Betere e-learning voor Europa
Europese Commissie Directoraat-generaal Onderwijs en cultuur
Overzicht E-learning voor Europa
2
eLearning-actieplan De infrastructuur voorbereiden
4
Streven naar inhoud en diensten van hoge kwaliteit
6
Opleiding op alle niveaus
8
Europese samenwerking en netwerkvorming
10
Veranderingen bijhouden
12
ICT in het nieuwe onderwijs- en opleidingslandschap Nieuwe vaardigheden in de kennismaatschappij
14
Inhoud
De uitdaging van nieuwe vormen van alfabetisme en vaardigheden op het gebied van e-learning 16 De veranderende onderwijsomgeving
18
Loopt de rol van de docent als „kennisautoriteit” gevaar?
19
Jumelage van scholen: groot potentieel voor waardevolle kennisuitwisseling
20
Nieuwe dimensie in het hoger onderwijs
22
Belangrijke uitdagingen voor het hoger onderwijs in het ICT-tijdperk
24
Levenslange e-learning
25
De toekomst Op weg naar een eLearning-programma
26
Tijdens de Europese Raad van Lissabon in maart 2000 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de EU zich het ambitieuze doel gesteld om uiterlijk tegen 2010 „de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang”. Bijgevolg riepen ze op om de onderwijs- en opleidingsstelsels aan deze uitdaging aan te passen en plaatsten ze deze kwestie hoog op de politieke agenda. Naarmate we verder evolueren in de richting van een kennismaatschappij waarin levenslang leren een centrale plaats bekleedt, ondergaat de onderwijs- en opleidingssector fundamentele veranderingen.
Voorwoord
Het juiste gebruik van de informatie- en communicatietechnologieën (ICT) en van het internet in de onderwijs- en opleidingsstelsels, helpt ons het hoofd te bieden aan de nieuwe uitdagingen en schept ruimte voor een verbetering van kwaliteit, gemak, diversiteit en effectiviteit. Deze, inmiddels algemeen aanvaarde opvatting, heeft zich in de praktijk al herhaaldelijk bewezen. Voor de opbouw van de Europese kennismaatschappij is het absoluut noodzakelijk dat het potentieel van het internet volledig wordt ontwikkeld om zowel de toegang tot onderwijs en opleiding als de kwaliteit van het leerproces te verbeteren. De sociale samenhang en het concurrentievermogen van Europa worden in toenemende mate afhankelijk van de vraag of we onze onderwijs- en opleidingsstelsels kunnen aanpassen teneinde dit potentieel te benutten. Technologie en connectiviteit zijn niet langer onze grootste zorg. De nadruk ligt nu op de beste manier en het ideale tijdstip om e-learning op scholen, universiteiten, opleidingsinstituten en op de werkplek te gebruiken. Onze aandacht verschuift naar de praktijk, de pedagogiek en de inhoud. We houden ons nu bezig met context, effectiviteit, efficiëntie, normen en kwaliteit. Ook onderzoeken we de bredere implicaties voor leerplannen, voor opleiding en technische ondersteuning en voor reorganisaties binnen onderwijsinstellingen. De Europese Commissie heeft zeer actief de effectieve en efficiënte toepassing van ICT voor onderwijs en opleiding bevorderd en heeft aanzienlijke ervaring opgedaan bij het stimuleren van samenwerking, netwerkvorming en uitwisseling van goede praktijken op Europees niveau. We hebben echter nog een lange weg af te leggen en heel wat werk te verzetten. Daarom heeft de Europese Commissie een voorstel voor een programma voor e-learning gelanceerd dat zal lopen van 2004 tot 2006. De modernisering van Europese onderwijs- en opleidingsstelsels is ons doel. Via het door ons voorgestelde programma voor e-learning menen we een bijdrage te kunnen leveren aan een maatschappij met levenslang leren en onderwijs voor iedereen.
Viviane Reding, lid van de Europese Commissie en verantwoordelijk voor onderwijs en cultuur
Voorwoord
1
Overzicht
E-learning voor Europa e afgelopen tien jaar heeft de ontwikkeling van het internet en van de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën (ICT) geleid tot een ongekende toegang tot informatie en middelen. Dit veranderde de manier waarop mensen communiceren, het bedrijfsleven functioneert, regeringen omgaan met hun burgers en meer bepaald de manier waarop mensen leren.
D
Vanaf het prille begin onderkende de Europese Unie dat onderwijs- en opleidingsstelsels door e-learning kunnen worden verbeterd. Reeds in 1983 formuleerde de Raad algemene doelstellingen voor Europese samenwerking bij de toepassing van ICT. De staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie erkenden de belangrijke rol van ICT bij het verbeteren van onderwijs- en opleidingsstelsels: tijdens de Europese Raad van Lissabon, Stockholm en Barcelona riepen ze op tot duurzame actie om ICT in onderwijs- en opleidingsstelsels te integreren. Voornamelijk tijdens de Europese Raad van Lissabon op 23 en 24 maart 2000 lanceerden ze een oproep om onderwijs- en opleidingsstelsels aan te passen aan de kennismaatschappij. Tijdens de daaropvolgende Raad van Stockholm (voorjaar 2001) en Barcelona (voorjaar 2002) werden de conclusies van Lissabon verder uitgewerkt en werd het belang voor de Europese kennismaatschappij van een verbeterde en effectieve toepassing van de ICT beklemtoond. In de door deze Raden goedgekeurde actieplannen eEurope 2002 en eEurope 2005 werd e-learning als hoogste prioriteit aangemerkt. Er werden vijf ambitieuze doelstellingen voor infrastructuur, uitrusting en basisopleiding geformuleerd. Deze doelstellingen vormen een voorwaarde voor de integratie van e-learning in onderwijs- en opleidingsstelsels.
(1) Het actieplan werd gesteund door de Raad via een resolutie die op 13 juli 2001 werd goedgekeurd.
2
Betere e-learning voor Europa
Van het eLearning-initiatief naar het eLearning-programma De effectieve integratie van ICT in onderwijs- en opleidingsstelsels werd aangemerkt als hoogste prioriteit binnen de globale eEurope-strategie. Vlak na de top van Lissabon lanceerde de Europese Commissie het eLearning-initiatief. Hierin zijn vier actielijnen vastgelegd die essentieel zijn voor de tenuitvoerlegging van het initiatief. De actielijnen, die ten grondslag liggen aan het eLearningactieplan (1) (2001-2004), zijn: • infrastructuur en uitrusting, • opleiding op alle niveaus en in het bijzonder van docenten en opleiders, • inhoud en diensten van hoge kwaliteit, • Europese samenwerking en netwerkvorming. De meeste middelen die voor de prioriteiten werden vrijgemaakt, situeren zich op nationaal niveau en bestaan vaak uit steun voor lokale programma’s, op alle niveaus van onderwijs en opleiding. De nationale inspanningen krijgen de steun van een reeks EU-instrumenten en de ontwikkeling van partnerschappen tussen de overheid en bedrijven.
Focus Wat is eEurope? eEurope is een politiek initiatief van de Europese Commissie dat ernaar streeft de Europese Unie maximaal profijt te laten halen uit mogelijkheden die de technologieën van de informatiemaatschappij bieden. Het initiatief heeft drie belangrijke doelstellingen: Hoewel er al een grote vooruitgang werd geboekt, moeten er toch nog heel wat inspanningen worden geleverd opdat de onderwijs- en opleidingsstelsels volledig zouden tegemoetkomen aan de vereisten van het „kennistijdperk”. Bovendien deden de ervaringen bij de tenuitvoerlegging van het eLearning-initiatief nieuwe prioriteiten ontstaan. Om verder te bouwen op de verwezenlijkingen en de strategie voor e-learning aan te passen aan de nieuwe prioriteiten, stelde de Europese Commissie een eLearning-programma voor de periode 20042006 voor. Dit legt de nadruk op vier prioriteiten: • bevordering van „digitaal alfabetisme”, • hulp bij de implementatie van virtuele campussen in Europa, • jumelage tussen scholen via internet, • bevordering en monitoring van het eLearningactieplan.
• alle burgers, thuis en op school, bedrijven en overheidsinstellingen on line brengen en het digitale tijdperk binnenvoeren; • een Europa creëren dat op digitaal gebied is ontwikkeld en wordt gesteund door een ondernemingscultuur waarin nieuwe ideeën worden gefinancierd en uitgewerkt; • garanderen dat iedereen in de maatschappij bij het proces wordt betrokken, het vertrouwen van consumenten wordt gestimuleerd en de sociale samenhang wordt versterkt. Om deze doelstellingen te bereiken, stelt de Europese Commissie gezamenlijke acties met de Europese lidstaten, ondernemingen en burgers voor op een aantal prioritaire gebieden. eEurope 2005 streeft tegen 2005 de verwezenlijking van volgende specifieke doelstellingen na: • moderne on-lineoverheidsdiensten die met breedband zijn verbonden; e-government e-learning e-gezondheidszorg • een dynamische e-business-omgeving; en, als randvoorwaarden hiervoor: • ruime beschikbaarheid van breedbandtoegang tegen concurrerende prijzen; • een veilige informatie-infrastructuur. http://europa.eu.int/information_society/eeurope/index_en.htm
Focus Wat is e-learning? In het eLearning-actieplan wordt e-learning gedefinieerd als „het gebruik van de nieuwe multimediatechnologieën en van het internet om de kwaliteit van het leren te verbeteren door de toegang tot middelen en diensten te vereenvoudigen, alsmede door uitwisseling en samenwerking op afstand". De toepassing van informatie- en communicatietechnologie (ICT) is niet het doel op zich van e-learning; de term e-learning staat globaal voor een visie die het leren met behulp van ICT als een onlosmakelijke component van onderwijsprocessen en -stelsels beschouwt. In dit scenario wordt het vermogen om met ICT en het internet om te gaan een nieuwe vorm van alfabetisme, namelijk „digitaal alfabetisme”. Dit wordt een steeds belangrijkere voorwaarde voor creativiteit, vernieuwing en ondernemerschap. Zonder „digitaal alfabetisme” kunnen burgers niet volwaardig meedraaien in de maatschappij, noch de vaardigheden en kennis verwerven die voor de 21e eeuw noodzakelijk zijn.
Overzicht
3
eLearning-actieplan
De infrastructuur voorbereiden ls Europa een op kennis gebaseerde maatschappij wil worden waarin ICT een belangrijke plaats inneemt, moet het eerst zorgen voor een betrouwbare, gedegen infrastructuur. Het ter beschikking stellen van infrastructuur en uitrusting was de eerste actielijn in het eLearning-actieplan. Op dit gebied werd al heel wat werk verzet. Hoewel het misschien ambitieus leek om te beginnen met doelstellingen ter verbetering van de connectiviteit in het onderwijs, zijn de resultaten indrukwekkend.
A © SUN Microsystems
De Europese Commissie heeft de onderlinge verbinding van de snelle backbones voor universiteiten en onderzoeksinstellingen medegefinancierd. Dit Europese onderzoeksnetwerk is nu het snelste ter wereld en bestrijkt 32 landen. Bij de implementatie van een IT-infrastructuur werd een kritische massa bereikt. Maar er kwamen nieuwe uitdagingen. Hierbij springt vooral de uitbreiding van breedbandverbindingen tussen school en thuis in het oog.
In maart 2002 beschikte 93 % van de scholen in de EU over een internetverbinding (tegenover 80 % in mei 2001). Het aantal computers met een internetverbinding per 100 leerlingen steeg tussen 2001 en 2002 met 50 %. Meer dan de helft van de Europese docenten is opgeleid in het gebruik van de computer en/of het internet.
scholen met een internetverbinding
100 %
(%) 80 %
maart 2001 60 %
maart 2002
40 %
20 %
0%
BE
DK
DE
EL
ES
FR
IE
IT
LU
NL
AT
PT
FI
SE
UK
91
98
94
45
94
84
98
89
92
99
72
62
99
100
95
89
93
100
99
59
94
89
99
88
61
92
94
92
99
99
99
93
Bron: Europese Commissie (Eurobarometer).
4
Betere e-learning voor Europa
EU
Focus EU-instrumenten die de toepassing van e-learning steunen In de belangrijkste EU-programma’s voor onderwijs en opleiding (Socrates en Leonardo da Vinci), die zich beide in de tweede fase bevinden, worden de nieuwe technologieën integraal in aanmerking genomen. Het onderwijsprogramma Socrates heeft een specifieke lijn, Minerva, voor open en afstandsonderwijs en de toepassing van ICT in onderwijs- en opleidingsstelsels. Dit heeft een beslissende invloed gehad bij de oprichting en de onderlinge verbinding van Europese netwerken voor samenwerking op alle onderwijsniveaus. ICT wordt veelvuldig toegepast in Erasmus en Comenius, de Socrates-acties voor hoger onderwijs en scholen, en speelt ook een belangrijke rol in Grundtvig, de Socrates-actie voor volwassenenonderwijs en levenslang leren. Het programma Leonardo da Vinci voor beroepsopleiding was vanaf het begin op vernieuwing gericht en ligt ten grondslag aan een toenemend aantal producten, diensten en netwerken voor verbeterde opleidingen op alle niveaus en voor levenslang leren. Het ondersteunt een aantal projecten waarbij e-learning wordt toegepast op de werkplek, zodat leren op het werk kostenefficiënter, flexibeler en relevanter wordt. Ook het directoraat-generaal Werkgelegenheid en sociale zaken is actief op het gebied van e-learning. De activiteiten hebben betrekking op vijf verschillende thema’s: e-integratie, digitaal alfabetisme, economie en werk, levenskwaliteit, lokale ontwikkeling en kennismaatschappij. Een belangrijk orgaan is ESDIS (een werkgroep van hoge ambtenaren die zich vooral richt op werkgelegenheid en de sociale dimensie van de informatiemaatschappij). De werkgroep werd opgericht in 1999. Samen met de Europese Commissie ondersteunt ESDIS het onderzoek naar de vraag welk effect de informatiemaatschappij heeft op de werkgelegenheid en de sociale samenhang. Het zesde communautair kaderprogramma voor onderzoek blijft investeren in geavanceerde projecten om onderwijstechnologieën te helpen verbeteren, normen te ontwikkelen en meer inzicht te krijgen in het effect van technologie op onderwijs en opleiding. Dit belangrijke werk, dat onder de IST-prioriteit „technologisch ondersteund leren” valt, bouwt voort op een aantal waardevolle onderzoeksprojecten die in het raam van het vijfde kaderprogramma zijn gestart. Het programma eContent steunt de vervaardiging, toepassing en distributie van Europese digitale informatie en de bevordering van taalkundige en culturele diversiteit op de wereldwijde netwerken. Een van de activiteiten ondersteunt vernieuwende projecten die betrekking hebben op informatie voor e-learning. Het programma eTEN is gericht op de implementatie van e-diensten in Europa. Het bevordert diensten van algemeen belang waarmee alle burgers, bedrijven en overheidsinstellingen volledig kunnen profiteren van de e-samenleving, zoals e-learning. Het directoraat-generaal Ondernemingen erkende dat de ontwikkeling van toepassingen voor e-business een belangrijke voorwaarde voor het concurrentievermogen van ondernemingen in de e-economie vormt. Het voerde eerst het initiatief eEurope Go Digital (2001-2003) in, gevolgd door het eSkills-forum, dat elearning ziet als belangrijk middel voor levenslang leren voor werk. In het kader van het eLearning-initiatief zelf zijn verschillende projecten gestart om meer inzicht te verwerven in de sterke en zwakke punten van e-learning en om Europese onderwijsstelsels goede voorbeelden en relevante informatie te bieden. Zie de paragraaf „Europese programma’s en initiatieven” op de website voor e-learning (http://elearningeuropa.info) voor meer informatie over de EU-instrumenten die het gebruik van e-learning steunen.
eLearning-actieplan
5
eLearning-actieplan
Streven naar inhoud en diensten van hoge kwaliteit ICT biedt een aanzienlijk potentieel voor de verbetering van onderwijs en opleiding. Niettemin kan het als hulpmiddel slechts effectief zijn als duidelijk wordt gedefinieerd voor welke onderwijsdoelstellingen ICT wordt toegepast. ICT is geen oplossing op zich. Naarmate men dit beter ging begrijpen, kwam kwaliteit hoog op de agenda voor e-learning te staan. De eerste pogingen op het gebied van e-learning waren veelal vruchteloos. Er werd immers onvoldoende rekening gehouden met de wensen van de gebruikers of met de aard van de leerstof. Leerlingen werden vaak geïsoleerd en er was nauwelijks of geen gelegenheid voor sociale interactie. In veel gevallen werd het leerproces voorgeschreven, was er weinig flexibiliteit en geen mogelijkheid tot individuele aanpassingen. De begindagen van e-learning werden gekenmerkt door een gebrek aan adequate inhoud en diensten, zowel op het gebied van educatieve software als op het ruimere vlak van culturele middelen en media.
© E.C.
Nu echter steeds duidelijker wordt welke rol er voor e-learning bij de verbetering van leerprocessen is weggelegd, beginnen de voordelen pas echt zichtbaar te worden. Leerlingen beschikken over meer interactiemogelijkheden (zowel klassikaal als op afstand) doordat traditioneel onderwijs wordt gecombineerd met vernieuwende onderwijsmogelijkheden. Deze gecombineerde, flexibele benadering van e-learning moet worden aangevuld met een soortgelijke flexibiliteit in inhoud en diensten. Volgens ons kunnen ICT en internet een bijdrage aan het leerproces leveren wanneer ze beter in praktijk worden toegepast. De technologische ontwikkeling staat echter niet stil en daarom is verder onderzoek vanuit technologisch, pedagogisch en sociaal-economisch oogpunt nodig. Dergelijk onderzoek wordt gesteund via het zesde communautair kaderprogramma voor onderzoek.
6
Betere e-learning voor Europa
Het begrijpen en bevorderen van inhoud van hoge kwaliteit Hoewel de Commissie zich niet rechtstreeks kan bezighouden met de samenstelling van de inhoud of de implementatie van nieuwe diensten, kan zij wel de juiste voorwaarden voor duurzame markten en overheidsinvesteringen creëren. Met name moet zij rekening houden met kwesties rond intellectuele-eigendomsrechten, auteursrechtelijke overeenkomsten, nieuwe distributiemethoden en bevordering van open normen. Een ander essentieel actieterrein voor de EU is steun aan de ontwikkeling van algemene normen en kwaliteitscriteria.
Prioriteiten stellen Gezien het bereik en de complexiteit van kwaliteitsdefinities zal de Commissie op een strategische manier te werk moeten gaan. Dit gebeurt precies in het eLearning-actieplan. Hierin is vastgelegd met welke drie prioritaire gebieden rekening moet worden gehouden: moderne talen; wetenschap, technologie en maatschappij; en cultuur en burgerschap. Oproepen om voorstellen in het kader van het eLearning-initiatief in te dienen, hebben geleid tot proefprojecten op deze belangrijke gebieden. Met de programma’s Socrates, Leonardo da Vinci, IST en eContent zijn als aanvulling hierop verschillende relevante projecten gesteund. Ook is de start bevorderd van strategische projecten die gericht zijn op belangrijke kwesties ten aanzien van kwaliteit in elearning.
Focus
Focus
Kwaliteit in e-learning
Proefprojecten voor e-learning
In het kader van het eLearning-initiatief zijn onlangs vier projecten gestart die zich richten op kwaliteit in elearning (EQO, QUAL-E-LEARNING, SEEL en SEEQUEL).
Verschillende proefprojecten zijn gestart via het eLearning-initiatief, dat hiervoor over een eigen speciaal budget beschikt. Hieronder een overzicht van enkele projecten met een korte beschrijving van hun doelstellingen.
EQO — European Quality Observatory (Europese Waarnemingspost voor kwaliteit) De belangrijkste doelstelling van EQO is een centrale faciliteit aan te reiken waarin ontwikkelaars, managers, beheerders, besluitvormers en eindgebruikers een aanpak kunnen vinden die aansluit bij de wensen van hun organisatie. Vooral nationale, regionale en lokale wensen en vereisten zijn opgenomen in de waarnemingspost, wat uitmondde in een Europese Gemeenschap voor kwaliteit. QUAL-E-LEARNING — Quality of E-learning (Kwaliteit van e-learning) Dit project is erop gericht: — een enquête uit te voeren teneinde activiteiten op het gebied van e-learning in kaart te brengen zodat goede praktijken kunnen worden vastgesteld om de efficiëntie van opleidingen te beoordelen; — het verband tussen de kwaliteit van opleidingen en de belangrijkste pedagogische en organisatorische besluiten te bestuderen; — on-lineactiviteiten met en zonder mentoren met betrekking tot open en afstandsonderwijs te organiseren. SEEL — Supporting Excellence in E-learning (Ondersteuning van hoogstaande e-learning) SEEL is een consortium dat bestudeert welk effect het kwaliteitsbeleid heeft op e-learning op lokaal en regionaal niveau om de invloed ervan op lokale en regionale ontwikkeling te meten. Het formuleert aanbevelingen over het beleid voor kwaliteitsborging aan de betrokken partijen, met name beleidsmakers. SEEQUEL — Sustainable Environment for the Evaluation of Quality in E-learning (Duurzame omgeving voor de beoordeling van kwaliteit in e-learning) Dit project beoogt de oprichting van een Europees forum voor kwaliteit in e-learning, waarbij gebruikers, bedrijven en gespecialiseerde organisaties en instellingen worden bijeengebracht om de volgende kwesties te bespreken: • kwaliteitsbeoordeling, -evaluatie en -normen; • gevallen van goede praktijken en ontwerpen van richtlijnen; • kaders voor kwaliteitsborging (met criteria en normen).
cEVU — Collaborative European Virtual University. Dit project tracht de banden tussen Europese universiteiten te verruimen en te versterken en steunt de ontwikkeling van modellen voor de Europese virtuele universiteit. ELDA — E-learning Disability Access. Dit project streeft ernaar gehandicapte studenten te helpen bij het slechten van bestaande toegangsbarrières en hun potentieel te optimaliseren via opleiding op afstand en telecommunicatie. Studenten zullen ook worden gesteund via de oprichting en de continue ontwikkeling van een virtuele gemeenschap. Livius — Learning in a Virtual Integrated University. Dit project is in de eerste plaats een forum voor academische uitwisseling en universitair onderwijs, maar stoelt ook op beginselen die verschillen van de typische structuur van Europese universiteiten. Zodoende wordt geprobeerd nieuwe organisatorische en psychodidactische onderwijsmethoden te ontwikkelen. De leden zijn afkomstig uit typisch traditionele instellingen. MENU — Model for a European Networked University for E-learning. MENU bepleit een organisatiestructuur en praktijken die zijn gebaseerd op de ervaring van grensoverschrijdende samenwerking tussen universiteiten. Het is de taak van MENU om een organisatiestructuur voor de virtuele universiteit voor te stellen. Icetel — Improving Continuing Education and Training through Elearning. Met dit project wordt geprobeerd managers, docenten en opleiders meer mogelijkheden voor afstandsonderwijs en e-learning te bieden op het gebied van bij- en nascholing op universitair niveau via het traditionele principe van klassikaal onderwijs. Delphi — Europese Waarnemingspost voor opkomende e-learning. Deze waarnemingspost beoogt op ICT gebaseerde bevindingen te combineren, samen te vatten en te analyseren om uiteindelijk een op het internet gebaseerde waarnemingspost voor e-learning en vernieuwing op te richten. De waarnemingspost is gevestigd in de universiteit van Barcelona. EL4EI — E-learning for eInclusion. Dit project is erop gericht minder begunstigden een betere toegang tot ICT te bieden en de „digitale kloof" te verkleinen. E.L.I.Fo — E-learning Intercultural Forum. Dit project biedt een virtueel forum voor docenten en opleiders die via interculturele programma’s minder begunstigden voorbereiden op integratie in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. Eudoxos — Wetenschappelijk onderwijs met robottelescoop. Hierbij wordt een op afstand bestuurde telescoop gebruikt om te profiteren van de huidige populariteit van de studie astronomie door livebeelden in het leslokaal te vertonen. LEIPS — Learning about E-learning Innovation Process in Schools. Met dit project worden vernieuwingen op het gebied van e-learning gevolgd, beste praktijken afgebakend, uiteenlopend opleidingsmateriaal verspreid en een netwerk opgericht om de resultaten van beste praktijken door te geven. Zie http://elearningeuropa.info voor meer informatie over andere proefprojecten en studies.
eLearning-actieplan
7
eLearning-actieplan
Opleiding op alle niveaus Focus Lopend onderzoek en ontwikkeling Het zesde kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling blijft het onderzoek naar nieuwe mogelijkheden voor de toepassing van geavanceerde ICT in onderwijs en opleiding (technologisch ondersteund leren) steunen via de IST-prioriteit (Information Society Technologies). De nadruk ligt nu op aangepaste toegang en geavanceerde leeromgevingen in scholen, universiteiten en op de werkplek die gebruikmaken van de ontwikkeling van omgevingsintelligentie.
© E.C.
Het programma beoogt een verbeterde efficiëntie en kosteneffectiviteit van het leerproces voor personen en organisaties, ongeacht tijd, plaats en tempo. Dit moet gebeuren via de ontwikkeling van open systemen en diensten die alomtegenwoordige, op ervaringen gebaseerde en omkaderde leerprocessen en virtuele, op samenwerking gebaseerde leergemeenschappen steunen. Zie http://www.cordis.lu/ist/ voor meer informatie.
inds de publicatie van het eLearning-actieplan is men zich er steeds meer bewust van geworden dat docenten in het pedagogische gebruik van ICT moeten worden opgeleid. De eerste inspanningen waren vooral gericht op IT-apparatuur en de omgang met softwarepakketten. Naderhand kwam de klemtoon te liggen op een meer pedagogische en op managementvaardigheden gerichte benadering.
S
Europese docenten staan zeer zeker open voor nieuwe technologieën en voor de veranderingen die hieruit voortvloeien. De Eurobarometer-enquête Benchmarks voor eEurope: Europese jongeren in het digitale tijdperk geeft reden tot optimisme. De meeste docenten gebruiken thuis een computer met een internetverbinding en zijn ervan overtuigd dat het internet hun onderwijsmethoden heeft veranderd of binnenkort zal veranderen. In de toekomst wachten ons echter nog veel uitdagingen. In de publieke en particuliere sector wordt verwacht dat werknemers die uiteenlopende functies bekleden, kunnen omgaan met computers. Een essentieel onderdeel van het moderne universitaire en beroepsonderwijs is dat studenten de vaardigheden leren die ze nodig hebben op de werkplek. Methoden voor klassikaal onderwijs zijn aangevuld met nieuwe pedagogische methoden en de snelle toepassing van computertechnologie. Docenten moeten zich aanpassen aan hun sterk veranderende rol in een onderwijsomgeving waarin ICT een plaats heeft gevonden. In sommige gevallen hebben studenten nu de rol op zich genomen die voorheen aan docenten was voorbehouden. Ze ontwikkelen vaardigheden, zoals het onderrichten van studiegenoten, toepassing van ICT en communicatie, en dragen een grotere verantwoordelijkheid voor hun eigen opleiding. Docenten zijn daarentegen niet langer de belangrijkste kennisbron; ze worden steeds meer begeleiders en mentoren die studenten helpen hun weg te vinden in de grote hoeveelheid informatie die beschikbaar is gekomen door ICT en internet.
8
Betere e-learning voor Europa
Focus eTTnet, netwerk voor het opleiden van opleiders in e-learning TTnet is een netwerk dat in 1998 werd opgericht door Cedefop. Dit netwerk streeft naar een ruimer inzicht in de concrete bijdrage die ICT levert aan de opleiding van opleiders en wenst de uitwisseling van goede praktijken te bevorderen. Sinds de oprichting zijn via het netwerk belangrijke partijen en besluitvormers inzake beroepsopleiding uit verschillende lidstaten met elkaar in contact gekomen. Het netwerk is erop gericht een debat op gang te brengen, een gemeenschap te vormen en adviezen en hulpmiddelen aan professionals te verstrekken. De doelstelling van TTnet is niet zozeer de opleiding van opleiders, maar eerder de mobilisatie van nationale en communautaire partijen en organisaties die verantwoordelijk zijn voor thema’s rond opleiding en professionalisering van opleiders. Op nationaal niveau biedt TTnet de belangrijkste partijen een discussieforum en een plaats waar ze beste en vernieuwende praktijken nader kunnen bestuderen. Op communautair niveau begeleidt en coördineert TTnet de multinationale aspecten van het netwerk via een aantal specifieke activiteiten. De belangrijkste werkterreinen van TTnet zijn: • e-learning voor docenten en opleiders; • professionalisering van docenten van het Electronic Training Village; • validatie van niet-formeel leren voor docenten; en kwaliteit in opleidingen voor docenten en opleiders.
Verschillende lidstaten van de EU zijn met succes actief op dit gebied via opleidingsprogramma’s voor docenten. Daarnaast financiert de Europese Commissie talloze projecten in het kader van onderwijs- en onderzoeksprogramma’s en het eLearning-initiatief (zie kaders).
Activiteiten van TTnet worden gesteund door eTTnet, een virtuele gemeenschap die als host dient voor het door de Gemeenschap gefinancierde eLearning-project. Dit project wordt namens het TTnetnetwerk van Cedefop gepromoot door ISFOL (Italië).
Focus iLAB, een internetlaboratorium iLAB is een van de projecten die door de Europese Commissie worden gesteund. Dit internetlaboratorium houdt zich in eerste instantie bezig met kennisontwikkeling en de verspreiding ervan naar de bredere gemeenschap. Het is bedoeld als voorbeeld en casestudy voor de manier waarop e-learning en ICT voor Europese samenwerking kunnen worden toegepast. Eerdere pogingen om verbeteringen op dit vlak aan te brengen waren vooral gericht op webgegevens; iLAB houdt zich echter niet alleen bezig met webgegevens, maar ook met actieve deelname. Het laboratorium wil deskundigen, beleidsmakers en vakmensen uit verschillende onderwijs- en opleidingssectoren samenbrengen. Ook wil iLAB aanbevelingen voor nationale beleidsmakers en richtsnoeren voor opleidingsinstellingen voor docenten op twee belangrijke gebieden formuleren: opleiding in pedagogiek voor de toepassing van ICT, en de beoordeling van e-learning en daarmee samenhangende materialen. Uiteindelijk zullen leerlingen profiteren van dit project doordat e-learning effectiever en efficiënter zal worden toegepast en rijkere onderwijsomgevingen zullen worden ontwikkeld.
eLearning-actieplan
9
eLearning-actieplan
Europese samenwerking en netwerkvorming e verbetering van de samenwerking en netwerkvorming in Europese onderwijs- en opleidingsstelsels vormt de belangrijkste basis van het eLearning-actieplan en werd opnieuw benadrukt in het door de Commissie voorgestelde programma voor 2004-2006. Samenwerking biedt allerlei voordelen die relevant zijn voor alle betrokkenen in het onderwijs: leerlingen, docenten, opleiders, onderzoekers, scholen, universiteiten, ondernemingen en de samenleving in het algemeen.
D
In het kader van het eLearning-actieplan is op verschillende gebieden een nauwe samenwerking met lidstaten gestart: voorbeelden daarvan zijn opleiding van docenten, wetenschappelijk onderwijs, nieuwe leeromgevingen en virtuele universiteiten. Deze samenwerking zou moeten worden opgevolgd in het kader van het nieuwe eLearningprogramma, dat erop is gericht ervaringen gezamenlijk te analyseren en te benutten, en bij gemeenschappelijke kwesties, goede praktijken en verschillende benaderingen vast te stellen. Bij de financiering van proefprojecten op Europees niveau volgt de Commissie een dubbele redenering. Sommige projecten trachten primair gelijkaardige ervaringen bij de toepassing van ICT in verschillende landen op te doen zodat vergelijkende analysen kunnen worden uitgevoerd en de voortgang kan worden beoordeeld. Andere projecten richten zich vooral op Europese experimenten die op samenwerking zijn gebaseerd zodat teams uit verschillende landen methoden, informatie en kennis kunnen ontwikkelen.
10
Betere e-learning voor Europa
Enkele relevante voorbeelden van activiteiten op dit gebied zijn: • de versterking en verbetering van de samenwerking met EUN, het European Schoolnet (zie kader); • de verbeterde samenwerking met de contactcommissie voor open en afstandsonderwijs. Via deze open, flexibele structuur kunnen de belangrijkste verenigingen van Europese universiteiten en verenigingen voor open en afstandsonderwijs met elkaar in contact komen (zoals EUA, EADTU, Coimbra-groep, Europace, Efecot en EDEN). De doelstelling bestaat erin deskundigen op het terrein, overheden, scholen, ondernemingen en universiteiten de mogelijkheid te bieden bij de toepassing van onderwijsgerichte technologieën samen te werken.
Focus
Focus
Een eLearning-portaal voor Europa
European Schoolnet
Een „virtuele infrastructuur" is essentieel voor een effectieve samenwerking, de uitwisseling van ideeën en de verspreiding van goede praktijken in het kader van elearning. Het eLearning-portaal werd door de Europese Commissie gestart in februari 2003 als basis voor een dergelijke infrastructuur. Het portaal beoogt:
Het European Schoolnet is een allesomvattend netwerk dat 23 ministeries van Onderwijs in Europa samenbrengt en scholen, docenten en schoolbestuurders verbindt. Het biedt beleidsmakers en onderwijsdeskundigen goed inzicht in de integratie van ICT in onderwijs- en opleidingsstelsels en vormt een waardevolle bron van informatie.
• één e-learning-referentiepunt te bieden aan betrokkenen op alle niveaus; • gebruikers op scholen en universiteiten, op het werk en thuis te stimuleren door belangrijke informatie en middelen op het gebied van e-learning te verstrekken. De website biedt: • artikelen en interviews over e-learning; • de mogelijkheid om de website af te stemmen op de specifieke wensen en interessesfeer van de gebruiker (school, hoger onderwijs, beroepsopleiding, levenslang leren); • interactieve forums waarin wordt gediscussieerd over e-learning; • de agenda van komende gebeurtenissen betreffende de toepassing van ICT in onderwijs- en opleidingsstelsels; • een overzicht van middelen; • informatie over projecten die zijn gefinancierd door de verschillende instrumenten van de Europese Commissie en informatie over deze instrumenten; • informatie over goede praktijken in Europa; • een nieuwsbrief voor geregistreerde gebruikers. Zie http://elearningeuropa.info voor meer informatie.
De belangrijkste taken van het European Schoolnet zijn: • het bieden van kwaliteit, synergie en toegevoegde waarde op Europees niveau in een wereld die uit netwerken bestaat; • het beheren van een toonaangevend onderwijsportaal voor onderwijs, leren, samenwerking en vernieuwing; • het verstrekken van informatie over beleidsmaatregelen, strategieën en onderwijspraktijken aan beleidsmakers en ICT-adviseurs; • het stimuleren van technologische vernieuwing en compatibiliteit via gemeenschappelijke normen om de samenwerking tussen Europese onderwijsstelsels te versterken en de efficiëntie en kosteneffectiviteit te verbeteren; • het verzorgen van het meest toonaangevende onderwijsportaal in Europa voor scholen (www.eun.org); • via het portaal docenten uitstekende middelen aanreiken, alsmede discussies, nieuws, lesactiviteiten, hulpmiddelen voor samenwerking, praktische voorbeelden en opleidingsmogelijkheden. Dankzij de unieke gemeenschapsomgeving van het European Schoolnet kan iedereen on line gemeenschappen oprichten via een reeks hulpmiddelen, zoals chatruimten, prikborden, bestandsdeling en webpublicaties. Ook worden regelmatig bijgewerkte nieuwsberichten en verslagen gepubliceerd over nationale beleidsmaatregelen, studies, analysen, middelen, samenvattingen en voorbeelden van onderwijspraktijken via meerdere kenniscentra. Enkele voorbeelden van projecten en initiatieven in het kader van het European Schoolnet: • „Virtual School” biedt on-lineleermiddelen, tips en activiteiten op het gebied van leerplannen; • „myEUROPE” organiseert regelmatig activiteiten voor scholen die zijn geïnteresseerd in Europees burgerschap, mobiliteit, culturele diversiteit en trans-Europese samenwerking; • het School Managers Centre stimuleert het uitwisselen van ervaringen inzake schoolbestuur; • het European Network of Innovative Schools brengt toonaangevende instellingen met elkaar in contact zodat ze ervaringen kunnen uitwisselen en nieuwe onderwijstechnologieën kunnen testen; • eSchola is een zeer succesvolle, jaarlijkse gebeurtenis waarbij gedurende een week e-learning op scholen in Europa onder de aandacht wordt gebracht. Zie http://www.eun.org/portal/index-en.cfm voor meer informatie.
eLearning-actieplan
11
Focus Standpunten van het bedrijfsleven ten aanzien van e-learning Gezien de noodzaak van levenslang leren en opleidingsmogelijkheden zijn nieuwe modellen nodig voor het leveren en financieren van leermiddelen. Tijdens de Raad van Lissabon werd een beroep gedaan op de sociale verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven, waarbij ondernemingen werd gevraagd om met het oog hierop de krachten te bundelen. Dit zal een resultaat opleveren waarbij iedereen is gebaat: een goed opgeleide beroepsbevolking. De eLearning-top van 10 en 11 mei 2001 ging over de samenwerking tussen overheden en ondernemingen die zich op ICT, e-learning en media richten. Naar aanleiding hiervan werd in april 2002 de autonome werkgroep eLearning Industry Group (eLIG) opgericht door brancheleiders op het gebied van e-learning. De groep werkt met de Europese Commissie, nationale regeringen en de academische wereld aan vernieuwende projecten waarmee de implementatie van e-learning in Europa wordt gestimuleerd. Ook adviseert de groep over zaken als ICT-infrastructuur, open normen waarmee inhoud van elearning beter kan worden uitgewisseld, ontwikkeling van een duurzame markt voor inhoud van e-learning en ontwikkeling van onmisbare beroepsmatige en persoonlijke vaardigheden. Mikko Laine, vice-voorzitter van eLIG en senior vice-president van Werner Söderström Corporation (onderdeel van SanomaWSOY), licht zijn standpunt toe over het belang van e-learning en de nieuwe richting die hiermee zou moeten worden ingeslagen.
Wat moet er op het gebied van connectiviteit nog gebeuren? „Technologie, internettoegang en connectiviteit zijn onmisbaar voor de implementatie van e-learning. Momenteel beschikken we over verschillende technologieën die altijd, overal en op elk apparaat een basis bieden voor e-learning. Zelfs met de huidige technologieën en apparaten bedraagt de dekking niet 100 % en sommige technologieën zijn nog steeds te duur voor scholen of universiteiten. Maar ik ben ervan overtuigd dat de komende jaren de prijzen voor connectiviteit en terminals zullen dalen tot een niveau dat voor alle sectoren betaalbaar is.” Maar e-learning is niet alleen een kwestie van infrastructuur en technologie... „Momenteel is inhoud essentieel voor e-learning. Het kost veel werk om inhoud van goede kwaliteit te ontwikkelen en vooral bij inhoud van elearning is het moeilijk om de kwaliteit te beoordelen. Met inhoud van goede kwaliteit zal e-learning echter sneller gemeengoed worden.” Hoe definieert u inhoud van goede kwaliteit voor e-learning? „Het belangrijkste is dat e-learning meer is dan een nieuw woord voor elektronisch lezen. E-learning omvat hulpmiddelen en toepassingen die via het internet beschikbaar zijn en creatieve mogelijkheden bieden om de leerervaring te verbeteren.” Zie http://www.elig.org voor meer informatie over eLIG.
12
Betere e-learning voor Europa
Veranderingen bijhouden ls onderwijs inderdaad in de eerste plaats een nationaal voorrecht is waarbij lidstaten en belangrijke partijen in het onderwijs verantwoordelijk zijn voor de implementatie van e-learning, dan speelt de Europese Unie een belangrijke rol bij het verzamelen van ervaringen in Europa en bij het opstellen van richtsnoeren voor een gemeenschappelijke strategie. Dit kan alleen worden gerealiseerd als de EU beschikt over goede monitoring- en waarnemingsinstrumenten. Verschillende projecten worden nu op Europees niveau ten uitvoer gelegd om dergelijke instrumenten vorm te geven. Hieronder volgen drie treffende voorbeelden.
A
Focus
Focus
eWatch
DELOS
eWatch is een waarnemingsplatform dat erop is gericht meer inzicht te verwerven in de vernieuwing en verandering van het Europese onderwijs. Het project beoogt:
Het project Delos beoogt de oprichting van een duurzaam waarnemingssysteem waarmee de ontwikkeling van het eLearning-actieplan wordt gevolgd. Het is bedoeld om de coördinatie van bestaande inspanningen te bevorderen teneinde:
• het overheidsbeleid te volgen op nationaal, regionaal en lokaal niveau; • praktische en vernieuwende informatie te verzamelen op het gebied van e-learning, zoals onderwijsmarkten en indicatoren; • vernieuwende praktijken op scholen en in het hoger onderwijs in kaart te brengen; • de verspreiding van onderzoeksresultaten, kennis en ervaringen te bevorderen. eWatch maakt deel uit van de actie Minerva in het kader van het Socrates-programma.
• praktische en beleidsmatige ontwikkelingen met betrekking tot e-learning te volgen en te voorspellen, meer bepaald ontwikkelingen binnen internationale organisaties, verschillende EU-diensten en -instellingen en programma’s van de Europese Commissie, zoals Socrates, Leonardo da Vinci en IST; • onderzoek te verrichten naar een alomvattend, efficiënt en relevant waarnemingssysteem en dit vervolgens op de markt te brengen. Dit systeem zou de besluitvorming door beleidsmakers en andere verantwoordelijken voor onderwijs- en opleidingsinstellingen, onderzoekers en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven permanent moeten ondersteunen. De belangrijkste doelstellingen van het project zijn:
Focus L-Change Met het project L-Change worden de veranderingen die voortvloeien uit de algemene verspreiding van ICT gevolgd en geanalyseerd en wordt nagegaan wat hun invloed is op onderwijs, opleiding en levenslang leren. Doorlopend wordt recente informatie verstrekt over de stand van zaken en over de ontwikkelingen op de Europese onderwijs- en opleidingsmarkt. Deze informatie is nuttig voor onderzoekers en leveranciers die actief zijn op deze markt. L-Change houdt ook bij hoe industriële ontwikkeling, beleid, onderzoek en vernieuwing van invloed zijn op de toepassing van ICT in onderwijs- en opleidingsstelsels. Het uiteindelijk doel bestaat erin om betrouwbare ramingen en prognoses voor marktontwikkelingen op te stellen.
• bepalen welke kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren voor ICT in onderwijs- en opleidingsstelsels relevant zijn, waarbij de integratie van deze systemen is gericht op levenslang leren; • op samenwerking gebaseerde strategieën definiëren voor het vastleggen van gegevens (verzameling en analyse), waarbij elke relevante actor een bijdrage kan leveren aan het verzamelen, analyseren en verspreiden van gegevens; • een gedegen partnerschap tussen de betrokken actoren van de grond krijgen; • de economische en organisatorische voorwaarden creëren voor een waarnemingscapaciteit op lange termijn. Deze moet via het project worden opgebouwd middels langdurige betrokkenheid van de desbetreffende actoren, die dienen te worden vertegenwoordigd in de stuurgroep van het project (strategisch raadgevend comité). Het project Delos is een van de projecten die worden gesteund door het eLearning-initiatief.
De belangrijkste activiteiten en producten van L-Change zijn: • studies naar toekomstscenario’s voor onderwijsstelsels en jaarlijks bijgewerkte prognoses; • updates en persberichten over ICT in onderwijs- en opleidingsstelsels; • onderzoek naar bedrijfsstrategieën in deze markt en naar vernieuwende praktijken in geavanceerde leeromgevingen; • jaarverslagen over ICT-gerelateerde veranderingen in onderwijs- en opleidingsstelsels. L-Change werd gesteund door het programma Information Society Technologies (kernactiviteit III, gewijd aan onderwijs en opleiding).
eLearning-actieplan
13
ICT in het nieuwe onderwijs- en opleidingslandschap
Nieuwe vaardigheden in de kennismaatschappij et de komst van het ICT-tijdperk worden nieuwe vaardigheden steeds essentiëler. Digitaal alfabetisme, dus het vermogen om ICT en internet effectief toe te passen, is een van de meest belangrijke vaardigheden. In feite lopen mensen die deze nieuwe vaardigheid niet beheersen evenveel achter als mensen die aan het begin van de negentiende eeuw niet konden lezen of schrijven. Net zo belangrijk is media-alfabetisme, dus het vermogen om te communiceren met alle nieuwe en oude media en daarbij intelligent onderzoek te verrichten.
M
Mensen kunnen deze vaardigheden pas verwerven als de Europese onderwijs- en opleidingsprogramma’s aan de toekomstige uitdagingen het hoofd kunnen bieden. De deur naar digitale integratie zal openzwaaien zodra het onderwijs inspeelt op de belangrijkste uitdagingen van de 21e eeuw: levenslang leren bevorderen, algemene toegang tot onderwijs stimuleren en mensen, meer bepaald jongeren, helpen bij het verwerven van kwalificaties en vaardigheden die ze nodig hebben om te kunnen profiteren van de voordelen die de kennismaatschappij biedt.
Het hoge risico van uitsluiting ICT en internet zijn krachtige katalysatoren voor groei en verandering. Ze zijn van invloed op alle aspecten van ons dagelijks leven, vooral onderwijs, werk en burgerlijke betrokkenheid. Tegelijkertijd gaat de ontwikkeling van de kennismaatschappij gepaard met het risico van een nieuw soort sociale uitsluiting: de digitale kloof. Onvermogen om gebruik te maken van internet en ICT-hulpmiddelen vormt een belemmering voor sociale integratie en persoonlijke ontwikkeling. Dit geldt ook voor onderwijs en opleiding: digitale onkunde kan de toegang tot onderwijs en de mogelijkheid om volwaardig deel te nemen aan het maatschappelijk leven belemmeren. Voor de meeste banen in de industriële sector en de dienstensector zijn bijvoorbeeld al ICT-vaardigheden voor creativiteit, vernieuwing en ondernemerschap vereist. Over enkele jaren worden mensen zonder deze vaardigheden wellicht al uitgesloten van de voordelen die het gebruik van elektronische overheids- en gezondheidsdiensten biedt.
14
Betere e-learning voor Europa
Veranderingen volgen elkaar steeds sneller op We zijn erg snel overgestapt van de vraag of de kwaliteit van onderwijs en opleiding kan worden verbeterd met ICT, internet en e-learning naar de vraag hoe e-learning en nieuwe technologieën het best kunnen worden toegepast op scholen, universiteiten, opleidingscentra en werkplekken. De aandacht verschuift nu geleidelijk van technologie en de levering ervan naar context, effectiviteit, efficiëntie, normen en kwaliteit. Momenteel beschikt 93 % van de Europese scholen over een internetverbinding, met gemiddeld 17 leerlingen per pc. Nu breedband in hoog tempo wordt geïmplementeerd, begint e-learning steeds meer gemeengoed te worden. Er moet echter nog veel werk worden verricht om de digitale kloof te overbruggen en digitale integratie voor alle Europeanen mogelijk te maken.
Focus Wat is media-alfabetisme? Met media-alfabetisme kunnen burgers, vooral dan jongeren, het kritische denkvermogen en de productieve vaardigheden ontwikkelen die ze nodig hebben in de mediacultuur van de 21e eeuw. Media-alfabetisme is het vermogen om vloeiend te communiceren via alle oude en nieuwe media, toegang te hebben tot de krachtige beelden, woorden en geluiden waarmee we dagelijks worden geconfronteerd, en deze te analyseren en te beoordelen. Met deze belangrijke vaardigheid zijn we in staat de beelden en berichten van onze wereldwijde cultuur te interpreteren. Veel mensen staan nog steeds kritisch tegenover massamedia en -amusement, maar omdat intelligent onderzoek de kern van media-alfabetisme vormt, stelt de ontwikkeling van mediatechnologieën en internet mensen in staat volledig deel te nemen aan een democratische maatschappij. Het biedt hun de mogelijkheid om de verschillen tussen informatie en reclame, fictie en werkelijkheid, „virtueel” en „reëel” te begrijpen. Media-alfabetisme biedt jongeren de vaardigheden die ze nodig hebben om nieuwe media te benutten en creatieve inhoud te ontwikkelen. Onlangs zijn zestien projecten in het kader van het eLearning-initiatief gestart. Zij streven volgende doelstellingen na: • mediavertegenwoordiging en mediawaarden in een multimediacontext analyseren; • de productie en distributie van inhoud in verband met media-alfabetisme stimuleren; • het mediagebruik stimuleren om de deelname aan het sociale leven en het gemeenschapsleven te stimuleren; • de netwerkvorming op het gebied van mediaonderwijs versterken; • zich concentreren op de implementatie van initiatieven met betrekking tot media-alfabetisme, waarbij via een praktische aanpak de mediabranche wordt gekoppeld aan het onderwijs.
Focus Structuurfondsen om digitaal alfabetisme te bevorderen Volgend op de conclusies van de Europese Raad van Lissabon riepen de daarop volgende Raden, die de ernst van de toenemende digitale kloof erkenden, op tot actie om ICT in onderwijs- en opleidingsstelsels te integreren, rekening houdend met de noodzaak om economische en sociale samenhang te garanderen. Communautaire acties op dit gebied worden gesteund door de structuurfondsen, die de ontwikkeling en structurele aanpassing van regio’s stimuleren, de werkloosheid bestrijden, de aanpassing van werknemers bevorderen en gericht zijn op de ontwikkeling van het platteland. Bij veel projecten wordt digitaal alfabetisme gestimuleerd via initiatieven op het gebied van e-learning en ICT. Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling financiert regionale initiatieven betreffende de informatiemaatschappij die zijn gericht op de integratie van de informatiemaatschappij in beleidsmaatregelen voor regionale ontwikkeling en werkgelegenheid. Het Europees Sociaal Fonds, dat zich richt op werklozen of inwoners van geïsoleerde of achtergestelde regio’s, stimuleert het gebruik van IT-hulpmiddelen in het kader van sociale dialoog en sociale integratie. Zie de paragraaf „Europese programma’s en initiatieven” op de website voor e-learning (http://elearningeuropa.info) voor meer informatie over het gebruik van structuurfondsen om digitaal alfabetisme te bevorderen.
ICT in het nieuwe onderwijs- en opleidingslandschap
15
ICT in het nieuwe onderwijs- en opleidingslandschap
De uitdaging van nieuwe vormen van alfabetisme en vaardigheden op het gebied van e-learning Een interview met Tapio Varis, professor en hoogleraar mediaonderwijs aan de universiteit van Tampere (Finland) en Unesco-leerstoelhouder in wereldwijde e-learning.
Hoe is de definitie van alfabetisme totstandgekomen? In de meeste hedendaagse definities wordt alfabetisme beschreven in relatieve in plaats van absolute termen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat er niet één kennis- of vaardigheidsniveau is waarop iemand als geletterd kan worden beschouwd, maar dat alfabetisme op meerdere niveaus en in verschillende vormen voorkomt.
© E.C.
Docenten, leerlingen, werknemers en burgers moeten zich deze nieuwe vormen van alfabetisme eigen maken om hun kennis en kritisch denkvermogen te verbeteren.
Wat zijn de nieuwe vormen van alfabetisme? Technologisch alfabetisme is het vermogen om informatie effectief te bereiken en door te geven met nieuwe media als internet. Informatiealfabetisme is het vermogen om informatie te verzamelen, te organiseren en te evalueren en een gefundeerde mening te vormen op basis van de resultaten. Mediacreativiteit heeft betrekking op de capaciteit om inhoud te produceren en te distribueren onder verschillende doelgroepen. Bij algemeen alfabetisme gaat het om inzicht in de onderlinge afhankelijkheid tussen mensen en naties en het vermogen om samen te werken en om te gaan met andere culturen. Alfabetisme met verantwoordelijkheid is het vermogen om rekening te houden met de sociale gevolgen die media hebben voor bijvoorbeeld veiligheid en privacy.
16
Betere e-learning voor Europa
Welke uitdagingen doen zich hierbij voor? Op belangrijke terreinen van ons leven staan we voor enorme uitdagingen: onderwijs, vaardigheden op de werkplek en burgerlijke betrokkenheid. Scholen moeten zich aanpassen zodat leerlingen de benodigde vaardigheden kunnen ontwikkelen. Maar de meeste pogingen in het onderwijs schieten nog steeds tekort. Veel ondernemingen zien niet in dat ze zich uiteindelijk in de vingers snijden als ze hun werknemers niet opleiden. Omdat overheden zijn begonnen met elektronische dienstverlening, moeten ze manieren vinden om deze diensten gebruiksvriendelijk te maken. De overheidssector en non-profitorganisaties moeten burgers ook helpen gebruik te maken van de hulpmiddelen van het internet en hen zodoende betrekken bij overheidsbeleid en gemeenschapsactiviteiten.
Focus Socrates en ICT: de Minerva-actie
Hoe kunnen we het best ervoor zorgen dat Europeanen niet aan de zijlijn van de kennismaatschappij blijven staan? Als we willen profiteren van e-learning, moeten we een antwoord vinden op de volgende vragen: hoe benaderen we het leerproces in de virtuele omgeving? Hoe kunnen we het best traditionele en nieuwe manieren van levenslang leren combineren? Hoe effectief is zelfstudie of leren onder begeleiding via het web, virtuele leslokalen en discussievormen? In welk ontwikkelingsstadium bevinden empirische en interactieve leermodellen zich?
Socrates, het Europese onderwijsprogramma, speelt een belangrijke rol bij de tenuitvoerlegging van de EU-strategie op het terrein van e-learning. Door de acties Comenius (basis- en voortgezet onderwijs), Erasmus (hoger onderwijs), Grundtvig (volwassenenonderwijs), Lingua (talenonderwijs) en Minerva (ICT in het onderwijs) ondersteunt dit programma een reeks activiteiten over het hele onderwijsspectrum. Naarmate het gebruik van ICT voor onderwijsdoeleinden steeds algemener is geworden, is het effect ervan op deze acties en initiatieven dienovereenkomstig toegenomen. De actie Minerva is meer in het bijzonder gericht op het bevorderen van Europese samenwerking op het terrein van ICT en open en afstandsonderwijs. Daartoe financiert de actie projecten, studies en activiteiten die gericht zijn op: • het bevorderen van beter begrip onder leerkrachten, leerlingen, beleidsmakers en het grote publiek van de implicaties van ICT voor het onderwijs en het bevorderen van het kritische, verantwoorde en effectieve gebruik daarvan; • het verzekeren dat pedagogische overwegingen voldoende gewicht krijgen bij de ontwikkeling van ICT en multimediaproducten en -diensten; • het vergemakkelijken van de toegang tot de relevante onderwijsmiddelen, methodologieën en voorbeelden op het terrein van ICT in het onderwijs.
In de nieuwe leercultuur, die meer is gericht op leerlingen dan op docenten, wordt technologie gecombineerd met geesteswetenschappen, kunst en religie. Nieuwe modellen en stijlen zijn empirisch leren via onderzoek, leren op basis van problemen en gemeenschappen en self-management. Nieuwe technologieën en e-learning zijn extra hulpmiddelen voor klassikaal onderwijs. Nieuwe, gecombineerde benaderingen kunnen worden ontwikkeld om de kwaliteit en inhoud van het onderwijs te verbeteren.
Minerva verleent financiële steun aan projecten en studies die de onderwijsbetrokkenen helpen inzicht te verwerven in en gebruik te maken van de vernieuwende processen, aan projecten voor het ontwikkelen en testen van nieuwe methoden, modules en middelen, evenals aan activiteiten ter ondersteuning van de uitwisseling van ideeën en ervaring met betrekking tot OAO en het gebruik van ICT in het onderwijs, meer bepaald de netwerking van informatiecentra, opleidingsinstellingen voor docenten, deskundigen en beleidsvoerders bij thema’s van gemeenschappelijk belang.
Als we naar een elektronisch Europa en sociale rechtvaardigheid willen streven zonder dat een digitale kloof ontstaat, moeten we ervoor zorgen dat alle maatschappelijke sectoren kunnen profiteren van de kansen die ICT biedt ten aanzien van werkgelegenheid, onderwijs en ontwikkeling.
Focus
http://europa.eu.int/comm/education/programmes/socrates/minerva/ ind1a_en.html
E-Learning 4 E-Inclusion Het project E-Learning 4 E-Inclusion is erop gericht de digitale kloof te overbruggen door groeperingen als daklozen, werklozen, vluchtelingen, gehandicapten, senioren en uitgesloten jongeren in de gelegenheid te stellen op een gelijkwaardige basis deel te nemen aan de informatiemaatschappij. In het kader van dit project wordt vooral gezocht naar de beste praktijken teneinde te waarborgen dat stelsels voor e-learning optimaal worden aangewend om personen actief met elkaar in contact te brengen, zodat ze hun eigen cultuur en leefstijl kunnen verspreiden via digitale media. Er worden momenteel vijf waarnemingsposten opgezet die zich richten op personen belast met het realiseren van digitale integratie, zoals maatschappelijk werkers, professoren, deskundigen op het gebied van integratie, webontwerpers, pedagogen, lokale overheden en beheerders.
© E.C.
Digitale integratie kan bijvoorbeeld als volgt via het internet worden gestimuleerd: • virtuele forums en leslokalen; • koppeling van instellingen via een intranet; • elektronische gezondheids- en overheidsdiensten.
ICT in het nieuwe onderwijs- en opleidingslandschap
17
ICT in het nieuwe onderwijs- en opleidingslandschap
De veranderende onderwijsomgeving et e-learning krijgt het lager en middelbaar onderwijs een nieuwe dimensie. Het accent is verschoven van technologie en connectiviteit naar inhoud, nieuwe leermethoden, opleiding van docenten en partnerschappen op basis van nieuwe sociale interacties binnen en buiten scholen.
M
Docenten en leerlingen passen zich aan de nieuwe omgeving aan en de gevolgen daarvan voor leerplannen, opleidingen, technische ondersteuning en organisatorische veranderingen. De verschuiving naar de kennismaatschappij en levenslang leren betekent echter dat docenten nieuwe inhoud en diensten moeten integreren. Leerlingen moeten onafhankelijker worden naarmate ze zich voorbereiden om autonome, verantwoordelijke en creatieve burgers te worden.
© E.C.
Het concept van de docent als „schoolleider” en de school als „leerorganisatie” creëert pedagogische mogelijkheden die zowel kansen als uitdagingen bieden. Via Europese samenwerking worden zo veel mogelijk kansen geboden nu meer dan 5 000 scholen hebben deelgenomen aan onderwijsprogramma’s met veelbelovende resultaten.
Factoren die vernieuwing stimuleren (2) De toepassing van ICT door docenten in Griekenland, Italië, Portugal, Spanje en Nederland. Zie http://www.elearningeuropa.info/ doc.php?lng=1&id=1195 voor meer informatie. (3) Onderzoek naar vertrouwen en vaardigheden van docenten in het lager onderwijs bij het ondersteunen van vernieuwing (IPETCCO = Investigation in Primary Education Teacher’s Confidence and Competence). (4) „Why do you innovate more than me? A comparative analysis of the conditions for fostering ICT-based school innovations in five European countries” door Francesc Pedró, universiteit Pompeu Fabra, Barcelona (Spanje). Zie http://www.elearningeuropa.info/ doc.php?id=1215&lng=1.
Voor een effectieve toepassing van nieuwe technologieën moeten eerst heel wat obstakels uit de weg worden geruimd, zoals het gebrek aan passende opleidingen voor docenten. Tegenwoordig kiezen opleidingen niet meer alleen voor het gebruik van hulpmiddelen en technische knowhow, maar ook voor vernieuwende, praktische onderwijsmethoden via een interdisciplinaire benadering. Een recente studie (2) van IPETCCO (3), die van april 2001 tot juni 2002 bij 583 lagere scholen in vijf landen (Griekenland, Italië, Portugal, Spanje en Nederland) werd verricht, bakende enkele belangrijke factoren af die de toepassing van ICT in het onderwijs kunnen verbeteren en de vernieuwing van pedagogische methoden kunnen stimuleren. Ten eerste is het waarschijnlijker dat op ICT gebaseerde vernieuwingen eerder op een school
18
Betere e-learning voor Europa
worden doorgevoerd naarmate ICT gedurende meer uren wordt gebruikt in het leslokaal. Ten tweede wezen de onderzoekers op een belangrijke externe factor: de aanwezigheid van ICT in het dagelijkse leven. In landen waar ICT in een vroegtijdig stadium is geïntroduceerd, zijn docenten niet geneigd om ICT als vernieuwing op zich te zien, zodat ze zich meer kunnen toespitsen op het potentieel van ICT als hulpmiddel om vernieuwingen in het onderwijs te stimuleren. IPETCCO wees ook op twee interessante factoren die samenhangen met de interne schoolomgeving, en op een die zich buiten de schoolomgeving situeert. Wat de interne factoren betreft, benadrukken de onderzoekers het autonome niveau van de docenten. Hoe meer de docenten nieuwe pedagogische methoden of media toepassen in het leerproces en zelf kunnen bepalen wat ze tijdens de les doen, des te groter is het potentieel voor vernieuwing. Daarnaast merken ze op dat „de invoering van ICT als verplicht vak een gunstige invloed kan hebben op de ontwikkeling van op ICT gebaseerde vernieuwingen. Doordat ICT momenteel een keuzevak is, zijn docenten en leerlingen minder vertrouwd met de nieuwe technologieën. Het verplicht stellen van het vak ICT draagt ook bij tot gelijke kansen: de nieuwe technologieën worden beschikbaar voor leerlingen die hier anders geen toegang toe zouden hebben. Als ICT een verplicht vak wordt, ontstaat ook een behoefte aan gespecialiseerde docenten op dit gebied. (4)”
Loopt de rol van de docent als „kennisautoriteit” gevaar? Een bijdrage van Mario Barajas, universiteit van Barcelona-DOE (Spanje), Friedrich Scheuermann, Centrum voor toekomststudies, Innsbruck (Oostenrijk) en Katerina Kikis, FORTH, Heraklion (Griekenland) ( 5) r wordt algemeen erkend dat de rol van docenten zich richt op het overdragen van informatie, het begeleiden van de activiteiten van leerlingen en het beschikken over vaste, precieze kennis. Tegenwoordig ondergaat deze rol een verandering.
E
Alfabetisme op het gebied van ICT is de eerste stap op weg naar beroepsmatige ontwikkeling. Docenten die betrokken zijn bij vernieuwingen van welke aard dan ook en docenten die ICT toepassen volgen sneller bijscholing voor pedagogische en technische vernieuwingen. Docenten zijn in virtuele leslokalen „lid van een docententeam” en treden dus niet zozeer individueel op. Dit komt door de complexiteit van op samenwerking gebaseerde lessen, zoals internationale lessen of andere vormen van gedistribueerd onderwijs.
Docenten als begeleiders van het leerproces
Onderling afhankelijke rollen maken onafhankelijke leerlingen
In de meeste op ICT gebaseerde leeromgevingen loopt de rol van de docent als „kennisautoriteit” of als overdrager van informatie gevaar wanneer veelvuldig informatiebronnen worden gebruikt die verschillen van de bronnen die de docent aandraagt.
In deze context moeten leerlingen zelfstandig en actief naar relevante informatie zoeken. De rol van onafhankelijke leerling is het logische gevolg van een minder sturende rol van de docent. Daardoor krijgen leerlingen een grotere verantwoordelijkheid in het leerproces.
In deze omgeving fungeren docenten meer als begeleiders van het leerproces of nemen ze de rol van leerling, mentor, medewerker, ontwikkelaar, onderzoeker, levenslange stagiair en teamlid op zich. Docenten accepteren dat leerlingen op specifieke gebieden mogelijk beter presteren en zijn bereid om met en van hen te leren.
De rol van de leerling lijkt te worden bepaald door de pedagogische aanpak in het leslokaal, de rol van de docent en de klasgenoten. Om deze reden nemen leerlingen de rol van docent, medewerker en samenwerker op zich.
Als mentor moeten docenten in hun nieuwe rol bijvoorbeeld leerlingen vormen, coachen en ondersteunen (begeleiden en volgen). Vaak nemen docenten tegelijk met leerlingen deel aan projectactiviteiten om ICT te leren. Als ontwikkelaar kunnen ze lesmateriaal in hoofdzakelijk elektronische vorm ontwikkelen of input geven. Er is een trend waarbij de docent wordt gezien als iemand die zijn eigen ervaringen in het onderwijs onder de loep neemt. Zodoende kan hij nadenken over de vernieuwingen die in het leslokaal worden gestimuleerd en zich deze vernieuwingen eigen maken. Docenten gebruiken onderzoeksresultaten om de leerervaringen van leerlingen op het gebied van ICT te plannen en te verbeteren en deze resultaten relevant te maken voor het leerplan.
Leerlingen neigen algemeen tot een meer actieve, gemotiveerde, diepgaande en zelfregelende rol in het leerproces. Op samenwerking gebaseerd in plaats van individueel lijkt bij het leren de overhand te krijgen. Docenten neigen over te stappen van een traditionele rol naar de rol van begeleider. Er dient te worden opgemerkt dat deze veranderingen zich lijken te beperken tot leersituaties waarin op ICT gebaseerde, „open” toepassingen worden gebruikt, zoals interactieve onderwijsprogramma’s en internet.
(5) De auteurs nemen deel aan het Merlin-consortium (Monitoring and Evaluation of Research in Learning Innovations), dat door de EU wordt gefinancierd, kernactiviteit „Verbetering van de sociaal-economische kennisbasis”.
ICT in het nieuwe onderwijs- en opleidingslandschap
19
ICT in het nieuwe onderwijs- en opleidingslandschap
Jumelage van scholen: groot potentieel voor waardevolle kennisuitwisseling wee docenten praten over de uitdagingen en mogelijke voordelen van jumelage tussen scholen. Maria Tsirampidou is hoofdonderwijzeres van de speciale basisschool in Kilkis (Griekenland). Juan Carlos Ocaña is hoofd van de afdeling geschiedenis en aardrijkskunde op de middelbare school IES Parque de Lisboa in Alcorcón, vlakbij Madrid. Hij werkte mee aan het project „Spring Day in Europe Event” van het European Schoolnet.
T
Wat kunnen we aan pedagogische verbeteringen van de jumelage tussen scholen verwachten?
Wat zijn de grootste obstakels bij de jumelage tussen scholen? MT: Er is een speciale website met een gedetailleerde beschrijving van de scholen nodig zodat deelnemers een instelling kunnen kiezen die aansluit bij hun school en interessen. Leerlingen en docenten (waarom geen ouders?) moeten naar de andere school mogen „reizen”. Deze mobiliteit moet gelden voor hoofddocenten, schooladviseurs en coördinatoren zodat deze beseffen hoe belangrijk het project is.
Maria Tsirampidou: Voor docenten en leerlingen moet de jumelage tussen scholen vooral zijn gericht op een waardevolle uitwisseling van pedagogische, methodologische en educatieve ervaringen en van informatie over verschillende schoolsystemen.
JCO: Verschillende kennisniveaus op het gebied van ICT en taalvaardigheid zouden kunnen leiden tot een onevenwichtige uitwisseling of een uitwisseling waarbij niet het volledige potentieel wordt benut.
Activiteiten kunnen bestaan uit presentaties en uitwisselingen van projecten die de afgelopen jaren op verschillende gebieden zijn uitgevoerd, zoals milieu en gezondheid, en culturele activiteiten. Dit creëert ruimte om pedagogische kwesties en voorstellen voor verbeteringen te bespreken.
Succes is ook afhankelijk van de internetfaciliteiten die op de samenwerkende scholen beschikbaar zijn. Daarnaast moeten we rekening houden met de zeer uiteenlopende leerplannen in de verschillende landen. Waardevolle uitwisselingen kunnen bovendien ook een toegevoegde waarde creëren.
Ook kan er een waardevolle uitwisseling plaatsvinden over het leerplan, zoals lessen, de sfeer op school, leerlingen met speciale wensen, minderheden, geweld, drugs, gelijke rechten en andere thema’s die belangrijk zijn voor ouders en docenten.
Scholen zijn al via samenwerkingsverbanden en netwerken met elkaar verbonden. Welke lessen kunnen worden getrokken uit de ervaring met de ontwikkeling van jumelages tussen scholen?
Juan Carlos Ocaña: Er zijn veel voordelen verbonden aan de jumelage tussen scholen. Een belangrijk voordeel is dat het dagelijkse onderwijs en leerproces een Europese dimensie krijgen. Ook is het belangrijk dat verschillende vormen van samenwerking worden gestimuleerd.
MT: Scholen zitten al tot over hun oren in het werk en moeten zich aan zeer strenge leerplannen houden. Bij alle vormen van samenwerking doet zich dus hetzelfde probleem voor: tijdgebrek. Omdat jumelages tussen scholen met de steun van lokale overheden in het leerplan van elke school moeten worden geïntegreerd, moeten zij van het belang van jumelage worden overtuigd.
Als leerlingen overal in Europa samenwerken, verbetert hun talenkennis. Omdat ICT een onvermijdelijk hulpmiddel in ons dagelijks leven en werk is, is het essentieel dat ICT wordt geïntegreerd in de onderwijsomgeving en dat digitaal alfabetisme wordt gestimuleerd.
20
Betere e-learning voor Europa
JCO: We moeten werken aan concrete projecten zodat lokale overheden, hoofddocenten, docenten en ouders begrijpen welke voordelen kunnen voortvloeien uit de waardevolle uitwisselingen tussen docenten en leerlingen.
Deze projecten moeten worden aangepast aan het nationale leerplan zodat ze een onderdeel gaan vormen van de onderwijsomgeving en een toegevoegde waarde betekenen voor de deelnemers. Wat zijn de voorwaarden of vereisten voor een succesvolle jumelage tussen scholen? MT: Het succes hangt af van de vraag of er gelijkheid tussen de scholen bestaat; verantwoordelijkheden delen; gelijke rollen op zich nemen; regelmatig contact houden via e-mail en gebruik van ICT; en de uitwisseling van producten, brieven, nieuws en taallessen per post. Prioriteit dient uit te gaan naar de samenwerking tussen verschillende regio’s, waarbij scholen met een verschillende cultuur de kans krijgen om van elkaar te leren en nader tot elkaar te komen. De samenwerking tussen twee Scandinavische scholen is bijvoorbeeld minder waardevol dan die tussen Scandinavische en Griekse leerlingen. JCO: Een van de docenten moet als projectverantwoordelijke worden aangesteld die op het soepele verloop ervan toeziet. Dit is belangrijk omdat er een doorlopende briefwisseling moet plaatsvinden om de relatie tussen de samenwerkende scholen te onderhouden en te koesteren. Ook moeten de managementteams samenwerken. Daarom moeten ook de hoofddocenten actief deelnemen. Medewerkers en leerlingen die meerdere talen beheersen en de juiste internetfaciliteiten en ICTmogelijkheden hebben, zijn belangrijk voor succes. Ook is een goede relatie tussen docenten en leerlingen uiterst belangrijk.
ICT in het nieuwe onderwijs- en opleidingslandschap
21
ICT in het nieuwe onderwijs- en opleidingslandschap
Nieuwe dimensie in het hoger onderwijs n haar openingstoespraak voor het Learntechforum in februari 2003 beschreef Commissielid Viviane Reding hoe e-learning leidt tot fundamentele veranderingen in onderwijs- en opleidingsstelsels. Dit geldt voornamelijk voor het hoger onderwijs, waar e-learning in allerlei vormen voorkomt: e-learning kan een aanvulling vormen op traditionele onderwijsmethoden, virtuele universiteiten creëren, ten grondslag liggen aan instellingen voor afstandsonderwijs of studenten virtuele mobiliteit bieden. Ook kan e-learning het begin van levenslang leren zijn.
I
In veel instellingen wordt e-learning gebruikt om het traditionele onderwijs te steunen via on-linelesmateriaal of elektronische handleidingen. Hierdoor ontstaat ook de mogelijkheid tot samenwerking tussen universiteiten. Zevenhonderd Europese universiteiten stellen tegenwoordig gezamenlijk lesmateriaal op en organiseren elektronische discussies tussen studenten.
elektronisch leren zullen worden gericht op persoonlijke toegang tot en verstrekking van leerstof.”
Virtueel leren E-learning heeft de groei van virtuele universiteiten in Europa, netwerken van traditionele universiteiten, universiteiten voor afstandsonderwijs en telecommunicatieprojecten versneld. MENU, dat cursussen voor universiteiten in elf landen ontwikkelt, is hiervan een goed voorbeeld (zie kader). Europese studenten worden gestimuleerd om „virtuele mobiliteit” aan te grijpen als aanvulling op programma’s als Erasmus, waarmee uitwisselingen tussen universiteiten plaatsvinden. Virtueel mobiele studenten kunnen een dergelijke uitwisseling voorbereiden of combineren met „virtuele Erasmus-activiteiten” op hun eigen universiteit.
Is e-learning gemeengoed? Onderzoek speelt een essentiële rol in het hoger onderwijs. Via e-learning kunnen instellingen hun expertise bundelen. Met het project eMerge bijvoorbeeld, dat wordt geleid door de universiteit van Bordeaux (Frankrijk), krijgen studenten die technisch onderzoek verrichten toegang tot laboratoria via het internet.
Democratisch leren E-learning maakt het hoger onderwijs ook democratischer omdat mensen worden bereikt die niet over de financiële middelen of de mogelijkheden beschikken om naar de universiteit te gaan. In plaats hiervan kunnen ze afstandsonderwijs volgen, waarbij de studie en begeleiding via het internet kunnen verlopen. Er zijn tegenwoordig meer dan 4 000 medewerkers bezig met de ontwikkeling van materiaal voor afstandsonderwijs voor meer dan 900 000 studenten in 14 landen. Ze worden gecoördineerd door de European Association of Distance Teaching Universities. Afstandsonderwijs wordt ook gebruikt voor kinderen van mobiele ouders, die in het conventionele onderwijs vaak uit de boot vallen. In het zesde kaderprogramma voor onderzoek benadrukt de Europese Commissie als volgt hoe belangrijk het is dat iedereen toegang krijgt tot e-learning: „De werkzaamheden op het gebied van 22
Betere e-learning voor Europa
Dit zijn enkele goede voorbeelden van wat met e-learning kan worden bereikt, maar is e-learning een trend? Sommige analisten maken zich zorgen dat veel instellingen, ondanks aanzienlijke prikkels van de Europese Unie in de vorm van royale subsidies en beleidssteun, hun onderwijsmethoden nog te weinig hebben heroverwogen om e-learning te integreren. Hoewel e-learning zou moeten leiden tot nieuwe partnerschappen tussen de academische wereld en het bedrijfsleven, leggen momenteel alleen de oudste en meest prestigieuze instellingen dergelijke contacten. Het onderwijsbeleid verandert langzaam en andere kleinere instellingen moeten de kans aangrijpen die e-learning biedt. In antwoord op de vraag of e-learning gemeengoed zal worden, antwoordde Commissielid Reding: „Ja, maar we staan nog maar aan het begin van een lang proces.”
Focus MENU: een model voor een Europese netwerkuniversiteit Het model voor een Europese netwerkuniversiteit (MENU) voor e-learning kwam in 1992 voort uit vier Noorse onderwijsinstellingen en omvat inmiddels elf partners in Noorwegen, Zweden, Finland, het Verenigd Koninkrijk, Spanje, Italië en Griekenland. Het is een van de eerste netwerkuniversiteiten in Europa. Harald Haugen van de Stord/Haugesund-universiteit in Noorwegen, die MENU coördineert, legt uit dat de meeste partners al veel ervaring met e-learning hebben opgedaan. Op zijn eigen universiteit worden bijvoorbeeld cursussen gegeven waarbij studenten elektronische „portefeuilles” samenstellen, terwijl de universiteit van Greenwich videocolleges aanbood. Andere instellingen hebben gevraagd of ze ook konden deelnemen aan het project, maar MENU wil niet de fout van een te snelle groei begaan. „Als je meer partners hebt, zijn er ook meer meningsverschillen”, geeft Haugen toe. Hoewel MENU dus nog even groot is als in het begin, zijn er toch banden gelegd met instellingen in de Verenigde Staten en Australië en liggen er plannen klaar om cursussen en studieprogramma’s met hen uit te wisselen. MENU in actie MENU kwam echt goed van de grond in 2002 met steun van de Europese Commissie en zal in de huidige vorm blijven opereren tot eind 2003. Momenteel worden toekomstige activiteiten gepland en wordt een ondernemingsplan voor een netwerkuniversiteit voorbereid. Het is de bedoeling dat dit plan flexibel genoeg is om rekening te houden met de interessevelden en activiteiten van de partners. Dankzij de structuur kan het project bestaan als onafhankelijke organisatie of virtueel netwerk. Het academische programma begint met een algemene Europese mastersgraad en in december 2002 studeerde in Noorwegen de eerste groep „MENU-studenten” af in „ICT in het onderwijs”. Noorse instellingen plannen nog een gezamenlijk programma op het gebied van techniek, waarbij ze samenwerken met de Griekse MENU-partners. „Als we willen dat een netwerkuniversiteit wordt geaccepteerd, is het zeer belangrijk dat alle cursussen hetzelfde hoge niveau hebben”, legt Haugen uit. „Soms vinden traditionele universiteiten het moeilijk om e-learning te accepteren, meer bepaald als studenten geen cursussen volgen aan hun universiteit. Op sommige plaatsen wordt onderwijs via het internet niet geaccepteerd en beoordelen universiteiten geen scripties die aan andere instellingen werden gemaakt.” Vernieuwing in praktijk Hoe vernieuwend is dus de aanpak van MENU? Erg vernieuwend, hoopt Haugen. „Terwijl veel instellingen het zogenaamde „Volkswagen-model” gebruiken, wat betekent dat colleges op het internet worden gepubliceerd, zijn we op zoek naar meer gecombineerde oplossingen waarbij studenten conventionele leermethoden kunnen combineren met videocolleges en webdiscussies.” Hoewel de financiering van MENU afloopt in 2003, gaat het programma door. „MENU heeft ons zeer zeker voor uitdagingen gesteld, maar is de moeite waard geweest”, besluit Haugen.
ICT in het nieuwe onderwijs- en opleidingslandschap
23
ICT in het nieuwe onderwijs- en opleidingslandschap
Belangrijke uitdagingen voor het hoger onderwijs in het ICT-tijdperk Jim Devine, directeur van IADT, Dun Laoghaire (Ierland) De situatie in Ierland schetst de mogelijkheden waarover Europese hogeronderwijsinstellingen beschikken, de strategieën die geleidelijk in praktijk worden gebracht en de nieuwe uitdagingen die zich voordoen. In een strategisch artikel van Skilbeck uit 2001, „The University Challenged”, worden belangrijke kansen en uitdagingen beschreven. De samenwerking tussen universiteiten, technische hogescholen en mediaorganisaties biedt een belangrijke kans om collegemateriaal van hoge kwaliteit samen te stellen, terwijl tegelijkertijd wordt voorkomen dat nodeloos dubbel werk wordt verricht. In ieder geval moet op middellange termijn ernstig rekening worden gehouden met concurrentie van wereldwijde, virtuele universiteiten die door technologie worden gedreven. Universiteiten en technische hogescholen in Ierland hebben een organisatie opgericht die ervaring heeft met ICT in het onderwijs. De experimentele fase en de fase van vroegtijdige implementatie maken nu plaats voor meer strategische ideeën. Het gebruik van op het web gebaseerde „beheerssystemen voor studenten” is niet langer een nieuw fenomeen, maar de nadruk ligt nog steeds grotendeels op ondersteuning van traditionele methoden. We zien een ontwikkeling in de richting van „gecombineerd” leren. We kunnen alleen verwachten dat wanneer we voor een meer strategische aanpak kiezen, er zich meer radicale, vernieuwende oplossingen zullen voordoen die rijk zijn aan media. De European University Association (EUA) verstrekt adviezen over strategieën voor ICT en e-learning. Het Hectic-verslag, dat door de Coimbra-groep is gepubliceerd, bevat ook een stappenplan dat op ervaringen met beste praktijken is gebaseerd.
Huidige ontwikkelingen en problemen met betrekking tot ICT in het Ierse onderwijs • Instellingen gebruiken ICT om te zoeken naar nieuwe manieren voor het beheer van bestaande processen. Overal vinden experimenten plaats, maar in de meeste gevallen zijn deze als onder-
24
Betere e-learning voor Europa
steuning met „toegevoegde waarde” gericht op studenten die op een campus verblijven. • De grootschalige implementatie van e-learning staat of valt met een betrouwbare infrastructuur. Deze verschilt per universiteit en studenten klagen nog steeds over ontoereikende toegangsniveaus. De bredere acceptatie van e-learning wordt ook in de weg gestaan door de vertraging in de uitbreiding van breedband naar de thuisomgeving. Deze situatie zal volgens planning wezenlijk verbeteren in 2003. • Evenals andere landen maken docenten melding van een toenemende werkdruk wanneer studenten beter toegang hebben via omgevingen voor e-learning. Hiervoor is een zorgvuldige monitoring en een zorgvuldig beheer nodig en dient personeel te worden opgeleid en bijgeschoold om het enthousiasme en de inzet te behouden. • Goede, pedagogische inhoud is essentieel voor e-learning. We moeten kritisch zijn tegenover omgevingen die niet meer dan een „tekstboek op het scherm” bieden. Deze kunnen uiteindelijk een omgekeerde uitwerking hebben, aangezien ze een oppervlakkig leergedrag stimuleren. • Universiteitsgebouwen moeten geschikt worden gemaakt voor e-learning. Nieuw gebouwde bibliotheken fungeren bijvoorbeeld als informatiecentra die door een netwerk zijn verbonden.
Stand van zaken in Ierland Het hoger onderwijs staat aan het begin van een overgangsperiode en het strategische belang van e-learning wordt erkend. De resultaten tot op heden zijn grotendeels te danken aan de inspanningen van hogeronderwijsinstellingen, die onafhankelijk van elkaar optreden. De volgende stap is strategische samenwerking teneinde het potentieel optimaal te benutten.
Levenslange e-learning n haar strategie om tegen uiterlijk 2010 de meest concurrerende kennismaatschappij ter wereld te worden heeft de Europese Unie benadrukt dat het concept „leren” moet worden uitgebreid tot ver buiten de grenzen van de traditionele onderwijs- en opleidingsstelsels (scholen, universiteiten, instituten). Het idee van levenslang leren is ontstaan. Vanaf de voorschoolse periode tot de periode na pensionering omvat het alle vormen van onderwijs en opleiding: formeel (in een onderwijsomgeving die op een beoordelingssysteem is gebaseerd, zoals een examen aan het einde van het jaar), niet-formeel (in een vastgestelde onderwijsomgeving die niet wordt afgesloten met een officiële kwalificatie) of informeel (buiten een kader of zonder beoordeling).
I
Het is geen verrassing dat e-learning een uitstekend instrument is om levenslang leren werkelijkheid te laten worden. Een voorwaarde hiervoor is echter wel dat het grote publiek toegang krijgt tot elektronische media. Zodoende stimuleert de Europese Commissie het concept van lokale centra voor ICT-onderwijs. Ook is het belangrijk dat e-learning wordt aangepast aan individuele wensen en stijlen en als sociaal proces wordt gezien, waarbij leerlingen kunnen omgaan met het materiaal en samenwerken met andere leerlingen, docenten, opleiders en mentoren.
nen begrijpen, aanpassen en gebruiken volgens hun eigen vereisten. Bedrijfsoplossingen voor e-learning vergen bovendien aanzienlijke investeringen in infrastructuur, inhoud en diensten en zijn daarom alleen kosteneffectief wanneer er voldoende cursisten zijn. Daarom zijn nieuwe benaderingen vereist om KMO’s te helpen bij het realiseren van de kritische massa die nodig is voor kosteneffectieve oplossingen voor e-learning. Voor dergelijke benaderingen valt bijvoorbeeld te denken aan vernieuwende partnerschappen tussen de publieke en particuliere sector, zoals regionale raden, kamers van koophandel, het bedrijfsleven en opleidingsverstrekkers.
© E.C.
E-learning biedt bijzondere voordelen als informatie en lesinhoud moeten worden bijgewerkt met het oog op snel veranderende bedrijven, omgevingen en regelgevingen. Een cursus voor medewerkers in een kleine metaalgieterij kan bijvoorbeeld direct worden aangepast aan een veranderde regelgeving betreffende het gebruik van chemische stoffen op de werkplek. De Europese Commissie heeft benadrukt dat er iets moet worden gedaan aan tekortschietende vaardigheden op het gebied van ICT en e-business en dat in dit verband de ontwikkeling van oplossingen voor e-learning moet worden bevorderd.
Leren op het werk Bij levenslang leren moeten uiteraard het bedrijfsleven en de arbeidsmarkt worden betrokken. In een context waarin nieuwe vaardigheden en bekwaamheden als antwoord op de snel veranderende behoeften van het bedrijfsleven en de arbeidsmarkt moeten worden verworven, biedt e-learning een zeer populaire, kosteneffectieve oplossing. (Tot 60 % van de opleidingsbehoeften van enkele belangrijke partijen in de ICT-sector verloopt bijvoorbeeld nu via e-learning.) „Bedrijfsuniversiteiten” behoren tot de meest geavanceerde partijen op dit gebied, vooral in de sector voor informatietechnologie.
Van de mens wordt steeds verwacht dat hij een grotere verantwoordelijkheid op zich neemt en zelf zorg draagt voor zijn ontwikkeling. Werkgevers stappen over van een systeem waarin gestandaardiseerde opleidingen centraal worden verzorgd op een systeem waarin ze investeren in de zelfontwikkeling van hun werknemers. E-learning biedt cursisten de mogelijkheid om hun eigen wensen voor persoonlijke ontwikkeling af te stemmen op die van de snel veranderende werkomgeving. Als zodanig levert e-learning een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van menselijk kapitaal en de verbetering van de arbeidskwaliteit.
Het gebruik van e-learning lijkt duidelijke voordelen voor KMO’s te hebben omdat deze over onvoldoende tijd en geld beschikken om personeel naar externe cursussen te sturen. Verdere inspanningen zijn echter nodig zodat kleine ondernemingen hulpmiddelen en methoden voor e-learning kunICT in het nieuwe onderwijs- en opleidingslandschap
25
De toekomst
Op weg naar een eLearning-programma et eLearning-programma is de tweede fase van het proces dat na de top van Lissabon in maart 2000 is gestart. Tijdens deze top werd afgesproken dat Europa uiterlijk tegen 2010 de meest concurrerende kennismaatschappij moet worden.
H
Dit programma, dat is gepland voor de periode 2004-2006, is erop gericht de effectieve toepassing van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in Europese onderwijs- en opleidingsstelsels te bevorderen, met name via internet. Naar verwachting zal e-learning de kwaliteit van het onderwijs verbeteren, kunnen worden aangepast aan de behoeften van een kennismaatschappij en een bijdrage leveren aan het Europese model voor sociale samenhang. Met het eLearning-programma, dat aansluit op het eLearning-initiatief, wordt het eLearningactieplan verder geïmplementeerd. Daarnaast vormt het programma een aanvulling op de bestaande communautaire acties, zoals het zesde kaderprogramma voor onderzoek, het eTEN-programma en de programma’s voor onderwijs en opleiding, Socrates en Leonardo da Vinci. In het voorgestelde programma worden vier prioriteiten beschreven, gekozen omwille van hun politieke belang en hun relevantie voor de modernisering van de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels. De prioriteiten zijn: bevordering van digitaal alfabetisme; jumelage van scholen via internet; implementatie van Europese virtuele campussen; en bevordering en monitoring van de tenuitvoerlegging van het eLearning-actieplan. Terwijl de toepassing van nieuwe technologieën in de onderwijs- en opleidingssector momenteel reeds wordt gesteund met programma’s als Socrates en Leonardo da Vinci, is het eLearningprogramma zodanig ontworpen dat de grenzen van traditionele onderwijs- en opleidingsmethoden worden overschreden als onderdeel van een daadwerkelijk levenslange leerervaring. Het programma zal een moderne benadering van onderwijs steunen en eventueel ook de mogelijkheid bieden voor het uitproberen van nieuwe, flexi26
Betere e-learning voor Europa
belere onderwijs- en opleidingsmethoden die beter zijn afgestemd op het vernieuwende karakter van e-learning. Het programmavoorstel is goed ontvangen door het Parlement en de Raad en hopelijk kan in de zomer van 2003 hierover een gezamenlijk besluit worden genomen. Hieronder worden de vier prioriteiten gedetailleerder beschreven. 1. Bevordering van digitaal alfabetisme. De prioriteit heeft betrekking op de bijdrage van ICT aan het leerproces, met name voor degenen die door hun geografische locatie, sociale status of speciale behoeften geen traditionele onderwijs- en opleidingsstelsels kunnen genieten. Hiermee wordt beoogd het bewustzijn en begrip te verbeteren met betrekking tot de manier waarop ICT deze minder bevoorrechte groepen kan helpen elementaire en nieuwe vaardigheden op het gebied van onderwijs te verwerven die ze nodig hebben in de kennismaatschappij. In het kader van deze prioriteit worden goede voorbeelden vastgesteld en wordt gestreefd naar synergie tussen de vele nationale en Europese projecten die op deze groepen zijn gericht. 2. Jumelage van scholen via internet. Deze prioriteit is bedoeld om jongeren samen te brengen zodat ze ICT-vaardigheden kunnen leren en oefenen en om het bewustzijn van het Europese model voor een meertalige en multiculturele maatschappij te stimuleren. Door meer scholen aan te zetten tot integratie met andere scholen in Europa kunnen ze pedagogische partnerschappen sluiten en het taalonderwijs en de interculturele dialoog bevorderen. De jumelage kan verschillende vormen hebben: tussen leerlingen, tussen docenten, tussen klassen en tussen scholen. Deze betrekkingen kunnen niet alleen worden gebruikt voor de eenvoudige uitwisseling van informatie of documentatie en voor gezamenlijke onderzoeksprojecten, maar ook — ambitieus — volledig worden geïntegreerd in het onderwijsstelsel.
Het stelsel voor jumelage via internet sluit goed aan bij de visie van mobiliteit, waarbij Europese jongeren op de middelbare school kunnen deelnemen aan een onderwijsproject van hun keuze met één of meer leerlingen of docenten in een land, of zelfs meerdere landen. Het stelsel steunt ook de ontwikkeling van de vaardigheden van docenten bij de toepassing van ICT en het internet voor pedagogische doeleinden. 3. Universiteiten en hogeronderwijsinstellingen. De prioriteit is gericht op een betere integratie van de virtuele dimensie van fysieke mobiliteit, kwaliteitsborging en het stelsel voor wederzijdse erkenning in het kader van het proces van Bologna. Het doel bestaat erin de ontwikkeling van virtuele modellen voor Europese universiteiten (virtuele campus) en voor Europese uitwisselingsstelsels (virtuele mobiliteit) te bevorderen, voort te bouwen op bestaande Europese samenwerkingsverbanden (Erasmus-programma, proces van Bologna) en een „dimensie voor e-learning” te bieden voor de desbetreffende operationele hulpmiddelen. 4. Bevordering en monitoring van het eLearningactieplan. Deze doelstellingen hebben betrekking op de praktische aspecten van het verspreiden, stimuleren en overnemen van goede praktijken en producten van de vele projecten en programma’s die op Europees niveau of door de lidstaten zijn gefinancierd. Ook moet hiermee de samenwerking tussen de verschillende betrokken partijen een impuls krijgen voor met name de ontwikkeling van partnerschappen tussen de publieke en particuliere sector. Bovendien moet deelname aan internationale projecten met bijvoorbeeld de OESO, de IEA en de Unesco in verband met e-learning worden gestimuleerd. Kortom, al deze prioriteiten en inspanningen zijn bedoeld om ons in ieder geval één stap dichter bij een Europese kennismaatschappij te brengen, een maatschappij waarin levenslang leren niet alleen een virtuele werkelijkheid, maar een reële werkelijkheid is.
De toekomst
27
Informatie
Meer informatie Europese Commissie Directoraat-generaal Onderwijs en cultuur Multimedia-eenheid voor cultuur, onderwijs en opleiding Bureau B-100 03/7 B-1049 Brussel E-mail:
[email protected] Fax (32-2) 296 69 92 http://europa.eu.int/comm/elearning
Overige websites Directoraat-generaal Onderwijs en cultuur http://europa.eu.int/comm/dgs/education_culture/index_en.htm Het eLearning-portaal http://elearningeuropa.info De actie Minerva van het Socrates-programma http://europa.eu.int/comm/education/socrates/minerva/ind1a.html Actieplan eEurope http://europa.eu.int/information_society/eeurope/index_en.htm Directoraat-generaal Informatiemaatschappij http://europa.eu.int/comm/dgs/information_society/index_en.htm Actie om onderwijs en opleiding in Europa te bevorderen voor onderzoek en ontwikkeling http://www.proacte.com IST-programma (Information Society Technologies) http://www.cordis.lu Europese kennismaatschappij http://europa.eu.int/comm/employment_social/knowledge_society/index_en.htm Directoraat-generaal Werkgelegenheid en sociale zaken http://europa.eu.int/comm/dgs/employment_social/index_en.htm Directoraat-generaal Ondernemingen http://europa.eu.int/comm/enterprise/ict/policy/ict-skills.htm Directoraat-generaal Onderzoek http://europa.eu.int/comm/dgs/research/organisation_en.html Directoraat-generaal Regionaal beleid http://europa.eu.int/comm/dgs/regional_policy/index_en.htm
28
Betere e-learning voor Europa
Vernieuwende acties http://europa.eu.int/comm/regional_policy/innovation/index_en.htm Interreg-initiatief http://europa.eu.int/comm/regional_policy/interreg3/index_en.htm Europese Investeringsbank http://www.bei.org Cedefop (Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding) http://europa.eu.int/agencies/cedefop/index_nl.htm Eurydice http://europa.eu.int/comm/education/eurydice.html Eurostat http://europa.eu.int/comm/eurostat/Public/datashop/print-catalogue/EN?catalogue=Eurostat
Met dank aan SUN Microsystems en de bibliotheek met digitale foto’s van directoraat-generaal Regionaal beleid voor het gebruik van foto’s in deze publicatie.
Onderwijs en cultuur
NL NC-52-03-207-NL-C
Meer gegevens over de Europese Unie vindt u op internet via de Europaserver (http://europa.eu.int) Luxemburg: Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen, 2003 © Europese Commissie, 2003 Overneming met bronvermelding toegestaan. Printed in Belgium GEDRUKT OP CHLOORVRIJ GEBLEEKT PAPIER
Publicatiebureau Publications.eu.int