Chr. Basisschool “It Harspit” waar ’T OP-timaal presteren EN ’T WELbevinden de aandacht krijgt….. die een kind verdient!
P. Walmastrjitte 8 8625 HE Oppenhuizen Telefoon: (0515) 55 96 88 E-mail:
[email protected] Website: www.cbsitharspit.nl
Beleid ten aanzien van beelddenkende leerlingen Wat is beelddenken? Beelddenken is visueel, intuïtief en ruimtelijk denken, zonder woorden. Beelddenkers zijn creatieve denkers die door hun ruimtelijke waarnemingsvermogen en hun visuele voorstellingsvermogen goed zijn in het verwerken van simultane informatie ( gelijktijdig aangeboden). Daarbij letten ze vooral op overeenkomsten, waardoor ze vaak met verrassende oplossingen voor problemen komen. Beelddenkers denken in beelden en gebeurtenissen en niet in woorden en begrippen. We kunnen het ruimtelijk denken noemen.
Een simpel voorbeeld: Doe je ogen dicht en denk aan het woord: boom. Wat zie je? De meeste mensen zien dan de letters B-O-O-M voor zich. Een beelddenker ziet echter een prachtige boom, met bruine stam, groene bladeren, wuivend in de wind. Beelddenkers werken het liefst met hun ogen en hun opgedane ervaringen. Luisteren is nooit hun sterkste kant. De ogen gaan voor de oren! In een oogopslag overzien beelddenkers ingewikkelde situaties en brengen die met elkaar in verband. Het ene beeld roept al weer een volgend beeld op. Dit kan leiden tot hoogst originele oplossingen waar een ander nooit opgekomen zou zijn. Nadeel van dit associatieve, snelle denken is wel dat beelddenkers vaak wat chaotisch overkomen.
Problemen op school Omdat beelddenkers in beelden denken en niet in taal, hebben ze moeite met de “vertaling” naar de juiste woorden. Vaak hoor je ze dan ook praten in termen als: dinges, eh, je weet wel! In hun hoofd zien ze het beeld, het plaatje, maar het bijpassende woord kunnen ze zo snel niet vinden. Ditzelfde zou kunnen gelden voor getallen. Als ze de letters en hun klanken gaan leren, geeft dit ook vaak problemen. Immers: een b is andersom opeens een d, en op zijn kop zelfs een p, maar voor een beelddenker blijft het een b. Op de basisschool wordt er door de leerkracht ook veel nadruk gelegd op volgorde en details en dat zijn nu net de zaken waar beelddenkers wat moeite mee hebben. Het onthouden van de letters en bijbehorende klanken geeft dan vaak problemen. Het automatiseren van bijvoorbeeld de tafels of sommen onder de 20 gaat vaak moeizaam en bij
het spellen maken ze vaak oriëntatiefouten: ij wordt ei, z wordt s, v wordt f. Ook taalregels worden slordig gehanteerd. Beelddenkers gaan voor de inhoud en niet voor de juiste vorm. Ze komen daardoor wat slordig over, maar weten heel goed waar een tekst globaal over gaat. Details onderscheiden is vaak hun moeilijkste kant. Beelddenkers kijken meer naar overeenkomsten (Wat weet ik al? Wat had ik net zo gedaan?) i.p.v. naar verschillen.
Checklist beelddenkkenmerken: In het volgende lijstje staan kenmerken die beelddenkers kunnen hebben. Het hoeft dus niet zo te zijn dat een beelddenker alle kenmerken heeft. •
• • • •
• • • • •
• • • •
Een beelddenker heeft moeite met het automatiseren van taken (spelling, tafels, klokkijken). Een beelddenker moet eerst iets begrijpen, voordat hij het kan doen en bij automatiseren is het de bedoeling dat je iets kan doen zonder erbij na te denken. Daardoor gaat het automatiseren traag en is het concreet: bijvoorbeeld rekenen met behulp van vingers, i.p.v. uit het hoofd. Als het kind ouder wordt, is deze manier van werken te traag. Beelddenkers verliezen snel de aandacht bij een verhaal. De woorden roepen namelijk beelden op en door die beelden raken ze afgeleid. Beelddenkers zijn snel vermoeid, omdat hun wereld zo anders is dan die om hen heen. Het onthouden van abstracte lettertekens is moeilijk, zoals namen. Hiervan kan namelijk geen ‘beeld’ gemaakt worden. De verhalen die een beelddenker schrijft, zijn vaak onsamenhangend omdat ze grote gedachtesprongen maken. De zinnen staan als het ware los van elkaar, er zit geen verband tussen. Beelddenkers hebben over het algemeen een fotografisch korte termijn geheugen, omdat ze de beelden opslaan. Beelddenkers nemen heel intuïtief beslissingen. Ze doen veel op hun gevoel. Beelddenkers zijn vaak heel creatief. Ze zijn goed in knutselen en handvaardigheid. Beeldenkers hebben vaak een goed ruimtelijk inzicht. Beelddenkers kunnen goed de strekking van een zin onthouden. Maar als ze moeten voorlezen, lezen ze vaak iets heel anders dan er staat. Bijvoorbeeld: ‘de mus zit op het dak’. De beelddenker maakt plaatjes in zijn hoofd en spreekt dan bijvoorbeeld uit: ‘De vogel zit op de schuur’. Beelddenkers hebben graag de vrijheid om zelf te bepalen hoe ze iets aanpakken. Het scheiden van hoofd- en bijzaken (structuur aanbrengen) is moeilijk. Beelddenkers kunnen niet meer dan één opdracht tegelijk uitvoeren (ze hebben problemen met volgorde). Beelddenkers hebben vaak communicatieproblemen met de leerkracht en medeleerlingen.
Kenmerken van beelddenken: Algemeen •
Lijkt schrander, zeer intelligent en helder, maar is niet in staat om op basisniveau te lezen, te schrijven of te spellen.
•
Wordt bestempeld als lui, dom, onverschillig, onvolwassen, of als iemand die “niet zijn best doet” of “gedragsproblemen heeft”.
•
ls niet "ver genoeg achter” of "niet slecht genoeg" voor gerichte hulp.
•
Hoog lQ, maar schooltests zijn mager; komt mondeling beter uit de verf dan schriftelijk.
•
Voelt zich dom; weinig zelfrespect (verbergt of camoufleert zwakke kanten met ingenieuze compenserende strategieën).
•
Snel gefrustreerd en emotioneel over school, lezen en tests.
•
Aanleg voor kunst, drama, muziek, sport, werktuigkunde, verhalen vertellen, verkopen, zaken doen, ontwerpen, bouw of techniek.
•
Lijkt vaak weg te dromen; verdwaalt gemakkelijk en verliest tijd uit het oog.
•
Heeft moeite aandacht te richten; is hyperactief of een dagdromer.
•
Leert het best door concrete ervaring, demonstraties, uitproberen, observatie en visuele hulpmiddelen.
Zien, Lezen en Spellen •
Klaagt over duizeligheid, hoofdpijn, of maagpijn tijdens het lezen.
•
Raakt verward door letters, getallen, woorden, volgorden of verbale uitleg.
•
Lezen en schrijven worden gekenmerkt door herhalingen, toevoegingen, verplaatsingen, weglatingen, vervangingen en omkeringen van letters, getallen en/of woorden.
•
Klaagt over het gevoel niet-bestaande bewegingen te zien tijdens het lezen, schrijven of overschrijven.
•
Lijkt problemen met gezichtsvermogen te hebben, alhoewel oogonderzoek geen afwijkingen aan het licht brengt.
•
Ziet en observeert scherp, of heeft moeite met perspectief en perifeer kijken.
•
Leest en herleest zonder dat het gelezene goed begrepen wordt.
•
Spelt fonetisch en inconsequent.
Horen en Praten •
Hoort geluiden harder dan ze zijn; hoort dingen die niet gezegd zijn, dingen die niet door anderen gehoord worden.
•
Wordt gemakkelijk afgeleid door geluiden.
•
Heeft moeite gedachten in woorden om te zetten; spreekt stokkend; maakt zinnen niet af; stottert onder spanning; spreekt lange woorden verkeerd uit, of verplaatst zinsdelen, woorden en lettergrepen tijdens het spreken.
Schrijven en Motorische Vaardigheden •
Heeft moeite met schrijven en overschrijven; heeft ongebruikelijke pengreep; handschrift wisselt of is onleesbaar.
•
Onhandig, ongecoördineerd, slecht in bal- en teamsporten; heeft moeite met fijne en/of algeheel lichamelijke motoriek; snel bewegingsziek.
•
Kan heel handig zijn, verwart vaak links/rechts en boven/onder.
Wiskunde en Tijdsgevoel •
Telt op de vingers of gebruikt andere trucjes om berekeningen uit te voeren; kent antwoorden, maar kan die niet op papier zetten.
•
Kan tellen, maar kan niet goed objecten tellen en met geld rekenen.
•
Kan rekenen, maar geen tafels of woordproblemen oplossen.
•
Kan niet goed klokkijken.
•
Heeft problemen met tijdsindeling, met dingen te leren of te doen die een bepaalde volgorde vereisen en met op tijd zijn.
Geheugen en Kennis •
Heeft een uitstekend lange-termijn geheugen als het gaat om ervaringen, locaties en gezichten.
•
Kan volgorden niet onthouden, en ook geen niet-ervaren feiten en informatie.
•
Denkt voornamelijk met beelden (je iets voorstellen) en gevoel, niet met geluiden of woorden (beperkte innerlijke dialoog).
Gedrag, Gezondheid, Ontwikkeling en Persoonlijkheid •
Buitengewoon wanordelijk of dwangmatig ordelijk.
•
Kan de clown van de groep zijn, een lastig geval of een zeer stil iemand.
•
Is met betrekking tot bepaalde vaardigheden (praten, kruipen, lopen, veters binden) zeer vroeg of zeer laat.
•
Vatbaar voor oorinfecties;
•
Gevoelig voor bepaalde soorten voeding en (chemische)toevoegingen.
•
Slaapt heel vast of heel licht.
•
Blijft lang bedplassen.
•
Heeft ongebruikelijk lage of hoge pijngrens.
•
Sterk gevoel voor rechtvaardigheid.
•
Emotioneel gevoelig.
•
Streeft naar perfectie.
•
De symptomen en fouten nemen sterk toe in een toestand van verwarring, onder tijdsdruk, onder emotionele spanning of bij een slechte gezondheid.
Bron: Davis Dyslexia Association Nederland: http://www.davisdyslexie.nl
Stappenplan: •
Heb je een leerling in jouw groep die uitvalt en mogelijk voldoet aan de kenmerken van bovenstaande “checklist beelddenkkenmerken “ en/of “kenmerken van beelddenken”, neem dan contact op met de ib-er (tijdens de leerlingbespreking).
•
In een gesprek tussen groepsleerkracht, Martine Steensma en de i.b.-er wordt vervolgens vastgesteld of het vermoeden van beelddenken van het betreffende kind terecht is.
•
Komt het kind niet in aanmerking voor een beelddenkonderzoek dan wordt een traject opgezet om hulp te bieden aan het kind (bijv.: hoe te handelen bij hoogsensitiviteit?).
•
Komt het kind wel in aanmerking voor een beelddenkonderzoek dan wordt het traject voor het voldoen aan de voorwaarden voor uitvoering van een beelddenkonderzoek in gang gezet.
De voorwaarden voor het uitvoeren van het beelddenkonderzoek: •
Martine Steensma (hierna ook: de onderzoeker) ontvangt van de groepsleerkracht de benodigde gegevens van de betreffende leerling.
•
Mogelijk volgt er een gesprek tussen de onderzoeker en de groepsleerkracht om elkaar meer informatie te verstrekken.
•
Voldoet het kind volgens de onderzoeker aan de voorwaarden die een beelddenkonderzoek waardevol maken, dan wordt het uitvoeren van het beelddenkonderzoek in gang gezet.
•
Voordat het onderzoek uitgevoerd kan worden, dienen de ouders toestemming gegeven hebben het beelddenkonderzoek uit te voeren. De onderzoeker neemt hiertoe contact op met de ouders en kan daarbij de ouders eventueel meteen om nadere informatie vragen.
Het uitvoeren van het beelddenkonderzoek: •
Het onderzoek bestaat uit twee afnames door de onderzoeker welke beide plaatsvinden op school.
•
Van het onderzoek wordt door de onderzoeker een verslag geschreven waarin de conclusie en adviezen zijn opgenomen.
•
Dit verslag wordt door de onderzoeker eerst besproken met de i.b.-er en de groepsleerkracht.
•
Vervolgens wordt het verslag door de onderzoeker besproken met de ouders, waarbij tevens de i.b.-er aanwezig is.
•
Na twee maanden vindt een vervolggesprek plaats tussen de ouders, i.b.-er en Martine Steensma om de resultaten van de aanpak te evalueren en eventueel de aanpak bij te stellen. Tijdens dit vervolggesprek wordt ook gezamenlijk bepaald of een tweede vervolggesprek noodzakelijk is.
Het beelddenkonderzoek bestaat uit de volgende onderdelen: Voor leerlingen uit groep 2: •
Twee bouwopdrachten voor het Ojemann Wereldspel
•
Het tekenen van geometrische figuren
•
Het maken van een menstekening
•
Het kleurentorentje
•
Het insteekmozaiek
•
Daarnaast wordt op een speelse manier kennis gemaakt met het kind waarbij m.b.v. oefeningen wordt nagegaan of het kind zich kan oriënteren in de tijd en in de ruimte en hoe het is gesteld met de oog-volgbewegingen, het geheugen en de lees- en rekenvoorwaarden.
Voor leerlingen uit groep 4 t/m 8: •
Twee bouwopdrachten voor het Ojemann Wereldspel
•
De Brus 1 minuut test
•
Een gebonden leestekst
•
Begrijpend lezen test
•
Woorddictee
•
Een schrijfopdracht
•
De rekenkaart van Ojemann
•
Het mikadospel
Voor leerlingen uit groep 3 is een aangepast onderzoek dat hier tussenin ligt. Titia Bruinsma en Martine Steensma – september 2012