Werkboek Bestuursprocesrecht
Bestuursprocesrecht werkboek
Beroepsopleiding Advocatuur
Werkboek Bestuursprocesrecht
© 2011, versie N11, Nederlandse Orde van Advocaten. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze (hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier) zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Nederlandse Orde van Advocaten. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgaven is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (art. 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaardt/aanvaarden de Nederlandse Orde van Advocaten en/of haar auteurs geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de gevolgen hiervan.
2
Werkboek Bestuursprocesrecht
Inhoud werkboek
1. Programma cursusdagen
4
2. Voorbereidend werk/leerdoelen
5
3. Voorbereidende werkvragen
6
4. Instructie onderdeel 1 van de aanritscasus: praktijkoefening ontvankelijkheid (eerste cursusdag)
8
5. Instructie onderdeel 2 van de aanritscasus: praktijkoefening ontvankelijkheid (eerste cursusdag)
9
6. (Extra) Casus Pannenkoekenboerderij (eerste cursusdag)
10
7. Instructie onderdeel 3 van de aanritscasus: praktijkoefening ontvankelijkheid (tweede cursusdag)
13
8. Instructie onderdeel 4 van de aanritcasus: voorlopige voorziening (tweede cursusdag)
14
9. Instructie onderdeel 5 van de aanritcasus: kosten en versnelling procedure (tweede cursusdag)
15
10. (Extra) Casus Tour
16
11. (Extra) Casus Openluchtmuseum te Arnhem (tweede cursusdag)
17
12. Casus A t/m J (derde cursusdag)
19
13. (Extra) Casus beroep bij bestuursrechter/casus hamvraag (derde cursusdag)
24
14. (Extra) Casus uitspraak, na de uitspraak en schadevergoeding (derde cursusdag)
25
15. Toetsvragen 17 juni 2011
26
3
Werkboek Bestuursprocesrecht
1.
Programma cursusdagen
Eerste Cursusdag Opzet/inhoud Opening, welkom en kennismaking. Bespreking van het cursus- en dagprogramma, algemene doelstelling en leerdoelen van de cursus Algemene wet bestuursrecht/rechtsbescherming tegen de overheid Ontvankelijkheid in het bestuursrecht Verhouding burgerlijk recht en bestuursrecht Onderdeel 1 aanritscasus, ontvankelijkheid Onderdeel 2 aanritscasus, ontvankelijkheid
Tweede cursusdag Opzet/inhoud Opening, welkom en kennismaking Voorprocedures en bezwaar en administratief beroep Onderdeel 3 aanritscasus, bezwaarschriftprocedure Voorlopige voorziening Onderdeel 4 aanritscasus, voorlopige voorziening Onderdeel 5 aanritscasus, kosten en versnelling procedure
Derde cursusdag Opzet/inhoud Opening, welkom en kennismaking Inleiding op behandeling zaak bij rechtbank Bijwonen zitting rechtbank Nabespreking zaak Algemene opmerkingen over beroep bij de bestuursrechter. Korte inleiding, opdrachten Uitspraak en na de uitspraak. Opdrachten, steeds gevolgd door inleiding over: Wat kan de uitspraak inhouden Uitspraak en na de uitspraak (vervolg) - schadevergoeding en proceskosten - hoger beroep
4
Werkboek Bestuursprocesrecht
2.
Voorbereidend werk/leerdoelen
Als voorbereiding op het onderdeel Bestuursprocesrecht dient u het cursusboek te bestuderen. Als introductie voor de eerste cursusdag de hoofdstukken 1, 2, 4 en 5, voor de tweede cursusdag de hoofdstukken 3, 6, 8.1 t/m 8.4 en 10 en voor de derde cursusdag de hoofdstukken 7, 8.5, 8.6 en 9. Uitgangspunt is dat bij bestudering van die hoofdstukken, óók kennis genomen wordt van de wetsartikelen en rechtspraak waarnaar in de tekst van het cursusboek wordt verwezen. Ten behoeve van uw voorbereidend werk is in dit werkboek per cursusdagdeel een aantal vragen opgenomen. Aan de hand van die vragen kunt u zelf na bestudering van de opgegeven hoofdstukken toetsen of die hoofdstukken voldoende zijn bestudeerd/begrepen. Leveren de vragen problemen op, dan kunt u die tijdens de cursus uiteraard aan de docenten voorleggen. Vergeet u niet de tekst van de Awb (meest recente druk) mee te nemen naar de cursusdagen! Casus De in dit werkboek opgenomen casus worden tijdens de cursusdagen behandeld en behoeven behoudens andersluidende instructie van de docent, niet van tevoren te worden bestudeerd. Leerdoelen Het boek „Bestuursprocesrecht‟ (8e druk) vermeldt op p. 13 en 14 de leerdoelen van het gelijknamige cursusonderdeel van de Beroepsopleiding. De studiestof die de basis vormt voor de toets bestaat uit het cursusboek „Bestuursprocesrecht‟ (8e druk), het werkboek en de op de cursusdag behandelde stof.
5
Werkboek Bestuursprocesrecht
3. Voorbereidende werkvragen Dag 1 - dagdeel 1 (Algemene inleiding Awb / rechtsbescherming tegen de overheid) 1. Geef enkele doelstellingen van de Awb (er zijn er vier; als u er drie geeft is dat voldoende). 2. In welke hoofdstukken van de Awb staan vooral de bepalingen van materieel bestuursrecht? 3. Welke hoofdstukken zijn van belang voor het bestuursprocesrecht? 4. Geef globaal aan welke stappen een advocaat moet doorlopen bij de vraag of en zo ja, waar kan worden opgekomen tegen een bepaalde handeling. 5. Welke gevolgen heeft de competentietoedeling aan de administratieve rechter in de Awb gehad voor de rol van de burgerlijke rechter in geschillen met de overheid? 6. Fungeert de burgerlijke rechter in geschillen met de overheid als "vangnet", in de zin dat men zich, ingeval een termijn voor het vragen van een bestuursrechtelijke voorziening is verlopen in beginsel nog tot de burgerlijke rechter kan wenden? Dag 1 - dagdeel 2 (Ontvankelijkheid in het bestuursprocesrecht) 1. Welke Awb-bepalingen zijn van belang bij de vraag of een bestuursbeslissing gekenmerkt kan worden als een appellabel besluit? 2. Is het onderscheid tussen beschikking en besluit van algemene strekking onder het regime van de Awb nog van belang? 3. Wanneer kan tegen schadebesluiten beroep op de administratieve rechter worden ingesteld? 4. Hoe kan voor rechtspersonen worden vastgesteld welke belangen zij behartigen? 5. Is rechtspersoonlijkheid vereist indien anderen dan natuurlijke personen bezwaar of beroep instellen? 6. Hoe wordt bij een fictieve weigering de bezwaartermijn vastgesteld? Dag 2 - dagdeel 3 (Bezwaar en administratief beroep) 1. Bevat de Awb voor bestuursorganen ook gedragsnormen waarvan de naleving niet bij de administratieve rechter kan worden afgedwongen? 2. Kan tegen een besluit dat is genomen met toepassing van afdeling 3.4 van hoofdstuk 3 Awb direct beroep op de rechter worden ingesteld? 3. Dient een advocaat in de bezwaarfase een machtiging van zijn cliënt te kunnen overleggen? 4. Kan een bestuursorgaan, nadat tegen een besluit een bezwaarschrift is ingediend, dit besluit nog intrekken of wijzigen? 5. Wat zijn de gevolgen van intrekking van een bezwaarschrift? 6. Heeft het niet gemotiveerd zijn van een bezwaarschrift gevolgen voor de ontvankelijkheid? (vergelijk artikel 6:5 lid 1 sub d) Dag 2 - dagdeel 4 + 5 (Voorlopige voorziening + Beroep bij de administratieve rechter) 1. Geef voor elk van de hierna te noemen voorzieningen aan of het vragen van de voorziening schorsende werking heeft: a. bezwaar en administratief beroep b. beroep bij de rechter c. hoger beroep. 2. Is het mogelijk in hoger beroep een voorlopige voorziening te vragen? Zo ja, bij wie c.q. welke instantie? 3. Wie kunnen een voorlopige voorziening vragen? 4. Welke uitspraken kunnen door de voorzieningenrechter in een voorlopige voorzieningsprocedure worden gedaan? 5. Wanneer vervalt de voorlopige voorziening? 6. Kan een voorzieningenrechter een getroffen voorlopige voorziening slechts ambtshalve opheffen of wijzigen?
6
Werkboek Bestuursprocesrecht Dag 3 - dagdeel 5 (Beroep bij de administratieve rechter) 1. Hoe zal de uitspraak van de administratieve rechter luiden als het verschuldigde griffierecht een dag voor afloop van de daarvoor gegeven termijn van eisers rekening wordt afgeschreven, maar eerst een dag na afloop van de termijn op de rekening van de rechtbank wordt bijgeschreven? 2. Bij welke rechtbank moet u een beroepschrift indienen tegen een besluit van gedeputeerde staten van Groningen, als dat besluit is gericht aan uw in Leeuwarden wonende cliënt? 3. Kent de Awb de mogelijkheid van "comparitie" voor (schikkingspogingen en) het verkrijgen van inlichtingen? 4. Met name uit het sociaal-zekerheidsrecht is het door de rechtbank inschakelen van (medisch) deskundigen een bekend verschijnsel. Welke bepaling(en) uit de Awb geeft/geven de mogelijkheid deskundigen in te schakelen? 5. Tot hoelang voor de zitting kunnen partijen nadere stukken indienen? 6. Kan de rechtbank uitspraak doen zonder dat partijen zijn uitgenodigd voor een mondelinge behandeling (zo ja, in welke gevallen)? Dag 3 - dagdeel 6 (Uitspraak en na de uitspraak) 1. Het is niet persé nodig dat in een beroep bij de administratieve rechter expliciet om vernietiging van het bestreden besluit wordt gevraagd. Om welke reden(en) kan het verstandig zijn dat een partij zich uitdrukkelijk uitspreekt over de wenselijkheid van een vernietiging? 2. Bij een uitspraak inhoudende vernietiging heeft de rechtbank vier keuzen. Welke? 3. Welke twee belangrijke voorwaarden stelt artikel 8:73, eerste lid, Awb bij het toekennen van schadevergoeding? 4. Worden met een vernietiging van een besluit ook de feitelijke gevolgen van het besluit weggenomen? 5. Welk is het besluit dat, in een normale bestuursrechtelijke procedure, wordt vernietigd: het primaire, of het op bezwaar of in administratief beroep genomen besluit? 6. Waar kunt u vinden of tegen een uitspraak van de rechtbank hoger beroep open staat bij de Centrale Raad van Beroep?
7
Werkboek Bestuursprocesrecht
4.
Instructie onderdeel 1 van de aanritscasus: praktijkoefening ontvankelijkheid
Inleiding casus “Schuldenlast”
Opdracht instructie onderdeel 1 De heer Van Straaten heeft sinds het begin van de jaren ‟90 een klein eigen schoonmaakbedrijf. Hij heeft bij de start van het bedrijf van de Sociale Dienst van de gemeente Groningen een rentedragende geldlening ontvangen ter voorziening in bedrijfskapitaal. Het krediet is hem door het College van burgemeester en wethouders verstrekt op grond van de Bijstandbesluit Zelfstandigen en bedroeg, omgerekend, bijna € 50.000,-. Ter zake van de terugbetaling zijn indertijd in een schuldbekentenis enkele voorwaarden opgenomen, onder meer met betrekking tot de te betalen rente en het aantal aflossingstermijnen. Ook is daarin vermeld dat de rechtsvorm van de onderneming niet zonder toestemming van de gemeente mag worden gewijzigd. Het bedrijf van Van Straaten blijkt geen lang leven beschoren. Na ongeveer 8 jaren houdt hij ermee op. Verkopen is geen optie, dus hij bouwt de werkzaamheden af en medio 1998 sluit hij de deur. In datzelfde jaar is aan Van Straaten en zijn echtgenote een uitkering toegekend krachtens de Algemene bijstandswet, de voorloper van de Wet werk en bijstand (WWB). In 2000 heeft het College het bedrijfskrediet, vermeerderd met de verschuldigde rente, teruggevorderd op de grond dat Van Straaten zich niet heeft gehouden aan de eisen die zijn gesteld in de schuldbekentenis. Hij heeft in strijd met de voorwaarden de juridische bedrijfsvorm van zijn onderneming gewijzigd. De vordering is daardoor ineens opeisbaar is geworden. Van Straaten maakt een begin met aflossing, al gaat het niet van harte en laat hij termijnen lopen. Eind oktober 2007 ontvangen Van Straaten en zijn vrouw een brief, gedateerd 25 oktober 2007, waarin is vermeld dat Van Straaten zijn aflossingsverplichting niet is nagekomen en waarin hem wordt meegedeeld dat met ingang van 1 november 2007 maandelijks een bedrag van € 80,78 van de WWB-uitkering wordt ingehouden. De echtgenote van Van Straaten komt eind december 2007 bij u. De spanningen tussen de echtelieden lopen behoorlijk op, zo vertelt zij, als gevolg van de schuldenlast. Haar man wil met de hele affaire het liefst zo weinig mogelijk te maken hebben. Mevrouw Van Straaten vermoedt dat het daarom wellicht het verstandigst is als haar man zo weinig mogelijk wordt betrokken bij de oplossing van de kwestie die zij aan u voorlegt. Zij overhandigt u een brief van 25 oktober 2007 en vraagt u wat zij zou kunnen ondernemen. Opdracht 1 Wat adviseert u mevrouw Van Straaten? Aan welke problemen besteedt u aandacht?
8
Werkboek Bestuursprocesrecht
5.
Instructie onderdeel 2 van de aanritscasus: praktijkoefening ontvankelijkheid
Opdracht instructie onderdeel 2 Niet veel later staat Van Straaten bij u op de stoep. Hij vond het juridische getouwtrek in zijn zaak erg lang duren, meende dat hij onderhand wel genoeg had afgelost, en besloot dat het tijd werd voor actie. Hij heeft zich naar de Sociale Dienst begeven, met de bedoeling een gesprek met de directeur af te dwingen. Toen dat werd geweigerd, sloegen bij Van Straaten de stoppen door. Hij heeft een medewerkster van de dienst over de balie getrokken en haar bedreigd. Toegesneld bewakingspersoneel wist Van Straaten de deur uit te werken. Twee weken na het incident heeft hij een brief ontvangen waarin hem wordt meegedeeld dat zijn actie hem een boete oplevert en dat zijn uitkering een halfjaar zal worden gekort. Van Straaten toont u de brief en vraagt u wat hij moet doen (en wat hij wellicht moet laten). Opdracht 2 Wat bespreekt u met Van Straaten?
9
Werkboek Bestuursprocesrecht
6.
(Extra) casus Pannenkoekenboerderij
De Jong jr. heeft in de landelijke en natuurrijke gemeente Bosdorp de pannenkoekenboerderij van zijn vader overgenomen. De pannenkoekenboerderij is idyllisch gelegen in het buitengebied op een kruising van enkele zand- en fietspaden. De Jong jr. voelt er echter weinig voor om de rest van zijn leven als pannenkoekenbakker te slijten. Hij heeft daarom besloten de pannenkoekenboerderij te verbouwen tot mega-vermaakcentrum waar voor de jeugd in het dorp regelmatig disco‟s, “schuur”feesten en houseparty‟s worden georganiseerd. Voor een dergelijke gebruikswijziging is een exploitatievergunning van B&W vereist. Op 2 juli 2007 heeft De Jong jr. een dergelijke vergunning aangevraagd bij B&W. 1. Wanneer dienen B&W uiterlijk op deze aanvraag te beslissen? Het college besluit in zijn vergadering van 3 september 2007 de gevraagde exploitatievergunning te verlenen. Door ziekte van de behandelend ambtenaar laat de uitvoering van dit besluit even op zich wachten. Pas op 10 september 2007 wordt de brief aan De Jong jr. verzonden, waarin wordt aangekondigd dat de exploitatievergunning is verleend. 2. Wat is de eerste dag van de bezwaartermijn? En wat de laatste dag? De Jong jr. kan zich niet verenigen met een van de voorwaarden in de exploitatievergunning, namelijk het sluitingstijdstip op zaterdagavond (03.00 uur). Hij vindt dit veel te vroeg. De Jong jr. wendt zich tot de plaatselijke advocaat die – natuurlijk op de laatste dag van de termijn – een bezwaarschrift concipieert en indient. Hij doet dat per koerier. Deze bezorgt het bezwaarschrift twee dagen later met bericht van ontvangst, op het gemeentehuis. 3. Is dit bezwaarschrift ontvankelijk? Ook het gepensioneerde echtpaar Rust, dat nabij de pannenkoekboerderij woont, is niet gelukkig met de exploitatievergunning. Omdat de heer Rust actief is in de plaatselijke politiek, heeft hij al op 3 september 2007 van de wethouder gehoord dat de vergunning die ochtend is verleend. Op 4 september 2007 dient hij daartegen een bezwaarschrift in. 4. Is dit bezwaarschrift ontvankelijk? Verder is ook de plaatselijke werkgroep van de vereniging milieudefensie tegen de gebruikswijziging van de pannenkoekboerderij. De plaatselijk secretaris concipieert op de laatste dag van de bezwaartermijn een bezwaarschrift. Op het moment dat hij het bezwaarschrift wil gaan posten, begint het hard te regenen. De secretaris heeft natuurlijk geen auto en de brievenbus is niet naast de deur. Omdat de secretaris toch de volgende dag op het gemeentehuis moet zijn, besluit hij het bezwaarschrift maar niet te posten, maar de volgende dag persoonlijk af te geven aan de verantwoordelijk wethouder. Naar zijn inschatting maakt dit bovendien nog veel meer indruk. Aldus geschiedt. 5. Is het persoonlijk ingediende bezwaarschrift van de werkgroep van de vereniging milieudefensie ontvankelijk? Tot slot kan ook boer Biet, die nabij de pannenkoekboerderij een agrarisch bedrijf exploiteert, zich niet verenigen met de exploitatievergunning. Omdat hij door een aantal persoonlijke affaires het vertrouwen in de gemeentepolitiek volledig heeft verloren, dient hij het bezwaarschrift op 15 oktober 2007 in bij GS.
10
Werkboek Bestuursprocesrecht 6. Wat moeten GS doen? Is het bezwaarschrift tijdig ingediend? Het echtpaar Rust verhuurt zeer regelmatig een deel van hun woning als vakantieverblijf aan de familie Kalm. De familie Kalm woont niet in Bosdorp, en wist dus niet – en kon ook niet weten – dat een exploitatievergunning was verleend. Tien weken na het verlenen van de exploitatievergunning komt de familie Kalm weer bij de familie Rust. De heer Rust vertelt onmiddellijk het grote en slechte nieuws over de exploitatievergunning aan de familie Kalm. Drie weken later maakt de familie Kalm bezwaar tegen de exploitatievergunning. 7. Is dit bezwaarschrift ontvankelijk? In de Bosdorper courant van vrijdag 14 september 2007 wordt – geheel onverplicht – op de gemeentelijke publicatiepagina bekend gemaakt dat aan De Jong jr. een exploitatievergunning is verleend. Daaronder staat vermeld: “Indien u het met het verlenen van deze vergunning niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na deze bekendmaking bij ons college daartegen bezwaar maken.” 8. Wat betekent dit voor de bezwaartermijn? De vader van De Jong jr., De Jong sr., is het met de gebruikswijziging en dus met de exploitatievergunning niet eens. Hij ziet zijn levenswerk – het verkopen van pannenkoeken – in rook opgaan. Omdat vader en zoon niet meer communiceren, heeft De Jong sr. uit de Bosdorper courant moeten vernemen dat de exploitatievergunning is verleend. Op 24 oktober 2007 dient hij een bezwaarschrift in. 9. Is dit bezwaarschrift ontvankelijk?
11
Werkboek Bestuursprocesrecht Kalender 2007 januari ma di wo do vr za zo 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
februari ma di wo do vr za zo 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
maart ma di wo do vr za zo 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
april ma di wo do vr za zo 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
mei ma di wo do vr za zo 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
juni ma di wo do vr za zo 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
juli ma di wo do vr za zo 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
augustus ma di wo do vr za zo 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
september ma di wo do vr za zo 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
oktober Ma di wo do vr za zo 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
november ma di wo do vr za zo 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
december ma di wo do vr za zo 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
12
Werkboek Bestuursprocesrecht 7.
Instructie onderdeel 3 van de aanritscasus: praktijkoefening ontvankelijkheid
Opdracht instructie onderdeel 3 Eind juli 2008 staat Van Straaten opnieuw bij u op de stoep. De verlaging van de uitkering is van de baan. Maar hij moet nog steeds aflossen aan de gemeente. Uw advies aan zijn vrouw heeft maar tijdelijk succes gehad. Officieel hebt u in ieder geval niets gehoord. Van Straaten toont u een brief van 20 juni 2008. De gemeente houdt na een periode van twee maanden opnieuw bedragen in op de uitkering van Van Straaten, voor wie de omstandigheden in de privésfeer ook in ongunstige zin zijn veranderd: zijn echtgenote heeft hem verlaten. Zij is degene die de administratie beheerde en met haar is ook een flink deel van de “boekhouding” verdwenen. Opdracht 3 Aan wat voor acties denkt u ten behoeve van Van Straaten? Schrijf de voor de acties vereiste stukken.
13
Werkboek Bestuursprocesrecht
8.
Instructie onderdeel 4 van de aanritscasus: praktijkoefening ontvankelijkheid
Opdracht instructie onderdeel 4 Zonder dat u daarover iets verneemt, belegt de gemeente een hoorzitting. Uw cliënt krijgt wel bericht en daags voor het horen krijgt u die brief onder ogen. De brief bevat – onder meer – de mededeling dat de gemeente van het houden van een hoorzitting zal afzien als Van Straaten niet op de brief reageert. Uw cliënt vertelt dat hij naar aanleiding van de brief nog niets heeft ondernomen. Opdracht 4 Wat staat u te doen? Waar houdt u rekening mee?
14
Werkboek Bestuursprocesrecht
9.
Instructie onderdeel 5 van de aanritscasus: praktijkoefening ontvankelijkheid
Extra opdracht 5: kosten in bezwaar; dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen U merkt dat deze procedure u veel tijd begint te kosten. Die kosten lopen ook op voor uw cliënt, al procedeert hij krachtens toevoeging. Opdracht 5 Is er een mogelijkheid om iets van die kosten terug te zien? En zijn er mogelijkheden de procedures te versnellen?
15
Werkboek Bestuursprocesrecht
10.
(Extra) Casus Tour
Stel, de Tour de France start dit jaar weer in Rotterdam. De gemeente heeft veel geld moeten neertellen om de wielrenners naar de stad te halen, en moet zien een groot deel daarvan weer in de gemeentekas te krijgen. Daartoe hebben enkele ambtenaren het volgende plan bedacht. Een viertal straten in de onmiddellijke nabijheid van het parcours zal geheel voor het verkeer (uitgezonderd voetgangers) gedurende drie dagen worden afgesloten. De ruimte die in de vier straten vrij komt, zal middels een vergunningenstelsel aan de ambulante handel worden verhuurd. Drie dagen lang een Tourmarkt dus. Om de vier straten te kunnen afsluiten neemt de gemeenteraad een (schriftelijk) besluit (gebaseerd op de Wegenwet, die overigens geen bijzondere rechtsbeschermingsvoorzieningen kent) op 7 januari. Het besluit wordt gepubliceerd op de gemeentelijke website en op de gemeentepagina van een aantal huis-aan-huisbladen. De afsluiting van de straten gaat in op vrijdagochtend 2 juli 06.00 uur en eindigt op zondagavond 4 juli om 24.00 uur. 1.
Kunt u het besluit duiden, in Awb-terminologie?
Hotel Leeuw dreigt door dit besluit drie dagen lang onbereikbaar te zijn, terwijl het (ondanks de verdubbeling van de kamerprijzen) geheel is volgeboekt in die periode. De eigenaar voorziet ernstige klachten/schadeclaims van zijn gasten (waaronder enkele televisieploegen) en wil het besluit, desnoods gedeeltelijk, ongedaan maken. 2.
Welke juridische stappen kan hotel Leeuw ondernemen teneinde het besluit ongedaan te maken?
Nadat u direct na 7 januari voor hotel Leeuw de aangewezen juridische weg heeft ingezet, blijft het stil van de zijde van de gemeente. Begin juni wordt de eigenaar van hotel Leeuw een beetje ongerust, en vraagt u hoe de besluitvorming van de gemeente en/of de rechter kan worden bespoedigd. 3.
Welke juridische stappen onderneemt u?
Maar ook de bewoners van de straten zijn het niet eens met het besluit. Op een actievergadering besluit men tot oprichting van een actiecomité. Dit comité vraagt u om advies. 4.a.
Zal het comité als belanghebbende ontvangen kunnen worden als het bezwaar zou maken of beroep zou instellen?
4.b.
Hoe kunnen eventuele ontvankelijkheidproblemen omzeild worden?
16
Werkboek Bestuursprocesrecht 11.
(Extra) Casus Openluchtmuseum te Arnhem
Het openluchtmuseum te Arnhem heeft een Wet milieubeheervergunning voor een smederij, een expositieruimte, een bakhuis en het brouwen van bier. Omdat de vergunning sterk verouderd is, heeft het openluchtmuseum ongeveer twee jaar geleden een omgevingsvergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aangevraagd bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem. Bij de aanvraag was een rapport over het aantal parkeerplaatsen en de parkeerdruk gevoegd. Bij uitspraak van 2 februari 2011 heeft de rechtbank Arnhem die vergunning vernietigd. Het openluchtmuseum wendt zich tot u met de vraag of zij nu een nieuwe aanvraag moet indienen om alsnog een vergunning te verkrijgen? Wat adviseert u? De vergunning is aangevraagd voor een ambachtcentrum met twee houtkachels, een historische smederij en blikslagerij, een authentieke bakoven en een bierbrouwerij met proeflokaal. Vergunning is tevens gevraagd voor het geven van 524 demonstraties per jaar met de bakoven, smederij en het ambachtcentrum, alsmede voor het gebruik van parkeerplaatsen aan de Groeneweg (één van de toegangswegen tot het openluchtmuseum) in de avond- en nachtperiode. Na enige tijd ontvangt het openluchtmuseum het ontwerp van het te nemen besluit. Daarna volgt een advertentie in het plaatselijke weekblad, de Posthoorn. De advertentie luidt als volgt:
Omgevingsvergunning Wabo Het college van burgemeester en wethouders overweegt een omgevingsvergunning te verlenen aan: - het openluchtmuseum; - de heer De Wit; - V.O.F. Superdoel. Zienswijze indienen en ter inzage legging Gedurende de termijn van ter inzage legging kan eenieder, schriftelijk en/of mondeling, zienswijzen indienen. Een afspraak om de zienswijzen mondeling in te dienen dient, een week voor het verstrijken van de termijn van ter inzage legging, te worden gemaakt via telefoonnummer 06-51537100. De bovengenoemde ontwerp-besluiten liggen in dit kader van 17 februari t/m 1 april 2011 ter inzage bij de Afdeling Milieu van de gemeente Arnhem, in het gemeentekantoor Arnhem-Noord, Van Geeststraat 1 te Arnhem. U kunt daar terecht op: Maandag van 11.00 tot 16.00 uur Dinsdag t/m vrijdag van 09.00 tot 16.00 uur Na afloop van de bovengenoemde termijn wordt het definitieve besluit opgesteld.
Is de advertentie juist opgesteld? Omwonenden van het openluchtmuseum vrezen door de toename van het aantal demonstraties per jaar (voorheen betrof het slechts 50 demonstraties per jaar), hinder te zullen ondervinden van het openluchtmuseum. Daarnaast hebben zij bezwaar tegen het gebruik van de parkeerplaatsen aan de Groeneweg door museumbezoekers. Omdat zij nog niet zeker weten of ze niet nog meer bezwaren hebben tegen het ontwerp-besluit, dienen zij een pro-forma zienswijze in, met het verzoek om een termijn om de zienswijze te motiveren.
17
Werkboek Bestuursprocesrecht Hoe zal het college van burgemeester en wethouders hierop reageren? Het openluchtmuseum heeft er lucht van gekregen dat één van de omwonenden, die tevens wethouder is, bij de beslissing op de aanvraag betrokken is geweest. Het openluchtmuseum vraagt u of dit is toegestaan. Wat is uw antwoord? Het openluchtmuseum is het niet eens met het deel van het ontwerp-besluit, waarin slechts voor 300 in plaats van de gevraagde 524 demonstraties per jaar vergunning wordt verleend. Namens het openluchtmuseum dient u dan ook een zienswijze in. Tevens vraagt u het college van burgemeester en wethouders om de kosten, die uw cliënt heeft moeten maken in verband met de behandeling van de zienswijze, te vergoeden. Vervolgens verleent het college van burgemeester en wethouders bij besluit van 15 maart 2007 de revisievergunning. Uit het besluit blijkt dat de gemeente het verzoek om de kosten te vergoeden gemaakt tijdens de zienswijzeprocedure van de hand heeft gewezen. Is dit juist? Uit de definitieve vergunning blijkt dat geen gevolg is gegeven aan het verzoek van het openluchtmuseum om 524 demonstraties per jaar te mogen geven. Ook is het gebruik van de parkeerplaatsen aan de Groeneweg in de avond- en nachtperiode afgewezen. Het openluchtmuseum vraagt zich af of tegen dit besluit rechtsmaatregelen kunnen worden getroffen door het openluchtmuseum en door de groep omwonenden. Wat is uw antwoord? Het openluchtmuseum vraag u voorts of het mogelijk is om, wanneer beroep wordt ingesteld, een nieuw rapport op te laten stellen waaruit blijkt dat de 524 demonstraties geen overlast veroorzaken, en dat rapport in te brengen. Wat is uw antwoord?
18
Werkboek Bestuursprocesrecht 12.
Casus A t/m J
Beroep bij de rechtbank CASUS A De onderstaande vragen hebben betrekking op de situatie waarin het bestuursorgaan twaalf weken nadat een door de rechtbank daartoe gegeven termijn is verstreken, nog steeds geen verweerschrift heeft ingediend. 1.
Vormt het ontbreken van een verweerschrift een belemmering om het beroep ter zitting mondeling te behandelen?
2.
Welke mogelijkheden heeft de rechtbank om het bestuursorgaan te bewegen het verweerschrift alsnog in te dienen?
3.
Hoe zou de advocaat van eisers kunnen reageren indien het bestuursorgaan geen verweerschrift heeft ingediend, maar ter zitting geheel nieuwe argumenten presenteert?
CASUS B De onderstaande vragen hebben betrekking op de situatie waarin sprake is van een bodemprocedure (zonder verzoek om voorlopige voorziening), waarin de advocaat van eisers een verklaring zes dagen voor de zitting per fax zendt naar de rechtbank en het bestuursorgaan. 1.
Is de rechtbank verplicht om het door de advocaat ingebrachte stuk te weigeren casu quo te retourneren?
2.
Welke mogelijkheden heeft de advocaat van eisers om de verklaring alsnog tot onderdeel van het geschil te maken?
3.
Stel: de advocaat van eisers legt zes dagen voor de zitting een uitspraak over van de ABR over welke van belang is voor de beoordeling van het geschil. Moet of kan de rechtbank dat stuk retourneren?
19
Werkboek Bestuursprocesrecht CASUS C Sinds de inwerkingtreding van de Awb woedt een discussie of de rechtbank zich in beginsel moet beperken tot de gronden die de eisende partij heeft aangevoerd (bestuursprocesrecht als vorm van rechtsbescherming) dan wel of de rechtbank ook moet ingaan op punten die de eisende partij niet heeft aangevoerd (bestuursprocesrecht als vorm van controle op het bestuur). Daarbij passen drie kanttekeningen. Ten eerste: de rechtbank moet aspecten van openbare orde ambtshalve (dus ook als partijen er niet om vragen) toetsen. Wat zijn aspecten van openbare orde? Allereerst: punten die betrekking hebben op de bevoegdheid van de rechtbank (om kennis van het voorgelegde geschil te nemen), de ontvankelijkheid van het bezwaar- en beroepschrift, de ontvankelijkheid van partijen, alsmede de bevoegdheid van bestuursorganen (om het bestreden besluit te nemen). Bovendien: imperatief geformuleerde bepalingen die de belangen van meer partijen (dan de eiser) beogen te beschermen. Ten tweede: ingevolge artikel 8:69, tweede lid Awb is de rechtbank verplicht om feitelijke stellingen van partijen ("het heeft wel erg lang geduurd voordat het bestuursorgaan op mijn bezwaar heeft beslist") te vertalen tot juridische argumenten ("kennelijk heeft eiser willen betogen dat verweerders handelwijze zich niet verdraagt met artikel 6 EVRM"). Ten derde: krachtens artikel 8:69, derde lid Awb kan de rechtbank aanvullend onderzoek verrichten om te bezien of (min of meer) plausibele standpunten juist zijn. 1.
Over welke onderzoeksmogelijkheden beschikt de rechtbank?
2.
Is de beslissing van de rechtbank om geen nader onderzoek te verrichten vatbaar voor hoger beroep?
3.
Stel: de rechtbank verricht nader onderzoek na afloop van de zitting. Welke procesbeslissing moet de rechtbank in zo'n geval eerst nemen?
4.
Stel: de rechtbank verricht nader onderzoek na afloop van de zitting. Mag de rechtbank na afronding van het onderzoek direct uitspraak doen?
Uitspraak en na de uitspraak CASUS D Deze vragen hebben betrekking op een situatie waarin de voorzieningenrechter het beroep van X gegrond heeft verklaard en het bestreden besluit heeft vernietigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening heeft hij afgewezen. 1.
Waarom moet het bestuursorgaan opnieuw op het bezwaar van X beslissen?
2.
Welk probleem kan voor X ontstaan nu de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening heeft getroffen?
3.
Bestaat een dogmatisch bezwaar tegen schorsing van het primaire besluit door de voorzieningenrechter?
20
Werkboek Bestuursprocesrecht CASUS E Stel: de rechter heeft volstaan met de gegrondverklaring van het beroep en de vernietiging van de beslissing op bezwaar. In casus D is al duidelijk geworden dat daarmee het daadwerkelijke geschil niet is geëindigd en zelfs dat de situatie voor partijen alleen maar gecompliceerder kan worden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat partijen - zowel burgers als bestuursorganen - vaak aan de bestuursrechter vragen om het geschil finaal te beslechten, ook al vergt dat een inhoudelijke beoordeling van een bestuurlijke keuze. De Awb biedt twee handvatten, namelijk het in stand laten van de rechtsgevolgen (artikel 8:72, derde lid Awb) en het zelf in de zaak voorzien (artikel 8:72, vierde lid Awb). In stand laten van de rechtsgevolgen: het bestuursorgaan hoeft niet voor de tweede keer op het bezwaar te beslissen ook al is de beslissing op bezwaar vernietigd. Zelf in de zaak voorzien: de bestuursrechter doet wat het bestuursorgaan ten onrechte heeft nagelaten. 1.
Stel: het bestuursorgaan heeft in de bezwaarfase verzuimd om X (en eventuele andere belanghebbenden) te horen. Welke mogelijkheden heeft de rechtbank om de gevolgen van dit verzuim voor het bestuursorgaan te beperken?
2.
Stel: de rechter voorziet zelf in de zaak, door de bezwaren alsnog gegrond te verklaren en door vervolgens - onder verwijzing naar artikel 7:11, tweede lid Awb - het primaire besluit te herroepen. Met welk argument kan het bestuursorgaan in hoger beroep betogen dat die uitspraak in aanmerking komt voor vernietiging?
CASUS F Het bestuursorgaan stelt geen hoger beroep in tegen de uitspraak. Het heeft echter blijkbaar evenmin een concreet voornemen om wederom op de bezwaren te beslissen. Zestien weken na de uitspraak hebben X en eventuele andere belanghebbenden nog niets van het bestuursorgaan vernomen. 1.
Op welke manieren kunnen die partijen het bestuursorgaan, via de bestuursrechter, tot (meer) spoed bewegen?
21
Werkboek Bestuursprocesrecht Schadevergoeding wegens overheidsoptreden CASUS G Elk besluit dat een bestuursorgaan naar aanleiding van een verzoek om oplegging van een last onder bestuursdwang (of oplegging van een last onder dwangsom) neemt, kan leiden tot schade voor een of meer betrokkenen. Besluit het bestuursorgaan tot oplegging van een last onder bestuursdwang, dan kunnen degenen die aangeschreven zijn en gevolg hebben gegeven aan dat besluit, betogen dat zij door dit besluit iets hebben gedaan of nagelaten wat zij zonder handhavingsbesluit zouden hebben nagelaten respectievelijk gedaan. Indien het bestuursorgaan het verzoek om oplegging van de last onder bestuursdwang afwijst, kan de verzoeker stellen dat het achterwege blijven van adequaat bestuurlijk optreden een onomkeerbare situatie c.q. onherstelbare schade tot gevolg heeft. De burger kan op verscheidene manieren proberen de (vermeende) schade op "het bestuur" of "de gemeente" te verhalen. 1.
Noem vier (rechtsmiddelen) waarmee de burger kan trachten de door overheidsoptreden geleden schade vergoed te krijgen.
2.
Stel: het bestuursorgaan heeft schriftelijk gereageerd op een verzoek van X om schadevergoeding in verband met (de handhaving van) een bestuursdwangbesluit. Welke rechter is bevoegd om de rechtmatigheid van die schriftelijke reactie te beoordelen?
3.
In aansluiting op vraag 2. Staat het X vrij om de burgerlijke rechter te adiëren na ontvangst van evenbedoelde schriftelijke reactie?
CASUS H De rechtbank heeft het door X ingestelde beroep gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd, en (mede om die reden) het bestuursorgaan veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die X hangende de beroepsprocedure heeft gemaakt. X wil nu ook vergoeding van de kosten die hij tijdens de bezwaarfase heeft gemaakt. 1.
Kan X die kosten vergoed krijgen via een verzoek om toepassing van artikel 8:73, eerste lid Awb?
2.
Bestaat voor X nog een andere mogelijkheid om de tijdens de bezwaarfase gemaakte kosten te vorderen?
3.
Stel: het beroep van X wordt ongegrond verklaard. Kan X desondanks aanspraak maken op een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75, eerste lid Awb?
22
Werkboek Bestuursprocesrecht Hoger beroep CASUS I Bij uitspraak van de rechtbank wordt het beroep van X gegrond verklaard. X stelt hoger beroep in bij de ABRS, omdat hij het niet eens is met een overweging van de rechter over een bepaald aspect welke overweging voor de uitspraak niet van (doorslaggevend) belang was. Het bestuursorgaan stelt geen hoger beroep in en voldoet hangende de procedure ten overstaan van de ABRS aan het dictum van de uitspraak: hij neemt een nieuwe beslissing op bezwaar. De bezwaren tegen het primaire besluit worden wederom ongegrond verklaard. 1.
Is X in hoger beroep te beschouwen als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid Awb?
2.
Stel: in de reactie op het hoger beroepschrift formuleert het bestuursorgaan nieuwe grieven tegen de in geding zijnde uitspraak, terwijl de termijn voor het instellen van hoger beroep inmiddels is verstreken. Zal de ABR deze grieven in haar beoordeling van de aangevallen uitspraak - casu quo de beslissing op bezwaar casu quo het primaire besluit - (mogen) betrekken?
3.
Stel: X wil in rechte ageren tegen de nieuwe beslissing op bezwaar. Welke rechter is in eerste aanleg bevoegd?
CASUS J Indien de rechtbank een ander oordeel over het (inleidend) beroep velt dan de instantie die in hoger beroep oordeelt, laat zich de vraag stellen hoe het zit met griffierecht dat aan de rechtbank is voldaan en proceskosten die tijdens de procedure zijn gemaakt. Twee situaties: Ten eerste: de rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en geeft toepassing aan de artikelen 8:74 en 8:75 Awb. Vervolgens vernietigt de ABRS de aangevallen uitspraak en zij verklaart het inleidend beroep alsnog ongegrond. Ten tweede: de rechtbank verklaart het beroep ongegrond en geeft geen toepassing aan de artikelen 8:74 en 8:75 Awb. Vervolgens vernietigt de ABRS de aangevallen uitspraak en zij verklaart het inleidend beroep alsnog gegrond. 1.
Ten aanzien van de eerste situatie. Is het bestuursorgaan na de uitspraak van de ABRS gehouden tot vergoeding van proceskosten waartoe zij door de rechtbank is veroordeeld?
2.
Ten aanzien van de tweede situatie. Zal de ABRS in het dictum van haar uitspraak iets zeggen over griffierechten en proceskosten die in eerste aanleg zijn betaald?
23
Werkboek Bestuursprocesrecht 13.
(Extra) Casus Beroep bij Bestuursrechter
Mevrouw Tonen is arbeidsongeschikt. Zij vraagt aan het College van B&W van haar woonplaats om haar blijvende arbeidsongeschiktheid te melden aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het College wijst haar verzoek af, tegen welke beslissing Tonen bezwaar maakt. Dat bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat het College van mening is dat de verzochte aanmelding niet is gericht op rechtsgevolg (en dus geen besluit is). Tonen gaat (tijdig) in beroep. Het College van B&W betoogt in het verweerschrift dat de rechtbank Tonen niet-ontvankelijk zal moeten verklaren, omdat de verlangde aanmelding geen appellabel besluit was. 1.
Dient de rechtbank het verweer dat Tonen niet-ontvankelijk moet worden verklaard, over te nemen?
2.
Stel dat Tonen niet tijdig in beroep was gegaan en de rechtbank haar kennelijk nietontvankelijk had verklaard. Welk rechtsmiddel had Tonen dan ter beschikking gestaan?
3.
Als Tonen hoger beroep wil instellen, bij welke instantie en op grond van welke bepalingen dient dat te geschieden?
4.
Stel: Tonen gaat inderdaad in hoger beroep. Zij verzuimt echter in haar beroepschrift de gronden voor het beroep op te nemen. De ABr gunt haar vervolgens zes weken de tijd dat alsnog te doen. Na het verstrijken van die zes weken heeft de Afdeling nog geen beroepsgronden tegemoet mogen zien. Hoe zal, meest waarschijnlijk, de uitspraak van de ABr nu luiden, denkt u?
5.
Zes dagen voordat de zitting plaatsvindt, worden aan de rechter nog stukken overgelegd (waarin het standpunt van verweerder nog belangrijk wordt gestaafd). Hoe dient de rechter te reageren op het inbrengen van deze stukken?
24
Werkboek Bestuursprocesrecht 14.
(Extra) Casus uitspraak, na de uitspraak en schadevergoeding
Mevrouw Schouten exploiteert aan huis een bescheiden reisbureau. In haar streven haar onderneming wat minder bescheiden te doen zijn, wil zij lichtreclame op de voorgevel van haar pand - woning annex reisbureau - aanbrengen. Op de aanvraag daartoe wordt positief beslist door het gemeentebestuur. Buurman Jansen zou daardoor een stuk minder fraai uitzicht krijgen en enige hinder ondervinden. Jansen gaat te rade bij zijn advocaat en deze dient namens hem een bezwaarschrift in. Het bezwaarschrift wordt ongegrond verklaard. Jansen (z'n advocaat) stelt vervolgens met succes beroep bij de rechtbank in waarop de rechtbank de beslissing op bezwaar vernietigt. 1.
Jansen wil het door hem betaalde griffierecht vergoed zien. Dient hij daartoe actie te ondernemen? En stel dat de rechtbank Jansen vervolgens in het ongelijk stelt, wat geldt met betrekking tot het griffierecht als hij in hoger beroep gaat en zijn beroepschrift gegrond verklaard ziet?
2.
Kan Jansen de kosten die hij in bezwaar en beroep heeft gemaakt, vergoed krijgen? En in hoger beroep?
3.
En moet Jansen voor het verkrijgen van schadevergoeding actie ondernemen?
4.
Stel dat Jansen eerst tijdens de zitting schadevergoeding vordert. Verweerder brengt daar tegen in dat een dergelijk verzoek niet pas op de zitting kan worden gedaan en dat de rechter zich er niet over mag uitlaten. Hoe beoordeelt u dat verweer?
Stel - hoger-beroepsperikelen even daargelaten - dat na de beslissing in eerste aanleg (vernietiging van het bestreden besluit, d.i. het besluit op bezwaar) het bestuursorgaan verzuimt aan de uitspraak uitvoering te geven. Er volgt derhalve geen nieuwe beslissing op bezwaar. 5.
Met welke uitspraakbevoegdheden kan de rechtbank een dergelijke impasse voorkomen?
6.
Stel dat Jansen en het gemeentebestuur overlegd hebben en tot de gemeenschappelijke conclusie zijn gekomen dat zij er niet zo een, twee, drie uitkomen. Zij hebben beide hun hoop gevestigd op de rechtbank en vragen of deze niet bij de uitspraak zelf in de zaak kan voorzien. Valt te verwachten dat de rechtbank aan dit verzoek tegemoetkomt? En is bij de bekendmaking van de uitspraak waarbij de rechtbank zelf in de zaak voorziet, nog een taak voor het bestuursorgaan weggelegd.
25
Werkboek Bestuursprocesrecht
TOETS BESTUURSPROCESRECHT BEROEPSOPLEIDING ADVOCATUUR VOORJAARSCYCLUS 2011 EN INHALERS 17 JUNI 2011 (13.30 - 15.30 UUR)
Naam
: …………………………………………………………
Cursusgroep : ………………………………………………………...
a.
U hebt voor deze toets 120 minuten de tijd. VERGEET U NIET UW GEMAAKTE TOETS IN TE LEVEREN BIJ DE SURVEILLANT?
b.
De toets bestaat uit 3 opgaven. U kunt de opgaven in een zelf gekozen volgorde beantwoorden. Er zijn 16 bladzijden, inclusief dit voorblad. Wilt u dit controleren?
c.
Schrijf duidelijk leesbaar! Onleesbare antwoorden worden niet gehonoreerd. U dient de vragen gemotiveerd, dat wil zeggen geconcretiseerd naar de casus, en in correct Nederlands te beantwoorden; een enkel 'ja' of 'nee' levert geen punten op. Een deugdelijke motivering omvat een toelichting en het noemen van de relevante wetsartikelen. Jurisprudentie behoeft slechts te worden vermeld voor zover deze is opgenomen in het boekje van de Beroepsopleiding. Uit het antwoord moet blijken dat u de stof heeft begrepen en juist heeft toegepast.
Resultaten
Opgave 1
Opgave 2
Opgave 3
(max. 36 punten) (max. 34 punten) (max. 30 punten)
Totaal 1e correctie Totaal 2e correctie Bij 55 punten of meer bent u geslaagd.
26
TOTAAL
Werkboek Bestuursprocesrecht Kalender 2010
januari week 53 m d w d v z z
februari 1
4 5 6 7 1 8 2 9 3 10
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13
11 12 13 14 15 16 17
18 19 20 21 22 23 24
25 26 27 28 29 30 31
1 2 3 4 5 6 7
8 9 10 11 12 13 14
15 16 17 18 19 20 21
22 23 24 25 26 27 28
1 2 3 4 5 6 7
8 9 10 11 12 13 14
april
mei
week 13 14 15 16 m d w d v z z
1 2 3 4
5 6 7 8 9 10 11
12 13 14 15 16 17 18
19 20 21 22 23 24 25
17
1 2
d w d v z z
1 2 3 4
3 4 5 6 7 8 9
10 11 12 13 14 15 16
17 18 19 20 21 22 23
24 25 26 27 28 29 30
5 6 7 8 9 10 11
12 13 14 15 16 17 18
19 20 21 22 23 24 25
30
1
2 3 4 5 6 7 8
9 10 11 12 13 14 15
16 17 18 19 20 21 22
23 24 25 26 27 28 29
november
week 39 40 41 42
43
44 45 46 47 48
4 5 6 7 1 8 2 9 3 10
25 26 27 28 29 30 31
1 2 3 4 5 6 7
d w d v z z
11 12 13 14 15 16 17
18 19 20 21 22 23 24
22 29 23 30 24 31 25 26 27 28
8 9 10 11 12 13 14
15 16 17 18 19 20 21
22 23 24 25 26
31 1 2 3 4 5 6
7 8 9 10 11 12 13
14 15 16 17 18 19 20
21 28 22 29 23 30 24 25 26 27
september
30 31 32 33 34
26 27 28 29 30 31
oktober m
22
augustus
week 26 27 28 29
15 16 17 18 19 20 21
juni
17 18 19 20 21
26 27 28 29 30
juli m
maart
22 29 23 30 24 25 26 27 28
35
35 36 37 38 39
30 31 1 2 3 4 5
6 7 8 9 10 11 12
13 14 15 16 17 18 19
20 21 22 23 24 25 26
27 28 29 30
december 48 49 50 51 52
1 2 3 4 5
6 7 8 9 10 11 12
13 14 15 16 17 18 19
20 21 22 23 24 25 26
27 28 29 30 31
Werkboek Bestuursprocesrecht Kalender 2011
Werkboek Bestuursprocesrecht
OPGAVE 1
(36 punten)
Antonius Severijn leidt vanuit Amsterdam Zuid-Oost een internationaal opererend biopharmaceutisch bedrijf. Een belangrijke afzetmarkt vormen de landen in het Midden-Oosten, waaronder ook landen die vanwege hun regime ongunstig te boek staan. Severijn zelf heeft in die landen overigens nooit enig probleem ondervonden. Op een rustige avond thuis in zijn woonplaats Utrecht ziet Severijn een indrukwekkende documentaire over Wikileaks op televisie. Uit nieuwsgierigheid surft hij naar de site en typt er voor de grap de naam van zijn bedrijf in. Wie schetst zijn verbazing als uit een van de geplaatste documenten blijkt dat er in opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een heel dossier over hem en zijn bedrijf is aangelegd. Severijn is diep geschokt. Hij wil de stukken zien, en wel meteen. Om dat te bewerkstelligen verzoekt hij de Minister op grond van artikel 3 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om toezending van alle stukken die op hem en zijn bedrijf betrekking hebben. Twee weken later, op maandag 15 november 2010, valt een schriftelijke afwijzing van het verzoek in de brievenbus. Het besluit zelf dateert overigens al van 11 november 2010, en is op 12 november 2010 verzonden. Vraag 1.1
(7 punten)
Severijn wil bezwaar maken tegen dit besluit. Wat is de laatste dag waarop Severijn dit kan doen? 1e
2e
totaal
Werkboek Bestuursprocesrecht Severijn laat het niet op de laatste dag van de termijn aankomen en maakt direct bezwaar. Omdat Severijn op het punt staat een groot contract te sluiten en hij vreest dat de bemoeienissen van de overheid daar een negatieve invloed op zullen uitoefenen, is haast geboden, dus Severijn dient tevens een verzoek om een voorlopige voorziening in. Vraag 1.2
(3 punten)
Bij welke rechtbank moet het verzoek om een voorlopige voorziening worden ingediend? 1e
2e
totaal
Vraag 1.3
(10 punten)
Stel het verzoek om een voorlopige voorziening op. 1e
2e
totaal
Werkboek Bestuursprocesrecht De Minister krijgt, nadat hij kennis heeft genomen van het bezwaar en het verzoekschrift, twijfels of zijn primaire besluit wel zo verstandig en afgewogen is als hij in eerste instantie dacht. Bij nader inzien was het wellicht beter geweest dat het besluit geen absolute afwijzing had omvat, maar dat de gevraagde stukken met zwartgemaakte passages aan Severijn overhandigd waren. De Minister overweegt zijn besluit aan te passen. Vraag 1.4
(5 punten)
Op welke wijze kan de Minister bewerkstelligen dat dit besluit aan de voorzieningenrechter wordt voorgelegd? 1e
2e
totaal
De behandeling van het verzoek staat gepland op woensdag 19 januari 2011 om 15.30 uur. Op maandag 17 januari 2011 laat de Minister aan het eind van de middag nog een stuk bij de rechtbank bezorgen. De griffie van de rechtbank kan dit stuk dezelfde dag niet meer verwerken en stuurt het daarom de volgende dag naar Severijn. Als gevolg hiervan leest Severijn het betreffende stuk pas op de ochtend van de behandeling van de voorlopige voorziening. Vraag 1.5
(3 punten)
Kan Severijn met succes betogen dat het stuk te laat is ingediend? 1e
2e
totaal
Werkboek Bestuursprocesrecht Severijn is altijd al een man geweest van grote halen, snel thuis. Ook in deze voorlopige voorzieningenprocedure wil hij dat er snel spijkers met koppen worden geslagen. Volgens Severijn is zijn zaak typisch een zaak waarin nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Severijn vraagt de voorzieningenrechter dan ook om zijn bevoegdheid tot “kortsluiting” in overweging te nemen. Vraag 1.6
(4 punten)
Hoe zal de voorzieningenrechter op dit verzoek reageren? 1e
2e
totaal
Stel nu dat de Minister in deze procedure vóór de zitting nog een beslissing op het bezwaarschrift van Severijn had genomen en dat ook deze beslissing niet aan de bezwaren van Severijn tegemoet was gekomen. Vraag 1.7
(4 punten)
Wat moet Severijn doen om te bewerkstelligen dat deze beslissing op bezwaar in de lopende procedure bij de voorzieningenrechter wordt meegenomen? 1e
2e
totaal
Werkboek Bestuursprocesrecht OPGAVE 2
(34 punten)
Mevrouw Braafheid heeft zich in 2009 met haar dochter Gloria vanuit Suriname in Nederland gevestigd. Braafheid bezit de Surinaamse nationaliteit en beschikt niet over een vergunning tot verblijf en heeft daarom op grond van de Koppelingswetgeving geen recht op sociale voorzieningen in Nederland. Gloria is geboren op 10 januari 1995 uit een relatie van Braafheid met een Nederlandse man en bezit de Nederlandse nationaliteit. Zij volgt vanaf haar vestiging in Nederland HAVO-onderwijs. Braafheid heeft in augustus 2009 bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) een aanvraag ingediend om toekenning van een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) in verband met de studiekosten van Gloria in het schooljaar 2009/2010. Daarbij heeft zij aangegeven van mening te zijn dat op grond van het EU-Verdrag (VWEU) aanspraak bestaat op die tegemoetkoming nu Gloria de Nederlandse nationaliteit heeft. Acht weken na het indienen van de aanvraag heeft Braafheid nog niets vernomen. Zij wendt zich tot u met het verzoek de DUO op grond van de Awb te dwingen snel een beslissing te nemen op de aanvraag. Vraag 2.1
(5 punten)
Welke stap onderneemt u naar aanleiding van dit verzoek en waar kan dit toe leiden? 1e
2e
totaal
Werkboek Bestuursprocesrecht
Ga er vanuit dat de DUO uiteindelijk afwijzend op de aanvraag beslist. De DUO motiveert de beslissing aldus dat Braafheid geen aanspraak op een tegemoetkoming heeft omdat zij niet de Nederlandse nationaliteit bezit en niet beschikt over een vergunning tot verblijf in Nederland. Braafheid wenst het principiële geschil zo spoedig mogelijk voor te leggen aan de rechtbank. Een bezwaarprocedure acht zij zinloos omdat de DUO de WTOS niet zelf buiten toepassing zal laten in verband met de gestelde schending van het EU-recht. Vraag 2.2
(5 punten)
a. Hoe probeert u te bereiken dat dit geschil zo spoedig mogelijk door de rechtbank wordt behandeld? b. Acht u een dergelijke poging kansrijk? 1e
2e
totaal
Tijdens de procedure bij de rechtbank ontvangt u een kennisgeving voor een behandeling van het geschil ter zitting van een meervoudige kamer. Drie werkdagen voor die zitting krijgt u het aanbod van een hoogleraar EU-recht om tijdens de zitting als deskundige op te treden. U bent verheugd over deze hooggeleerde steun. Vraag 2.3
(5 punten)
a. Is het mogelijk deze deskundige mee te brengen naar de zitting? b. Stel dat het niet meer mogelijk is, hoe zou u dan toch nog kunnen proberen om de deskundige zijn woord te laten doen? 1e
2e
totaal
Werkboek Bestuursprocesrecht Een dag voor de zitting verneemt u toevallig dat de voorzitter van de meervoudige kamer een schoolvriend is van PVV-leider G. Wilders, dat beiden elkaar regelmatig spreken en dat beiden enige weken daarvoor deelgenomen hebben aan een “diner pensant” waarbij door een besloten gezelschap is nagedacht onder de titel “De EU is een links speeltje”. Braafheid heeft weinig vertrouwen in de rechterlijke onafhankelijkheid van de voorzitter van deze meervoudige kamer en vraagt u daarmee iets te doen. Vraag 2.4
(5 punten)
Welke twee processuele mogelijkheden ziet u? 1e
2e
totaal
Enige uren voor de zitting wordt door het Hof van Justitie EU in de (soortgelijke) zaak Zambrano arrest gewezen. U bent van mening dat op grond van dat arrest het besluit van de DUO geen stand kan houden en u wilt bereiken dat het geschil door de rechtbank op een zodanige wijze wordt beslist dat Braafheid spoedig de tegemoetkoming kan ontvangen. Vraag 2.5
(6 punten)
Noem twee manieren om dit te bereiken. 1e
2e
totaal
Werkboek Bestuursprocesrecht De rechtbank verklaart het beroep van Braafheid uiteindelijk gegrond onder verwijzing naar het arrest Zambrano. De DUO is zeer verbolgen over de uitspraak van de rechtbank en wil daarom hoger beroep instellen. Vraag 2.6
(5 punten)
Bij welk college moet de DUO het hoger beroep instellen? 1e
2e
totaal
Tevens wil de DUO bereiken dat hij niet gehouden is om, hangende een waarschijnlijk lang durende hoger beroepsprocedure, de tegemoetkoming al aan Braafheid te betalen. Vraag 2.7
(3 punten)
Hoe kan de DUO dit bereiken? 1e
2e
totaal
Werkboek Bestuursprocesrecht OPGAVE 3
(30 punten)
Vergeer is eigenaar van een vrijstaande villa in Oirschot. Vergeer is een fanatiek verzamelaar van oldtimers. Al vele jaren huurt hij stallingsruimte in een nabijgelegen dorp. Nadat er een aantal keren in de stallingsruimte is ingebroken en twee kostbare auto‟s zijn gestolen vat Vergeer het plan op om bij zijn woning een stallingsruimte voor de auto‟s te bouwen. Vergeer neemt een architect in de arm die namens hem een aanvraag om een omgevingsvergunning om te bouwen indient. De aanvraag om een omgevingsvergunning past in het bestemmingsplan. Op een steenworp afstand van de geplande stallingsruimte staat de villa van Theunissen. Vraag 3.1
(4 punten)
Zijn burgemeester en wethouders gehouden Theunissen te horen voordat zij op de aanvraag van Vergeer beslissen? 1e
2e
totaal
Werkboek Bestuursprocesrecht De vereniging „Houd Oirschot leefbaar‟ legt zich toe op het voeren van procedures tegen besluiten van burgemeester en wethouders van de gemeente. De vereniging heeft in het verleden al vele bouwplannen met succes bestreden. Als de voorzitter van de vereniging in de krant leest dat de omgevingsvergunning om de stallingsruimte te bouwen aan Vergeer is verleend, wordt besloten ook deze vergunning aan te vechten. Er wordt tijdig een bezwaarschrift ingediend. De statutaire doelomschrijving van de vereniging luidt als volgt: „de vereniging stelt zich ten doel de leefbaarheid van Oirschot te bevorderen onder meer door het voeren van juridische procedures tegen besluiten van het gemeentebestuur van Oirschot‟. Vraag 3.2
(6 punten)
Dient de vereniging als belanghebbende te worden aangemerkt? 1e
2e
totaal
Werkboek Bestuursprocesrecht
Ook Theunissen dient een bezwaarschrift in. Zijn advocaat stelt in het bezwaarschrift dat er sprake is van strijdigheid met het bestemmingsplan, omdat de stallingsruimte is gebouwd buiten de voor zogenoemde „bijbehorende bouwwerken‟ op de plankaart aangeduide zone. Burgemeester en wethouders stellen het bezwaarschrift in handen van de bezwaarschriftencommissie. Die komt tot de conclusie dat de advocaat van Theunissen het bij het rechte eind heeft. Geadviseerd wordt het bezwaarschrift gegrond te verklaren. Burgemeester en wethouders volgen het advies en herroepen de verleende omgevingsvergunning. Vraag 3.3
(6 punten)
Heeft Theunissen recht op vergoeding van de door hem gemaakte advocaatkosten? 1e
2e
totaal
Vergeer is direct nadat de omgevingsvergunning was verleend met de bouw van de stallingsruimte gestart. Op het moment dat de beslissing op bezwaar op de mat valt, is de stallingsruimte al klaar. De advocaat van Vergeer concludeert dat de beslissing op bezwaar juist is en dat er geen mogelijkheden zijn om het gebouwde te legaliseren. Nadat de beslissing op bezwaar onherroepelijk is geworden, verzoekt Theunissen de burgemeester om handhavend op te treden. Ambtelijk wordt geconstateerd dat niet de burgemeester, maar burgemeester en wethouders bevoegd zijn op het verzoek te beslissen. Vraag 3.4
(3 punten)
Mag het verzoek om handhaving worden afgewezen omdat het verzoek aan het verkeerde bestuursorgaan is gericht? 1e
2e
totaal
Werkboek Bestuursprocesrecht Burgemeester en wethouders besluiten handhavend op te treden en leggen aan Vergeer een last onder bestuursdwang op. De begunstigingstermijn wordt bepaald op zes maanden. Het bestuursdwangbesluit wordt onherroepelijk. Vergeer onderneemt verder geen actie. Na 12 maanden staat de stallingsruimte er nog steeds. Vraag 3.5
(5 punten)
Kan Theunissen afdwingen dat burgemeester en wethouders het bestuursdwangbesluit effectueren door daadwerkelijk te gaan slopen? 1e
2e
totaal
Werkboek Bestuursprocesrecht
Uiteindelijk besluiten burgemeester en wethouders tot sloop over te gaan. Aan het plaatselijke sloopbedrijf wordt opdracht gegeven de sloopwerkzaamheden uit te voeren. Voordat met de sloop wordt begonnen worden de oldtimers naar buiten gereden. Dat gebeurt onvoorzichtig en er ontstaat aanzienlijke schade aan twee oldtimers. De schade beloopt een bedrag van vele tienduizenden Euro‟s. Vergeer verzoekt de gemeente schriftelijk deze schade te vergoeden. Dit verzoek wordt schriftelijk afgewezen. Vergeer is het met deze beslissing niet eens. Vraag 3.6
(6 punten)
Beschrijf de stappen die Vergeer moet zetten om een rechterlijk oordeel omtrent de aansprakelijkheid van de gemeente voor de schade aan de oldtimers te verkrijgen. 1e
2e
totaal
EINDE TOETS