Nr. 923
Brussel, 23 maart 2010
BETREFT: PLAATSING EN GEBRUIK VAN VASTE BEWAKINGSCAMERA’S TEN AANZIEN VAN DERDEN (1) 1. Waarom deze nieuwe nota ? 1. Wijziging van de camerawet van 21 maart 2007 door de wet van 12 november 2009. 2. Belang van de datum van 10 juni 2010 : 2.1. ten laatste op deze datum moeten bewakingscamera’s die geïnstalleerd waren t.a.v. derden, vóór de inwerkingtreding van de camerawet, d.w.z. vóór 10 juni 2007, voldoen aan de bepalingen van de camerawet (art. 14 wet), zoals hierna uiteengezet, d.w.z. ondermeer een nieuwe aangifte vóór 10 juni 2010 (zie rubriek 6 hierna). 2.2. Het lijkt de bedoeling van de commissie na 10 juni 2010 meer toezicht uit te oefenen op de toepassing van de camerawetgeving. 2. Camerawetgeving - Wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s (B.S. 31 mei 2007) zoals gewijzigd door de wet van 12 november 2009 (B.S. 18 december 2009). http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body.pl?language=nl&caller=summary&pub_date=20 09-12-18&numac=2009000848 - KB van 10 februari 2008 tot vaststelling van de wijze waarop wordt aangegeven dat er camerabewaking plaatsvindt (B.S. 21 februari 2008) zoals gewijzigd door het KB van 21 augustus 2009 (B.S. 25 september 2009). - KB van 2 juli 2008 betreffende de aangifte van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s (B.S. 15 juli 2008). - Ministeriële omzendbrief betreffende de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s, zoals gewijzigd door de wet van 12 november 2009 (B.S. 18 december 2009).
Afkortingen in de tekst Wet :
Camerawet van 21 maart 2007 zoals gewijzigd.
Commissie : Commissie voor de bescherming van de (privacycommissie) Hoogstraat 139, 1000 Brussel. Tel. 02/213.85.40 – Fax : 02/213.85.65
persoonlijke
levenssfeer
1
( ) Vervangt de Caritas-ISBI’s nr. 829 dd. 27.09.2007, nr. 855 dd. 07.04.2008 en nr. 868 dd. 20.08.2008.
1
3. Toepassingsgebied (art. 3 wet) De camerawetgeving moet worden toegepast van zodra aan de twee volgende doeleinden is voldaan : 1. plaatsing en gebruik van bewakingscamera’s, d.w.z. elk vast (op een bepaalde plaats vastgemaakt) observatiesysteem dat tot doel heeft misdrijven, schade of overlast in de zin van art. 135 van de nieuwe gemeentewet (openbare overlast waarvoor de gemeenten bevoegd zijn) door derden (anderen dan het eigen personeel) ten aanzien van het eigen personeel of eigendommen te voorkomen, vast te stellen of op te sporen. Het gebruik van mobiele bewakingscamera’s (die verplaatst worden tijdens het gebruik), is voorbehouden voor de politiediensten. Vaste camera’s zijn ook camera’s die voorlopig vast geplaatst worden om een plaats te filmen tijdens een bepaalde periode (enkele dagen tot meerdere maanden) en nadien verplaatst worden op een andere plaats. 2. met als opdracht (finaliteit) enkel het verzekeren van “bewaking en toezicht” (controle) door het verzamelen, verwerken of bewaren van beelden op bepaalde plaatsen. Voor de aspecten i.v.m. persoonsgegevens die de camerawetgeving niet regelt (geen bewaking of toezicht) blijft de privacywet van 8 december 1992, zoals gewijzigd, van toepassing (art. 4 wet). De camerawetgeving regelt niet het plaatsen en het gebruik van bewakingscamera’s t.a.v. de eigen werknemers op een bewaakte arbeidsplaats, met het oog op : 1. 2. 3. 4.
het garanderen van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers; de bescherming van de goederen van de instelling; de controle op processen of medische handelingen; de controle op de arbeid van de werknemers.
In de privé-sector moet voor camerabewaking op de werkplaats, in dit laatste geval, de CAO nr. 68 over het gebruik van camera’s op de werkvloer, algemeen bindend verklaard door het KB van 20 september 1998, worden nageleefd, welke grotendeels de principes van de privacywet omzet naar bewakingscamera’s op de arbeidsplaats. Niets belet een werkgever, door middel van de plaatsing van één camerasysteem, de beide voormelde doelen na te streven, nl. controle op de arbeid van de eigen werknemers op de arbeidsplaats en het voorkomen, vaststellen en opsporen van misdrijven, schade of overlast door derden, in welk geval de beide wetgevingen van toepassing zijn, nl.: - de CAO nr. 68 voor de camerabewaking op de arbeidsplaats (voor de privésector) of de privacywet (voor de openbare sector); - en, de camerawetgeving t.a.v. personen die onder de toepassing van de wet vallen (derden). Onderhavige nota beperkt zich tot de toepassing van de camerawetgeving ten aanzien van derden, anderen dan de eigen werknemer : - op besloten plaatsen in de instelling toegankelijk voor het publiek, d.w.z. elk besloten (gedeelte van een gebouw of elke besloten plaats die uitsluitend bestemd is voor het gebruik door het publiek of waar diensten aan het publiek kunnen worden verstrekt, al dan niet afgesloten door een onroerend bouwwerk. Concreet betekent dit : . (gedeelten van) gebouwen waar publiek kan komen; . plaatsen (parking of andere terreinen) met een op rechtmatige wijze (art. 543 B.W.) al dan niet permanent aangebrachte visuele afbakening, zoals bv. omheining, slagboom of bordje met aanduiding “privaat domein” e.d.;
2
- op besloten plaatsen in de instelling niet toegankelijk voor het publiek d.w.z. elk besloten (gedeelte van een) gebouw of elke besloten plaats die uitsluitend bestemd is voor het gebruik door de gewoonlijke gebruikers, bv. afgesloten plaatsen waar leveranciers komen en waar geen diensten worden aangeboden aan het publiek. Voor deze beide besloten plaatsen verschillen de procedures en verplichtingen ten dele. Wanneer er twijfel bestaat over het type van plaats of als bv. beide plaatsen door éénzelfde camerasysteem gecontroleerd worden, zal het strengste regime van toepassing zijn, d.w.z. dit van de besloten plaats toegankelijk voor het publiek. 4. Verantwoordelijke van de verwerking van de beelden Dit is de natuurlijke of de rechtspersoon die de beslissing neemt tot het plaatsen van bewakingscamera’s, en die alleen of samen met anderen het doel in de middelen bepaalt voor de verwerking van de persoonsgegevens. Deze persoon beslist tevens welke plaatsen in de instelling al dan niet als voor het publiek toegankelijke plaatsen worden aangeduid waar bewaking en toezicht worden beoogd. De identificatie van deze persoon is belangrijk vermits : 1. hij de verantwoordelijke is voor de verwerking van de opgenomen beelden, die moet waken over de naleving van de camerawetgeving, en die verantwoordelijk zal gesteld worden (zie de strafsancties in rubriek 9 hierna) wanneer de camerawetgeving wordt overtreden; 2. hij de contactpersoon is voor : - de gefilmde personen voor informatie, beantwoorden van vragen en bij opneming van hun recht op toegang tot de opgenomen beelden (zie rubriek 8.2. hierna); - de controlerende overheid (de commissie); - de politiediensten. 3. hij verplicht is de aangifte te doen van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s (zie rubriek 6 hierna); 4. hij de persoon is die er moet op toezien dat de bewakingscamera’s niet specifiek gericht worden op een plaats waarvoor hij niet zelf de gegevens verwerkt. 5. Na te leven regels bij plaatsing en gebruik van vaste bewakingscamera’s 5.1. Doeleinde De verwerking van de beelden dient te gebeuren overeenkomstig het gestelde doeleinde (zie 1e lid van rubriek 3 hiervoor). De beelden mogen niet gebruikt worden voor andere doeleinden. 5.2. Proportionaliteit van de verwerking van de beelden De rechtmatigheid van de verwerking van de beelden moet beoordeeld worden door toepassing van het proportionaliteitsbeginsel. Dit houdt in : - dat er een evenwicht moet bestaan (belangenafweging) tussen het belang van de instelling (recht op veiligheid) en het recht op de bescherming van het privéleven van de gefilmde personen, bv. in de spoedopname, in de wachtkamers; - dat de verwerking van de beelden passend en noodzakelijk moet zijn, m.a.w. dat de verantwoordelijke voor de verwerking moet nagaan of er geen andere maatregelen mogelijk zijn die minder ingrijpen in het privéleven van de gefilmde personen; bv. bewakingsagent i.p.v. een camera;
3
- dat de camerabewaking een aanvullend middel moet zijn om het gestelde doel te bereiken; bv. wanneer andere, voor het privéleven minder ingrijpende middelen ontoereikend zijn gebleken; - dat de beelden die verwerkt worden toereikend zijn, ter zake dienend, en niet overmatig zijn, d.w.z. dat overbodige beelden niet mogen verwerkt worden, en dat de bewakingscamera’s niet mogen gericht worden op een plaats waarvoor de verantwoordelijke voor de verwerking niet bevoegd is om zelf de beelden te verwerken; bv. de openbare weg en andere niet besloten plaatsen voorbehouden voor de overheid. Een camera aan de ingang mag evenwel, als het niet anders kan, een deel van de openbare weg filmen, maar het mag niet de bedoeling zijn enkel de openbare weg te filmen; - dat de bewakingscamera’s in geen enkel geval beelden mogen opleveren die; . een schending betekenen van de intitimiteit van de gefilmde personen; bv. camera’s in de toiletten; aangezichten van gefilmde personen worden best niet meteen onderscheiden, maar alleen na inzoemen; . gericht zijn op het inwinnen van informatie over filosofische, godsdienstige, politieke of syndicale gezindheid, etnische of sociale origine, het seksueel leven of de gezondheidstoestand (art. 10 wet); - dat het aantal geplaatste camera’s niet overmatig is t.a.v. het beoogde doeleinde. 6. Voorafgaande aangifte van de plaatsing van bewakingscamera’s Voor de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s in besloten plaatsen is geen officiële toelating, goedkeuring noch vergunning nodig. De verantwoordelijke voor de verwerking (zie rubriek 4 hiervoor) is evenwel verplicht om, uiterlijk de dag vóór de ingebruikname van de bewakingscamera’s, hiervan aangifte te doen bij de commissie. Voor deze aangifte is een specifieke thematische aangifte voorzien via het zgn. E-loket van de commissie. Voor nadere informatie i.v.m. de aangifte zie op www.privacycommission.be en verder “In praktijk” en “Aangifte”. Voor de aangifte zelf klikt u verder op “thematische aangifte aanmaken”. Het formulier vermeldt dat het gebruik van bewakingscamera’s conform de wet is. Deze aangifte aan de commissie geldt ook als meldingsplicht aan de korpschef van de bevoegde politiezone. Een aparte mededeling aan deze korpschef is dus niet nodig.
Opmerkingen 1. Voor bewakingscamera’s geplaatst vóór 10 juni 2007 dient een aangifte conform de camerawetgeving te gebeuren vóór 10 juni 2010. 2. Indien bij de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s de CAO nr. 68 van toepassing is, dient hiervoor een afzonderlijke aangifte te gebeuren. Zie op voormelde websitegegevens. 3. De camerawet voorziet geen informatieplicht naar ondernemingsraad of comité PBW of werknemers zoals dit voor de CAO nr. 68 wel het geval is. Informatie ter zake is allicht ook wenselijk en noodzakelijk.
4
7. Gebruik van de beelden 7.1. Veiligheid van de verwerking van de beelden (art. 9 wet) Niet iedereen heeft toegang tot de beelden van bewakingscamera’s die geplaatst zijn in besloten plaatsen al dan niet toegankelijk voor het publiek. Deze toegang is beperkt tot de verantwoordelijke voor de verwerking of de personen die onder zijn gezag handelen.
Voormelde personen moeten alle voorzorgsmaatregelen nemen om te vermijden dat onbevoegden toegang krijgen tot de beelden. Zij zijn daarenboven gebonden door een discretieplicht omtrent de persoonsgegevens die deze beelden opleveren. Uitzonderingen op deze discretieplicht zijn : - de mogelijkheid (niet-verplicht) om de gefilmde beelden mede te delen aan de politiediensten of de gerechtelijke overheid indien feiten worden vastgesteld die een misdrijf of overlast kunnen vormen en de beelden kunnen bijdragen tot het bewijzen van de feiten en het identificeren van de dader; - de verplichting om gefilmde beelden mede te delen aan de politiediensten indien zij hierom verzoeken in het kader van hun opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie en de beelden het vastgestelde misdrijf of de vastgestelde overlast betreffen. De politie is in dit geval niet onderworpen aan enige specifieke formaliteit indien het een besloten plaats betreft toegankelijk voor het publiek, terwijl dit wel het geval is indien het een niet voor het publiek toegankelijke plaats betreft. In dit laatste geval kan geëist worden dat een gerechtelijk mandaat in het kader van een opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek wordt voorgelegd. 7.2. Bekijken van de beelden (art. 6, § 3, 1e lid wet) In besloten plaatsen toegankelijk voor het publiek mogen de beelden uitsluitend in real-time worden bekeken om een onmiddellijke interventie toe te laten in geval van misdrijf, beschadiging overlast of verstoring van de openbare orde. Deze bepaling is niet van toepassing voor besloten plaatsen niet toegankelijk voor het publiek. 7.3. Bewaren van de beelden (art. 6, § 3, 2e en 3e lid wet) De wet laat toe, maar verplicht niet, om de beelden te bewaren. Het al dan niet bewaren van beelden is geen criteria om de camerawetgeving al dan niet toe te passen. Beelden enkel in realtime bekijken, zonder dat een opname plaatsvindt, valt ook onder de toepassing van de camerawetgeving. Bij plaatsing van een nepcamera (geen verzameling, verwerking noch opname van beelden) is de camerawetgeving niet van toepassing. Beelden van een besloten plaats die toegankelijk is voor het publiek mag men alleen opslaan en bewaren (op band of op schijf) om bewijzen te verzamelen van overlast of van feiten die een misdrijf opleveren of schade veroorzaken, en daders, verstoorders van de openbare orde, getuigen of slachtoffers op te sporen en te identificeren. Deze beperking geldt niet voor besloten plaatsen niet toegankelijk voor het publiek. De opgenomen beelden mogen niet langer dan één maand bewaard worden tenzij tijdens deze periode blijkt dat ze kunnen dienen als bewijs om een misdrijf aan te tonen of schade of overlast te bewijzen, en een dader, een verstoorder van de openbare orde, een getuige of een slachtoffer te identificeren, in welk geval ze langer mogen worden bewaard. De periode van één maand is een maximum termijn. De risico’s op aantasting van de privacy neemt toe naarmate de bewaartermijn van de gegevens langer is. In principe moeten de opgenomen beelden gewist worden zodra zij niet meer dienstig zijn.
5
8. Rechtsbescherming van de gefilmde personen 8.1. Verplichte informatie naar de gefilmde personen (art. 8 wet en KB 10 februari 2008) Een bewerkingscamera mag nooit stiemen of heimelijk worden gebruikt. De camerawet verbiedt dit expliciet. Als heimelijk gebruik wordt beschouwd elk gebruik van bewakingscamera’s, zonder voorafgaande toestemming van de gefilmde personen. De verantwoordelijke voor de verwerking moet de gefilmde personen dus verwittigen dat hij gebruik maakt van een bewakingscamera en moet daarom bij de toegang tot elke al dan niet voor het publieke toegankelijke plaats, een pictogram plaatsen dat aangeeft dat er camerabewaking plaatsvindt. Het betreden door iemand van een plaats waar een pictogram aangeeft dat er camerabewaking plaatsvindt, geldt als verwittiging en als voorafgaande toestemming van de betrokken persoon om te filmen. De plaatsing van pictogrammen wordt geregeld door het KB van 10 februari 2008 (zie rubriek 2 hiervoor). Het KB bepaalt het model en de afmetingen van het pictogram alsook de elementen die op het pictogram of een aanhangende drager moeten voorkomen, nl. : - in art. 1 en 4 : voor het publiek toegankelijke besloten plaats, waarvan de toegang niet wordt afgebakend door een onroerend bouwwerk; - art. 2 en 4 : voor het publiek toegankelijk besloten plaats waarvan de toegang wel wordt afgebakend door een onroerend bouwwerk; - art. 3 en 4 : niet voor het publiek toegankelijke besloten plaats. Opmerking De afmetingen van de borden voor besloten plaatsen toegankelijk voor het publiek werden gewijzigd door het KB van 21 augustus 2009 (B.S. 25 september 2009) d.w.z. 0,30 x 0,20 m voor borden geplaatste of aangemaakt vóór 5 oktober 2009; of 0,297 x 0,21 m of 0,15 x 0,10 m voor borden geplaatst of aangemaakt na 4 oktober 2009. 8.2. Recht op toegang tot de opgenomen beelden voor gefilmde personen (art. 12 wet) Elke gefilmde persoon ongeacht leeftijd, geslacht, functie, …, heeft een recht van toegang tot en inzage in de beelden, dit uiteraard indien de beelden daadwerklijk worden opgeslagen en bewaard. De persoon die van dit recht van toegang wenst gebruik te maken, moet daartoe een gemotiveerd verzoek richten tot de verantwoordelijke voor de verwerking. De verplichting om het verzoek te motiveren laat de verantwoordelijke voor de verwerking toe de belangen af te wegen van de aanvrager met de belangen van de veiligheid. De aanvraag moet vergezeld zijn van voldoende gedetailleerde vermeldingen teneinde de juiste plaats van de gegevens in de opname te kunnen lokaliseren (datum, uur en juiste plaats). Ongeacht of de betrokkene al dan niet aanwezig wenst te zijn bij de opzoeking en de voorstelling van de hem betreffende gegevens, dient deze opzoeking bovendien gedaan te worden door de verantwoordelijke voor de verwerking of door een van de personen die onder zijn gezag vallen. Deze verschillende garanties zijn onontbeerlijk om de privacy te beschermen van derden die zouden zichtbaar zijn op de beelden.
6
9. Strafbepalingen (art. 13 wet) Volgende sancties zijn voorzien : - voor overtredingen van art. 9 en 10 van de wet en de uitvoeringsbepalingen daarvan, door de verantwoordelijke voor de verwerking van de beelden of door personen die de beschikking hebben over beelden, verkregen met schending van voormelde art. van de wet : geldboete van 250 tot 1000 euro (x 5,5). - voor andere overtredingen (art. 6, 7 en 8 van de wet en de uitvoeringsbepalingen daarvan door de verantwoordelijke voor de verwerking van de beelden of door personen die de beschikking hebben over een afbeelding, waarvan zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat deze afbeelding verkregen werd in overtreding van de hiervoor vermelde wetgeving : geldboete van 25 tot 100 euro (x 5,5).
10.
Nadere toelichting en informatie
- Algemeen : www.privacycommission.be in de rubrieken “bewakingscamera’s” en “in praktijk”. - Specifieke vragen :
[email protected].
Jules BAERT
_____________________________________________________________________________ Verantw. Uitgever: D. VERHOEVEN – Guimarstraat 1 – 1040 BRUSSEL
7