Bestuursmededelingen 13 oktober 2011
COLLEGE VOOR ARBEIDSZAKEN Proces uitwerking Pensioenakkoord en andere pensioenzaken Het Pensioenakkoord betekent kort gezegd dat werknemers langer gaan doorwerken (aowleeftijd verschuift) en dat pensioenfondsen transparanter gaan werken (reële/zachte pensioentoezeggingen in plaats van nominale/harde toezeggingen). Nu het Pensioenakkoord door de sociale partners en het kabinet is geaccordeerd volgt de nadere uitwerking. Hier heeft het kabinet een rol namelijk de wijziging van de wetgeving. Ook sociale partners hebben hier een rol omdat de pensioenregelingen moeten worden aangepast. Wat is de rol van de VNG bij de aanpassing van de pensioenregeling van het ABP? De inhoud van de ABP-regeling wordt vastgesteld in de Pensioenkamer van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid. In deze Pensioenkamer zitten vertegenwoordigers van werkgevers (het Verbond Sectorwerkgevers Overheid) en centrales van vakbonden. De VNG is lid van het VSO. De secretaris van het CvA is voorzitter van het VSO. De VNG heeft dus een belangrijke rol bij het vormgeven van de inhoud van de pensioenregeling van het ABP. Alvorens met de centrales te onderhandelen over de toekomst van de pensioenregeling en het vertalen van het Pensioenakkoord in die pensioenregeling, moet het VSO in eigen kring een inzet bepalen. Deze inzet wordt eerst afgestemd binnen de diverse overheidssectoren (bij de VNG gebeurt dat door het CvA) en vervolgens door het VSO. Financiële positie ABP en dreigende premieverhoging Bij dit alles speelt ook de financiële positie van het ABP een rol. De dekkingsgraad (de graadmeter voor de financiële positie van een pensioenfonds) moet 105% zijn (regels van DNB). In juni was deze bij het ABP nog 112%, maar sinds augustus staat de dekkingsgraad (ruim) onder de 100%. Dit betekent dat ABP op dit moment meer pensioengeld uitgeeft aan gepensioneerden dan het beschikbaar heeft voor deze groep. Dat gaat ten koste van de toekomstige pensioenen van de huidige werkenden. Om de dekkingsgraad weer boven de 105% te krijgen, zijn een aantal maatregelen mogelijk, waaronder het heffen van een herstelpremie. Dit betekent dat de gewone pensioenpremie extra wordt verhoogd en dat dit geld wordt besteed aan het herstel van het fonds. Op dit moment is er al sprake van een herstelopslag van 1%. De dreiging is reëel dat per januari hier nog eens 2% bij op komt. Dit vindt het VSO een zeer groot probleem. Die 2% is namelijk direct arbeidsvoorwaardengeld: 2% meer naar pensioen betekent 2% minder loonruimte aan de cao-tafel. Bovendien levert het heffen van extra premie niet veel op voor het herstel van de dekkingsgraad van het ABP. Andere middelen (betere beleggingsopbrengsten en niet indexeren) hebben een veel grotere bijdrage aan de financiële positie van het ABP.
1
Vitaliteitsregeling Het CvA vindt het belangrijk dat gemeenten investeren in de duurzame inzetbaarheid van hun personeel. Deze investering zorgt ervoor dat het zittend personeel beter en langer inzetbaar is, maar zorgt ook voor een betere arbeidsmarktpositie van gemeenten. Dit is goed in de krappe arbeidsmarkt die op termijn verwacht wordt. De Vitaliteitsregeling zoals deze in het Regeerakkoord is aangekondigd, sluit hierbij aan. De Vitaliteitsregeling bestaat uit een pakket aan maatregelen, die zowel de werkgever als de werknemer op verschillende manieren stimuleert om mensen langer aan het werk te houden. De verhoging van de AOWleeftijd (vanaf 2020 naar 66 jaar en vanaf 2025 naar 67 jaar) maakt dit noodzakelijk. De Vitaliteitsregeling bestaat uit fiscale maatregelen, facilitering van scholingsmogelijkheden, een individuele spaarregeling en door afspraken te maken met sociale partners over vanwerk-naar-werkbudgetten in Cao's. Deze laatste zijn vergelijkbaar met het reintegratiebudget dat gemeenten al kennen in de bovenwettelijke werkloosheidsregeling. Gevolgen voor FLO-overgangsregeling Onderdeel van de Vitaliteitsregeling is de afschaffing van de levensloopregeling. Deze werd namelijk vooral voor vroegpensioen gebruikt en dat is nu juist wat het kabinet niet meer wil. Deze besteding van de levensloopregeling is een essentieel onderdeel van het FLOovergangsrecht, dat na bijzonder moeilijke onderhandelingen in 2005 tot stand is gekomen. Afschaffing van de levensloopregeling zou dus weer tot moeizame onderhandelingen met de bonden leiden. Als onderdeel van het pensioenakkoord heeft de minister echter besloten om de levensloopregeling niet af te schaffen voor mensen die op 31 december 2011 een saldo van 3000 euro op hun levenslooprekening hebben. Daardoor blijft dit onderdeel van het FLOovergangsrecht voor het overgrote merendeel van de brandweermedewerkers dat hieronder valt ongemoeid. De verhoging van de AOW-leeftijd is overigens wel op hen van toepassing. De FLO-overgangsregeling voorziet echter in een redelijk makkelijk manier om daar het hoofd aan te bieden. Onderwijs • •
•
•
VNG is met ministerie van OCW in overleg om te komen tot nieuwe convenanten tussen onderwijs, het rijk en de gemeenten, over de aanpak van voortijdig schoolverlaters (VSV). De huidige lopen dit schooljaar 2011/2012 nog door. In verband met het feit dat openbare schoolbesturen op dit moment (dreigen) failliet (te) gaan, werkt de VNG samen met de VOSABB aan een brochure om de gemeentelijke verantwoordelijkheid hierbij helder voor het voetlicht te brengen. Doelstelling is advies richting de leden bij een (dreigend) faillissement en het voorkomen hiervan. Gemeenten lopen hier een financieel risico. De VNG is gevraagd input te leveren richting de Onderwijsraad over het huidige functioneren van de Vrijheid van Onderwijs. De Onderwijsraad doet dit onderzoek in opdracht van het kabinet. Hiertoe wordt op 7 oktober een bijeenkomst voor wethouders gehouden. De input gaat langs de commissie van OCS alvorens deze wordt ingebracht bij de Onderwijsraad. Het wetsvoorstel Passend Onderwijs ligt nu bij de Raad van State en zal half oktober richting de Tweede Kamer gaan. Het traject rondom de invoering van Passend Onderwijs, baart de VNG zorgen. Het onderscheid tussen zorg die door het onderwijs geleverd moet worden en aanpalende zorg vanuit de gemeenten, wordt niet helder in de wetgeving. De Minister geeft aan dat ze geen landelijke referenties kan vastleggen over de basiszorg richting het onderwijs. Voor gemeenten is dit van groot belang, zeker gezien de decentralisatie van de Jeugdzorg. VNG stuurt in oktober de Tweede Kamer een brief met een aantal dringende bezwaren tegen het wetsvoorstel. Hiervan maken ook de gevolgen voor de onderwijshuisvesting en het leerlingenvervoer onderdeel uit.
2
Onderwijshuisvesting Kenniscentrum ruimte voor onderwijs en kinderopvang A.g.v. beëindiging van de subsidie door OCW houdt het Servicecentrum Scholenbouw op te bestaan per 1-1-2012. VNG, PO raad en VO raad hebben i.s.m. het waarborgfonds kinderopvang een startnotitie geschreven en eind augustus op hun sites gezet die beoogt het Waarborgfonds een rol te geven als opvolger van het SCS. De komende maanden zal de financiering hiervan worden uitgewerkt. Dit is ook de doorslaggevende factor voor het slagen van dit initiatief. Investeringsfonds schoolgebouwen A.g.v. opheffing Servicecentrum Scholenbouw per 2012 is de uitwerking van het concept convenant over een investeringsfonds vertraagd: er is nog geen duidelijkheid en overeenstemming over de kosten van verdere uitwerking. Asbestinventarisatie schoolgebouwen Samen met het rijk en schoolraden begeleidt de VNG een landelijke inzameling van gegevens over asbestinventarisaties van schoolgebouwen (een verplichting van schoolbesturen o.g.v. de Arbowetgeving). Respons is opvallend hoog, maar eerste calamiteit (acute sluiting door Arbeidsinspectie van oudbouw VO school wegens veelvuldig afbrokkelende asbestplaten in Stedebroec) was half augustus een feit. Via de website van infomil wordt zo veel mogelijk eenduidige informatie verspreid. Hoofdregel is: bij aanwezigheid asbest dat een acuut gevaar vormt is verwijdering (of inkapseling) voor rekening van de gemeente als voorziening (schade aan het gebouw als gevolg van bijzondere omstandigheden” (cf. brand en andere calamiteiten). Doordecentralisatie onderhoud PO De VNG neemt deel in de begeleidingscommissie van het draagvlakonderzoek onder gemeenten en schoolbesturen PO. Offertes zijn uitgevraagd, eind september wordt opdracht verleend, verwachte oplevering rapportage medio december 2011. Via VNG site zal oproep verschijnen om enquête volledig en tijdig in te vullen. Hoge respons is nl. van groot belang voor onderhandelingspositie VNG. Toezicht en handhaving kinderopvang Er is vanaf 2012 een budget met SZW overeengekomen van € 24.9 miljoen per jaar. Hiervan is € 500.000 bedoeld voor het Expertisecentrum bij de VNG. Derhalve wordt er structureel € 24.4 miljoen gestort in het Gemeentefonds. Voor 2012 kent dit budget 2 verdeelsleutels om de ‘scheve verdeling’ zoveel mogelijk te corrigeren. Het oude geld (€ 11.9 miljoen) wordt verdeeld via de huidige verdeelsleutel, voor het nieuwe geld (ca 12.5 miljoen) geldt een nieuwe verdeelsleutel. Aangezien het Gemeentefonds in 2013 herzien wordt, geldt deze afspraak vooralsnog alleen voor 2012. De afspraken met SZW omtrent toezicht en handhaving zijn: 1. Er komt structureel € 24,9 mln beschikbaar voor toezicht en handhaving kinderopvang 2. SZW neemt naast het beheer en de doorontwikkeling van het Landelijk register kinderopvang (LRK) ook het beheer en de doorontwikkeling van de Gemeenschappelijke Inspectie Ruimte (GIR) (voor zowel inspecteren als handhaven) voor haar rekening. 3. Onderdeel van dit akkoord is dat de VNG ter verbetering van de handhaving in de kinderopvang een expertisecentrum opricht. 4. De VNG maakt afspraken met GGD Nederland (GGD NL) over een budgettair referentiekader ten behoeve van de totstandkoming van decentrale afspraken tussen gemeenten en GGD-en over de verdeling van het budget tussen toezicht en handhaving. 3
5. De VNG beziet tevens of er per 2012 een aanpassing van de verdelingssystematiek van de Gemeentefonds-middelen moet en kan worden doorgevoerd. 6. De VNG committeert zich bestuurlijk aan deze afspraken en de VNG zal zich ervoor inspannen dat gemeenten en GGD-en toezicht en handhaving conform de afgesproken uitgangspunten zoals beschreven in de brief aan de Tweede kamer van 20 april 2011, uitvoeren, waarbij: - Jaarlijks alle kindercentra, buitenschoolse opvanglocaties en gastouderbureaus op locatie worden geïnspecteerd (dus een dekking van 100%). - De intensiteit van het toezicht wordt afgestemd op het risicoprofiel dat van de locatie wordt gemaakt. - Ondernemers met een laag risico op tekortkomingen worden onderworpen aan een lichter toezichtsregime en ondernemers met een hoog risico krijgen te maken met zwaarder toezicht. - Na controle van de gastouder bij de toegang tot het stelsel (toetsingskader A + toetsingskader B) wordt jaarlijks per gastouderbureau een percentage van het gastouderbestand gecontroleerd. De omvang van de steekproef wordt bepaald op basis van het risicoprofiel van het gastouderbureau. - Om binnen het financiële kader te blijven kan er gevarieerd worden in de intensiteit van de inspectie. Ook kunnen gemeenten variëren met het aantal te inspecteren gastouders. Het aantal te inspecteren gastouders per gemeente bevindt zich daarbij in een bandbreedte van 5% - 30%. 7. Deze financiële afspraken bieden een meerjarig budgettair kader op basis van de nu verwachte ontwikkeling in de capaciteit. Inmiddels zijn de volgende stappen gezet: Wat betreft afspraak 3: Expertisecentrum De VNG heeft inmiddels besloten dat dit Expertisecentrum er komt per 2012. Ook is met BZK geregeld hoe de benodigde financiën vanuit het totale budget toezicht en handhaving kinderopvang naar de VNG komen. Wat betreft afspraak 4: uitwerken afspraken VNG-GGD Nederland: De uitwerking van afspraak 4 heeft inmiddels plaatsgevonden. Tussen VNG en GGD Nederland zijn de volgende afspraken gemaakt: •
•
• • •
De primaire verantwoordelijkheid rondom risicoprofielen ligt bij de deskundigheid van de GGD-toezichthouder. Deze moet het ingeschatte risicoprofiel van de locatie kunnen onderbouwen. Uitgangspunt is dat met de nieuwe werkwijze de gemiddelde inspectietijd gelijk blijft, maar dat een andere verdeling van de inspectieduur over de locaties plaatsvindt op grond van de risicoanalyse. De GGD selecteert gastouders waar toezicht plaatsvindt in of na overleg met de gemeente. De beschrijving van het risicoprofiel wordt in 2012 niet opgenomen in het inspectierapport. Op basis van evaluatie van het werken met risicoprofielen in 2012 voert GGD Nederland eventuele aanpassingen aan het model risicoprofiel door.
Wat betreft afspraak 5: andere verdeelsleutel:
4
Hierover is met BZK overleg gevoerd. Besloten is om het oude geld op de oude verdeelsleutel te verdelen en voor het nieuwe geld een nieuwe verdeelsleutel toe te passen. Hiermee wordt de verdeling voor de meeste gemeenten beter. GEMEENTERECHT Handreiking Beheersverordening Wro verschenen De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat een verplichting om vijf jaar na haar inwerkingtreding actuele planologische regelingen te hebben. Er ligt een grote druk op gemeenten om bestemmingsplannen vóór 1 juli 2013 te actualiseren. Per 1 juli 2013 vervalt de bevoegdheid om leges in te vorderen voor alle verstrekte diensten die verband houden met een niet meer actuele planologische regeling. Niet tijdig geactualiseerde bestemmingsplannen blijven overigens ook na 2013 geldig. Aanvankelijk was via het overgangsrecht bepaald dat geen beheersverordening mocht worden vastgesteld voor gebieden met een bestemmingsplan ouder dan vijf jaar. De VNG heeft er bij de Tweede Kamer met succes op aangedrongen deze beperking ongedaan te maken om de mogelijkheden voor toepassing van de beheersverordening te verruimen. De beheersverordening is een instrument uit de Wro dat nog weinig wordt toegepast. Een beheersverordening is een alternatief voor een bestemmingsplan voor gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien en waar de bestaande situatie wordt vastgelegd. De beheersverordening is bij uitstek geschikt voor laag-dynamische gebieden. Deze Handreiking ondersteunt gemeenten bij het maken van een keuze voor een beheersverordening of een bestemmingsplan en bij het toepassen van het instrument. De Handreiking bevat een voorbeeld van een beheersverordening. Rondetafelgesprek Wob In de Tweede Kamer vond op 29 september jl. een Rondetafelgesprek over de Wet openbaarheid van bestuur (de Wob) plaats. De Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken nodigde de VNG uit hieraan een bijdrage te leveren. Ook journalisten, wetenschappers en juristen waren bij dit gesprek aanwezig. Bij monde van Kees Jan de Vet stelde de VNG dat de actieve informatieplicht van bestuursorganen een kernpunt in de wet is. Ook gemeenten kunnen hieraan nog veel beter en efficiënter invulling geven. De VNG neemt de kritiek van media en journalisten serieus en treedt op korte termijn met een aantal journalisten in gesprek over de uitvoeringspraktijk. Verder komt de VNG begin 2012 met een publicatie van richtlijnen voor de actieve openbaarmakingsverplichting. Daaraan worden ook een aantal ledenbijeenkomsten gekoppeld. Wel heeft de VNG aangegeven zich zorgen te maken over het oneigenlijk gebruik van de Wob. Het incasseren van een geldbedrag mag immers niet de reden zijn voor het doen van een Wob-verzoek. Journalistiek en wetenschappers gaven op hun beurt aan dat er een nieuwe wet als vervanger van de Wob moet komen met een veel ruimer verstrekkingenregime en een sterke reductie van het aantal weigeringsgronden. Tevens pleitten zij voor de invoering van een nationale autoriteit op het gebied van de openbaarheid van bestuur. EUROPA EN INTERNATIONAAL Voorstellen van de Europese commissie voor Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB) Op 16 september jl. heeft de Europese Commissie voorstellen voor nieuwe regels voor Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB) gepresenteerd. Gemeenten kunnen van deze regels gebruikmaken om dienstverlening zoveel mogelijk naar hun eigen wens in te richten zonder dat hoeft worden aanbesteedt of dat er sprake is van 5
staatsteun. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om leerlingenvervoer, jeugdwerk, het onderhoud aan groenvoorzieningen door sociale werkplaatsen of een kinderboerderij. In de praktijk blijken deze regels echter zo ingewikkeld dat ze weinig soelaas bieden. De VNG heeft samen met IPO bij de Europese Commissie aangedrongen op verduidelijking en vereenvoudiging van de regels. De voorstellen uit Brussel komen daar echter maar gedeeltelijk aan tegemoet. De VNG verzet zich met name tegen het voorstel om alleen gemeenten met minder dan 10.000 inwoners te ontzien van de regelgeving. Voor de Nederlandse situatie levert dit slechts voor een veertigtal gemeenten een potentiële lastenverlichting op. Om onze bezwaren kracht bij te zetten heeft de VNG een brede uitvraag gedaan onder de leden. Wij zijn echter nog op zoek naar meer voorbeelden van problemen die gemeenten hebben met DAEB regels. De Directie Europa houdt zich dan ook aanbevolen om deze te ontvangen. Gelet op de besluitvorming in Europa dienen wij voor 20 oktober over uw input te beschikken. De VNG zal zich samen met overige nationale verenigingen, verenigd in CEMR blijven inzetten voor een hanteerbare uitvoeringspraktijk voor gemeenten om als eerste overheid naar burgers en bedrijven te kunnen opereren.
6