Beuningen, Ruimtelijk-functionele effectenanalyse Van Cranenbroek Gemeente Beuningen
Beuningen, Ruimtelijk-functionele effectenanalyse Van Cranenbroek Gemeente Beuningen
Rapportnummer:
203X01179.082172_3
Datum:
29 juni 2015
Opdrachtgever:
Gemeente Beuningen
Contactpersoon:
De heer H. Palm
Projectteam BRO:
Aiko Mein, Robin van Lieshout
Trefwoorden:
Niet-dagelijkse sector, grootschalig, plant en dier, doehet-zelf, kleding, speelgoed, sport en spel, structuur, distributieve mogelijkheden, uitbreiding, effecten
Bron foto kaft:
BRO 2
Beknopte inhoud:
In voorliggende rapportage worden de huidige situatie en de distributieve mogelijkheden voor vestiging van Van Cranenbroek in Beuningen in beeld gebracht. Daarnaast worden de effecten hiervan op de detailhandelsstructuur aangegeven, en wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. Geconcludeerd wordt dat de vestiging per saldo geen negatieve effecten heeft op de lokale en regionale detailhandelsstructuur.
BRO Hoofdvestiging Postbus 4 5280 AA Boxtel Bosscheweg 107 5282 WV Boxtel T +31 (0)411 850 400 F +31 (0)411 850 401 E
[email protected]
Inhoudsopgave
pagina
1. INLEIDING 1.1 Achtergrond en probleemstelling 1.2 Van Cranenbroek algemeen 1.3 Het planinitiatief 1.4 Uitgangspunten onderzoek 1.5 Opzet rapportage
3 3 4 5 7 9
2. CONCLUSIES EN OVERWEGINGEN 2.1 Inleiding 2.2 Conclusies onderzoek 2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking toegepast 2.4 De Gelderse ladder 2.5 Slotoverweging
11 11 11 12 16 17
3. ONTWIKKELINGSKADER 3.1 Aanbodanalyse
19 19
3.2
3.1.1 Aanbod gemeente Beuningen 3.1.2 Leegstand 3.1.3 Aanbod in het verzorgingsgebied Beleidskaders
19 22 22 25
3.3 3.4 3.5
3.2.1 Provinciaal 3.2.2 Regionaal 3.2.3 Lokaal 3.2.4 Relatie beleidskaders tot planinitiatief Relevante algemene trends en ontwikkelingen Bevolkingsomvang en -ontwikkeling Bestedingen, omzetclaim en koopstromen
25 26 27 28 29 30 32
4. FUNCTIONEREN, UITBREIDINGSRUIMTE EN EFFECTEN 4.1 Huidig en toekomstig functioneren en effecten 4.2 Effecten 4.3 Locatieafweging
Inhoudsopgave
35 35 36 40
1
Inhoudsopgave (vervolg)
pagina
BIJLAGEN Bijlage 1: Begrippenlijst Bijlage 2: Aanbod kern en centrum Beuningen Bijlage 3: Aanbod tuincentra, bouwmarkten en tuinzaken omgeving Beuningen Bijlage 4: Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik Bijlage 5: Aanbod plaatsen waar van Cranenbroek gevestigd is Bijlage 6: Trends en ontwikkelingen Bijlage 7: Plannen en initiatieven
2
1 3 5 7 9 11 19
Inhoudsopgave
1.
INLEIDING 1.1 Achtergrond en probleemstelling Van Cranenbroek is voornemens zich in Beuningen aan de Van Heemstraweg 82 te vestigen, op de locatie waar nu tuincentrum Bull aanwezig is. Van Cranenbroek is een formule die zich het beste laat omschrijven als een winkel in zowel PDV-branches (tuin, doe-het-zelf) als in reguliere niet-dagelijkse branches (o.a. kleding, speelgoed, huishoudelijke artikelen). Laatste wordt aangemerkt als zijnde het ‘nevenassortiment’, het hoofdassortiment wordt gevormd door een zeer ruim aanbod aan met name tuinmeubelen, machines en -gereedschap. Het totale assortiment kenmerkt zich verder door lage prijzen. De beoogde Van Cranenbroek-vestiging in Beuningen zal een omvang krijgen van ca. 15.000 m² wvo. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken is een bestemmingsplanherziening nodig. Ter onderbouwing hiervan is een nadere ruimtelijk-functionele effectenanalyse van het initiatief op de lokale en regionale detailhandelsstructuur gewenst. Eerder is een dergelijk onderzoek reeds uitgevoerd door Ecorys en stond de gemeente Beuningen in principe positief tegenover het initiatief. Het onderzoek van Ecorys richtte zich vooral op de branches doe-het-zelf en tuin en de gemeente Beuningen wilde daarom een tweede onderzoek naar de lokale en regionale effecten waarbij met name de nevenassortimenten aan de orde komen. Binnen de ruimtelijke ordening komt steeds meer de nadruk te liggen op zorgvuldig ruimtegebruik. In verband hiermee is in oktober 2012 de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’ geïntroduceerd (art 3.1.6 Bro). Deze is in het onderzoek doorlopen. De centrale vraag voor het onderzoek hebben wij als volgt geformuleerd: Wat zijn de effecten van de vestiging van een Van Cranenbroek winkel op de beoogde locatie in Beuningen op de consumentenverzorging, de lokale en regionale detailhandelsstructuur en de leegstand in Beuningen en regio? Enkele deelvragen in het onderzoek zijn: Hoe kan de Van Cranenbroek-formule worden getypeerd, zowel in verschijningsvorm, branchering als in verzorgingsfunctie? Hoe is de vraag-aanbodstructuur op het gebied van de PDV-branches en reguliere niet-dagelijkse artikelen in Beuningen en de regio momenteel opgebouwd? Wat zijn de distributieve mogelijkheden voor uitbreiding van het winkelaanbod in de PDV- en reguliere niet-dagelijkse branches in Beuningen en omgeving? Wat zijn de mogelijke effecten ten gevolge van de beoogde ontwikkeling op de lokale en regionale consumentenverzorging en detailhandelsstructuur?
Hoofdstuk 1
3
Wat is de huidige leegstandssituatie in Beuningen en de regio en wat is het mogelijke effect van de beoogde ontwikkelingen op die situatie?
1.2 Van Cranenbroek algemeen Van Cranenbroek is een uniek winkelconcept in Nederland en België en richt zich vooral op volumineuze artikelen zoals tuinmeubelen, tuinmachines, gereedschappen en andere doe-het-zelf artikelen. Levende tuinartikelen behoren niet tot het assortiment evenals artikelen in sanitair, behang, parket, tapijt en keukens. Hierdoor verschilt het assortiment van Van Cranenbroek met een gemiddeld tuincentrum of bouwmarkt. Naast de volumineuze artikelen heeft een gemiddelde Van Cranenbroek-winkel ook diverse aanvullende reguliere niet-dagelijkse artikelen in haar assortiment. Het betreft o.a. speelgoed, kleding, fietsen, (binnen)meubels, dierenbenodigdheden en –voeding en diverse seizoensgebonden artikelen. Het aanvullende assortiment omvat ca. 10 tot 15% van het totale winkelvloeroppervlak en bestaat voor een groot deel artikelen in de branches kleding en mode, huishoudelijke en luxe artikelen, sport en spel, rijwielen en wonen. De samenstelling van het assortiment is seizoensafhankelijk en wisselt daarmee sterk per seizoen. Het hoofdassortiment is zeer uitgebreid. Nagenoeg alle artikelgroepen worden aangeboden door Van Cranenbroek. In vergelijking tot veel tuincentra en bouwmarkten gaat het assortiment van Van Cranenbroek breder en dieper. Dit betekent dat de keuze binnen een artikelgroep relatief ruim is (veel typen en uitvoeringen). Hierdoor worden ook veel doelgroepen bediend. Op sommige gebieden levert Van Cranenbroek bijvoorbeeld ook veel aan professionele gebruikers zoals aannemers en agrariërs. De groothandelsomzet bedraagt naar schatting ca. 25% van de totale omzet.
Van Cranenbroek onderscheidt zich verder door kwalitatief hoogwaardige artikelen te verkopen tegen een scherpe prijs. Dat geldt ook voor de nevenassortimenten, maar daar is het assortiment eerder ondiep te noemen (beperkte keuze). Op het gebied van vrije tijdskleding wordt bijvoorbeeld alleen het eigen merk gevoerd dat dat alleen in de eigen winkel te krijgen is. De prijsstelling is daarbij zeer scherp (discount). Het aanbod aan rijwielen bestaat uitsluitend uit elektrische fietsen van eigen merk en het binnenspeelgoed, dat enkele maanden gevoerd wordt, omvat slechts enkele merken.
4
Hoofdstuk 1
De winkels zijn grootschalig opgezet, om de consument een optimale winkelbeleving mee te geven. Brede gangpaden, overzichtelijkheid en ruime stellingen zijn belangrijke voorwaarden, evenals ruim en voldoende parkeermogelijkheden. De firma heeft momenteel 5 winkelfilialen. In Nederland zijn dat Budel (9.500 m² wvo), Schijndel (3.805 m² wvo), Landgraaf (9.785 m² wvo) en Dongen (7.088 m² wvo). De Belgische vestiging staat in Opglabbeek (3.750 m² wvo). Voorheen bestond een vestiging in Brunssum, deze is echter gesloten.
1.3 Het planinitiatief Zoals reeds vermeld is Van Cranenbroek voornemens een vestiging te openen aan de Van Heemstraweg 82 te Beuningen op een perceel van ca. 45.900 m². Op dit moment is tuincentrum Bull van ca. 3.000 m² wvo gevestigd1. Dit is exclusief half overdekte en buitenverkoopruimten en opslag. In totaal omvat de vestiging ca. 6.000 m². De opbouw en uitstraling van het tuincentrum is echter gedateerd. De vestiging van Van Cranenbroek zal ca. 15.000 m² wvo bedragen, wat per saldo een uitbreiding van ca. 12.000 m² wvo zal betekenen. Daarnaast zal een magazijn van ca. 5.000 m² en ca. 700 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. De totale ruimtebehoefte komt daarmee uit op ca. 4 ha., vergelijkbaar met een Hornbach bouw- en tuinmarkt. Navolgend is de planlocatie weergegeven. Zoals blijkt uit de kaart grenst de planlocatie niet direct aan het centrum van Beuningen. De Van Heemstraweg is een duidelijke fysieke barrière en het is vanaf de planlocatie ca. 8 tot 10 minuten lopen naar centrum.
1
Het tuincentrum staat bij Locatus met 2.000 m²wvo opgenomen, maar uit informatie van de gemeente blijkt dat het overdekte en verwarmbare deel toch groter is.
Hoofdstuk 1
5
Figuur 1.1: Planlocatie en omgeving
Werkgelegenheid Bij de start van de winkel zal ven Cranenbroek naar eigen zeggen werk bieden aan ca. 100-110 fte. Dat kan, afhankelijk van het functioneren van de winkel, later oplopen tot ca. 150 fte. Bestemmingsplan Het huidige bestemmingsplan staat een tuincentrum toe. In de regels van het bestemmingsplan wordt de volgende definitie voor tuincentrum gehanteerd. “Een bedrijf gericht op: 1. Detailhandel met een al dan niet geheel overdekt winkelvloeroppervlakte waar bedrijfsmatig tuingerelateerde producten, materialen en artikelen ten verkoop worden aangeboden zoals in ieder geval; boomkwekerijproducten, (kamer)planten, (snij)bloemen, bollen, knollen, zaden, tuin- en serremeubelen, levende dieren en de daarbij behorende dierbenodigdheden, materialen en artikelen voor de aanleg, verfraaiing en het onderhoud van tuinen en vijvers, waaronder bestratingmateriaal, tuingereedschappen, (geïmpregneerde) houtproducten en daarmee samenhangend materiaal alsmede voor de bodem en planten benodigde meststoffen. Daarnaast ook
6
Hoofdstuk 1
branchevreemde artikelen zoals seizoensgebonden decoratieartikelen, bloempotten, vazen, plantenbakken, tuinverlichting, barbecues, terras(open)haarden, zwembaden, tuinspeelgoed, werkkleding en -schoeisel om in de tuin te werken en overige artikelen ter verfraaiing van de kamer, serre en tuin. 2. Verrichten van hoveniersactiviteiten; een en ander met de bijbehorende voorzieningen in de vorm van tuinen, erven, modeltuinen, terreinverhardingen, parkeervoorzieningen, kantoorruimten alsmede een voorziening in de vorm van een beperkte, ondergeschikte, koffiecorner met een maximaal oppervlak van 200 m²”. Op basis hiervan concludeert Ecorys dat het volledige assortiment van Van Cranenbroek al is toegestaan op grond van het bestemmingsplan. Voor een groot deel valt het assortiment van Van Cranenbroek inderdaad binnen deze definitie. De huidige definitie is echter niet volledig toereikend voor een Van Cranenbroek-vestiging, aangezien het bestemmingsplan geen fietsen, niet-tuingerelateerd speelgoed, vrijetijdskleding (geen werkkleding) en niet-tuingerelateerde huishoudelijke artikelen en woondecoratie toestaat. Verder geldt een maximum van 15.350 m² bvo bebouwing op het perceel. Dit is onvoldoende voor een vestiging van 15.000 m² wvo en aanvullende bebouwing. Een bestemmingsplanherziening is dus noodzakelijk.
1.4 Uitgangspunten onderzoek Nevenassortimenten Het hoofdassortiment van de van Cranenbroekwinkels bestaat uit tuin- en doe-hetzelfartikelen, maar de door de omvang van de winkel is er ook sprake van een tamelijk uitgebreid nevenassortiment. Het door van Cranenbroek aangeboden nevenassortiment behoort voornamelijk tot het op recreatief winkelen gerichte segment. Dit type aanbod bevindt zich doorgaans in de hoofdwinkelcentra en ook wel in de ondersteunende winkelcentra. Vestiging van deze branches op een perifere locatie zoals de Van Heemstraweg te Beuningen kan dus effecten hebben op het functioneren van het detailhandelsaanbod in de reguliere winkelgebieden in de omgeving. De tot het nevenassortiment behorende branches dienen daarom nadrukkelijk meegenomen te worden in de opgave Met de gemeente Beuningen is vooralsnog afgesproken dat het nevenassortiment maximaal 10% van de verkoopruimte in de winkel in Beuningen mag beslaan. Dit komt overeen met maximaal 1.500 m² wvo. Omdat in de meeste andere van Cranenbroekwinkels het aandeel nevenassortiment naar de inschatting van BRO iets hoger ligt, is in onderhavige rapportage ook 15% van het winkelvloeroppervlak (= 2.250 m² wvo) als variant meegenomen. Over de exacte omvang zullen nog definitieve afspraken met de gemeente gemaakt worden.
Hoofdstuk 1
7
Van Cranenbroek heeft BRO inzicht gegeven in de beoogde omvang van de verschillende onderdelen van het nevenassortiment. De exacte omvang van de verschillende branches is afhankelijk is van het seizoen. In onderhavige rapportage wordt uitgegaan van de volgende omvang van de nevenbranches/artikelgroepen zijn: Vrijetijdskleding: 4-5%2, 600-750 m² wvo Speelgoed: 0,5-1%, 75-150 m² wvo Fietsen: 3,5-5%, 525-750 m² wvo Huishoudelijke artikelen: 1-2% 150-300 m² wvo Overige artikelen3: 1-2%, 150- 300 m² wvo Totaal: 10-15%, 1.500-2.250 m² wvo De verdeling van het reguliere tuin- en doe-het-zelfaanbod is grofweg: Tuinmeubelen, -machines en –artikelen: 60-65% = ca.9.000-9.750 m² wvo Doe-het-zelfartikelen4: ca. 15% = ca. 2.250 m² wvo Aanverwante artikelen zoals dibevo, etc.: ca. 10% = ca. 1.500 m² wvo Per seizoen kan de verdeling tussen de hoofdartikelgroepen wisselen. Onderdeel van het reguliere aanbod zijn ook de seizoensartikelen zoals voor kerst (max. 1.500 m² wvo), carnaval of pasen. Dergelijk aanbod maakt gewoonlijk ook standaard onderdeel uit van tuincentra. Verzorgingsgebieden De uniciteit van de Van Cranenbroek-formule qua omvang, assortiment en kwaliteitprijsverhouding zorgt voor een bijzondere aantrekkingskracht. Daardoor trekt de winkel veel mensen uit een grote regio. Ook zet Van Cranenbroek folders uit in een zeer ruime regio. Deze regio betreft voor de huidige Nederlandse vestigingen nagenoeg geheel Noord-Brabant, Limburg en een groot deel van Zeeland. Daarnaast wordt folders verspreid tot onder Rotterdam, Utrecht en Twente. Dit geeft aan dat Van Cranenbroek zich richt op een zeer ruim verzorgingsgebied. Op basis van gegevens omtrent omzetherkomst, grootschalige unieke aanbieders en reeds bestaande onderzoeken is het verzorgingsgebied van Van Cranenbroek te Beuningen door BRO bepaald. Het verzorgingsgebied kan worden onderverdeeld in een primair verzorgingsgebied en een secundair verzorgingsgebied. Uiteraard zal er ook een deel van de omzet van buiten deze verzorgingsgebied komen, maar dit zal echter beperkt zijn. Primaire verzorgingsgebied: gemeenten binnen ca. 15 autominuten, Beuningen, Overbetuwe, Nijmegen, Wijchen, Druten en Neder-Betuwe. Hier komt ca. 65% van de omzet vandaan. Secundaire verzorgingsgebied: gemeenten binnen ca. 15 tot 30 autominuten, Arnhem, Lingewaard, Groesbeek, Mook, Heumen, Cuijk, Grave, Oss, West Maas en 2
3 4
Betreft het percentuele aandeel dat de betreffende branche/artikelgroep maximaal heeft binnen de totale omvang (15.000 m² wvo) van de winkel in Beuningen. Hier vallen bijvoorbeeld woonaccessoires onder. Inclusief werkkleding
8
Hoofdstuk 1
Waal, Tiel, Buren, Rhenen, Wageningen en Renkum. Hier komt ca. 25% van de omzet vandaan. Tertiaire verzorgingsgebied: gemeenten verder van 30 autominuten. Hier komt ca. 10% van de omzet vandaan.
Figuur 1.2: Verzorgingsgebied Van Cranenbroek Beuningen
1.5 Opzet rapportage Allereerst worden in het volgende hoofdstuk de belangrijkste conclusies van deze ruimtelijk-functionele effectenanalyse uiteengezet. Tevens wordt hier de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen en wordt ingegaan op de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. In het ontwikkelingskader (H3) wordt ingezoomd op aspecten zoals aanbod, leegstand, beleidskaders en draagvlak. Vervolgens worden de uitgangspunten voor de berekening benoemd, zoals de koopstromen en bestedingen. Op basis van deze analyses wordt het huidige functioneren berekend en wordt een indicatie gegeven van de distributieve uitbreidingsruimte voor het primaire en secundaire verzorgingsgebied. Tot slot wordt in H4 ingegaan op de effecten van vestiging van Van Cranenbroek op de omliggende winkelcentra, met specifiek aandacht voor het centrum van Beuningen en Shoppingpark De Heuve.
Hoofdstuk 1
9
10
Hoofdstuk 1
2.
CONCLUSIES EN OVERWEGINGEN 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden eerst de belangrijkste conclusies van het onderzoek naar de distributie-planologische mogelijkheden voor en effecten van de vestiging van Van Cranenbroek in Beuningen en omgeving samengevat weergegeven.
2.2 Conclusies onderzoek De belangrijkste conclusies uit het onderzoek zijn als volgt: Van Cranenbroek is een uniek winkelconcept in Nederland en België en richt zich vooral op volumineuze artikelen zoals tuinmeubelen, tuinmachines, tuingereedschappen en doe-het-zelfartikelen. Naast de volumineuze artikelen heeft een gemiddelde Van Cranenbroek-winkel ook diverse reguliere niet-dagelijkse artikelen in haar assortiment. Het betreft o.a. speelgoed, kleding, fietsen, huishoudelijke artikelen, woondecoratieartikelen. Ook worden dierenbenodigdheden en –voeding en diverse seizoensgebonden artikelen (kerst, pasen) gevoerd, maar deze beide artikelgroepen behoren tot het vaste assortiment van de grotere Nederlandse tuincentra. Beuningen heeft een relatief ruim aanbod in de niet-dagelijkse sector. Het aanbod in de branches plant en dier en doe-het-zelf is ten opzichte van vergelijkbare plaatsen zelfs relatief fors. Het ruime aanbod in deze branches wordt vooral verklaard door de aanwezigheid van Shoppingpark De Heuve. Het aanbod in de branche kleding en mode is relatief beperkt. Een verklaring hiervoor is de relatief nabije ligging van de binnenstad van Nijmegen, met een zeer uitgebreid aanbod in kleding en mode. Het aanbod in de branche plant en dier is in het totale onderscheiden verzorgingsgebied relatief beperkt. Ook het doe-het-zelfaanbod is ten opzichte van het provinciaal en landelijk gemiddelde relatief gering. Het aanbod in de branches kleding en mode en speelgoed is in het verzorgingsgebied echter goed vertegenwoordigd. Het aanbod in de branches huishoudelijke en luxe artikelen, rijwielen en woondecoratie is ten opzichte van de benchmarks relatief gemiddeld. Het provinciaal, regionaal en lokaal beleid bieden enige ruimte voor een Van Cranenbroek-vestiging, maar met name voor het tuin- en doe-het-zelfassortiment. In het regionaal beleid wordt benadrukt dat er per initiatief moet worden afgewogen in hoeverre er effecten zullen zijn op bestaande winkelgebieden en wat het initiatief per saldo bijdraagt aan de detailhandelsstructuur. Een dergelijke winkel wordt dus niet per definitie uitgesloten. Het beleid staat branchevervaging in beginsel echter niet toe, en de nevenassortimenten zijn nadrukkelijk aanwezig bij van Cranenbroek. Door de omvang en de veelheid aan nevenbranches, is er in feite sprake van een warenhuis gecombineerd met het kernassortiment aan tuin- en doe-het-zelfartikelen van de winkel.
Hoofdstuk 2
11
Het centrum van Beuningen functioneert momenteel theoretisch redelijk en Shoppingpark De Heuve mogelijk zelfs relatief goed. Wel is eer in beide winkelgebieden sprake van leegstand, maar die is vergelijkbaar met het gemiddelde voor dit soort winkelgebieden. De vestiging van Van Cranenbroek zal per saldo niet of nauwelijks negatieve effecten hebben op het functioneren van het centrum van Beuningen of De Heuve. De concurrentie zal voor enkele winkels toenemen, maar daar staat tegenover dat beide winkelgebieden ook kunnen profiteren van het grote aantal mensen dat van Cranenbroek van buiten het dorp zal gaan trekken. Omdat van Cranenbroek een specifieke doelgroep uit een groot gebied trekt, zullen de effecten zich spreiden over een groot aantal aanbieders in een groot gebied met een groot en groeiend aantal inwoners. Het is daardoor niet te verwachten dat er sprake zal zijn van negatieve effecten op de detailhandelsstructuur in de onderscheiden primaire en secundaire gebieden.
2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking toegepast In z’n algemeenheid wordt steeds meer waarde gehecht aan het zorgvuldig omgaan met het ruimtegebruik. Dit is tevens een belangrijk uitgangspunt bij een in oktober 2012 doorgevoerde wijziging in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Hierbij is in art. 3.1.6 vastgelegd dat de toelichting bij een bestemmingsplan/projectafwijking dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen aan de systematiek van de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’5. Deze ladder omvat de volgende stappen: 1. “Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. 2. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins. 3. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.” Bij vestiging van een nieuwe winkelformule zoals Van Cranenbroek in combinatie met een bestemminsplanwijziging en uitbreiding gaat het om een stedelijke ontwikkeling omdat het om een detailhandelsontwikkeling gaat (art. 1.1.1 Bro, definiëring begrippen). In het kader van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik zijn de bovengenoemde stappen verder uitgewerkt. Deze worden meegenomen in het doorlopen van de ladder. In de bijlage is een uitgebreide toelichting op de Gelderse ladder opgenomen. 5
Gebaseerd op de SER-ladder.
12
Hoofdstuk 2
Eerste trede: actuele regionale behoefte Voor wat betreft de eerste trede kan op basis van onderhavige rapportage geconstateerd worden dat er in kwalitatieve zin sprake is van een actuele regionale behoefte. De uitbreiding speelt in op actuele trends in vraag en aanbod op het gebied van doelgericht en thematisch aankopen doen (o.a. schaalvergroting, gemak, veel keuzemogelijkheden voor de consument). Van Cranenbroek is een unieke winkelformule en zal een moderne winkel worden, met een sterk regionale verzorgingsfunctie op een vanuit het dorp en regio goed bereikbare locatie. Dit betekent dat Beuningen en de regio er een belangrijke trekker bij krijgt. In kwalitatieve zin voorziet de winkel in een regionale winkel (iets dergelijks is niet aanwezig). Kernbranches tuin en doe-het-zelf Binnen de kernbranches tuin en doe-het-zelf bestaat er zowel in het onderscheiden secundaire marktgebied als in de gehele stadsregio Arnhem-Nijmegen een aanzienlijke distributieve ruimte voor een uitbreiding van het aanbod. Dit is door Ecorys berekend en wordt door BRO onderschreven. Er is voor deze branches in de huidige situatie sprake van een kwantitatieve regionale behoefte. Voor de toekomst is daarbij positief dat het aantal inwoners van Beuningen en de Stadsregio Arnhem-Nijmegen zal toenemen en dat het de verwachting is dat het aandeel e-commerce in deze beide branches relatief beperkt zal blijven. Het aanbod van Van Cranenbroek in beide branches onderscheidt zich ook van de reguliere tuincentra en bouwmarkten (op onderdelen breder en dieper, maar bijvoorbeeld planten of hout- en plaatmateriaal ontbreken). Specifiek voor de branche tuin geldt daarbij dat er ook een tuincentrum van ca. 2.000 m³ wvo uit de markt genomen wordt. Desalniettemin zal de concurrentie voor sommige winkels in de omgeving toenemen, maar dat zal niet tot onaanvaardbare gevolgen voor de consumentenverzorging of detailhandelsstructuur leiden. Hierbij speelt me dat de bezoekers van de van Cranenbroek vanwege het unieke karakter van de winkel naar verwachting uit een relatief zeer grote regio komen: de effecten zullen zich daardoor ook over een groot gebied en veel aanbieders. Op lokaal niveau zullen de effecten van de vestiging van Van Cranenbroek mogelijk vooral te merken zijn bij Shoppingpark De Heuve. Enerzijds neemt de concurrentie voor enkele hier gevestigde winkels op het gebied van doe-het-zelf en tuin toe, anderzijds biedt de ontwikkeling ook kansen. Er zullen aanzienlijk meer bezoekers naar Beuningen komen en die komen voor een belangrijks deel langs De Heuve, en daar kunnen de daar aanwezige winkels van profiteren, te meer daar een deel van die bezoekers specifiek komt voor tuin of doe-het-zelf en de winkels op De Heuve zich qua gevoerd assortiment en/of marktsegment waarop men zich richt, onderscheiden van Van Cranenbroek. Voor het tuicentrum geldt daarbij ook dat de concurrentie met name op het gebied van groen minder wordt omdat tuincentrum Bull verdwijnt.
Hoofdstuk 2
13
In z’n algemeenheid functioneren kleinere woonboulevards als De Heuve door landelijke trends en ontwikkelingen zoals de economische en woningmarktcrisis momenteel matig en neemt de concurrentie tussen dit soort woonboulevards toe. Ook op De Heuve is sprake van enige leegstand. Het is op voorhand niet uit te sluiten maar, BRO acht de kans dat de leegstand toeneemt door de komst van Van Cranenbroek als zeer klein in. Onder meer in het rapport van Ecorys wordt voor beide branches immers veel uitbreidingsruimte aangegeven. Bovendien is door het verbeterde economisch perspectief, het toegenomen consumentenvertrouwen, het aantrekken van de woningmarkt én de toename van het aantal passanten door de vestiging van Van Cranenbroek, de kans dat de leegstaande panden weer opgevuld raken, groter zal zijn dan in de afgelopen jaren. Per saldo acht BRO de effecten op Shoppingpark De Heuve daarom eerder als positief dan als negatief in. Nevenassortimenten Het nevenassortiment dat zich richt op reguliere niet-dagelijkse artikelen zal negatieve en positieve effecten hebben op het aanbod in het centrum van Beuningen. Er is geen sprake van distributieve ruimte voor een uitbreinding van het aanbod in de betreffende branches en daarmee is er in kwantitatieve zin geen lokale behoefte. Door de bevolkingsgroei zal er op regionaal niveau wel enige distributieve ruimte kunnen ontstaan, maar dit wordt weer teniet gedaan door de verwachte daling van de winkelbestedingen als gevolg van de verdere toename van het e-commerce en het webwinkelen. Sommige winkels in de overlappende branches in het centrum van Beuningen zullen effecten voelen in de vorm van omzetverlies. Het huidig functioneren van deze winkels staat vaak al onder druk door onder andere de afvloeiing naar de binnenstad van Nijmegen, de impact van e-commerce en de beperkte autonome aantrekkingskracht van het centrum van Beuningen. Hoewel slechts een deel van de bezoekers van Van Cranenbroek ook het centrum van Beuningen zal bezoeken, zal er toch sprake kunnen zijn van combinatiebezoek, met name omdat veel mensen van verder weg komen. Daar zal vooral de in het centrum aanwezige horeca van kunnen profiteren, maar in mindere mate ook de winkels. Het combinatiebezoek kan bovendien gestimuleerd worden door specifieke acties en promotieactiviteiten6. In z’n algemeenheid geldt dat het toekomstperspectief voor de niet-dagelijkse artikelenwinkels in winkelgebieden als het centrum van Beuningen niet bijzonder gunstig is vanwege het weinig onderscheidende karakter van het aanbod en de verdere groei van ecommerce. DTnP geeft dit in haar concept-rapport ook aan. Een zekere verschraling van het aanbod is daarom ook zonder de vestiging van Van Cranenbroek te verwachten: de komst zal misschien het verdwijnen van enkele winkels bespoedigen, maar andere zaken kunnen er juist van profiteren. Per saldo zullen de effecten van Van Cranenbroek op het centrum naar de inschatting van BRO min of meer neutraal zijn en daarmee niet onaan6
In dit verband heeft van Cranenbroek zich bereid getoond om in haar winkelpand in Beuningen ruimte in te richten voor promotieactiviteiten van de centrumwinkeliers.
14
Hoofdstuk 2
vaardbaar voor de consumentenverzorging en detailhandelsstructuur. Uit de aanbodgegevens van in de vier andere Nederlandse plaatsen waar van Cranenbroek gevestigd is, blijkt bovendien dat er nog altijd een ruim aanbod in de relevante branches in de nabijgelegen hoofdwinkelcentra aanwezig is, en dat de verzorgingspositie van die centra niet aangetast is door de aanwezigheid van een van Cranenbroekvestiging. In regionaal verband zullen de omzeteffecten van de nevenbranches zich weer spreiden over een groot gebied met heel veel winkelcentra en winkels én bevolkingsgroei. Per nevenbranche zijn die omzeteffecten bovendien ook relatief beperkt, en het is daarom niet te verwachten dat door de komst van Van Cranenbroek elders winkels verdwijnen. Er zullen overigens waarschijnlijk wel winkels verdwijnen, maar dat is vooral toe te schrijven aan meer algemene ontwikkelingen. Tweede trede: benutting bestaande panden/gronden Specifiek voor trede 2 is in de toelichting bij het Bro-artikel aangegeven dat het bij detailhandel moet gaan om het aangeven in hoeverre bestaande leegstaande winkelpanden via transformatie of herstructurering het initiatief zouden kunnen huisvesten. Van Cranenbroek zal zich vestigen op een locatie waar al een bestaand winkelpand bestemd voor perifere detailhandel c.q. tuincentrum (Tuincentrum Bull) is. Dit pand zal vervangen worden door nieuwbouw, waardoor is sprake van transformatie en herstructurering. Daarnaast is een inpassing in bestaande reguliere winkelcentra in Beuningen of elders in de regio door de omvang niet mogelijk of slechts tegen dusdanig hoge kosten dat er geen sprake kan zijn van een rendabele exploitatie. Dit is overigens een van de redenen dat onder meer tuincentra en bouwmarkten zich in Nederland al vaker op perifere locaties mochten vestigen. Verder zijn de leegstaande panden in Beuningen of omgeving functioneel ongeschikt om een dergelijke grootschalige winkel te huisvesten. Inpassing op Shoppingpark De Heuve is eveneens fysiek niet mogelijk. Ook elders in het gebied ten zuiden van de Waal zijn geen geschikte panden of locaties beschikbaar die voldoen aan de eisen en wensen van een grootschalige winkel. Een uitzondering hierop zou bedrijventerrein Westerhout kunnen zijn, maar die locatie ligt relatief ver van de belangrijkste bevolkingsconcentraties af. Het is zoals gezegd niet uit te sluiten dat er een of enkele winkels verdwijnen door de komst van Van Cranenbroek, maar dit zal, zo het al gebeurt, op verschillende locaties plaatsvinden. De eventuele toename van de leegstand zal daardoor geen negatief effect hebben op het woon-, leef-, en ondernemersklimaat. Derde trede: niet van toepassing Trede 3 van de Ladder is niet aan de orde omdat het tuincentrum in bestaand stedelijk gebied ligt. De locatie grenst aan het fysieke stedelijke gebied, maar heeft een bestemming voor stedelijke functies (perifere detailhandel).
Hoofdstuk 2
15
2.4 De Gelderse ladder Bij de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik gaat het er bij de eerste trede niet alleen om of het initiatief voorziet in een actuele lokale of regionale behoefte, maar ook hoe het zich verhoudt met de beleidskaders. Het provinciaal, regionaal en lokaal beleid bieden enige ruimte voor een Van Cranenbroek-vestiging, maar met name voor het tuinen doe-het-zelfassortiment. In het regionaal beleid wordt benadrukt dat er per initiatief moet worden afgewogen in hoeverre er effecten zullen zijn op bestaande winkelgebieden en wat het initiatief per saldo bijdraagt aan de detailhandelsstructuur. Een dergelijke winkel wordt dus niet per definitie uitgesloten. Het beleid staat branchevervaging slechts in zeer beperkte mate toe, en de nevenassortimenten zijn nadrukkelijk aanwezig bij van Cranenbroek. De vestiging van Van Cranenbroek op de locatie buiten de beleidsmatig aangewezen hoofdstructuur van perifere detailhandelsclusters in de Stadsregio Arnhem-Nijmegen verhoudt zich ook moeilijk met het beleid van de regio en de provincie omdat dat beleid gericht is op clustering van winkelvoorzieningen. Dit geldt ook voor de voorstellen van DTnP voor het lokale beleid. Bij clustering van publieksgericht aanbod kunnen de zaken zo god mogelijk van elkaars aantrekkingskracht profiteren, hetgeen uiteindelijk de consumentenverzorging (overzichtelijkheid en keuzemogelijkheden voor de consument) en de leefbaarheid (minder verkeersbewegingen) ten goede komt. Door de perifere ligging van de van Cranenbroekwinkel kunnen andere winkels en publieksgerichte voorzieningen in mindere mate van de grote aantrekkingskracht van deze bijzondere winkel profiteren. Van belang hierbij is wel op te merken dat van Cranenbroek een winkel met een unieke aantrekkingskracht is door z’n bijzondere kenmerken, namelijk de grote omvang, z’n brede en diepe kernassortiment op het gebied van tuin en doe-het-zelf én de combinatie met een bijzonder, vooral discountachtig nevenassortiment. Dit bijzondere karakter van de winkel vormt de motivatie vormen om af te wijken van de regionale afspraken: de winkel is ruimtelijk niet tegen acceptabele kosten in te passen in de bestaande winkelgebieden. Daarnaast is er geen sprake van onaanvaardbare effecten op de detailhandelsstructuur. Het maken van een uitzondering voor de vestiging van Cranenbroek op de beoogde locatie in Beuningen houdt wel het gevaar in dat het naar de mening van BRO moeilijker wordt om vergelijkbare zaken elders in de regio op perifere locaties niet toe te staan. Dat kan uiteindelijk tot een verschraling van diverse reguliere winkelcentra in de regio leiden, te meer daar ook de verwachte verdere groei van e-commerce haar sporen na zal laten. Overigens zal bij andere, vergelijkbare initiatieven ook de beleidsmatig vereiste toets op de effecten gedaan moeten worden (ladders!). Deze toets pakt voor de beoogde van Cranenbroekvestiging in Beuningen gunstig uit, maar dat hoeft bij volgende initiatieven natuurlijk niet zo te zijn.
16
Hoofdstuk 2
Bij de Gelderse ladder staat verder vooral de locatieoverwegingen centraal. Daarbij is de vraag of de aangetoonde behoefte in redelijkheid binnen het bestaande stedelijke gebied opgevangen kan worden door hergebruik dan wel transformatie van gebouwen. In onderhavig geval wordt een bestaand gebouw (tuincentrum) getransformeerd. Daarbij behoort de locatie bestemmingsplanmatig en fysiek naar de mening van BRO tot het stedelijke gebied, zij het dat er sprake is van een randligging.
2.5 Slotoverweging Uit de analyses is naar voren gekomen dat dat de vestiging van Van Cranenbroek op de beoogde locatie in Beuningen door de veranderede concurrentieverhoudingen voor een enkele bestaande winkel negatieve gevolgen kan hebben, maar dat daar ook positieve effecten tegen overstaan. Zo gaat de consumentenverzorging er op vooruit (nieuwe formule, meer keuzemogelijkheden) en kunnen het centrum en de Heuve ook profiteren van de aantrekkingskracht van de nieuwe winkel. Per saldo zullen de directe effecten op de lokale en regionale detailhandelsstructuur en de leegstand heel beperkt en zeker niet onaanvaardbaar zijn. In het verlengde hiervan mag verwacht worden dat er ook sprake is van een positief effect op de werkgelegenheid. Op het punt van de nevenassortimenten en eventuele andere functies is het van belang te voorkomen dat de van Cranenbroekwinkel in de loop der tijd ‘van kleur verschiet’, en daarmee te zeer concurrerend wordt met de reguliere winkelcentra in de omgeving, waaronder het centrum van Beuningen. Goede (eventueel ook privaatrechtelijke) afspraken over de aard en omvang van dit nevenassortiment kunnen dit voorkomen, evenals een adequate handhaving van die afspraken.
Hoofdstuk 2
17
18
Hoofdstuk 2
3.
ONTWIKKELINGSKADER
Dit hoofdstuk vormt de verantwoording voor de conclusies van de marktmogelijkheden en effecten zoals behandeld in hoofdstuk 2. Allereerst wordt er een aanbodanalyse gemaakt, met specifiek aandacht voor de eerder genoemde branches. Vervolgens wordt er stilgestaan bij de ontwikkelingskaders in vraag en aanbod: trends gericht op specifieke branches, beleidskaders, plannen en initiatieven in de omgeving en de ontwikkeling van het consumentendraagvlak. Deze aspecten worden vervolgens als input gebruikt voor het bepalen van het huidig functioneren, de distributieve uitbreidingsruimte en de effecten van het planinitiatief (hoofdstuk 4).
3.1 Aanbodanalyse In deze paragraaf wordt een analyse van het aanbod in zowel de dagelijkse sector als de niet-dagelijkse sector gemaakt. De dagelijkse sector bestaat uit zowel zaken in levensmiddelen (supermarkten en levensmiddelenspeciaalzaken) als in persoonlijke verzorging (drogisterijen, parfumerieën, apotheken). Voor de niet-dagelijkse sector worden de branches plant en dier, doe-het-zelf, kleding en mode, sport en spel, huishoudelijke en luxe artikelen, warenhuis, rijwielen en wonen uitgelicht. Ook wordt de leegstand in de kern Beuningen in kaart gebracht. Voor de aanbodanalyse is gebruik gemaakt van cijfers uit de Locatus Retail Verkenner7. 3.1.1 Aanbod gemeente Beuningen Aanbod gemeente Beuningen De gemeente Beuningen bestaat uit de kernen Beuningen, Ewijk, Weurt en Winssen. De gemeente Beuningen telt in totaal 131 winkels, van totaal ruim 53.000 m² wvo. Het aanbod is voor 90% in de kern Beuningen gevestigd. In vergelijking tot het gemiddeld aanbod in zowel de Stadsregio Arnhem Nijmegen (SAN), Gelderland als Nederland is de omvang van het aanbod in de niet-dagelijkse sector in de gemeente Beuningen relatief ruim. Vooral de branches sport en spel, dier en plant en wonen zijn in de gemeente Beuningen ruim vertegenwoordigd. De branches dier en plant en wonen zijn qua omvang het grootst (respectievelijk ca. 25% en 22% van het totaal). Het aanbod is verspreid over diverse winkelgebieden in de gemeente. Het centrum van Beuningen is de belangrijkste aankoopplaats binnen de gemeente, gevolgd door Shoppingpark De Heuve. Daarnaast heeft het centrum van Ewijk nog enig aanbod, met als belangrijkste trekker de Jan Linders supermarkt. Het overige aanbod in de gemeente Beuningen is verspreid (ca. 12% van het totaal aantal m² wvo). 7
Peildatum inventarisatie maart 2015.
Hoofdstuk 3
19
Tabel 3.1: Aanbod gemeente Beuningen naar branche Beuningen (25.292 inwoners)
Levensmiddelen Persoonlijke verzorging dagelijkse artikelen Warenhuis Kleding en mode
SAN
Gelderland
Nederland
m² wvo per
m² wvo per
m² wvo per
m² wvo per
Aantal
m² wvo
1000 inw.
1000 inw.
1000 inw.
1000 inw.
29
8.225
325
296
310
302
7
957
38
44
46
48
36
9.182
363
340
356
350
1
480
19
73
47
50
21
2.551
101
172
189
185
Schoenen en lederwaren
4
1.530
60
45
42
43
Juwelier en optiek
3
194
8
16
16
15
Huishoudelijke en luxe art.
4
1.183
47
52
59
57
Antiek en kunst
-
-
-
5
10
9
Sport en spel
5
5.978
236
64
69
66
Hobby
2
146
6
12
13
12
Media
1
223
9
19
17
18
Dier en plant
11
13.055
477
161
194
164
Bruin- en witgoed
5
570
23
38
44
42
Fietsen en autoaccessoires
5
664
26
37
48
39
Doe-het-zelf
4
4.095
162
143
172
160
20
11.442
452
354
401
378
4
1.780
70
51
61
65
95
43.891
1.735
1.241
1.382
1.303
131
53.073
2.098
1.581
1.738
1.652
Wonen Detailhandel overig niet-dagelijkse artikelen Totaal detailhandel Bron: Locatus
Het aanbod in de gemeente Beuningen binnen de specifieke branches zoals genoemd in de inleiding is sinds 2009 in het aantal m² wvo toegenomen (1.914 m² wvo). In de branche dier en plant is de totale omvang het meest toegenomen, totaal met 1.601 m² wvo. In de branche kleding en mode is het aanbod met 3 winkels, totaal 236 m² wvo afgenomen. Tabel 3.2: Ontwikkeling aanbod gemeente Beuningen 2009
2015
Ontwikkeling
Aantal
m² wvo
Aantal
m² wvo
Aantal
m² wvo
Plant en dier
10
10.454
11
13.055
1
2.601
Doe-het-zelf
3
4.275
4
4.095
1
-180
Kleding en mode
24
2.787
21
2.551
-3
-236
Huishoudelijke en luxe art.
5
710
4
1.183
-1
473
Rijwielen
3
347
4
589
1
242
Speelgoed
1
206
2
278
1
72
Woondecoratie
2
200
1
142
-1
-58
Totaal branches
48
18.979
47
21.893
-1
2.914
20
Hoofdstuk 3
Aanbod kern Beuningen De kern Beuningen telt 99 winkels met een totale omvang van ruim 47.000 m² wvo. Het aanbod in de dagelijkse artikelensector is nagenoeg gelijk aan het gemiddelde aanbod in vergelijkbare plaatsen. Het aanbod in de niet-dagelijkse sector is echter aanzienlijk ruimer in Beuningen. Beuningen heeft vooral in de branches schoenen en lederwaren, sport en spel, dier en plant en wonen een relatief ruim aanbod in vergelijking tot vergelijkbare plaatsen. In de bijlage is een compleet overzicht van het aanbod in de kern Beuningen opgenomen. Centrum Beuningen De vier supermarkten in het centrum van Beuningen zijn de belangrijkste trekkers voor het centrum. Deze supermarkten zijn Albert Heijn van 1.637 m² wvo, Aldi van 619 m² wvo, Jumbo van 1.467 m² wvo en Lidl van 1.032 m² wvo. Hiermee heeft het centrum een compleet en complementair supermarktaanbod. Verder bestaat het centrum uit aanvullende dagelijkse winkels en diverse niet-dagelijkse winkels. Belangrijkste trekkers in de niet-dagelijkse sector zijn Action, Hema en Bristol. Het centrum van Beuningen functioneert vooral als boodschappencentrum, met aanvullend niet-dagelijks aanbod. In de bijlage is een compleet overzicht van het aanbod in het centrum van Beuningen opgenomen. Shoppingpark De Heuve Shoppingpark De Heuve telt 20 winkels, van totaal ruim 28.900 m² wvo. Dit is ten opzichte van grootschalige concentraties in vergelijkbare plaatsen relatief ruim. Het aanbod bestaat uit een bakker, Topshelf Megastore, tuincentra Overvecht en Frits Wolf en Gamma. Daarnaast zijn er diverse woonwinkels gevestigd zoals Kidsroom, Slaapkamer Concurrent, Slaapkenners Beuningen, Carpetright, Keukenconcurrent en vele anderen. Tuincentrum Overvecht (6.100 m² wvo) en sportzaak Topshelf Megastore (5.500 m² wvo) zijn de grootste winkels op Shoppingpark De Heuve. Tabel 3.3: Aanbod Shoppingpark De Heuve ten opzichte van vergelijkbare winkelgebieden De Heuve
8
Aantal
m² wvo
Schaal
Aantal
m² wvo
Schaal
Dagelijks
1
56
56
0,2
87
17
Sport en spel
1
5.500
5.500
0,1
175
18
Plant en dier
2
9.100
4.550
0,2
306
61
Doe-het-zelf
8
Vergelijkbare winkelgebieden
1
3.800
3.800
0,4
1.237
495
Wonen
15
10.450
697
2,2
3.268
1485
Totaal
20
28.906
1.445
3,1
5.073
1.636
Grootschalige concentraties in plaatsen met 15.000 tot 20.000 inwoners.
Hoofdstuk 3
21
3.1.2 Leegstand In de kern Beuningen staan in totaal 19 verkooppunten leeg9, met een totale omvang van 4.364 m² wvo. Dit komt neer op circa 8,1% van het aantal verkooppunten en 5,8% van het totale winkelvloeroppervlak10. In vergelijking tot de gemiddelde leegstand in plaatsen met een vergelijkbaar inwonertal is de leegstand van het aantal panden in Beuningen min of meer gemiddeld, maar is de leegstand van het aantal m² wvo relatief beperkt (leegstaande verkooppunten 7,3% en winkelmeters 8,0%). De leegstand heeft daarmee ook een relatief kleinschalige omvang. Uitzonderingen zijn de drie grootschalige leegstaande panden aan de Hadrianussingel, variërend van 450 tot 1.350 m² wvo. De overige leegstand ligt in het centrum van Beuningen. De leegstand in het centrum van Beuningen is percentueel iets hoger (leegstaande verkooppunten 9,4% en winkelmeters 8,1%). Een soortgelijk beeld bestaat echter ook bij vergelijkbare plaatsen (leegstaande verkooppunten 8,0% en winkelmeters 9,6%). 3.1.3 Aanbod in het verzorgingsgebied Het verzorgingsgebied is op te delen in een primair en een secundair verzorgingsgebied. Navolgend is per gemeente het aanbod in de meest relevante branches uiteengezet. Hieruit blijkt dat in het totale verzorgingsgebied de branches kleding en mode (166.245 m² wvo), plant en dier (137.173 m² wvo) en doe-het-zelf (119.802 m² wvo) de grootste omvang hebben. Uiteindelijk zijn de subtotalen per verzorgingsgebied gebruikt om het huidig functioneren te bepalen en om aan te geven in hoeverre er distributieve uitbreidingsmogelijkheden zijn. Tabel 3.4: Aanbod in m² wvo van relevante branches in het primaire en secundaire verzorgingsgebied Gemeente
Plant en
Doe-het-
Kleding
Huishou-
dier
zelf
en mode
delijke en
13.055
4.095
2.551
Druten
2.243
3.850
Neder-Betuwe
6.390
3.769
Rijwielen
Speelgoed
Woondecoratie
luxe art. Beuningen
Nijmegen
1.183
589
278
142
2.776
730
2.630
235
145
2.696
1.170
452
-
170
5.230
18.400
42.373
9.437
2.993
1.901
1.598
Overbetuwe
13.734
7.313
5.515
3.072
1.652
1.637
392
Wijchen
11.173
4.336
4.893
1.696
1.038
400
570
Subtotaal primaire
51.825
41.763
60.804
17.288
9.354
4.451
3.017
verzorgingsgebied
9 10
Peildatum, maart 2015. Berekend volgens Locatus-methode: binnen de leegstand is de verhouding tussen detailhandel en niet detailhandel ongeveer fiftyfifty (aantal panden). De panden in de detailhandel zijn echter groter dan panden in de niet-detailhandel. Om de leegstandsoppervlakte te berekenen wordt de gemiddelde grootte van de leegstaande panden berekend en als rekenfactor gebruikt. Oppervlakte leegstaande panden: verhouding detailhandel - niet-detailhandel is 2:1.
22
Hoofdstuk 3
Gemeente
Plant en
Doe-het-
Kleding
Huishou-
dier
zelf
en mode
delijke en
Rijwielen
Speelgoed
Woondecoratie
luxe art. Arnhem
14.040
20.143
54.758
11.758
4.640
3.792
2.217
Buren
2.571
620
145
230
1.422
299
240
Cuijk
1.295
8.896
3.081
1.997
2.150
1.760
282
Grave
1.388
800
1.171
398
249
-
115
Groesbeek
4.644
2.728
2.324
925
1.329
280
929
13.506
3.621
1.268
596
2.040
236
-
7.767
5.825
3.258
2.525
1.350
598
505
245
100
128
-
180
-
-
11.350
9.531
15.020
5.659
2.452
685
551
Renkum
1.482
1.938
3.043
1.707
859
125
938
Rhenen
4.886
4.066
2.447
450
729
35
180 116
Heumen Lingewaard Mook en Middelaar Oss
Tiel
11.774
13.044
11.356
3.306
1.024
860
Wageningen
7.164
3.897
5.330
1.829
950
419
55
West Maas en
4.236
2.830
2.112
1.256
926
-
1.295
86.348
78.039
105.441
32.636
20.300
9.089
7.423
138.173
119.802
166.245
49.924
29.654
13.540
10.440
Waal Subtotaal secundaire verzorgingsgebied Totaal verzorgingsgebied
Zodra het aanbod in het verzorgingsgebied wordt afgezet tegen benchmarks, blijkt dat het aanbod in de branche plant en dier in het verzorgingsgebied relatief beperkt is (ca. 160 m² wvo per 1.000 inwoners). Ook het doe-het-zelfaanbod is ten opzichte van het provinciaal en landelijk gemiddelde relatief beperkt (140 m² wvo per 1.000 inwoners). Het aanbod in de branches kleding en mode en speelgoed is in het verzorgingsgebied echter goed vertegenwoordigd (respectievelijk 194 en 16 m² wvo per 1.000 inwoners). Het aanbod in de branches huishoudelijke en luxe artikelen, rijwielen en woondecoratie is ten opzichte van de benchmarks relatief gemiddeld.
Hoofdstuk 3
23
Tabel 3.5: Aanbod m² wvo per 1.000 inwoners verzorgingsgebied t.o.v. benchmark Primaire
Secundaire
Totaal
verzor-
verzor-
verzor-
gingsge-
gingsge-
gingsge-
SAN
Gelderland
Nederland
bied
bied
bied
m² wvo per
m² wvo per
m² wvo per
m² wvo per
m² wvo per
m² wvo per
1000
1000
1000
1000
1000
1000
inwoners
inwoners
inwoners
inwoners
inwoners
inwoners
Plant en dier
160
161
161
161
194
164
Doe-het-zelf
130
145
140
138
162
154
Kleding en mode
189
197
194
172
189
185
Huishoudelijke en luxe art.
54
61
58
52
59
57
Rijwielen
29
38
35
30
40
31
Speelgoed
14
17
16
15
13
14
9
14
12
12
16
9
Woondecoratie
In de omgeving van Beuningen (primaire verzorgingsgebied) bevinden zich verschillende aanbieders op het gebied van plant en dier en doe-het-zelf. Wij noemen hier de belangrijkste (> 1.000 m² wvo). In de bijlage is een geografische weergave opgenomen van alle bouwmarkten, tuincentra en tuinartikelenzaken in de omgeving van Beuningen. Elst: Intratuin van 9.353 m² wvo. Wijchen: TuinWereld van 4.800 m² wvo. Nijmegen: Gamma van 4.700 m² wvo. Nijmegen: Karwei van 4.400 m² wvo. Nijmegen: Praxis van 3.704 m² wvo. Elst: Gamma van 2.774 m² wvo. Nijmegen: Gamma van 2.700 m² wvo. Wijchen: Praxis van 2.540 m² wvo. Druten: Karwei van 2.497 m² wvo. Valburg: Tuincentrum Willemsen van 1.696 m² wvo. Kesteren: Tuinmeubelpark van 1.614 m² wvo. Elst: Formido van 1.603 m² wvo. Kesteren: Formido van 1.572 m² wvo. Wijchen: Oosterbaan Garden van 1.500 m² wvo. Druten: Boerenbond van 1.416 m² wvo. Ochten: Tuincentrum De Batterijen van 1.200 m² wvo. Kesteren: Tuincentrum Kuus van 1.200 m² wvo.
24
Hoofdstuk 3
3.2 Beleidskaders 3.2.1 Provinciaal Omgevingsvisie Gelderland De provincie Gelderland stelt in haar Omgevingsvisie (2014) de beleidsmatige kaders omtrent detailhandel. De provincie streeft naar een duurzame en fijnmazige detailhandelsstructuur. Sturing vindt plaats op detailhandel met een bovenregionale functie. Daarnaast wordt een oproep gedaan om meer regionaal samen te werken en af te stemmen. De provincie zet in op de hoofdcentra van de plaatsen in de provincie. Om het toekomstperspectief te behouden/optimaliseren streven de provincie en haar partners naar transformatie en vernieuwing van bestaande winkelgebieden. De overcapaciteit aan winkels dient teruggedrongen te worden. Dit voorkomt leegstand en aantasting van de sociale en economische vitaliteit van winkelgebieden in dorpen en steden. Ten aanzien van perifere detailhandel neemt de provincie Gelderland een terughoudende rol in. Nieuwe grote perifere locaties worden tegengehouden in verband met het duurzaam ruimtegebruik. Op perifere locaties mag alleen (lokale) detailhandel komen die moeilijk ruimtelijk inpasbaar is in binnensteden vanwege het volume van de goederen of vanwege veiligheidseisen. Regionale afspraken over de kwalitatieve voorwaarden zijn een vereiste indien er nieuwe perifere ontwikkelingen spelen. Daarbij gaat het om afspraken over: omvang, fasering, branche, profiel van de locatie en ruimtelijke kwaliteit. Ook dient in dit kader rekening gehouden te worden met de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Omgevingsverordening In de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland wordt het volgende opgenomen onder artikel 2.3.3.1 detailhandel: 1. In een bestemmingsplan worden geen nieuwe locaties voor detailhandel mogelijk gemaakt die leiden tot een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur. 2. Voor zover er voor het betreffende gebied een regionale afspraak is gemaakt over de programmering van detailhandel, is de bestemming detailhandel in een bestemmingsplan alleen mogelijk als deze ontwikkeling niet in strijd is met de door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale afspraak. 3. In de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangegeven hoe een nieuwe detailhandelsontwikkeling zich verhoudt tot het bepaalde in het eerste lid en een eventuele intergemeentelijke samenwerking op het gebied van detailhandel. In de toelichting is beleid voor specifiek perifere detailhandel opgenomen. Detailhandel kan alleen op een perifere locatie worden toegestaan wanneer dit uit oogpunt van ruimte of veiligheid vereist is. Gedacht kan worden aan detailhandel in volumineuze goederen
Hoofdstuk 3
25
zoals bijvoorbeeld tuincentra, bouwmarkten, meubelwinkels, en handel in auto's en boten en detailhandel die uit veiligheidsoverwegingen niet in winkelgebieden kan worden gevestigd. In beperkte mate biedt de provincie ruimte aan detailhandel met een regionaal verzorgingsgebied op grote perifere locaties. Over de opvang van bovenlokale grootschalige detailhandel op perifere detailhandelslocaties dient regionale afstemming plaats te vinden. Onder grootschalig verstaat de provincie detailhandel van meer dan 1.500 m² bvo. Voor nieuwe detailhandelsontwikkelingen geldt de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik waarbij inzicht moet worden gegeven in de regionale behoefte zowel kwantitatief als kwalitatief. Ook dient in het bestemmingsplan de omvang, fasering van de ontwikkeling en branchering concreet aangegeven te worden. 3.2.2 Regionaal Regionaal Programma Detailhandel 2013 Het samenwerkingsverband Stadsregio Arnhem Nijmegen, waar Beuningen onderdeel van is, heeft per oktober de regionale kaders omtrent detailhandel vastgelegd in het Regionaal Programma Detailhandel 2013. Het regionaal beleid zet in op de bestaande winkelgebieden die zijn benoemd in de hoofdstructuur. Ten aanzien van detailhandel op perifere locaties hanteert de Stadsregio het volgende uitgangspunt: “Ruimte bieden aan branches en soorten winkels die vanwege het volumineuze karakter van de gevoerde artikelen en/of de aard en de schaal van de zaak niet of zeer moeilijk inpasbaar zijn in of aan de rand van de bestaande winkelcentra.”. Het beleid van de Stadsregio is er op gericht de voorzieningenstructuur en het winkelaanbod zo in te richten dat het zo optimaal mogelijk voldoet aan de consumentenvraag in het verzorgingsgebied. Daar komt bij dat er gestreefd wordt naar een evenwichtige voorzieningenstructuur met een hoge mate van complementariteit tussen winkelgebieden. Voor perifere detailhandel geldt dat deze vooral gericht is op doelgerichte en laagfrequente aankopen. Ten aanzien van perifere winkels die naast het hoofdassortiment ook een nevenassortiment hebben, benoemt de Stadsregio enkele voorwaarden. Om enerzijds het voeren van nevenassortimenten mogelijk te maken, maar anderzijds te voorkomen dat uiteindelijk op perifere locaties een winkelaanbod ontstaat dat in totaliteit gaat concurreren met de bestaande winkelcentra, gelden de volgende uitgangspunten ten aanzien van de toegestane nevenassortimenten: In z’n algemeenheid geldt dat de artikelen gevoerd mogen worden die direct of indirect tot het specifieke assortiment van de betreffende branche of soort winkel behoren. Hierbij is inbegrepen gelegenheidsassortiment ten behoeve van bepaalde festiviteiten, zoals Kerst, Pasen en Koninginnedag, waarbij wel een beperking van de verkoop in de tijd geldt.
26
Hoofdstuk 3
Voor de aangewezen perifere locaties geldt dat het assortiment van alle toegestane branches en soorten winkels zonder beperkingen in alle hier aanwezige winkels verkocht mag worden. In bestemmingsplannen worden heldere omschrijvingen opgenomen van de toegestane branches en/of soorten winkels. Binnen de perifere detailhandelsvestigingen is het toegestaan om niet aan het kernassortiment gerelateerde artikelen te voeren tot maximaal 10% van de winkelverkoopoppervlakte met een maximum van 100 m² wvo.
Deze voorwaarden worden echter enigszins genuanceerd. Er kan worden afgeweken van het beleid indien het planinitiatief een positieve bijdrage levert aan de consumentenverzorging en detailhandelsstructuur. Een initiatief dient te worden getoetst op de impact op de beoogde detailhandelsstructuur: is er per saldo wel of geen sprake van structuurverstoring? Hierbij gaat het er met name om dat er geen blijvende, zeer aanzienlijke afname van de keuzemogelijkheden of variatie in het aanbod (van de betreffende branche) plaats vindt. Bovendien dient de vestiging versterkend te zijn voor de detailhandelsstructuur van de Stadsregio. Kortom er moet gekeken worden naar de te verwachten effecten. 3.2.3 Lokaal Structuurvisie Beuningen Op basis van de nabije ligging van Nijmegen en andere plaatsen wordt het centrum van Beuningen beschouwd als een kernverzorgend centrum. Opgave voor het centrum is de huidige winkels te behouden en vanuit de positie van de verzorgingsfunctie het aanbod te versterken. Shoppingpark De Heuve als centrale plek voor perifere detailhandel wenst de gemeente Beuningen te behouden. Detailhandelsvisie en centrumvisie Beuningen Door DTnP wordt gewerkt aan een detailhandelsvisie voor de gemeente Beuningen, met specifieke aandacht voor het centrum. In het kader van het opstellen van deze visie zijn meerdere bijeenkomsten gehouden met een vertegenwoordiging van de gemeente en ondernemers. Het meest recente concept stamt van 21 mei 2015, maar hier heeft nog geen besluitvorming over plaats gevonden. De belangrijkste conclusies zijn: Het dagelijkse artikelenaanbod in centrum Beuningen functioneert naar verwachting goed, maar het niet-dagelijkse aanbod staat onder druk. Naar verwachting zal over de hele linie het aantal winkels en de keuze per branche in het centrum afnemen: de niet-dagelijkse sector zal hier kleiner worden. Streven naar een verdere versterking van centrum Beuningen als boodschappencentrum en versterking functie als ‘woonkamer’ (plaats voor ontmoeten en verblijven), onder meer door uitbreiding aanbod aan horeca en sociaal-maatschappelijke voorzieningen. Inzetten op compact centrum met nuances tussen de deelgebieden en een goede bereikbaarheid en voldoende parkeermogelijkheden als randvoorwaarden.
Hoofdstuk 3
27
Handhaving De Heuve als locatie voor doelgerichte aankopen (grootschalige, volumineuze detailhandel), onder meer door het voorkomen van meer branchevervaging en brancheverbreding. Inzetten op clustering aanbod in de twee hoofdwinkelgebieden (Centrum en De Heuve) en complementariteit tussen deze beide centra. Voorkomen uitbreiding winkelaanbod buiten deze beide centra.
3.2.4 Relatie beleidskaders tot planinitiatief Ecorys concludeert op basis van haar beleidsanalyse dat zowel het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid niet in de weg staat voor de vestiging van een Van Cranenbroek-winkel. Ecorys geeft aan dat het om een bestaande grootschalige detailhandelslocatie gaat en dat Van Cranenbroek vanwege haar volumineuze aard zich niet binnenstedelijk kan vestigen. In bepaald opzicht biedt het beleid inderdaad ruimte. Zo wordt er in het regionaal beleid benadrukt dat er per initiatief moet worden afgewogen in hoeverre er effecten zullen zijn op bestaande winkelgebieden en wat het initiatief per saldo bijdraagt aan de detailhandelsstructuur. Aan de andere kant kan worden beargumenteerd dat het nevenassortiment van Van Cranenbroek niet past binnen de richtlijnen van het regionale beleid en concurrerend kan zijn met het centrum van Beuningen en/of andere winkelgebieden. Het betreft branchevreemde artikelen die in principe geen volumineus karakter hebben en niet per definitie gerelateerd zijn aan tuin- of doe-het-zelfartikelen. Het beleid staat dit soort branchevervaging in beginsel niet toe. Het beleid benadrukt het belang van concentratie en aansluiting op bestaande winkelgebieden. Het planinitiatief sluit niet aan op een bestaand (perifeer) winkelgebied, waardoor dit vanuit beleidsmatig oogpunt lastig te beargumenteren is. Wel geeft het regionale beleid aan dat voor sommige perifere winkelvestigingen clustering of concentratie geen meerwaarde beidt of niet mogelijk is, in welk geval winkelbedrijven zich ook solitair, buiten de hoofdstructuur van perifere detailhandelsclusters zouden kunnen vestigen. Het initiatief van Van Cranenbroek past qua locatie en gevoerde nevenassortimenten tenslotte niet in de ontwikkelingsrichting voor de Beuningse detailhandelsstructuur, zoals beschreven in de concept detailhandels-visie van DTnP.
28
Hoofdstuk 3
3.3 Relevante algemene trends en ontwikkelingen Trends aanbodzijde
Toenemende leegstand & functietransformatie: In Nederland staat anno 2014 ca. 14% van het aantal panden leeg. Naar winkelgebiedstypen blijkt dat de leegstand in de centrale winkelgebieden het hoogst is, waarbij met name de grote hoofdwinkelgebieden een hoge winkelleegstand kennen (16%). Hier zijn het vooral de aanloopstraten en andere B- en C-vestigingsgebieden die met leegstand kampen. Dankzij de toenemende leegstand en de dalende huurprijzen op perspectiefarme winkellocaties is er sprake is van een toenemende functie-transformatie in centrumgebieden. Branche- en sectorvervaging: Branchevervaging, of beter gezegd het fenomeen dat we in vast omlijnde branches willen denken en doen, is een gedachte die is gebaseerd op het feit dat de aanbodzijde een leidende rol heeft. Veel formules ontlenen hun bestaansrecht echter aan een mix van branches waardoor vaste typeringen steeds minder opgaan. De sectoren retail, horeca en dienstverlening merken steeds meer van het fenomeen branchevervaging, in dit kader sectorvervaging genoemd. Opkomst nieuwe winkelconcepten: Naast de traditionele winkels verrijzen webwinkels, ‘multi’- of ‘omni-channel’ aanbieders, afhaalpunten en pop-up stores. Bij afhaalpunten kan de klant de internethandel bezoeken om de bestelde artikelen af te halen of te retourneren. Daarnaast zijn pop-up stores erg in trek. Kortstondige (internet)winkels die letterlijk als paddenstoelen uit de grond schieten om tijdelijk een leegstaand pand te betrekken. Schaalvergroting en schaalverkleining: Door veranderend gebruik van het vastgoed is behoefte aan andersoortige winkelruimte. Enerzijds zet een deel van de retailers in op schaalvergroting in centrumgebieden om comfort en beleving te kunnen bieden in de winkel. Anderzijds is ook een trend van schaalverkleining gaande, als gevolg van de mogelijkheden tot efficiënter voorraadbeheer en de combinatie met internetverkoop. Filialisering en netwerkverdichting: Er is sprake van een verdichting van het netwerk van filiaalbedrijven. Het aandeel filiaalbedrijven in Nederland nam de afgelopen 10 jaar toe van 28% naar 37%. Dit is ten koste gegaan van het aantal zelfstandige bedrijven. Met name in de A1-winkelgebieden is het aantal filiaalbedrijven gestegen waardoor de hoofdwinkelstraten van centrumgebieden steeds meer op elkaar gaan lijken. Concurrentie tussen steden en winkelgebieden neemt toe: De concurrentie tussen winkelgebieden neemt toe omdat de consument steeds hogere eisen gaat stellen aan aanbod, kwaliteit, keuzemogelijkheid, prijsstelling, bereikbaarheid en parkeren, beleving en vermaak. De consument is steeds minder trouw aan de dichtstbijzijnde winkellocatie, ook vanwege de toegenomen mobiliteit en het feit dat men zeer goed geïnformeerd is over de producten, de kwaliteiten van winkels en winkelgebieden (internet!).
Hoofdstuk 3
29
Trends vraagzijde
Economische ontwikkelingen: Het consumentenvertrouwen (en daarmee de koopbereidheid) is de afgelopen jaren gedaald. Gelukkig zien we inmiddels dat het vertrouwen in de woningmarkt stijgt en dat de koopbereidheid weer wat toeneemt. Het herstel is echter broos en invloedrijke economen voorspellen nog jaren economische stagnatie. Veranderd consumentengedrag: Door ervaring en de overvloed aan informatie is de hedendaagse consument kritisch. In het koopgedrag wordt, naast de prijs, rekening gehouden met factoren als tijd, inspanning, gemak en plezier. Demografische transitie: Een structurele factor in de ontwikkeling van winkelgebieden vormen de demografische transities die plaatsvinden. Het gaat met name om vergrijzing, ontgroening en de afname van het aantal huishoudens. Omzetstijgingen via internet: De detailhandelsomzet via internet beslaat in 2013 ruim € 5 miljard, ofwel 6% van de totale detailhandelsomzet, in 2015 is deze gestegen naar circa 8,5%. Het Nieuwe Winkelen: Dankzij de opkomst van internetwinkelen veranderen de manieren waarop consumenten hun aankopen doen. Consumenten kopen en oriënteren zich zowel in de fysieke winkel als online, ook wel cross- of multichanneling genoemd. Over de afgelopen jaren is het gebruik van het internet als oriëntatiekanaal om te winkelen flink gestegen. Beleving centraal: De keuze van de consument om een centrum te prefereren boven andere winkelcentra of internet is met het koopmotief (recreatief winkelen) veelal gekoppeld aan beleving.
Voor de relevante trends en ontwikkelingen verwijzen wij verder ook naar de rapportages van Ecorys (Ruimtelijk-economische effectstudie vestiging Van Cranenbroek te Beuningen (juli 2014) en de concept-rapportage Detailhandelsvisie en centrumvisie Beuningen van DTnP (mei 2015). In de bijlagen van onderhavig rapport zijn nog de trends en ontwikkelingen naar branche opgenomen.
3.4 Bevolkingsomvang en -ontwikkeling De gemeente Beuningen telde per 1 januari 2015 ca. 25.292 inwoners11. In de onderstaande tabel is voor het primaire en secundaire verzorgingsgebied de bevolkingsgroei in kaart gebracht. Voor de inwonertallen van 2014 is gebruik gemaakt van het CBS als bron. De bevolkingsprognose van het CBS/PBL12 is als uitgangspunt gebruikt voor het bepalen van de ontwikkeling. In 2020 zal het inwonertal in het primaire verzorgingsgebied stijgen tot ca. 327.100 inwoners. 11 12
Bron: Gemeente Beuningen. Bron: Regionale bevolkings- en huishoudensprognose 2013-2040. Er is gekozen voor de CBS-cijfers omdat die voor hetzelfde jaar gebruikt kunnen worden voor de verschillende gemeenten in de verschillende provincies. De prognose van de provincie Gelderland uit 2014 geeft bijvoorbeeld geen cijfers voor de individuele gemeenten.
30
Hoofdstuk 3
Dit aantal zal tot 2025 nog verder doorstijgen tot bijna 330.900 inwoners. Ook in het secundaire verzorgingsgebied zal het totaal aantal inwoners de komende jaren toenemen. Tot 2020 zal het inwonertal toenemen tot ca. 548.500 inwoners en tot 2035 tot ca. 555.400 inwoners. Voor zowel het primaire als secundaire verzorgingsgebied zal het inwoneraantal ook tot 2030 nog verder toenemen. Tabel 3.6: Bevolkingsgroei primaire en secundaire verzorgingsgebied Gemeente Beuningen
13
2014
2020
2025
2030
25.292
25.400
25.600
25.800
Druten
18.210
18.800
18.900
19.100
Neder-Betuwe
22.555
21.700
21.600
21.400
168.290
172.000
175.100
177.800
46.665
47.700
48.000
47.700
Nijmegen Overbetuwe Wijchen Subtotaal primaire
41.040
41.500
41.700
41.600
322.052
327.100
330.900
333.400
150.820
158.600
161.500
162.200
verzorgingsgebied Arnhem Buren
26.020
26.100
26.200
26.300
Cuijk
24.780
25.400
25.800
26.000
Grave
12.695
13.200
13.400
13.600
Groesbeek
18.975
17.600
17.700
18.000
Heumen
16.335
16.100
16.300
16.600
Lingewaard
45.775
46.000
46.600
47.100
Mook en Middelaar
7.795
7.900
7.600
7.600
Oss
84.955
87.200
88.200
89.600
Renkum
31.580
30.700
30.700
30.500
Rhenen
19.115
19.300
19.300
18.900
Tiel
41.775
43.300
44.300
45.300
Wageningen
37.430
39.200
40.200
40.400
West Maas en Waal
18.420
17.900
17.600
17.300
Subtotaal secundaire
536.470
548.500
555.400
559.400
858.522
875.600
886.300
892.800
verzorgingsgebied Totaal verzorgingsgebied
13
Voor Beuningen geldt het inwonertal van 1 januari 2015.
Hoofdstuk 3
31
3.5 Bestedingen, omzetclaim en koopstromen Bestedingen Het inkomensniveau in het primaire verzorgingsgebied bedraagt gemiddeld ca. € 14.500,per hoofd van de bevolking per jaar en ligt daarmee 4% lager dan het landelijk gemiddelde14. Het inkomensniveau in het secundaire verzorgingsgebied ligt met gemiddeld ca. € 15.100,- per hoofd van de bevolking per jaar iets hoger dan het primaire verzorgingsgebied en is daarmee gelijk aan het landelijk gemiddelde. Bij een afwijking groter dan 5% is het bij distributie planologisch onderzoek gebruikelijk een correctie op het bestedingscijfer toe te passen. In dit geval is een correctie dus niet noodzakelijk en zullen de landelijke gemiddelde bestedingscijfers15 worden gehanteerd bij het berekenen van het functioneren. Effect internet De fysieke winkel blijft weliswaar veruit de populairste aankoopplaats maar verliest wel terrein ten opzichte van het internet. In de niet-dagelijkse sector is de impact van internetaankopen reeds groot en deze zal ook nog fors groeien. Doorgaans wordt ten gevolge van een toename van de bestedingen via ‘pure players’ op het internet uitgegaan van een lager bestedingsvolume (-5%) in de totale niet-dagelijkse sector. De impact van internet verschilt echter nogal per branche. Zo heeft internet bijvoorbeeld meer impact op winkels in de branches spel, hobby en media dan op winkels in de branche doe-hetzelf/tuin. Op basis van diverse eigen koopstroomonderzoeken van BRO in o.a. Oss, Hellevoetsluis en de Metropoolregio Eindhoven is per branche specifiek een indicatie gegeven van het interneteffect. In de onderstaande tabel is het interneteffect en de doorwerking op het bestedingscijfer weergegeven. Tabel 3.7: Aandeel internetbestedingen naar branche Branche
Interneteffect
Kleding en mode Huishoudelijke en luxeartikelen Speelgoed
6% 3% 12%
Rijwielen
5%
Plant en dier
1%
Doe-het-zelf
1%
Omzetclaim Van Cranenbroek Grootschalige winkels functioneren doorgaans op van een lage gemiddelde vloerproductiviteit. Voor een Van Cranenbroek-winkel zal de vloerproductiviteit dan ook lager liggen dan het landelijk gemiddelde. Daarnaast geldt dat het aanbod binnen diverse branches verschilt per seizoen. De landelijke kengetallen per branche zijn gebaseerd op een jaarexploitatie van een winkel in een betreffende branche. 14 15
Bron: CBS, Regionale Inkomensverdeling, 2012. Bron: Detailhandel.info, cijfers uit 2013, bewerking BRO.
32
Hoofdstuk 3
De landelijke gemiddelde vloerproductiviteit is voor Van Cranenbroek per branche gecorrigeerd. Een vloerproductiviteit die ca. een derde lager ligt dan het landelijk gemiddelde, is naar inschatting van BRO voor de meeste realistisch. Voor de tuinbranche is het landelijke gemiddelde wel aangehouden omdat deze branche zich al kenmerkt door grootschaligheid en een relatief lage omzet per m² wvo. Dit geldt in iets mindere mate ook voor de doe-het-zelfbranche (-10% aangehouden). In de onderstaande tabel is een inschatting gemaakt van de omzetclaim van de nieuwe Van Cranenbroek vestiging. Deze is berekend door de omvang van de verschillende branches, zoals vernomen van Van Cranenbroek, te vermenigvuldigen met een referentieomzet per m² wvo. De omzetclaim geeft daarmee een indicatie welke omzet nodig is voor een rendabel functioneren. Naar schatting van BRO zal de totale omzetclaim van Van Cranenbroek in Beuningen ca. € 12,4 - 13,2 mln. bedragen. De vloerproductiviteit ligt vermoedelijk tussen ongeveer € 800,- en € 900,- per m² wvo. Tabel 3.8: Omzetclaim Van Cranenbroek Beuningen (incl. BTW) Branche
m² wvo
Omzet per m² wvo
Omzet per m²
Omzetclaim
(vloerproductiviteit)
wvo na correctie
in mln.
Kleding en mode (4- 5%)
600-750
2.602
1.750
€ 1,1-1,3
Huishoudelijke en luxeartikelen
150-300
1.644
1.250
€ 0,2-0,4
(1-2%) Speelgoed (1-2%)
75-150
2.943
2.500
€ 0,2-0,4
525-750
2.231
1.500
€ 0,8-1,1
9.750-9.000
550
550
€ 5,4-5,0
Doe-het-zelf (ca. 15%)
2.250
1.338
1.200
€ 2,7
Dier, werkkleding, etc. (ca. 10%)
1.500
1.338
1.250
€ 1,8
150-300
1.819
1.200
€ 0,2-0,4
15.000
1.071
765
€ 12,4-13,2
Rijwielen (3-4%) Tuingereedschap en –meubelen, kerst (ca. 65-60%)
Overig (1-2%) Totaal
Naar schatting komt ca. 65% van de omzet van binnen het primaire verzorgingsgebied (< 15 autominuten). Ca. 25% van de omzet zal uit het secundaire verzorgingsgebied komen (15 tot 30 autominuten). De overige 10% van de omzet zal van verder weg komen. Dit betekent dat maximaal (€ 13,2 mln. * 65%) ca. € 8,6 mln. uit het primaire verzorgingsgebied zal komen, ca. € 3,3 mln. uit het secundaire verzorgingsgebied en dat de overige € 1,3 mln. van buiten de secundaire regio zal komen. Koopstromen Er zijn geen koopstroomgegevens beschikbaar voor de gebiedsindeling zoals gehanteerd wordt in dit onderzoek. In het Euregionaal Koopstromenonderzoek 2009 door Goudappel Coffeng zijn wel koopstroomgegevens bekend met betrekking tot diverse gemeenten in de Stadsregio Arnhem Nijmegen, waaronder Beuningen. Zo wordt 48% van de koopkracht in de niet-dagelijkse sector in Beuningen gebonden.
Hoofdstuk 3
33
De koopkrachttoevloeiing bedraagt 40%. Daarnaast zijn specifiek voor het centrum van Beuningen en Shoppingpark De Heuve koopstroomgegevens bekend. Het centrum van Beuningen heeft een koopkrachtbinding en –toevloeiing van respectievelijk 25% en 19% in de niet-dagelijkse sector. Voor Shoppingpark De Heuve geldt een koopkrachtbinding en –toevloeiing van respectievelijk 18% en 57% in de niet-dagelijkse sector.
34
Hoofdstuk 3
4.
FUNCTIONEREN, UITBREIDINGSRUIMTE EN EFFECTEN 4.1 Huidig en toekomstig functioneren en effecten Functioneren centrum Beuningen In de navolgende tabel is op basis van de hiervoor aangegeven gegevens een berekening gemaakt van het economisch functioneren van het aanbod in het centrum van Beuningen binnen de totale niet-dagelijkse sector. Hiervoor wordt de omzet per m² wvo (vloerproductiviteit) als indicator gebruikt. Tabel 4.1: Benadering functioneren niet-dagelijkse sector centrum Beuningen Aantal inwoners Bestedingen per hoofd (€)
Huidig functioneren
Functioneren 2020
25.292
25.400
2.356
2.238
Totale bestedingspotentieel (€ mln.)
59,6
56,8
Koopkrachtbinding
25%
25%
Gebonden bestedingen (€ mln.)
14,9
14,2
Koopkrachttoevloeiing als aandeel van de omzet
19%
20%
Koopkrachttoevloeiing absoluut (€ mln.)
3,5
3,4
18,4
17,8
Huidig wvo (m²)
9.036
9.036
Omzet per m² wvo (€)
2.050
1.970
Vergelijkbaar gemiddelde (€ per m² wvo)
2.040
2.040
Totale besteding (€ mln.)
De gemiddelde omzet per m² wvo in de niet-dagelijkse sector in het centrum van Beuningen bedraagt € 2.050,-, wat vrijwel gelijk is aan het landelijk gemiddelde voor een centrum met de branchesamenstelling zoals deze in Beuningen-centrum aanwezig is. Daarmee functioneert de niet-dagelijkse sector in Beuningen-centrum theoretisch relatief matig tot redelijk. Hierbij moeten we wel aantekenen dat de landelijke gemiddelden de afgelopen jaren een dalende tendens hebben laten zien en dat de bestedingen in de detailhandel zijn gedaald. Omdat de huisvestingslasten in dezelfde periode vaak niet of maar beperkt zijn gedaald, is het rendement wel veel minder geworden, met een toename van de leegstand als gevolg. Ook de leegstand in Beuningen-centrum kent een gemiddelde omvang, maar die omvang geeft ook aan dat het niet echt goed gaat. De effecten van de vestiging van Van Cranenbroek op het centrum van Beuningen zullen zich met name richten op de branches kleding en mode, huishoudelijke luxe artikelen, speelgoed, rijwielen en overig. We noemen dat de ‘centrum-omzet’. De omzetclaim van deze branches is hiervoor op ca. € 2,5-3,6 mln. ingeschat. Dit is ongeveer 25% van de geraamde omzet van Van Cranenbroek. Maar die omzet komt maar voor en deel uit Beuningen. Bij benadering komt 65% (= ca. € 1,6-2,3 mln.) uit de primaire regio.
Hoofdstuk 4
35
Slechts ca. 8% van de inwoners van die primaire regio woont in Beuningen. Vanwege de korte afstand zullen de inwoners van Beuningen relatief wel meer bij van Cranenbroek besteden dan de mensen die verder weg wonen. Als het om het dubbele van het aandeel bewoners gaat (= 16%), dan komt ongeveer € 0,3-0,4 mln. van de centrumomzet van Van Cranenbroek uit Beuningen. Maar dat gaat niet allemaal ten koste van het centrum van Beuningen, want extra aanbod in deze plaats betekent waarschijnlijk vooral minder koopkrachtafvloeiing naar andere aankoopplaatsen in de regio: de keus in de eigen plaats is immers groter geworden. Bovendien neemt het aantal inwoners nog iets toe. De bestedingen in de winkels zullen de komende jaren als gevolg van de toename van het webwinkelen echter nog iets af gaan nemen. Hier staat weer tegenover dat er veel meer mensen naar Beuningen komen, en een deel daarvan zal naar verwachting ook het centrum aan doen, want de onderlinge afstand is maar kort. Vanwege het geringe onderscheidende karakter van het centrum van Beuningen zal dit aandeel echter waarschijnlijk niet heel groot zijn, maar omdat het aantal bezoekers aan van Cranenbroek wel aanzienlijk is. zal het aantal bezoekers aan het centrum ook niet gering zijn. Vooral de horeca zal kunnen profiteren van de extra bezoekers, maar in mindere mate ook het winkelaanbod. Kortom, de omzet van buiten Beuningen zal iets toenemen. Deze aannames zijn in navolgende berekening verdisconteerd. Tabel 4.2: Benadering functioneren niet-dagelijkse sector centrum Beuningen Functioneren na vestiging Van Cranenbroek Aantal inwoners 2020 Bestedingen per hoofd (€)
25.400 2.238
Totale bestedingspotentieel (€ mln.)
56,8
Koopkrachtbinding
24%
Gebonden bestedingen (€ mln.)
13,6
Koopkrachttoevloeiing als aandeel van de omzet
23%
Koopkrachttoevloeiing absoluut (€ mln.) Totale besteding (€ mln.)
4,1 17,7
Huidig wvo (m²)
9.036
Omzet per m² wvo (€)
2.005
Vergelijkbaar gemiddelde (€ per m² wvo)
1.960
4.2 Effecten Effecten op het centrum: ervaringen elders Uit een vergelijking tussen de beide tabellen in de vorige paragraaf blijkt dat de komst van Van Cranenbroek theoretisch in kwantitatieve zin nauwelijks negatieve effecten op het centrum van Beuningen heeft omdat de plussen en minnen min of meer tegen elkaar wegvallen.
36
Hoofdstuk 4
Toch kan er wel degelijk sprake zijn van effecten omdat er extra aanbod in enkele specifieke branches zoals speelgoed, huishoudelijke artikelen en warenhuisaanbod, rijwielen, woonaccessoires, dierenartikelen en een specifiek kledingsegment (discountachtig) toegevoegd wordt. Per branche komt er op een perifere locatie als het ware een volledige winkel bij en daarmee neemt de concurrentie voor het gevestigde aanbod in die branches dus wel toe. Omdat de moeilijke marktomstandigheden in de detailhandel naar verwachting nog wel even aanhouden, is het daardoor niet op voorhand uit te sluiten dat er daardoor een of enkele winkels in het centrum moeten sluiten. Dat zou de aantrekkelijkheid van het centrum kunnen doen afnemen. In de andere plaatsen waar een van Cranenbroek aanwezig is, blijkt echter dat de genoemde branches en soorten winkels nog steeds ruimschoots vertegenwoordigd zijn in het centrum. (zie Bijlage 5). Opvallend is daarbij de aanwezigheid van een tamelijk sterk kledingaanbod in het goedkopere segment in deze plaatsen en hoofdwinkelcentra. We merken hierbij op dat ook deze plaatsen dicht bij grotere hoofdwinkelcentra gelegen zijn. In de praktijk blijkt dus dat de kans op sluiting van winkels in het nabijgelegen centrum door de komst van Van Cranenbroek niet groot is. Van Cranenbroek en een regulier winkelcentrum zijn door het geheel andere bezoekdoel en koopgedrag van de consumenten min of meer complementair. Daarbij kan het bezoek aan het centrum gestimuleerd worden door gezamenlijke promotieactiviteiten van Van Cranenbroek en centrumondernemers16. Effecten op de primaire regio De primaire regio telt in 2020 exclusief Beuningen 301.700 inwoners. Uitgaande van € 777,- bestedingen per persoon17 aan de onderscheiden centrumbranches vertegenwoordigen zij samen een bestedingspotentieel van € 234,4 mln. De omzetclaim van Cranenbroek voor de centrumbranches komt uit € 2,5-3,6 x 65% = € 1,6-2,3 minus € 0,3-0,4 voor Beuningen = € 1,3-2,0 mln. Dat is slechts 0,6-0,8% van het bestedingspotentieel in de regio. De omzeteffecten zullen zich ook nog eens spreiden over een groot aantal aanbieders en voor een deel van die aanbieders, met name de warenhuizen en huishoudelijke artikelenzaken, gaat het ook nog om deelassortimenten.
16
17
In andere plaatsen worden gezamenlijk activiteiten georganiseerd door van Cranenbroek en de centrumondernemers en zijn bij specifieke gelegenheden pendelbusjes ingezet. Specifiek voor Beuningen is door van Cranenbroek aangegeven dat de mogelijkheid geboden kan worden dat het centrum zich promoot in de winkel van Van Cranenbroek. Bestedingen per hoofd volgens www.detailhandel.info met bewerking van BRO: Modewinkels € 501,-, huishoudelijke artikelenzaken € 88,-, warenhuizen € 113,-, speelgoedzaken € 43,-, rijwielzaken € 73,-. Totaal € 818,minus 5% effect e-commerce = € 777,-
Hoofdstuk 4
37
Shoppingpark De Heuve In de navolgende tabel is op basis van de hiervoor aangegeven gegevens een berekening gemaakt van het economisch functioneren van het aanbod op Shoppingpark De Heuve. Hierbij is weer een omzet per m² wvo (vloerproductiviteit) gebaseerd op de landelijke gemiddelden per branche als referentiecijfer opgenomen. Tabel 4.3 Benadering functioneren Shoppingpark De Heuve Huidig functioneren Aantal inwoners Bestedingen per hoofd (€)
25.292 2.356
Totale bestedingspotentieel (€ mln.)
59,6
Koopkrachtbinding
18%
Gebonden bestedingen (€ mln.)
10,7
Koopkrachttoevloeiing als aandeel van de omzet
57%
Koopkrachttoevloeiing absoluut (€ mln.)
14,2
Totale besteding (€ mln.) Huidig wvo (m²)
24,9 10.450
Omzet per m² wvo (€)
2.400
Vergelijkbaar gemiddelde (€ per m² wvo)
1.200
De gemiddelde omzet per m² wvo in de niet-dagelijkse sector op Shoppingpark De Heuve zou volgens de berekening een zeer hoge vloerproductiviteit realiseren. Misschien functioneert het aanbod gemiddeld wel goed, maar deze uitkomst in niet realistisch, zeker niet bij de huidige marktomstandigheden. Geconstateerd moet worden dat koopstroomgegevens uit 2009 niet (meer) kloppen. Het is daarmee zeer lastig om de effecten van de vestiging van Van Cranenbroek op De Heuve met enige betrouwbaarheid te kwantificeren. Voor De Heuve geldt dat een groot deel van het aanwezige aanbod behoort tot de woonbranche en daarnaast de sportbranche. Beide branches zijn niet of nauwelijks vertegenwoordigd bij van Cranenbroek. Het aanwezige tuincentrum zal enige concurrentie van Van Cranenbroek ondervinden, maar tegelijkertijd verdwijnt er ook een concurrerend tuincentrum (Bull). Op het punt van groen wordt de concurrentie juist minder. Dat ligt anders voor Frits Wolf tuinmeubelen, want van Cranenbroek kent een zeer uitgebreid aanbod aan tuinmeubelen en –accessoires. Frits Wolf richt zich echter op een hoger marktsegment dan van Cranenbroek. Daar komt bij dat een aanzienlijk deel van de bezoekers van Van Cranenbroek via de A73 naar Beuningen zal komen, en zij passeren bij de afslag de duidelijk in het zicht gelegen winkel van Wolf. Juist bij grotere aankopen zijn de consumenten geneigd om te kijken en vergelijke alvorens tot de koop over te gaan. Zo bezien betekent de komst van Van Cranenbroek niet alleen extra concurrentie voor de tuinmeubelenzaak op De Heuve maar ook extra kansen.
38
Hoofdstuk 4
Zoals van Cranenbroek zich van een regulier tuincentrum onderscheidt door de afwezigheid van groengoed, zo onderscheidt deze winkel zich ook van een reguliere bouwmarkt door de afwezigheid van hout, plaatmateriaal, etc. Dat betekent dat de meeste Beuningse klussers de reguliere bouwmarkt op De Heuve zullen blijven bezoeken. Uiteraard neemt de concurrentie voor deze bouwmarkt ook toe, maar een belangrijk deel van de dhzomzet van Van Cranenbroek zal van buiten Beuningen komen, terwijl de aanwezige bouwmarkt meer lokaal-verzorgend is. Op dit moment kent De Heuve enige leegstand. Hoewel BRO het niet erg waarschijnlijk acht, is het toch op voorhand niet uit te sluiten dat een er hierdoor toch nog een pand op de Heuve leeg komt. Dat zal slecht voor de uitstraling van deze kleinere woonboulevard zijn. Wel nemen, met het aantrekken van de woningmarkt, ook de bestedingen in de woonbranche weer toe. Het is daarom zeer wel denkbaar dat er toch weer interesse komt voor de vestiging van nieuwe woonwinkels voor locaties als De Heuve. Maar vooral het huurniveau zal hierbij een grote rol spelen. Regionale effecten tuin en doe-het-zelf In de rapportage van Ecorys is aangegeven dat er in de branches tuin en doe-het-zelf op regionaal niveau een aanzienlijke uitbreidingsruimte is, met name in het zuidelijke deel van de stadsregio, dus de onderscheiden secundaire regio. Tabel 4.5 geeft ook aan dat er in beide branches relatief weinig aanbod aanwezig is, en eerdere onderzoeken van BRO bevestigen dit beeld. Dat houdt in dat er op regionaal niveau geen negatieve effecten te verwachten zijn van het initiatief. Wel zijn er ook plannen voor een versterking van het aanbod aan tuincentra en bouwmarkten in met name Nijmegen. Als die ook gerealiseerd worden, dan kunnen er eventueel wel effecten optreden. Het ligt overigens voor de hand dat die effecten met name de verouderde en ongunstig in de structuur gelegen aanbieders treft. Effecten op de consumentenverzorging Met de vestiging van Van Cranenbroek krijgt zowel de lokale als de regionale consument er een bijzondere winkel bij waar men terecht kan voor een zeer ruime keuze op diverse gebieden, met name tuinmeubelen, -accessoires en –machines en bepaalde doe-hetzelfartikelengroepen. De winkel onderscheidt zich hierdoor duidelijk van het overgrote deel van de aanwezige tuin- en doe-het-zelfzaken in de regio. Tegelijkertijd is de winkel vanwege het zeer uitgebreide nevenaanbod ook een ‘warenhuis’. De betreffende assortimenten onderscheiden zich niet of nauwelijks van hetgeen ook bij de winkels in de reguliere winkelcentra verkocht wordt, en de toegevoegde waarde is daarmee gering. Dat neemt niet weg dat de effecten op de winkelstructuur van de aanwezigheid van die nevenassortimenten, mede door de spreiding over een groot gebied, ook niet van dien aard zijn dat er elders winkelaanbod door bedreigd wordt. De voorzieningenstructuur in Beuningen of omringende regio wordt naar verwachting niet rechtstreeks onaanvaardbaar aangetast.
Hoofdstuk 4
39
4.3 Locatieafweging Specifiek voor trede 2 van de ladder is in de toelichting bij het Bro-artikel aangegeven dat het bij detailhandel moet gaan om het aangeven in hoeverre bestaande leegstaande winkelpanden via transformatie of herstructurering het initiatief zouden kunnen huisvesten. Daarnaast wordt steeds meer waarde gehecht aan het zoveel mogelijk aansluiten op bestaande winkelgebieden en inpassing in stedelijk gebied. Met name de Gelderse ladder is hierop toegespitst. BRO heeft eerder in het kader van de eventuele vestiging van een grootschalige bouwen tuinmarkt op de locatie Ressen in Nijmegen Noord (Waalsprong) een inventarisatie gemaakt van de beschikbare panden en locaties in het zuidelijke deel van de Stadsregio Nijmegen. Aangezien van Cranenbroek zich om logistieke redenen ten zuiden van de Waal wil vestigen, zijn de onderzochte locaties ten noorden van de Waal niet relevant. Van de onderzochte eventueel beschikbare bedrijfspanden of -locaties ten zuiden van de Waal bleek geen enkele qua omvang, vormgeving en/of locatie geschikt voor de vestiging van een echt grootschalige, veel publiek trekkende winkel met bijbehorende parkeervoorzieningen. Dit gold ook voor De Heuve en het aanpalen de bedrijventerrein. Mogelijk biedt bedrijventerrein Westerhout te Druten (niet onderzocht) wel voldoende mogelijkheden om een Van Cranenbroek fysiek in te passen. Er zijn nog braakliggende stukken grond, en middels herstructurering kunnen bestaande, verouderde panden eventueel getransformeerd worden. De locatie ligt in vergelijking met de locatie in Beuningen echter wel aanzienlijk verder van de belangrijkste bevolkingsconcentraties. Specifiek voor de beoogde van Cranenbroekvestiging in Beuningen geldt dat er al een tuincentrum gevestigd is en de gehele locatie een bestemming tuincentrum kent. De locatie grenst verder weliswaar aan landelijk gebied, maar haakt ook aan het stedelijke gebied. De entree is gelegen aan een lint met woonbebouwing en diverse voorzieningen dat onderdeel uitmaakt van de bebouwde kom van Beuningen. De locatie grenst echter niet aan een winkelcluster, hoewel het centrum van Beuningen op relatief korte afstand gelegen is.
40
Hoofdstuk 4
Bijlagen
Bijlage 1: Begrippenlijst BVO/WVO Bruto verkoop vloeroppervlak: zowel de voor het publiek toegankelijke ruimten als de ruimten die alleen voor het personeel toegankelijk zijn. Winkelverkoop vloeroppervlak: alleen de voor het publiek toegankelijke ruimten. Detailhandel (als activiteit) Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan de uiteindelijke gebruiker of verbruiker. Dagelijkse artikelen Voedings- en genotmiddelen (vgm) en artikelen op het gebied van persoonlijke verzorging. In de praktijk gaat het hierbij om supermarktaanbod, aanbod in vgm-speciaalzaken, drogisterij- en parfumeriezaken Bestedingspotentieel Totaal aan winkelbestedingen die door de inwoners van een bepaald gebied gedaan kunnen worden. Gebaseerd op inwoneraantal en gemiddelde (landelijke) toonbankbesteding per hoofd van de bevolking. Groepering daarvan noemt men bestedingsvolumes. Winkel verkoopvloeroppervlak (wvo) Winkelruimte die voor de consument toegankelijk is (dus exclusief magazijn, kantoor, etalage, etc.). Vloerproductiviteit Gemiddelde omzet in gevestigde winkels per m² verkoopvloeroppervlak (wvo). Koopkrachtbinding Mate waarin inwoners van een bepaald gebied hun bestedingen verrichten bij winkels die in dat gebied gevestigd zijn. Koopkrachtafvloeiing Mate waarin inwoners van een bepaald gebied hun detailhandelsbestedingen plaatsen bij gevestigde winkels buiten dat gebied. Koopkrachttoevloeiing Mate waarin inwoners van buiten een bepaald gebied detailhandelsbestedingen plaatsen bij winkels die in dat gebied gevestigd zijn (aandeel omzet van buiten).
Bijlagen
1
2
Bijlagen
Bijlage 2: Aanbod kern en centrum Beuningen Tabel: Aanbod kern Beuningen naar branche Vergelijkbare plaatsen Beuningen (17.172 inwoners)
Levensmiddelen Persoonlijke verzorging dagelijkse artikelen Warenhuis
18
(15.000 tot 20.000 inwoners)
Aantal
m² wvo
Schaal
Aantal
m² wvo
Schaal
20
5.810
291
22
5.701
259
6
917
153
5
866
160
26
6.727
259
27
6.567
239
1
480
480
1
642
682
21
2.551
121
19
3.062
160
Schoenen en lederwaren
4
1.530
383
4
969
249
Juwelier en optiek
3
194
65
5
337
71
Huishoudelijke en luxe art.
3
1.033
344
4
1.080
265
Antiek en kunst
-
-
-
1
140
136
Sport en spel
3
5.778
1.926
3
1.000
307
Hobby
1
86
86
2
209
89
Media
1
223
223
3
376
149
Dier en plant
8
11.745
1.468
8
3.020
394
Bruin- en witgoed
2
305
153
5
729
161
Fietsen en autoaccessoires
2
369
185
4
851
224
Kleding en mode
Doe-het-zelf
4
4.095
1.024
4
3.716
899
17
10.742
632
11
7.236
646
3
1.380
460
5
1.163
212
niet-dagelijkse artikelen
73
40.511
555
79
24.529
311
Totaal detailhandel
99
47.238
477
106
31.096
293
Wonen Detailhandel overig
Bron: Locatus
18
Bron: Gemeente Beuningen, inwonertal per 1 januari 2015.
Bijlagen
3
Tabel: Aanbod centrum Beuningen naar branche Beuningen
Vergelijkbare plaatsen
(17.172 inwoners)
(15.000 tot 20.000 inwoners)
Aantal
m² wvo
gem. wvo
Aantal
m² wvo
per winkel Levensmiddelen Persoonlijke verzorging dagelijkse artikelen Warenhuis Kleding en mode
gem. wvo per winkel
18
5.704
317
15
3.480
232
5
882
176
4
733
184
23
6.586
286
19
4.213
222
1
480
480
1
635
687
19
2.411
127
18
2.943
161
Schoenen en lederwaren
4
1.530
383
4
860
244
Juwelier en optiek
3
194
65
5
328
71
Huishoudelijke en luxe art.
3
1.033
344
4
977
269
Antiek en kunst
-
-
-
1
58
74
Sport en spel
2
278
139
2
496
209
Hobby
1
86
86
2
139
80
Media
1
223
223
2
345
149
Dier en plant
5
645
129
4
496
135
Bruin- en witgoed
2
305
153
4
457
128
Fietsen en autoaccessoires
2
369
185
1
315
223
Doe-het-zelf
-
-
-
1
232
241
Wonen
1
142
142
4
1.040
270
Detailhandel overig
2
1.340
670
3
376
129
niet-dagelijkse artikelen
46
9.036
196
55
9.696
178
Totaal detailhandel
69
15.622
226
74
13.909
189
4
Bijlagen
Bijlage 3: Aanbod tuincentra, bouwmarkten en tuinzaken omgeving Beuningen
Bijlagen
5
6
Bijlagen
Bijlage 4: Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik is opgenomen in de provinciale verordening en ziet er op hoofdlijnen als volgt uit: 1. Voorziet de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling (= initiatief) in een actuele lokale of regionale behoefte en hoe verhoudt het initiatief zich met beleidskaders en programma's? 2. Kan de aangetoonde behoefte in redelijkheid binnen bestaand stedelijk gebied worden opgevangen door hergebruik dan wel transformatie van gebouwen? 3. Zo niet, kan de behoefte dan worden opgevangen door benutten van beschikbare gronden binnen het stedelijk gebied, rekening houdend met o.a. stedenbouwkundige, ecologische en sociaal-culturele kwaliteiten? 4. Zo niet, kan de behoefte dan worden opgevangen door hergebruik of transformatie van gebouwen buiten het stedelijk gebied en zijn deze locaties passend ontsloten? Houd rekening met de ter plekke geldende gebiedskwaliteiten. 5. Zo niet, kunnen passend ontsloten nieuwbouwlocaties die aansluiten op het stedelijk gebied in de behoefte voorzien? Houd rekening met de ter plekke geldende gebiedskwaliteiten. 6. Zo niet, kunnen passend ontsloten nieuwbouwlocaties die niet aansluiten op het stedelijk gebied in de behoefte voorzien? Houd rekening met de ter plekke geldende gebiedskwaliteiten. Toelichting per stap 1. Voor de afweging van behoefte van bedrijventerreinen en woningbouw zijn regionale planningsdocumenten opgesteld (Regionaal Programma Bedrijventerreinen en Kwalitatief WoonProgramma) en voor detailhandel zal dit per regio worden afgewogen. Bij de overige stedelijke ontwikkelingen dient per geval af te worden gewogen of regionale afstemming noodzakelijk is. 2. Indien de voorgenomen stedelijke ontwikkelingen invloed (kunnen) hebben op het provinciaal wegennet, is het raadzaam om vroegtijdig contact op te nemen met de provinciale mobiliteitsafdeling. Extra investeringen in het openbaar vervoer zijn de komende tijd niet te verwachten. Daarom is het raadzaam aan te sluiten bij bestaande structuren voor openbaar vervoer, indien de functie dit nodig heeft. Beide opmerkingen gelden ook voor de overige stappen. 3. Het benutten van gronden in bestaand stedelijk gebied betekent niet dat elke open (groene) plek bebouwd dient te worden. Het gaat om het maken van een zorgvuldige afweging, waarbij stedenbouw, wateropvang, klimaatadaptie en leefomgevingskwaliteiten redenen kunnen zijn om open plekken in het stedelijk weefsel te handhaven en te versterken. 4. Door het benutten van vrijkomende gebouwen(complexen) in het buitengebied kan voorkomen worden dat het landelijk gebied onnodig moet worden gebruikt voor uitbreiding. Deze stap moet worden bezien in relatie tot stap 5 en 6. Het is immers afhankelijk van de aard van de stedelijke functie en de ligging van het vrijkomende ge-
Bijlagen
7
bouw of hergebruik ook leidt tot een passende locatie. Tevens dient rekening te worden gehouden met het regionale beleid voor functieverandering. 5. Aangezien op veel locaties de laatste uitbreidingen worden gerealiseerd, dient bij het kiezen tussen plannen aansluiting op het bestaand stedelijk gebied en hiermee het stedenbouwkundig afronden van de stads- en dorpsranden prioriteit te hebben. Bij de nieuwbouw dient rekening te worden gehouden met de aanwezige gebiedskwaliteiten. 6. Mocht nieuwbouw aansluitend op het stedelijk gebied niet mogelijk zijn dan is nieuwbouw elders mogelijk mits de functie passend ontsloten kan worden. Bij de nieuwbouw dient rekening te worden gehouden met de aanwezige gebiedskwaliteiten.
8
Bijlagen
Bijlage 5: Aanbod plaatsen waar van Cranenbroek gevestigd is Gemeente Cranendonck Warenhuis, 1 van 700 m² wvo (Hema) Kleding en mode/schoenen en lederwaren, 18 winkels van totaal 3.674 m² wvo (Shoeby, Zeeman, Jola, Lake Side, Scapino) Huishoudelijke art., 2 van 1.324 m² wvo (Blokker en Action) Speelgoed, 4 van totaal 746 m² wvo (Intertoys) Dibevo, 2 totaal 430 m² wvo (Discus) Rijwielen, 4 totaal 1.484 m² wvo (Bike Totaal, Fietswereld) Centrum Budel Warenhuis, 1 van 700 m² wvo (Hema) Kleding en mode/schoenen en lederwaren, 14 winkels van totaal 3.245 m² wvo (Shoeby, Zeeman, Jola, Lake Side, Scapino) Huishoudelijke art., 1 van 510 m² wvo (Blokker) Speelgoed, 2 van totaal 566 m² wvo (Intertoys) Dibevo, 1 totaal 296 m² wvo (Discus) Rijwielen, 1 totaal 390 m² wvo (Bike Totaal) Gemeente Dongen Warenhuis, 1 van 470 m² wvo (Hema) Kleding en mode/schoenen en lederwaren, 27 winkels van totaal 4.011 m² wvo (Shoeby, Zeeman, Terstal, Jola, Scapino) Huishoudelijke art., 1 van 492 m² wvo (Blokker) Speelgoed, 1 van totaal 297 m² wvo (Intertoys) Dibevo, 3 totaal 363 m² wvo (Discus, Faunaland) Rijwielen, 2 totaal 412 m² wvo (Profile) Centrum Dongen Warenhuis, 1 van 470 m² wvo (Hema) Kleding en mode/schoenen en lederwaren, 24 winkels van totaal 3.486 m² wvo (Shoeby, Zeeman, Terstal, Jola, Scapino) Huishoudelijke art., 1 van 492 m² wvo (Blokker) Speelgoed, 1 van totaal 282 m² wvo Dibevo, 1 totaal 160 m² wvo (Faunaland) Rijwielen, 1 totaal 306 m² wvo (Profile)
Bijlagen
9
Gemeente Landgraaf Warenhuis, 1 van 445 m² wvo (Hema) Kleding en mode/schoenen en lederwaren, 35 winkels van totaal 4.943 m² wvo (Shoeby, Zeeman (2x), Wibra, Jola, Charles Vogele, Durlinger, Van Haren) Huishoudelijke art., 3 van 1357 m² wvo (Blokker, Action) Speelgoed, 1 van totaal 314 m² wvo (Bart Smit) Dibevo, 3 totaal 419 m² wvo (Dobey) Rijwielen, 6 totaal 909 m² wvo (Bike Totaal) Centrum Landgraaf Warenhuis, 1 van 445 m² wvo (Hema) Kleding en mode/schoenen en lederwaren, 12 winkels van totaal 1.991 m² wvo (Shoeby, Zeeman (2x), Wibra, Jola, Charles Vogele, Durlinger, Van Haren) Huishoudelijke art., 1 van 365 m² wvo (Blokker) Speelgoed, 1 van totaal 314 m² wvo (Bart Smit) Gemeente Schijndel Warenhuis, 1 van 1.070 m² wvo (Hema) Kleding en mode/schoenen en lederwaren, 40 winkels van totaal 6.839 m² wvo (MS Mode, Schijvens, El Vita, Lake Site, Shoeby, Jeans Centre, Charles Vogele, Durlinger, Scapino, Jola, Zeeman, Shoetime) Huishoudelijke art., 3 van 1.235 m² wvo (Marskramer, Action) Speelgoed, 3 van totaal 525 m² wvo (Top 1 Toys, Intertoys) Dibevo, 2 totaal 609 m² wvo (Discus, Pets Place) Rijwielen, 6 totaal 1.093 m² wvo Centrum Schijndel Warenhuis, 1 van 1.070 m² wvo (Hema) Kleding en mode/schoenen en lederwaren, 31 winkels van totaal 5.505 m² wvo (MS Mode, Schijvens, El Vita, Lake Site, Shoeby, Jeans Centre, Charles Vogele, Durlinger, Scapino, Jola, Zeeman, Shoetime) Huishoudelijke art., 1 van 265 m² wvo (Marskramer) Speelgoed, 3 van totaal 525 m² wvo (Top 1 Toys, Intertoys) Dibevo, 2 totaal 609 m² wvo (Discus, Pets Place) Rijwielen, 2 totaal 303 m² wvo
10
Bijlagen
Bijlage 6: Trends en ontwikkelingen Plant en dier: tuincentra De belangstelling van consumenten voor de tuin is de laatste jaren groter geworden en blijft groot. Tuincentra spelen in op deze toenemende belangstelling door zich steeds breder en vernieuwend te presenteren. Tuincentra hebben bijvoorbeeld steeds vaker een uitgebreid assortiment aan kerst- en paasartikelen. De verkoop hiervan wordt ook gebruikt om de seizoensafhankelijkheid te verminderen. De onderlinge concurrentie tussen de tuincentra neemt toe. In Nederland zijn de laatste jaren verschillende tuincentraformules opgekomen, waarvan Intratuin en GroenRijk de grootste zijn (circa 50 vestigingen). Hiernaast is ook een aantal tuincentraformules te noemen met minder dan 20 vestigingen, zoals Life & Garden, Overvecht, Coppelmans, Tuinwereld, Aveve Plus, Garden Master, Ranzijn en Groengilde. Tuinartikelen worden steeds vaker verkocht door grootschalige winkels in andere branches. Zo hebben de bouwmarkten Hornbach en Praxis Megastore een tuinafdeling van ca. 3.000 – 4.000 m² bvo, maar ook reguliere bouwmarkten steken in het seizoen sterk in op tuinhout en perkgoed. Ook bij IKEA is het aanbod in de branche plant en dier aanzienlijk en dit wordt in het nieuwe winkelconcept nog prominenter neergezet. Maar ook kwekerijen en tuinderijen (in het buitengebied) gaan steeds vaker hun producten direct aan de consument verkopen. Naast de concurrentie met bouwmarkten wordt ook de concurrentie met boerenbondachtigen steeds scherper. De winkelformules Boerenbond en Welkoop leveren een totaalassortiment op het gebied van het buitenleven: tuin, dier, functionele werken buitenkleding, kampeerartikelen, doe-het-zelf artikelen voor de buitenklus en seizoensartikelen. Dibevo is steeds vaker onderdeel van het assortiment van tuincentra, ook wordt er via het bouwmarkt- en supermarktkanaal diervoeding en dierbenodigdheden verkocht. Ruim de helft van de bestedingen aan dierbenodigdheden en –voeding komt terecht bij dierenspeciaalzaken en tuincentra met een dierenafdeling. De supermarkt, die vooral diervoeding verkoopt, heeft een marktaandeel van rond de 25% in de totale omzet voor dierbenodigdheden en -voeding. Het marktaandeel van de dierenspeciaalzaken en tuincentra is gestegen ten koste van de supermarkten. Uit cijfers van het HBD blijkt dat de gemiddelde omvang (m² wvo) van dierenspeciaalzaken, Dibevo XL-formules en ‘agrarische’ winkels in de afgelopen jaren is toegenomen. Dierenspeciaalzaken komen in vergelijking met de andere typen winkels in dibevo relatief veel voor in hoofdwinkelcentra en wijk- en buurtcentra. De dibevo XLformules, tuincentra en ‘agrarische’ winkels zitten juist veel op perifere locaties. Tuincentra met een moderne schaalgrootte (indicatief vanaf ca. 7.500 m² wvo binnenruimte) zijn niet alleen lokaal verzorgend, maar trekken ook klanten van verder weg. De ondernemingen geven minder dan voorheen de voorkeur aan een solitaire vestiging. Een antwoord op de verwachte verdere expansie van met name de bouwmarkten-annex-tuincentra kan dan ook gevonden worden in samenwerking in de vorm van vestiging van bouwmarkten nabij een tuincentrum of andersom. Uit de
Bijlagen
11
praktijk blijkt dat deze winkeltypen elkaar kunnen versterken: beiden zijn gericht op aankopen voor ‘in en om het huis’. Tuincentra richten zich meer op vrouwen en bouwmarkten meer op mannen. Daar waar beide winkels bij elkaar liggen, kan het koopmoment van beide partijen gecombineerd worden. Bouwmarkten Bouwmarkten maken een kwaliteitsslag door het introduceren van verschillende nieuwe producten en concepten. Voorbeelden zijn vestigingen van verhuurder Boels bij Praxis, shop-in-shops van Bosch en de verkoop van verschillende designproducten. Daarnaast gaat ook de beleving een grotere rol spelen. Dit uit zich in de vestiging van horecaformule La Place in een bouwmarkt in Amsterdam en productdemonstraties. Bouwmarkten zijn vaak, zeker in grotere verzorgingsgebieden, geclusterd gevestigd, maar kunnen ook solitair functioneren. Er is een toenemende interesse in vestiging van zeer grootschalige bedrijven met een regionaal verzorgende functie. De Hornbachformule vraagt bijvoorbeeld al 15.000 tot ruim 20.000 m² voor een bouwmarkt en tuincentrum onder één dak. Ook de Duitse bouwmarktformule Bauhaus oriënteert zich op de Nederlandse markt. Er wordt ook gewerkt aan vestigingen in Groningen, Venlo en Hengelo. Steeds vaker betreden buitenlandse ketens de Nederlandse doe-het-zelfmarkt (Hornbach, Bauhaus). Over het algemeen wordt dit door consumenten als waardevol beschouwd, deze krijgen immers meer keuzemogelijkheden. Ook de bouwmarkten gaan zich segmenteren. De Intergamma-formule Karwei gaat zich bijvoorbeeld meer richten op decoratieve artikelen, terwijl Gamma de constructieve formule blijft. Het marktaandeel van de bouwmarkten is de laatste jaren verder gegroeid, terwijl het aantal speciaalzaken en breedpakketzaken terugloopt. Deze zaken staan onder druk en moeten op zoek naar niches in de markt. Het onderscheid tussen professioneel toeleverende zaken en het reguliere aanbod gericht op de consument neemt af. Enerzijds richten bouwmarkten zich meer op levering aan aannemers en kleine zelfstandigen, terwijl anderzijds de professionele toeleveranciers hun assortiment verbreden, showrooms inrichten en aparte balies maken voor particulieren. Hierdoor vervaagt de grens tussen detailhandel en groothandel. De omzetten in de doe-het-zelfbranche zijn de laatste jaren fors gedaald. In heel 2013 was sprake van een omzetdaling van circa 7% voor de doe-het-zelfzaken. Het aantal winkels is in 2015 teruggelopen naar 2.830 (t.o.v. 2.933 in 2013). De opkrabbelende huizenmarkt heeft een positief effect op de doe-het-zelf sector. Naar verwachting zal de omzet in de doe-het-zelf sector stabiliseren. Kijken we naar de toekomst dan zal ook de vergrijzing (ouderen klussen minder) en ontgroening (minder jongeren die zelfstandig gaan wonen en minder jonge gezinnen) gevolgen hebben voor de doe-het-zelfbranche. In het landelijk gebied heeft dit grotere effecten dan in stedelijke milieus.
12
Bijlagen
Internetaanbieder Bol.com heeft sinds 2013 doe-het-zelfartikelen in haar productassortiment. Ook deze sector maakt de stap naar het internet. In de huidige situatie is het aandeel internetverkopen nog erg laag (circa 1,5%). Ook de bouwmarktorganisaties zelf beginnen met internetverkoop. De effecten op het bestaande aanbod na vestiging van een grootschalige bouw- en tuinmarkt zijn beperkt. Uit eigen analyse blijkt dat het aanbod in de meeste gevallen redelijk stabiel blijft na vestiging van een Hornbach in Nederland (zie tabel 1.1 in bijlage 2). In sommige gevallen is het aanbod zelfs na komst van Hornbach toegenomen. Vooral de kleinschalige doe-het-zelf winkels (breedpakketzaken) ondervinden nadelige effecten. De bouwmarkten reageren in sommige gevallen juist op de komst van een nieuwe grootschalige bouw- en tuinmarkt door het aanbod te vernieuwen.
Speelgoed Ook in de speelgoedbranche is al jaren sprake van een omzetdaling. In 2013 is de totale omzet met 9,1% gedaald ten opzichte van 2012. De komende paar jaar verdwijnen er zo’n driehonderd speelgoedwinkels, voorspeld Q&A Research & Consultancy. In vier jaar tijd is een kwart van de omzet van speelgoedwinkels verdampt: van één miljard euro in 2008 tot pakweg 770 miljoen in 2012. En dat terwijl het aantal winkels niet evenredig is afgenomen. Ketens zoals Kruidvat, Action en Bruna, die steeds vaker branchevreemde producten zoals speelgoed verkopen hebben effecten op de omzet van speelgoedzaken. In grote mate wordt de speelgoedbranche gedomineerd door grote ketens zoals, Intertoys, Bart Smit, Top 1 Toys, Games Workshop, Blokker Speelgoed en Toys XL. Deze ketens hebben meer dan de helft van het totale marktaandeel in bezit. De digitalisering heeft een grote impact op de speelgoedbranche. Steeds vaker wordt fysiek speelgoed ingewisseld voor tablets en spelcomputers. Dit is uitgemond in een nieuwe subbranche, namelijk de gamebranche. Het fysieke speelgoed speelt hier op in door zogenaamde ‘Tech Toys’ te ontwikkelen. Dit is speelgoed met een digitaal element. Uit onderzoek (kidsenjongeren 2013) is gebleken dat 42% van de kinderen in het bezit is van een tablet en 15% heeft een smartphone. Dit zorgt ervoor dat kinderen veel kennis hebben over digitale apparaten en veel digitaal kunnen spelen. Men hecht steeds meer waarde aan nostalgie. Dit blijkt alleen al uit het feit dat een spel als Monopoly reeds de 80ste editie vierde, maar ook uit de populariteit van vintage speelgoed. Anderzijds wordt de nostalgie ook weer gecombineerd met het digitale. Denk hierbij aan uitgaves van traditionele bordspellen met een digitale component (bijvoorbeeld een app voor het spel ‘Kolonisten van Katan’). Ook de toenemende e-commerce heeft een grote impact op de speelgoedbranche. Steeds meer speelgoed wordt online gekocht. Daar tegenover staat dat bij meer volumineus speelgoed ook gemak een rol gaat spelen. Bovendien wordt meer tweedehands speelgoed verkocht. In toenemende mate wordt de keten tussen producent en eindgebruiker steeds kleiner. De traditionele detaillist is hier de dupe van. Producenten verkopen steeds vaker direct aan de eindgebruiker.
Bijlagen
13
In het kader van verantwoord ondernemen en duurzaamheid wordt kwaliteit ook steeds belangrijker. Consumenten zijn kritischer dan ooit en eisen de hoogste kwaliteitseisen. Materiaalkeuze, ergonomie en grondstofgebruik worden belangrijke elementen in het ontwikkelproces van speelgoed. Dit uit zich bijvoorbeeld in de populariteit van houtenspeelgoed.
Rijwielen De rijwielbranche lijkt na jaren van omzetdaling de markt weer te stabiliseren. Zo is de omzet in 2012 gestegen met 1,7%, waarna de omzet in 2013 met 0,8% is gedaald19. Al geruime tijd ligt het aantal verkochte fietsen op ca. 1 mln. per jaar. Ook internet heeft impact op de rijwielbranche. Wel wordt de fysieke verkoop steeds meer gecombineerd met een hoge servicegraad, zoals het aanbieden van reparatie en onderhoud. De elektrische fiets, ook wel E-bike genoemd, wordt steeds populairder. Niet alleen ouderen, maar ook jongeren kiezen de E-bike boven een gewone fiets, scooter of brommer. Voor detaillisten betekent dit dat de gemiddelde verkoopprijs per fiets toeneemt. Aanbod in de rijwielbranche is sterk verspreid. Blijkbaar maken rijwielzaken vaak geen onderdeel uit van een winkelgebied, waardoor deze in hoge mate doelgericht bezocht worden. Fietsen wordt steeds populairder als leisure activiteit. In 2014 hadden 1,5 miljoen Nederlanders een fietsvakantie ondernomen (12% van de Nederlandse bevolking). Ongeveer de helft van alle Nederlanders heeft in 2014 een fietsdagtocht als recreatieve bezigheid gemaakt. Daarvan zijn in totaal 197 miljoen recreatieve fietsdagtochten van een uur of langer gemaakt20. Kleding en mode Het is nog altijd een moeilijke tijd voor de modebranche. In het derde kwartaal van 2014 behaalde de modebranche 4% minder omzet dan een jaar eerder. In het vierde kwartaal was dit 3% minder. In totaal is over 2014 1,6% minder omzet behaald dan in 201321. Branche- en sectorvervaging doen zich voor in diverse branches, waaronder de modebranche. Steeds vaker wordt een modewinkel gecombineerd met een horeca. Concept stores verkopen naast kleding ook vaak andere producten zoals horloges, accessoires, maar ook schilderijen, huishoudelijke artikelen en media. De filialisering in de gehele detailhandel zet gestaag voort. Er zijn verschillende nieuwe ketens die zich willen vestigen in Nederland (waarbij in het verleden het succes nogal wisselend is geweest) en daarnaast breiden gevestigde ketens het aantal filialen uit. De consument rekent deze formules tot het basisaanbod. Het aandeel filiaalbedrijven nam de afgelopen 10 jaar toe van 28% naar 35%, ten koste van het aantal zelfstandige bedrijven. 19 20 21
Bron: Detailhandel.info Bron: NBTC - NIPO Research 2014 Bron: GFK Retail Reports Q4 2014.
14
Bijlagen
De ontwikkeling van modeketens in het middensegment in gemeenten als Beuningen neemt relatief gezien echter af, wat te verklaren is door de clustering / huisvestingskeuze van modeketens in gemeenten met een groter verzorgingsgebied. Het toekomstperspectief van kleine zelfstandigen wordt bemoeilijkt door filialisering en vergrijzing van het ondernemersbestand. De verwachting is dat het aandeel filiaalbedrijven ook in de toekomst verder gaat stijgen en dat het aandeel zelfstandige ondernemers verder gaat afnemen. Daarnaast staat de positie van de kleine zelfstandige winkelier onder druk door vergrijzing van het ondernemersbestand. De leeftijdsopbouw van het ondernemersbestand is nog sneller aan het vergrijzen vergeleken met onze bevolking. Ruim 35% van de ondernemers is ouder dan 50 jaar. Uit eerder onderzoek van Inretail (CBW-MITEX) blijkt dat circa 30% van de MKB-leden tussen 2010 en 2015 wil stoppen. In veel gevallen is er geen opvolging, waardoor veel winkels (gedwongen) zullen sluiten. De trend tot schaalvergroting zet ook de komende jaren door. Ook modeketens eisen een steeds grote winkelomvang om het winkelconcept beter tot uitdrukking te laten komen. Vaak wordt de extra winkelruime gebruikt om meer belevingswaarde en sfeer toe te voegen aan de winkel. Tegenover de schaalvergroting is tegelijk een trend van schaalverkleining en (super)specialisatie waar te nemen. Er duiken winkels op met een zeer specialistisch of bijzonder assortiment. Het aantal auto’s neemt nog steeds toe. Datzelfde geldt voor het autogebruik. Het belang van een goede autobereikbaarheid en parkeergelegenheid neemt daardoor voor winkelvoorzieningen toe. ‘No parking, no business’. Internet is een belangrijk communicatiemiddel voor de consument. Voor de retailer vormt de opkomst van internetwinkelen enerzijds een bedreiging, anderzijds een kans. Steeds meer winkelketens openen een webshop. Daarnaast creëren webwinkels in toenemende mate fysieke afhaalpunten in bestaande winkelgebieden. Het aantal internetaankopen neemt toe. De opkomst van e-commerce heeft een duidelijke impact op de modebranche (ook wel e-fasion genoemd). Grote online spelers (‘pure players’) zijn o.a. Wehkamp, Otto, Zalando, domineren de markt, maar ook de fysieke winkels bevinden zich steeds vaker op het internet. In de toekomst functioneren fysiek winkelen en virtueel winkelen naast elkaar (cross channel). De fysieke winkel blijft weliswaar veruit de populairste aankoopplaats maar verliest wel terrein ten opzichte van het internet. Pop-up stores worden steeds populairder. Het pop-up concept wordt vaak gebruikt in de modebranche. Kortstondige (internet)winkels schieten als paddenstoelen uit de grond om tijdelijk een leegstaand pand te betrekken. Het voordeel is drieledig; de consument wordt verrast met nieuw aanbod, de uitstraling van het pand verbetert en de internetwinkel genereert meer naamsbekendheid. De potentie voor dergelijke winkels is in de grotere centrumgebieden groter dan in dorpscentra. Het aantal faillissementen van modezaken neemt toe. Recentelijk zijn grote modeketens zoals de Etam Group (Miss Etam), Mexx, Piet Kerkhof en Dept Store failliet gegaan. V&D heeft al geruime tijd betalingsproblemen en kan niet langer de huurprijs betalen. Niet alleen de ketens hebben het moeilijk, ook de kleine zelfstandigen kun-
Bijlagen
15
nen moeilijk weerstand bieden tegen de afnemende consumentenbestedingen, toenemende internetaankopen en moordende concurrentie. Als gevolg van de dalende consumentenbestedingen in de modebranche neemt de concurrentiestrijd tussen de ketens toe. Consequentie hiervan is dat verschillende particuliere winkels het bijzonder moeilijk hebben. Dit gaat daarmee vaak ten koste van het unieke aanbod. Steeds meer ketens trekken zich terug uit plaatsen vergelijkbaar met Beuningen. Ketens zoals Van Haaren, McGregor, Bjorn Borg, La Mar, O Moda, Pulls en Setpoint zijn niet meer te vinden in plaatsen met 20.000 tot 30.000 inwoners. Het middensegment heeft het moeilijk. Modewinkels moeten zich steeds meer onderscheiden. Dit betekent een sterke polarisatie in de segmentering van dit segment. Het hogere segment presteert redelijk, afhankelijk van de locatie. Steeds vaker oriënteert het hogere segment zich op de grotere plaatsen. Het lage segment doet het goed, zowel in grote als middelgrote plaatsen. Gemiddeld wordt minder tijd besteed aan winkelen. De consument bezoekt steeds vaker grotere winkels en winkelcentra in verband met het gemak van ruime keus. Winkelen wordt steeds vaker een activiteit opzichtzelf. Functioneel winkelen verandert steeds meer in recreatief winkelen (funshopping). In dit kader wil de consumenten geprikkeld en vermaakt worden. De belevingswaarde staat daardoor meer centraal. De consument bezoekt steeds vaker grotere winkels en winkelcentra (het gemak van ruime keuze). Door een grotere mobiliteit en de beschikbare informatie voor de consument (o.a. internet) is het referentiekader van consumenten in de afgelopen jaren ruimer geworden. Aanbodkwaliteit, keuzemogelijkheid, prijsstelling en interne (winkelinrichting, uitstraling) en externe (omgevingskwaliteit) verschijningsvorm worden als gevolg hiervan belangrijker. Door de veranderende bevolkingssamenstelling verandert ook de behoefte van de consument. Zo worden de winkelvoorzieningen in de wijk belangrijker door de toenemende vergrijzing. De samenstelling van huishoudens verandert door minder traditionele gezinnen, meer alleenwonenden en tweepersoonshuishoudens. Inkomensverschillen nemen toe door de grotere groep ouderen (vaak met goede pensioenen), instroom van allochtonen en een toenemend aantal mensen met een beneden modaal inkomen. Door de toegenomen arbeidsparticipatie (tweeverdieners, werkende eenpersoonshuishoudens) is het arbeidspatroon veranderd en neemt de druk op vrije tijd bij grote groepen huishoudens toe waardoor andere voorkeuren ontstaan in koopgedrag. De consument stelt steeds hogere eisen aan de keuzemogelijkheid in winkels (volledige assortimenten) en winkels in winkelgebieden (samenstelling aanbod). De consument waardeert verruiming van de winkeltijden. Koopzondagen zijn in toenemende mate populair onder winkelend publiek. De opkomst van het ‘nieuwe wer-
16
Bijlagen
ken’ en wisselende tijdspatronen creëren een wens naar avond- en zondagsopenstellingen. Ondernemers zullen hierin mee moeten bewegen willen ze de concurrentie met het internet aan kunnen gaan. De consument verkiest kwaliteit steeds vaker boven kwantiteit. Men wordt bewuster van waar de kleding vandaan komt, welke grondstoffen er in verwerkt worden en op welke wijze de kleding vervaardigd is. Het maatschappelijk verantwoord ondernemen en de duurzaamheid van kleding wordt daardoor steeds belangrijk. Prijs blijft ook in de modebranche nog steeds invloed te hebben op het koopgedrag. Hoewel kwaliteit belangrijker wordt, doen concepten zoals Primark het ontzettend goed. Het aanbieden van kleding en mode tegen een zeer scherpe prijs trekt veel mensen aan, ook van verder weg.
Bijlagen
17
18
Bijlagen
Bijlage 7: Plannen en initiatieven Gemeente
Omschrijving
Branche
Planstatus
Omvang
Arnhem
Vestiging Hornbach op locatie IJsseloord II
Doe-het-zelf
Ontwerp
17.500
bestemmingsplan Groesbeek
Centrumplan uitbreiding detailhandel en
Diverse
In oplevering
3.600
Diverse
Ontwerp bestem-
5.000
horeca Nijmegen
Mogelijkheid tot toevoeging PDV op bedrijventerrein Mercuriuspark
Overbetuwe Elst: Posthuys, diverse centrumfuncties
mingsplan Diverse
waaronder winkels Duiven
Uitbreiding en revitalisering woonboulevard
Omgevingsvergun-
Doe-het-zelf,
-
-
plant en dier
Bijlagen
1.650
ning verleend
19
BRO heeft vestigingen in Boxtel | Amsterdam | Tegelen | Oldenzaal www.BRO.nl
2