Bijlage 4.1 OB, 24-05-2012 Code: 2012 075/22-10.2
NOTITIE Bestuursnotitie vervolg PVis Inleiding In de bestuursvergadering van 29 maart j.l. heeft het bestuur van het Productschap Vis aangegeven dat er een principiële discussie gevoerd zal moeten worden over de toekomst van het Productschap Vis. Deze discussie zal moeten eindigen in een besluit tot opheffing van het Productschap of tot doorstart in het zogenoemde NAKO-model. In deze notitie – die het resultaat is van gesprekken tussen secretaris en key-players in de vissector – gaan wij in op de aanleiding van deze principiële discussie, geven wij een schets van de politieke situatie en de gevolgen daarvan voor de PBO in brede zin en geven we weer wat deze situatie betekent in de ogen van de genoemde key-players. Een voorloper van deze notitie is behandeld in de vergadering van het Dagelijks Bestuur van 10 mei j.l..Op basis van dit alles wordt de conclusie zoals aan het einde van deze notitie voorgelegd aan het Bestuur van het Productschap Vis. In de bijlagen schetsen wij een beeld van de mogelijke vervolgacties alsmede van de formele procedures zoals deze gevolgd moeten worden nadat het bestuur heeft gesproken en besloten. Deze notitie is opgesteld na de val van het Kabinet Rutte, de basis van deze notitie wordt echter gevormd door de gesprekken met key-players die veelal voor de val van het kabinet werden gevoerd. Mogelijke consequenties van de val van het kabinet Rutte en de gevolgen daarvan voor de PBO zijn derhalve slechts in beperkte mate meegenomen in deze notitie. Desalniettemin hebben wij aan het einde van deze notitie expliciet een paragraaf opgenomen hoe in onze ogen de val van het kabinet Rutte moet worden vertaald in de te voeren discussie over het bestaansrecht van het Productschap Vis. Aanleiding De principiële discussie over het al dan niet voortbestaan van het Productschap Vis kent zijn oorsprong in de politieke keuzes die in de afgelopen jaren zijn gemaakt en de reeds daarvoor al aanwezige twijfel bij enkele bestuursgeledingen over de toegevoegde waarde van het Productschap in de huidige tijd. De discussie is in het afgelopen jaar op gang gekomen nadat meerdere productschappen de wens hadden geuit de serviceafdelingen te integreren en in het primaire proces (zowel medebewind als autonoom) de krachten te bundelen. Dat deze samenwerking en integratie van activiteiten uiteindelijk zou leiden tot gezamenlijke huisvesting was helder. Het bestuur van PVis heeft deze mogelijke samenwerking/integratie steeds kritisch gevolgd en zich de vraag gesteld wat een bundeling van activiteiten voor de vissector zou opleveren. Zeker in relatie tot de kosten die gepaard zouden gaan met deze samenwerking/integratie (denk aan afvloeiingskosten personeel, verhuiskosten, inrichtingskosten, verlies eigen identiteit en wellicht expertise). Het Productschap Vis heeft in opdracht van het
Ons kenmerk: 2012 075/21-10.2
Pagina: 2
bestuur steeds geparticipeerd in diverse project- en werkgroepen die waren ingesteld om de samenwerking/integratie te realiseren. Tot een definitief besluit tot samenwerking is het echter nooit gekomen. Dit laatste heeft mede en vooral te maken met de politieke ontwikkelingen. Nadat in het voorjaar op basis van een motie van de coalitiepartijen VVD, CDA en PVV het nut en de noodzaak van de PBO ter discussie werden gesteld, heeft het kabinet een grondig onderzoek laten uitvoeren naar de mogelijke toekomstige rol en positie van de product- en bedrijfsschappen. Een onafhankelijke beoordelingscommissie bestaande uit Annemarie Jorritsma (VNG), Steven van Eijck (ACTAL) en Wim van der Donk (provincie Noord-Brabant) had hierin de lead. Ook VNO/NCW, MKBNederland, LTO-Nederland (Raad van de Centrale Ondernemingsorganisaties, RCO) en de Stichting van de Arbeid hebben de regering begin juni 2011 hun visie op de PBO aangeboden. Op basis van deze adviezen heeft het kabinet in het najaar van 2011 haar standpunt bepaald. Kort samengevat komt dit standpunt neer op het volgende: Tot de kerntaken van de schappen behoren de uitvoering van wettelijke taken op het gebied van medebewind alsmede taken op het terrein van voedselveiligheid, plant- en diergezondheid. Alle overige taken die door de schappen worden uitgevoerd, behoren niet tot de kerntaken en kunnen privaat worden voortgezet als daar binnen de sectoren behoefte naar is. Het bundelen van taken en integreren van de diverse organisaties tot één organisatie, inclusief een daarbij passende bestuursstructuur. In december 2011 werd er in de kamer gestemd over een ingediende motie van de heer Aptroot met als strekking het afschaffen van de product- en bedrijfsschappen. Deze motie werd met een ruime meerderheid aangenomen, te weten 90 stemmen voor en 60 stemmen tegen. Voor afschaffing waren SP, VVD, D’66, PVV en GroenLinks. In de huidige peilingen zouden deze partijen gezamenlijk op 99 zetels uitkomen. Het kabinet – dat de motie overigens bij monde van minister Kamp ontraadde – is nu aan zet om een definitief oordeel te vellen. In de motie werd gesproken over een definitief oordeel uiterlijk een half jaar na het aannemen van de motie. Concreet zou dit betekenen dat het kabinet voor eind juni zal moeten hebben besloten of zij de motie integraal overneemt of toch met een eigen standpunt zal komen. Nu het kabinet is gevallen, is het de vraag of het kabinet nog zal toekomen aan besluitvorming binnen het PBOdossier. Meer over de gevolgen van de val van het kabinet voor de PBO-discussie in het laatste deel van deze notitie. De schappen hebben sinds december 2011 niet stil gezeten en hebben vooruitlopend op de standpuntbepaling van het kabinet een eigen voorstel ontwikkeld (zie bijlage NAKO-model). Concreet houdt dit voorstel in dat de schappen invulling geven aan het kabinetsstandpunt zoals deze was verwoord voor het aannemen van de motie voor afschaffing in december 2011. Met dien verstande dat – in aanvulling op hetgeen het kabinet aangeeft - ook de taken op het gebied van Duurzaamheid, Innovatie en Arbeid worden gerekend tot de kerntaken van de productschappen. Dit laatste is van essentieel belang om het voor de vakbonden aantrekkelijk te houden blijvend te participeren in het bestuur van de nieuwe organisatie. Daarnaast is het voor
Ons kenmerk: 2012 075/21-10.2
Pagina: 3
meerdere sectoren van belang dat taken op het gebied van Innovatie en Duurzaamheid - net als nu - in de toekomst tot de kerntaken behoren van de nieuwe organisatie. Deze nieuwe organisatie heeft overigens de werknaam NAKO (Nederlandse Agrarische Ketenorganisatie) meegekregen. Een naam die minder passend is als de vissector onderdeel gaat uitmaken van deze organisatie. Duidelijk is in ieder geval, los van de uiteindelijke beslissing van de politiek dat: Er geen ruimte meer is voor zelfstandige productschappen, dus ook niet voor een Productschap Vis. Taken op het gebied van belangenbehartiging, (product)promotie, marktonderzoek en – informatie moeten privaat worden uitgevoerd indien de sectoren hier blijvend behoefte aan hebben. Deze taken vormen derhalve geen onderdeel meer van de PBO nieuwe stijl/NAKO. In voornoemde politieke en bestuurlijke context liggen nu de volgende vragen voor: Is er binnen de vissector voldoende draagvlak om te participeren in het nu ontwikkelde voorstel van meerdere productschappen, het zogenoemde NAKO-model? Wat zijn de vervolgstappen bij zowel een ja als een nee? Het voorgestelde NAKO-model Het door de productschappen ontwikkelde NAKO-model heeft de volgende kenmerken: Een takengebied bestaande uit: o De wettelijke taken op het terrein van Medebewind. Deze taken zijn niet omstreden en betitelen wij als zijnde het groene takengebied; o Taken op het gebied van Voedselveiligheid, plant- en diergezondheid. Deze taken passen niet in de aangenomen motie, wel binnen het reeds eerder geformuleerde kabinetsstandpunt. Wij betitelen deze als zijnde het gele takengebied; o Taken op het gebied van Duurzaamheid, Innovatie en Arbeid. Deze taken passen niet in de aangenomen motie en evenmin in het reeds eerder geformuleerde kabinetsstandpunt. Wel vinden de schappen deze taken van groot belang voor de levensvatbaarheid van de nieuwe organisatie. Wij betitelen deze taken als zijnde het oranje takengebied. Taken op het gebied van (product)promotie, belangenbehartiging, marktonderzoek en – informatie vormen geen deel uit van het takenpakket van de nieuwe organisatie. Wij betitelen deze taken als zijnde het rode takengebied. Er is voor de organisatie één bestuur, bestaande uit vertegenwoordigers van de verschillende deelnemende sectoren en een onafhankelijke voorzitter. De organisatie kent een matrixstructuur, bestaande uit verticale sectorraden en horizontale themagebieden (zoals MVO, Duurzaamheid, Voedselveiligheid, enzovoort). De sectorraden kennen een eigen sectorcommissie. Eén centrale Service Organisatie voor alle genoemde taakgebieden, die zogenoemde Service Level Agreements afsluiten met de verschillende sectorraden.
Ons kenmerk: 2012 075/21-10.2
Pagina: 4
Onderstaand figuur geeft schematisch en in genoemde kleuren de verschillende taakgebieden weer van de NAKO, alsmede de relatie met de standpunten/ideeën van respectievelijk Parlement (groen), Kabinet (Groen plus Geel), Productschappen (Groen, Geel en Oranje).
Enkele voordelen van de NAKO-organisatie: Efficiënte ondersteuning door één centrale Service Organisatie die wordt gefinancierd door alle aangesloten sectoren. Behoud van het PBO-model en het paritaire overleg dus van verordenende bevoegdheden sectoren alsmede van de daarbij behorende heffingssystematiek en sanctie mogelijkheden. Kennisdeling tussen de verschillende sectoren. Minder kwetsbaarheid op ondersteunende functies, meer kritische massa. Grotere zekerheid van behoud taken binnen het gele en oranje taakgebied. ……………. ……………. Enkele nadelen van de NAKO-organisatie: Behoudend en weinig vernieuwend, de jas is nieuw de inhoud is minder vernieuwend. Beperkte herkenbaarheid van de verschillende sectoren. Kans op bureaucratie en focus op processen en procedures in plaats van output en resultaten. Kans op onduidelijkheid in aansturing door voorgestelde matrixstructuur in combinatie met beperkte vernieuwing. ………… …………
Ons kenmerk: 2012 075/21-10.2
Pagina: 5
Voornoemde opsomming van voor- en nadelen is niet limitatief en is slechts een oordeel van de schrijver van deze notitie. Voor een weloverwogen besluit is het van belang dat het bestuur aangeeft welke (aanvullende) voor- en nadelen zij ziet in het voorgestelde NAKO-model. Activiteiten Productschap Vis binnen de verschillende taakgebieden Om tot een juiste en verantwoorde beslissing te kunnen komen is het van belang dat het bestuur op de hoogte is van de verschillende activiteiten die het Productschap Vis verricht binnen de verschillende taakgebieden. Per taakgebied geven wij aan hoeveel formatie globaal wordt toegeschreven. Tevens geven wij aan wat de afgeronde budgetten zijn voor het betreffend taakgebied. Tot slot geven wij aan in hoeverre het haalbaar is dat de vissector in een PBOachtige constructie ketengericht samenwerkt binnen het takengebied of de geclusterde takengebieden. Groene taakgebied
Belangrijke hoofdgebieden hier zijn: Buitendienst, interventieregeling, sanitaire monitoring, activiteiten t.b.v. nVWA. Aantal fte direct: 11,8 Aantal fte onbezoldigd ambtenaar: 3,0 Haalbaarheid PBO Het bestuur heeft reeds in een eerder stadium aangegeven dat een organisatie met slechts medebewindactiviteiten voor het bestuur geen aanleiding geeft tot participatie van de vissector in deze organisatie. Een organisatie met slechts medebewindstaken (de uitwerking van de aangenomen motie door het parlement) betekent derhalve het einde van de ketengerichte samenwerking binnen de vissector in PBO verband. Geel/groene taakgebied
Ons kenmerk: 2012 075/21-10.2
Pagina: 6
Taken in het gele gebied zijn onder andere:Quarantainevoorzieningen tweekleppigen, vergaren en beschikbaar stellen informatie levensmiddelenwetgeving, listeriabestrijding en welzijn van gekweekte vis. Formatie fte direct: 1,0 Haalbaarheid PBO Een clustering van de gele en groene taken in een PBO-achtige constructie is voor de vakbonden onbespreekbaar. Zonder de taken op het gebied van Arbeid is er voor de vakbonden geen toegevoegde waarde meer blijvend te participeren in een PBO-achtige constructie. Een organisatie met slechts medebewindstaken en de taken op het terrein van Voedselveiligheid en Plant- en diergezondheid (het eerdere kabinetsstandpunt) betekent derhalve het einde van de ketengerichte samenwerking binnen de visserijsector in PBO verband. Oranje/geel/groene takengebied
Taken in het oranje gebied zijn onder andere: Ondersteunen en ontwikkelen van nieuwe cursussen op het gebied van duurzaamheid en ondernemerschap, ontwikkelen EVC-procedures, arbeidsvoorwaarden, plan Verankering van de arbeid, inventariseren mosselzaadbestanden Formatie fte direct: 3,1 fte Haalbaarheid PBO Een clustering van de groene, gele en oranje taakgebieden (het model van de productschappen met de werknaam NAKO) lijkt de enige haalbare constructie om ook in de toekomst ketengericht te kunnen samenwerken in een PBO-achtige constructie. Of dit in concreto voor de vissector
Ons kenmerk: 2012 075/21-10.2
Pagina: 7
geldt, is de nu voorliggende vraag waarop het bestuur een antwoord dient te geven. In het vervolg van deze notitie gaan wij hier verder op in. In het NAKO-model (en alle andere haalbare PBO-achtige constructies) ontbreken taken op de terreinen marktonderzoek en –informatie, (product)promotie en belangenbehartiging. Het eerder omschreven rode takengebied.
Taken in het rode gebied zijn onder andere: Marktonderzoeken (visconsumptie trends, beleving) en informeren van de sector, promotie in brede zin, exportbevordering, oorsprongsbenaming, belangenbehartiging Formatie fte direct: 9,5 fte Daarnaast exploiteert het Productschap tot op heden de Mosselveiling en het Mosselkantoor in Yerseke. De activiteiten van de Mosselveiling passen niet meer in het toekomstige model van de PBO. Dit geldt eveneens voor een belangrijk deel van de activiteiten van het Mosselkantoor (Mosselpromotie). Slechts een klein deel van de taken vallen onder de eerder omschreven groene, gele en oranje taakgebieden. Op dit moment geldt voor de Mosselveiling en het Mosselkantoor het volgende: Formatie fte totaal: 8,4 fte (inclusief 0,6 fte medebewind) Voornoemde fte betreffen de directe werkzaamheden in genoemd taakgebieden. Daarnaast worden er ook activiteiten uitgevoerd ter ondersteuning van de uitvoering van deze werkzaamheden. Deze werkzaamheden variëren van algemene ondersteuning (secretarieel, ICT, Facility, P&O) tot inhoudelijke ondersteuning (JA). Deze ondersteuning wordt gedeeltelijk
Ons kenmerk: 2012 075/21-10.2
Pagina: 8
medebewind gefinancierd, gedeeltelijk autonoom. Ook staan er nog medewerkers op de pay-roll die volledig private werkzaamheden uitvoeren en dus ook volledig privaat worden gefinancieerd. De Vissector in het NAKO-model Duidelijk wordt dat een groot deel van de huidige door het Productschap Vis uitgevoerde werkzaamheden niet meer kunnen worden uitgevoerd onder een publieke PBO vlag. Deze werkzaamheden moeten worden beëindigd en - indien gewenst - privaat worden voortgezet. Met name gaat het dan over: Activiteiten van het Visbureau. Een onderzoek naar private doorstart vindt reeds plaats. Mosselpromotie. Door de PO Mosselen wordt onderzocht of private doorstart mogelijk is. Wellicht verstandig een directe lijn te leggen tussen onderzoek doorstart Visbureau en doorstart Promotie Mosselen. Mosselveiling. Ook hier wordt door de PO Mosselen onderzocht op welke wijze de Mosselveiling privaat kan doorstarten. De wens tot private voortzetting van voornoemde activiteiten is duidelijk aangegeven en vergt derhalve nader onderzoek en besluitvorming. Wat overblijft aan taken is beperkt, maar daardoor niet minder belangrijk. Een belangrijk deel van de resterende activiteiten begeeft zich in het groene taakgebied en betreft de medebewindactiviteiten en vereisen objectief gezien geen PBO-achtige organisatie. Of dit ook geldt voor de taken in het geel/oranje taakgebied zal nog verder moeten worden onderzocht. Uit de gevoerde gesprekken blijkt dat er nog weinig draagvlak is voor een doorstart van de resterende taken in een PBO-achtige constructie. De eerder genoemde nadelen van de NAKO gaan bij het resterende takenpakket zwaar wegen. Vooral een groot deel van de aanvoersector is hierin expliciet en ziet geen toegevoegde waarde meer in een deelname van de visserijsector in het NAKO-model. Een ander deel ervaart deze situatie als teleurstellend, maar geeft aan uit realisme mee te gaan in deze visie. Het grootste deel van de handel geeft aan nog weinig toegevoegde waarde te zien in een PBO-achtige constructie voor het resterende deel van de taken. Net als bij de aanvoer geldt dat een ander deel van de handel teleurstelling en bezorgdheid kent over de ontstane situatie en het heersende sentiment. Vraagtekens worden gezet bij het zelfregulerend en zelforganiserend vermogen van de sector of deelsectoren. Met name worden genoemd de niet altijd als één partij opererende kottersector (VisNed en Vissersbond) en de soms tegenstrijdige belangen binnen de Mosselsector. Uiteindelijk geldt ook hier dat realisme het wint van teleurstelling en sentiment. Het feit dat een nieuwe situatie meer dwingt tot overleg en verbinding, leidt tot dit realisme en geeft het tegelijkertijd voeding. Desalniettemin is in het verleden gebleken dat samenwerking lang niet altijd een vanzelfsprekendheid is. Bij een eventuele beslissing tot gedeeltelijke of gehele opheffing van het Productschap Vis kan en mag dit feit niet worden genegeerd. Hierbij in het achterhoofd houdend dat het pad van verbinding en vertrouwen pas kan worden bewandeld als de obstakels tot dit pad worden gezien, benoemd en worden opgeruimd. Daarnaast is er bij enkele kleinere partijen behoefte aan ondersteuning op juridisch en administratief vlak. Deze wordt nu met name verkregen door gebruik te maken van de diensten
Ons kenmerk: 2012 075/21-10.2
Pagina: 9
van het Productschap. Begrijpelijk dat deze behoefte er is, maar objectief gezien geen reden te kiezen voor een doorstart in het NAKO-model. Integendeel: de vanzelfsprekendheid van de gewenste ondersteuning zal in het nieuwe model niet meer aanwezig zijn, aangezien de ondersteuning zich niet meer alleen richt op ondersteuning van de vissector. Ondersteuning is alleen nog mogelijk als daar vooraf zogenoemde Service Level Agreements (SLA’s) over zijn afgesproken en wordt hierdoor bureacratischer. De door deze partijen gewenste flexibiliteit van de ondersteuning kan wellicht op een andere wijze elders worden verkregen. Dit is de moeite van het onderzoeken waard. Overigens geldt voor alle partijen dat er wel behoefte is aan flexibele ketengerichte samenwerking. Aard en omvang van het onderwerp, betrokken deelsectoren, enzovoort bepalen de frequentie en omvang van dit overleg, deze samenwerking. Blue Ports kunnen hier wellicht een faciliterende rol in spelen. Tot slot geven alle gesprekspartners aan dat bij een gehele of gedeeltelijke afbouw van het Productschap Vis zeer zorgvuldig zal moeten worden omgegaan met de belangen van de betrokken medewerkers van het Productschap. Wat winnen we en wat verliezen we? Nu we weten dat het draagvlak voor een doorstart van de resterende taken in het voorgestelde NAKO-model minimaal is, is het van belang goed in kaart te brengen wat de visserijsector wint en verliest bij een keuze tot uittreding uit het PBO-stelsel. Winst Verlies
Geen vaste kosten voor een ambtelijke organisatie (personeel en gebouw). Hoge mate van flexibel ketengericht overleg, grotere mogelijkheid tot benutting moderne technologieën en middelen voor directe en snel overleg. Structuur doet meer recht aan vrij ondernemerschap. Sector bepaalt eigen processen en eigen procedures. Grotere herkenbaarheid, nadruk op eigen identiteit (per deelsector), baas in eigen huis. ………… …………
Geen verordende bevoegdheden, geen handhavinginstrumentarium. Verlies verplichte heffingssystematiek, minder zekerheid geldstroom, free riders effect. Bij calamiteiten geen vaste overlegstructuur, daardoor wellicht minder adequaat. Kans op versnippering neemt toe, ketengericht overleg geen vanzelfsprekendheid. Geen vanzelfsprekendheid van het paritaire overleg. ……….. ………..
Net als de vorige opsomming is deze lijst niet limitatief. Oordeel van het bestuur in deze is van belang.
Ons kenmerk: 2012 075/21-10.2
Pagina: 10
De kans op verdere versnippering geeft wellicht het grootste risico aan. Daar waar er onder het Productschap Vis een vanzelfsprekende mogelijkheid is tot ketengericht samenwerken en denken, daar zal dit bij uittreden uit het PBO-stelsel geen vanzelfsprekendheid meer zijn. Zoals eerder aangegeven is in deze situatie de noodzaak tot meer vrijwillige en gedisciplineerde samenwerking groter. En zoals eveneens eerder aangegeven zullen oude oordelen en ingesleten posities moeten worden beoordeeld op effectiviteit voor de gewenste ketengerichte samenwerking. Op deze wijze biedt deze situatie kansen tot op heden onmogelijk geachte samenwerkingsverbanden. Een verdere versnippering ligt echter op de loer als de sector de handen onvoldoende vrijwillig ineen slaat en men oude patronen en gewoontes niet doorbreekt. Daarnaast ziet een enkeling de volgende items als verlies: Minder gemakkelijk overleg/ingang bij het ministerie EL&I/EU Verlies directe juridische en administratieve ondersteuning Zoals eerder aangegeven is laatstgenoemde item weliswaar waar, maar kunnen we dit ook op een andere manier organiseren . Eerst genoemd item wordt wisselend ervaren. Voor sommige is het Productschap Vis al lang niet meer de poort tot het ministerie of de EU, voor anderen nog steeds wel. In ieder geval een item waar bij uittreding van de visserijsector uit het PBO-stelsel wel aandacht aan zal moeten worden geschonken. Huidige politieke situatie Zoals aangegeven ligt de aanleiding van deze notitie en hetgeen we daarin voorstellen mede in de ontstane politieke situatie en de reactie daarop van meerdere productschappen. Nu het kabinet Rutte is gevallen is de verleiding aanwezig om vooralsnog geen besluit te nemen en de politieke ontwikkelingen af te wachten. Er is echter een aantal argumenten dat daar niet voor pleit:
De betreffende motie kan volgens de meest recente peilingen steunen op een nog grotere meerderheid van 99 zetels. De kans dat de productschappen alsnog blijven bestaan in de huidige vorm is daardoor bijzonder klein. Nu uitstellen kan er toe leiden dat bij een eventuele beslissing van een nieuw kabinet activiteiten en personen tussen wal en schip raken. Door het initiatief in eigen handen te houden, kan worden geanticipeerd op mogelijke politieke sentimenten en kunnen dit soort situaties van de wal en het schip worden voorkomen. Nu uitstellen van de keuze getuigt niet van daadkracht en het vermogen tot zelfregulatie. Uitstel zal het proces van erosie van binnenuit doen versterken, waardoor de onzekerheid bij betrokkenen en het personeel van het Productschap Vis zal toenemen en de motivatie verder zal afnemen. Goede krachten gaan daardoor verloren voor de vissector en de kracht van het Productschap zal verder afnemen. Door het verliezen van het momentum ontnemen we onszelf de kans om nu een daadwerkelijke vernieuwing en verfrissing te laten plaatsvinden.
Ons kenmerk: 2012 075/21-10.2
Pagina: 11
Tot slot Hetgeen in deze notitie is beschreven leidt tot wij hieronder in het kader hebben verwoord: Gezien de interviews die de afgelopen weken gehouden zijn met de afzonderlijke leden van het DB van het Productschap Vis en de discussie in het Dagelijks Bestuur van donderdag 10 mei j.l., kan geconcludeerd worden dat er weinig draagvlak is voor een doorstart van de vissector in het nieuwe PBO-stelsel. Wij vragen de afzonderlijke leden van het bestuur deze conclusie binnen de vergadering van het bestuur op 24 mei 2012 te bespreken en om met een breed en collectief gedragen standpunt te komen dat voorgelegd kan worden als advies aan de SER. Dit standpunt betreft een voorstel tot opheffing van het Productschap Vis danwel een voorstel tot opting out van een deel van de keten. Tevens vragen wij de leden van het bestuur de gevolgen van het te nemen principebesluit ter uitwerking voor te leggen aan de waarnemend voorzitter en -secretaris van het Productschap Vis, waarbij zij DB en AB over alle te nemen stappen nauwkeurig zullen informeren.
16 mei 2012 drs. H. Horsman secretaris Productschap Vis
Ons kenmerk: 2012 075/21-10.2
Pagina: 12
BIJLAGE 1: Activiteiten na een eventueel principebesluit door het DB tot beëindiging participatie PBO-stelsel? Het principebesluit tot een collectieve opting out heeft de volgende consequenties / leidt tot de volgende acties:
Het Productschap Vis zal niet participeren in de nu voorgestelde tijdelijke verhuizing van alle schappen naar het gebouw van de PVE en op termijn naar het gebouw van PT. Het Productschap Vis zal dan geen medekostendrager zijn van de (voorbereidende) werkzaamheden op dit terrein. Het Productschap Vis blijft tot uiterlijk oktober 2013 gehuisvest aan de Treubstraat in Rijswijk. De reeds opgestarte Plan-B gesprekken met alle medewerkers van het Productschap Vis dienen mede als input voor de personele inrichting van nieuwe werkeenheden. Op deze wijze kan interesse en talent worden behouden voor de vissector. Medewerkers die nu (gedeeltelijk) voor private ondernemingen werken, krijgen indien mogelijk en gewenst een arbeidsovereenkomst bij deze private ondernemingen. Intensiveren van het onderzoek naar private doorstart van het Visbureau – al dan niet inclusief de promotie van Mosselen – ,en het voorleggen van besluitvorming hieromtrent aan het Dagelijks Bestuur halverwege dit jaar. Overhevelen van de buitendienst naar de medebewindsorganisatie alsmede uitzoeken wat de rol en invloed van de visserijsector in deze organisatie nog kan zijn en op welke wijze deze kan plaatsvinden. Hetzelfde geldt voor het onderzoek naar private doorstart van de Mosselveiling, de activiteiten van het Mosselkantoor en de nu uitgevoerde taken op het gebied van belangenbehartiging. Uit laten zoeken wat de mogelijkheden zijn voor een gedeeltelijke opting out (enkele deelsectoren, niet de gehele sector). In kaart brengen van de consequenties voor algemene reserves en bestemmingsreserves, in relatie tot het volgende punt. Vanuit het beleidssecretariaat formuleren van alternatieven voor uitvoering van de taken binnen de geel/oranje taakgebieden. Deze voorstellen voorleggen in de komende, nog vast te stellen, vergadering van het Dagelijks Bestuur. Overleg voeren over de activiteiten uit het groene taakgebied met het ministerie en de manager van de nieuwe Medebewindorganisatie (voormalig secretaris van het Productschap Vis). Alle voornoemde activiteiten kennen natuurlijk een kostenplaatje (overheveling arbeidsvoorwaardelijke rechten, afkoop dienstverbanden, ontslag en begeleiding van werk naar werk). Deze zijn met name gebaseerd op de van toepassing zijnde CAO en het vastgestelde Sociaal Plan Productschappen. Als de contouren van de voornoemde activiteiten helderder zijn, in kaart brengen van de daarbij behorende kosten. Streven is om voor de komende, nog vast te stellen, vergadering van het DB de contouren helder te hebben, zodat er nog voldoende tijd resteert om de consequenties van de gemaakte keuzes mee te nemen in de begroting van 2013.
Ons kenmerk: 2012 075/21-10.2
Pagina: 13
Opdrachtgever is het Dagelijks Bestuur van het Productschap Vis, opdrachtnemer is de secretaris van het Productschap Vis. De opdrachtnemer legt verantwoording af aan opdrachtgever. De opdrachtgever legt verantwoording en gemaakte keuzes ter instemming voor aan het Algemeen Bestuur van het Productschap Vis. Bestuursleden kunnen in de tussenliggende periode een toelichting geven aan de betreffende achterbannen over het voorgenomen besluit, indien gewenst met ondersteuning vanuit het Productschap Vis. Reacties en op- en aanmerkingen kunnen dan eveneens in de komende vergadering van het Dagelijks Bestuur worden besproken. ……… ………
Ons kenmerk: 2012 075/21-10.2
Pagina: 14
BIJLAGE 2: Procedure SER opheffing/opting out Uitgangspunt: Productschap is ingesteld conform de Wet op de Bedrijfsorganisaties, wijziging vergt een Algemene Maatregel van Bestuur. Opheffing Verzoek indienen bij SER namens de betreffende dragende organisaties. Minister legt dit verzoek neer bij de SER. SER doet onderzoek bij de dragende organisaties. Als alles in kaart is gebracht en het duidelijk is hoe alles (met name financieel) wordt geregeld gaat het advies van de SER naar de minister. Minister oordeelt, opstellen AMvB. AMvB gaat richting Raad van State. Publicatie in het Staatsblad. Duur: schatting SER, afhankelijk van de problematiek, tussen 1 en 2 jaar. Opting out Verzoek indienen bij SER namens de betreffende dragende organisatie. Minister legt dit verzoek neer bij de SER. SER doet onderzoek bij de dragende organisatie en mogelijk individuele bedrijven. Aanvullende vragen SER: Is het restant groot genoeg voor een schap, indien ja rechtvaardigt dit een productschap, of is een bedrijfschap meer voor de hand liggend? Als alles in kaart is gebracht en het duidelijk is hoe alles (met name financieel) wordt geregeld gaat het advies van de SER naar de minister. Minister oordeelt, opstellen AMvB. AMvB gaat richting Raad van State. Publicatie in het Staatsblad. Duur: schatting SER, afhankelijk van de problematiek, tussen 1 en 2 jaar. Opmerkingen SER Helderheid over financiële afronding zeer belangrijk. Let op mogelijke langlopende subsidietrajecten. Feitelijke afhandeling kan langdurig zijn door huidige politieke situatie.