ook een invalpool met arbeidskrachten bieden zij daar reeds aan. De VECTA biedt haar diensten alleen aan voor hun leden, dit zijn organisatiebureaus die op professionele basis bezig zijn met het organiseren van evenementen, concerten en theateractiviteiten. Zogezegd de evenementen organisatiebureaus, artiestenboekingsbureaus, artiestenmanagementsbureaus en televisie- en theaterproductiebureaus. Zowel organiastoren van publieks- als bedrijfsevenementen zijn lid. Organisatoren van vrijtoegankelijke publieksevenementen zijn geen lid van de VECTA. Eerder is reeds gesproken over tijdgebrek. Dit komt mede doordat er een bezetting is van 2 personen. Er is geen geld voor het aantrekken van nieuwe medewerkers wellicht dat wel stagiaires onderzoek kunnen doen. Het enige probleem is dan dat er vanuit de VECTA geen mensen zijn die kunnen begeleiden. Dhr. v.d. Tang heeft hierover geen beslissingsbevoegdheid en dus dienen zaken aangaande stagiaires besproken te worden met mw. N. Vlieger, zij is directrice van de VECTA. Het dagelijks bestuur bestaat uit een aantal vrijwilligers die zelf ook eigenaar zijn van een organisatiebureau en met dat bureau ook lid zijn van de VECTA. Het Unique Selling Point van de VECTA is, het kunnen verzekeren van een evenement. Dit wordt ook geregeld gedaan aangezien zij de regeling hebben dat 3% van de totale kosten van een evenement aan de leden wordt terug betaald als zijnde een provisie voor het afsluiten van de verzekering. Dit heet het vectagarantiefonds. Op de website van de VECTA is hierover meer te vinden. AllXtra is een brancheorganisatie in het evenementenwerkveld waar dhr v.d. Tang een concurrent in ziet. AllXtra is een organisatie die verschillende bureau’s verspreid door het land hebben. Zij houden zich bezig met artiestenmanagement, evenementenorganisatie, entertainmentleverantie en alles wat daar verder bij komt kijken. Meer informatie is te vinden op www.allxtra.nl. De jaarlijkse contributie voor de leden van de VECTA wordt ieder jaar op de algemene ledenvergadering vastgesteld. Het bedroeg in 2003 en 2004 €1800,- maar in 2005 is dat met €300,- verlaagd naar €1500,-. Hij vindt zelf de contributie redelijk gezien de diensten de VECTA aanbiedt. In november is de volgende algemene ledenvergadering en daar zal onder andere besproken worden of er een differentiatie mogelijk is in het contributiebedrag. Het is tevens mogelijk deze contributie in termijnen te betalen.
Conclusies •
Belangenbehartiging, onderzoek doen, het uitgeven van een nieuwsbrief, adviezen op het gebied van muziekauteursrecht, artiestenverloning en arboregelgeving en het ontwikkelen van de website vindt hij de belangrijkste diensten. Het minst belangrijk vindt hij een telefonisch spreekuur en het organiseren van een wedstrijd of competitie.
•
Knelpunten waar leden tegenaan lopen zijn de juridische regelgeving, deze is namelijk steeds onderhevig aan veranderingen. Ook arbeidsbemiddeling zoals de artiestenverloning is een complex verhaal waar leden vaak vragen over stellen. Op de website onder het kopje informatie is al veel terug te vinden over dit onderwerp.
•
De nieuwsbrief wordt door de leden als zeer waardevol beschouwd, zij reageren op artikelen met aanvullingen en vragen. Ook dragen zij zelf onderwerpen aan. De nieuwsbrief komt 5 keer per jaar uit. In deze nieuwsbrief worden ook resultaten van onderzoeken en relevante publicaties uit onder andere de vakbladen waarop ze geabonneerd zijn verwerkt.
•
Uit tijdgebrek worden diensten als een discussieforum, vakbibliotheek opzetten, het verzorgen van collectieve publiciteit voor de branche (nog) niet aangeboden.
•
Een probleem voor de VECTA is het ontbreken van tijd voor het verder uitwerken van de bij punt 4 genoemde zaken door tijdgebrek. Dit tijd gebrek is te wijten aan de lage bezetting (2 personen) en het missen van geld om meer mensen aan te trekken. Het aannemen van stagiaires om dit probleem te kunnen ondervangen behoort niet tot de mogelijkheden aangezien er niemand is die hen kan begeleiden.
•
Het Unique Selling Point van de VECTA is, het kunnen verzekeren van een evenement. Dit wordt ook geregeld gedaan aangezien zij de regeling hebben dat 3% van de totale kosten van een evenement aan de leden wordt terug betaald als zijnde een provisie voor het afsluiten van de verzekering. Dit heet het vectagarantiefonds.
Overall conclusie Door tijdgebrek en onderbezetting kunnen niet alle diensten geboden worden die de VECTA graag zou willen bieden. Studenten zouden hierbij kunnen helpen. Echter niet als stage aangezien er geen medewerkers beschikbaar zijn om hen te begeleiden.
Bijlage 18 Uitwerking mw. S. Tettero, contactpersoon Vrijetijdsnetwerk VVS Aangezien niet alle informatie via de website van het Vrijetijdsnetwerk VVS te achterhalen viel, is telefonisch contact opgenomen met deze vereniging. Ik vertel haar waar mijn onderzoek over gaat en waarom ik contact met haar opneem. Aangezien ik haar met name benader om het schema dat verwerkt wordt in hoofdstuk 2 aan te vullen vraag ik haar per dienst of het Vrijetijdsnetwerk VVS de dienst aanbiedt. Belangenbehartiging doen ze niet aangezien het doel van vrijetijdsnetwerk VVS het organiseren van zoveel mogelijk leuke activiteiten voor de leden is. Over het opzetten van een discussieforum vertelt ze dat zij ook een enquête hebben gehouden onder hun leden en dat daaruit kwam dat leden een discussieforum wel zouden willen maar daar wel bij vermeldden dat zij waarschijnlijk geen tijd zouden hebben om heel actief via het discussieforum informatie uit te wisselen. Het is op dit moment wel zo dat de leden op de website kunnen zien wie er allemaal lid zijn en zo contact op kunnen nemen met een bedrijf dat in dezelfde branche opereert. Zij brengen tevens een tijdschrift uit, vrijetijdsstudies. Daarin worden trends en ontwikkelingen gepubliceerd en overige zaken die belangrijk zijn voor de aangesloten leden zoals uitkomsten van onderzoeken en artikelen over de branche. Ze formuleren ook opdrachten voor het onderwijs en geven die door aan verschillende opleidingen, ook de NHTV behoort daartoe. Er ligt op dit moment een opdracht voor het organiseren van een studiedag. Dhr. G. Pepels, directeur van de NHTV zit in het bestuur van het vrijetijdsnetwerk VVS. Eerder was er een prijs voor de beste scriptie, dit is stopgezet aangezien de scripties die ingeleverd werden van een steeds mindere kwaliteit waren. Ze werken samen met diverse organisaties uit het werkveld, ook met de NHTV door er opdrachten voor studenten neer te leggen. Ook voor het schrijven van artikelen wordt er van diverse bedrijven gebruik gemaakt. Er zijn ook gemeenten lid, helaas is het niet mogelijk mij een ledenlijst toe te zenden.
Bijlage 20 Geachte respondent, Vanuit de NHTV internationale hogeschool Breda, specialisatie Evenementenmanagement wordt een onderzoek verricht. Het onderzoek bestaat uit het analyseren van de behoefte aan een brancheorganisatie bij gemeenten. Het zou gaan om een brancheorganisatie die zich zowel op het evenementenbeleid van gemeenten als op het uitvoerende deel richt. Daarbij valt te denken aan subsidieverlening, veiligheid, evenementennota’s, arbo wetgeving, etc. Voor dit onderzoek is de enquête opgesteld die op dit moment voor u ligt. Het beantwoorden van de vragen neemt ongeveer tien minuten van uw tijd in beslag. Al uw antwoorden worden vertrouwelijk behandeld. Onder de respondenten worden 2 cadeaubonnen verloot als blijk van dank voor het invullen van de enquête. U kunt de enquête retourneren in de bijgevoegde retourenveloppe. De meeste vragen kunt u beantwoorden door het cijfer te omcirkelen dat achter het antwoord van uw keuze staat. Mocht u hierbij een vergissing maken, zet dan een streep door het foutieve antwoord en omcirkel het goede antwoord. Tenzij anders is aangegeven, dient u bij elke vraag slechts één antwoord te omcirkelen.
Voorbeeld Weet u welke dag het vandaag is? 1 - Ja…………………………………………………………………………………………… - Nee……………………………………………………………………………………… 2
Ik wil u graag hartelijk bedanken voor het invullen van de enquête. Lonneke Bergmans
Wensen en behoeften Vraag 1 De brancheorganisatie zal zich zowel op het beleidsniveau (beleidsnota’s, ontwerpbesluiten e.d.) als op het uitvoerend niveau (de daadwerkelijke organisatie van evenementen) richten. Het uitwisselen van informatie tussen gemeenten onderling op het gebied van evenementenbeleid en zaken die hiermee samenhangen zal centraal staan in de brancheorganisatie. Ook zal de organisatie dienen als een vraagbaak waar leden terecht kunnen met vragen omtrent evenementenbeleid en aanverwante zaken. Heeft uw gemeente behoefte aan een dergelijke organisatie? Zeer weinig behoefte……………………………………………………………. Weinig behoefte…………………………………………………………………. Noch veel / noch weinig behoefte………………………………………………. Veel behoefte…………………………………………………………………… Zeer veel behoefte……………………………………………………………….
1 2 3 4 5
Vraag 2 en 3 In onderstaand schema staan een 19-tal diensten die de brancheorganisatie aan wil gaan bieden en taken die zij op zich wil nemen. Zou u in onderstaand schema kunnen aangeven hoe belangrijk u het vindt dat die dienst wordt aangeboden en of u vindt dat de dienst alleen toegankelijk zou moeten zijn voor leden. Voor een korte beschrijving per dienst verwijs ik u naar de los bijgevoegde pagina. Vraag 2 Mate van belangrijkheid van de aangeboden dienst
1) Belangen behartiging 2) Vraagbaak zijn 3) Discussieforum 4) Vakbibliotheek inrichten 5) Telefonisch spreekuur 6) Onderzoek doen/initiëren 7) Nieuwsbrief 8) Voorbeeldnota’s van andere gemeenten op het gebied van evenementenbeleid
Geheel onbelangrijk
onbelangrijk
1
Vraag 3 Alleen voor leden Ja Nee
Belangrijk
Zeer belangrijk
2
Noch belangrijk/noch onbelangrijk 3
4
5
1
2
1 1 1 1 1 1
2 2 2 2 2 2
3 3 3 3 3 3
4 4 4 4 4 4
5 5 5 5 5 5
1 1 1 1 1 1
2 2 2 2 2 2
1
2
3
4
5
1
2
Vraag 2 Mate van belangrijkheid van de aangeboden dienst Geheel onbelangrijk 9) Adviezen op het gebied van bedrijfsvoering, subsidie, programmering, contracten e.d. 10) Persberichten en overige publicaties, bijvoorbeeld resultaten van onderzoek publiceren 11) Aanbieden van congressen en seminars 12) Workshops en cursussen aanbieden 13) Verzorgen van collectieve publiciteit 14) Trends en ontwikkelingen op evenementengebied publiceren 15) Punt waar leden stageplaatsen aan kunnen bieden 16) Invalpool/database arbeidskrachten 17) Wedstrijd/competitie organiseren bijv. “beste evenementenfoto van het jaar” 18) Ontwikkelen van een website 19) Aansluiting bij MKB Nederland
Vraag 3 Alleen voor leden Ja Nee
Onbelangrijk
Noch belangrijk/noch onbelangrijk
Belangrijk
Zeer belangrijk
1
2
3
4
5
1
2
1
2
3
4
5
1
2
1
2
3
4
5
1
2
1
2
3
4
5
1
2
1
2
3
4
5
1
2
1
2
3
4
5
1
2
1
2
3
4
5
1
2
1
2
3
4
5
1
2
1
2
3
4
5
1
2
1
2
3
4
5
1
2
1
2
3
4
5
1
2
Vraag 3a Mist u nog iets in deze opsomming? Vraag 2 Mate van belangrijkheid van de aangeboden dienst
Vraag 3 Alleen voor leden Ja Nee
Geheel onbelangrijk
Onbelangrijk
Noch belangrijk/ noch niet belangrijk
Belangrijk
Zeer belangrijk
1
2
3
4
5
1
2
1 1 1 1 1
2 2 2 2 2
3 3 3 3 3
4 4 4 4 4
5 5 5 5 5
1 1 1 1 1
2 2 2 2 2
Vraag 4 Tegen welke problemen op het gebied van evenementenbeleid of evenementenorganisatie bent u reeds aangelopen/loopt u aan? ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………
Vraag 4a Kan een brancheorganisatie helpen deze problemen op te lossen of te voorkomen? (Indien ja, ga naar vraag 4b. Indien nee, ga naar vraag 4c) Ja…………………………………………………………………………………. 1 Nee……………………………………………………………………………….. 2
Vraag 4b Kunt u hieronder aangeven hoe een brancheorganisatie daarbij zou kunnen helpen? ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………
Vraag 4c Kunt u hieronder aangeven waarom u denkt dat een brancheorganisatie daarbij niet zou kunnen helpen? ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………
Vraag 5 Heeft u reeds overleg gepleegd met andere gemeenten over evenementenbeleid en evenementenorganisatie binnen uw gemeente? (Indien ja, ga naar vraag 5a. Indien nee, ga naar vraag 5b) Ja…………………………………………………………………………………1 Nee……………………………………………………………………………….2 Vraag 5a Met welke gemeente(n) pleegt u dat overleg? ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… Vraag 5b Waarom niet? ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………
Samenwerking Vraag 6 Er is over gedacht om de brancheorganisatie te laten aansluiten bij een reeds bestaande organisatie in plaats van een geheel nieuwe organisatie op te richten. Dit omdat er dan gebruik gemaakt kan worden van een reeds bestaande structuur en een reeds bestaand netwerk en het tevens de versnippering van de branche tegen gaat. Hoe staat u hier tegenover? Zeer negatief……………………………………………………………………… 1 Negatief……………………………………………………………………………2 Noch positief / noch negatief…………………………………………………….. 3 Positief…………………………………………………………………………… 4 Zeer positief……………………………………………………………………… 5
Vraag 6a Zou u een aantal organisaties op kunnen noemen waarmee deze brancheorganisatie zou kunnen samenwerken? ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………
Vraag 6b Er bestaat een mogelijkheid om samen te werken met IFEA Europe, dit is een Europese branchevereniging die organisatoren en beleidsmakers van culturele festivals en evenementen in Europees verband bij elkaar brengt. Zij delen ideeën met hun leden en wisselen op internationaal niveau informatie uit om professionalisering van de branche en het netwerken binnen de branche te vergemakkelijken. Er zou een Nederlandse tak van de IFEA Europe opgezet kunnen worden. Hoe staat u hier tegenover? Zeer negatief……………………………………………………………………… 1 Negatief……………………………………………………………………………2 Noch positief / noch negatief…………………………………………………….. 3 Positief…………………………………………………………………………… 4 Zeer positief……………………………………………………………………… 5 Ik ben niet bekend met IFEA Europe……………………………………………. 6 Graag wil ik u vragen uw keuze hieronder toe te lichten: ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………
Contributie Vraag 7 Als u kijkt naar de diensten die de brancheorganisatie wil gaan aanbieden (zie schema bij vraag 2) Welk bedrag zou u dan redelijkerwijs aan contributie willen betalen? Minder dan €50,-………………………………………………………………… 1 Tussen de €50,- en de €100,-…………………………………………………... 2 Tussen de €100,- en de €150,-…………………………………………………... 3 Tussen de €150,- en de €200,-………………………………………………….. 4 Tussen de €200,- en de €250,-………………………………………………….. 5 Tussen de €250,- en de €300,-………………………………………………….. 6 Meer dan €300,-…………………………………………………………………. 7 Ik wil geen lid worden……………………………………………………………. 8
Persoonlijke gegevens Vraag 8 Wat is uw naam? ……………………………………………………………………………………… Vraag 9 Bij welke gemeente bent u werkzaam? ……………………………………………………………………………………… Vraag 10 Wat is uw functie binnen de gemeente? ……………………………………………………………………………………… Vraag 11 Mocht ik naar aanleiding van uw antwoorden in deze enquête nog vragen hebben, bent u dan bereid om tijdens een gesprek (eventueel telefonisch) nadere toelichting op uw antwoorden te geven? Ja…………………………………………………………………………………. 1 Nee……………………………………………………………………………….. 2 Indien u vraag 11 met ja hebt beantwoord, noteert u dan hieronder uw telefoonnummer en emailadres. Telefoonnummer:…………………………………………………………………… Emailadres:..…………………………………………………………………………
Hartelijk bedankt voor uw medewerking!
Korte beschrijving per dienst bij vraag 2 en 3 1) Belangenbehartiging: Lobby bij centrale en lokale overheden o.a. op het gebied van wet- en regelgeving,veiligheid, arbeidsomstandigheden, etc. 2) Vraagbaak zijn: Vragen die binnen het werkveld rijzen kunnen bij het secretariaat van de brancheorganisatie gesteld worden. 3) Discussieforum: Een centraal punt op internet waar men vragen kan deponeren waarop anderen uit het werkveld kunnen reageren. 4) Vakbibliotheek inrichten: Een punt waar informatie aangaande de evenementenbranche wordt verzameld en gedocumenteerd zodat er een geordend expertise centrum ontstaat. 5) Telefonisch spreekuur: Het secretariaat van de organisatie houdt één of meerdere malen per week een telefonisch spreekuur waar men vragen kan stellen of problemen kan voorleggen. 6) Onderzoek doen/initiëren: Onderzoeken doen of laten doen die de professionalisering van de evenementenbranche ten goede komen. 7) Nieuwsbrief: Een nieuwsbrief met daarin relevante informatie over de evenementenbranche. 8) Voorbeelden van beleidsnota’s van andere gemeenten op het gebied van evenementenbeleid: Uit deze beleidsnota’s kunnen andere gemeenten relevante informatie halen voor hun eigen evenementenbeleid. 9) Adviezen op het gebied van bedrijfsvoering, subsidie, programmering, contracten e.d. 10) Persberichten en overige publicaties, bijvoorbeeld resultaten van onderzoek publiceren 11&12) Aanbieden van congressen, seminars, workshops en cursussen: mogelijke thema’s zouden kunnen zijn: veiligheid, wet- en regelgeving, contracten, omgaan met calamiteiten, etc. 13) Verzorgen van collectieve publiciteit: Bijvoorbeeld voor alle zomerfestivals. 14) Trends en ontwikkelingen op evenementengebied publiceren 15) Punt waar leden stageplaatsen aan kunnen bieden: Bijvoorbeeld via een website of de nieuwsbrief 16) Invalpool/database arbeidskrachten: Lijst met (nood)oproepkrachten. 17) Wedstrijd/competitie organiseren bijv. “beste evenementenfoto van het jaar”: De verkiezing van de evenementen man/vrouw van het jaar en de organisatie van de Nationale evenementenprijzen verzorgen vallen hier ook onder. 18) Ontwikkelen van een website: Op deze website komen veel van bovenstaande diensten terug. 19) Aansluiting bij MKB Nederland: De Koninklijke Vereniging MKB-Nederland is de organisatie van ondernemers die per branche of per regionale/lokale vereniging zijn aangesloten en die met de overheid overlegt, onderhandelt en samenwerkt teneinde wetgeving en regels zo gunstig mogelijk af te stemmen op de wensen en belangen van het midden- en kleinbedrijf. MKB-Nederland herbergt 125 brancheorganisaties en 400 regionale ondernemersverenigingen die gezamenlijk uit 175.000 bedrijven bestaan.
Bijlage 21 SPSS Frequentie tabellen N=33 De onderstaande tabellen hebben betrekking op de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners. Wensen en behoeften Vraag 1: Heeft uw gemeente behoefte aan een dergelijke brancheorganisatie?
Valid
Zeer weinig behoefte Weinig behoefte Noch veel/noch weinig behoefte Veel behoefte Total
Frequency 6 12
Percent 18,2 36,4
Valid Percent 18,2 36,4
Cumulative Percent 18,2 54,5
10
30,3
30,3
84,8
5 33
15,2 100,0
15,2 100,0
100,0
Vraag 2, aspect 1: Mate van belangrijkheid: Belangenbehartiging
Valid
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Total
Frequency 1 8
Percent 3,0 24,2
Valid Percent 3,0 24,2
Cumulative Percent 3,0 27,3
9
27,3
27,3
54,5
15 33
45,5 100,0
45,5 100,0
100,0
Vraag 2, aspect 2: Mate van belangrijkheid: Vraagbaak
Valid
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total
Frequency 1 2
Percent 3,0 6,1
Valid Percent 3,0 6,1
Cumulative Percent 3,0 9,1
6
18,2
18,2
27,3
20 4 33
60,6 12,1 100,0
60,6 12,1 100,0
87,9 100,0
Vraag 2, aspect 3: Mate van belangrijkheid: Discussieforum
Valid
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total
Frequency 1 7
Percent 3,0 21,2
Valid Percent 3,0 21,2
Cumulative Percent 3,0 24,2
15
45,5
45,5
69,7
9 1 33
27,3 3,0 100,0
27,3 3,0 100,0
97,0 100,0
Vraag 2, aspect 4: Mate van belangrijkheid: Vakbibliotheek inrichten
Valid
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total
Frequency 2 5
Percent 6,1 15,2
Valid Percent 6,1 15,2
Cumulative Percent 6,1 21,2
10
30,3
30,3
51,5
14 2 33
42,4 6,1 100,0
42,4 6,1 100,0
93,9 100,0
Vraag 2, aspect 5: Mate van belangrijkheid: Telefonisch spreekuur
Valid
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total
Frequency 2 7
Percent 6,1 21,2
Valid Percent 6,1 21,2
Cumulative Percent 6,1 27,3
11
33,3
33,3
60,6
11 2 33
33,3 6,1 100,0
33,3 6,1 100,0
93,9 100,0
Vraag 2, aspect 6: Mate van belangrijkheid: Onderzoek doen/initieren
Valid
Missing Total
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total System
Frequency 2 5
Percent 6,1 15,2
Valid Percent 6,3 15,6
Cumulative Percent 6,3 21,9
15
45,5
46,9
68,8
7 3 32 1 33
21,2 9,1 97,0 3,0 100,0
21,9 9,4 100,0
90,6 100,0
Vraag 2, aspect 7: Mate van belangrijkheid: Nieuwsbrief
Valid
Missing Total
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total System
Frequency 2 3
Percent 6,1 9,1
Valid Percent 6,3 9,4
Cumulative Percent 6,3 15,6
10
30,3
31,3
46,9
14 3 32 1 33
42,4 9,1 97,0 3,0 100,0
43,8 9,4 100,0
90,6 100,0
Vraag 2, aspect 8: Mate van belangrijkheid: Voorbeeldnota's evenemementenbeleid andere gemeentes
Valid
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total
Frequency 2 2
Percent 6,1 6,1
Valid Percent 6,1 6,1
Cumulative Percent 6,1 12,1
9
27,3
27,3
39,4
17 3 33
51,5 9,1 100,0
51,5 9,1 100,0
90,9 100,0
Vraag 2, aspect 9: Mate van belangrijkheid: Adviezen op het gebied van bedrijfsvoering, subsidie, programmering, contracten e.d.
Valid
Missing Total
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total System
Frequency 2 6
Percent 6,1 18,2
Valid Percent 6,3 18,8
Cumulative Percent 6,3 25,0
14
42,4
43,8
68,8
9 1 32 1 33
27,3 3,0 97,0 3,0 100,0
28,1 3,1 100,0
96,9 100,0
Vraag 2, aspect 10: Mate van belangrijkheid: Persberichten en overige publicaties
Valid
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total
Frequency 1 7
Percent 3,0 21,2
Valid Percent 3,0 21,2
Cumulative Percent 3,0 24,2
10
30,3
30,3
54,5
14 1 33
42,4 3,0 100,0
42,4 3,0 100,0
97,0 100,0
Vraag 2, aspect 11: Mate van belangrijkheid: Aanbieden van congressen en seminars
Valid
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total
Frequency 3 7
Percent 9,1 21,2
Valid Percent 9,1 21,2
Cumulative Percent 9,1 30,3
12
36,4
36,4
66,7
10 1 33
30,3 3,0 100,0
30,3 3,0 100,0
97,0 100,0
Vraag 2, aspect 12: Mate van belangrijkheid: Aanbieden van workshops en cursussen
Valid
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total
Frequency 2 4
Percent 6,1 12,1
Valid Percent 6,1 12,1
Cumulative Percent 6,1 18,2
15
45,5
45,5
63,6
11 1 33
33,3 3,0 100,0
33,3 3,0 100,0
97,0 100,0
Vraag 2, aspect 13: Mate van belangrijkheid: Verzorgen van collectieve publiciteit
Valid
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Total
Frequency 3 6
Percent 9,1 18,2
Valid Percent 9,1 18,2
Cumulative Percent 9,1 27,3
16
48,5
48,5
75,8
8 33
24,2 100,0
24,2 100,0
100,0
Vraag 2, aspect 14: Mate van belangrijkheid: Trends en ontwikkelingen op evenementengebied publiceren
Valid
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total
Frequency 3 4
Percent 9,1 12,1
Valid Percent 9,1 12,1
Cumulative Percent 9,1 21,2
8
24,2
24,2
45,5
15 3 33
45,5 9,1 100,0
45,5 9,1 100,0
90,9 100,0
Vraag 2, aspect 15: Mate van belangrijkheid: Punt waar leden stageplaatsen aan kunnen bieden
Valid
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Total
Frequency 2 11
Percent 6,1 33,3
Valid Percent 6,1 33,3
Cumulative Percent 6,1 39,4
17
51,5
51,5
90,9
3 33
9,1 100,0
9,1 100,0
100,0
Vraag 2, aspect 16: Mate van belangrijkheid: Invalpool/database arbeidskrachten
Valid
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Total
Frequency 4 14
Percent 12,1 42,4
Valid Percent 12,1 42,4
Cumulative Percent 12,1 54,5
13
39,4
39,4
93,9
2 33
6,1 100,0
6,1 100,0
100,0
Vraag 2, aspect 17: Mate van belangrijkheid: Wedstrijd/competitie organiseren
Valid
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Total
Frequency 10 14
Percent 30,3 42,4
Valid Percent 30,3 42,4
Cumulative Percent 30,3 72,7
7
21,2
21,2
93,9
2 33
6,1 100,0
6,1 100,0
100,0
Vraag 2, aspect 18: Mate van belangrijkheid: Ontwikkelen van een website
Valid
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total
Frequency 3 7
Percent 9,1 21,2
Valid Percent 9,1 21,2
Cumulative Percent 9,1 30,3
8
24,2
24,2
54,5
14 1 33
42,4 3,0 100,0
42,4 3,0 100,0
97,0 100,0
Vraag 2, aspect 19: Mate van belangrijkheid: Aansluiting bij MKB-Nederland
Valid
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Total
Frequency 3 8
Percent 9,1 24,2
Valid Percent 9,1 24,2
Cumulative Percent 9,1 33,3
14
42,4
42,4
75,8
8 33
24,2 100,0
24,2 100,0
100,0
Vraag 3, aspect 1: Belangenbehartiging; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 15 10 25 8 33
Percent 45,5 30,3 75,8 24,2 100,0
Valid Percent 60,0 40,0 100,0
Cumulative Percent 60,0 100,0
Vraag 3, aspect 2: Vraagbaak; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 8 18 26 7 33
Percent 24,2 54,5 78,8 21,2 100,0
Valid Percent 30,8 69,2 100,0
Cumulative Percent 30,8 100,0
Vraag 3, aspect 3: Discussieforum; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 5 20 25 8 33
Percent 15,2 60,6 75,8 24,2 100,0
Valid Percent 20,0 80,0 100,0
Cumulative Percent 20,0 100,0
Vraag 3, aspect 4: Vakbibliotheek inrichten; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 11 14 25 8 33
Percent 33,3 42,4 75,8 24,2 100,0
Valid Percent 44,0 56,0 100,0
Cumulative Percent 44,0 100,0
Vraag 3, aspect 5: Telefonisch spreekuur; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 12 13 25 8 33
Percent 36,4 39,4 75,8 24,2 100,0
Valid Percent 48,0 52,0 100,0
Cumulative Percent 48,0 100,0
Vraag 3, aspect 6: Onderzoek doen/initieren; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 8 17 25 8 33
Percent 24,2 51,5 75,8 24,2 100,0
Valid Percent 32,0 68,0 100,0
Cumulative Percent 32,0 100,0
Vraag 3, aspect 7: Nieuwsbrief; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 14 11 25 8 33
Percent 42,4 33,3 75,8 24,2 100,0
Valid Percent 56,0 44,0 100,0
Cumulative Percent 56,0 100,0
Vraag 3, aspect 8: Voorbeeldnota's evenementenbeleid andere gemeentes; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 14 11 25 8 33
Percent 42,4 33,3 75,8 24,2 100,0
Valid Percent 56,0 44,0 100,0
Cumulative Percent 56,0 100,0
Vraag 3, aspect 9: Adviezen op het gebied van bedrijfsvoering, subsidie, programmering, contracten e.d.; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 15 10 25 8 33
Percent 45,5 30,3 75,8 24,2 100,0
Valid Percent 60,0 40,0 100,0
Cumulative Percent 60,0 100,0
Vraag 3, aspect 10: Persberichten en overige publicaties; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 4 21 25 8 33
Percent 12,1 63,6 75,8 24,2 100,0
Valid Percent 16,0 84,0 100,0
Cumulative Percent 16,0 100,0
Vraag 3, aspect 11: Aanbieden van congressen en seminars; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 7 18 25 8 33
Percent 21,2 54,5 75,8 24,2 100,0
Valid Percent 28,0 72,0 100,0
Cumulative Percent 28,0 100,0
Vraag 3, aspect 12: Aanbieden van workshops en cursussen; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 7 18 25 8 33
Percent 21,2 54,5 75,8 24,2 100,0
Valid Percent 28,0 72,0 100,0
Cumulative Percent 28,0 100,0
Vraag 3, aspect 13: Verzorgen van collectieve publiciteit; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 6 19 25 8 33
Percent 18,2 57,6 75,8 24,2 100,0
Valid Percent 24,0 76,0 100,0
Cumulative Percent 24,0 100,0
Vraag 3, aspect 14: Trends en ontwikkelingen op evenementengebied publiceren; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 6 19 25 8 33
Percent 18,2 57,6 75,8 24,2 100,0
Valid Percent 24,0 76,0 100,0
Cumulative Percent 24,0 100,0
Vraag 3, aspect 15: Punt waar leden stageplaatsen aan kunnen bieden; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 8 17 25 8 33
Percent 24,2 51,5 75,8 24,2 100,0
Valid Percent 32,0 68,0 100,0
Cumulative Percent 32,0 100,0
Vraag 3, aspect 16: Invalpool/database arbeidskrachten; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 8 15 23 10 33
Percent 24,2 45,5 69,7 30,3 100,0
Valid Percent 34,8 65,2 100,0
Cumulative Percent 34,8 100,0
Vraag 3, aspect 17: Wedstrijd/competitie organiseren; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 4 21 25 8 33
Percent 12,1 63,6 75,8 24,2 100,0
Valid Percent 16,0 84,0 100,0
Cumulative Percent 16,0 100,0
Vraag 3, aspect 18: Ontwikkeling van een website; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 4 21 25 8 33
Percent 12,1 63,6 75,8 24,2 100,0
Valid Percent 16,0 84,0 100,0
Cumulative Percent 16,0 100,0
Vraag 3, aspect 19: Aansluiting bij MKB-Nederland; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 9 16 25 8 33
Percent 27,3 48,5 75,8 24,2 100,0
Valid Percent 36,0 64,0 100,0
Vraag 3a: Mist u nog iets in deze opsomming? Aspect: Afstemming politie/GGD/brandweer Mate van belangrijkheid: Zeer belangrijk Alleen voor leden: Ja Aspect: Beleidsvragen Mate van belangrijkheid: Belangrijk Alleen voor leden: Nee Aspect: Juridische vragen Mate van belangrijkheid: Belangrijk Alleen voor leden: Nee
Cumulative Percent 36,0 100,0
Vraag 4: Tegen welke problemen op het gebied van evenementenbeleid of evenementenorganisatie bent u reeds aangelopen/loopt u aan? Vraag 4a: Kan een brancheorganisatie helpen deze problemen op te lossen of te voorkomen?
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 11 16 27 6 33
Percent 33,3 48,5 81,8 18,2 100,0
Valid Percent 40,7 59,3 100,0
Cumulative Percent 40,7 100,0
Vraag 4b: Kunt u aangeven hoe een brancheorganisatie daarbij zou kunnen helpen? Vraag 4c: Kunt u aangeven waarom u denkt dat een brancheorganisatie daarbij niet zou kunnen helpen? Er is getracht de problemen zoveel mogelijk te clusteren, hieronder is daarvan een weerave te zien. 1. Geluidsoverlast Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente:
Geluidsoverlast Ja Mogelijkheden of voorbeelden geluidswerende middelen Neutraal Losser (Overijssel)
Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente:
Geluidsoverlast Ja Geen idee, we komen er zelf ook niet uit dus geen suggesties om het aan te pakken Neutraal Haaksbergen (Overijssel)
Probleem: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente:
Balans tussen muziekevenement/geluidsoverlast (belangen omwonenden) Nee Het is per evenement en plaatselijke omstandigheden verschillend Geen behoefte Sliedrecht (Zuid-holland)
Probleem: Hulp: Waarom niet:
Te hanteren geluidsnormen Nee Naar mijn mening kunnen gemeenten door onderlinge uitwisseling van informatie aan voldoende kennis komen om een evenementenbeleid op te zetten, internet is daarbij een perfect medium. De behoefte aan een brancheorganisatie is daarom m.i. gering. Geen behoefte Winterswijk (Gelderland)
Behoefte: Gemeente:
2. Nog geen evenementenbeleid Probleem: Hulp:
Gemeente heeft nog geen evenementenbeleid dus lopen aan tegen allerlei problemen/hiaten vele vragen mbt maatwerk voor onze gemeente Ja
Hoe: Behoefte: Gemeente:
- Concrete vragen beantwoorden; de gemeente behoeft niet zelf het wiel uit te vinden - Overleg met "ervaren" gemeenten is een must Wel behoefte Loon op Zand (Noord Brabant)
3. Collectiviteit Probleem: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente:
Collectief sponsorbeleid lokale bedrijfsleven Nee Helpen wel, maar niet oplossen of voorkomen Wel behoefte Noordwijk (Zuid-Holland)
4. Financiën Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente:
Genereren van voldoende financiële middelen Ja Geven van tips en handreikingen Geen behoefte Aa en Hunze (Drenthe)
5. Tijdsaspect Probleem: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente: Probleem: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente:
Tijd (zijn bezig algemeen evenementenbeleid op te stellen) Nee Werk moet gedaan worden en naar mijn mening is een brancheorganisatie geen verschaffer van (tijdelijke) arbeidskrachten Neutraal Cranendonck (Noord Brabant) Behandelingstermijn (procedure) Nee Naar mijn mening kunnen gemeenten door onderlinge uitwisseling van informatie aan voldoende kennis komen om een evenementenbeleid op te zetten, internet is daarbij een perfect medium. De behoefte aan een brancheorganisatie is daarom m.i. gering. Geen behoefte Winterswijk (Gelderland)
6. Vrijwilligers Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente:
Vinden van vrijwilligers Ja Geven van tips en handreikingen Geen behoefte Aa en Hunze (Drenthe)
7. Locatie Probleem: Hulp: Waarom niet:
Behoefte:
Evenementen in tenten geven wel eens problemen Nee - Niveau van hulpverleningsdiensten en ambtenaren openbare orde en veiligheid zijn van dusdanig niveau dat problemen weinig voorkomen. - Er is regelmatig overleg zodat de meeste punten al in de vergunningen zijn meegenomen. Geen behoefte
Gemeente:
Groenlo-Lichtenvoorde (Gelderland)
8. Belangenverstrengeling/afstemming/belangen diverse disiplines Probleem: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente:
Afstemming interne afdelingen, politiek en politie Nee het is een afstemmings-/communicatie probleem intern Neutraal Wierden (Overijssel)
Probleem:
Soms is de gemeente ook organisator van een evenement. Dan zijn er wel eens knelpunten voor de vergunningverlener Nee De gemeenten zijn allemaal lid van de VNG Geen behoefte Zaltbommel (Noord Brabant)
Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente:
Probleem: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente: Probleem: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente:
Versnippering diverse disciplines binnen de organisatie. bijv. brandweer, vergunning APV, drankwetgeving etc. Nee Is een zaak van de organisatie binnen iedere gemeente Neutraal Beuningen (Gelderland) Zowel bij het maken als uitvoeren van beleid is er sprake van een afweging van diverse, vaak tegengestelde, belangen. Dit noopt tot keuzes en geeft soms spanning Nee Het gaat met name om lokale belangen en afwegingen Geen behoefte Halderberge (Noord Brabant)
9. Handhavingsregels Probleem: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente: Probleem: Hulp: Waarom niet:
De omslag van weinig regulering of overheidsbemoeienis naar meer toepassen van regels en beleid Nee Er is bij burgers in het algemeen en bij organisatoren in het bijzonder de wens om alles te mogen organiseren, maar wanneer het mis gaat had de overheid meer moeten reguleren en handhaven. Geen behoefte Wijdemeren (Noord-Holland)
Behoefte: Gemeente:
Handhaving voorwaarden Nee Interne afweging, willen we streng zijn of moet er in goed overleg tot op zekere hoogte aan wensen tegemoet gekomen worden Wel behoefte Skarsterlân (Friesland)
Probleem: Hulp:
Stellen van goede handhaafbare regels rond eindtijden & geluid (overlast) Ja
Hoe: Behoefte: Gemeente:
Studie doen naar meer praktische eisen Geen behoefte Dongeradeel (Friesland)
Probleem: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente:
Handhaving van gestelde normen Nee Het is een afweging van intern en politiek Neutraal Wierden (Overijssel)
Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente:
Handhaving van regels (relatie met capaciteit) Ja Ervaringen van andere gemeenten kunnen helpen Wel behoefte Zundert (Noord Brabant)
10. Organisatoren dienen te laat aanvragen in Probleem: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente: Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente:
Gemeente wordt vaak als laatste schakel gezien, nog even een vergunning aanvragen Nee Interne afweging, willen we streng zijn of moet er in goed overleg tot op zekere hoogte aan wensen tegemoet gekomen worden Wel behoefte Skarsterlân (Friesland) Organisaties dienen (te) laat aanvragen in om tijdig alle adviezen bij politie/brandweer e.d. op te kunnen vragen Ja Eenduidig beleid op hoofdzaken formuleren Wel behoefte Hulst (Zeeland)
11. Evenementenbeleid per gemeente verschillend Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente:
Beleid van diverse gemeenten verschilt enorm Ja Eenduidig beleid op hoofdzaken formuleren Wel behoefte Hulst (Zeeland)
12. Richtlijnen voor toekenning subsidies Probleem: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente:
Criteria subsidietoekenning Nee Helpen wel, maar niet oplossen of voorkomen Wel behoefte Noordwijk (Zuid-Holland)
13. Beoordeling van evenementen m.b.t. in rekening brengen van bepaalde kosten
Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente:
Hoe de verschillende evenementen te beoordelen inzake het wel of niet in rekening brengen van de kosten voor het uitvoeren van verkeersmaatregelen en gebruik gemeentelijke materialen (bv. dranghekken) Ja Informatie hoe andere gemeenten hiermee omgaan en evt. voorbeeldnota's Geen behoefte Tubbergen (Overijssel)
14. Facilitaire zaken als beveiliging, opruimen van afval en dergelijke Probleem: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente:
Beveiliging Nee Geen behoefte Winterswijk (Gelderland)
15. Overigen Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente:
Beleidsvraagstukken Ja Beleidsvraagstukken beantwoorden Neutraal Gilze en Rijen (Noord Brabant)
Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente:
Capaciteitsproblemen, zowel ambtelijk als bijv bij politie Ja Ervaringen van andere gemeenten kunnen helpen Wel behoefte Zundert (Noord Brabant)
Probleem: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente:
Continuïteit organisaties Nee Helpen wel, maar niet oplossen of voorkomen Wel behoefte Noordwijk (Zuid-Holland)
Probleem:
Juridische vragen, Organisatoren worden steeds "slimmer" om gemeentebeleid te omzeilen Ja Juridische vraagstukken beantwoorden Neutraal Gilze en Rijen (Noord Brabant)
Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente: Probleem:
Behoefte: Gemeente:
Sluitend beleid lijkt moeilijk als je als gemeente ruimte wilt houden voor incidentele bijzondere evenementen Nee Interne afweging, willen we streng zijn of moet er in goed overleg tot op zekere hoogte aan wensen tegemoet gekomen worden Wel behoefte Skarsterlân (Friesland)
Probleem: Hulp:
Spanning tussen theorie en praktijk Ja
Hulp: Waarom niet:
Hoe: Behoefte: Gemeente:
Meer contact met organisatoren kan spanning praktijk-theorie verminderen Wel behoefte Zundert (Noord Brabant)
Dan waren er nog enkele respondenten die niet aangaven problemen te hebben maar wel tips gaven hoe een brancheorganisatie zou kunnen helpen of een reden gaven waarom een brancheorganisatie in hun ogen niet zou kunnen helpen. Hoe kan een brancheorganisatie helpen bij het oplossen van deze problemen? Tip: Hulp: Behoefte: Gemeente:
Landelijk hetzelfde beleid m.b.t. evenementen Ja Neutraal Sint-Michielsgestel (Noord Brabant)
Tip: Hulp: Behoefte: Gemeente:
Met name risico's in beeld brengen en het voorkomen van problemen Ja Neutraal Cuijk (Noord Brabant)
Waarom kan een brancheorganisatie niet helpen bij het oplossen van deze problemen? Tip: Bij problemen moeten de plaatselijke instanties zelf naar concrete oplossingen zoeken. Daar komen we zelf eigenlijk altijd goed uit. Hulp: Nee Behoefte: Geen behoefte Gemeente: Borne (Overijssel)
Vraag 5: Heeft u reeds overleg gepleegd met andere gemeentes over evenementenbeleid en evenementenorganisatie binnen uw gemeente?
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 18 14 32 1 33
Percent 54,5 42,4 97,0 3,0 100,0
Valid Percent 56,3 43,8 100,0
Cumulative Percent 56,3 100,0
Vraag 5a: Met welke gemeente(n) pleegt u dat overleg?
Valid Borne Buurgemeenten Buurgemeenten (regionale wekgroep APV Diversen via Gemnet Gillze-Rijen Heeze-Leende Meerdere organisaties Regionaal overleg Twente (14 gemeenten) Terneuzen Total
Frequency 15 1 10
Percent 45,5 3,0 30,3
Valid Percent 45,5 3,0 30,3
Cumulative Percent 45,5 48,5 78,8
1
3,0
3,0
81,8
1 1 1 1
3,0 3,0 3,0 3,0
3,0 3,0 3,0 3,0
84,8 87,9 90,9 93,9
1
3,0
3,0
97,0
1 33
3,0 100,0
3,0 100,0
100,0
Vraag 5a: Met welke gemeente(n) pleegt u dat overleg?
Valid Colegiale gemeenten in den lande Daarnaast voorbeeldevenemente nbeleid van diverse gemeenten (ca. 10) Dordrecht Enschede gemeente binnen Wgr-regio Gemeenten van gelijke grootte qua inwonersaantal Goes (evenementenbeleid geopieerd) Politie regio Regionaal verband (werkgroep) Sluis VNG Total
Frequency 22
Percent 66,7
Valid Percent 66,7
Cumulative Percent 66,7
1
3,0
3,0
69,7
1
3,0
3,0
72,7
1 1
3,0 3,0
3,0 3,0
75,8 78,8
1
3,0
3,0
81,8
1
3,0
3,0
84,8
1
3,0
3,0
87,9
1
3,0
3,0
90,9
1
3,0
3,0
93,9
1 1 33
3,0 3,0 100,0
3,0 3,0 100,0
97,0 100,0
Vraag 5a: Met welke gemeente(n) pleegt u dat overleg?
Valid Leiden Overige gemeenten, specifieker telefonisch Waalwijk ZHZ Total
Frequency 29 1
Percent 87,9 3,0
Valid Percent 87,9 3,0
Cumulative Percent 87,9 90,9
1
3,0
3,0
93,9
1 1 33
3,0 3,0 100,0
3,0 3,0 100,0
97,0 100,0
Vraag 5a: Met welke gemeente(n) pleegt u dat overleg?
Valid Tilburg Total
Frequency 32 1 33
Percent 97,0 3,0 100,0
Valid Percent 97,0 3,0 100,0
Cumulative Percent 97,0 100,0
Vraag 5b: Waarom pleegt u geen overleg met andere gemeenten?
Valid
Frequency 21
Percent 63,6
Valid Percent 63,6
Cumulative Percent 63,6
1
3,0
3,0
66,7
1
3,0
3,0
69,7
1
3,0
3,0
72,7
1
3,0
3,0
75,8
1
3,0
3,0
78,8
1 1
3,0 3,0
3,0 3,0
81,8 84,8
1
3,0
3,0
87,9
1
3,0
3,0
90,9
1
3,0
3,0
93,9
1
3,0
3,0
97,0
1 33
3,0 100,0
3,0 100,0
100,0
Als sinds jaren een eigen invulling van evenementenbeleid (in 2004 neergelegd in een nota. Autonoom in handelen E.e.a. loopt naar ons idee goed (genoeg) Er is al een goed beleid Er is wel sprake van onderlinge informatieverstrekking maar nauwelijks inhoudelijke afstemming. (e.e.a. is toch vooral lokaal bepaald Geen aanleiding Geen behoefte aan Geen overleg, wel nota's opgevraagd van omringende gemeenten Geen tijd voor Nauwelijks evenementen van enige omvang in gemeente Ondervinden geen (onoverkomelijke) problemen met organisatie activiteiten Wel notities ingekeken Total
Vraag 5b: Waarom pleegt u geen overleg met andere gemeenten?
Valid Geen capaciteit voor in elke gemeente is de situatie anders ontbrekenvan meerwaarde Total
Frequency 30 1
Percent 90,9 3,0
Valid Percent 90,9 3,0
Cumulative Percent 90,9 93,9
1
3,0
3,0
97,0
1
3,0
3,0
100,0
33
100,0
100,0
Samenwerking Vraag 6: Hoe staat u tegenover aansluiting bij een bestaande brancheorganisatie?
Valid
Zeer negatief Noch positief/noch negatief Positief Zeer positief Total
Frequency 1
Percent 3,0
Valid Percent 3,0
Cumulative Percent 3,0
18
54,5
54,5
57,6
12 2 33
36,4 6,1 100,0
36,4 6,1 100,0
93,9 100,0
Vraag 6a: Zou u een aantal brancheorganisaties op kunnen noemen waarmee deze brancheorganisatie zou kunnen samenwerken?
Valid BOVAK/NKB (kermisbonden) FPPM (Fonds voor podiumprogrammering en marketing) Gemeenten-provincies Grootschalige evenementenorganisatie s die ervaring hebben op het gebied van evenementen. Overleg tussen gemeenten onderling over bijv. prostitutiebeleid/wet BIBOB Politie VNG Total
Frequency 16
Percent 48,5
Valid Percent 48,5
Cumulative Percent 48,5
1
3,0
3,0
51,5
1
3,0
3,0
54,5
1
3,0
3,0
57,6
1
3,0
3,0
60,6
1
3,0
3,0
63,6
1 11 33
3,0 33,3 100,0
3,0 33,3 100,0
66,7 100,0
Vraag 6a: Zou u een aantal brancheorganisaties op kunnen noemen waarmee deze brancheorganisatie zou kunnen samenwerken?
Valid GGD/GHOR GHOR Horeca Nederland Regionaal college politie MWB Vereniging van circusorganisaties VZG Total
Frequency 25 1 1 3
Percent 75,8 3,0 3,0 9,1
Valid Percent 75,8 3,0 3,0 9,1
Cumulative Percent 75,8 78,8 81,8 90,9
1
3,0
3,0
93,9
1
3,0
3,0
97,0
1 33
3,0 100,0
3,0 100,0
100,0
Vraag 6a: Zou u een aantal brancheorganisaties op kunnen noemen waarmee deze brancheorganisatie zou kunnen samenwerken?
Valid Brandweer Brandweer (gebruikersvergunningen) MKB Nederland Politie Total
Frequency 29 1
Percent 87,9 3,0
Valid Percent 87,9 3,0
Cumulative Percent 87,9 90,9
1
3,0
3,0
93,9
1 1 33
3,0 3,0 100,0
3,0 3,0 100,0
97,0 100,0
Vraag 6a: Zou u een aantal brancheorganisaties op kunnen noemen waarmee deze brancheorganisatie zou kunnen samenwerken?
Valid Politie Total
Frequency 32 1 33
Percent 97,0 3,0 100,0
Valid Percent 97,0 3,0 100,0
Cumulative Percent 97,0 100,0
Vraag 6a: Zou u een aantal brancheorganisaties op kunnen noemen waarmee deze brancheorganisatie zou kunnen samenwerken?
Valid Horeca Nederland Total
Frequency 32 1 33
Percent 97,0 3,0 100,0
Valid Percent 97,0 3,0 100,0
Cumulative Percent 97,0 100,0
Vraag 6a: Zou u een aantal brancheorganisaties op kunnen noemen waarmee deze brancheorganisatie zou kunnen samenwerken?
Valid IPO (Interprovinciaal Overleg) Total
Frequency 32
Percent 97,0
Valid Percent 97,0
Cumulative Percent 97,0
1
3,0
3,0
100,0
33
100,0
100,0
Vraag 6b: Hoe staat u tegenover het opzetten van een Nederlandse tak van IFEA Europe?
Valid
Missing Total
Negatief noch positief/noch negatief Postitief Ik ben niet bekend met IFEA Europe Total System
Frequency 2
Percent 6,1
Valid Percent 6,3
Cumulative Percent 6,3
11
33,3
34,4
40,6
9
27,3
28,1
68,8
10
30,3
31,3
100,0
32 1 33
97,0 3,0 100,0
100,0
In deel twee van deze vraag werd de respondent gevraagd het antwoord van zijn/haar keuze toe te lichten. Hieronder zijn de toelichtingen per antwoordcategorie weergegeven. Negatief: • Als kleine gemeente is hier weinig tot geen behoefte aan Noch positief / noch negatief: • Het organiseren van evenementen behoort niet tot de taak van gemeenten. Wel voorwaarden scheppen en kaders stellen. Pas als alle gevolgen van samenwerking duidelijk zijn kan hierover een standpunt worden ingenomen. Samenwerken moet iets extra's toevoegen •
Wij hebben in onze gemeente niet met dergelijke evenementen te maken
Positief: • Een reeds bestaande organisatie •
Ik ben niet bekend met IFEA maar een Nederandse tak van een Europese organisatie kan nooit slecht zijn
•
Kennis gaat op deze wijze niet verloren en de reeds aanwezige kennis wordt opnieuw gebruikt
•
Met name soort organisatoren en slechte organisaties zijn dan bekend
•
Specifiek op Nederland gericht is altijd positief
•
Sta altijd open voor andere zienswijzen
Ik ben niet bekend met IFEA Europe: • Het moet niet te abstract en te grootschalig worden. Graag wel praktijkgericht en op regioniveau. •
Lijkt me alleen iets voor de gemeenten met meer dan 100.000 inwoners
•
Maar ik sta er wel positief tegenover
•
Niet zeer positief, wordt het zo niet te grootschalig?Gemeenten hebben veel te maken met niet-betalende evenementen zoals buurtfeesten, moeten die op internationaal niveau geregeld worden? Sla regionaal niet over! Allereerst zou dat geregeld moeten worden
Contributie Vraag 7: Welk bedrag zou u redelijkerwijs aan contributie willen betalen?
Valid
Missing Total
Minder dan 50 Euro Tussen de 50 en de 100 Euro Tussen de 100 en de 150 Euro Ik wil geen lid worden Total System
Frequency 5
Percent 15,2
Valid Percent 16,1
Cumulative Percent 16,1
6
18,2
19,4
35,5
3
9,1
9,7
45,2
17 31 2 33
51,5 93,9 6,1 100,0
54,8 100,0
100,0
Persoonlijke gegevens Vraag 8: Wat is uw naam? -------Vraag 9: Bij welke gemeente bent u werkzaam? De antwoorden op deze vraag zijn hieronder per provincie weergegeven. Friesland (2) Dongeradeel Skarsterlân Drenthe (3) Aa en Hunze Borger-Odoorn De Wolden Overijssel (6) Borne Haaksbergen Losser Tubbergen Wierden Zwartewaterland Noord Holland (2) Stede Broec Wijdemeren
Zuid Holland (4) Hendrik-Ido-Ambacht Lisse Noordwijk Sliedrecht Gelderland (4) Beuningen Elburg Groenlo-Lichtenvoorde Winterswijk
Noord-Brabant (11) Cranendonck Cuijk Gilze en Rijen Halderberge Laarbeek Loon op Zand Nuenen Sint-Michielsgestel Steenbergen Zaltbommel Zundert Zeeland (1) Hulst
Vraag 10: Wat is uw functie binnen de gemeente? Adm. juridisch beleidsmedewerker Adviseur in algemene dienst Afsudeerder bestuurskunde/Integrale veiligheid. Opdracht: opstellen evenementenbeleid Algemeen Juridisch medewerker afd. Bijzondere wetten Beleidsmedewerker Beleidsmedewerker afdeling vergunningen Beleidsmedewerker APV en bijzondere wetten Beleidsmedewerker Juridische zaken Beleismedewerker J.A.Z. Hoofd afdeling Juridische zaken en veiligheid Hoofd algemene en bestuurlijke zaken Juridisch beleidsmedewerker Juridisch beleidsmedewerker Juridicsh beleidsmedewerker Juridisch beleidsmedewerker Juridisch medewerker Juridisch medewerkster Medewerker algemene juridische zaken Medewerker APV/Bijzondere wetten Medewerker bestuur en communicatie Medewerker Burgerzaken/APV Medewerker Juridische zaken Medewerker Juridische zaken/kabinetszaken Medewerker team openbare orde en bijzondere wetten Medewerkster afdeling Veiligheid, Brandweer Handhaving Medewerkster Algemeen Juridische zaken Medewerkster evenementen Medewerkster Juridische Zaken Medewerkster juridische zaken afdeling BMO Openbare Orde en Veiligheid Senior beleidsmedewerker E.Z. en Toerisme Vergunningverlener voor alle evenementen en bijzondere wetten Vergunningverlener voor evenementen
Vraag 11: Mag ik u benaderen voor een nadere toelichting op uw antwoorden?
Valid
Ja Nee Total
Frequency 21 12 33
Percent 63,6 36,4 100,0
Valid Percent 63,6 36,4 100,0
Cumulative Percent 63,6 100,0
Aanvullende opmerkingen Enkele respondenten hebben aanvullende opmerkingen op de enquête geschreven. Deze opmerkingen zijn hieronder weergegeven. Zundert: Contributie is onbekend, het is een politieke keuze. Zaltbommel: De gemeenten hebben hier al een VNG voor!!! Winterswijk: Een brancheorganisatie zou kunnen helpen problemen op te lossen of te voorkomen maar dit is niet noodzakelijk.
Sliedrecht: Ik denk dat een brancheorganisatie niet kan helpen om problemen op te lossen of te voorkomen. In een gemeente als Sliedrecht <25.000 inw. is een dergelijke org wellicht niet zo interessant, lijkt me meer iets voor grotere steden. Skarsterlân: Ivm met bezuinigingen binnen de gemeente graag zo weinig mogelijk contributie, maar het moet wel redelijk zijn. Halderberge: We willen vooralsnog geen lid worden. Borger-Odoorn: Wij hebben als kleine gemeente voldoende kennis in huis, vragen zijn volgens ons meer van toepassing op grote gemeenten. Tubbergen: Wij organiseren zelf geen evenementen in de gemeente. Dit doen veelal verenigingen en stichtingen uit onze gemeente.
Bijlage 22 SPSS frequentietabellen N=28 De onderstaande tabellen hebben betrekking op de respondenten van de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners. Wensen en behoeften Vraag 1: Heeft uw gemeente behoefte aan een dergelijke brancheorganisatie?
Valid
Missing Total
Zeer weinig behoefte Weinig behoefte Noch veel/noch weinig behoefte Veel behoefte Total System
Frequency 2 4
Percent 7,1 14,3
Valid Percent 7,4 14,8
Cumulative Percent 7,4 22,2
15
53,6
55,6
77,8
6 27 1 28
21,4 96,4 3,6 100,0
22,2 100,0
100,0
Vraag 2, aspect 1: Mate van belangrijkheid: Belangenbehartiging
Valid
Missing Total
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total System
Frequency 2 4
Percent 7,1 14,3
Valid Percent 7,4 14,8
Cumulative Percent 7,4 22,2
12
42,9
44,4
66,7
8 1 27 1 28
28,6 3,6 96,4 3,6 100,0
29,6 3,7 100,0
96,3 100,0
Vraag 2, aspect 2: Mate van belangrijkheid: Vraagbaak
Valid
Missing Total
Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total System
Frequency 1
Percent 3,6
Valid Percent 3,7
Cumulative Percent 3,7
4
14,3
14,8
18,5
18 4 27 1 28
64,3 14,3 96,4 3,6 100,0
66,7 14,8 100,0
85,2 100,0
Vraag 2, aspect 3: Mate van belangrijkheid: Discussieforum
Valid
Missing Total
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total System
Frequency 1 4
Percent 3,6 14,3
Valid Percent 3,7 14,8
Cumulative Percent 3,7 18,5
11
39,3
40,7
59,3
9 2 27 1 28
32,1 7,1 96,4 3,6 100,0
33,3 7,4 100,0
92,6 100,0
Vraag 2, aspect 4: Mate van belangrijkheid: Vakbibliotheek inrichten
Valid
Missing Total
Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total System
Frequency 3
Percent 10,7
Valid Percent 11,1
Cumulative Percent 11,1
13
46,4
48,1
59,3
10 1 27 1 28
35,7 3,6 96,4 3,6 100,0
37,0 3,7 100,0
96,3 100,0
Vraag 2, aspect 5: Mate van belangrijkheid: Telefonisch spreekuur
Valid
Missing Total
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Total System
Frequency 2 2
Percent 7,1 7,1
Valid Percent 7,4 7,4
Cumulative Percent 7,4 14,8
11
39,3
40,7
55,6
12 27 1 28
42,9 96,4 3,6 100,0
44,4 100,0
100,0
Vraag 2, aspect 6: Mate van belangrijkheid: Onderzoek doen/initieren
Valid
Missing Total
Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total System
Frequency 3
Percent 10,7
Valid Percent 11,1
Cumulative Percent 11,1
8
28,6
29,6
40,7
14 2 27 1 28
50,0 7,1 96,4 3,6 100,0
51,9 7,4 100,0
92,6 100,0
Vraag 2, aspect 7: Mate van belangrijkheid: Nieuwsbrief
Valid
Missing Total
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Total System
Frequency 1 2
Percent 3,6 7,1
Valid Percent 3,7 7,4
Cumulative Percent 3,7 11,1
11
39,3
40,7
51,9
13 27 1 28
46,4 96,4 3,6 100,0
48,1 100,0
100,0
Vraag 2, aspect 8: Mate van belangrijkheid: Voorbeeldnota's evenemementenbeleid andere gemeentes
Valid
Missing Total
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total System
Frequency 1 2
Percent 3,6 7,1
Valid Percent 3,7 7,4
Cumulative Percent 3,7 11,1
3
10,7
11,1
22,2
12 9 27 1 28
42,9 32,1 96,4 3,6 100,0
44,4 33,3 100,0
66,7 100,0
Vraag 2, aspect 9: Mate van belangrijkheid: Adviezen op het gebied van bedrijfsvoering, subsidie, programmering, contracten e.d.
Valid
Missing Total
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total System
Frequency 1 3
Percent 3,6 10,7
Valid Percent 3,8 11,5
Cumulative Percent 3,8 15,4
7
25,0
26,9
42,3
13 2 26 2 28
46,4 7,1 92,9 7,1 100,0
50,0 7,7 100,0
92,3 100,0
Vraag 2, aspect 10: Mate van belangrijkheid: Persberichten en overige publicaties
Valid
Missing Total
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total System
Frequency 1 7
Percent 3,6 25,0
Valid Percent 3,7 25,9
Cumulative Percent 3,7 29,6
8
28,6
29,6
59,3
10 1 27 1 28
35,7 3,6 96,4 3,6 100,0
37,0 3,7 100,0
96,3 100,0
Vraag 2, aspect 11: Mate van belangrijkheid: Aanbieden van congressen en seminars
Valid
Missing Total
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Total System
Frequency 1 5
Percent 3,6 17,9
Valid Percent 3,7 18,5
Cumulative Percent 3,7 22,2
13
46,4
48,1
70,4
8 27 1 28
28,6 96,4 3,6 100,0
29,6 100,0
100,0
Vraag 2, aspect 12: Mate van belangrijkheid: Aanbieden van workshops en cursussen
Valid
Missing Total
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Total System
Frequency 1 6
Percent 3,6 21,4
Valid Percent 3,7 22,2
Cumulative Percent 3,7 25,9
10
35,7
37,0
63,0
10 27 1 28
35,7 96,4 3,6 100,0
37,0 100,0
100,0
Vraag 2, aspect 13: Mate van belangrijkheid: Verzorgen van collectieve publiciteit
Valid
Missing Total
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total System
Frequency 1 11
Percent 3,6 39,3
Valid Percent 3,7 40,7
Cumulative Percent 3,7 44,4
10
35,7
37,0
81,5
4 1 27 1 28
14,3 3,6 96,4 3,6 100,0
14,8 3,7 100,0
96,3 100,0
Vraag 2, aspect 14: Mate van belangrijkheid: Trends en ontwikkelingen op evenementengebied publiceren
Valid
Missing Total
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total System
Frequency 1 2
Percent 3,6 7,1
Valid Percent 3,7 7,4
Cumulative Percent 3,7 11,1
6
21,4
22,2
33,3
16 2 27 1 28
57,1 7,1 96,4 3,6 100,0
59,3 7,4 100,0
92,6 100,0
Vraag 2, aspect 15: Mate van belangrijkheid: Punt waar leden stageplaatsen aan kunnen bieden
Valid
Missing Total
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Total System
Frequency 3 9
Percent 10,7 32,1
Valid Percent 11,1 33,3
Cumulative Percent 11,1 44,4
10
35,7
37,0
81,5
5 27 1 28
17,9 96,4 3,6 100,0
18,5 100,0
100,0
Vraag 2, aspect 16: Mate van belangrijkheid: Invalpool/database arbeidskrachten
Valid
Missing Total
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Total System
Frequency 4 10
Percent 14,3 35,7
Valid Percent 14,8 37,0
Cumulative Percent 14,8 51,9
9
32,1
33,3
85,2
4 27 1 28
14,3 96,4 3,6 100,0
14,8 100,0
100,0
Vraag 2, aspect 17: Mate van belangrijkheid: Wedstrijd/competitie organiseren
Valid
Missing Total
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Total System
Frequency 8 10
Percent 28,6 35,7
Valid Percent 29,6 37,0
Cumulative Percent 29,6 66,7
9
32,1
33,3
100,0
27 1 28
96,4 3,6 100,0
100,0
Vraag 2, aspect 18: Mate van belangrijkheid: Ontwikkeling van een website
Valid
Missing Total
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Zeer belangrijk Total System
Frequency 1 2
Percent 3,6 7,1
Valid Percent 3,7 7,4
Cumulative Percent 3,7 11,1
12
42,9
44,4
55,6
11 1 27 1 28
39,3 3,6 96,4 3,6 100,0
40,7 3,7 100,0
96,3 100,0
Vraag 2, aspect 19: Mate van belangrijkheid: Aansluiting bij MKB-Nederland
Valid
Missing Total
Geheel onbelangrijk Onbelangrijk Noch belangrijk/noch onbelangrijk Belangrijk Total System
Frequency 2 7
Percent 7,1 25,0
Valid Percent 7,4 25,9
Cumulative Percent 7,4 33,3
13
46,4
48,1
81,5
5 27 1 28
17,9 96,4 3,6 100,0
18,5 100,0
100,0
Vraag 3, aspect 1: Belangen behartiging; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 8 7 15 13 28
Percent 28,6 25,0 53,6 46,4 100,0
Valid Percent 53,3 46,7 100,0
Cumulative Percent 53,3 100,0
Vraag 3, aspect 2: Vraagbaak; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 5 10 15 13 28
Percent 17,9 35,7 53,6 46,4 100,0
Valid Percent 33,3 66,7 100,0
Cumulative Percent 33,3 100,0
Vraag 3, aspect 3: Discussieforum; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 3 12 15 13 28
Percent 10,7 42,9 53,6 46,4 100,0
Valid Percent 20,0 80,0 100,0
Cumulative Percent 20,0 100,0
Vraag 3, aspect 4: Vakbibliotheek inrichten; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 6 9 15 13 28
Percent 21,4 32,1 53,6 46,4 100,0
Valid Percent 40,0 60,0 100,0
Cumulative Percent 40,0 100,0
Vraag 3, aspect 5: Telefonisch spreekuur; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 6 9 15 13 28
Percent 21,4 32,1 53,6 46,4 100,0
Valid Percent 40,0 60,0 100,0
Cumulative Percent 40,0 100,0
Vraag 3, aspect 6: Onderzoek doen/initieren; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 7 7 14 14 28
Percent 25,0 25,0 50,0 50,0 100,0
Valid Percent 50,0 50,0 100,0
Cumulative Percent 50,0 100,0
Vraag 3, aspect 7: Nieuwsbrief; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 6 9 15 13 28
Percent 21,4 32,1 53,6 46,4 100,0
Valid Percent 40,0 60,0 100,0
Cumulative Percent 40,0 100,0
Vraag 3, aspect 8: Voorbeeldnota's evenementenbeleid andere gemeentes; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 6 9 15 13 28
Percent 21,4 32,1 53,6 46,4 100,0
Valid Percent 40,0 60,0 100,0
Cumulative Percent 40,0 100,0
Vraag 3, aspect 9: Adviezen o.g.v. bedrijfsvoering, subsidie, programmering, contraten e.d.; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 7 8 15 13 28
Percent 25,0 28,6 53,6 46,4 100,0
Valid Percent 46,7 53,3 100,0
Cumulative Percent 46,7 100,0
Vraag 3, aspect 10: Persberichten en overige publicaties; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 6 9 15 13 28
Percent 21,4 32,1 53,6 46,4 100,0
Valid Percent 40,0 60,0 100,0
Cumulative Percent 40,0 100,0
Vraag 3, aspect 11: Aanbieden van congressen en seminars; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 2 13 15 13 28
Percent 7,1 46,4 53,6 46,4 100,0
Valid Percent 13,3 86,7 100,0
Cumulative Percent 13,3 100,0
Vraag 3, aspect 12: Aanbieden van workshops en cursussen; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 2 13 15 13 28
Percent 7,1 46,4 53,6 46,4 100,0
Valid Percent 13,3 86,7 100,0
Cumulative Percent 13,3 100,0
Vraag 3, aspect 13: Verzorgen van collectieve publiciteit; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 4 11 15 13 28
Percent 14,3 39,3 53,6 46,4 100,0
Valid Percent 26,7 73,3 100,0
Cumulative Percent 26,7 100,0
Vraag 3, aspect 14: Trends en ontwikkelingen publiceren; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 4 11 15 13 28
Percent 14,3 39,3 53,6 46,4 100,0
Valid Percent 26,7 73,3 100,0
Cumulative Percent 26,7 100,0
Vraag 3, aspect 15: Punt waar leden stageplaatsen aan kunnen bieden; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 6 8 14 14 28
Percent 21,4 28,6 50,0 50,0 100,0
Valid Percent 42,9 57,1 100,0
Cumulative Percent 42,9 100,0
Vraag 3, aspect 16: Invalpool/database arbeidskrachten; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 6 9 15 13 28
Percent 21,4 32,1 53,6 46,4 100,0
Valid Percent 40,0 60,0 100,0
Cumulative Percent 40,0 100,0
Vraag 3, aspect 17: Wedstrijd/competitie organiseren; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 3 11 14 14 28
Percent 10,7 39,3 50,0 50,0 100,0
Valid Percent 21,4 78,6 100,0
Cumulative Percent 21,4 100,0
Vraag 3, aspect 18: Ontwikkeling van een website; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 2 12 14 14 28
Percent 7,1 42,9 50,0 50,0 100,0
Valid Percent 14,3 85,7 100,0
Cumulative Percent 14,3 100,0
Vraag 3, aspect 19: Aansluiting bij MKB-Nederland; alleen voor leden
Valid
Missing Total
Ja Nee Total System
Frequency 3 11 14 14 28
Percent 10,7 39,3 50,0 50,0 100,0
Valid Percent 21,4 78,6 100,0
Cumulative Percent 21,4 100,0
Vraag 3a: Mist u nog iets in deze opsomming? Aspect: Advisering en ontwikkeling APV relatie VNG Mate van belangrijkheid: Belangrijk Alleen voor leden: Aspect: Info Mate van belangrijkheid: Zeer belangrijk Alleen voor leden: Ja Aspect: Kennis en advies o.g.v. voorbereiding evenementen Mate van belangrijkheid: Zeer belangrijk Alleen voor leden: Ja Aspect: Software aanbieden Mate van belangrijkheid: Belangrijk Alleen voor leden: Nee Aspect: Kennis en advies o.g.v. technische realisatie Mate van belangrijkheid: Belangrijk Alleen voor leden: Nee Aspect: Verzekeringen Mate van belangrijkheid: Alleen voor leden: Aspect: Ontwikkelen van handboeken diverse categorieën evenementen Mate van belangrijkheid: Zeer belangrijk Alleen voor leden: Ja Vraag 4: Tegen welke problemen op het gebied van evenementenbeleid of evenementenorganisatie bent u reeds aangelopen/loopt u aan?
Vraag 4a: Kan een brancheorganisatie helpen deze problemen op te lossen of te voorkomen?
Valid
Missing Total
1 Ja 2 Nee Total System
Frequency 15 10 25 3 28
Percent 53,6 35,7 89,3 10,7 100,0
Valid Percent 60,0 40,0 100,0
Cumulative Percent 60,0 100,0
Vraag 4b: Kunt u aangeven hoe een brancheorganisatie daarbij zou kunnen helpen? Vraag 4c: Kunt u aangeven waarom u denkt dat een brancheorganisatie daarbij niet zou kunnen helpen? Er is getracht de problemen zoveel mogelijk te clusteren, hieronder is daarvan een weerave te zien. 1. Geluidsoverlast Probleem: Beleid op geluidsnormen/eisen aan apparatuur Hulp: Ja Hoe: Laatste ontwikkelingen op bepaalde gebieden overzichtelijk presenteren & contactpersonen aanduiden. Behoefte: Wel behoefte Gemeente: Dordrecht (Zuid-Holland) Probleem: Hulp: Hoe:
Behoefte: Gemeente:
Normen geluidshinder bij buitenevenementen. Ja * Database opzetten met relevante beleidsstukken van andere gemeenten * Adviseren VNG bij opstellen modelverordeningen * Adviseren ministeries over praktische uitvoering van wetten en regelgeving (Doet VNG ook al) Geen behoefte Alkmaar (Noord-Holland)
2. Nog geen evenementenbeleid Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente:
Beleid opstellen dat concreet toe te passen is (niet te ingewikkeld) en een middenweg vormt tussen belangen van bewoners en organisatoren. Ja Kennisoverdracht Wel behoefte Katwijk (Zuid-Holland)
Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente:
Beleidsontwikkeling Ja Beleidsontwikkeling Wel behoefte Gorinchem (Zuid-Holland)
Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente:
Evenementenbeleid dient op korte termijn in onze gemeente ontwikkeld te worden. Ja Nog niet van toepassing Wel behoefte Bussum (Noord-Holland)
Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente:
Nieuw ev.beleid in ontwikkeling. Knelpunt lijkt te liggen in de wijze waarop de gemeente financieel met evenementen om moet gaan. Ja * Voorbeelden van andere gemeenten aandragen * Advies geven Neutraal Roosendaal (Noord Brabant)
3. Collectiviteit Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente: Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente:
Collectief verzekeren Ja Laatste ontwikkelingen op bepaalde gebieden overzichtelijk presenteren & contactpersonen aanduiden. Wel behoefte Dordrecht (Zuid-Holland) Gezamenlijke inkoop van diensten Ja Laatste ontwikkelingen op bepaalde gebieden overzichtelijk presenteren & contactpersonen aanduiden. Wel behoefte Dordrecht (Zuid-Holland)
4. Financiën Probleem: Financiering Hulp: Hoe/waarom niet: Behoefte: Neutraal Gemeente: Hellendoorn (Overijssel) Probleem: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente:
Kosten verdeling Nee Interne zaak Geen behoefte Vlissingen (Zeeland)
5. Tijdsaspect Probleem: Hulp: Hoe: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente:
Kost altijd meer tijd dan van te voren wordt ingepland. Ja Er zijn altijd mensen in te huren, vaak is dat niet het probleem, maar het krappe budget speelt 99% van de keren een grote rol. Nee (Te duur) Neutraal Zevenaar (Gelderland)
Probleem: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente:
Veel aanvragen, weinig tijd Nee Formatie plaatsen kan een brancheorganisatie niet creëren. Neutraal Haarlem (Noord-Holland)
6. Vrijwilligers Probleem: Vrijwilligers Hulp: Hoe/waarom niet: Behoefte: Neutraal Gemeente: Hellendoorn (Overijssel) 7. Locatie Probleem: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente:
Momenteel geen groot evenemententerrein beschikbaar Nee Evenemententerrein-locatie vinden is taak van de gemeente Neutraal Roosendaal (Noord Brabant)
Probleem: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente:
Moeite (gebrek aan geschikt evenemententerrein) Nee Zaak van de eigen gemeentelijke organisatie/feitelijke situatie/maatschappij/burgers. Neutraal De Bilt (Utrecht)
8. Belangenverstrengeling/afstemming/belangen diverse disiplines Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente:
Belangenverstrengeling droge en natte horeca Ja Ontwikkelen van beleid Neutraal Helmond (Noord Brabant)
Probleem: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente:
Goede afstemming van gemaakte afspraken intern. Nee Interne zaak Geen behoefte Vlissingen (Zeeland)
9. Handhavingsregels Probleem:
Hulp: Hoe: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente: Probleem: Hulp: Hoe:
De gemeente faciliteert en schept voorwaarden, het beleid en invulling is een gezamenlijke taak van het bedrijfsleven en de overheid. De overheid is geen evenementenbureau; professioneel bezig zijn is t beste in handen van evenementenorg. Bureaus. Ja Om rond de USP's van een gemeente imagobepalende evenementen voor te stellen en te orgniseren samen met het betrokken bedrijfsleven en de overheid. Nee Wanneer die organisatie niet kan bewerkstelligen dat de aanbieders van evenementen en activiteiten geen netwerkstructuur kan neerzetten voor gemeenten en belangenbehartigers (vaak winkeliers) dan wordt t niets. Neutraal Zeist Voorbeelden van beleid en vergunningen missen. veelal, elke keer opnieuw het wiel uitvinden. Ja * Vraagbaak zijn * Informatie uitwisselen
Behoefte: Gemeente:
Wel behoefte Stadskanaal (Groningen)
Probleem: Vraag over rol van gemeentehandhaving faciliteren of uitvoeren. Hulp: Hoe/waarom niet: Behoefte: Neutraal Gemeente: Hellendoorn (Overijssel) Probleem: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente:
Beperkte ruimte voor handhaving Nee Zaak van de eigen gemeentelijke organisatie/feitelijke situatie/maatschappij/burgers. Neutraal De Bilt (Utrecht)
10. Organisatoren dienen te laat aanvragen in XXXXXXXXXXXXXXXX 11. Evenementenbeleid per gemeente verschillend Probleem: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente:
Onduidelijk hoe landelijke richtlijnen worden toegepast door gemeenten afzonderlijk. Nee Iedere gemeente heeft zijn eigen invulling van de vrije ruimte die landelijk beleid geeft. Neutraal Bergen op Zoom (Noord Brabant)
Probleem: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente:
Plaatselijk verschillend Nee Neutraal Overbetuwe (Gelderland)
12. Richtlijnen voor toekenning subsidies Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente:
Minimale weigeringsgronden voor bepaalde activiteiten. Ja Aangeven hoe om te gaan met bepaalde problematiek, te adviseren. Neutraal Heerenveen (Friesland)
13. Beoordeling van evenementen m.b.t. in rekening brengen van bepaalde kosten Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente:
Wat ondersteunen en wat niet, welke voorzieningen etc. Ja * Voorbeelden van andere gemeenten aandragen * Advies geven Neutraal Roosendaal (Noord Brabant)
14. Facilitaire zaken als beveiliging, opruimen van afval en dergelijke Probleem: Hulp: Hoe:
Niet juiste/gebrekkige voorzieningen Ja Ontwikkelen en delen van kennis zodat niet elke gemeente het wiel hoeft uit te vinden (handboeken bijv.).
Behoefte: Gemeente:
Wel behoefte Hengelo (Overijssel)
Probleem: Hulp: Hoe:
Afval/zwerfvuil problematiek Ja Ontwikkelen en delen van kennis zodat niet elke gemeente het wiel hoeft uit te vinden (handboeken bijv.). Wel behoefte Hengelo (Overijssel)
Behoefte: Gemeente: Probleem: Hulp: Hoe:
Behoefte: Gemeente: Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente: 15. Overigen Probleem:
Alcohol bij buitenevenementen Ja * Database opzetten met relevante beleidsstukken van andere gemeenten * Adviseren VNG bij opstellen modelverordeningen * Adviseren ministeries over praktische uitvoering van wetten en regelgeving (Doet VNG ook al) Geen behoefte Alkmaar (Noord-Holland) Parkeren Ja Ontwikkelen en delen van kennis zodat niet elke gemeente het wiel hoeft uit te vinden (handboeken bijv.). Wel behoefte Hengelo (Overijssel)
Behoefte: Gemeente:
Alle problemen zijn tot nu toe intern opgelost. Wel zijn congressen en seminars gebruikt om te toetsen of wij op de goede weg zitten, soms kwam daaruit collegiale raadpleging voort. Ja Door aan de hand van congressen en seminars te toetsen of wij op de goede weg zitten, zal het leggen van contacten e.d. beter verlopen door de collegiale raadpleging. Neutraal Amersfoort (Utrecht)
Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente:
Hoe om te gaan met aanvragen door organisatiebureaus voor braderieën. Ja Aangeven hoe om te gaan met bepaalde problematiek, te adviseren. Neutraal Heerenveen (Friesland)
Probleem: Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente:
Prioritering evenementenbeleid Nee Zaak van de eigen gemeentelijke organisatie/feitelijke situatie/maatschappij/burgers. Neutraal De Bilt (Utrecht)
Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente:
Arbeidstijd in overleg Ja Samenwerking Wel behoefte Gorinchem (Zuid-Holland)
Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente:
Brede acceptatie van beleid Ja Kennisoverdracht Wel behoefte Katwijk (Zuid-Holland)
Hulp: Hoe:
Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente:
Meerdere aanvragers voor bijv braderieën op koopzondagen Ja Ontwikkelen van beleid Neutraal Helmond (Noord Brabant)
Probleem: Hulp: Hoe:
Veel evenementen in 3 maanden tijd Ja * Voorbeelden van andere gemeenten aandragen * Advies geven Nee Organisatoren willen graag evenementen organiseren in juni, juli, augustus. Neutraal Roosendaal (Noord Brabant)
Hulp: Waarom niet: Behoefte: Gemeente: Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente: Probleem: Hulp: Hoe: Behoefte: Gemeente:
Gebrek aan slim en snel systeem hetgeen kan schelen in administratieve belasting. Ja Goede prijsafspraken met softwarebedrijf bedingen door op grotere schaal producten af te nemen. Neutraal De Bilt (Utrecht) Opstellen pakket van eisen nieuw evenement, wat bestaat er allemaal al? Ja Laatste ontwikkelingen op bepaalde gebieden overzichtelijk presenteren & contactpersonen aanduiden. Wel behoefte Dordrecht (Zuid-Holland)
Dan waren er nog enkele respondenten die niet aangaven problemen te hebben maar wel tips gaven hoe een brancheorganisatie zou kunnen helpen of een reden gaven waarom een brancheorganisatie in hun ogen niet zou kunnen helpen. Hoe kan een brancheorganisatie helpen bij het oplossen van deze problemen? Tip: Hulp: Behoefte: Gemeente:
Aandachtspunten Ja Geen behoefte Twenterand (Overijssel)
Waarom kan een brancheorganisatie niet helpen bij het oplossen van deze problemen? Tip: Hulp: Behoefte: Gemeente:
Het betreft specifiek gemeente gebonden problemen Nee Geen behoefte Twenterand (Overijssel)
Tip: Hulp: Behoefte: Gemeente:
Aangezien er reeds veel info-punten zijn waar de gemeente een beroep op kan doen: Buurgemeenten, gemnet, etc. Nee Geen behoefte Tynaarlo (Drenthe)
Tip: Hulp: Behoefte: Gemeente:
Geen behoefte Nee Geen behoefte Oldenzaal (Overijssel)
Tip: Tip: Hulp: Behoefte: Gemeente:
Ik denk dat de gemeenten via de VNG hun eigen brancheorganisatie hebben. Gemeenten hebben andere belangen bij een evenement dan de organisatoren. Nee Neutraal Bronckhorst (Gelderland)
Tip: Tip: Hulp: Behoefte: Gemeente:
Te weinig animo Geen draagkracht/draagvlak Nee Neutraal Hoogezand-Sappemeer (Groningen)
Vraag 5: Heeft u reeds overleg gepleegd met andere gemeenten over evenementenbeleid en evenementenorganisatie binnen uw gemeente?
Valid
1 Ja 2 Nee Total
Frequency 17 11 28
Percent 60,7 39,3 100,0
Valid Percent 60,7 39,3 100,0
Cumulative Percent 60,7 100,0
Vraag 5a: Met welke gemeente(n) pleegt u dat overleg?
Valid Buurgemeenten Buurgemeenten (Zeist, Utrecht, Soest) Buurgementen Drechtsteden (Papendrecht, Zwijndrecht etc.) Eindhoven Geen regulier overleg maar af en toe gaan we te rade bij gemeenten van vergelijkbare grootte en een zelfde regiofunctie Gemeenten uit de regio Harderwijk Leiden m.n met winkeliers en stichtingen die met evenementen t imago van Zeist bevorderen Met gemeenten waar soortgelijke evenementen plaatsvinden of met de vraag wat hun beleid is voor dergelijke activiteiten Regio Twente Regiobreed (22 gemeenten) Utrecht verschillende Willekeurig, vergelijkbare gemeenten Total
Frequency 11 2
Percent 39,3 7,1
Valid Percent 39,3 7,1
Cumulative Percent 39,3 46,4
1
3,6
3,6
50,0
1
3,6
3,6
53,6
1
3,6
3,6
57,1
1
3,6
3,6
60,7
1
3,6
3,6
64,3
1 1 1
3,6 3,6 3,6
3,6 3,6 3,6
67,9 71,4 75,0
1
3,6
3,6
78,6
1
3,6
3,6
82,1
1
3,6
3,6
85,7
1
3,6
3,6
89,3
1 1
3,6 3,6
3,6 3,6
92,9 96,4
1
3,6
3,6
100,0
28
100,0
100,0
Vraag 5a: Met welke gemeenten pleegt u dat overleg?
Valid Best Breda Eindhoven Gemeenten waar een soortgelijk evenement werd gehouden Leiden Overigegemeenten in Drenthe Regiogemeenten Total
Frequency 19 1 1 1
Percent 67,9 3,6 3,6 3,6
Valid Percent 67,9 3,6 3,6 3,6
Cumulative Percent 67,9 71,4 75,0 78,6
1
3,6
3,6
82,1
3
10,7
10,7
92,9
1
3,6
3,6
96,4
1 28
3,6 100,0
3,6 100,0
100,0
Vraag 5a: Met welke gemeenten pleegt u dat overleg?
Valid Apeldoorn Haarlem Maastricht Total
Frequency 25 1 1 1 28
Percent 89,3 3,6 3,6 3,6 100,0
Valid Percent 89,3 3,6 3,6 3,6 100,0
Cumulative Percent 89,3 92,9 96,4 100,0
Vraag 5a: Met welke gemeenten pleegt u dat overleg?
Valid Deventer Rotterdam Total
Frequency 26 1 1 28
Percent 92,9 3,6 3,6 100,0
Valid Percent 92,9 3,6 3,6 100,0
Cumulative Percent 92,9 96,4 100,0
Vraag 5a: Met welke gemeenten pleegt u dat overleg?
Valid Almere Total
Frequency 27 1 28
Percent 96,4 3,6 100,0
Valid Percent 96,4 3,6 100,0
Cumulative Percent 96,4 100,0
Vraag 5a: Met welke gemeenten pleegt u dat overleg?
Valid Leiden Total
Frequency 27 1 28
Percent 96,4 3,6 100,0
Valid Percent 96,4 3,6 100,0
Cumulative Percent 96,4 100,0
Vraag 5a: Met welke gemeenten pleegt u dat overleg?
Valid Arnhem Total
Frequency 27 1 28
Percent 96,4 3,6 100,0
Valid Percent 96,4 3,6 100,0
Cumulative Percent 96,4 100,0
Vraag 5b: Waarom pleegt u geen overleg met andere gemeenten?
Valid Geen directe noodzaak Geen grote prblemen ervaren met evenementen Gemeente is op dit moment bezig met evenementenbeleid Iedere gemeente heeft eigen benadering plus politieke aandacht (dus geld) Is er nog niet van gekomen, wie neemt initiatief? Wel wordt gebruik gemaakt van ev.beleid van andere gemeenten als voorbeeld Niet noodzakelijk geweest Nog geen tijd voor geweest Nog niet aan de orde geweest Nog niet nodig Op dit moment geen gemeenten maar teor.-recreatief gezien zal samenwerking regionaal gezien nog volgen Vaststellen beleid is een autonome bevoegdheid Total
Frequency 17 1
Percent 60,7 3,6
Valid Percent 60,7 3,6
Cumulative Percent 60,7 64,3
1
3,6
3,6
67,9
1
3,6
3,6
71,4
1
3,6
3,6
75,0
1
3,6
3,6
78,6
1
3,6
3,6
82,1
1
3,6
3,6
85,7
1
3,6
3,6
89,3
1
3,6
3,6
92,9
1
3,6
3,6
96,4
1
3,6
3,6
100,0
28
100,0
100,0
Vraag 5b: Waarom pleegt u geen overleg met andere gemeenten?
Valid Geen tijd Noodzaak tot afstemming is tot nu toe niet gebleken Total
Frequency 26 1
Percent 92,9 3,6
Valid Percent 92,9 3,6
Cumulative Percent 92,9 96,4
1
3,6
3,6
100,0
28
100,0
100,0
Samenwerking Vraag 6: Hoe staat u tegenover aansluiting bij een bestaande brancheorganisatie?
Valid
3 Noch positief/noch negatief 4 Positief 5 Zeer positief Total
Cumulative Percent
Frequency
Percent
Valid Percent
12
42,9
42,9
42,9
13 3 28
46,4 10,7 100,0
46,4 10,7 100,0
89,3 100,0
Vraag 6a: Zou u een aantal brancheorganisaties op kunnen noemen waarmee deze brancheorganisatie zou kunnen samenwerken?
Valid Horeca IFEA Kermisbonden Koepelorganisatie die geledingen als kunst, cultuur, volksfeesten e.d. in relatie brengt met de horeca en recreatiewereld met betrokkenheid van overheid en middenstandsorganiast ies. Roosendaalse Ondernemings Federatie (ROF) Vereniging Nederlandse Circussen VGKE VNG Werkgroep bijzondere wetten Twente Total
Frequency 14 1 1 1
Percent 50,0 3,6 3,6 3,6
Valid Percent 50,0 3,6 3,6 3,6
Cumulative Percent 50,0 53,6 57,1 60,7
1
3,6
3,6
64,3
1
3,6
3,6
67,9
1
3,6
3,6
71,4
1 6
3,6 21,4
3,6 21,4
75,0 96,4
1
3,6
3,6
100,0
28
100,0
100,0
Vraag 6a: Zou u een aantal brancheorganisaties op kunnen noemen waarmee deze brancheorganisatie zou kunnen samenwerken?
Valid Binnenstadmanagement centrum v criminaliteitsbeheersing (CCB) Gemnet Horeca Nederland Stadswerk (sterke voorkeur) Toeristenbureaus Toeristische branche VWA Total
Frequency 17 1
Percent 60,7 3,6
Valid Percent 60,7 3,6
Cumulative Percent 60,7 64,3
1
3,6
3,6
67,9
2 3
7,1 10,7
7,1 10,7
75,0 85,7
1
3,6
3,6
89,3
1 1 1 28
3,6 3,6 3,6 100,0
3,6 3,6 3,6 100,0
92,9 96,4 100,0
Vraag 6a: Zou u een aantal brancheorganisaties op kunnen noemen waarmee deze brancheorganisatie zou kunnen samenwerken?
Valid Horeca Nederland Politie/rampenbestrijding Stichting promotie Roosendaal Total
Frequency 25 1 1
Percent 89,3 3,6 3,6
Valid Percent 89,3 3,6 3,6
Cumulative Percent 89,3 92,9 96,4
1
3,6
3,6
100,0
28
100,0
100,0
Vraag 6a: Zou u een aantal brancheorganisaties op kunnen noemen waarmee deze brancheorganisatie zou kunnen samenwerken?
Valid Cultuurbureau Ministerie van volksgezondheid (ivm arbo-zaken) Total
Frequency 26 1
Percent 92,9 3,6
Valid Percent 92,9 3,6
Cumulative Percent 92,9 96,4
1
3,6
3,6
100,0
28
100,0
100,0
Vraag 6b: Hoe staat u tegenover het opzetten van een Nederlandse tak van IFEA Europe?
Valid
2 Negatief 3 noch positief/noch negatief 4 Postitief 6 Ik ben niet bekend met IFEA Europe Total
Frequency 2
Percent 7,1
Valid Percent 7,1
Cumulative Percent 7,1
10
35,7
35,7
42,9
8
28,6
28,6
71,4
8
28,6
28,6
100,0
28
100,0
100,0
Toelichting keuze
Valid
Frequency 17
Percent 60,7
Valid Percent 60,7
Cumulative Percent 60,7
1
3,6
3,6
64,3
1
3,6
3,6
67,9
1
3,6
3,6
71,4
1
3,6
3,6
75,0
1
3,6
3,6
78,6
1
3,6
3,6
82,1
1
3,6
3,6
85,7
1
3,6
3,6
89,3
1
3,6
3,6
92,9
1
3,6
3,6
96,4
1 28
3,6 100,0
3,6 100,0
100,0
De omvang van onze festivals behoeven geen afstemming in breder verband Er te weinig in verdiept om een mening te kunnen hebben Groter netwerk Ken IFEA onvoldoende, wel voor afstemming op Europees niveau Kennen al diverse leden, zijn zelf lid Ok, maar hou het praktisch, geen theorie maar samen creatief zijn en doen. Met beide benen op de grond Veel evenementen hebben een lokaal of regionaal karakter. Ik zie niet direct wat we in Europees verband kunnen leren Voor grotere evenementen lijkt me dat nuttig (veiligheid etc) maar een hoop is afhankelijk van nationale en/of lokale regelgeving dus internationale vergelijking etc. is lastig Voor ons kleine gemeenten allemaal veel te grootschalig Wat gemeente Hardenberg betreft hiertoe geen noodzaak of behoefte Zie het niet zo Total
In deel twee van deze vraag werd de respondent gevraagd het antwoord van zijn/haar keuze toe te lichten. Hieronder zijn de toelichtingen per antwoordcategorie weergegeven. Negatief: Noch positief / noch negatief: Positief: Ik ben niet bekend met IFEA Europe:
Contributie Vraag 7: Welk bedrag zou u redelijkerwijs aan contributie willen betalen?
Valid
1 Minder dan 50 Euro 2 Tussen de 50 en de 100 Euro 3 Tussen de 100 en de 150 Euro 6 Tussen de 250 en de 300 Euro 7 Meer dan 300 Euro 8 Ik wil geen lid worden Total
Frequency 2
Percent 7,1
Valid Percent 7,1
Cumulative Percent 7,1
8
28,6
28,6
35,7
5
17,9
17,9
53,6
3
10,7
10,7
64,3
1 9 28
3,6 32,1 100,0
3,6 32,1 100,0
67,9 100,0
Persoonlijke gegevens Vraag 8: Wat is uw naam? -------Vraag 9: Bij welke gemeente bent u werkzaam? De antwoorden op deze vraag zijn hieronder per provincie weergegeven. Friesland (1) Heerenveen Groningen (2) Hoogezand-Sappemeer Stadskanaal Drenthe (1) Tynaarlo Overijssel (5) Hardenberg Hellendoorn Hengelo Oldenzaal Twenterand
Zuid Holland (4) Dordrecht Gorinchem Katwijk Vlaardingen
Noord-Brabant (3) Bergen op Zoom
Utrecht (4) Amersfoort De Bilt Soest Zeist
Zeeland (1) Vlissingen
Gelderland (3) Bronckhorst Overbetuwe Zevenaar
Noord Holland (4) Alkmaar Bussum Haarlem Hoorn Vraag 10: Wat is uw functie binnen de gemeente? AOV Beleidsmedewerker Beleidsmedewerker Beleidsmedewerker APV Beleidsmedewerker/klantcontact afdeling beheer Beleidsmedewerkster toerisme & recreatie Beleidsontwikkelaar Openbare orde en veiligheid
Helmond Roosendaal
Bestuursadviseur E.Z., City Marketing & Zeist promotie Bureauhoofd vergunningen en handhaving Communicatieadviseur Coordinator bijzondere wetten/handhaving Coordinator Evenementen Coordinator vergunningverlening evenementen Evenementen coordinator Evenementenuitvoerings coordinator Hoofd evenementenbureau dordrecht Hoofd, afdeling gebruik en vergunningen buitenruimte Juridisch beleidsmedewerker Juridisch medewerker Juridisch medewerkster Medewerker bijzondere wetten en Evenementen Medewerker economische Zaken Medewerker vergunningverlening Medewerster Horeca- en economische zaken Secretaresse Senior medewerker bijzondere wetten Stadsdeelhoofd Midden Vergunningverlener overige wetten
Vraag 11: Mag ik u benaderen voor een nadere toelichting op uw antwoorden?
Valid
1 Ja 2 Nee Total
Frequency 19 9 28
Percent 67,9 32,1 100,0
Valid Percent 67,9 32,1 100,0
Cumulative Percent 67,9 100,0
Aanvullende opmerkingen Enkele respondenten hebben aanvullende opmerkingen op de enquête geschreven. Deze opmerkingen zijn hieronder weergegeven. Hengelo (Overijssel): Aansluiten bij een reeds bestaande organisatie is naar mijn mening noodzakelijk. De Bilt: Een brancheorganisatie kan eventueel alleen helpen bij het ontwikkelen van een slim en snel systeem hetgeen kan schelen in administratieve belasting. Tynaarlo: Een brancheorganisatie kan niet helpen om problemen op te lossen of te voorkomen aangezien er in de gemeente reeds veel bekend is over evenementen e.d. Haarlem: We hebben oppervlakkig telefonisch contact met andere gemeenten. Zeist: Wij hebben met name overleg met winkeliers en stichtingen die met evenementen het imago van Zeist bevorderen, niet met andere gemeenten. Zevenaar: Wij willen nog geen lid worden. Roosendaal: Wil geen lid worden zolang niet duidelijk is wat het takenpakket is en wat de toegevoegde waarde is. Er zijn al vrij veel organisaties die zich met evenementen bezighouden.