Bestuur en Beheer 08 september 2015 Orgaan: Locatie: Datum: Aanvang:
Informatievergadering Beheer/Bestuur Julianastraat 34, 5251 ED Vlijmen dinsdag 08 september 2015 19:30 uur
1.
Opening
2.
Vaststelling van de agenda Stukken Agenda bestuur en beheer 20150908
3.
Spreekrecht Samenvatting Volgens het Reglement van Orde kunt u inspreken of meespreken over agendapunt 5 t/m 7. U meldt dit uiterlijk 24 uur voor aanvang van de vergadering bij de raadsgriffier, onder vermelding van het onderwerp.
Stukken In- en meespreken voor informatievergaderingen
4.
Besluitenlijst van dinsdag 16 juni 2015 Stukken Besluitenlijst Bestuur en Beheer 20150616
5.
Ontwerp Regionaal Beleidsplan 2016 2019 Veiligheidsregio Brabant Noord Stukken RV ontwerp regionaal beleidsplan 2016 2019 Veiligheidsregio Brabant Noord 20150929
BIJL aanbiedingsbrief ontwerp regionaal beleidsplan 2016 2019 Veiligheidsregio Brabant Noord 20150929
BIJL actualisatie risicoprofiel 2014 Veiligheidsregio Brabant Noord 20150929
BIJL gemeentelijke kaders Veiligheidsregio Brabant-Noord 20150929
BIJL Nota Wensen Actualisatie Risicoprofiel 2014 20150929
BIJL ontwerp regionaal beleidsplan 2016 2019 Veiligheidsregio Brabant Noord 20150929
6.
Advies werkgroep Veerkrachtig bestuur Stukken
RV Aanbieding advies werkgroep Veerkrachtig bestuur 20150929
BIJL aanbiedingsbrief advies werkgroep Veerkrachtig bestuur 20150929
BIJL advies werkgroep Veerkrachtig bestuur 20150929
7.
Toepassen coordinatieregeling en SEP voor Aldi op Dillenburglocatie Drunen Stukken RV Toepassen coordinatieregeling en SEP Aldi Dillenburg Drunen 20150929
BIJL Aangepast SEP Heusden 20150929
8.
Rondvraag
9.
Sluiting
Agenda bestuur en beheer 20150908 (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####default:22263#
Oproeping voor de openbare informatievergadering Bestuur en Beheer van de raad van de gemeente Heusden te houden op 8 september 2015 om 19.30 uur, in de raadszaal van het gemeentehuis Vlijmen. Voorzitter: Mevr. ir. D.F.M.J. Rijnders-Huisman AGENDA BESTUUR EN BEHEER 1.
Opening
2.
Vaststelling van de agenda
3.
Spreekrecht Volgens het Reglement van Orde kunt u inspreken of meespreken over agendapunt 5 t/m 7. U meldt dit uiterlijk 24 uur voor aanvang van de vergadering bij de raadsgriffier, onder vermelding van het onderwerp.
4.
Besluitenlijst van dinsdag 16 juni 2015
5.
Raadsvoorstel 8 Ontwerp Regionaal Beleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord Presentatie door dhr. Verlaan (Regionaal commandant Brandweer Brabant-Noord)
6.
Raadsvoorstel 7 Advies werkgroep Veerkrachtig bestuur
7.
Raadsvoorstel 9 Toepassen coördinatieregeling en SEP voor Aldi op Dillenburglocatie Drunen
8.
Rondvraag
9.
Sluiting
Heusden, Namens de agendacommissie, Mw. drs. E.J.M. de Graaf
Einde bijlage: Agenda bestuur en beheer 20150908
Terug naar het agendapunt
In- en meespreken voor informatievergaderingen (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####default:22270#
Inspreken of meespreken bij de informatievergadering? U kunt inspreken over een onderwerp op de agenda aan het begin van de vergadering. Een andere mogelijkheid is om tijdens de vergadering aan tafel te zitten en mee te spreken over het onderwerp. In beide gevallen meldt u dit uiterlijk 24 uur voor aanvang van de vergadering bij de raadsgriffier. De volgende regels uit het Reglement van Orde gelden: Artikel 27. Aanmelding voor deelname (meespreken) 1. Belanghebbenden kunnen zich aanmelden voor de informatievergadering om deel te nemen aan de informatievergadering. Een belanghebbende kan zich laten vertegenwoordigen door een ander die namens hem spreekt. Meespreken is niet toegestaan bij de behandeling van bestemmingsplannen en daarmee vergelijkbare plannen. Bij onderwerpen die geagendeerd zijn op grond van artikel 13, negende lid, is meespreken alleen toegestaan wanneer de agendacommissie hiertoe heeft besloten. 2. Daartoe dienen zij zich tenminste 24 uur vóór de aanvang van de vergadering aan te melden bij de griffier onder vermelding van naam, adres, telefoonnummer alsmede het geagendeerde voorstel of onderwerp waarover men aan de informatievergadering wenst deel te nemen. Artikel 28. Behandelingstijd 1. De deelnemers aan de informatievergadering houden zich aan de aanwijzingen van de voorzitter aangaande de behandelingstijd. 2. Na het verstrijken van de behandelingstijd sluit de voorzitter het betreffende voorstel of onderwerp af door het oordeel van de vergadering over het onderwerp of voorstel samen te vatten. Artikel 29. Spreekrecht (inspreken) 1. Bij de behandeling van het agendapunt “Spreekrecht” is er voor belanghebbenden of hun vertegenwoordiger(s) gelegenheid om het woord te voeren over een voorstel of onderwerp dat op de agenda staat. Een inspreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. Gedurende maximaal dertig minuten is er gelegenheid om in te spreken. Als er meer dan zes sprekers zijn, verdeelt de voorzitter het inspreekhalfuur evenredig over de sprekers. De voorzitter van de vergadering kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximumduur van de spreektijd. 2. Belanghebbenden of hun vertegenwoordiger(s) kunnen niet het woord voeren over: a. een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep bij de rechter openstaat, of heeft opengestaan; b. benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen; c. een klacht die ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend. 3. Inspreken bij de behandeling van een bestemmingsplan en daarmee vergelijkbare plannen is uitsluitend toegestaan in de vorm van een mondelinge toelichting op een eerder ingediende zienswijze. Deze zienswijze moet als zienswijze zijn aangeduid in het raadsvoorstel of de daarbij behorende stukken. 4. Inspreken bij onderwerpen die geagendeerd zijn op grond van artikel 13, negende lid, is alleen toegestaan wanneer de agendacommissie hiertoe heeft besloten. 5. Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit tenminste 24 uur vóór aanvang van de Informatievergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het voorstel of onderwerp waarover hij het woord wil voeren. 6. De voorzitter van de informatievergadering geeft het woord op volgorde van aanmelding. De
voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering. 7. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter van de informatievergadering hem dit heeft verleend. De voorzitter van de informatievergadering of een raadslid of een fractieondersteuner, doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger. In- of meespreken is alleen mogelijk bij informatievergaderingen, en niet bij de vervolgbehandeling van het onderwerp in de raadsvergadering.*
*tenzij een onderwerp rechtstreeks, dus zonder voorafgaande behandeling in de informatievergadering, aan de raad wordt voorgelegd.
Einde bijlage: In- en meespreken voor informatievergaderingen
Terug naar het agendapunt
Besluitenlijst Bestuur en Beheer 20150616 (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####default:22266#
Besluitenlijst informatievergadering Bestuur
en Beheer
(Voor meer informatie over deze vergadering kunt u het audioverslag raadplegen op onze website)
Vergadering Voorzitter Plaats Deelnemers
16 juni 2015 Mevr. ir. D.F.M.J. Rijnders-Huisman Vlijmen Raadsleden Dhr. A.L.J. van Delft (Gemeentebelangen) Dhr. C.M.M. Musters (Gemeentebelangen) Mevr. A.T.E. Muskens-de Bont (CDA) Dhr. M.B. van Esch (D.M.P. Heusden) Mevr. A.C.A. Couwenberg (VVD) Dhr. T. H.A.M. Blankers (VVD) Dhr. J. W. Vonk (D66) Dhr. A. Buijs (Heusden Een) tot 20.20 uur Mevr. J.M.C.J.M. van den Dungen (Heusden Een) v.a. 20.20 uur Mevr. mr.drs. L. A.J. van der Heijden (Heusden Transparant) tot 20.20 uur Griffier Mevr. drs. C.G.W.M. Selman (plv)
Fractieondersteuners Dhr. J. Vroege (D.M.P. Heusden) Dhr. H.J. Kleian (Heusden Transparant) Dhr. X.B. Buisman (Heusden Eén) Mevr. A. Akturan (PvdA) Mevr. P.H.E. Scheffers-de Bilde (PvdA) Portefeuillehouders Dhr. drs. J. Hamming (v.a. 20.45 uur) Mevr. J. van Aart Dhr. W.A. van Engeland Dhr. C.A.M. van Bokhoven Mevr. drs. M. Mulder Dhr. dr. M.G.M. van der Poel Ambtenaar Dhr. C. Hamers (6)
A (A-lijst) = besluitvorming zonder bespreking in raadsvergadering B (B-lijst) = besluitvorming na bespreking in raadsvergadering V (vóór) = toezeggingen door de portefeuillehouder met actie vóór de raadsvergadering L (langere termijn) = toezeggingen door de portefeuillehouder met actie op langere termijn
Nr. 1. 2. 3. 4.
Agendapunt Opening Vaststelling agenda Spreekrecht Raadsvoorstel 6 op 30 juni 2015 Eerste Bestuursrapportage
B
V L
L L
L
5.
SCHORSING Besluitenlijst van 21 april 2015
Vastgesteld Geen insprekers Sprekers: Buijs (Heusden Een) Scheffers (PvdA), van Esch (DMP Heusden), Muskens-de Bont (CDA), van der Heijden (Heusden Transparant), Musters (Gemeentebelangen), Vonk (D66), Couwenberg (VVD), wethouders Van Aart, Van Bokhoven, Van Engeland, Van der Poel, Mulder 2e termijn H. Kleian (HT) Toezeggingen: Wethouder Van Aart stuurt een antwoord op de vraag op welke projecten/taken er onderuitputting is, en of dit evt. van vóór 2014 dateert; informeert de raad nader hoe het College voorstelt om te gaan met tekorten door het wegvallen van de rijksvergoeding voor processen-verbaal; neemt in overweging of het fiscaliseren van betaald parkeren een optie is neemt de suggestie over het publiek via de gemeentelijke website te informeren dat men de waarborgsom voor de zwembadpas kan terugvragen; Toezegging: Wethouder Van der Poel zal de raad informeren over de stand van zaken i.c. het rechtsproces Cleanstones Geen schorsing Dhr. Buisman ontbreekt ten onrechte bij punt 5. Gewijzigd vastgesteld.
6.
Omgevingsbeleid Heusden Presentatie door C. Hamers (maximaal 30 minuten) L
7.
Raadsvoorstel 8 Jaarverantwoording en resultaatbestemming 2014 Veiligheidsregio Brabant-Noord
A
V V L
8.
Raadsvoorstel 9 Begroting 2016 en meerjarenraming 2017 Stadsgewest ’s-Hertogenbosch
A
V L
9.
Raadsvoorstel 10 Ontwerpbegroting 2016 Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant
A
V
V L 10.
11.
Raadsvoorstel 11 Conceptbegroting 2016 Streekarchief Langstraat Heusden Altena Raadsvoorstel 12
A
A
Sprekers: Hamers (ambtenaar), Vonk (D66), Musters (Gemeentebelangen), Muskens (CDA), Vroege (DMP Heusden), Scheffers (PvdA), portefeuillehouder Hamming. Toezegging portefeuillehouder Hamming: Dat fracties nog een maand de tijd krijgen om ná overleg met hun achterban, hun opmerkingen per mail aan het College kenbaar te maken. De presentatie zal daartoe via iBabs ter beschikking worden gesteld.
Sprekers: Kleian (Heusden Transparant), Musters (Gemeentebelangen), Muskens (CDA), Vroege (DMP Heusden), Scheffers (PvdA), Buisman (Heusden Een), Vonk (D66) Van den Dungen (Heusden Een), portefeuillehouder Hamming. Toezeggingen: Portefeuillehouder Hamming zal een overzicht sturen hoe de stortingen in de kapitaalreserves tot stand zijn gekomen; een overzicht geven van het aantal reserves en de hoogte daarvan. In de vergaderplanning 2016 dient de griffie rekening te houden met het tijdig kunnen behandelen van de zienswijzen op jaarstukken van de gemeenschappelijke regelingen. Sprekers: Van Delft (Gemeentebelangen), Buisman (Heusden Een), portefeuillehouders Hamming, Van der Poel. Toezeggingen: Hamming in de tekst van het raadsvoorstel wordt op pagina 1 programmabegroting 2065 vervangen door …2016. Zal de brief ‘voortgangsbericht stadsgewest’ doorsturen aan de raad. Sprekers: van den Dungen (Heusden Een), Scheffers (PvdA), Vroege (DMP Heusden), Musters (Gemeentebelangen), Couwenberg (VVD), Vonk (D66), portefeuillehouder Hamming. Toezeggingen: Hamming zal de zienswijze aanvullen met de opmerking dat het verslag van de accountantscontrole gelijktijdig beschikbaar moet zijn met de jaarrekening; zal het verslag van de accountantscontrole aan de raad doen toekomen zodra dit beschikbaar is; zal de raad schriftelijk actief informeren over de verdere gang van zaken. Sprekers: Vonk (D66), Musters (Gemeentebelangen), Muskens (CDA), portefeuillehouder Hamming. Sprekers: Couwenberg (VVD), Vonk (D66), Musters (Gemeentebelangen), Muskens (CDA), Van Esch (DMP
Jaarstukken 2014 en ontwerp kaderbegroting 2016 Hart van Brabant-Midpoint
12.
13.
Raadsvoorstel 13 Liquidatie Bestuursacademie Zuid Nederland en jaarrekening 2013 Rondvraag
L
B
Sprekers: Scheffers (PvdA), wethouders Van der Poel, Van Aart. L
L
14.
Sluiting
Vastgesteld op: dinsdag 8 september 2015
Mevr. drs. E.J.M. de Graaf Griffier
Heusden), Scheffers (PvdA), Buisman (Heusden Een), portefeuillehouder Hamming. Toezegging: Hamming zal de opmerking doorgeven dat de vervlechting van Midpoint en HvB de stukken lastig leesbaar maakt voor raadsleden. De raad wil de samenhang kunnen zien. Sprekers: Vonk (D66), Musters (Gemeentebelangen), Scheffers (PvdA), Buisman (Heusden Een), Muskens (CDA), portefeuillehouder Hamming.
Toezeggingen wethouder Van der Poel neemt in overweging om blikvangers te plaatsen ter bestrijding van afval in de bermen Wethouder Van Aart zegt toe een presentatie in de infovergadering B&B door de kernmanager Drunen, dit gekoppeld aan de voorgenomen evaluatie en het raadsvoorstel gepland voor december 2016.
Einde bijlage: Besluitenlijst Bestuur en Beheer 20150616
Terug naar het agendapunt
RV ontwerp regionaal beleidsplan 2016 2019 Veiligheidsregio Brabant Noord 20150929 (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####default:22274#
CONCEPT Onderwerp
Zaaknummer
00443809
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 van de Veiligheidsregio Brabant-Noord
Raadsvoorstel Aanleiding / voorgeschiedenis Conform de Wet Veiligheidsregio’s stelt het bestuur van de veiligheidsregio elke 4 jaar een beleidsplan vast. Met dit voorstel wordt u in de gelegenheid gesteld een uitspraak te doen over het ontwerpbeleidsplan voor de periode 2016 t/m 2019. Daarnaast betreft dit voorstel ook de vaststelling van de Gemeentelijke Kaders Veiligheidsregio BrabantNoord. U besloot op 12 mei van dit jaar al over het concept van deze kaders die integraal onderdeel uitmaken van het ontwerpbeleidsplan. Feitelijke informatie Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 van de Veiligheidsregio Brabant-Noord De Veiligheidsregio Brabant-Noord (hierna: Veiligheidsregio) heeft een ontwerp van een regionaal beleidsplan opgesteld voor de periode 2016 t/m 2019. Het beleidsplan is opgesteld in samenwerking met een brede vertegenwoordiging van de partners in de veiligheidsregio. Zo hebben de raden in gezamenlijkheid de gemeentelijke kaders opgesteld. Met de 11 gemeentelijke kaders maken de gemeenten duidelijk wat ze van de veiligheidsregio verwachten en waar deze zich op moet richten. Vervolgens hebben alle netwerkpartners hun bestuurlijke-, landelijke- en lokale beleidsuitgangspunten ingebracht. Vanuit de actualisatie van het regionaal risicoprofiel zijn vervolgens de prioritaire risico’s benoemd. Het betreft hier de 4 prioritaire risico’s uit de regionale actualisatie en de bestuurlijk aangewezen prioriteit ‘ongevallen tijdens vervoer over spoor’. Verder wordt er voor elke gemeente in een afzonderlijke pagina ingegaan op de risico’s in de gemeente en hoe de hulpdiensten zich voorbereiden op daarmee samenhangende incidenten. Tijdens uw vergadering van 12 mei jl. besloot u de wens kenbaar te maken aan het bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Noord dat, gezien de ligging van de Loonse en Drunense Duinen, het risico natuurbrand aan de gemeentelijke pagina voor Heusden in de Actualisatie Risicoprofiel 2014 wordt toegevoegd en voor het overige in te stemmen met de Actualisatie Risicoprofiel 2014 van de Veiligheidsregio Brabant-Noord. Aan deze wens van u is tegemoet gekomen. Uit de gemeentelijke kaders en de actualisatie van het risicoprofiel zijn de verbindende thema’s gefilterd: consolideren en continueren; schaalvergroting; samenwerken; participatiemaatschappij; focus op de voorkant; verbinden en communiceren. Allereerst moet de veiligheidsregio de organisatie duurzaam maken en houden: het consolideren en continueren van de dienstverlening. De samenleving verwacht namelijk dat de veiligheidsregio dag en nacht klaarstaat om op te treden bij incidenten, rampen en crises. Dat vereist schaalvergroting en die heeft grote invloed op de taakuitvoering: lokale standaarden en regelingen maken plaats voor landelijke varianten. Uiteindelijk kan de veiligheidsregio alleen beter werk leveren voor minder kosten via samenwerking met haar partners. Op die manier kan ze expertise en uitvoeringskracht bundelen en het contact met de maatschappij verbeteren. Ook samenwerking met burgers, instellingen en bedrijven (de participatiemaatschappij) hoort daarbij. Zo trekken burgers bijvoorbeeld aan de bel als er over risico’s van bedrijven wordt gesproken. Dat laatste leidt tot meer preventie, ofwel focus op de voorkant (bijvoorbeeld: een brandmelder is belangrijker dan een brandblusser, want gebruikers van een gebouw moeten allereerst weten dat er een brand is, pas
1
CONCEPT Onderwerp
Zaaknummer
00443809
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 van de Veiligheidsregio Brabant-Noord
daarna kunnen ze de brand blussen). Met name voor de laatste 2 punten is het noodzakelijk om te verbinden en te communiceren. De Veiligheidsregio Brabant-Noord heeft haar beleidsdoelen vertaald naar 7 programma’s die ze de komende 4 jaar gaat uitvoeren: risicobeheersing; crisisbeheersing en rampenbestrijding; bevolkingszorg; Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR); Gemeenschappelijk Meldcentrum (GMC); incidentbestrijding brandweer; bedrijfsvoering. Het beleidsplan geeft voor elk programma, via de beschreven thema’s, aan waar de lat ligt, wat de veiligheidsregio wil bereiken en met welke aanpak de veiligheidsregio het gaat klaarspelen om over de lat te springen. Gemeentelijke Kaders Veiligheidsregio Brabant-Noord / Doelen brandweerzorg In het raadsvoorstel voor uw vergadering van 12 mei jl. gaven wij aan dat u een nader voorstel zou ontvangen over de definitieve vaststelling van de Gemeentelijke Kaders Veiligheidsregio Brabant-Noord en dat u er ook voor kunt kiezen deze kaders te beschouwen als de doelen voor de brandweerzorg. Conform artikel 3a van de Wet Veiligheidsregio’s stelt de gemeenteraad namelijk ten minste eenmaal per 4 jaar de doelen vast die de gemeente betreffende de brandveiligheid en de werkwijze en kwaliteit van de brandweerzorg nastreeft. U besloot vervolgens op 12 mei jl. in te stemmen met het concept van de gemeentelijke kaders. Dit concept is inmiddels ongewijzigd overgenomen binnen de veiligheidsregio. Afweging Het ontwerpbeleidsplan bevat alle onderdelen die in de Wet Veiligheidsregio’s zijn beschreven. In het beleidsplan zijn ook uw zienswijzen over de actualisatie van het regionaal risicoprofiel en de gemeentelijke kaders verwerkt. Het voorstel is dan ook om nu in te stemmen met het ontwerp van het regionaal beleidsplan voor 2016 t/m 2019. Dit zal dan ook als zienswijze worden gecommuniceerd met de veiligheidsregio. Wij zijn verder van mening dat het unieke experiment van de gemeentelijke kaders uitermate geslaagd is. De gemeentelijke kaders Veiligheidsregio Brabant-Noord bieden een bijzondere manier om aan de voorkant sturing te geven aan het door de veiligheidsregio te volgen beleid en ze zijn heel geschikt als doelen voor de brandweerzorg, zoals bedoeld in art 3a van de Wet Veiligheidsregio’s. Daarom stellen wij u voor om de gemeentelijke kaders Veiligheidsregio Brabant-Noord vast te stellen en aan te merken als de doelen voor de brandweerzorg volgens artikel 3 van de Wet Veiligheidsregio’s. Inzet van middelen In de voorliggende stukken wordt beleid beschreven. Er zijn geen duidingen dat er een wijziging plaatsvindt van de inzet van de middelen behoudens het feit dat wordt aangegeven dat de financieringsstructuur op termijn wordt gewijzigd van een historische inbreng naar een gewijzigde berekening van de inbreng. Vooralsnog heeft het voorliggende ontwerpbeleidsplan dus geen financiële effecten. Voorgenomen besluit Het voorstel is om bijgaand besluit vast te stellen.
2
CONCEPT Onderwerp
Zaaknummer
00443809
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 van de Veiligheidsregio Brabant-Noord
Het college van Heusden, de secretaris,
de burgemeester,
mr. J.T.A.J. van der Ven
drs. J. Hamming
3
CONCEPT Onderwerp
Zaaknummer
00443809
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 van de Veiligheidsregio Brabant-Noord
De raad van Heusden in zijn openbare vergadering van 29 september 2015; gezien het voorstel van het college van 25 augustus 2015; gelet op de beraadslaging;
besluit:
in te stemmen met het ‘Ontwerpbeleidsplan 2016-2019’ van de Veiligheidsregio Brabant-Noord; de Gemeentelijke Kaders Veiligheidsregio Brabant-Noord vast te stellen; de Gemeentelijke Kaders Veiligheidsregio Brabant-Noord vast te stellen als de doelen voor de brandweerzorg conform artikel 3a Wet Veiligheidsregio’s.
de griffier,
de voorzitter,
mw. drs. E.J.M. de Graaf
drs. J. Hamming
4
Einde bijlage: RV ontwerp regionaal beleidsplan 2016 2019 Veiligheidsregio Brabant Noord 20150929
Terug naar het agendapunt
BIJL aanbiedingsbrief ontwerp regionaal beleidsplan 2016 2019 Veiligheidsregio Brabant Noord 20150929 (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####default:22275#
Einde bijlage: BIJL aanbiedingsbrief ontwerp regionaal beleidsplan 2016 2019 Veiligheidsregio Brabant Noord 20150929
Terug naar het agendapunt
BIJL actualisatie risicoprofiel 2014 Veiligheidsregio Brabant Noord 20150929 (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####default:22276#
VEILIGHEIDSREGIO BRABANT-NOORD
Samenvatting Actualisatie Risicoprofiel 2014: Veiligheidsrisico’s in Brabant-Noord
De gemeenteraden in de Veiligheidsregio Brabant-Noord kunnen hun wensen aangeven over de Actualisatie Risicoprofiel 2014. De informatie hieronder maakt duidelijk waarom deze actualisatie nodig is, wat de rol van de gemeenteraad is, welke regionale risico’s er zijn, wat de laatste jaren is veranderd aan de risico’s en welke risico’s meer aandacht verdienen. Waarom een Actualisatie Risicoprofiel Elke veiligheidsregio moet beschikken over een risicoprofiel dat aangeeft op welke regionale risico’s een veiligheidsregio zich moet voorbereiden, zo bepaalt de Wet veiligheidsregio’s. Met dit profiel in de hand stelt het bestuur van elke veiligheidsregio een regionaal beleidsplan vast dat onder andere aangeeft hoe de regio zich voorbereidt op risico’s. De Veiligheidsregio Brabant-Noord heeft in 2011 het Regionaal Risicoprofiel 2011 vastgesteld, dat de veiligheidsrisico’s voor deze regio in beeld brengt. In 2014 heeft het dagelijks bestuur van de veiligheidsregio het concept van de Actualisatie Risicoprofiel 2014 goedgekeurd. Daarmee heeft de veiligheidsregio geen nieuw risicoprofiel gemaakt, maar het risicoprofiel uit 2011 aangepast. In de loop van 2015 komt namelijk een nieuwe landelijke methodiek gereed om risicoprofielen op te stellen en vervalt de huidige methodiek. De nieuwe methodiek is echter nog niet beschikbaar en de huidige methodiek leidt tot een risicoprofiel dat slecht vergelijkbaar is met het risicoprofiel uit 2011. Zodoende heeft de veiligheidsregio naar eigen inzicht beoordeeld hoe de risico’s uit het Regionaal Risicoprofiel 2011 zich hebben ontwikkeld. De nieuwe landelijke rekenmethodiek zal de Veiligheidsregio Brabant-Noord omstreeks 2018 toepassen, bij een volgende ronde voor het vaststellen van risicoprofielen.
2
Wat is de rol van de gemeenteraad? De gemeenteraad kan nu zijn wensen over de Actualisatie Risicoprofiel 2014 kenbaar maken. De raad mag aangeven voor welke risico’s hij extra aandacht wil en mag in zijn wensen risico’s naar voren brengen die de Actualisatie Risicoprofiel 2014 niet noemt. De raad mag verder lokale beleidsprioriteiten en veiligheidsthema’s naar voren brengen, die volgens de raad extra aandacht van de veiligheidsregio verdienen. Het is raadzaam de wensen te beargumenteren, want de veiligheidsregio zal de wensen wegen. Nadat de gemeenteraad zijn wensen kenbaar heeft gemaakt, gebeurt het volgende: 1. de burgemeester zal de wensen van de gemeenteraad doorgeven aan de Veiligheidsregio Brabant-Noord 2. het algemeen bestuur van de veiligheidsregio stelt de wensen en de Actualisatie Risicoprofiel 2014 vast 3. de veiligheidsregio weegt de wensen van de gemeenteraden en verwerkt deze samen met de Actualisatie Risicoprofiel 2014 in het beleidsplan; dit plan geeft aan welke prioriteiten de veiligheidsregio in de komende periode legt en wat de organisatorische gevolgen zijn. 4. de gemeenteraad spreekt zich medio 2015 uit over het beleidsplan 5. het algemeen bestuur van de veiligheidsregio stelt het beleidsplan vast
3
Wat staat er in de Actualisatie Risicoprofiel Met de Actualisatie Risicoprofiel 2014 heeft de Veiligheidsregio Brabant-Noord (in casu: een werkgroep met daarin ook vertegenwoordigers van de gemeenten) het Regionaal Risicoprofiel 2011 onder de loep genomen en daarbij de volgende vragen gesteld: • zijn er sinds 2011 risico’s afgevallen of bijgekomen? • zijn de risico’s meer of minder waarschijnlijk geworden? • zijn de effecten van (de incidenten en calamiteiten als gevolg van) de risico’s groter of kleiner geworden? • hebben zich de afgelopen vier jaar rond de risico’s relevante ontwikkelingen voorgedaan? • welke beleidsadviezen geeft de veiligheidsregio voor de risico’s? • welke risico’s hebben de politieke of bestuurlijke aandacht gekregen?
4
Welke regionale risico’s zijn er? Het Regionaal Risicoprofiel 2011 onderscheidt achttien risico’s. Het gaat hierbij niet om lokale risico’s, maar om risico’s die om regionaal beleid vragen. Bij de vaststelling van die risico’s gaat de veiligheidsregio uit van de zwaarst denkbare calamiteit die in deze regio kan plaatsvinden. De risico’s zijn met een landelijke methodiek vastgesteld door regionale experts. Het Regionaal Risicoprofiel 2011 geeft bij elk van de achttien risico’s uitgebreid aan wat de achtergrond is, hoe groot de kans op een calamiteit is en wat de gevolgen (doden, gewonden, kosten, aantasting milieu et cetera) daarvan kunnen zijn. Onderstaande tabel bevat een beknopte samenvatting van de risico’s met informatie uit het Regionaal Risicoprofiel 2011 en de Actualisatie Risicoprofiel 2014. De linkerkolom vermeldt risico’s. De middenkolom geeft aan wat de zwaarst denkbare calamiteit is die dit risico met zich meebrengt: het ‘maatgevend scenario’. Dat scenario betreft een plek in deze regio waar het incident kan plaatsvinden en een verloop met de grootst mogelijke gevolgen. De rechterkolom geeft aan welke wijzigingen of ontwikkelingen tussen 2011 (Regionaal Risicoprofiel) en 2014 (Actualisatie Risicoprofiel) hebben plaatsgevonden.
5
1
Risico
Maatgevend scenario
Ontwikkelingen 2011-2014
overstroming
door hoogwater overstroomt de Maas bij dijkring 36a bij Keent;
dijkring 36 voldoet inmiddels aan wettelijke norm, maar het maatgevende scenario heeft nog steeds betrekking op deze locatie
2
natuurbrand
er breekt een bos- of heidebrand uit in een van de vijf natuurgebieden;
sinds 2011 zijn een provinciale Taskforce Natuurbranden en een landelijke Kerngroep Natuurbranden opgericht waar de VR aan meedoet; het maatgevend scenario blijft hetzelfde
3
brand in publieksgebouw
4
brand in gebouw met bewoners die
er breekt brand uit tijdens een drukbezochte dienst (1000 bezoekers) in de Kathedraal St. Jan in Den Bosch;
geen ontwikkelingen
brand in verpleeghuis met 100 bewoners;
mensen met zorgbehoefte wonen meer verspreid in groepszorgwoningen, vaak zonder bedrijfshulpverlening; bewoners van zorginstellingen zijn steeds minder zelfredzaam; het maatgevend
niet zelfredzaam zijn
scenario blijft gelijk 5
ongeval met gevaarlijke stoffen tijdens vervoer of in een bedrijf
6
nucleair ongeval
drie scenario’s: 1. een tankwagen vol vloeibaar gas ontploft waarbij een vuurbal van 150 meter doorsnee ontstaat; 2. een tankwagen waaruit benzine lekt die in brand vliegt; 3. een tankwagen waaruit (veelgebruikt en giftig) chloor of acrylnitril lekt;
geen ontwikkelingen
door bijvoorbeeld een brand komt nucleair materiaal vrij;
geen ontwikkelingen
Prioritair risico
6
Risico
Maatgevend scenario
Ontwikkelingen 2011-2014
7
verstoring van de energievoorziening
minimaal 40.000 inwoners raken minstens 8 uur afgesloten van energie;
geen ontwikkelingen
8
verstoring van de drinkwater voorziening
minimaal 40.000 inwoners raken minstens 8 uur afgesloten van drinkwater uit de kraan;
geen ontwikkelingen
9
verstoring van de afvalwaterzuivering
minimaal 40.000 inwoners kunnen minstens 8 uur hun huishoudelijk afvalwater niet lozen;
geen ontwikkelingen
10
verstoring van telecom / ict
in de hele regio vallen telefoon en dataverkeer 48 uur uit; automatische meldinstallaties bij instellingen vallen uit, waardoor meldingen later binnenkomen bij hulpdiensten;
geen ontwikkelingen
11
vliegtuigongeluk in een stedelijk gebied
een vliegtuig met minimaal 20 inzittenden stort neer in dichtbevolkt gebied;
geen ontwikkelingen
12
vliegtuigongeluk op een vliegveld
op of rondom (tot 1000 meter) vliegbasis Volkel stort een vliegtuig neer;
sinds 2011 vermindert het aantal vliegtuigen en de hoeveelheid munitie op Volkel; het maatgevend scenario blijft hetzelfde
13
ongeval tijdens vervoer over water
twee scenario’s: 1. incident met hospitaalschip de Henri Dunant met 130 passagiers, waarvan de helft niet zelfredzaam; 2. aanvaring met binnenschip waarbij brandbare vloeistof of gifwolk ontsnapt;
in 2015 worden de ZuidWillemsvaart en het Maximakanaal heropend. De omvang van het gevaarlijke stoffen vervoer verandert, de risicoklassen niet. Er is geen vervoer meer dwars door het stedelijke Den Bosch (waar het risico daalt), maar wel door het omliggende minder stedelijk gebied (waar het risico stijgt); het maatgevend scenario blijft hetzelfde
7
14
Risico
Maatgevend scenario
Ontwikkelingen 2011-2014
ongeval tijdens
drie scenario’s: 1. een tankwagen vol vloeibaar gas ontploft waarbij een vuurbal van 150 meter doorsnee ontstaat, 2. een tankwagen waaruit benzine lekt die in brand vliegt, 3. een tankwagen waaruit (veelgebruikt en giftig) chloor of acrylnitril lekt;
om overschrijding van risiconormen rond Breda, Tilburg en Dordrecht te verminderen, zal er vanaf 2020 meer vervoer van gevaarlijke stoffen zijn op het traject Meteren-Boxtel (Den Bosch, Vught, Haaren en Boxtel); enerzijds brengt dit een hoger risico met zich mee; anderzijds verminderen maatregelen als vrije kruisingen, minder wissels en trajectbeveiliging het risico; het
vervoer over spoor
maatgevend scenario blijft hetzelfde 15
pandemie
30 procent van de bevolking krijgt (een nieuwe en sterke variant van) de griep;
door toename van antibioticaresistentie, vrij handelsverkeer, reisbewegingen neemt de kans op gecompliceerde infectieziekte-uitbraak toe; het maatgevend scenario blijft hetzelfde
16
dierziekte die
besmetting door Q-koorts;
overdraagbaar is op mensen
centralisatie van stallen tot megastallen en intensivering van veetransport vergroten de kans op uitbraak van een dierziekte die overdraagbaar is op de mens; het maatgevend scenario blijft hetzelfde
17
paniek in een menigte
bij een evenement met 10.000 mensen doet zich een explosie voor en rennen bezoekers in paniek weg, waardoor mensen onder de voet worden gelopen;
het aantal en de duur van evenementen nemen toe en daarmee ook het aantal evenementencampings, wat de kans op paniek vergroot; het maatgevend scenario blijft hetzelfde
Prioritair risico
8
18
Risico
Maatgevend scenario
Ontwikkelingen 2011-2014
verstoring van de openbare orde
bij een evenement of demonstratie ontstaan vechtpartijen, plunderingen of rellen die om een ‘bovengemiddelde capaciteit’ van de politie vragen; omdat de oorzaak en plek van ordeverstoring zo divers kunnen zijn, ontbreekt een duidelijk scenario;
met de opkomst van sociale media zijn mensen makkelijker te mobiliseren wat de kans op ordeverstoringen vergroot; het maatgevend scenario blijft hetzelfde
Er zijn geen nieuwe risico’s bijgekomen Volgens de Veiligheidsregio Brabant-Noord zijn er de afgelopen vier jaar geen nieuwe risico’s bijgekomen en geen risico’s afgevallen. De maatgevende scenario’s van alle risico’s zijn gelijk gebleven. In een aantal gevallen worden calamiteiten weliswaar meer of minder waarschijnlijk of wordt de impact groter of kleiner. Vanuit het oogpunt van risicobeoordeling zijn deze wijzigingen op dit moment echter marginaal.
9
Vijf prioritaire risico’s vragen meer aandacht De veiligheidsregio heeft in de Actualisatie Risicoprofiel 2014 risico’s aangewezen die extra aandacht verdienen. Daarbij is gekeken voor welke risico’s bestuur en politiek veel aandacht hebben, rondom welke risico’s sprake is van (landelijke) ontwikkelingen en of nieuw beleid nodig is om een risico op een acceptabel niveau te houden. Op basis van deze criteria heeft de Veiligheidsregio uit de achttien risico’s in het Regionaal Risicoprofiel vier prioritaire risico’s aangewezen. Deze aanwijzing is een beleidsadvies voor het op te stellen beleidsplan. Het algemeen bestuur heeft naar aanleiding van de wensen van de gemeenteraden hier nog een vijfde prioritair risico aan toegevoegd. Het betreft de volgende risico’s en motiveringen:
1. Overstroming, vanwege de landelijke ontwikkelingen in veiligheidsnormen die de waarschijnlijkheid en het effect van overstroming beïnvloeden. In de toekomst zal het maatgevende scenario voor overstromingen veranderen: dijkverhoging en -versteviging verkleint namelijk de kans op het doorbreken van een dijk. Omdat de dijk hoger is, zit er echter meer water achter. Op het moment dat de dijk toch doorbreekt, zal er daardoor meer water vrijkomen.
2. Natuurbrand, vanwege een aantal grote natuurbranden die afgelopen jaren buiten deze regio heeft gewoed. Daarom heeft de Commissaris van de Koning de Brabantse veiligheidsregio’s verzocht hier aandacht aan te besteden. De Veiligheidsregio Brabant-Noord telt vijf natuurgebieden waar een natuurbrand kan uitbreken. De veiligheidsregio doet mee met de landelijke werkgroepen en onderzoeken op dit gebied. Overigens heeft van alle risico’s een natuurbrand de geringste effecten.
10
3. Brand in gebouw met verminderd zelfredzame personen, omdat zorgtehuizen en verpleeghuizen steeds groter worden en er steeds minder budget is en omdat nog onbekend is of ontwikkelingen in het zorgstelsel de veiligheidsrisico’s vergroten. Ontruimen in de nacht is nu al lastig, maar zal door de ontwikkelingen in de zorg steeds moeilijker worden. Instellingen en bedrijven hebben zelf de verantwoordelijkheid om snel te ontruimen. De veiligheidsregio draagt hiervoor geen verantwoordelijkheid. De veiligheidsregio wil onderzoeken welke invloed de hervormingen van het zorgstelsel hebben op de veiligheid van mensen die niet zelfredzaam zijn en de bewustwording over een goede voorbereiding op snel ontruimen vergroten.
4. Paniek in menigten, omdat er bij een aantal grootschalige evenementen buiten de regio incidenten zijn geweest en er sprake is van meer, langdurigere en grotere evenementen. Om dit risico voldoende af te dekken wordt op regionale schaal de bewustwording en het evenementenbeleid verbeterd.
5. Ongeval tijdens vervoer over spoor, naar aanleiding van de wensen van de gemeenteraden. Wat dit aan concrete maatregelen betekent zal nader onderzocht en besproken met de betrokken gemeenten.
11
Nota Wensen Actualisatie Risicoprofiel 2014
De Actualisatie Risicoprofiel 2014 is aan de gemeenteraden aangeboden om wensen kenbaar te maken omtrent het in het beleidsplan op te nemen beleid, conform de Wet Veiligheidsregio’s art.15 lid 3. Hieronder staan de ingebrachte wensen en de reactie daarop van het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Noord vermeld. Gemeente
Wensen
Besluitvorming Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Brabant Noord d.d. 2406-2015
Bernheze
Geeft aan dat op de
Het Algemeen Bestuur besluit dit toe te
gemeentelijke pagina het risico
voegen in de gemeentelijke pagina.
“paniek in menigten (evenementen)” en “Verstoring openbare orde” mag worden opgenomen, i.v.m. de veiligheid rondom de Pinksterfeesten in Nistelrode.
Boekel
Reactie ontvangen, geen wensen
-
aangegeven.
Boxmeer
Reactie ontvangen, geen wensen
-
aangegeven.
Boxtel
Geeft aan dat het risico
Het Algemeen Bestuur erkent dat er met
“Ongeval spoorvervoer” de
betrekking tot de effectbestrijding ongevallen
aandacht van de gemeente heeft
spoorvervoer op basis van de thans bekend
en benadrukt dat de snelle
informatie door de veiligheidsregio
bereikbaarheid van de
maatregelen zijn genomen zoals het
hulpdiensten voor tijdens, en na
Coördinatieplan Treinincidentmanagement.
de ombouwfase van PHS
Daarnaast is de veiligheidsregio
gewaarborgd dient te blijven
vertegenwoordigd in de relevante
t.b.v. de veiligheid van de
werkgroepen als Project Hoogfrequent Spoor.
bewoners.
De bereikbaarheid van de hulpdiensten wordt
Onderstreept het belang van
hierbij expliciet aan de orde gesteld
tijdige communicatie bij
gedurende het gehele proces. Vanwege de
“Dierziekten overdraagbaar op
toename van het vervoer van gevaarlijke
mensen”.
stoffen, de ombouw van het spoortraject in de komende jaren en de gebrekkige informatievoorziening omtrent de aard van
de lading van vrachtvervoer per spoor heeft het Algemeen Bestuur besloten ongevallen spoorvervoer als vijfde prioritair risico aan te wijzen en te onderzoeken in hoeverre aanvullend beleid noodzakelijk is in aanvulling op reeds genomen maatregelen en voorzieningen. De veiligheidsregio zal voorts met de betrokken gemeenten Boxtel, Haaren, Vught en ’s-Hertogenbosch in overleg gaan om samen met hen te bezien of en hoe hieraan meer (bestuurlijke) aandacht kan worden gegeven. Het Algemeen Bestuur merkt op dat het belang van tijdige communicatie bij “Dierziekten overdraagbaar op mensen” als leerpunt door de GHOR en GGD-en reeds is opgemerkt. De GHOR is samen met de GGDen intensief bezig is met activiteiten rondom de bestrijding van infectieziekten. Voor dit en volgend jaar is het een van hun speerpunten.
Cuijk
Geeft aan dat op de
Het Algemeen Bestuur besluit dit toe te
gemeentelijke pagina bij het
voegen in de gemeentelijke pagina.
risico “paniek in menigten (evenementen)” de Kuukse Elfkroegentocht, de doortocht Vierdaagse Nijmegen en de Vierdaagse feesten worden gemist.
’s-Hertogen-
Prioriteit geven aan “Ongeval
Het Algemeen Bestuur heeft besloten om
bosch
spoorvervoer”
risico spoorongevallen als vijfde prioritair risico op te nemen en te onderzoeken in hoeverre aanvullend beleid moet worden geformuleerd in aanvulling op thans reeds genomen maatregelen en voorzieningen met betrekking tot de effectbestrijding (Treinincidentmanagement en
Systeemoefening Rampenbestrijding en Crisisbeheersing 2015). De veiligheidsregio zal voorts met de betrokken gemeenten Boxtel, Haaren, Vught en ’s-Hertogenbosch in overleg gaan om samen met hen te bezien of en hoe hieraan meer (bestuurlijke) aandacht kan worden gegeven. Grave
Reactie ontvangen, geen wensen
-
aangegeven.
Haaren
Reactie ontvangen, geen wensen
-
aangegeven.
Heusden
Geeft aan dat op de
Het Algemeen Bestuur besluit dit toe te
gemeentelijke pagina bij het
voegen in de gemeentelijke pagina.
risico Natuurbranden de Loonse en Drunense Duinen worden gemist.
Landerd
Reactie ontvangen, geen wensen
-
aangegeven.
Mill en Sint
Diverse inhoudelijke toevoegen
Het Algemeen Bestuur is zich bewust van de
Hubert
op de risico’s: “Natuurbranden”,
aangegeven punten. Het Algemeen Bestuur
“Brand in gebouw verminderd
besluit de lokale problematiek en de
redzamen” en
afhandeling hiervan met de gemeente te
“Luchtvaartongevallen”
bespreken.
Reactie ontvangen, geen wensen
-
Oss
aangegeven.
Schijndel
Geen reactie ontvangen.
-
Sint Anthonis
Prioriteit geven aan de
Het Algemeen Bestuur stelt vast dat de
bedreiging volksgezondheid door
GHOR samen met de GGD-en intensief bezig
“Grootschalige besmetting” en
is met activiteiten rondom de bestrijding van
“Dierziekte overdraagbaar op
infectieziekten. Voor dit en volgend jaar is
mensen (zoonose)”
het een van hun speerpunten. Het Algemeen
Bestuur besluit de GHOR te vragen de gemeente hierover bij te praten. Sint-
Reactie ontvangen, geen wensen
-
Michielsgestel
aangegeven.
Sint
Reactie ontvangen, geen wensen
Oedenrode
aangegeven.
Uden
Geen reactie ontvangen.
-
Veghel
Reactie ontvangen, geen wensen
-
-
aangegeven.
Vught
Reactie ontvangen. Raad geeft
Het Algemeen Bestuur heeft besloten om
aan dat toename risico van
risico spoorongevallen als vijfde prioritair
vervoer over spoor toeneemt en
risico op te nemen en te onderzoeken in
ziet dit graag aangepast in het
hoeverre aanvullend beleid moet worden
risicoprofiel. De wens is dit
geformuleerd in aanvulling op thans reeds
scenario op te nemen als
genomen maatregelen en voorzieningen met
prioritair risico.
betrekking tot de effectbestrijding (Treinincidentmanagement en Systeemoefening Rampenbestrijding en Crisisbeheersing 2015). De veiligheidsregio zal voorts met de betrokken gemeenten Boxtel, Haaren, Vught en ’s-Hertogenbosch in overleg gaan om samen met hen te bezien of en hoe hieraan meer (bestuurlijke) aandacht kan worden gegeven.
VEILIGHEIDSREGIO BRABANT-NOORD
Actualisatie Risicoprofiel 2014
terug naar Samenvatting
Actualisatie Risicoprofiel 2014 Veiligheidsregio Brabant-Noord
©2015, Brandweer Brabant-Noord. Auteursrecht voorbehouden. Bronvermelding verplicht.
Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
Pagina i
terug naar Samenvatting
Inhoudsopgave 1
2
3
INLEIDING _______________________________________________________
3
1.1
Werkwijze en resultaat ______________________________________
3
1.2
Capaciteitsanalyse: de koppeling met het beleidsplan ______________
4
BEOORDELING RISICO’S BRABANT-NOORD 2014 ________________________
5
2.1
Van risico naar maatgevend scenario ___________________________
5
2.2
Analyse en ontwikkelingen risico’s 2014 ________________________
8
2.3
Risicodiagram 2014 ________________________________________ 22
BELEIDSADVIEZEN PRIORITAIRE RISICO’S _____________________________ 24 3.1
Van Risicoprofiel naar Beleidsplan _____________________________ 24
3.2
Beleidsadvies prioritaire risico’s _______________________________ 24
4
CONCLUSIES EN VOORTGANG _______________________________________ 27
5
BIJLAGEN ________________________________________________________ 29 Bijlage I Stroomgebieden Maas, Zuid-Willemsvaart, Dieze en Kanaal Henriëttewaard ____ 30 Bijlage II
Dijkringgebieden ________________________________________ 31
Bijlage III
Input risico 14: Ongeval spoorvervoer _______________________ 32
Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
Pagina ii
terug naar Samenvatting
1 Inleiding Zoals vastgelegd in de Wet veiligheidsregio’s (wvr) moet elke regio over een 'regionaal risicoprofiel' (artikel 15) beschikken, als basis voor het 'beleidsplan veiligheidsregio' (artikel 14).
1.1 Werkwijze en resultaat In 2011 is het Regionaal Risicoprofiel van de Veiligheidsregio Brabant-Noord (VR BN) bestuurlijk vastgesteld. Hiermee zijn de veiligheidsrisico’s voor de Veiligheidsregio Brabant-Noord in beeld gebracht.1 De landelijke methodiek voor het beschrijven en wegen van de risico’s is (nog) niet veranderd. Er is daarom geen nieuw Risicoprofiel opgesteld, maar het bestaande Risicoprofiel 2011 is geactualiseerd.2 Discussies over de beschrijving van risico’s en de gekozen maatgevende incidentscenario’s3 zijn niet opnieuw gevoerd. Zodoende kan er een heldere vergelijking worden gemaakt met betrekking tot de waarschijnlijkheid van optreden en impact van de maatgevende incidentscenario’s uit 2011. Voor de beschrijving van de risico’s en de berekening van kans en impact van de maatgevende incidentscenario’s wordt dan ook verwezen naar het Risicoprofiel 2011. In deze actualisatie wordt inzicht gegeven in relevante ontwikkelingen over deze risico’s in de periode 2011 - 2018 en per risico, indien nodig, beleidsadvies gegeven. In de projectgroep en met de betrokken gemeenten zijn de volgende vragen aan de orde geweest bij de risicoanalyse: -
Zijn er sinds 2011 nieuwe risico’s bijgekomen of afgevallen?
-
Zijn de risico’s ondertussen vergroot of verkleind in effect en waarschijnlijkheid?
-
Welke ontwikkelingen rond de risico’s van de afgelopen en komende vier jaar zijn relevant?
-
Voor welke risico kan er welk beleidsadvies voor de komende vier jaar worden gegeven?
-
Welke risico’s hebben in de (afzonderlijke) gemeente politiek/bestuurlijke aandacht of prioriteit?
1
In het risicoprofiel zijn alleen risico’s meegenomen voor zover deze de taakstelling van de veiligheidsregio’s
raken. 2
De landelijke handreiking risicoprofiel wordt in 2015 herzien, waar de ervaringen van de veiligheidsregio’s
bij het opstellen van het risicoprofiel worden meegenomen. Daarnaast wordt het model waarschijnlijk veranderd om het meer in te kunnen zetten als bestuurlijk instrument. Wachten op de nieuwe handreiking risicoprofiel zou inhouden dat de aansluiting met het beleidsplan gemist wordt. 3
Een maatgevend incidentscenario is een zo ernstig mogelijk verloop van een incident, dat qua type en
grootte voldoende realiteitswaarde heeft voor de hulpdiensten om zich op voor te bereiden. Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
3 van 33
terug naar Samenvatting
-
Waar moet bij de communicatie met gemeenteraad/-college rekening mee worden gehouden?
Bij de risicoanalyse 2014 zijn de maatgevende incidentscenario’s van de risico’s uit het Risicoprofiel 2011 gewogen op de waarschijnlijkheid van optreden en impact en opnieuw geplaatst in een risicodiagram. Vervolgens zijn op basis van deze analyse de risico’s (prioritaire risico’s) geselecteerd, waarover beleidsadviezen voor het Beleidsplan 2015 - 2018 worden aangedragen.4 Deze prioritaire risico’s zijn geselecteerd aan de hand van de volgende criteria: -
bovenmatige bestuurlijke of politieke aandacht voor het betreffende risico, dat leidt tot een speerpunt voor de komende beleidsperiode;
-
veel (landelijke) ontwikkeling rondom het risico dat kan leiden tot wijziging van beleid;
-
beleidswijziging of -ontwikkeling die nodig is om het risico acceptabel te houden of voldoende af te dekken.
Voor de gemeenten, waar op lokale schaal een verandering in risico’s in de komende beleidsperiode plaatsvindt, wordt maatwerk geleverd. Naar behoefte vindt er een gesprek plaats met het Veiligheidsbureau VR BN voor verdere toelichting op de actualisatie en om de samenwerking met de veiligheidsregio over de lokale risico’s te bespreken.
1.2 Capaciteitsanalyse: de koppeling met het beleidsplan5 Het risicoprofiel stelt het bestuur van de veiligheidsregio in staat om afgewogen keuzes te maken over het gewenste beleid en vormt daarmee input voor het beleidsplan. Bij het opstellen van het beleidsplan worden keuzes gemaakt over het te voeren beleid van de veiligheidsregio voor de komende jaren. De beleidsadviezen met betrekking tot het risicoprofiel worden, samen met de wensen van de gemeenteraden over het risicoprofiel, bestuurlijk gewogen naast andere beleidsvoorstellen. De keuzes van het bestuur van de veiligheidsregio en de organisatorische consequenties daarvan worden vervolgens vastgelegd in het beleidsplan. Het beleidsplan wordt dan nog in zijn geheel aan de gemeenteraden voorgelegd ter consultatie, voordat het bestuur van de veiligheidsregio het beleidsplan vaststelt.
4
Daarmee wordt ook gezegd dat er voor de niet-prioritaire risico’s op dit moment geen aanleiding is om
beleid bij te stellen. 5
De zogenoemde capaciteitsanalyse bevat alleen beleidsadvies op basis van het Risicoprofiel in relatie tot
het beleidsplan. Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
4 van 33
terug naar Samenvatting
2
Beoordeling risico’s Brabant-Noord 2014
2.1 Van risico naar maatgevend scenario Om te komen tot de risicoweging 2014 zijn de relevante (te verwachten) ontwikkelingen in beeld gebracht voor de periode 2011 - 2018 rondom de aangegeven risico’s, zoals beschreven in het Risicoprofiel 2011. Hierin zijn, indien van toepassing, de inspanningen van de betreffende (externe) bedrijven om het risico te beïnvloeden zoveel mogelijk meegenomen. Hierbij valt te denken aan onder andere preventieve maatregelen en operationele voorbereiding op de incidentbestrijding. Risico’s kunnen alleen worden gewogen op waarschijnlijkheid van optreden en impact op basis van een concreet incidentscenario6. Van elk risico is daarom bepaald welk maatgevend incidentscenario7 in de Veiligheidsregio Brabant-Noord met welke waarschijnlijkheid van optreden en in welke mate van impact, kan optreden. Hierbij is rekening gehouden met de operationele slagkracht van hulpverleningsdiensten, die verschilt per incident. In het in 2011 vastgestelde Risicoprofiel van Veiligheidsregio Brabant-Noord staan de volgende 18 maatgevende incidentscenario’s beschreven:
6
Een incidentscenario is een mogelijk verloop van een incident.
7
In de beschrijving van de risico’s en scenario’s is er destijds niet uitgegaan van domino effecten, als een
stroomuitval als gevolg van een overstroming. Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
5 van 33
terug naar Samenvatting
Tabel 1: Uitgewerkte scenario’s 2011 Nummer
Scenario omschrijving
1
Overstroming door hoogwater in de Maas / EDO 36 (worst case)
2
Natuurbranden (bos / heidebrand)
3
Grote brand in (complex) met publieksfunctie
4
Grote brand in gebouwen met verminderd zelfredzame personen
5
Ongeval gevaarlijke stoffen vervoer/inrichtingen
6
Ongeval A-objecten (aanduiding NPK)
7
Verstoring energievoorziening (elektriciteit en gas)
8
Verstoring drinkwatervoorziening
9
Verstoring afvalwaterzuivering
10
Verstoring telecom en/of ICT
11
Luchtvaartincident (worst case) in stedelijk gebied
12
Luchtvaartincident (reëel) bij start/landing luchtvaartterrein
13
Ongeval vervoer over water
14
Ongeval spoorvervoer (zie uitwerking bij scenario 5)
15
Grootschalige besmetting (ziektegolf mens / pandemie)
16
Dierziekte overdraagbaar op mensen (zoönose)
17
Paniek in menigte (evenementen)
18
Verstoring openbare orde (grootschalige ordeverstoring)
Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
6 van 33
terug naar Samenvatting
In het in 2011 vastgestelde Risicoprofiel van Veiligheidsregio Brabant-Noord zijn bovenstaande maatgevende scenario’s als volgt gescoord in waarschijnlijkheid van optreden en mate van impact:
Afbeelding 1: Risicodiagram Veiligheidsregio Brabant-Noord 2011
Waarschijnlijkheid Zeer onwaarschijnlijk
Onwaarschijnlijk
Mogelijk
Waarschijnlijk
Zeer waarschijnlijk
1,0000
+ Catastrofaal
ongeval A-object (NPK)
+ pandemie
overstroming EDO 36 luchtvaartincident (worstcase)
Categorie II Zeer ernstig
Categorie I
ongeval gevaarlijke stoffen
X luchtvaartincident (reëel)
Impact
paniek in menigte verstoring openbare orde
0,1000
X brand complex gebouw Ernstig
uitval waterzuivering
uitval drinkwater
zoönose
uitval energie
uitval telecom/ict incident watervervoer
Aanzienlijk
brand verzorgingstehuis
Categorie III
natuurbrand (bos/heide)
0,0100
Beperkt
Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
7 van 33
terug naar Samenvatting
2.2 Analyse en ontwikkelingen risico’s 2014 Risico 1 Overstroming door hoogwater in de Maas / EDO 36 (worst case) Het maatgevend incidentscenario De waterstanden hoger dan het toetspeil of het bezwijken van het dijklichaam leiden voor Dijkring 36 en 36A tot aanzienlijke overstromingen binnen de gehele regio van laaggelegen buitendijkse gebieden en overstromingsdreiging van binnendijkse gebieden. Ontwikkelingen risico Wat het risico overstroming betreft is er de laatste jaren steeds meer aandacht voor de binnen rivieren Dommel, AA en Dieze met bijbehorende keringen, de zogenaamde regionale keringen. Het worst case scenario is echter nog steeds de “Ergst denkbare overstroming van dijkring 36” (EDO 36).8 Dijkringen langs de Maas Na de verbetering van de primaire waterkeringen in het kader van het Deltaplan Grote Rivieren voldoen de waterkeringen van dijkring 36 en 36a op dit moment aan de huidige wettelijke norm. Naar aanleiding van het rapport van de commissie Veerman is in het kader van het Delta-programma grote rivieren opnieuw gekeken naar de veiligheid in dijkring 36. Vanwege hogere afvoeren door klimaat en grotere te beschermen belangen in het gebied wordt overwogen om een hogere veiligheidsnorm te gaan hanteren. De besluitvorming hierover is gepland in 2017. Een hogere veiligheidsnorm, door verhoging en versterking van de dijken, verlaagt de waarschijnlijkheid van optreden van een overstroming, maar verhoogt de impact omdat er meer water achter de dijk wordt verzameld. Dijkring 58 voldoet niet aan de huidige eisen en staat op het hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) om in 2020 te worden verbeterd. Regionale keringen langs Aa en de Dommel Delen van de regionale keringen langs Aa en Dommel, die door de toetsing onvoldoende zijn gebleken worden voor 2018 op sterkte gebracht. In de tussentijd is de veiligheid zoveel mogelijk gewaarborgd via het noodmaatregelenplan van de waterschappen. Voor de gebieden beschermd door genoemde regionale keringen geldt een normwaterstand van 1/150 (eens per 150 jaar). Voordat deze waterstanden optreden moeten ook deze gebieden geëvacueerd worden. Dit geldt vooral voor industrieterrein de Brand bij een doorbraak van de regionale kering langs de Aa en voor de wijken Maaspoort en Engelen bij een doorbraak van de Diezedijken in de gemeente Den Bosch.
8
Bijlage I geeft de stroomgebieden van de rivieren in de Veiligheidsregio Brabant-Noord weer en bijlage II
de dijkringen. Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
8 van 33
terug naar Samenvatting
Voorbeelden van overstromingskaarten in geval van doorbraak van de regionale keringen rondom ’s Hertogenbosch:
Maaspoort_dyn (3).pdf
reg_keringen_overst romingskaart_Aa Grote W en Afl kanaal.pdf
De cijfers rond de impact bij regionale keringen zijn in concept klaar. Deze dienen nog bestuurlijk binnen de waterkolom te worden voorgelegd. Het draaiboek Hoogwater Maas en het Coördinatieplan EDO 36 worden in 2015 geactualiseerd, waarbij de nieuwe inzichten en (landelijke) ontwikkelingen (zoals het Deltaprogramma) worden meegenomen. Als er in 2017 wordt besloten voor een hogere veiligheidsnorm, dan zullen de plannen nogmaals moeten worden aangepast, omdat de mogelijke doorbraaklocaties dan zullen veranderen. Risico 2 Natuurbranden (bos-/heidebrand) Het maatgevend incidentscenario Voor het maatgevend incidentscenario wordt uitgegaan van een bosbrand van 2 hectare (20.000 m²). Een dergelijke grote brand is uitzonderlijk maar niet ondenkbaar bij een extreem droge periode, een zeer sterke wind en een moeilijk bereikbaar terrein. Daarbij worden in de regio Brabant-Noord de woonkernen niet direct bedreigd. Het risico beperkt zich in de regio tot heidegebieden en bospercelen. Hier bevinden zich (natuur-)campings en gebieden met recreatieve en militaire functies evenals vele villa’s die zich veelal in bosrijke gebieden bevinden. Ontwikkelingen risico In de afgelopen beleidsperiode zijn er diverse initiatieven ondernomen rond het risico natuurbranden. De aanleiding hiervoor is dat de Inspectie Veiligheid en Justitie heeft geconcludeerd dat Nederland niet goed is voorbereid op onbeheersbare natuurbranden9 en dat dit dient te worden verbeterd. Vervolgens zijn in binnen Brabant op aangeven van de Commissaris van de Koning (CdK) initiatieven genomen om natuurbrandrisico’s te verkleinen en de voorbereiding op en samenwerking bij natuurbranden te verbeteren. Zo is er in 2011 een Taskforce Natuurbranden ingesteld, waar onder andere de provincie Noord-Brabant, de Brabantse veiligheidsregio’s en de natuurbeheerders deel van uit maken. Daarnaast is er in 2011 op landelijke schaal een Kerngroep Natuurbranden opgericht voor een meer uniforme aanpak van natuurbranden in Nederland en is er in 2013 een Natuurpact tussen de rijksoverheid en de provincies gesloten, waar de ambities over ontwikkeling en beheer van natuur in Nederland staat vastgelegd tot 2028. 9
Op basis van rapportages van V&J n.a.v. de grote natuurbranden Stabrechtse heide (2010) en
Kalmthoutse heide (2011). Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
9 van 33
terug naar Samenvatting
Deze initiatieven hebben onder andere opgeleverd: -
Een inschatting van de brandrisico’s van natuurgebieden met behulp van de Risico Indexkaart Natuurbranden (RIN)
-
De start van gebiedsgerichte natuurbrandpreventie: Maatregelen nemen om risico’s te verminderen.
-
De start van het verbeteren van preparatieve maatregelen om voorbereid te zijn op natuurbrand. Denk hier bijvoorbeeld aan bereikbaarheid en ontsluiting van natuurgebieden, waterwinning, telefonische bereikbaarheid in het gebied vergroten t.b.v. het melden en waarschuwen van mensen)
-
Een verbeterde samenwerking tussen betrokken partijen als natuurbeheerders, hulpdiensten, gemeenten, recreanten en grondeigenaren.
-
Een landelijk model om het brandverloop in natuurgebieden in te schatten.
-
De start om te komen tot een communicatiestrategie.
Bovenstaande verbeteringen hebben een doorlooptijd in de volgende beleidsperiode. Het is dan ook zaak dit in het volgend beleidsplan te continueren en te borgen. Wat het maatgevend scenario betreft is de waarschijnlijkheid van optreden en impact vooralsnog gelijk gebleven. Risico 3 Grote brand (in complex) met publieksfunctie Het maatgevend incidentscenario Voor het maatgevend incidentscenario wordt uitgegaan van een brand in een bijeenkomstgebouw. Hierbij kan gedacht worden aan een brand in de Sint Jan in ’sHertogenbosch tijdens de kerstmis, waarbij circa 1000 bezoekers in de kerk aanwezig zijn, waarvan enkelen verminderd zelfredzaam. Ontwikkelingen risico Voor het risico zijn geen relevante ontwikkelingen te melden. Het maatgevend scenario, met bijbehorende waarschijnlijkheid van optreden en impact is gelijk gebleven. Ook qua preventie en operationele voorbereiding zijn er geen significante andere keuzes gemaakt. Risico 4 Grote brand in gebouwen met verminderd zelfredzame personen Het maatgevend incidentscenario Voor het maatgevend incidentscenario wordt uitgegaan van een brand in een verpleeghuis met 100 personen (niet- of verminderd zelfredzaam), ontstaan in de nacht. Hierdoor zijn er geen bezoekers aanwezig en is de bezetting van personeel minimaal. Ontwikkelingen risico De groep kwetsbare burgers neemt toe. Het aandeel kwetsbare en verminderd zelfredzame burgers dat langer zelfstandig thuis blijft wonen neemt de komende jaren steeds verder toe ten gevolge van de vergrijzing en de veranderingen in het zorgstelsel per 1 januari 2015. Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
10 van 33
terug naar Samenvatting
Technologische ontwikkelingen maken “zorg op afstand” mogelijk. Meer mensen met een intensieve zorgbehoefte zullen geclusterd bij elkaar wonen, zoals groepszorgwoningen, verspreid in een gemeente in plaats van op één locatie in grote zorg verlenende instellingen. Dit geldt ook voor andere groepen mensen, zoals mensen met fysieke of psychische beperkingen. Daarmee wordt de organisatie van de zorg rondom de burger steeds complexer. Dit geeft ook risico’s op het gebied van veiligheid. Deze burgers zijn bij een crisis niet (direct) in beeld bij de hulpverlening, terwijl ook van deze groep burgers wordt verwacht dat men zelfredzaam is. Waar in de huidige intramurale zorg het vanzelfsprekend is dat een bedrijfshulpverleningsorganisatie (BHV) aanwezig is, ontbreekt deze bij de kleinschaligere zorgverlening. Alleen hele kwetsbare personen met een hoge zorgzwaarte krijgen vanaf 2015 nog een indicatie voor opname in een dergelijke instelling. De populatie in een zorginstelling wordt dus minder zelfredzaam dan tot nu toe het geval is. Deze ontwikkelingen betekenen dat aandacht voor (brand) veiligheid onverminderd hoog moet blijven. Er moet verder worden geïnvesteerd in het stimuleren van het (brand)veiligheidsbewustzijn van zorgbehoeftigen en zorgverleners. De GHOR (Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de regio) en brandweer werken hierin samen in projecten zoals Geen Nood bij Brand. Tevens is er is behoefte aan onderzoek naar maatregelen en voorzieningen (en het effect daarvan) om brandveiligheid bij ouderen te waarborgen. Daarnaast worden er door de GHOR (half jaarlijks) netwerkbijeenkomsten georganiseerd, waarbij casuïstiek wordt besproken en wordt het opleiden, trainen en oefenen van zorginstellingen gestimuleerd. Samen met de instellingen ontwikkelt de GHOR een digitale leidraad zorgcontinuïteit, waarin aangegeven wordt wanneer men goed voorbereid is en hoe men dit kan doen. De netwerken van de huisartsenzorg en ziekenhuizen worden hier op korte termijn op aangesloten. Op het gebied van zelfredzaamheid start de GHOR met het intensiveren van de contacten met de thuiszorg en het (via een aantal grote thuiszorgaanbieders) in contact komen met zelfstandig wonende kwetsbare burgers om te ontdekken op welke wijze de zelfredzaamheid van deze groep kan worden vergroot. Bovenbeschreven ontwikkelingen geven aanleiding om te onderzoeken welke gevolgen het nieuwe landelijke zorgbeleid vanaf 1 januari 2015 heeft en of het huidige beleid rondom de veiligheid van verminderd redzame personen hierop moet worden bijgesteld. Het maatgevend scenario, waarbij uitgegaan wordt van een brand in een verpleeghuis met 100 personen (niet- of verminderd zelfredzaam) ontstaan in de nacht is deze regio nog steeds realistisch en maatgevend. De waarschijnlijkheid van optreden en impact van dit scenario blijft vooralsnog gelijk.
Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
11 van 33
terug naar Samenvatting
Risico 5 Ongeval gevaarlijke stoffen vervoer/inrichtingen Het maatgevend incidentscenario De volgende 3 scenario's worden zowel m.b.t. de bedrijven als het vervoer als maatgevend beschouwd: -
Ongeval met brandbaar gas (referentiestof LPG) resulterend in een warme BLEVE10;
-
Ongeval met een brandbare vloeistof (referentiestof benzine), resulterend in een plasbrand;
-
Ongeval met een toxische vloeistof (chloor en acrylnitril), resulterend in een toxische wolk.
Ontwikkelingen risico Ongevallen met gevaarlijke stoffen zijn binnen de regio Veiligheidsregio Brabant-Noord denkbaar bij onder andere Brzo-bedrijven11 en als gevolg van vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor, het water en per buisleiding. Brzo -bedrijven zijn gelegen in Oss, ´’sHertogenbosch, Uden, Boxmeer, Cuijk, Vlijmen en Heusden. Industrieel vervoer van gevaarlijke stoffen per schip vindt voornamelijk plaats over de Maas. Voor dit risico zijn geen relevante ontwikkelingen te melden. Het maatgevend scenario, met bijbehorende waarschijnlijkheid van optreden en impact is gelijk gebleven. Ook qua preventie en operationele voorbereiding zijn er geen significant andere keuzes gemaakt. De ontwikkelingen rond spoorvervoer zijn beschreven bij risico 14. Risico 6 Ongeval A-objecten (aanduiding NPK12) Het maatgevend incidentscenario Voor het maatgevend incidentscenario wordt uitgegaan van het betrokken raken van (onderdelen van) een kernwapen bij een crash van een militair vliegtuig. Een ongeval met een kernwapen wordt in het NPK-kader beschouwd als een categorie-A nucleair ongeval. Ontwikkelingen risico Voor dit risico zijn geen relevante ontwikkelingen te melden. Het maatgevend scenario, met bijbehorende waarschijnlijkheid van optreden en impact is gelijk gebleven. Ook qua preventie en operationele voorbereiding zijn er geen significant andere keuzes gemaakt.
10
BLEVE: Boiling Liquid Expanding Vapor Explosion
11
BRZO: Besluit Rampen en Zware Ongevallen
12
NPK: Nationaal Plan Kernongevallenbestrijding.
Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
12 van 33
terug naar Samenvatting
Risico 7 Verstoring energievoorziening (elektriciteit en gas) Het maatgevend incidentscenario Voor het maatgevend incidentscenario wordt uitgegaan van een langdurige uitval elektriciteit en/of gas van 8 uur tot 6 dagen. Ontwikkelingen risico Voor dit risico zijn geen relevante ontwikkelingen te melden. Het maatgevend scenario, met bijbehorende waarschijnlijkheid van optreden en impact is gelijk gebleven. Ook qua preventie en operationele voorbereiding zijn er geen significant andere keuzes gemaakt. Risico 8 Verstoring drinkwatervoorziening Het maatgevend incidentscenario Voor het maatgevend incidentscenario wordt uitgegaan van lokale of regionale uitval van drinkwatervoorziening van 8 uur tot 6 dagen. Vanaf 8 uur is er sprake van een behoorlijke impact op de maatschappij, vanaf 24 uur is er sprake van dreiging voor de volksgezondheid. Ontwikkelingen risico Ten opzichte van de situatie tijdens het opstellen van het vorige regionale risicoprofiel in 2011 zijn er feitelijk twee wijzigingen in de infrastructuur van Brabant Water. De twee meest oostelijk gelegen waterproductiebedrijven, de locaties in Boxmeer en Vierlingsbeek, zijn uit gebruik genomen. Daarnaast zijn een aantal productielocaties geclusterd in zogenaamde voorzieningsgebieden. Hierdoor is het mogelijk dat bij uitval van een productielocatie de andere locaties binnen hetzelfde cluster de levering zoveel als mogelijk continueren. Hierdoor wordt de watervoorziening binnen de veiligheidsregio gegarandeerd en is het mogelijk om bij een besmetting het effectgebied zo klein mogelijk te houden. Immers de grenzen van het voorzieningsgebied zijn de uiterste grenzen van de besmetting. Qua operationele voorbereiding op incidenten heeft Brabant Water inmiddels de benodigde functionarissen (LSO’s) aangewezen voor de deelname aan de crisisteams. Het maatgevend incidentscenario is nog steeds realistisch en maatgevend. De waarschijnlijkheid van optreden is, ondanks de ontwikkelingen, nog steeds mogelijk en de impact van dit scenario blijft ook gelijk.
Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
13 van 33
terug naar Samenvatting
Risico 9 Verstoring afvalwaterzuivering Het maatgevend incidentscenario Voor het maatgevend incidentscenario wordt uitgegaan van uitval van het waterzuiveringsproces van een willekeurige rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) van 8 uur tot 6 dagen. Vanaf 8 uur is er sprake van een (behoorlijke) verontreinigingsimpact op de mens, dier, flora en fauna, vanaf 24 uur is er sprake van dreiging voor de volksgezondheid. Ontwikkelingen risico Voor dit risico zijn geen relevante ontwikkelingen te melden. Het maatgevend scenario, met bijbehorende waarschijnlijkheid van optreden en impact is gelijk gebleven. Ook qua preventie en operationele voorbereiding zijn er geen significante andere keuzes gemaakt. Risico 10 Verstoring telecom/ICT Het maatgevend incidentscenario Voor het maatgevend incidentscenario wordt uitgegaan van een uitval van het dataverkeer en telefonie voor de duur van 48 uur in de gehele veiligheidsregio Brabant-Noord. De meest serieuze effecten zijn: -
De meldkamer van de hulpdiensten is niet meer bereikbaar, ook niet via een automatische meldinstallatie;
-
Het elektronisch betalingsverkeer is niet meer mogelijk;
Ontwikkelingen risico Het is de verwachting dat er eind 2014 een landelijk convenant telecom wordt vastgesteld. KPN is, als een van de zes netbeheerders, al vast bereid gevonden de problematiek rond een grootschalige verstoring telecom met de veiligheidsregio’s te bespreken. In het tweede kwartaal van 2014 zijn samen met de andere twee Brabantse veiligheidsregio’s gesprekken met KPN gestart, om te komen tot samenwerking ter voorbereiding van de uitwerking van het op handen zijnde convenant en het opstellen van een coördinatieplan. In het coördinatieplan worden onder andere de taken en verantwoordelijkheden bij een grootschalig incident vastgelegd, inclusief de vertegenwoordiging van telecompartijen in de crisisteams van de overheid. Tevens wordt in het coördinatieplan verder ingegaan op (de bestrijding van) mogelijke incidentscenario’s. Ondertussen worden de ontwikkelingen en initiatieven in het land gevolgd en hierbij waar mogelijk aangesloten. Een landelijk convenant ICT en verwante operationele voorbereidingen zijn nog niet mogelijk vanwege gebrek aan de juiste gesprekspartners uit de branche. Het maatgevend scenario, met bijbehorende waarschijnlijkheid van optreden en impact is gelijk gebleven. Ook qua preventie en operationele voorbereiding zijn er geen significante andere keuzes gemaakt.
Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
14 van 33
terug naar Samenvatting
Risico 11 Luchtvaartincident in stedelijk gebied (worst case) Het maatgevend incidentscenario Voor het maatgevend incidentscenario wordt uitgegaan van een vliegtuig dat neerstort in een stedelijk gebied. Ontwikkelingen risico Voor dit risico zijn geen relevante ontwikkelingen te melden. Het maatgevend scenario, met bijbehorende waarschijnlijkheid van optreden en impact is gelijk gebleven. Ook qua preventie en operationele voorbereiding zijn er geen significant andere keuzes gemaakt. Risico 12 Luchtvaartincident bij start/landing luchtvaartterrein (reëel) Het maatgevend incidentscenario Voor het maatgevend incidentscenario wordt uitgegaan van een vliegtuig dat neerstort op de militaire vliegbasis Volkel of in de ‘onmiddellijke omgeving’ van deze basis (te weten een gebied van 1000 m voor en achter de banen en max. 150 m links/rechts uit de as van de banen. Ontwikkelingen risico In lijn met de landelijke inkrimping van defensie zijn de afgelopen jaren op Vliegbasis Volkel het aantal aanwezige vliegtuigen en opslag van munitie afgenomen. Het maatgevend scenario, met bijbehorende waarschijnlijkheid van optreden en impact is gelijk gebleven. Ook qua preventie en operationele voorbereiding zijn er geen significant andere keuzes gemaakt. Risico 13 Ongeval vervoer over water Het maatgevend incidentscenario Voor het maatgevend incidentscenario wordt uitgegaan van: -
een incident met een hospitaalschip;
-
een aanvaring van een binnenschip waarbij een brandbare vloeistof uit het schip ontsnapt.
Ontwikkelingen risico In 2015 wordt de Zuidwillemsvaart en het Maximakanaal heropend. De risicoklasse over wat vaartuigen mogen vervoeren blijft gelijk, maar de hoeveelheden vervoer gevaarlijke stoffen veranderen wel. Het risico van doorvaart in Den Bosch daalt, maar het volume en risico in achterland neemt toe. Het maatgevend scenario, met bijbehorende waarschijnlijkheid van optreden en impact is gelijk gebleven. Ook qua preventie en operationele voorbereiding zijn er geen significant andere keuzes gemaakt.
Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
15 van 33
terug naar Samenvatting
Risico 14 Ongeval spoorvervoer Het maatgevend incidentscenario De volgende 3 scenario's worden zowel m.b.t. de bedrijven als het vervoer als maatgevend beschouwd: -
Ongeval met brandbaar gas (referentiestof LPG) resulterend in een warme BLEVE;
-
Ongeval met een brandbare vloeistof (referentiestof benzine), resulterend in een plasbrand;
-
Ongeval met een toxische vloeistof (chloor en acrylnitril), resulterend in een toxische wolk.
Ontwikkelingen risico In Nederland wordt de spoorwegcapaciteit vergroot. Een van de hoofddoelen is het spoorboekloos rijden (Project Hoogfrequent Spoor) waarbij ieder uur zes intercity’s en zes sprinters op de drukste trajecten van het land kunnen rijden, waardoor het spoorverkeer wordt geïntensiveerd. Dit is alleen mogelijk indien een aantal knelpunten in het land worden opgelost (aanleg vrije kruisingen, aanleg extra spoor) en door het her-routeren van het vervoer van gevaarlijke stoffen, zie afbeelding 2:
Afbeelding 2: Her-routering goederenvervoer Zuid-Nederland: Zwart is de huidige route. Blauw komt erbij.
Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
16 van 33
terug naar Samenvatting
De wens tot her-routering heeft naast het creëren van ruimte voor passagierstreinen ook te maken met externe veiligheidsrisico’s rondom Dordrecht, Breda en Tilburg waar het zogenaamde groepsrisico13 stevig wordt overschreden. Door de her-routering nemen deze overschrijdingen substantieel af. Dit heeft echter gevolgen voor het westelijk deel van de Veiligheidsregio Brabant-Noord. In 2016 valt het Go/NoGo-besluit voor de her-routering, met een streven om te starten met de bouw in 2017 en 2020 als einde bouw. Vanaf 2020 is er sprake van een significante toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, waardoor het groepsrisico op de locaties liggend aan het spoortraject Meteren - Boxtel zullen stijgen. Met andere woorden het risico wordt binnen de provincie Noord-Brabant zo gelijkmatiger verdeeld, ten koste van enkele gemeenten binnen de Veiligheidsregio BrabantNoord. De gemeenten die significant meer te maken krijgen met vervoer van gevaarlijke stoffen, naast het normale goederen en passagiersvervoer, zijn ‘s-Hertogenbosch, Vught, Haaren (Esch) en Boxtel. Bijlage III geeft meer inzicht in de soorten en hoeveelheden spoorvervoer gevaarlijke stoffen. Het risico op een incident is afhankelijk van meerdere factoren. Het aantal transporten is er hier een van. Er vindt nu geen structureel vervoer van gevaarlijke stoffen over het traject Vught – Haaren – Boxtel plaats wat in de toekomst gaat veranderen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het trajectdeel waar nu ook al vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vindt (station ’sHertogenbosch) neemt ook toe. Daarnaast wordt het personenvervoer ook geïntensiveerd door het aantal personentreinen per uur te verhogen. De waarschijnlijkheid op een spoorongeval wordt op dit traject om die reden dus groter. Anderzijds wordt door het aanbrengen van vrije kruisingen, het reduceren van het aantal wissels op deze trajecten, het mogelijk verdiept aanleggen van het spoor door Vught en het toepassen van de nieuwste trajectbeveiliging de kans op een incident met gevaarlijke stoffen gereduceerd. Het maatgevend scenario op regionale schaal wijzigt echter niet. Er worden geen andere stoffen over het spoor vervoerd. Ook het volume van de treinwagons wijzigen niet. Het maatgevend scenario is dus qua impact niet veranderd en ook de kans van optreden van het maatgevende scenario, op schaal van de gehele regio, blijft zeer onwaarschijnlijk.
13
Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep personen van een bepaalde grootte tegelijk slachtoffer
wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
17 van 33
terug naar Samenvatting
Risico 15 Grootschalige uitbraak infectieziekten (mens) Het maatgevend incidentscenario Voor het maatgevend incidentscenario wordt uitgegaan van een grootschalige besmetting onder mensen, die een ziektegolf veroorzaakt, waardoor 30% van de bevolking ziek wordt of overlijdt. Hierbij wordt uitgegaan van twee scenario’s: -
mild scenario;
-
ernstig scenario.
Voor het milde scenario nemen we aan dat de ziekte gemiddeld zes dagen duurt en dat 0,03% van de gehele bevolking overlijdt. In het milde scenario houden we rekening met het effect van het gebruik van antivirale middelen. Op basis van eerdere pandemieën nemen we in dit scenario aan dat de eerste golf ongeveer negen tot twaalf weken duurt met de piek halverwege (een langer durende ziektegolf met een lagere piekbelasting). Voor het ernstige scenario veronderstellen we dat de ziekte gemiddeld acht dagen duurt bij een tot twee weken verzuim van het werk per zieke, en dat 0,47% van de gehele bevolking overlijdt. In het ernstige scenario kiezen we ervoor het effect van het gebruik van antivirale middelen buiten beschouwing te laten. In het ernstige scenario gaan we daarom uit van een korter durende ziektegolf met een hogere piekbelasting. Ook de mogelijke effecten van andere maatregelen worden buiten beschouwing gelaten. Ontwikkelingen risico In de afgelopen jaren zijn er diverse dreigingen en grootschalige uitbraken geweest van infectieziekten in Nederland (infectieziektecrises). Door aantoonbare toename van antibioticaresistentie, vrij handelsverkeer, reisbewegingen en een hoge dichtheid van de veestapel in Brabant (zie risico 16) neemt de kans op een gecompliceerde infectieziekteuitbraak toe.14 Deze ontwikkelingen vragen om een nauwe verbinding tussen publieke gezondheid en veiligheid. De wet publieke gezondheid 2e tranche schetst hiervoor het wettelijk kader. De daaruit volgende wijzigingen in taken, verantwoordelijkheden en communicatieafspraken zullen in regionale plannen worden geborgd en vervolgens (bestuurlijk) worden beoefend. Het maatgevend scenario blijft een pandemie zoals beschreven in het Risicoprofiel 2011, met bijbehorende waarschijnlijkheid van optreden en impact.
14
De naamgeving van het risico “Grootschalige besmetting (ziektegolf mens / pandemie)” is gewijzigd in
“Grootschalige uitbraak infectieziekte”, omdat deze bredere omschrijving beter past gezien de toename van diversiteit van infectieziekten. Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
18 van 33
terug naar Samenvatting
Risico 16 Grootschalige uitbraak dierziekte (zoönose)15 Het maatgevend incidentscenario Voor het maatgevend incidentscenario wordt uitgegaan van een dierziekte die overdraagbaar is op de mens, zoals de Q-Koorts. Ontwikkelingen risico In de provincie Noord-Brabant is er gezien de hoge veedichtheid, kans op een grootschalige uitbraak van dierziekten. Hierbij valt te denken aan o.a. Mond-en-Klauwzeer (MKZ), vogelpest en varkenspest. Het Ministerie van Economische Zaken (EZ) is hierbij vooral aan zet, waarbij de rol van de veiligheidsregio beperkt is. Wel is het zaak dit risico te benoemen, ook in verband met vrij handelsverkeer en ontwikkelingen tot verdere centralisatie van stallen tot megastallen en de daarbij gepaard gaande verdere intensivering van veetransport. Hiermee wordt de kans op een uitbraak van een dierziekte vergroot. Daarnaast bestaat er ook een kans op een uitbraak van een dierziekte, die overdraagbaar is op mensen (zoönose). In dat geval gaat er naast de dierziektebestrijding ook ziektebestrijding bij mensen (risico 15) plaats vinden. In 2011 is gezien de grote impact hiervan destijds gekozen om dit als maatgevend scenario op te nemen in het Risicoprofiel. Dit maatgevend scenario (zoönose) is met bijbehorende waarschijnlijkheid van optreden en impact nagenoeg gelijk gebleven. Ook qua preventie en operationele voorbereiding zijn er geen significant andere keuzes gemaakt. Risico 17 Paniek in menigte (evenementen) Het maatgevend incidentscenario Voor het maatgevend incidentscenario wordt uitgegaan van een evenement waar 10.000 mensen zich in een afgesloten terrein begeven met beperkte bewegingsvrijheid. Nadat er zich een explosie heeft voorgedaan rennen mensen uit paniek één richting op. Hierbij worden vele mensen onder de voet gelopen en verdrukt. Doordat de ruimten gecompartimenteerd zijn in clusters van 2.000 personen gaan we uit van 2.000 mensen die dezelfde kant op gaan. Ontwikkelingen risico Het risico “Paniek in menigten” is het grootst qua kans op optreden en impact bij evenementen. In het organiseren van evenementen is de laatste jaren een trend te ontdekken: -
Het aantal en de omvang van evenementen in Nederland neemt jaarlijks gestaag toe, vooral het aantal en de omvang van dance-evenementen: 25% groei in bezoekersaantal en 38% groei van het totaal aantal georganiseerde dance-evenementen over een periode van 10 jaar. In de Veiligheidsregio Brabant-Noord is deze trend vergelijkbaar.
15
De naamgeving van het risico “Zoönose (dierziekte overdraagbaar op mensen)” is gewijzigd in
“Grootschalige uitbraak dierziekte”, omdat deze bredere omschrijving beter past gezien de toename van diversiteit van dierziekte. Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
19 van 33
terug naar Samenvatting
-
De duur (het aantal dagen) van een evenement neemt ook toe. Zo wordt er steeds vaker een extra dag (kleinschaliger als het main-event) aan de vooravond van het evenement georganiseerd voor VIP’s, sponsoren, relaties, vrijwilligers en een relatief kleine groep bezoekers (maximaal 5.000 bezoekers).
-
Het aantal evenementen dat faciliteert in kampeermogelijkheden neemt ook toe, tevens worden deze “evenementencampings” jaarlijks groter qua omvang (meerdere campingvelden) en bezoekersaantallen.
Een bijkomende gevaarlijke ontwikkeling, los van het risico paniek in menigten, is dat de ingenomen dosis van diverse genotsmiddelen extreem toeneemt. Met name XTC (4-5 maal hogere dosis dan gemiddeld) en het aantal GHB gebruikers zijn hierin maatgevend, vanwege hun specifieke zorgproblematiek (relatief veel ziekenhuisopnames met verblijf op de Intensive Care). Ervaring leert dat er bij grote evenementen diverse oorzaken aan paniek ten grondslag kunnen liggen, de belangrijkste zijn: -
Te grote toeloop van publiek naar evenemententerrein (incident Duisburg 2010)
-
Teveel publiek binnen (delen van) het evenemententerrein
-
Instorten constructies (Pukkelpop 2011)
-
Extreem weer: bijvoorbeeld storm (Pukkelpop 2011)
-
Verstoring van de openbare orde
Er zijn diverse initiatieven en ideeën om het risicobewustzijn te vergroten en voorbereidende maatregelen te treffen om het risico op paniek te verkleinen of de impact te verminderen. Daar is echter nog geen beleid op ontwikkeld en ook zijn nog niet alle partijen voldoende aangesloten. De waarschijnlijkheid van optreden van paniek in menigten is in het algemeen door de toename in aantal evenementen, bezoekersaantallen, en duur vergroot. De impact is enigszins gelijk gebleven door het nemen van voorzorgmaatregelen als de menigte opdelen in vakken en het zorgen van voldoende uitgangen en dergelijke. Het treffen van deze maatregelen is echter nog geen automatisme. Het maatgevend scenario, paniek bij een evenement van 10.000 personen, is nog steeds van toepassing en niet vergroot. Het aantal georganiseerde evenementen van deze grootte, Cevenementen, is niet significant toegenomen. Daarmee is de waarschijnlijkheid van optreden van het maatgevend scenario nagenoeg gelijk gebleven. Ook de bijbehorende impact is gelijk gebleven.
Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
20 van 33
terug naar Samenvatting
Risico 18 Verstoring openbare orde (grootschalige ordeverstoring) Het maatgevend incidentscenario Voor het maatgevend incidentscenario wordt uitgegaan van een grootschalige ordeverstoring bij bijvoorbeeld evenementen en demonstraties, waarbij van de politie een bovengemiddelde capaciteit gevraagd wordt ter beheersing van de ordeverstoring. Ontwikkelingen risico Als relevante ontwikkeling kan de invloed van digitale media als internet, Twitter en Facebook op het verergeren van ordeverstoringen worden genoemd. Er zijn nauwelijks ordeverstoringen bekend waarbij het gebruik van digitale media de oorzaak was van het ontstaan van het incident. Het meest aansprekende voorbeeld waarbij dat wél gebeurde is Project X te Haren. De grootschalige mobilisatie via Facebook was de directe aanleiding van de ordeverstoringen die bekend werden als ‘de Facebookrellen’ in de gemeente Haren. Ook bekend is het voorbeeld van de scholen in Leiden die gesloten werden naar aanleiding van een dreigbericht of de kleinere variant van project X in Wijbosch (Schijndel). Er zijn echter weinig voorbeelden bekend in Nederland die vergelijkbaar zijn met Project X te Haren. Het lijkt dus niet juist te concluderen dat opkomst van digitale media als directe oorzaak van het ontstaan meer (grootschalige) ordeverstoringen kan worden aangemerkt. Echter, sinds de opkomst en de toepassing van digitale media is de kans op het ontstaan van grootschalige ordeverstoringen wél toegenomen. Eenvoudigweg omdat dit makkelijker te organiseren is en hiervoor meerdere mogelijkheden zijn. Informatie wordt namelijk sneller en makkelijker verspreid, terwijl de hulpverlener of overheid daar moeilijk toezicht of regie op kan uitoefenen. Dit betekent dat (niet gevalideerde) informatie sneller beschikbaar en inzichtelijk is voor grote groepen mensen. Tevens kan men eenvoudiger grote groepen mensen oproepen, toespreken en aanzetten tot bepaald (onwenselijk) gedrag. De kans op het ontstaan van verstoringen van de openbare orde is door de opkomst van digitale media dus wel vergroot. Daarmee kan het gebruik van digitale media wel als katalysator worden aangemerkt bij het bekend worden en uit de hand lopen van (vermeende) incidenten. Het maatgevend scenario, met bijbehorende waarschijnlijkheid van optreden en impact is gelijk gebleven. Ook qua preventie en operationele voorbereiding zijn er geen significante andere keuzes gemaakt.
Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
21 van 33
terug naar Samenvatting
2.3 Risicodiagram 2014 Op basis van de zojuist beschreven analyse en ontwikkelingen per risico kunnen enkele conclusies worden getrokken in relatie tot het risicodiagram van 2011. In deze actualisatie is door de projectgroep en de betrokken gemeenten bekeken of er risico’s zijn afgevallen of bijgekomen voor de Veiligheidsregio Brabant-Noord en of de bijbehorende maatgevende scenario’s zijn veranderd. Dit blijkt niet het geval te zijn en daarmee blijft de lijst van 18 beschreven incidentscenario’s uit 2011 gelijk. Naar aanleiding van nieuwe inzichten sinds 2011 zijn wel enkele benamingen van de risico’s veranderd: -
“Grootschalige besmetting (ziektegolf mens / pandemie)” is gewijzigd in “Grootschalige uitbraak infectieziekte”, zie § 2.2 risico 15.
-
“Zoönose (dierziekte overdraagbaar op mensen)” is gewijzigd in “Grootschalige uitbraak dierziekte”, zie § 2.2 risico 16.
Daarnaast is gekeken of de waarschijnlijkheid en de impact van de maatgevende scenario’s zijn veranderd. Er zijn wel incidentscenario’s significant veranderd op lokale schaal of in geringe mate op regionale schaal, maar niet in het maatgevende scenario op regionale schaal. Daarmee blijft de score in waarschijnlijkheid van optreden en de mate van impact van de maatgevende scenario’s gelijk. Het risicodiagram 2014 is dus gelijk aan dat van 2011 op een enkele benaming na. Wel is het de verwachting dat bij risico 1 Overstromingen de impact en de waarschijnlijkheid van optreden van het maatgevende scenario in 2017 significant gaat veranderen. Naar aanleiding van het rapport van de commissie Veerman is in het kader van het Delta-programma grote rivieren opnieuw gekeken naar de veiligheid in dijkring 36. Vanwege hogere afvoeren door klimaat en grotere te beschermen belangen in het gebied wordt overwogen om een hogere veiligheidsnorm te gaan hanteren. De besluitvorming hierover staat gepland in 2017. Dan verandert daarbij waarschijnlijk de kans op en impact van het maatgevende scenario (EDO 36).
Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
22 van 33
terug naar Samenvatting
Waarschijnlijkheid Zeer onwaarschijnlijk
Onwaarschijnlijk
Mogelijk
Waarschijnlijk
Zeer waarschijnlijk
1,0000
+
ongeval A-object (NPK)
+ pandemie
overstroming EDO 36
Catastrofaal
luchtvaartincident (worstcase)
Categorie II Zeer ernstig
Categorie I
ongeval gevaarlijke stoffen
X luchtvaartincident (reëel)
Impact
paniek in menigte verstoring openbare orde
0,1000
X brand complex gebouw Ernstig
uitval waterzuivering
uitval drinkwater
zoönose
uitval energie
uitval telecom/ict incident watervervoer
Aanzienlijk
brand verzorgingstehuis
Categorie III
natuurbrand (bos/heide)
0,0100
Beperkt
Afbeelding 3: Risicodiagram Veiligheidsregio Brabant-Noord 2014
De incidentscenario’s, die in waarschijnlijkheid van optreden dan wel in de mate van impact op lokale schaal zijn veranderd, zijn: -
Ongeval spoorvervoer (risico 14) voor de gemeenten Boxtel, Haaren, Vught en ‘sHertogenbosch.
-
Grootschalige uitbraak dierziekte (risico 16) in gemeenten met veel veestallen.
-
Paniek in menigte (risico 17) in de gemeenten die meer A-evenementen (willen) gaan organiseren.
Met de gemeenten waar op lokale schaal een verandering in risico’s in de komende beleidsperiode plaats vindt neemt het Veiligheidsbureau VR BN contact op om dit, naar behoefte, verder toe te lichten en de samenwerking hierover met de veiligheidsregio te bespreken.
Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
23 van 33
terug naar Samenvatting
3
Beleidsadviezen prioritaire risico’s
3.1 Van Risicoprofiel naar Beleidsplan Het beleidsplan is mede gebaseerd op een door het bestuur van de veiligheidsregio vastgesteld risicoprofiel16. Uit de in het vorig hoofdstuk beschreven analyse en weging van deze risico´s kunnen enkele risico´s worden geselecteerd, de zogenaamde prioritaire risico’s. Voor deze risico’s worden beleidsadviezen geformuleerd, die als input voor het beleidsplan 2015-2018 worden aangeboden. Deze beleidsadviezen worden, samen met de wensen van de gemeenteraden in deze veiligheidsregio omtrent het Risicoprofiel, in het beleidsplan gewogen naast andere beleidsvoorstellen. Het beleidsplan wordt dan nog in zijn geheel aan de gemeenteraden voorgelegd ter consultatie.
3.2 Beleidsadvies prioritaire risico’s Vanuit de analyse is bekeken welke risico’s als prioritair kunnen worden aangemerkt om als advies voor in het beleidsplan te worden opgenomen. De redenen om een risico als prioritair aan te merken zijn: -
Bovenmatige bestuurlijke of politieke aandacht, op (boven)regionaal niveau, voor het betreffende risico, dat leidt tot een speerpunt voor de komende beleidsperiode.
-
Veel (landelijke) ontwikkeling rondom het risico dat kan leiden tot wijziging van beleid.
-
Beleidswijziging of -ontwikkeling die nodig is om het risico acceptabel te houden of voldoende af te dekken.
Vanuit de analyse zijn vier risico’s gekenmerkt als prioritair voor de komende beleidsperiode: -
Risico 1 : Overstroming
-
Risico 2 : Natuurbrand
-
Risico 4 : Brand in gebouw met verminderd redzame personen
-
Risico 17 : Paniek in menigten (evenementen)
3.2.1 Risico 1 Overstroming Uit de analyse blijkt dat er veel landelijke ontwikkelingen gaande zijn om dit risico qua kans en effect te verminderen. Dit heeft direct een grote invloed op de incidentscenario’s van onze regio, waaronder ook het maatgevende scenario. Deze landelijke (beleidsmatige)
16
Wet Veiligheidsregio´s § 3 artikel 15 lid 1.
Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
24 van 33
terug naar Samenvatting
ontwikkelingen zullen navolging vragen voor onze regio. Hierop zal tevens de operationele voorbereiding moeten worden aangepast, met onder andere een focus op het proces evacueren.
3.2.2 Risico 2 Natuurbrand Er is de laatste jaren veel bestuurlijke aandacht geweest voor dit risico, wat heeft geleid tot diverse initiatieven en wat nog niet eerder is opgenomen in het beleidsplan. Het doorzetten, afronden en borgen van deze beweging is essentieel in de komende beleidsperiode door het beleid te vervolmaken en de lopende uitvoering af te ronden.
3.2.3 Risico 4 Brand in gebouw met verminderd redzame personen Het ontruimen van zorginstellingen e.d. is voor de hulpdiensten een zorgpunt, maar hun invloed is beperkt. De veiligheidsregio is hier namelijk zelf niet direct verantwoordelijk voor, maar heeft wel een rol in het vergroten van de bewustwording. Het zorgstelsel is kort geleden veranderd, maar daarmee zijn de gevolgen nog niet inzichtelijk. Wel vergroot dit de zorgen rondom alarmopvolging verzorgingstehuizen (w.o. ontruiming), zorg continuïteit en de zelfredzaamheid van kwetsbare groepen. Momenteel zijn er nog geen concrete beleidsadviezen te formuleren, het is wel zaak voor de komende periode alert te blijven en de (landelijke) ontwikkelingen te monitoren. Om in een later stadium te bepalen welke beleid voor de veiligheidsregio nodig is om dit risico aan te pakken vraagt de GHOR aan het bestuur van de veiligheidsregio de volgende onderzoeksopdracht: “Onderzoek in de komende beleidsperiode wat de invloed is van de hervormingen in het zorgstelsel op de veiligheid van verminderd zelfredzame personen en formuleer hier indien nodig regionaal beleid op.”
3.2.4 Risico 17 Paniek in menigten Recente incidenten bij grootschalige evenementen hebben landelijke aandacht getrokken. Samen met de trend dat evenementen grootschaliger, langduriger en veelvuldiger worden georganiseerd, is dit risico opportuun. Om dit risico beheersbaar te houden en voldoende af te dekken is op de schaal van de veiligheidsregio beleidsontwikkeling nodig. Dit is al ten dele onderkend. De voorbereidingen voor evenementenbeleid en het vergroten van bewustwording zijn al in gang gezet17, maar nog niet alle gemeenten hebben zich bij het traject aangesloten en het heeft nog niet geresulteerd in evenementenbeleid.18
17
Ook komt er een vervangend systeem voor DIGIMAC, het instrument waarmee inzichtelijk wordt gemaakt
welke evenementen wanneer in welke grootte worden georganiseerd in de gemeenten. De hulpdiensten stellen aan de hand van deze informatie de hulpvraag vast. Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
25 van 33
terug naar Samenvatting
3.3 Wensen gemeenteraden Naar aanleiding van de ingebrachte wensen van de gemeenteraden heeft het Algemeen Bestuur besloten het risico spoorvervoer ook prioriteit te geven. Wat dit aan concrete maatregelen betekent zal nader worden onderzocht en besproken met de betrokken gemeenten.
18
Het gaat hier vooral over het voorbereiden op veiligheidsrisico’s bij de categorie van grootste
evenementen, categorie C evenementen. Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
26 van 33
terug naar Samenvatting
4
Conclusies en voortgang
In deze actualisatie in 2014 is gebleken dat er in de Veiligheidsregio Brabant-Noord geen risico’s zijn afgevallen of bijgekomen. Naar aanleiding van nieuwe inzichten sinds 2011 zijn wel enkele benamingen van risico’s veranderd: -
“Grootschalige besmetting (ziektegolf mens / pandemie)” is gewijzigd in “Grootschalige uitbraak infectieziekte”, zie § 2.2 risico 15;
-
“Zoönose (dierziekte overdraagbaar op mensen)” is gewijzigd in “Grootschalige uitbraak dierziekte”, zie § 2.2 risico 16.
De waarschijnlijkheid van optreden en de impact van de maatgevende scenario’s niet zijn veranderd. Het risicodiagram 2014 is daarmee gelijk aan dat van 2011 op een enkele benaming na. Er zijn wel incidentscenario’s significant veranderd op lokale schaal. Deze zijn: -
Grote brand in gebouwen met verminderd zelfredzame personen (risico 4), door toenemende vergrijzing van de bevolking, verschuiving van verminderd redzame personen van zorgcentra naar kleinere eenheden en eerder ontslag uit ziekenhuizen;
-
Ongeval Spoorvervoer (risico 14) voor de gemeenten Boxtel, Haaren, Vught en ‘sHertogenbosch, door intensivering van spoorvervoer;
-
Grootschalige uitbraak dierziekte (risico 16), door verdere centralisatie van (mega)stallen;
-
Paniek in menigten (risico 17), door meer, grootschaligere en langdurigere evenementen.
Met de gemeenten waar op lokale schaal een verandering in risico’s in de komende beleidsperiode plaats vindt neemt het Veiligheidsbureau VR BN contact op om dit, naar behoefte, verder toe te lichten en de samenwerking hierover met de veiligheidsregio te bespreken. Voor de komende beleidsperiode hebben vier risico’s prioriteit, waarvoor beleidsadviezen zijn geformuleerd. Deze zijn: -
Overstromingen (risico 1): Waterschappen nemen bestuurlijk besluit over eventuele verhoogde veiligheidsnorm en daarmee samenhangende preventieve maatregelen. Operationele voorbereidingen als planvorming worden hierop afgestemd.
-
Natuurbrandbestrijding (risico 2): Verdergaande samenwerking tussen natuurbeheerders, gemeenten en VR BN en verdere ontwikkeling van instrumenten en maatregelen ter bestrijding en voorkoming van natuurbrand.
Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
27 van 33
terug naar Samenvatting
-
Brand in gebouw met verminderd zelfredzamen (risico 4): Onderzoek in de komende beleidsperiode wat de invloed is van de hervormingen in het zorgstelsel op de veiligheid van verminderd zelfredzame personen en formuleer hier indien nodig regionaal beleid op.
-
Paniek in menigten (risico 17): Opstellen en uitrollen van regio breed evenementenbeleid.
Het vijfde risico is toegevoegd door het Algemeen Bestuur naar aanleiding van de ingebrachte zienswijzen van de gemeenteraden. Dit is het risico Ongeval vervoer over spoor (risico 14). Wat dit aan concrete maatregelen betekent zal nader worden onderzocht en besproken met de betrokken gemeenten. Voor de andere risico’s is het lopende beleid en verdere uitwerking hiervan voorlopig afdoende.
Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
28 van 33
terug naar Samenvatting
5
Bijlagen
Bijlage I
:
Stroomgebieden Maas, Zuid-Willemsvaart, Dieze en Kanaal Henriëttewaard
Bijlage II
:
Dijkringgebieden
Bijlage III
:
Input risico 14 Her-routering treinverkeer
Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
29 van 33
Bijlage I Stroomgebieden Maas, Zuid-Willemsvaart, Dieze en Kanaal Henriëttewaard
Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
30 van 33
Bijlage II Dijkringgebieden
(Keent (dijkring 36A) wordt beschermd door een ringdijk van 4 km)
Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
31 van 33
Bijlage III Input risico 14: Ongeval spoorvervoer
Herroutering treinverkeer
In 2016 valt het Go/NoGo-besluit voor de her-routering van het spoor aan het westelijke deel van de veiligheidsregio Brabant-Noord, met een streven om te starten met de bouw in 2017 en 2020 als einde bouw. De her-routering houdt concreet in dat een groot deel van de transportstroom, die nu via de Brabantroute (vanuit Rotterdam Rijnmond via Dordrecht-Breda-Tilburg-Boxtel naar Eindhoven richting Venlo) plaats vindt, omgeleid zal gaan worden via de Betuweroute en vanuit daar, via een nieuw aan te leggen aftakking bij Meteren, aan te sluiten op het spoortraject van Utrecht via s’-Hertogenbosch, Vught, Haaren (Esch) en Boxtel. In Boxtel komt deze transportstroom weer op de Brabantroute (richting Eindhoven) terecht. Via deze aftakking zullen naast normale goederentreinen ook substantiële hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd worden. Op het traject van Meteren tot aan de aansluiting Nijmegen ten noorden van station ’s-Hertogenbosch en vanaf Vught naar Boxtel vindt nu geen structureel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Vanaf Tilburg vindt via de stationszone ‘s-Hertogenbosch richting Nijmegen op dit ogenblik wel structureel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Onderstaande tabel geeft een indicatie van de hoeveelheden en soorten gevaarlijke stoffen die over de verschillende trajecten vervoerd (gaan) worden.
Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
32 van 33
Huidig
= uitgevoerd transport
Referentie = verwacht transport indien her-routering goederenvervoer Zuid Nederland niet plaats vindt. Project
= verwacht transport na her-routering
Mocht er worden afgezien van de her-routering Stofcategorie
Traject Tilburg - Boxtel
Tilburg - ‘s-Hertogenbosch
(Brabantroute) A zeer brandbaar gas
3650
700
B2 giftig gas
2300
200
B3 zeer giftig gas
0
0
C3 zeer brandbare vloeistof
4600
1050
D3 giftige vloeistof
3750
50
D4 zeer giftige vloeistof
0
Tabel 4 Prognose (= referentie) voor aantal KWE
50 19
gevaarlijke stoffen per jaar volgens Basisnet zonder
her-routering goederenvervoer Zuid-Nederland
19
KWE= ketelwagoneenheid
Actualisatie Risicoprofiel VRBN 2014 – vastgestelde versie AB 24 juni 2015
33 van 33
¯
Overstromingsgebieden beschermd door regionale keringen langs: de Aa, de Grote Wetering en het Afleidingskanaal
Groote Wetering_R
StadsAa_L
StadsAa_R
Aa_L
Afleidingskanaal_R
Afleidingskanaal_L
Breslocaties Regionale waterkering
Toetspeil NAP +5,10 m Overstromingsdiepte
1:15.000
> 2,0 m
1,5 tot 2,0 m 1,0 tot 1,5 m 0,5 tot 1,0 m 0 tot 0,5 m <0
Maximale waterdieptes Maaspoort
0
500
1000
2000 Meters
±
Legenda !
Breslocatie regionale dijkringen
Maximale waterdiepte [m] 0.0 - 0.1 0.1 - 0.5 0.5 - 1.0 1.0 - 1.5 1.5 - 2.0 2.0 - 2.6
!
VEILIGHEIDSREGIO BRABANT-NOORD
Regionaal Risicoprofiel 2011
terug naar Samenvatting
Regionaal Riscoprofiel 2011 Veiligheidsregio Brabant-Noord
De Veiligheidsregio Brabant-Noord omvat Brandweer en Veiligheidsbureau Brabant-Noord, de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen Brabant-Noord en het Gemeenschappelijk Meldcentrum Brabant-Noord. In de veiligheidsregio werken 21 gemeenten, de GGD en de Politie BrabantNoord met hen samen op het gebied van brandweerzorg, rampenbestrijding, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen, en meldkamers. Voorts werken ook het Waterschap Aa en Maas, het Waterschap De Dommel en het Regionaal Militair Commando-Zuid in de veiligheidsregio samen.
terug naar Samenvatting
Titel
: Regionaal risicoprofiel
Sub-titel
: Risico’s in-zicht
Datum
: 15 september 2010
Versie
: 3.1
Status
: EINDRAPPORT
Opdrachtgever
: Veiligheidsregio Brabant-Noord
Projectmanager
: Ing. J. Beyer
Programmamanager
: Ing. P.B.M.J.W. de Vet MCDm
Opsteller(s)
: Projectgroep regionaal risicoprofiel
Vastgesteld d.d.
: 4 oktober 2010 (Veiligheidsdirectie VRBN)
terug naar Samenvatting
Inhoudsopgave
1
RAPPORTGEGEVENS ____________________________________________________ 1
2
MANAGEMENTSAMENVATTING ____________________________________________ 2
3
INLEIDING ____________________________________________________________ 6
4
REGIONAAL RISICOPROFIEL: “RISICO’S IN-ZICHT” ___________________________ 10 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
5
Noodzaak risicoprofiel ____________________________________________ Totstandkoming risicoprofiel _______________________________________ Processtappen risicoprofiel en relatie met beleidsplan ___________________ Wat is nieuw? __________________________________________________ Opbouw methode _______________________________________________
10 12 12 14 16
SCENARIO-UITWERKING EN RISICOANALYSE _______________________________ 18 5.1 5.2 5.3 5.4
Uitgewerkte scenario’s ___________________________________________ Omschrijving scenario’s (context en beschrijving) ______________________ Impactanalyse __________________________________________________ Waarschijnlijkheidsanalyse ________________________________________
18 19 19 20
6
RESULTAAT VAN DE SCENARIOANALYSE ___________________________________ 22
7
CAPACITEITENINVENTARISATIE __________________________________________ 28
8
CONCLUSIES, AANBEVELINGEN EN BESLUITVORMING ________________________ 32 8.1 8.2 8.3 8.4
Conclusies _____________________________________________________ Aanbevelingen __________________________________________________ Besluitvorming risicoprofiel ________________________________________ Van risicoprofiel naar beleidsplan ___________________________________
32 32 33 33
9
SCENARIO’S __________________________________________________________ 36
10
BIJLAGEN __________________________________________________________ 119 I. II. III. IV. V. VI. VII.
Overzicht maatschappelijke thema’s________________________________ Impactanalyse _________________________________________________ Waarschijnlijkheidsanalyse _____________________________________ Samenstelling projectgroep ______________________________________ Afkortingen ___________________________________________________ Definities en uitleg gebruikte termen _______________________________ Bronnen ______________________________________________________
Veiligheidsregio Brabant-Noord
120 128 145 146 147 148 152
Regionaal Risicoprofiel eindrapport i
terug naar Samenvatting
1
Rapportgegevens
Goedkeuring Dit document is vastgesteld door: Versie
Vastgesteld door
Datum
3.1
Veiligheidsdirectie Veiligheidsregio Brabant-Noord
4 oktober 2010
3.1
Dagelijks Bestuur van Veiligheidsregio Brabant-Noord
27 oktober 2010
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 1
terug naar Samenvatting
2
Managementsamenvatting
Om als veiligheidsregio een adequaat beleid te kunnen voeren, moet er inzicht zijn in de aanwezige risico’s, zowel in de eigen regio als in de omliggende gebieden (nationaal en internationaal). Zoals vastgelegd in de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) moet elke regio derhalve als basis voor het 'beleidsplan veiligheidsregio' (artikel 14) beschikken over een 'regionaal risicoprofiel' (artikel 15). Een regionaal risicoprofiel bestaat uit: een overzicht van risicovolle situaties binnen de regio die tot brand, ramp of crisis kunnen leiden; -
een overzicht van de aard, omvang en effecten van soorten branden, rampen en crises die zich in de regio kunnen voordoen;
-
een analyse waarin weging en inschatting van gevolgen van soorten branden, rampen en crises zijn opgenomen.
Het regionaal risicoprofiel komt tot stand binnen de beleidscyclus van de veiligheidsregio. Het risicoprofiel stelt het bestuur van de veiligheidsregio in staat om afgewogen keuzes te maken over het gewenste beleid en vormt daarmee input voor het beleidsplan. Pas bij het opstellen van het beleidsplan worden keuzes gemaakt over het te voeren beleid van de veiligheidsregio voor de komende jaren. In het risicoprofiel zijn alleen risico’s meegenomen voor zover deze de taakstelling van de veiligheidsregio’s raken. De stappen om te komen tot een risicoprofiel zijn in onderstaande figuur opgenomen en nader toegelicht.
Figuur 1: Samenhang van de verschillende stappen.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 2
terug naar Samenvatting
Risicoinventarisatie Op basis van informatie van de provinciale risicokaart (april 2010) en door de inbreng van de projectgroep zijn de crisis- en incidenttypen die in de regio Brabant-Noord zich kunnen voordoen geïdentificeerd en nader uitgewerkt. Een overzicht van de maatschappelijke thema’s zoals deze gehanteerd worden in de landelijke handreiking regionaal risicoprofiel zijn opgenomen in onderstaande tabel. Tevens zijn enkele voorbeelden van crisis- en incidenttype per thema opgenomen. Tabel 1: Gehanteerde maatschappelijke thema’s en voorbeelden crisistypen en incidenttypen Maatschappelijk thema 1. Natuurlijke omgeving
Crisistype / incidenttype (voorbeelden) Overstromingen / natuurbranden
2. Gebouwde omgeving
Branden in kwetsbare objecten
3. Technologische omgeving 4. Vitale Infrastructuur 5. Verkeer en Vervoer
Ongevallen met brandbare / explosieve / giftige stof in de open lucht Verstoring energievoorziening / drinkwater / ICT-telecom Luchtvaartincidenten / Spoorvervoer / wegvervoer / watervervoer
6. Gezondheid 7. Sociaal maatschappelijke omgeving
Grootschalige ordeverstoringen / Paniek in menigte
Bedreiging volksgezondheid en ziektegolf / Dierziekten
Risicoanalyse Bovenstaande risico’s vragen om een nadere analyse. Deze analyse moet als resultaat de impact en waarschijnlijkheid van een eventueel incident in onze regio aantonen. In voorliggend risicoprofiel zijn door de projectgroep achttien crisis- / incidentietypen als scenario’s nader uitgewerkt. De uitgewerkte scenario’s zijn weergegeven in tabel 2. Tabel 2: Uitgewerkte scenario’s Nummer
Maatschappelijk Thema
1
1.1
Overstroming door hoogwater in de Maas / EDO 36 (worst case)
2
1.2
Natuurbranden (bos / heidebrand)
3
2.1
Grote brand in (complex) met publieksfunctie
4
2.1
Grote brand in gebouwen met verminderd zelfredzame personen
5
3.2
Ongeval brandbare / giftige stof (inrichting)
6
3.3
Ongeval A-objecten (aanduiding NPK)
7
4.1
Verstoring energievoorziening (elektriciteit en gas)
8
4.2
Verstoring drinkwatervoorziening
9
4.3
Verstoring afvalwaterzuivering
10
4.4.
Verstoring telecom en/of ICT
11
5.1
Luchtvaartincident (worst case) in stedelijk gebied
12
5.1
Luchtvaartincident (reëel) bij start/landing luchtvaartterrein
13
5.2
Ongeval vervoer over water
14
5.3
Ongeval spoorvervoer (zie uitwerking bij scenario 5)
15
6.2
Grootschalige besmetting (ziektegolf mens / pandemie)
16
6.3
Dierziekte overdraagbaar op mensen (zoönose)
17
7.1
Paniek in menigte (evenementen)
18
7.2
Verstoring openbare orde (grootschalige ordeverstoring)
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Scenarioomschrijving
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 3
terug naar Samenvatting
Risicodiagram Op basis van de uitwerking van de scenario’s heeft een analyse plaatsgevonden. Deze heeft geleid tot een weergave van de impact (effect) en de waarschijnlijkheid (kans) van elk afzonderlijk scenario. In het risicodiagram dat hieronder is weergegeven zijn de uitkomsten van de impact- en waarschijnlijkheidsanalyses van de beschreven scenario’ uitgezet.
Figuur 2: Risicodiagram Veiligheidsregio Brabant-Noord
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 4
terug naar Samenvatting
Conclusies Het voorliggende regionale risicoprofiel blijkt door zijn opzet en de gehanteerde methode daadwerkelijk (in-)zicht te geven op de risico’s binnen het gebied van de Veiligheidsregio Brabant-Noord. Door de nieuwe aanpak van het betrekken van alle bronnen (all-hazard) en rekening houden met de waarschijnlijkheid blijkt ook een reëler en evenwichtiger beeld geschetst te worden dan in het verleden met de Leidraad Maatramp mogelijk was. Voor wat betreft de benodigde capaciteit zal met het opstellen van het regionale beleidsplan nog een stap gemaakt moeten worden. Dit komt ook overeen met de opzet van de landelijke werkwijze en de verplichtingen uit de Wet veiligheidsregio’s. Het risicoprofiel geeft een zichtbare verschuiving van “harde” technisch georiënteerde risico”s en rampen naar meer “zachte” sociaal-maatschappelijke risico’s en crises. Dit wordt met name bepaald door de waarschijnlijkheid van deze scenario’s. Uiteraard blijft de impact van een aantal technische risico’s onverminderd van kracht. De waarschijnlijkheid is echter beduidend lager. Dit is mede te danken aan de vele beheersmaatregelen die in de loop der jaren hierop toegepast zijn. De verschuiving naar crises wordt ook terug gezien in de sprekende gebeurtenissen die zich in de afgelopen periode in de Veiligheidsregio Brabant-Noord hebben voorgedaan. Denk hierbij aan de zedenzaak rond de zwemschoolhouder (Benno L.) en de overdraagbare dierziekte Qkoorts (geiten). De • • •
scenario’s met de grootste impact blijken: Ongeval A-object (NPK) Grootschalige besmetting / ziektegolf mens (pandemie) Overstroming door hoogwater (EDO 36)
De • • •
scenario’s met de grootste waarschijnlijkheid blijken: Verstoring / uitval van de vitale infrastructuur (energie / telecommunicatie / ICT) Dierziekte overdraagbaar op mensen (zoönose) Grootschalige besmetting / ziektegolf mens (pandemie)
Aanbeveling Op basis van bovenstaande conclusies worden de volgende aanbevelingen gedaan: 1.
2. 3. 4.
Het uitvoeren van een capaciteitenanalyse en hierbij de gehele veiligheidsketen betrekken. Deze capaciteitenanalyse zal gezamenlijk met dit risicoprofiel mede de input voor het op te stellen beleidsplan moeten zijn. Het formuleren van beheersmaatregelen ten aanzien de geïnventariseerde risico’s. Het opstellen van een beleidsvisie hoe de Veiligheidsregio Brabant-Noord wil omgaan met de geïnventariseerde risico’s in haar verzorgingsgebied. Het ervoor zorg dragen dat het risicoprofiel een dynamisch document wordt en ten minste jaarlijks een beschouwing en actualisatie (review) van het risicoprofiel plaats te laten vinden.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 5
terug naar Samenvatting
3
Inleiding
Noodzaak en wetgeving De Veiligheidsregio Brabant-Noord moet, om een adequaat beleid te kunnen voeren, voor een helder inzicht zorgen van de in de regio aanwezige risico’s. Dit zijn niet alleen risicovolle situaties op het eigen grondgebied van de regio, maar ook risico’s in omliggende regio´s en aangrenzende landen, die gevolgen kunnen hebben voor de eigen bevolking. Rampen en crises houden zich immers niet aan gemeente-, regio- of landsgrenzen. Dit inzicht in de aanwezige risico’s wordt verkregen door het opstellen van een zogenaamd risicoprofiel. Dit plan dient vervolgens als een van de onderleggers voor het beleidsplan en crisisplan. Voor specifieke inrichtingen met een bijzondere gevaarszetting is er tevens nog een verplichting voor het opstellen van een rampbestrijdingsplan. De noodzaak om het beleid van de veiligheidsregio’s te baseren op de aanwezige risico’s en de onderlinge samenhang van de eerde genoemde planfiguren is verankerd in de wet veiligheidsregio’s. Het risicoprofiel en het vormen van de basis voor het beleidsplan is vastgelegd in artikel 15 van de Wet veiligheidsregio’s (Wvr). Het risicoprofiel dient vastgesteld te worden door het bestuur van de veiligheidsregio. De vaststelling door het bestuur vindt plaats na de overleg met de raden van de deelnemende gemeenten, waarbij het bestuur de raden tevens verzoekt hun wensen kenbaar te maken omtrent het in het beleidsplan op te nemen beleid. Ook is vastgesteld dat bij opstellen van het risicoprofiel de multidisciplinaire partners geraadpleegd worden. Tot slot nodigt het bestuur van de veiligheidsregio jaarlijks de bij mogelijke rampen en crises in de regio betrokken partijen uit voor een gezamenlijk overleg over de risico’s in de regio.
Nieuwe systematiek Het inventariseren en analyseren van risico’s is in de veiligheidswereld zeker geen nieuwe bezigheid. De Wet veiligheidsregio’s bestendigt met de invoering van het risicoprofiel een praktijk die al langer bestaat. Zo inventariseren provincies en gemeenten op basis van de ministeriële regeling provinciale risicokaart en de bijbehorende Leidraad Risico-inventarisatie al enige jaren een groot aantal plaatsgebonden risico’s. Ook de veiligheidsregio’s hadden op basis van de Leidraden Maatramp en Operationele Prestaties,1 inzicht in de aanwezige veiligheidsrisico’s. Voor de meeste regio´s bleek de uitkomst van de leidraden - worst case scenario’s met enorme slachtofferaantallen en een berekende benodigde inzet van de hulpdiensten - er een die zelfs het landelijk in totaal aanwezige potentieel overtroffen. In de 1
Organisatieplan Brandweerzorg en Rampenbestrijding, Hulpverleningsdienst Brabant-Noord (2004);
Nota C-26: Voorbereiding Rampenbestrijding Hulpverleningsdienst Brabant-Noord (toepassing van Leidraad Maatramp & Leidraad Operationele Prestaties op basis van een globale inventarisatie & analyse van risico’s
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 6
terug naar Samenvatting
leidraden was ook onvoldoende rekening gehouden met de bestuurlijke weging van het aspect waarschijnlijkheid van een risico; bij veel van de worst case scenario’s (scenario’s met het grootste effect) is de kans dat deze zich daadwerkelijk voordoen zo klein, dat de vraag kan worden gesteld hoever je moet gaan met de voorbereiding erop. De constatering dat de ‘oude’ leidraden, ondanks een belangrijke bijdrage aan de doctrines van de rampenbestrijding, niet het gewenste effect hebben gehad op de bestuurlijke besluitvorming over het beleid van de veiligheidsregio’s, heeft geleid tot de wens om tot een nieuwe systematiek te komen voor het risicoprofiel. Het risicoprofiel legt een daadwerkelijk verband tussen het strategisch beleid van de veiligheidsregio en de daadwerkelijk aanwezige risico’s. Om de verschillende soorten risico’s vergelijkbaar te kunnen maken is op nationaal niveau een methodiek ontwikkeld (nationale risicobeoordeling, Strategie Nationale Veiligheid) die rangschikking en prioritering mogelijk maakt. De weging gebeurt daarnaast zowel op basis van de impact als de waarschijnlijkheid. Om bovenstaande redenen is deze methode gekozen als basis voor het regionaal risicoprofiel.
Totstandkoming In opdracht van de Veiligheidsdirectie Brabant-Noord en onder verantwoordelijkheid van het Veiligheidsbureau is het voorliggende risicoprofiel tot stand gekomen door een multidisciplinaire projectgroep. Hierin zaten vertegenwoordigers van brandweer, politie, GHOR, defensie, gemeenten, waterschap en vitale infrastructuur. Ook heeft er afstemming plaatsgevonden met de provincie Brabant-Noord. Het vertrekpunt voor het risicoprofiel is de door de provincie uitgevoerde risico-inventarisatie (april 2010) geweest. Deze is vormgegeven door een uitdraai van de provinciale risicokaart per gemeente. Vervolgens zijn de gemeenten geraadpleegd over de actualiteit en juistheid van de gegevens. Ook is er gevraagd naar de verwachte toekomstige ontwikkelingen op dit gebied. Op basis van deze inventarisatie en de expertise van de projectgroep is gekeken welke risico’s in onze regio (kunnen) voorkomen. Dit heeft geleid tot de keuze van de nader uit te werken scenario’s. De geselecteerde scenario’s zijn nader uitgewerkt en geanalyseerd, hetgeen geleid heeft tot het voorliggende risicoprofiel.
Leeswijzer Dit rapport is opgebouwd uit twee delen. Deel 1 geeft een uitleg over het begrip risicoprofiel en beschrijft de methode van de totstandkoming van het risicoprofiel. Er wordt omschreven hoe de scenario’s uitgewerkt en geanalyseerd worden. De resultaten van deze uitwerking zijn opgenomen. Deel 1 wordt afgesloten met de capaciteiteninventarisatie en de conclusies en aanbevelingen. Deel 2 bevat de daadwerkelijk uitgewerkte scenario’s. Hierin wordt per scenario aangegeven wat de context is en wordt een omschrijving van het scenario gegeven. Vervolgens wordt het scenario geanalyseerd naar impact (effecten) en waarschijnlijkheid (kans). De als bijlage opgenomen documenten bieden een verdere verdieping en toelichting op de materie.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 7
terug naar Samenvatting
DEEL 1
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 8
terug naar Samenvatting
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 9
terug naar Samenvatting
4
Regionaal risicoprofiel: “Risico’s in-zicht”
4.1 Noodzaak risicoprofiel De noodzaak om het beleid van de veiligheidsregio’s te baseren op de aanwezige risico’s heeft geleid tot de verankering in de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) van het begrip risicoprofiel (artikel 15) als basis voor het beleidsplan (artikel 14) van de veiligheidsregio. In de wet zijn over het risicoprofiel de volgende bepalingen opgenomen: Artikel 15 (Wet veiligheidsregio’s) 1.
Het beleidsplan, bedoeld in artikel 12, is mede gebaseerd op een door het bestuur van de veiligheidsregio vastgesteld risicoprofiel.
2.
Het risicoprofiel bestaat uit: a.
een overzicht van de risicovolle situaties binnen de veiligheidsregio die
b.
een overzicht van de soorten branden, rampen en crises die zich in de
tot een brand, ramp of crisis kunnen leiden, veiligheidsregio kunnen voordoen, en c.
een analyse waarin de weging en inschatting van de gevolgen van de soorten branden, rampen en crises zijn opgenomen
3.
Het bestuur van de veiligheidsregio stelt het risicoprofiel vast na overleg met de raden van de deelnemende gemeenten, waarbij het bestuur de raden tevens verzoekt hun wensen kenbaar te maken omtrent het in het beleidsplan op te nemen beleid.
4.
Het bestuur van de veiligheidsregio nodigt voor de vaststelling van het risicoprofiel in ieder geval het regionale college, bedoeld in artikel 22 van de Politiewet 1993, de besturen van de betrokken waterschappen en de door Onze andere Ministers daartoe aangewezen functionarissen uit hun zienswijze ter zake kenbaar te maken.
5.
Het bestuur van de veiligheidsregio nodigt ten minste eenmaal per jaar de bij mogelijke rampen en crises in de regio betrokken partijen uit voor een gezamenlijk overleg over de risico’s in de regio.
Op basis van deze wetstekst wordt voor het regionaal risicoprofiel de volgende definitie gehanteerd: Een inventarisatie en analyse van risico’s (waarschijnlijkheid en impact) van branden, rampen en crises waarop het beleid van de veiligheidsregio wordt gebaseerd.
Het risicoprofiel moet het bestuur van de veiligheidsregio uiteindelijk in staat stellen om afgewogen keuzes te maken over het gewenste beleid in alle schakels van de zogenaamde veiligheidsketen: risicobeheersing (proactie en preventie), incidentmanagement (preparatie en repressie) en herstel (nazorg). Op basis van het risicoprofiel moeten enerzijds besluiten
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 10
terug naar Samenvatting
kunnen worden genomen over het voorkomen en beperken van de risico's (risicobeheersing). Anderzijds kunnen met het risicoprofiel de operationele prestaties van de crisisbeheersingsorganisatie worden afgestemd op de aanwezige risico's. In het wetsvoorstel is daarom expliciet de verplichting opgenomen om in het beleidsplan de operationele prestaties van de betrokken organisaties te beschrijven:
Artikel 14 (Wet veiligheidsregio’s) 1.
Het bestuur van de veiligheidsregio stelt ten minste eenmaal in de vier jaar een beleidsplan vast, waarin het beleid is vastgelegd ten aanzien van de taken van de veiligheidsregio.
2.
Het beleidsplan omvat in ieder geval: een beschrijving van de beoogde operationele prestaties van de diensten en organisaties van de veiligheidsregio, en van de politie, alsmede van de gemeenten in het kader van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing.
Voorts vormt het risicoprofiel de basis voor de risicocommunicatie naar de burger over specifieke risico’s en handelingsperspectieven om de zelfredzaamheid te vergroten. Onverlet de verantwoordelijkheden van een vakminister, heeft het bestuur van de veiligheidsregio de verantwoordelijkheid voor de informatievoorziening aan burgers over de rampen en crises die de bevolking en het milieu kunnen treffen en over de maatregelen die de overheid heeft getroffen ter voorkoming en bestrijding ervan. Dit ligt in het verlengde van de verantwoordelijkheid van het bestuur van de veiligheidsregio voor het vaststellen van het risicoprofiel. Voor de risicocommunicatie is de zogenaamde provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) een belangrijk instrument. Deze openbare risicokaart op internet geeft burgers inzicht in de aanwezige risico’s, op basis van het risicoprofiel. De kaart wordt door de provincies beheerd. Naast de provincies zijn de gemeenten nu en ook na invoering van de Wet veiligheidsregio’s (artikel 39) wettelijk verplicht om de relevante informatie over de aanwezige risico’s voor de risicokaart aan te leveren. Tot slot bevat het risicoprofiel en de risicokaart waardevolle informatie die de hulpdiensten mogelijk kunnen gebruiken bij de bestrijding van incidenten. Met de zogenaamde digitale bereikbaarheidskaart zijn inmiddels de eerste stappen gezet om de gegevens van de risicokaart te ontsluiten voor de hulpverleners. De provincie heeft de doorontwikkeling hiervan voor de komende jaren op de planning staan.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 11
terug naar Samenvatting
4.2 Totstandkoming risicoprofiel 4.2.1 Landelijk niveau De destijds beoogde invoering van de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) is aangegrepen om een landelijk project te starten voor het opstellen van een Handreiking Regionaal Risicoprofiel, een hulpmiddel voor de veiligheidsregio’s om het regionale beleid en de operatiën te enten op de daadwerkelijk aanwezige risico’s en daarmee invulling te geven aan de wettelijke verplichtingen. De doelstelling van het project was het realiseren van een gezamenlijk gedragen landelijke handreiking, alle 25 regio’s zijn hierbij betrokken geweest. Hierdoor is een landelijke unité de doctrine ontstaan. Het hogere doel dat met de handreiking wordt gediend is een efficiencyslag bij de veiligheidsregio’s (er hoefde niet 25 keer zelf het wiel uitgevonden te worden) en landelijke uniformiteit en vergelijkbaarheid van het risicoprofiel. Deze vergelijkbaarheid is enerzijds noodzakelijk om de wettelijk verplichte uitwisseling tussen regio’s van inventarisatiegegevens en analyseresultaten over grensoverschrijdende risico’s mogelijk te maken. Risico's houden zich niet aan de regiogrenzen; bestuurders en professionals moeten weten welke risico's in aangrenzende regio's en buurlanden gevolgen kunnen hebben voor de eigen regio. De handreiking is opgesteld in opdracht van het POC, het Portefeuillehouders Overleg Crisisbeheersing, gesteund door het Veiligheidsberaad en gesubsidieerd door het ministerie van BZK. Het POC heeft, aangevuld met een vertegenwoordiger van het ministerie van BZK, gefungeerd als stuurgroep voor het project. De handreiking is ontwikkeld door een projectteam in samenwerking met de 25 veiligheidsregio’s.
4.2.2 Regionaal niveau Voor het opstellen van het regionaal risicoprofiel is een projectplan opgesteld en een multidisciplinaire projectgroep geformeerd. Vertegenwoordigers van de volgende disciplines zijn hierin vertegenwoordigd: gemeenten, politie, defensie, GHOR, brandweer, waterschap, vitale infrastructuur (Enexis) en de provincie. De opdrachtgever van het project is de Veiligheidsdirectie Brabant-Noord. De toezichthouder op ambtelijk niveau is het Veiligheidsbureau. De ontwikkelingen vanuit de landelijke organisatie als ook de interregionale contacten zijn steeds als input gebruikt voor het regionaal risicoprofiel. Het regionale risicoprofiel van de Veiligheidsregio Brabant-Noord is gebaseerd op de landelijke handreiking.
4.3 Processtappen risicoprofiel en relatie met beleidsplan Het risicoprofiel is een belangrijke basis voor het beleidsplan van onze veiligheidsregio. Op basis van het risicoprofiel worden door professionals adviezen geformuleerd voor het bestuur over mogelijk te nemen generieke en specifieke beleidsmaatregelen in alle schakels van de veiligheidsketen. De keuzes van het bestuur van de veiligheidsregio en de organisatorische consequenties daarvan worden vervolgens vastgelegd in het beleidsplan. Onderstaande figuur (figuur 3) geeft de samenhang van de te onderscheiden processtappen weer. Paragraaf 4.5 legt de afzonderlijke stappen nader toe.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 12
terug naar Samenvatting
Figuur 3: Processtappen risicoprofiel . (bron. Handreiking Regionaal Risicoprofiel)
In de Wet veiligheidsregio’s is voorts het zogenaamde crisisplan (artikel 16) opgenomen. Dit regionale plan zal de huidige gemeentelijke rampenplannen vervangen en geeft een generieke beschrijving van de operationele crisisbeheersingsorganisatie van de veiligheidsregio en haar partners. Hiervoor is in opdracht van de koepels reeds het Referentiekader Regionaal Crisisplan ontwikkeld. In dit referentiekader is de huidige operationele crisisbeheersingsorganisatie doorontwikkeld op basis van het zogenaamde knoppenmodel van de politie. Idee hierachter is dat de operationele organisatie volgens vaste principes modulair wordt opgebouwd afhankelijk van het scenario dat zich voordoet. In het regionaal crisisplan wordt beschreven over welke soorten operationele capaciteiten een regio kan beschikken en hoe de leiding en coördinatie hierover plaatsvindt. In het regionaal risicoprofiel wordt globaal geïnventariseerd om welke aantallen operationele capaciteiten het gaat en binnen welke termijn deze inzetbaar zijn. In het beleidsplan wordt vervolgens beschreven welk (aanvullend) beleid wordt gevoerd om deze capaciteiten te borgen en eventueel te versterken. De scenarioanalyses vragen in het kader van het beleidsplan een spreiding over meerdere jaren. Een capaciteitenanalyse vindt per individueel scenario plaats en behoeft een intensief afstemmingsproces tussen alle betrokken partijen. Een dergelijke exercitie is op zijn best voor enkele scenario´s per jaar mogelijk.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 13
terug naar Samenvatting
4.4 Wat is nieuw? De belangrijkste veranderingen t.o.v. eerder risicobeleid staan beschreven in de volgende subparagrafen.
4.4.1 Nieuwe systematiek risicoprofiel (introductie waarschijnlijkheid) De veiligheidsregio’s hadden op basis van de Leidraden Maatramp en Operationele Prestaties,2 inzicht in de aanwezige veiligheidsrisico’s. Voor de meeste regio´s bleek de uitkomst van de leidraden - worst case scenario’s met enorme slachtofferaantallen en een berekende benodigde inzet van de hulpdiensten - er een die zelfs het landelijk in totaal aanwezige potentieel overtroffen. In de leidraden was ook onvoldoende rekening gehouden met de bestuurlijke weging van het aspect waarschijnlijkheid van een risico; bij veel van de worst case scenario’s is de kans dat deze zich daadwerkelijk voordoen zo klein, dat de vraag kan worden gesteld hoever je moet gaan met de voorbereiding erop. De constatering dat de ‘oude’ leidraden, ondanks een belangrijke bijdrage aan de doctrines van de rampenbestrijding, niet het gewenste effect hebben gehad op de bestuurlijke besluitvorming over het beleid van de veiligheidsregio’s, heeft geleid tot de wens om tot een nieuwe systematiek te komen voor het risicoprofiel. Het risicoprofiel legt een daadwerkelijk verband tussen het strategisch beleid van de veiligheidsregio en de daadwerkelijk aanwezige risico’s. Om de verschillende soorten risico’s vergelijkbaar te kunnen maken is op nationaal niveau een methodiek ontwikkeld (nationale risicobeoordeling, Strategie Nationale Veiligheid) die rangschikking en prioritering mogelijk maakt. De weging gebeurt daarnaast zowel op basis van de impact als de waarschijnlijkheid. Om bovenstaande redenen is deze methode gekozen als basis voor het regionaal risicoprofiel. Daarnaast ontstaat met deze systematiek de mogelijkheid om de regionale risico’s met de nationale risico’s te vergelijken.
4.4.2 All-hazard benadering De klassieke benadering van rampenbestrijding heeft de afgelopen jaren plaats gemaakt voor een bredere kijk op crises die de vitale belangen van de samenleving kunnen schaden. Bij het inventariseren en analyseren van risico’s wordt daarom uitgegaan van een all-hazard benadering waarin breed wordt gekeken naar alle mogelijke risico’s. Voor de regio’s geldt als uitgangspunt daarbij: alleen die risico’s worden meegenomen voor zover deze de taakstelling van de veiligheidsregio’s en/of politie raken. Deze laatste toevoeging houdt in dat geen risico’s worden meegenomen waarop de veiligheidsregio’s en/of politie op geen enkele manier van invloed kunnen zijn (in de risicobeheersing noch in het incidentmanagement of herstel).
2
Organisatieplan Brandweerzorg en Rampenbestrijding, Hulpverleningsdienst Brabant-Noord (2004);
Nota C-26: Voorbereiding Rampenbestrijding Hulpverleningsdienst Brabant-Noord (toepassing van Leidraad Maatramp & Leidraad Operationele Prestaties op basis van een globale inventarisatie & analyse van risico’s
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 14
terug naar Samenvatting
4.4.3 Extra aandacht voor vitale infrastructuur Een bijzonder risico vormen de specifieke locaties van de bedrijven die behoren tot de vitale infrastructuur3. De overheid heeft een andere, zwaardere verantwoordelijkheid voor de vitale infrastructuur. Uitval van vitale infrastructuur kan leiden tot een ontwrichting van de samenleving. Daarom wordt hier in het risicoprofiel expliciet aandacht besteed. Hierbij staat centraal dat vitale infrastructuren meervoudig relevant zijn voor een regionaal risicoprofiel: 1. Sommige locaties zijn tevens BRZO-bedrijven met hun emissierisico’s; 2. Hun uitval, door welke oorzaak dan ook, kan leiden tot een ernstige verstoring van de levering van het vitale product of dienst zoals stroom, gas, drinkwater, geld; 3. De mogelijkheid dat kwaadwillenden deze functie willen verstoren, kan leiden tot extra of forse beveiligingsmaatregelen, wat ook onder de definitie van crisis valt.
4.4.4
Extra aandacht voor moedwillige verstoringen
Moedwillig menselijk handelen omvat onbevoegde beïnvloeding, verstoringen veroorzaakt door kwaadwillenden en manipulatie gericht op het belemmeren, aanpassen of verstoren van een (bedrijfs)proces met gevolgen voor de directe omgeving, het (bedrijfs)proces of de geleverde diensten. In de Leidraad Maatramp was ‘kwade opzet’ of de dreiging daarvan niet een factor die werd meegewogen in het bepalen van de maatramp van de regio. Binnen het domein van de risicoinventarisatie en risicoanalyse is het afgelopen decennium echter steeds duidelijker geworden dat (dreiging van) moedwillige verstoring extra en speciale aandacht behoeft. De dreiging dat er een (moedwillige) verstoring plaats kan vinden, is een crisissituatie met verantwoordelijkheden en bevelsbevoegdheden van de burgemeester. De dreiging valt ook binnen de definitie van een crisis. Binnen het risicoprofiel zal daarom op bepaalde momenten in de komende jaren aandacht zijn voor het element ‘opzet’ en hoe hiertegen door middel van ‘beschermen’ en ‘beveiligen’ maatregelen te nemen zijn.
4.4.5 Continu proces Verder staat centraal dat het risicoprofiel dynamisch is en risicoanalyse een continu proces hoort te zijn. Dit in tegenstelling tot het idee dat slechts eens in de vier jaar over risico’s hoeft te worden nagedacht. Het risicoprofiel is geen statisch document dat slechts 1x per 4 jaar wordt herzien. Het aanvullen van de scenario’s gedurende de komende beleidsperiode, tussentijdse wijzigingen in de aanwezige risico’s, maar ook de uitkomsten van gevoerd beleid zullen leiden tot een dynamisch risicoprofiel en beleidsplan. Dit vraagt om een structurele borging in de staande organisatie van de veiligheidsregio met betrokkenheid van alle multidisciplinaire partners.
3
Rapport Bescherming Vitale Infrastructuur, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie,
sept. 2005
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 15
terug naar Samenvatting
4.5 Opbouw methode Een overzicht van de te onderscheiden processtappen is weergegeven in figuur 3. Zie hiervoor ook paragraaf 4.3. In deze paragraaf zijn de onderliggende stappen nader toegelicht. Als basis is gebruik gemaakt van de landelijke “Handreiking Regionaal Risicoprofiel”. Zie hiervoor ook www.regionaalrisicoprofiel.nl
4.5.1 Risicoinventarisatie Het vertrekpunt van de methodiek is de door de provincie uitgevoerde risicoinventarisatie (april 2010). Deze is vormgegeven door een uitdraai van de provinciale risicokaart per gemeente. Vervolgens zijn de gemeenten geraadpleegd over de actualiteit en juistheid van de gegevens. Ook is er gevraagd naar de verwachte toekomstige ontwikkelingen op dit gebied. Op basis van deze inventarisatie en professionele expertise is gekeken welke risico’s in onze regio (kunnen) voorkomen. Voor de provinciale risicokaart wordt verwezen naar de website http://nederland.risicokaart.nl/risicokaart.html?prv=noord-brabant
4.5.2 Risicobeeld en risicoduiding Voor de beschrijving van het risicobeeld benoemt de landelijke handreiking een zevental maatschappelijke thema’s. Binnen deze thema’s zijn meerdere crisis- en/of incidenttypen benoemd. Voor de complete lijst wordt verwezen naar bijlage I. Binnen de bestaande thema’s heeft de inventarisatie geleid tot het uitwerken van het volgende (voorlopige) risicobeeld. Dit is vertaald in de uit te werken scenario’s (zie onderstaande tabel.) Tabel 3: Maatschappelijke thema’s en geselecteerde scenario’s Crisistype / incidenttype
Geselecteerde
(voorbeelden binnen thema)
scenario’s
1. Natuurlijke omgeving
overstromingen / natuurbranden
1/2
2. Gebouwde omgeving
Branden in kwetsbare objecten
3/4
Maatschappelijk thema
3. Technologische omgeving
Ongevallen met brandbare / explosieve / giftige stof in de open lucht
5/6
4. Vitale Infrastructuur
Verstoring energievoorziening / drinkwater / waterzuivering / ICT-telecom
7/8/9/10
5. Verkeer en Vervoer
Luchtvaartincidenten / Spoorvervoer / wegvervoer / watervervoer
11/12/13/14
6. Gezondheid
Bedreiging volksgezondheid en ziektegolf / Dierziekten
15/16
7. Sociaal maatschappelijke omgeving
Grootschalige ordeverstoringen / Paniek in menigte
17/18
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 16
terug naar Samenvatting
In hoofdstuk 5 (Scenario-uitwerking en risicoanalyse) is aangegeven welke risico’s daadwerkelijk onderdeel uitmaken van het risicoprofiel. De projectgroep heeft haar selectie gemaakt op basis van objectieve inventarisatiegegevens. Uitsluitend deze objectieve inventarisatiegegevens leiden echter niet direct tot een keuze van incidentscenario’s. De gegevens kunnen immers op diverse manieren worden geïnterpreteerd en voor elk incidenttype kunnen meerdere scenario’s worden beschreven, van een beperkt gevolg tot absoluut catastrofaal. De projectorganisatie heeft daarom bewust ook naar uitwerkingen van andere veiligheidsregio’s gekeken om hiermee enige bevestiging voor de genomen keuzes te krijgen. Uiteindelijk zijn vanuit elk maatschappelijk thema een of meerdere scenario’s uitgewerkt. Ten einde het risicoprofiel dynamisch en actueel te houden zou het goed zijn om jaarlijks het risicoprofiel te reviewen en daar waar nodig de scenario’s aan te vullen en te actualiseren.
4.5.3 Risicoanalyse Een van de belangrijkste stappen om te komen tot het risicoprofiel is de risicoanalyse. Zoals aangegeven wordt gewerkt met incidentscenario’s (en/of crisisscenario’s). Om de scenario’s te kunnen analyseren zullen zij eerst uitgeschreven moeten worden Een incidentscenario zou als volgt omschreven kunnen worden. Een incidentscenario is een mogelijk verloop van een incident, meer precies: een verwacht karakteristiek verloop van een incidenttype vanaf de basisoorzaken tot en met de einduitkomst. Een scenariobeschrijving geeft een gestructureerd overzicht van het causale web, incidentverloop en het gevolgenprofiel.
In hoofdstuk 5 (Scenario-uitwerking en risicoanalyse) is aangegeven de scenario’s zijn opgebouwd en hoe deze vervolgens geanalyseerd worden. Met name de impactanalyse en de waarschijnlijkheidsbeoordeling spelen hierbij een belangrijke rol. De uitkomsten van de impact- en waarschijnlijkheidsanalyse zijn in hoofdstuk 6 weergegeven in tabelvorm en uitgezet in een risicodiagram. Het risicodiagram is een weergave van de scenario’s uitgedrukt in impact (effect) tegen de waarschijnlijkheid (kans).
4.5.4 Capaciteiteninventarisatie De uitgevoerde risico-inventarisatie en risicoanalyse (onderdeel van de scenariobeschrijvingen) vormen tezamen het risicoprofiel. Om tot bestuurlijke besluitvorming over het risicoprofiel te komen, is eerst geïnventariseerd wat de veiligheidsregio en haar partners op dit moment al aan de risico’s doen. Inzicht in de aanwezige risico’s is op zich namelijk geen basis voor besluitvorming, als niet tegelijkertijd kan worden aangegeven in hoeverre die risico’s nu reeds worden ’aangepakt’. De algemene capaciteiteninventarisatie is beschreven in hoofdstuk 7.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 17
terug naar Samenvatting
5
Scenario-uitwerking en risicoanalyse
5.1
Uitgewerkte scenario’s
Op basis van het risicobeeld, zoals omschreven in paragraaf 4.5.1 zijn achttien scenario’s verder uitgewerkt door de projectgroep. Hierbij heeft ieder projectgroeplid een of meerdere scenario’s uitgewerkt. Vervolgens zijn de scenario-uitwerkingen met elkaar besproken en daar waar nodig verbeterd. Ook is er gekeken naar uitwerkingen van andere veiligheidsregio’s en naar landelijke voorbeelduitwerkingen. Met name de aanpak en uitwerking van het regionaal risicoprofiel van de veiligheidsregio Brabant Zuid Oost heeft als vertrekpunt gediend. Met de omliggende veiligheidsregio’s heeft afstemming plaatsgevonden. Dit heeft geresulteerd in de constatering dat de invloeden van risico’s van omliggende veiligheidsregio’s beperkt is. Dit met uitzondering van het bedrijf van de Anker in Son (hiervoor is een rampbestijdingsplan beschikbaar) en risico’s die (veiligheidsregio-)grensoverschrijdend zijn zoals transport etc. Bij de uitwerking is gebruik gemaakt van de landelijke “Handreiking Regionaal Risicoprofiel”, verder aangeduid met handreiking. De volgende scenario’s zijn door de projectgroep verder uitgewerkt. Het maatschappelijke thema verwijst naar de nummering die in de handreiking is aangehouden. Zie ook bijlage I. Tabel 4: Uitgewerkte scenario’s Nummer
Maatschappelijk Thema
Scenarioomschrijving
1
1.1
Overstroming door hoogwater in de Maas / EDO 36 (worst case)
2
1.2
Natuurbranden (bos / heidebrand)
3
2.1
Grote brand in (complex) met publieksfunctie
4
2.1
Grote brand in gebouwen met verminderd zelfredzame personen
5
3.2
Ongeval brandbare / giftige stof (inrichting)
6
3.3
Ongeval A-objecten (aanduiding NPK)
7
4.1
Verstoring energievoorziening (elektriciteit en gas)
8
4.2
Verstoring drinkwatervoorziening
9
4.3
Verstoring afvalwaterzuivering
10
4.4.
Verstoring telecom en/of ICT
11
5.1
Luchtvaartincident (worst case) in stedelijk gebied
12
5.1
Luchtvaartincident (reëel) bij start/landing luchtvaartterrein
13
5.2
Ongeval vervoer over water
14
5.3
Ongeval spoorvervoer (zie uitwerking bij scenario 5)
15
6.2
Grootschalige besmetting (ziektegolf mens / pandemie)
16
6.3
Dierziekte overdraagbaar op mensen (zoönose)
17
7.1
Paniek in menigte (evenementen)
18
7.2
Verstoring openbare orde (grootschalige ordeverstoring)
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 18
terug naar Samenvatting
5.2
Omschrijving scenario’s (context en beschrijving)
De geselecteerde scenario’s worden als eerste uitgewerkt door een nader specificatie van de context van het scenario met daarin een beschrijving van de actoren, de oorzaak van het scenario en de risicobronnen en kwetsbaarheden. Daarna vind een omschrijving van het scenario plaats. Dit wordt aangeduid met scenariobeschrijving.
5.3
Impactanalyse
Er wordt gewerkt met de landelijk vastgestelde methode. Bij deze impactanalyse worden de scenario’s gescoord op een tiental impactcriteria (opgenomen in onderstaande tabel). Deze criteria komen voort uit een zestal gedefinieerde vitale belangen. Nota bene: een vitaal belang is iets anders dan een maatschappelijk thema. In tabel 5 is een overzicht van de impactcriteria opgenomen. Elk criterium wordt gescoord, hetgeen leidt tot een klasse indeling (zie tabel 6). Hierbij is A de lichtste klasse (beperkt gevolg) en E de zwaarste klasse (catastrofaal gevolg). Een nadere uitwerking van deze systematiek is terug te vinden in bijlage II en III. Tabel 5: Impactcriteria Vitaal belang
Impactcriterium
1. Territoriale veiligheid
1.1 Aantasting van de integriteit van het grondgebied
2. Fysieke veiligheid
2.1 Doden 2.2. Ernstig gewonden en chronisch zieken 2.3 Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
3. Economische veiligheid
3.1 Kosten
4. Ecologische veiligheid
4.1 Langdurige aantasting van milieu en natuur (flora en fauna)
5. Sociale en politieke stabiliteit
5.1 Verstoring van het dagelijks leven 5.2 Aantasting van de lokale en regionale positie van het bestuur 5.3 Sociaal psychologische impact en de M-factor
6. Veiligheid van cultureel erfgoed
6.1 Aantasting cultureel erfgoed
Tabel 6: Impactscore
Klasse A B C D E
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Omvang gevolg Beperkt gevolg Aanzienlijk gevolg Ernstig gevolg Zeer ernstig gevolg Catastrofaal gevolg
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 19
terug naar Samenvatting
5.4
Waarschijnlijkheidsanalyse
Voor de waarschijnlijkheidsanalyse is een kwalitatieve analyse opgenomen. Deze methodiek leidt tot een klasse indeling van A (zeer onwaarschijnlijk) tot E (zeer waarschijnlijk). Deze indeling is gebaseerd op “expert opinion” waarbij vooral ook gekeken wordt naar casuïstiek. Dat wil zeggen eerder voorkomen van vergelijkbare incidenten binnen de regio, landelijk en wereldwijd. Tabel 7 geeft een overzicht van de waarschijnlijkheidsklassen en de daarvoor gedefinieerde dreiging.
Tabel 7: Waarschijnlijkheidsklassen
Klasse
Gevaar
Dreiging
A
zeer onwaarschijnlijk
geen concrete aanwijzingen en gebeurtenis wordt nauwelijks
B
onwaarschijnlijk
geen concrete aanwijzingen, maar gebeurtenis wordt enigszins
voorstelbaar geacht voorstelbaar geacht
C
mogelijk
geen concrete aanwijzingen, gebeurtenis is voorstelbaar
D
waarschijnlijk
de gebeurtenis wordt zeer voorstelbaar geacht
E
zeer waarschijnlijk
concrete aanwijzingen dat de gebeurtenis geëffectueerd zal worden
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 20
terug naar Samenvatting
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 21
terug naar Samenvatting
6
Resultaat van de scenarioanalyse
In deel 2 van dit document zijn de achttien scenario’s beschreven en uitgewerkt. Voor elk van de scenario’s heeft dit per impactcriterium een letter opgeleverd. De totaalscore is verwerkt in een waarde voor de impact. Dit is uitgedrukt in een getal tussen 0 (beperkt gevolg) en 1 (catastrofaal gevolg). De eindscore wordt verkregen door de deelscores per criterium in te voeren in een rekenmodule. Deze rekenmodule maakt onderdeel uit van de handreiking. De bepaling van de waarschijnlijkheid is uitgedrukt in een letter A (zeer onwaarschijnlijk) tot E (zeer waarschijnlijk). Ten behoeve van de leesbaarheid is de tabel in tweeën gesplitst. In tabel 8 zijn de uitkomsten van de scenario’s 1 tot en met 9, tabel 9 geeft de uitkomsten van de scenario’s 10 tot en met 18. Tabel 8: Uitkomsten scenarioanalyses (scenario 1 t/m 9)
Territoriaal
D
-
-
-
-
E
-
-
-
2.1 Doden
D
A
C
B
D
E*
B*
-
-
2.2. Ernstig gewonden en
E
A
C*
C
Dh
D*
C
-
-
E
A
-
A
C
D
D
D
D
1.1 Aantasting integriteit
waterzuivering
verstoring
9
drinkwater
Verstoring
8 energievoorziening
Verstoring
7
(zie NPK)
Ongeval A-object
6
stoffen
ongeval gevaarlijk
5
verzorgingtehuis
grote brand in
4
complex gebouw
aspect
grote brand in
veiligheids-
3
(bos / heide)
criterium
2
Natuurbranden
Impact
belang
1
Overstroming
Vitaal
Æ
(EDO 36)
Scenarionummer
van het grondgebied Fysiek
chronisch zieken 2.3 Lichamelijk lijden (primaire levensbehoeften) Economisch
3.1 Kosten
E
A
C*
B
B*
E
B*
B*
B*
Ecologisch
4.1 Langdurige aantasting
-
B
-
-
-
E
-
-
C*
E
-
A
A
C
E
C*
C*
B*
E
A
B*
A
E
E
A*
B*
B*
D
-
B
B
C
E
B
B
B
E
C
D
-
-
-
-
-
-
van milieu en natuur Sociale en
5.1 Verstoring van het
politieke
dagelijks leven
stabiliteit
5.2 Aantasting lokale en regionale positie bestuur 5.3 Sociaal psychologische impact / M-factor
Cultureel
6.1 Aantasting cultureel
erfgoed
erfgoed
Totaal score impact (uit rekenmodule)
Æ
0.700
0.021
0.075
0.026
0.237
0.767
0.068
0.056
0.067
Score waarschijnlijkheid
Æ
B
C
C
C
A
A
E
C
B
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 22
terug naar Samenvatting
Tabel 9: Uitkomsten scenarioanalyses (scenario 10 t/m 18)
Territoriaal
-
-
-
-
-
A
-
-
2.1 Doden
B
E*
D*
B
E
C
C
B
2.2. Ernstig gewonden en
B
D*
C
B
E
D
Ch
B
-
D
A
-
E
-
A
-
E*
C
A
-
-
-
-
-
E
-
-
C
E
B
E
E
E
B
B
B
1.1 Aantasting integriteit
openbare orde
verstoring
18
(evenementen)
paniek in menigte
17 overdraagbaar - mens
16
Dierziekte
Pandemie
15
spoorvervoer
ongeval
14
over water
ongeval vervoer
aspect
13
(reëel)
veiligheids-
12
Luchtvaartincident
criterium
11
(worst case)
belang
10
Luchtvaartincident
Impact verstoring telecom
Vitaal
Æ
en/of ICT
Scenarionummer
chronisch zieken 2.3 Lichamelijk lijden (primaire levensbehoeften)
Zie scenario 5 (ongeval brandbare / giftige stoffen
van het grondgebied Fysiek
Economisch
3.1 Kosten
B
B*
B*
A
Ecologisch
4.1 Langdurige aantasting
C
-
-
D*
C
D
A
-
A
E
E
-
C*
E
D
-
-
-
-
-
-
-
-
-
van milieu en natuur Sociale en
5.1 Verstoring van het
politieke
dagelijks leven
stabiliteit
5.2 Aantasting lokale en regionale positie bestuur 5.3 Sociaal psychologische impact / M-factor
Cultureel
6.1 Aantasting cultureel
erfgoed
erfgoed
Totaal score impact (uit rekenmodule)
Æ
0.047
0.404
0.184
0.042
0.701
0.068
0.140
0.122
Score waarschijnlijkheid
Æ
D
A
B
B
D
D
C
C
Opmerkingen bij tabel 8 en 9: Als er in de tabel (-) is opgenomen betekend dit dat het betreffgende criterium niet van toepassing is bij dit scenario. Een asterix (*) geeft aan dat er bij de score sprake was van een bandbreedte, hierbij is gemiddelde categorie overgenomen in de tabel. Een (h) geeft aan dat er sprake is van een “hoog”. Dit is een subcategorie die voor een aantal impactcriteria opgenomen is. (nb. Dit heeft te maken met de vertaling van de nationale systematiek naar de regionale systematiek)
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 23
terug naar Samenvatting
Rangschikking scenario’s naar impact en waarschijnlijkheid Op basis van de uitkomsten is het mogelijk om een indeling naar impact en waarschijnlijkheid van de scenario’s te maken. Dit levert de volgende twee tabellen op. Onder elke tabel staat een korte toelichting op de waarde van de score’s. Tabel 10: Rangschikking scenario’s naar impact (van catastrofaal naar beperkt)
Rang
Score I
Scenario
Scenarioomschrijving
1
0.767
6
Ongeval A-objecten (aanduiding NPK)
2
0.701
15
Grootschalige besmetting (ziektegolf mens / pandemie)
3
0.700
1
Overstroming door hoogwater in de Maas / EDO 36 (worst case)
4
0.404
11
Luchtvaartincident (worst case) in stedelijk gebied
5
0.237
5 / 14
6
0.184
12
Luchtvaartincident (reëel) bij start/landing luchtvaartterrein
7
0.140
17
Paniek in menigte (evenementen)
8
0.122
18
Verstoring openbare orde (grootschalige ordeverstoring)
9
0.075
3
Grote brand in (complex) met publieksfunctie
10
0.068
16
Dierziekte overdraagbaar op mensen (zoönose)
11
0.068
7
Verstoring energievoorziening (elektriciteit en gas)
12
0.067
9
Verstoring afvalwaterzuivering
13
0.056
8
Verstoring drinkwatervoorziening
14
0.047
10
Verstoring telecom en/of ICT
15
0.042
13
Ongeval vervoer over water
16
0.026
4
Grote brand in gebouwen met verminderd zelfredzame personen
17
0.021
2
Natuurbranden (bos / heidebrand)
Ongeval brandbare / giftige stof (inrichting) en (Ongeval spoorvervoer)
Toelichting De “score I” volgt uit de rekenmodule. Hierin zijn alle benoemde impactcriteria meegenomen. Vanuit de methodiek is hier met name sprake van een relatieve waarde. Hierdoor is vooral een onderling vergelijk mogelijk. Wat verder niet meegenomen is zijn cumulatieve effecten zoals paniek in menigte die overgaat in (grootschalige) orderverstoringen en plunderingen. Desondanks bied het wel zicht op de aanwezige risico’s en de onderlinge verhouding.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 24
terug naar Samenvatting
Tabel 11: Rangschikking scenario’s naar waarschijnlijkheid (van hoog naar laag)
Rang
Score W
Scenario
1
E
7
Scenarioomschrijving Verstoring energievoorziening (elektriciteit en gas)
2
D
10
Verstoring telecom en/of ICT
3
D
15
Grootschalige besmetting (ziektegolf mens / pandemie)
4
D
16
Dierziekte overdraagbaar op mensen (zoönose)
5
C
17
Paniek in menigte (evenementen)
6
C
18
Verstoring openbare orde (grootschalige ordeverstoring)
7
C
3
Grote brand in (complex) met publieksfunctie
8
C
8
Verstoring drinkwatervoorziening
9
C
4
Grote brand in gebouwen met verminderd zelfredzame personen
10
C
2
Natuurbranden (bos / heidebrand)
11
B
1
Overstroming door hoogwater in de Maas / EDO 36 (worst case)
12
B
12
Luchtvaartincident (reëel) bij start/landing luchtvaartterrein
13
B
9
Verstoring afvalwaterzuivering
14
B
13
Ongeval vervoer over water
15
A
6
Ongeval A-objecten (aanduiding NPK)
16
A
11
Luchtvaartincident (worst case) in stedelijk gebied
17
A
5 / 14
Ongeval brandbare / giftige stof (inrichting) en (Ongeval spoorvervoer)
Toelichting De “score W” is door een inventarisatie en inschatting van de projectgroep tot stand gekomen. Hierbij is zoals ook eerder aangegeven vooral ook gekeken naar uitwerkingen van vergelijkbare scenario’s in andere veiligheidsreio’s en ook naar landelijke scenario uitwerkingen. Ook hierin kan de score dus niet als volledig absolute waarde gezien worden, maar eerder als middel om de scenario’s onderling te vergelijken.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 25
terug naar Samenvatting
Risicodiagram Risicoprofiel Brabant-Noord Het risicodiagram van de veiligheidsregio Brabant-Noord is het resultaat dat verkregen wordt door de scenarioanalyses in te voeren in de rekenmodule. De rekenmodule maakt onderdeel uit van de handreiking. In het risicodiagram wordt de impact uitgezet tegen de waarschijnlijkheid. De impact is weergegeven in een logaritmische schaal, uitgedrukt in een getalswaarde tussen de 0 (beperkt gevolg) en 1 (catastrofaal gevolg). De impact is uitgezet tegen de waarschijnlijkheid, deze loopt van zeer onwaarschijnlijk tot zeer waarschijnlijk. Om een eerste (globale) indeling te maken zijn er drie categorieën aangegeven. De categorieën zijn niet absoluut omlijnd, maar eerder richtingduidend. Omwille van de leesbaarheid zijn bij een aantal scenario’s zijn afgekorte omschrijvingen gebruikt.
Risicodiagram
Waarschijnlijkheid
Veiligheidsregio Brabant-Noord Zeer onwaarschijnlijk
Onwaarschijnlijk
Mogelijk
Waarschijnlijk
Zeer waarschijnlijk
1,0000 ongeval A-object (NPK) Catastrofaal
pandemie
overstroming EDO 36
luchtvaartincident (worst)
Categorie I
Categorie II Zeer ernstig
ongeval gevaarlijke stoffen
Impact
luchtvaartincident (reëel) paniek in menigte verstoring openbare orde 0,1000 brand complex gebouw
Ernstig
zoönose
uitval waterzuivering
uitval energie
uitval drinkwater uitval telecom/ict
incident watervervoer
Categorie III brand verzorgingtehuis
Aanzienlijk
natuurbrand (bos/heide)
0,0100 Beperkt
Figuur 4: Risicodiagram Veiligheidsregio Brabant-Noord
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 26
terug naar Samenvatting
Duiding risicodiagram Uit het risicodiagram kunnen een aantal constateringen gedaan worden. 1. 2.
3.
4.
5. 6.
In deel 2 van dit rapport (hoofdstuk 9 Scenario’s) staat per scenario een voor de Veiligheidsregio Brabant-Noord uitgewerkt voorbeeld. De zwaarste categorie risico’s vallen in categorie I (impact zeer ernstig of meer en waarschijnlijkheid mogelijk tot zeer waarschijnlijk). Dit zijn met name de scenario’s waar veel mensen bij betrokken zijn en er ziekte ontstaat (met name scenario 15, pandemie). Uiteraard is de mate van impact zeer afhankelijk van het soort besmetting en de uitwerking van de ziekte. Bij deze scenario’s vraagt het om verregaande beïnvloeding om de impact hiervan te wijzigen. Hierbij kan de vraag gesteld worden in hoeverre de risico’s überhaupt significant te beïnvloeden zijn. De tweede te onderscheiden categorie (categorie II) is de groep van scenario’s die een ernstige tot catastrofale impact hebben, maar waarbij de waarschijnlijkheid beperkt is (mogelijk tot zeer onwaarschijnlijk). Hieronder vallen een groot aantal scenario’s. Dit zijn overwegende de scenario’s uit het thema “technologische omgeving”. Bij deze scenario’s kunnen in de ontwerpfase en in preparatieve zin veel schadebeperkende maatregelen getroffen worden. Het blijkt ook dat in die zin diverse (multidisciplinaire) plannen in het verleden opgesteld zijn. Ook de scenario’s binnen de sociaal maatschappelijke omgeving vallen in deze categorie (scenario 17 en 18) De derde categorie (categorie III) betreft overwegend scenario’s waarbij er sprake is van een zekere waarschijnlijkheid (waarschijnlijk tot zeer waarschijnlijk) en waarbij de impact aanzienlijk tot ernstig is. Dit zijn overwegende de scenario’s waarbij vitale infrastructuur verloren gaat. Ook het scenario 16 (Zoönose; dierziekte overdraagbaar op de mens) valt binnen deze groep. Net buiten de genoemde categorieën vallen de groep van scenario’s van grote (complexe) branden. Ook het scenario verstoring drinkwater valt net buiten categorie III. Daar waar in het verleden veel aandacht van scenario’s en risico’s binnen het thema van de technologische omgeving (BRZO bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen) zien we een verschuiving ontstaan naar de sociaal maatschappelijke en gezondheidstechnische thema’s. Populistisch gezegd er is een verschuiving waar te nemen van Seveso (vrijkomen dioxinewolk, 1976) naar Q-koorts (2009).
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 27
terug naar Samenvatting
7
Capaciteiteninventarisatie
In dit hoofdstuk wordt een algemene capaciteiteninventarisatie gegeven. De risicoinventarisatie en de risicoanalyse vormen tezamen het regionale risicoprofiel. Alvorens echter bestuurlijke besluitvorming kan plaatsvinden zal eerst bepaald moeten worden wat de veiligheidsregio op dit moment al aan de risico’s doet en over welk potentieel de afzonderlijke actoren in de veiligheidsregio over beschikken. Om hier een goed inzicht in te verkrijgen zal een afzonderlijke capaciteitenanalyse uitgevoerd moeten worden. Ook in het processchema (figuur 1 en 3) volgt deze stap pas na het risicoprofiel. In het kader van het risicoprofiel wordt gesproken van een algemene capaciteiteninventarisatie. Bij het beleidsplan zal pas uitvoering gegeven worden aan het in beeld brengen van de specifieke capaciteiten en de beïnvloedingsmogelijkheden die er zijn in de gehele veiligheidsketen. Dit voor zowel de risicobeheersing (proactie/preventie), het incidentmanagement (preparatie een repressie) als ook het herstel (nazorg). Om toch al in dit stadium een indicatie te hebben wat er nu al aan de genoemde risco’s gedaan wordt is onderstaand tabel 12 opgenomen met daarin de plannen die in het kader van de voorbereiding op de daadwerkelijke incidentbestrijding zijn ontwikkeld. Deze zijn per maatschappelijk thema gegroepeerd. Zie ook het uitgebreide overzicht in bijlage I.
Tabel 12: Planvorming gerelateerd aan de maatschappelijke thema’s Maatschappelijk thema
1. Natuurlijke omgeving
2. Gebouwde omgeving
Planvorming (jaar vaststelling) • Multidisciplinair Coördinatieplan Hoogwater Maas (2010) • Generiek draaiboek evacuatieplan / EDO 36 (2010) • Multidisciplinair Coördinatieplan Natuurbranden en ontruimen en evacueren recreatiegebieden (2007) • Monodisciplinaire Procedure Storm en Wateroverlast (2010) • Multidisciplinair Draaiboek Dierziekten (2009) •
KVT (KazerneVolgordeTabel) (2010) en Inzetmatrix (2010)
•
Aanvalsplannen, bereikbaarheidskaarten en Inzetkaarten (object afhankelijk)
•
Model Coördinatieplan LPG-tanksations (2006) (lokale invulling)
•
Coördinatieplan Autosnelwegen (2009)
•
Coördinatieplan Spoorwegen Brabant Noord (2010)
•
Coördinatieplan conventioneel Spoor (2010)
•
Rampbestrijdingsplannen:
3. Technologische omgeving
4. Vitale Infrastructuur *)
Veiligheidsregio Brabant-Noord
• •
•
RBP Moleneind / Organon (2006)
•
RBP Diosite / De Geer (2006)
•
RBP Gasuni / Ravenstein
•
RBP Unipol / Oss
•
RBP Vliegbasis Volkel (2007)
•
RBP Stork / Boxmeer (nog niet aanwezig)
•
RBP vd Anker (VRBZO)
Multidisciplinair Coördinatieplan Uitval energie (uitval stroom en gas) (2008) Calamiteitenplannen Waterschap Aa en Maas en Waterschap De Dommel
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 28
terug naar Samenvatting
5. Verkeer en Vervoer
• • • •
Rampbestijdingsplan vliegveld Volkel. (2007) Multidisciplinair coördinatieplan Transport over de Maas (2006) Coördinatieplan autosnelwegen (2009) Coördinatieplan spoorwegen (2010)
6. Gezondheid
• • • • •
Draaiboek massavaccinatie (landelijk model met regionale versie (2009)) Draaibroek / protocol dierziekten Draaiboeken grieppandemie Generiek draaiboek infectieziektebestrijding Protocol verdachte objecten (2010)
•
Crowd-management (Evenementenkalender)
7. Sociaal maatschappelijke omgeving
*) NB. De coördinatieplannen verstoring drinkwatervoorziening en verstoring telecommunicatie / ICT staan gepland in 2010
Kijkend naar de daadwerkelijke capaciteitsbehoefde zijn vooralsnog de gegevens opgenomen die in 2004 zijn bepaald op basis van de uitwerking van de Leidraad Maatramp en de Leidraad Operationele Prestaties. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het gegeven dat het LMR/LOP een andere methode is dan het risicoprofiel. Het grote verschil ligt hierbij het ontbreken van een kanscomponent en de beperktheid van de impactcriteria. Met het opstellen van het nieuwe beleidsplan en de daarbij behorende capaciteitenanalyse zullen deze gegeven nader geanalyseerd moeten worden op actualiteit en toepasbaarheid op de nieuwe inzichten voortkomend uit het risicoprofiel. Figuur 5 is de weergave zoals deze destijds is opgesteld. De zogenaamde maatrampdiamant met daarin de weergave van de bepalende hulpvraag. In de systematiek LMR/LOP bleken voor Brabant-Noord met name de maatrampscenario’s “ongeval brandbare / explosieve stof” en “overstroming” bepalend voor de capaciteiten hulpvraag bij de afzonderlijke actoren.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 29
terug naar Samenvatting
- 80 persverslaggevers - 1.800 meter vuurfront
- 6.250 bellers
- 235 te redden personen
- 25.000 te informeren huishoudens
- 700 slachtoffers
- 12.500 te waarschuwen huishoudens - 25.000 ontheemden
4
5 - 5.000 te registreren personen - 50 te laten begraven/ cremeren personen
5
Maatramp regio BrabantNoord
- 560 zwaargewonden (T1+T2) - 420 licht-
4
gewonden (T3) - 110 personen
- 5.000 gedupeerden - 1 miljard euro materiële schade
met psychische
4
hulpbehoefte - 5600 personen
gedupeerde bewoners
voor collectief - 10.000 aanwezige personen
bevolkings-
- 200 ordeverstoorders
onderzoek
- 76 af te zetten punten - 205 te begidsen hulpverleningsvoertuigen - 140 te identificeren doden
Figuur 5: Maatrampdiamant Hulpverleningsdienst Brabant-Noord 2004 (voorloper van Veiligheidsregio Brabant-Noord)
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 30
terug naar Samenvatting
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 31
terug naar Samenvatting
8
Conclusies, aanbevelingen en besluitvorming
8.1
Conclusies
Het voorliggende regionale risicoprofiel blijkt door zijn opzet en de gehanteerde methode daadwerkelijk (in-)zicht te geven op de risico’s binnen het gebied van de Veiligheidsregio Brabant-Noord. Door de nieuwe aanpak van het betrekken van alle bronnen (all-hazard) en rekening houden met de waarschijnlijkheid blijkt ook een reëler en evenwichtiger beeld geschetst te worden dan in het verleden met de Leidraad Maatramp mogelijk was. Voor wat betreft de benodigde hulpverleningscapaciteit zal met het opstellen van het regionale beleidsplan nog een stap gemaakt moeten worden. Dit komt ook overeen met de opzet van de landelijke werkwijze en de verplichtingen uit de Wet veiligheidsregio’s. Het riscioprofiel geeft een zichtbare verschuiving van “harde” technisch georiënteerde risico”s en rampen naar meer “zachte” sociaal-maatschappelijke risico’s en crises. Dit wordt met name bepaald door de waarschijnlijkheid van deze scenario’s. Uiteraard blijft de impact van een aantal technische risico’s onverminderd van kracht. De waarschijnlijkheid is echter beduidend lager. Dit is uiteraard ook mede te danken aan de vele beheersmaatregelen die in de loop der jaren hierop toegepast zijn. De verschuiving naar crises wordt ook terug gezien in de sprekende gebeurtenissen die zich in de afgelopen periode in de Veiligheidsregio Brabant-Noord hebben voorgedaan. Denk hierbij aan de zedenzaak rond de zwemschoolhouder (Benno L.) en de op mensen overdraagbare dierziekte Q-koorts (geiten). De • • •
scenario’s met de grootste impact zijn: Ongeval A-object (NPK) Grootschalige besmetting / ziektegolf mens (pandemie) Overstroming door hoogwater (EDO 36)
De • • •
scenario’s met de grootste waarschijnlijkheid zijn Verstoring / uitval van de vitale infrastructuur (energie / telecommunicatie / ICT) Dierziekte overdraagbaar op mensen (zoönose) Grootschalige besmetting / ziektegolf mens (pandemie)
8.2
Aanbevelingen
Op basis van bovenstaande conclusies worden de volgende aanbevelingen gedaan: 1.
2.
Het uitvoeren van een capaciteitenanalyse en hierbij de gehele veiligheidsketen betrekken. Deze capaciteitenanalyse zal gezamenlijk met dit risicoprofiel mede de input voor het op te stellen beleidsplan moeten zijn. Het formuleren van beheersmaatregelen ten aanzien de geïnventariseerde risico’s.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 32
terug naar Samenvatting
3. 4.
Het opstellen van een beleidsvisie hoe de Veiligheidsregio Brabant-Noord wil omgaan met de geïnventariseerde risico’s in haar verzorgingsgebied. Het ervoor zorg dragen dat het risicoprofiel een dynamisch document wordt en ten minste jaarlijks een beschouwing en actualisatie (review) van het risicoprofiel plaats te laten vinden.
8.3 Besluitvorming risicoprofiel Conform de Wet veiligheidsregio’s kan het bestuur het risicoprofiel pas vaststellen na consultatie van: de gemeenteraden; het regionaal college van politie; de besturen van de waterschappen/hoogheemraden binnen de regio; en andere door de minister aangewezen functionarissen. Elke gemeenteraad mag in de consultatie aangeven voor welke risico´s zij extra aandacht zouden willen hebben. De raden kunnen het concept vervolgens aanvullen met eigen onderkende risico’s. Daarnaast kunnen ze lokale beleidsprioriteiten en veiligheidsthema’s naar voren brengen. Dit laatste hoeft overigens niet per definitie betrekking te hebben op het risicoprofiel, maar kan ook inbreng voor het beleidsplan in bredere zin zijn. De inhoud van het beleidsplan is zo lokaal stevig verankerd en het gemeentebestuur kan de regie voeren over het lokale veiligheidsbeleid. Als de ‘wensenlijsten’ van alle gemeenteraden zijn ontvangen, dan zal het bestuur van de veiligheidsregio een overall afweging moeten maken welke lokale wensen wel en welke niet kunnen worden gehonoreerd. Hiertoe wordt de capaciteitsanalyse uitgevoerd. De definitieve keuzes worden uiteindelijk in het beleidsplan vastgelegd.
8.4 Van risicoprofiel naar beleidsplan Het risicoprofiel laat uitsluitend een weergave zien van de risico’s geanalyseerd op basis van de impact en waarschijnlijkheid. Daarnaast is ook de vraag aan de orde welke van die risico’s (bestuurlijke) aandacht behoeven. De keuze wordt bepaald door een mix van: hoge impact en hoge waarschijnlijkheid van risico’s; wanverhouding risiconiveau en capaciteitsniveau basisvereisten; groot bestuurlijk afbreukrisico (lage waarschijnlijkheid, maar grote impact als het toch voorkomt, bv een overstroming); hoog beleidsrendement (relatief geringe inspanning die veel positieve spin off geeft); security (hoge dreiging en grote kwetsbaarheid voor moedwillige verstoringen); voldoen aan landelijke doelstellingen en afspraken. Op basis van bovenstaande punten en de wensenlijsten van de gemeenteraden zal de Veiligheidsregio Brabant-Noord zorg dragen voor een prioriteitstelling van de risico’s. De beleidsuitgangspunten die naar aanleiding van de prioriteitsstelling opgesteld worden, zullen worden uitgewerkt in het beleidsplan.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 33
terug naar Samenvatting
DEEL 2
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 34
terug naar Samenvatting
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 35
terug naar Samenvatting
9
Scenario’s
Zoals aangegeven hoofdstuk 5.3 van deel 1 zijn de achttien scenario’s uitgewerkt door de projectgroep. Hierbij heeft ieder projectgroeplid een of meerdere scenario’s uitgewerkt. Vervolgens zijn de scenario-uitwerkingen met elkaar besproken en daar waar nodig verbeterd. Ook is er gekeken naar uitwerkingen van andere veiligheidsregio’s en naar landelijke voorbeelduitwerkingen. Bij de uitwerking is gebruik gemaakt van de landelijke “Handreiking Regionaal Risicoprofiel”. De volgende scenario’s zijn uitgewerkt. Tabel 13: Uitgewerkte scenario’s Scenario
Maatschappelijk
Nummer
Thema
Scenarioomschrijving
1
1.1
Overstroming door hoogwater in de Maas / EDO 36 (worst case)
2
1.2
Natuurbranden (bos / heidebrand)
3
2.1
Grote brand in (complex) met publieksfunctie
4
2.1
Grote brand in gebouwen met verminderd zelfredzame personen
5
3.2
Ongeval brandbare / giftige stof (inrichting)
6
3.3
Ongeval A-objecten (aanduiding NPK)
7
4.1
Verstoring energievoorziening (elektriciteit en gas)
8
4.2
Verstoring drinkwatervoorziening
9
4.3
Verstoring afvalwaterzuivering
10
4.4.
Verstoring telecom en/of ICT
11
5.1
Luchtvaartincident (worst case) in stedelijk gebied
12
5.1
Luchtvaartincident (reëel) bij start/landing luchtvaartterrein
13
5.2
Ongeval vervoer over water
14
5.3
Ongeval spoorvervoer (zie uitwerking bij scenario 5)
15
6.2
Grootschalige besmetting (ziektegolf mens / pandemie)
16
6.3
Dierziekte overdraagbaar op mensen (zoönose)
17
7.1
Paniek in menigte (evenementen)
18
7.2
Verstoring openbare orde (grootschalige ordeverstoring)
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 36
terug naar Samenvatting
1
(1.1)
Thema Crisistype Incidenttypen
Natuurlijke omgeving Overstromingen Overstroming door hoge rivierstanden in de Maas (EDO 36)
Context Beheersgebied Het beheersgebied van waterschap Aa en Maas heeft een oppervlakte van ongeveer 163.800 hectare. Het omvat het noordoosten van Brabant langs de Maas, vanaf de Limburgse grens tot Waalwijk. Het waterschapsgebied wordt in het noorden en oosten begrensd door de Maas. Rijkswaterstaat directie Limburg is de rivierbeheerder. Het waterkeringbeheer aan de overzijde van de Maas wordt uitgevoerd door de waterschappen Peel en Maas en Rivierenland. In de andere richtingen sluit het beheersgebied van Aa en Maas aan op de beheersgebieden van respectievelijk waterschap De Brabantse Delta en waterschap De Dommel. Het Waterschap Aa en Maas beheert de dijkringgebieden: · Dijkring 36: Land van Heusden/ de Maaskant; · Dijkring 36a: Keent (beschermt door een ringdijk van 4 km); · Dijkring 58: Kade Groeningen/Luinbeek (wordt niet in beschouwing genomen, vanwege de ligging op hoge gronden)
Figuur 6:
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 37
terug naar Samenvatting
Overschrijdingkans 1/1250 voor dijkring 36 en 36A De overschrijdingskans is gekoppeld aan het begrip maatgevende water- of stormvloedstand: een waterniveau waar de dijken op worden ontworpen en het beheer en onderhoud op zijn gericht. De overschrijdingskans wordt vaak ten onrechte verwisseld met het begrip overstromingskans. De overschrijdingskans is de kans op het overschrijden van een maatgevende water- of stormvloedstand, en is daarmee voor een groep dijkringgebieden een vast kengetal.
Faalmechanismen voor dijkring •
•
• •
overloop of golfoverslag: grote hoeveelheden water stromen over de dijk of golven slaan over de dijk, hetgeen leidt tot erosie van het binnentalud, waardoor de dijk bezwijkt; opbarsten, onderloopsheid (piping): door de druk van het water barst eerst de bovenliggende kleilaag open, waarna zand wegspoelt en er “pijpen”ontstaan (de dijk zakt in); beschadiging bekleding en erosie buitentalud; golven beschadigen de bekleding van de dijk, waarbij vervolgens de dijk verder wordt aangetast (de dijk bezwijkt); afschuiven binnentalud: langdurige hoge waterstanden zorgen voor een hogere grondwaterstand binnen de dijk. Dit leidt tot instabiliteit van de grond, waardoor het binnentalud afschuift (de dijk bezwijkt).
Waterveiligheid dijkring 36, 36a en 58 Na de verbetering van de primaire waterkeringen in het kader van het Deltaplan Grote Rivieren voldoen deze waterkeringen voor 95% aan de huidige wettelijke norm. De resterende 5% (omgeving Keent) welke door de toetsing onvoldoende zijn gebleken wordt de komende jaren op sterkte gebracht. In de tussentijd is de veiligheid zoveel mogelijk gewaarborgd via het noodmaatregelenplan. Voor die trajecten waar het waterschap eigenaar van is wordt onderzocht of we anticiperend op de dijkverbetering, in combinatie met de natuurontwikkeling Keent, reeds een steunberm aan kunnen leggen. De kans op overstroming van het beheersgebied door de Maas is kleiner dan ooit. Toch staat ter discussie of de maatschappelijke veiligheidsdoelstelling daarmee afdoende is geborgd.
Scenario Ergst Denkbare Overstroming EDO De waterstanden hoger dan het toetspeil of het bezwijken van het dijklichaam leiden voor Dijkring 36 en 36A tot aanzienlijke overstromingen van laaggelegen buitendijkse gebieden en overstromingsdreiging van binnendijkse gebieden. Uitgaande van het EDO zijn er binnen dijkring 36 geen veilige gebieden te definiëren. Een veilig gebied is een gebied dat niet overstroomt en waar de nutsvoorzieningen in tact blijven. Er is sprake van overstroming en de nutsvoorzieningen vallen uit. In beginsel houdt dit in dat bij het EDO een besluit zal moeten worden genomen tot volledige evacuatie van dijkring 36. Binnen de zones Oss en De Leijen worden nog delen onderscheiden als maatregelgebied. In
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 38
terug naar Samenvatting
deze gebieden is geen sprake van overstroming, maar de nutsvoorzieningen vallen geheel of gedeeltelijk uit. Afhankelijk van de uitval zal tot evacuatie besloten worden.
Figuur 7: De overstromingspatronen van binnendijkse gebieden kunnen worden afgeleid van de overstromingsmodellen die door de provincie op grond van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) in het kader van het project VNK2 zijn ontwikkeld, en die door het IPO in een database worden bijgehouden ten behoeve van de Provinciale Risicokaart.
Impactanalyse Slachtoffers, schade en psychologische gevolgen zijn mogelijke consequenties van een overstroming. Mensen en (huis)dieren raken gewond, overlijden of ervaren psychische gevolgen. Huizen en gebouwen lopen waterschade op en in de nafase ontstaat verlies door bedrijfsuitval (productieverlies) en inkomstenderving. Ook buiten de overstroomde gebieden zorgt een overstroming voor overlast. De dominante gevolgen bij dit scenario zijn: 1. 2. 3. 4. 5.
Criterium Criterium Criterium Criterium Criterium
1.1: 2.1: 2.2: 2.3: 3.1:
aantasting van de integriteit van het grondgebied doden ernstig gewonden en chronisch zieken lichamelijk lijden en gebrek aan primaire levensbehoeften kosten
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 39
terug naar Samenvatting
6. 7. 8. 9. 10.
Criterium Criterium Criterium Criterium Criterium
4.1: 5.1: 5.2: 5.3: 6.1:
langdurige aantasting natuur en milieu verstoring van het dagelijks leven aantasting van het lokaal - regionaal openbaar bestuur sociaal-psychologische impact aantasting cultuur historisch erfgoed
Het aantal inwoners binnen het beheersgebied welke wordt overstroomd is 196.500 inwoners, welke woonachtig zijn in het binnendijkse gebied.
Criterium 1.1. Aantasting van de integriteit van het grondgebied "Het feitelijke of functionele verlies van, dan wel het buiten bereik zijn van, dan wel het verlies van zeggenschap over delen van de regio". De oppervlakte land van Dijkring 36 bedraagt 1638 km2. Bij overstroming is de oppervlakte van het bedreigde of aangetaste gebied voor de duur van 1 tot 12 maanden ca. 737 km2. Impactscore D : zeer ernstig gevolg Criterium 2.1 Doden "Dodelijk letsel, direct overlijden of vervroegd overlijden binnen 20 jaar". De sterfte fractie wordt bepaald door de ernst van de overstroming (diepte, stijgsnelheid) en de mate waarin deze onverwacht optreedt. Voor Dijkring 36 wordt het aantal dodelijke slachtoffers bij overstroming van binnendijkse gebieden geschat op 2.500 personen (zonder evacuatie). Bron: RIVM-rapport :" Risico's in bedijkte termen”(2004), Impactscore D -> E : zeer ernstig gevolg - catastrofaal gevolg P.M. Het aantal doden door overstroming van buitendijkse gebieden is buiten beschouwing gebleven. Criterium 2.2 Ernstig gewonden en chronisch zieken "Letsel gevallen behorend tot categorie T1 en T2, personen met langdurige of blijvende gezondheidsproblemen zoals ademhalingsklachten, ernstige verbrandingen of huidaandoeningen, gehoorbeschadigingen, oorlogssyndroom". Het getroffen deel van de bevolking wordt geschat op 196.500 personen waarvan 5% (9.825 personen) van dit aantal bestaat uit niet zelfredzame personen (NZR). Impactscore E: catastrofaal gevolg Opmerking: Het aantal ernstig gewonden of chronisch zieken ten gevolge van overstroming van buitendijkse gebieden is buiten beschouwing gebleven.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 40
terug naar Samenvatting
Criterium 2.3 Lichamelijk lijden (gebrek primaire levensbehoeften) "Blootstelling aan extreme weer- en klimaatomstandigheden, alsmede het gebrek aan voedsel, drinkwater, energie, onderdak of anderszins primaire levensbehoeften" Voor Dijkring 36 zouden ca. 15% van het getroffen deel van de bevolking (na evacuatie) achterblijven. Dit aantal wordt geschat op 29.500 personen welke in binnendijkse gebieden worden blootgesteld aan extreme weer- en klimaatomstandigheden, en gebrek aan primaire levensbehoeften. Impactscore E: catastrofaal gevolg Opmerking: Het aantal getroffenen in buitendijkse gebieden is buiten beschouwing gebleven. Criterium 3.1 Kosten "Euro's in termen van herstelkosten voor geleden schade, extra kosten en gederfde inkomsten" Voor Dijkring 36 is de te voorkomen schade in het achterland per kilometer waterkerende ringdijk € 170 mln per km primaire waterkering. Voor de in totaal 104 km primaire waterkering bedraagt het aangenomen schadebedrag € 17,68 mrd. De maximale economische schade (= economische waarde bij de overstroming van het dijkringgebied) wordt geschat op € 10 - 50 mrd. (bron: Rijkswaterstaat / DWW) Bron: RIVM-rapport "Risico's in bedijkte termen", 2004. Impactscore E: catastrofaal gevolg Criterium 4.1 Langdurige aantasting milieu en natuur (flora / fauna) "Langdurige of blijvende aantasting van de kwaliteit van het milieu, waaronder verontreiniging van lucht, water of bodem, en langdurige blijvende verstoring van de oorspronkelijke ecologische functie, zoals het verlies van soortendiversiteit, flora en fauna, verlies van bijzondere ecosystemen, overrompeling door uitheemse soorten". A. aantasting van natuur- en landschappelijke gebieden die als beschermwaardig zijn aangewezen B. aantasting van het milieu in algemene zin Bij overstroming van Dijkring 36 is sprake van ernstige verzilting van overstroomde gebieden waardoor zoetwater natuurgebieden en ecosystemen verloren gaan. Impactscore D: zeer ernstig gevolg
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 41
terug naar Samenvatting
Criterium 5.1 Verstoring van het dagelijks leven "De aantasting van de vrijheid zich te verplaatsen en samen te komen op publieke plaatsen en in openbare ruimten, waardoor de deelname aan het normale maatschappelijke verkeer wordt belemmerd". Aantasting van vitale infrastructuur in Dijkring 36: zoals rijksweg A50, A59, A73, spoorwegen, nutsvoorzieningen voor vele personen langer dan 1 week tot 1 maand waardoor men geen onderwijs kan volgen, niet naar het werk kan gaan, geen gebruik kan maken van maatschappelijke voorzieningen, verminderde bereikbaarheid door blokkade van wegen en uitval van openbaar vervoer en niet kunnen doen van noodzakelijke aankopen door winkelsluitingen. Impactscore E: catastrofaal gevolg Criterium 5.2 Aantasting positie lokale/regionale openbaar bestuur "De aantasting van het functioneren van de Nederlandse overheid, in het bijzonder de lokale en regionale overheid, haar instituties en/of de aantasting van rechten en vrijheden en andere kernwaarden verbonden aan de Nederlandse democratie en vastgelegd in de grondwet" Gezien het effectgebied van de overstroming zal de positie van het lokale/regionale openbaar bestuur worden aangetast. Impactscore E: catastrofaal gevolg Criterium 5.3 Sociaal psychologische impact "Gedragsmatige reactie van de bevolking door uitingen van angst en woede waaraan de media aandacht besteden. Deze uitingen kunnen komen van personen die direct worden getroffen en van de rest van de bevolking en moeten waarneembaar zijn". Impactscore D : zeer ernstig gevolg Criterium 6.1 Aantasting cultureel erfgoed "De beschadiging, vernietiging of verdwijning van materiële sporen of getuigenissen uit het verleden in het heden die de samenleving om redenen van o.a. collectieve herinnering en identiteitsbehoud dan wel identiteitsvorming van belang acht om te bewaren, te onderzoeken, te presenteren en over te informeren". Impactscore E : catastrofaal gevolg
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 42
terug naar Samenvatting
Waarschijnlijkheidsanalyse De schatting van de overstromingskans voor Dijkring 36 is 1/1250 per jaar. Gevaar voor EDO overstroming = B (onwaarschijnlijk) Dreiging voor EDO overstroming: geen concrete aanwijzing, maar gebeurtenis kan enigszins voorspelbaar worden geacht. Opmerking; De toestand van de primaire waterkering (dijkring 36 en 36A) worden periodiek onderworpen aan de wettelijke normen. Hierbij wordt de kering op diverse zaken (stabiliteit, keerhoogte, dijkbekleding etc.) getoetst. Dijkring 36 en 36A voldoet voor 95% aan de huidige wettelijke norm. De resterende 5% (omgeving Keent) wordt de komende jaren op sterkte gebracht. In de tussentijd is de veiligheid zoveel mogelijk gewaarborgd via het noodmaatregelenplan.
Score waarschijnlijkheid B (onwaarschijnlijk) Bron: RIVM-rapport "Risico's in bedijkte termen", 2004.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 43
terug naar Samenvatting
2
(1.2)
Thema Crisistype Incidenttypen
Natuurlijke omgeving Natuurbranden • bosbranden • heidebranden
Context Actoren De meeste bos- en heide gebieden in Nederland zijn eigendom van de landelijke of lokale overheid. Staatsbosbeheer is in opdracht van de landelijke overheid verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van vele hectaren bos en heide in Nederland. Staatsbosbeheer is in 1899 opgericht en legde vele productiebossen aan. Toen de vraag naar Nederlands hout afnam en er veranderingen optraden in het denken over natuur en milieu, groeide de kritiek op de productiebossen. Sindsdien richt Staatbosbeheer zich op de ontwikkeling van natuurlijk, gemengd bos. De effecten van een natuurbrand kunnen zowel negatief als positief zijn voor de natuur. Bosbranden zorgen voor de ontwikkeling van nieuwe soorten flora. Maar bij een brand gaat vaak veel bestaande fauna verloren en soms zelfs zeer zeldzame diersoorten. Het herstel van bos en heide na een brand duurt soms 5 tot 10 jaar.
Oorzaak De oorzaak van bosbranden ligt voor het grootste deel in menselijk handelen, met name onvoorzichtigheid met vuur. Een enkele keer is de natuur zelf de oorzaak. Te denken valt hierbij aan het inslaan van de bliksem.
Risicobronnen en kwetsbaarheden In de regio Brabant-Noord worden de woonkernen niet direct bedreigd. Het risico beperkt zich in de regio tot heidegebieden en bospercelen. Hier bevinden zich (natuur-)campings en gebieden met recreatieve en militaire functies alsmede vele villa’s die zich veelal in bosrijke gebieden bevinden in onze regio. Alle natuurgebieden zijn in kaart gebracht en zichtbaar op de provinciale risicokaart. Deze gebieden beslaan in totaal 21.000 hectare. Voor een aantal van deze natuurgebieden zijn aanvalsplannen / bereikbaarheidskaarten opgesteld. Ook worden de standaard inzetvoorstellen aangepast bij aanhoudende droogte. Wanneer een bosbrand uitbreekt, bestaat het risico dat speciale flora & fauna gebieden (de zogenaamde Natura 2000-gebieden) in de regio Brabant-Noord getroffen worden door brand. Natura 2000-gebieden komen voort uit de doelstelling van de Europese Unie om de achteruitgang van de biologische diversiteit tegen te gaan. Ook is de kans reëel dat culturele erfgoederen getroffen worden door een natuurbrand. Een cultureel erfgoed kan een monumentaal pand zijn maar ook een beschermd natuurlandschap.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 44
terug naar Samenvatting
Scenariobeschrijving Voor de scenariobeschrijving wordt uitgegaan van een bosbrand van 2 hectare (20.000 m²). Een dergelijke grote brand is uitzonderlijk maar niet ondenkbaar bij een extreem droge periode, een zeer sterke wind en een moeilijk bereikbaar terrein. Bij extreem droge periodes worden direct meerdere blusvoertuigen gealarmeerd. Hierdoor blijven de meeste branden beperkt. Ter beeldvorming de natuurbrand in de Strabrechtse heide van juli 2010, een van de grootste in Nederland, betrof 150 to 200 hectare.
Impactanalyse De gevolgen van het scenario natuurbranden zijn: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Criterium Criterium Criterium Criterium Criterium Criterium Criterium Criterium
2.1 2.2 2.3 3.1 4.1 5.1 5.2 6.1
‘Doden’ ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’ ‘lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)’ ‘kosten’ ‘langdurige aantasting van het milieu en natuur (flora en fauna)’ ‘verstoring van dagelijks leven’ ‘aantasting van positie van lokaal en regionaal bestuur’ ‘aantasting cultureel erfgoed’
Criterium 2.1 ‘Doden Impactscore van: A (beperkt gevolg, direct overlijden binnen een jaar) Bij natuurbranden in de Veiligheidsregio Brabant-Noord hebben geen incidenten plaatsgevonden waarbij personen overleden zijn ten gevolge van een natuurbrand. Gezien het feit dat de brandweerzorg constant in ontwikkeling is, wordt geconcludeerd dat dit in de toekomst ook onwaarschijnlijk is; de impact van een natuurbrand wat betreft het overlijden van personen is daarom minimaal. Criterium 2.2 ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’ Impactscore: A (beperkt gevolg) Bij natuurbranden in de Veiligheidsregio Brabant Noord hebben nog geen incidenten plaatsgevonden waarbij ernstig gewonden of chronisch zieken zijn gevallen ten gevolge van een natuurbrand. Gezien het feit dat de brandweerzorg constant in ontwikkeling is, wordt geconcludeerd dat dit in de toekomst ook onwaarschijnlijk is; de impact van een natuurbrand wat betreft ernstig gewonden en chronisch zieken is daarom minimaal. Criterium 2.3 ‘lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 45
terug naar Samenvatting
Impactscore: A (beperkt gevolg) Bij natuurbranden in de Veiligheidsregio Brabant Noord hebben nog geen incidenten plaatsgevonden waarbij de primaire levensbehoefte in de problemen is gekomen. Gezien het feit dat de brandweerzorg constant in ontwikkeling is, wordt geconcludeerd dat dit in de toekomst ook onwaarschijnlijk is; de impact van een natuurbrand is daarom minimaal. Criterium 3.1 ‘kosten’ Impactscore: A – B (beperkt gevolg – aanzienlijk gevolg, <2 miljoen tot <20 miljoen) Bij een natuurbrand bestaat de mogelijkheid dat recreatieve gebieden getroffen worden. Hierbij valt te denken aan een camping of een cultureel erfgoed (voor toelichting m.b.t. aantasting cultureel erfgoed zie criterium 6.1 aantasting cultureel erfgoed). Hierbij zal het met name materiële schade zijn, maar te denken valt ook aan gezondheidschade, financiële schade en bestrijdings- en herstelkosten. De totale schade kan miljoenen euro’s bedragen. Criterium 4.1 ‘langdurige aantasting van het milieu en natuur (flora en fauna)’ Impactscore: B (aanzienlijk gevolg) Er zijn geen exacte cijfers bekend van het totaal oppervlakte van afgebrand natuurgebied in Nederland. Volgens het EFFIS (European Forest Fire Information System) is er in Nederland en de direct omliggende landen in 2008 22.000 ha per land aan bosgebied verwoest door brand. Uitgaande van 25 regio’s in Nederland betekent dit gemiddeld minder dan 1000 ha voor de regio Brabant-Noord. In de regio Brabant-Noord is 21.000 ha natuurgebied. Concreet betekent 1000 ha dus minder dan 5%. Zoals bij ‘actoren’ staat vermeld, kan het herstel tussen de 5 en 10 jaar liggen. Hierdoor komt de impactscore uit op B. criterium 5.2 ‘aantasting van positie van lokaal en regionaal bestuur’ Impactscore: A – B (beperkt tot aanzienlijk gevolg, 2 uit 6 indicatoren) Van de 6 gegeven indicatoren is met name de openbare orde en veiligheid enigermate bedreigd, maar dit is tevoren gescoord bij fysieke veiligheid en bij de verstoring dagelijks leven. Ook is de wijze van het optreden van het openbaar bestuur bij natuurbranden van belang voor het vertrouwen in het bestuur en de bestuurder. Dit kan echter evenzeer positief als negatief uitpakken.
Criterium 6.1 ‘aantasting cultureel erfgoed’ Impactscore: B – D (beperkt gevolg tot zeer ernstig gevolg, maximaal 2 indicatoren t/m maximaal 4 of meer indicatoren)
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 46
terug naar Samenvatting
In de Veiligheidsregio Brabant-Noord bevinden zich redelijk wat culturele erfgoederen. Het is moeilijk om van tevoren te bepalen wat de impact van een natuurbrand op een cultureel erfgoed kan zijn. Maar bij aantasting van cultureel erfgoed kunnen de volgende indicatoren van toepassing zijn: Er is sprake van uniciteit, d.w.z. het object is de enige of één van de weinige overgebleven representant(en) van een soort of type. Er is sprake van aantasting van de identiteit, d.w.z. de betekenis en het gevoel van eigenwaarde die de samenleving of een gemeenschap ontleent aan het object. Er is sprake van aantasting van de harmonie en/of waarde en/of samenhang van een groter geheel door de aantasting van het object als deel van dat geheel. Er zijn beperkte mogelijkheden tot restauratie van het object. Omdat deze indicatoren van toepassing kunnen zijn, wordt de impactscore voor het criterium “aantasting cultureel erfgoed” gescoord van B tot D.
Waarschijnlijkheidsanalyse In Brabant -Noord zijn jaarlijks een kleine 700 branden gerelateerd aan bos, heide, gras, struiken enz. Hiervan kunnen er echter maar een 10 tal als natuur of heidebrand gekenmerkt worden. Dit aantal is dus gering. Om de kans op een bos of heide en de gevolgen te beperken is er binnen de regio Brabant-Noord een multidisciplinair coördinatieplan natuurbrand operationeel. Welke via kleurcodes een gevaarindicatie geeft. Het landelijke meteo-netwerk bepaald via een gevaarsindex de risico’s in de regio en vertaald dit naar een kleurcode. De kans op een grote natuurbrand in de regio Brabant-Noord wordt gescoord op C (mogelijk).
Score waarschijnlijkheid C (mogelijk)
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 47
terug naar Samenvatting
3
(2.1)
Thema Crisistype Incidenttypen
Gebouwde omgeving Branden in kwetsbare objecten Grote brand in (complex) gebouw met publieksfunctie (eventueel niet of verminderd zelfredzame personen)
Context Actoren In de Veiligheidsregio Brabant-Noord zijn diverse objecten aanwezig die onder het crisistype ‘branden in kwetsbare objecten’ kunnen vallen. Hierbij moet gedacht worden aan verzorgingstehuizen en ziekenhuizen, aan bijeenkomstgebouwen als de Brabanthallen in ‘sHertogenbosch, het Autotron in Rosmalen etc., hoge gebouwen zoals het provinciehuis maar ook aan kerken zoals de Sint Jan in ’s-Hertogenbosch en (oude) dichtbebouwde binnensteden zoals bijvoorbeeld Grave.
Oorzaak Er zijn verschillende oorzaken mogelijk voor een grote brand in objecten. Dit kan zijn van opzet (brandstichting) tot falen van technische installaties. Ook verkeerd menselijk handel (bv. tijdens verbouwingen) kan de oorzaak zijn.
Risicobronnen en kwetsbaarheden Risicobronnen zijn zoals genoemd (complexe) gebouwen met een publieksfunctie. Binnen de Veiligheidsregio Brabant-Noord diverse grotere bijeenkomstgebouwen met een capaciteit van meer dan 1000 bezoekers. Daarnaast moet ook gedacht worden (grote) branden in dicht bebouwde (oude) binnensteden.
Scenariobeschrijving Voor de scenariobeschrijving wordt een scenario met een brand in een bijeenkomstgebouw genomen. Hierbij kan gedacht worden aan een brand in de Sint Jan in ’s-Hertogenbosch tijdens de kerstmis. Tijdens deze mis zijn circa 1000 bezoekers in de kerk aanwezig, waarbij enkele verminderd zelfredzaam. De kathedraal staat midden in het historische centrum van ’s-Hertogenbosch. Hier is dan ook sprake van cultuurhistorisch erfgoed. Qua incidentverloop zal met het volgende rekening gehouden moeten worden: -
begingebeurtenis: ontstaan brand en brandontwikkeling eerste kwartier: melding brand en alarmering hulpdiensten eerste uur: redden bezoekers/aanwezigen en aanvang ontruiming, aanvang brandbestrijding, uitbreiding voorkomen, afzetten omgeving eerste 24 uur: brandbestrijding en nablussing herstelfase: voorlichting, registratie slachtoffers, opruim werkzaamheden, salvage.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 48
terug naar Samenvatting
De nadruk van het incident verloop zal gericht zijn op de redding en in veiligheid brengen van de aanwezigen, maar zeker ook op het behoud van de kathedraal en het voorkomen van brandoverslag op andere historische panden in de binnenstad. Vergelijk branden: Koningskerk Haarlem 2003 en Elleboogkerk (Armandomuseum) Amersfoort 2007. Slachtofferbeeld: het slachtofferbeeld is moeilijk te duiden en zeer afhankelijk van de toedracht, plek van ontstaan, toestand (fysiek en mentaal) van de aanwezigen, handelingsperspectieven etc. Er dient wel rekening gehouden te worden met enkele doden, meerdere gewonden, diverse inhalatie trauma’s en psychosociale (traumatische) ervaringen.
Impactanalyse De gevolgen van het scenario grote brand complex gebouw zijn: 1. criterium 2.1 ‘doden’ 2. criterium 2.2 ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’ 3. criterium 3.1 ‘kosten’ 4. criterium 5.1 ‘verstoring dagelijks leven’ 5. criterium 5.2 ‘aantasting positie lokale en regionale openbaar bestuur’ 6. criterium 5.3 ‘sociaal psychologische impact en de M-factor’ 7. criterium 6.1 ‘aantasting van cultureel erfgoed” Criterium 2.1 ‘doden’ Impactscore: C (ernstig gevolg, 4-16 personen direct overlijden) Bij het scenario in de Sint Jan is het door de grote opkomst en de aanwezigheid van minder zelfredzame personen mogelijk dat er doden zullen zijn. Uitgaande van 4-16 doden (direct overlijden, dan wel binnen een jaar) is de score C. Criterium 2.2 ‘lichamelijk ernstig gewonden en chronisch zieken’ Impactscore: C – C hoog (ernstig gevolg, 4 tot 40 chronisch zieken en ernstig gewonden) Er zal sprake kunnen zijn van meerdere (ernstige) gewonden. Hierbij zal met name het aantal aanwezigen bepalend zijn. Uitgaande van 4 tot 40 ernstig gewonden en chronisch zieken wordt de impactscore C aangehouden. Criterium 3.1 ‘kosten’ Impactscore: C (D) (aanzienlijk tot zeer ernstig gevolg, tussen 2 miljoen en 2 miljard) Er sprake zijn van uiteenlopende aspecten, hierbij kan gedacht worden aan: de directe en indirecte bedrijfsschade gezondheidsschade (thuiszorg) materiële schade (gebouwen en opstallen)
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 49
terug naar Samenvatting
-
bestrijdings- en herstelkosten(divers)
De schade kan naar schatting oplopen tot enkele tientallen miljoenen euro’s. Er wordt uitgegaan van C (D in extreme gevallen). Criterium 5.1 ‘verstoring dagelijks leven’ Impactscore: A (beperkt gevolg, een categorie, 1 week tot 1 maand en < 400 inwoners) Onder verstoring dagelijks leven wordt verstaan de aantasting van de vrijheid zich te verplaatsen en samen te komen op publieke plaatsen en openbare ruimten. Hierdoor wordt deelname aan het normale maatschappelijk verkeer belemmerd. Denk hierbij aan scholen, werk, sporten en gezondheidszorg. Het scenario’s zal slechts in geringe mate het dagelijkse leven verstoren. Waarbij met name de publieksfunctie van de Sint Jan een rol zal spelen. Criterium 5.2 ’aantasting positie lokale en regionale openbaar bestuur’ Impactscore: B-C (aanzienlijk tot ernstig gevolg, 1 uit 6 indicatoren) Van de 6 gegeven indicatoren (zie voor toelichting bijlage ‘Impactanalyse’) is met name het geen gebruik kunnen maken van maatschappelijke functie’s bedreigd bij de verstoring dagelijks leven. Ook is de wijze van het optreden van het openbaar bestuur bij het incident van belang voor het vertrouwen in het bestuur en de bestuurder. Dit kan echter positief als negatief uitpakken. Criterium 5.3 ‘sociaalpsychologische impact en de M-factor’ Impactscore: B (aanzienlijk gevolg, 1 significante categorie bij een gemiddelde eindgradatie) Bij het scenario is één categorie van toepassing, te weten: het verwachtingspatroon rond het incident. Bij de getroffenen zal sprake zijn van een gevoelde verwijtbaarheid van relevante bedrijven en de overheid alsook het verlies van vertrouwen in hen. Criterium 6.1 ‘aantasting van cultureel erfgoed’ Impactscore: D (zeer ernstig gevolg, 4 of meer indicatoren) Bij het scenario zal dit in zijn ergste geval leiden tot het afbranden van het dak en het interieur van de kathedraal. Aangezien de kathedraal onlosmakelijk verbonden is met het aanzien en het stadsbeeld van ’s-Hertogenbosch zal de aantasting van het cultureel erfgoed aanzienlijk zijn.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 50
terug naar Samenvatting
Waarschijnlijkheidsanalyse Door de jaren heen zijn er in Nederland en daarbuiten diverse grote branden geweest. Zowel in kerken als ook in andere bijeenkomstgebouwen. Uiteraard draagt de bouwkundige preventie, de bouwregelgeving en moderne technische installaties zoals branddetectie en sprinklerinstallaties er toe bij dat er minder snel branden kunnen ontstaan, eenmaal ontstaande branden sneller gedetecteerd worden en door middel van bouwkundige compartimentering of blusinstallaties beheersbaar blijven. Desalniettemin zijn er nog legio objecten die (enkel hoeven te) voldoen aan de bouwregelgeving van bestaande bouw waardoor het beveiligingsniveau lager is. Ook bij historische gebouwen als kerken is het lastig een hoog brandveiligheidniveau te behalen. Als waarschijnlijkheid is C gehanteerd (mogelijk). Dit betekend: ‘geen concrete aanwijzingen, gebeurtenis is voorspelbaar’. Eventueel zelfs D (waarschijnlijk): ‘de gebeurtenis wordt zeer voorstelbaar geacht’
Score waarschijnlijkheid
C: mogelijk
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 51
terug naar Samenvatting
4
(2.1)
Thema Crisistype Incidenttypen
Gebouwde omgeving Branden in kwetsbare objecten Grote brand in gebouwen met niet of verminderd zelfredzame personen
Context Inleiding In de Veiligheidsregio Brabant-Noord zijn diverse objecten aanwezig die onder het crisistype ‘branden in kwetsbare objecten’ kunnen vallen. De “kwetsbaarheid” heeft met name betrekking op de zelfredzaamheid van de cliënten en patiënten die in deze objecten verblijven. Hierbij moet gedacht worden aan ziekenhuizen, verzorgingstehuizen, verpleeghuizen en instellingen voor gehandicapten, opvanghuizen (dak- en thuislozen, verslavingszorg), penitentiaire inrichtingen, etc.
Actoren De actoren die bij een dergelijk incident betrokken zijn, zijn de hulpverleningsdiensten, de instellingen zelf en de betrokken gemeente(n). Daarnaast zijn het ministerie van VWS, de Inspectie Gezondheidszorg (IGZ) en eventuele koepelorganisaties betrokken.
Oorzaak Er zijn verschillende oorzaken mogelijk voor een grote brand in objecten. Dit kan zijn van opzet (brandstichting) tot falen van technische installaties. Ook verkeerd menselijk handelen (bv. tijdens verbouwingen) kan de oorzaak zijn.
Risicobronnen en kwetsbaarheden Binnen de Veiligheidsregio Brabant-Noord zijn er tot nu toe meer dan 45 kwetsbare objecten met verminderd / niet zelfredzame personen geïnventariseerd. In de gebouwen bevinden zich tussen de 10 en 750 patiënten. Het meest voorkomend zijn verpleeg- en verzorgingshuizen waarbij tussen de 50 en 150 verminderd zelfredzame personen aanwezig zijn.
Scenariobeschrijving Voor de scenariobeschrijving wordt een scenario met een brand in een verpleeghuis met 100 personen (niet- of verminderd zelfredzaam) genomen. In het scenario gaan we er van uit dat de brand in de nacht ontstaat. Hierdoor zijn er geen bezoekers aanwezig en is de bezetting van personeel minimaal. Hierbij zullen de hulpverleningsdiensten zich noodgedwongen primair concentreren op de redding van slachtoffers en evacuatie van andere aanwezigen. Secundair zal met voorkoming van de branduitbreiding en de daadwerkelijke brandbestrijding gestart worden. Qua incidentverloop zal met het volgende rekening gehouden moeten worden: -
begingebeurtenis: ontstaan brand en brandontwikkeling eerste kwartier: melding brand en alarmering hulpdiensten
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 52
terug naar Samenvatting
-
eerste uur: redden bewoners en aanvang evacuatie, aanvang brandbestrijding, uitbreiding voorkomen, afzetten omgeving eerste 24 uur: brandbestrijding en nablussing herstelfase: voorlichting, registratie slachtoffers, opruim werkzaamheden, salvage.
Slachtofferbeeld: het slachtofferbeeld is moeilijk te duiden en zeer afhankelijk van de toedracht, plek van ontstaan, toestand (fysiek en mentaal) van de aanwezigen, handelingsperspectieven etc. Er dient wel rekening gehouden te worden met enkele doden, meerdere gewonden, diverse inhalatie trauma’s en psychosociale (traumatische) ervaringen. Met name het ontruimen en vervoeren van bedlegerige patiënten (ziekenhuizen) en mensen die niet zelfstandig snel weg kunnen (rolstoel) of mogen (penitentiaire inrichting) is een groot knelpunt.
Impactanalyse De gevolgen van het scenario grote brand complex gebouw zijn: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
criterium criterium criterium criterium criterium criterium criterium
2.1 2.2 2.3 3.1 5.1 5.2 5.3
‘doden’ ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’ ‘lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)’, ‘kosten’ ‘verstoring dagelijks leven’ ‘aantasting positie lokale en regionale openbaar bestuur’ ‘sociaal psychologische impact en de M-factor’
Criterium 2.1 ‘doden’ Impactscore: B (2-4 personen direct overlijden) In het verpleeghuis zal de brand, door de aanwezigheid van een kwetsbare groep die niet- of verminderd zelfredzaam is, kunnen leiden tot doden. Uitgaande van 2-4 doden (direct overlijden, dan wel binnen een jaar) is de score B. Criterium 2.2 ‘lichamelijk ernstig gewonden en chronisch zieken’ Impactscore: C (ernstig gevolg, 4-16 chronisch zieken en ernstig gewonden) In het scenario zal sprake kunnen zijn van meerdere (ernstige) gewonden. Criterium 2.3 ‘lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)’ Impactscore: A Gedurende een korte periode kan er sprake zijn van lichamelijk lijden ten gevolge van een gebrek aan primaire levensbehoeften. Waarschijnlijk zullen de getroffen personen snel van vervangend onderdak worden voorzien.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 53
terug naar Samenvatting
Criterium 3.1 ‘kosten’ Impactscore: B (<20 miljoen euro) Bij de geschetste scenario’s zal er sprake zijn van uiteenlopende aspecten. Hierbij kan gedacht worden aan: de directe en indirecte bedrijfsschade gezondheidsschade materiële schade (gebouwen en opstallen) bestrijdings- en herstelkosten(divers) De schade kan naar schatting oplopen tot enkele miljoenen euro’s. Criterium 5.1 ‘verstoring dagelijks leven’ Impactscore: A (beperkt gevolg, 3 dagen tot 1 week en < 400 inwoners) Onder verstoring dagelijks leven wordt verstaan de aantasting van de vrijheid zich te verplaatsen en samen te komen op publieke plaatsen en openbare ruimten. Hierdoor wordt deelname aan het normale maatschappelijk verkeer belemmerd. Denk hierbij aan scholen, werk, sporten en gezondheidszorg. De scenario’s grote brand zullen slechts in geringe mate het dagelijkse leven verstoren. Werknemers zullen niet naar het werk kunnen gaan en mensen kunnen geen gebruik maken van maatschappelijke voorzieningen, in dit geval gezondheidszorg. Criterium 5.2 ’aantasting positie lokale en regionale openbaar bestuur’ Impactscore: A (1 uit 6 indicatoren) De wijze van het optreden van het openbaar bestuur is bij het incident van belang voor het vertrouwen in het bestuur en de bestuurder. Dit kan echter positief als negatief uitpakken. Criterium 5.3 ‘sociaalpsychologische impact en de M-factor’ Impactscore: B (aanzienlijk gevolg, 1 significante categorie bij een gemiddelde eindgradatie) Bij het scenario grote brand is één categorie van toepassing, te weten: het verwachtingspatroon rond het incident. Bij de getroffenen zal sprake zijn van een gevoelde verwijtbaarheid van relevante bedrijven en de overheid alsook het verlies van vertrouwen in hen.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 54
terug naar Samenvatting
Waarschijnlijkheidsanalyse Door de jaren heen zijn er in Nederland en daarbuiten diverse grote branden geweest. Zowel in verpleeg- en verzorgingshuizen als ziekenhuizen. Uiteraard draagt de bouwkundige preventie, de bouwregelgeving en moderne technische installaties zoals branddetectie en sprinklerinstallaties er toe bij dat er mindersnel branden kunnen ontstaan, eenmaal ontstaande branden sneller gedetecteerd worden en door middel van bouwkundige compartimentering of blusinstallaties beheersbaar blijven. Desalniettemin zijn er nog legio objecten die (enkel hoeven te) voldoen aan de bouwregelgeving van bestaande bouw waardoor het beveiligingsniveau lager is. Als waarschijnlijkheid is C gehanteerd (mogelijk). Dit betekent: ‘geen concrete aanwijzingen, gebeurtenis is voorspelbaar’. Eventueel zelfs D (waarschijnlijk): ‘de gebeurtenis wordt zeer voorstelbaar geacht’
Score waarschijnlijkheid
C: mogelijk
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 55
terug naar Samenvatting
5
(3.2)
Thema Crisistype Incidenttypen
Technologische omgeving Ongevallen met brandbare / explosieve / giftige stof in de open lucht Ongeval vervoer gevaarlijke stoffen - inrichtingen
Context Ongevallen met gevaarlijke stoffen zijn binnen de regio Brabant Noord denkbaar bij een aantal inrichtingen en als gevolg van vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor, het water en per buisleiding. Brzo4-bedrijven zijn gelegen in Oss, ´sHertogenbosch, Uden, Boxmeer, Cuijk, Vlijmen en Heusden. Industrieel vervoer van gevaarlijke stoffen per schip vindt voornamelijk plaats over de Maas. Het basisnet water5 bestaat uit een kaart met alle vaarwegen van CEMT klasse II6 en hoger; Rood: belangrijke toegangen naar zeehavens; Zwart: belangrijke binnenvaarwegen; Groen: minder belangrijke vaarwegen. Buiten het basisnet vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats, anders dan vloeibare brandstoffen in bunkerschepen tot 300t. Voor de rode, zwarte en groene vaarwegen zijn gebruiksruimtes voor het vervoer gedefinieerd; voor de rode en zwarte vaarwegen gelden beperkingen voor RO-ontwikkelingen. Dit vervoer valt onder de categorie binnenvaart met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen (zwart): dit zijn alle verbindingen tussen chemische clusters, met achterland en Noord-zuid verbindingen. Dit zijn tevens vaarwegen waar regelmatig vervoer van brandbare vloeistoffen plaatsvindt. Overig vervoer gevaarlijke stoffen per schip vind plaats via de Dieze en de Zuid-Willemsvaart. Deze vallen onder de categorie scheepvaart zonder frequent vervoer (groen): dit zijn de overige scheepvaartwegen binnen het basisnet. Hier vindt weinig of geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.
4
Besluit risico´s en zware ongevallen 99
5
Definitief ontwerp basisnet water Ten behoeve van besluitvorming binnen het project Basisnet, Versie 15 jan 2008
6
CEMT klasse is een Europese indeling van vaarwegen naar de grootte van het maatgevend schip. CEMT klasse II is
geschikt voor de “Kempenaar”, scheepslengte 55 m. Klasse VIc is geschikt voor een 6-baks duweenheid, met een lengte van 270 m.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 56
terug naar Samenvatting
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de snelwegen vindt plaats over de A2, A50, A59, A73, A65. Binnen de regio vindt relatief veel transport plaats van propaangas (verwarmingsdoeleinden) over secundaire wegen in de buitengebieden. Over het spoor vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vanuit Tilburg naar Nijmegen. Het Basisnet Spoor, waarin het spoorvervoer van gevaarlijke stoffen geregeld wordt, is nog niet vastgesteld. Ten slotte loopt er een ondergrondse olieleiding tussen Pernis en Antwerpen ("buisleidingenstraat") door de regio, ten westen van Boxtel. Gezien de grote diversiteit in gevaarlijke stoffen die geproduceerd, opgeslagen, verwerkt of vervoerd worden in de regio, is het niet zinvol om ten behoeve van de incidentenbestrijding alle mogelijke scenario's uit te werken en te voorzien van de bestrijdingsmaatregelen die hierbij aan de orde kunnen zijn. In dit verband is bijvoorbeeld in de planvorming m.b.t. rampenbestrijding op het water, binnen de regio gebruik gemaakt van het principe van de selectie van de maatgevende rampscenario's. Dit zijn de rampscenario's die bepalend zijn voor de omvang en uitrusting van de Rampbestrijdingsorganisatie. Om deze scenario's te kunnen bepalen, is gezocht naar de verschillende categorieën ongevaltypen en de referentiestoffen die bepaalde effecten kunnen veroorzaken. De effecten van overige gevaarlijke stoffen zijn in principe kleiner dan de effecten van de referentiestoffen. Een vergelijkbare categorisering van scenario's is denkbaar voor ongevallen met gevaarlijke stoffen bij inrichtingen en vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg of het spoor.
Actoren Aan het vervoer en de afhandeling van deze stoffen – brandbare stoffen zoals LPG en propaan, of toxische stoffen zoals chloor en acrylnitril – zijn risico’s verbonden voor de omgeving. Het omgaan met deze risico’s wordt gerekend tot het terrein van externe veiligheid. Externe veiligheid betreft de veiligheid van mensen (en goederen), die niet functioneel bij het vervoer betrokken zijn, maar zich wel in de omgeving van een incident bevinden en daardoor ernstig schade of letsel kunnen ondervinden van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Gebeurtenissen zoals de treinbotsing in Barendrecht (24 september 2009) en de treinramp in Viareggio (Italië, 29 juni 2009), hebben externe veiligheid rondom spoorlijnen hoog op de agenda’s gezet. Ontwikkelingen op het gebied van beleid en wetgeving rond het vervoer van gevaarlijke stoffen volgen elkaar op het moment dan ook snel op. Prominent in die ontwikkelingen staat het komende landelijk Basisnet Spoor (voor toelichting zie paragraaf 3.2.3, ongeval spoorvervoer). De verwachting is dat de Basisnetregels in 2011 van kracht zijn. Met behulp van het Basisnet Spoor moet duidelijkheid worden geschapen in de mogelijkheden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen enerzijds en die van ruimtelijke ontwikkelingen langs vervoersassen anderzijds.
Oorzaak De volgende 3 scenario's worden zowel m.b.t. de bedrijven als het vervoer als maatgevend beschouwd; Ongeval met brandbaar gas (referentiestof LPG) resulterend in een warme BLEVE7; Ongeval met een brandbare vloeistof (referentiestof benzine), resulterend in een plasbrand; Ongeval met een toxische vloeistof (chloor en acrylnitril), resulterend in een toxische wolk.
7
Boiling Liqued Expanding Vapour Explosion
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 57
terug naar Samenvatting
Een lek in een tankwagen of stationaire tank, waarin een gevaarlijke stof is opgeslagen, of instantaan falen, kan ontstaan door bijvoorbeeld een ernstige aanrijding. Ook een (externe) brand kan leiden tot falen. Daarnaast kan een lek ontstaan door dat er een defect in de tank optreedt (intrinsiek falen).
Risicobronnen en kwetsbaarheden Het gehele netwerk waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt kan beschouwd worden als risicobron. De kans op een botsing van een trein, of treinen op elkaar is het grootst daar waar wissels liggen en waar spoorwegovergangen zijn.
Scenariobeschrijving (sub-)Scenario 1: Incident met brandbaar gas (bv. LPG) Een wagon of stationaire tank gevuld met brandbaar gas wordt aangestraald door een externe brand, waardoor de inhoud van tank dusdanig opwarmt dat na enige tijd een warme BLEVE optreedt. Hulpdiensten zijn niet in staat tijdig, binnen ca. 20 minuten, de aangestraalde wagon of tank te koelen. De indicatieve waarde voor een effectafstand bij een grote calamiteit waarbij de gehele inhoud vrijkomt bij bijvoorbeeld een tankwagon, is 300 meter. De BLEVE geeft zowel een drukgolf als een intense warmtestraling. Binnen 150 meter is het effect van een BLEVE dusdanig dat de mensen zowel binnenshuis als buitenshuis onvoldoende beschermd zijn. Vanaf 150 meter zijn mensen binnenshuis voldoende beschermd zijn, mits ze zich niet in de directe nabijheid van glasconstructies bevinden. Om slachtoffers bij een dreigende BLEVE te voorkomen is het noodzakelijk dat in een zo vroeg mogelijk stadium tot ontruiming van de omgeving wordt overgegaan. Bij een zogenoemde 'koude' BLEVE (instantaan falen) is redding niet mogelijk. Binnen de vuurbal (150 meter) is de overlevingskans nihil en zullen gebouwen en goederen onherstelbaar verwoest zijn. In het gebied van 150 tot 300 meter rondom de plaats incident lopen mensen longschade en gescheurde trommelvliezen op als gevolg van de luchtdruk. Een deel van deze groep slachtoffers loopt tweede- en derdegraads brandwonden op. Gebouwen, opstallen en bovengrondse infrastructuur lopen in deze zone aanzienlijke, doch herstelbare schade op. Acute herstelwerkzaamheden zijn vereist. Buiten de 300 meter zijn secundaire branden mogelijk. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met brokstukken van de ketelwagon die wel tot 1000 meter weggeslingerd kunnen worden. Het treinongeluk in Viareggio in Italië maakt duidelijk wat voor impact een BLEVE kan hebben. (sub-)Scenario 2: Incident met brandbare vloeistoffen (bv. Benzine) Een ketelwagon, tankwagen of stationaire opslagtank met een brandbare vloeistof kan door verschillende oorzaken lek raken, waardoor de inhoud naar buiten stroomt. Door een externe ontstekingsbron kan de vloeistofplas in de brand raken. De brand verspreidt zich en kan leiden tot brandoverslag naar bebouwing. In het ergste geval bij een transportongeval straalt de plasbrand een wagen met brandbaar gas aan waardoor de eerder genoemde warme BLEVE optreedt (domino-effect). (sub-)Scenario 3: Incident met (zeer) toxische vloeistoffen (bv.chloor of acrylnitril) Ten gevolge van een ongeval raakt een ketelwagen lek en vormt zich een vloeistofplas. Door verdamping van de uit de ketelwagen afkomstige toxische vloeistoffen, ontstaat een gaswolk, welke zich afhankelijk van de windrichting en windsnelheid verplaatst. In de omgeving van het spoor vallen slachtoffers onder personen die zich in de nabijheid van het spoor (in de buitenlucht) bevinden. De duur van de blootstelling aan de toxische wolk is van invloed op de ernst van het letsel. Na enige tijd zal de sirene (waarschuwings- en alarmeringssysteem) afgaan en zal een deel van de blootgestelden naar binnen vluchten en ramen en deuren sluiten.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 58
terug naar Samenvatting
Gevolg scenario´s: Doden en ernstig gewonden, verstoring van het dagelijks leven.
Impactanalyse De gevolgen van het scenario (inclusief de subscenario’s) ongeval spoorvervoer zijn: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
criterium criterium criterium criterium criterium criterium criterium
2.1 2.2 2.3 3.1 5.1 5.2 5.3
‘doden’ ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’ ‘lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)’, ‘kosten’ ‘verstoring dagelijks leven’ ‘aantasting van de lokale en regionale positie van het bestuur’ ‘sociaal psychologische impact en de M-factor’
Criterium 2.1 ‘doden’ Impactscore direct overlijden (binnen 1 jaar):D (zeer ernstig gevolg, 40 tot 160 personen) Zoals in de scenariobeschrijving beschreven staat, is de overlevingskans binnen 150 meter nihil. Het aantal personen rondom het spoor is afhankelijk van de situatie en het tijdstip, maar tussen 40 en 160 personen is een reële schatting. Criterium 2.2 ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’ Impactscore: D hoog (zeer ernstig gevolg,160 tot 400 personen) In de scenariobeschrijving staan de gevolgen genoemd die binnen een straal van 1000 meter opgelopen kunnen worden. Een groot aantal personen loopt o.a. gehoorschade, brandwonden en longschade op. Het aantal personen wordt geschat tussen de 160 en 400 personen. Criterium 2.3 ‘lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)’ Impactscore: C (ernstig gevolg, 1 maand of langer en < 400 personen) De ramp in Viareggio in Italië laat zien dat huizen, andere bebouwing en goederen kunnen worden weggevaagd. Dit heeft duidelijk gevolgen voor de primaire levensbehoeften. Criterium 3.1 ‘kosten’ Impactscore: A – C (beperkt gevolg tot ernstig gevolg en < 2 miljoen tot < 200 miljoen) De kosten zijn moeilijk exact te bepalen. Daarvoor is gekeken naar recente treinincidenten. Na het treinongeluk in Barendrecht is het treinvervoer redelijk snel op gang gekomen. Bij de treinramp in Viareggio is het spoor zwaar beschadigd geraakt en waren huizen weggevaagd door de explosie.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 59
terug naar Samenvatting
Criterium 5.1 ‘verstoring dagelijks leven’ Impactscore: C (ernstig gevolg, 3 dagen tot 1 week en < 40.000 inwoners) Criterium 5.2 ‘aantasting van de lokale en regionale positie van het bestuur’ Impactscore: E (catastrofaal gevolg, 1 of meer jaren, maximaal 3 uit 6 indicatoren) De drie indicatoren die een rol spelen zijn: 1. aantasting van het functioneren van de politieke vertegenwoordiging; 2. aantasting van het functioneren van het openbaar bestuur; 3. aantasting van de openbare orde en veiligheid. De verwachting is dat de aantasting van het bestuur een of meerdere jaren kan duren. Vooral als er onderzoeken c.q. onderzoekscommissies aan te pas komen. Criterium 5.3 ‘sociaalpsychologische impact en de M-factor’ Impactscore: C (ernstig gevolg, 2 significante categorieën bij een gemiddelde eindgradatie) Bij het scenario ongeval vervoer gevaarlijke stoffen zijn twee categorieën van toepassing, te weten: De perceptie van het incident bij de getroffenen dan wel de rest van de bevolking Het handelingsperspectief voor getroffenen bij het incident De grootste impact zal bij de slachtoffers zijn, maar ook de bewoners in de directe omgeving, verwanten, nabestaanden en hulpverleners kunnen gedurende lange tijd met angstgevoelens blijven zitten. De omvang van de sociaalpsychologische impact is o.a. afhankelijk van de omvang van het incident, de angst bij buurtbewoners voor een herhaling op een treinramp en de gevoelde verwijtbaarheid van overheidsinstanties.
Waarschijnlijkheidsanalyse De kans op een ongeval waarbij een LPG treinwagon of tankwagen betrokken is, is klein, maar niet ondenkbaar8. Er zijn veel ‘bijna ongelukken’ geweest die hadden kunnen leiden tot een ramp. Omdat rampen ten gevolge van een BLEVE in Nederland tot op heden niet hebben plaatsgevonden, zijn geen concrete cijfers beschikbaar.
Score waarschijnlijkheid
A: zeer onwaarschijnlijk
8
Viareggio (2009); Op 29 juni 2009 vond in de stad een treinongeval plaats, waarbij 27 doden en 50 gewonden vielen. Een goederentrein geladen met LPG ontspoorde bij het station, waarbij een explosie plaatsvond in het centrum van de stad. Barendrecht (2009); Het treinongeval bij Barendrecht in 2009 was een treinbotsing tussen twee goederentreinen van DB Schenker Rail en ERS Railways onder het viaduct van de A15 in Barendrecht-Noord op 24 september 2009.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 60
terug naar Samenvatting
6
(3.3)
Thema Crisistype Incidenttypen
Technologische omgeving Kernongevallen Ongeval A-objecten: zie aanduiding NPK
Context Door “allied” mogendheden kunnen over Nederlands grondgebied kernwapens vervoerd worden. Dit betreft elk ongeval waarbij sprake is van een ongeval tijdens het transport van nucleaire middelen. Bij de uitwerking van het scenario zijn de volgende bronnen gehanteerd: • Radiologisch Handboek Hulpverleningsdiensten • Nationaal Plan Kernongevallen • Rampbestrijdingsplan Vliegbasis Volkel
Actoren • • • •
Defensie, heeft een coördinerende taak. Bestuur/besturen van het grondgebied waar het ongeval plaatsvindt (lokaal, regionaal en landelijk) Andere overheidsinstanties betrokken bij de volksgezondheid Overheden en vertegenwoordigers van bevriende mogendheden die kernwapens vervoeren
Bijzonderheden • •
•
De feitelijke inzet is afhankelijk van de uitkomst van het meetplan van de brandweer en dus het gevolg van de opschaling als zodanig. In aanvulling tot de normale wijze van opschaling naar een hoger niveau zullen vrijwel onmiddellijk contacten ontstaan met en vanuit de nationale overheid, i.c. het Nationaal Coördinatiecentrum te Den Haag. Vanuit het NCC worden de nationale en internationale ondersteuning gecoördineerd. Een en ander is in de vertrouwelijke bijlage uitgewerkt, dan wel gebaseerd op de Leidraad Kernongevallenbestrijding. De verschillende coördinatieniveaus worden aangevuld met nationale c.q. internationale ondersteunende partijen.
Oorzaak In het Radiologisch Handboek Hulpverleningsdiensten wordt over drie scenario’s gesproken. Geen van de scenario’s betreft een nucleaire explosie. De constructie van een kernwapen is zodanig dat er nimmer een nucleaire explosie plaats kan vinden. Het kernwapen kan door het ongeval beschadigd raken door brand of explosies, daarbij kan nucleair materiaal vrijkomen.
Risicobronnen en kwetsbaarheden Aangezien het transport plaatsvindt met vliegtuigen is er analoog aan een luchtvaartongeval sprake van een verhoogd risico tijdens de start en de landing, niettemin moet ook rekening worden gehouden met een ongeval anders dan op en rond een luchtvaartterrein. In ieder geval zal er bij het vrijkomen van nucleair materiaal een groter gebied worden getroffen en in Nederland is de kans erg groot dat er woongebieden betrokken raken. Vanwege de risico’s voor omwonenden moet in een gebied binnen 800 m rondom de crashlocatie worden geëvacueerd; in het gebied tot 10 kilometer rondom de crashlocatie moet binnenshuis worden geschuild. Ter bescherming van de voedselketen (“indirecte maatregelen”) zijn daarbij ook
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 61
terug naar Samenvatting
landbouwmaatregelen noodzakelijk over een aanzienlijk gebied van Nederland. Dit gebeurt op advies van het RIVM. • Brongebied: dit gebied wordt bepaald door de leider COPI; • Effectgebied: dit gebied wordt bepaald door de Operationeel leider in het OT.
Scenariobeschrijving Ondanks alle veiligheidsmaatregelen kan een kernwapen betrokken raken. Meest bedreigende daarbij is een crash van een militair vliegtuig dat (onderdelen van) kernwapens vervoert. Een ongeval met een kernwapen wordt in het NPK-kader beschouwd als een categorie-A nucleair ongeval.
Impactanalyse De gevolgen van het scenario luchtvaartincidenten zijn: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Criterium Criterium Criterium Criterium Criterium Criterium Criterium Criterium Criterium
1.1 2.1 2.2 2.3 3.1 4.1 5.1 5.2 5.3
Aantasting van de integriteit van het grondgebied ‘doden’ ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’ ‘lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)’, ‘kosten’ Langdurige aantasting van milieu en natuur (flora en fauna) ‘verstoring van het dagelijks leven ‘aantasting van de lokale en regionale positie van het bestuur’ ‘sociaalpsychologische impact en de M-factor’.
Criterium 1.1 ‘Aantasting van de integriteit van het grondgebied’ Impactscore:
E
De gevolgen voor de bevolking en landbouwmaatregelen kunnen vergaande gevolgen hebben voor de leefbaarheid van het getroffen gebied. Niet alleen worden er maatregelen genomen voor het veiligstellen van het kernwapen, bij een daadwerkelijke verspreiding van nucleair materieaal zal ook de grond en omgeving gesaneerd moeten worden.
Criterium 2.1 ‘doden’ Impactscore direct overlijden (binnen 1 jaar): E (catastrofaal gevolg, > 400 personen) Impactscore vervroegd overlijden (van 1-20 jaar): C hoog (ernstig gevolg, 40 tot 160 personen)
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 62
terug naar Samenvatting
Bij een crash van een transportluchtvaartuig met een kernwapen is niet uit te sluiten dat alle inzittenden zullen overlijden. Daarnaast is niet uit te sluiten dat bewoners / passanten in het betreffende stedelijk gebied kunnen overlijden. Eventuele overlevenden (uitgangspunt 40 tot 160 personen) kunnen ernstig gewond raken en mogelijk ten gevolge van dit letsel alsnog overlijden. OPMERKING: aantal mensen die overlijden ten gevolge van het nucleaire materiaal is niet bekend.
Criterium 2.2 ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’ Impactscore: C hoog - D (ernstig gevolg tot zeer ernstig gevolg, (16 tot 40 personen - 40 tot 160 personen) Voor toelichting zie criterium 2.1
Criterium 2.3 ‘lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften’ Impactscore:
D (ernstig gevolg, van 1 tot 4 weken en <40.000 getroffenen)
Een luchtvaartincident met een kernwapen kan (in bepaalde mate) gevolgen hebben voor de beschikbaarheid van primaire levensbehoeften, te denken valt aan een uitval van de energievoorziening, een tekort aan voedsel en drinkwater.
Criterium 3.1 ‘kosten’ Impactscore: E Bij een luchtvaartongeval met een kernwapen kan sprake zijn van financiële schade. Te weten het luchtvaarttuig, de infrastructuur van en/of nabij het luchtvaartterrein, maar ook gezondheidsschade en bestrijdings- en herstelkosten. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld: Materiële schade aan gebouwen en inventaris; Gezondheidsschade, zoals kosten van uitkeringen bij overlijden, kosten bij ziekenhuisopname en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. De schade kan naar schatting oplopen tot enkele tientallen miljoenen euro’s.
Criterium 4.1 ‘langdurige aantasting van milieu en natuur (flora en fauna)’ Impactscore: E Voor toelichting zie criterium 2.1 en 3.1
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 63
terug naar Samenvatting
Criterium 5.1 ‘verstoring van het dagelijks leven’ Impactscore: E Onder verstoring dagelijks leven wordt verstaan de aantasting van de vrijheid zich te verplaatsen en samen te komen op publieke plaatsen en openbare ruimten. Hierdoor wordt deelname aan het normale maatschappelijk verkeer belemmerd. De verstoring van het dagelijkse leven is hierbij sterk afhankelijk van de plaats van het incident. Criterium 5.2 ‘Aantasting van de lokale en regionale positie van het bestuur’ Impactscore: E (catastrofaal gevolg, 1 of meer jaren en maximaal 3 uit 6 indicatoren) De drie indicatoren die een rol spelen zijn: 1. aantasting van het functioneren van de politieke vertegenwoordiging; 2. aantasting van het functioneren van het openbaar bestuur; 3. aantasting van de openbare orde en veiligheid. De verwachting is dat de aantasting van het bestuur een of meerdere jaren kan duren. Met name als er onderzoeken c.q. onderzoekscommissies aan te pas komen.
Criterium 5.3 ‘sociaal psychologische impact en de M-factor’ Impactscore: E (hoge eindgradatie met drie significante categorieën) Bij een crash van een luchtvaarttuig in stedelijk gebied zijn drie categorieën van toepassing, te weten: De perceptie van het incident; Het verwachtingspatroon rond het incident; Het handelingsperspectief voor getroffenen bij het incident. Bij dit scenario speelt ook de onbekendheid met de aard of de oorzaak van het risico mee, zowel bij de getroffenen als de rest van de bevolking. Ook de verwijtbaarheid van overheidsinstanties kan aanwezig zijn. Bovendien speelt de mate van onbekendheid en/of onervarenheid met mogelijke vormen van zelfredzaamheid ook mee.
Waarschijnlijkheidsanalyse De kans dat een vliegtuig met (onderdelen van) een kernwapen aan boord neerstort is heel erg klein. Daarnaast zijn er ook vergaande veiligheidsmaatregelen (technisch en organisatorisch) rondom een dergelijk vluchten.
Score waarschijnlijkheid
A: zeer onwaarschijnlijk
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 64
terug naar Samenvatting
7
(4.1)
Thema Crisistype Incidenttypen
Vitale infrastructuur en voorzieningen Verstoring energievoorziening - Uitval elektriciteitsvoorziening - Uitval gasvoorziening
Context Actoren De landelijke netbeheerder van het hoofdtransportnet, de zogenaamde ‘snelwegen’, van elektriciteit is TenneT. TenneT is vanuit die rol o.a. verplicht om afschakel- en herstelplannen op te (laten) stellen. De landelijke netbeheerder van het hoofdtransportnet van gas is Gas Transport Services B.V. (GTS)9. De regionale netbeheerders (verantwoordelijk voor het beheer van één of meer elektriciteits- en gasnetten anders dan de landelijke netten) in de regio Brabant-Noord zijn Enexis (elektriciteit en gas), NRE (elektriciteit en gas) en Obragas NET BV (gas). Bij calamiteiten op het hoofdtransportnet is de afspraak dat de regionale netbeheerders in eerste instantie aanspreekpunt zijn voor de Veiligheidsregio Brabant-Noord. Het leveren van noodstroomvoorzieningen is geen wettelijke taak van de netbeheerders, Enexis en NRE treden vanuit hun rol echter wel coördinerend op bij het voorzien in noodstroomaggregaten. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het in kaart brengen van kwetsbare objecten die tijdens een uitval voorzien moeten worden van noodstroom. Dit hebben zij geregeld binnen het gemeentelijk proces ‘voorzien in primaire levensbehoeften’. De objecten zijn afgestemd met NRE (Eindhoven) en Enexis (de overige gemeenten in de regio). Het is de verantwoordelijkheid van de regionale netbeheerders in samenwerking met de decentrale overheden, primair de Commissarissen van de Koningin, om de landelijke vastgestelde afschakelcriteria toe te spitsen op de regionale omstandigheden en vast te leggen in een provinciaal afschakelplan (zie het multidisciplinaire coördinatieplan uitval energie (uitval gas en stroom), Veiligheidsregio Brabant-Noord 2008).
Oorzaak Er zijn twee aspecten die invloed hebben op de continuïteit van de voorziening in energie. Het eerste aspect betreft het falen van de gas of stroomvoorziening. Dit kan verschillende, voorzienbare (opzet) en onvoorzienbare oorzaken hebben, waaronder weersomstandigheden, vandalisme, terrorisme en technisch of menselijk falen. Dit soort storingen vraagt om direct ingrijpen vanuit de bedrijfsvoeringcentra; keuzemarges zijn vaak niet aanwezig door de tijdsdruk en de lokale technische randvoorwaarden. Het tweede aspect is het bewust afschakelen (bedrijfsmatige handeling), bijvoorbeeld bij koelwaterproblemen tijdens warme, droge zomers; bewust afschakelen geldt alleen voor elektriciteit. 9 GTS is een 100% dochter van de N.V. Nederlandse Gasunie en beheerder van het landelijke aardgastransportnet. Het operationele beheer en onderhoud van dit net wordt uitgevoerd door de N.V. Nederlandse Gasunie.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 65
terug naar Samenvatting
Risicobronnen en kwetsbaarheden Het gehele netwerk van de netbeheerders kan beschouwd worden als risicobron; een lek of storing kan overal ontstaan. Kwetsbare objecten: • De eventuele A-locaties (niet openbaar) • de kwetsbare objecten t.b.v. noodstroomvoorziening (gemeentelijke draaiboeken voor het proces: ‘voorzien in primaire levensbehoeften’)
Scenariobeschrijving Voor de scenariobeschrijving wordt een scenario met een langdurige uitval elektriciteit en/of gas (van ca. 8 uur10 tot 6 dagen) geselecteerd, ook de omvang kan van belang zijn. Een uitval van elektriciteit en/of gas is geen typische flitsramp. Gaandeweg - na prognoses en inschattingen van de netbeheerders en hulpverleningsdiensten - kan blijken dat er sprake zal zijn van een langdurige of omvangrijke uitval met veel effecten op allerlei sectoren (het zgn. domino-effect). Dan is opschaling hoognodig en kan men spreken van een ramp of crisis. Als een uitval van elektriciteit en/of gas plaatsvindt, kan de melding zowel bij de netbeheerder als bij de gemeenschappelijke meldkamer (GMK) gedaan worden. Onderlinge communicatie hierbij is noodzakelijk. De procedure hiervoor loopt via de gemeenschappelijke meldkamer en is bij beide partners bekend. Deze omvat de alarmering, de informatie m.b.t. de omvang van het getroffen gebied, de oorzaak en de verwachte hersteltermijn. Indien besloten wordt tot opschaling zijn afspraken gemaakt over de vertegenwoordiging van de netbeheerders binnen de GRIP-structuur. Deze afspraken staan beschreven in het multidisciplinaire coördinatieplan uitval energie (uitval gas en stroom) van de Veiligheidsregio Brabant-Noord.
Impactanalyse De gevolgen voor het scenario uitval elektriciteit en gas zijn: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
10
Criterium Criterium Criterium Criterium Criterium Criterium Criterium Criterium
2.1 ‘doden’ 2.2 ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’ 2.3 ‘lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)’, 3.1 ‘kosten’ 4.1'langdurige aantasting van het milieu en natuur (flora en fauna)’ 5.1 ‘verstoring dagelijks leven’ 5.2 ‘aantasting van de lokale en regionale positie van het bestuur’ 5.3 ‘sociaalpsychologische impact en de M-factor’
In de Veiligheidsregio Brabant-Noord is sprake van een langdurige uitval bij een tijdsduur vanaf 8 uur
omdat dan sprake is van een verstoring of incident dat behoorlijke gevolgen heeft op de maatschappij. Dit in tegenstelling tot de landelijke indicatoren die bij de impactanalyse gehanteerd worden, te weten vanaf 2 dagen.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 66
terug naar Samenvatting
Criterium 2.1 ‘doden’ Impactscore direct overlijden (binnen 1 jaar): A-C (beperkt tot ernstig gevolg, 1 tot 16 personen) Impactscore vervroegd overlijden (van 1-20 jaar): A-B (beperkt tot aanzienlijk gevolg, 1 tot 16 personen) Bij een uitval elektriciteit en/of gas kunnen doden vallen: toestandsverslechtering en overlijden chronisch zieken, vooral zelfstandig wonenden met thuisdialyse, -beademing, of medicatie met elektrische pomp, alsook in tehuizen waar de noodstroom niet goed geregeld is; verkeersongevallen door het uitvallen van verkeersgeleidingssystemen en verkeerslichten. In totaal wordt de bandbreedte (afhankelijk van de duur) geschat op A-C. Criterium 2.2 ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’ Impactscore: C (ernstig gevolg, 4 tot 16 personen) Bij een uitval elektriciteit en/of gas is het risico op ernstig gewonden en/of chronisch zieken aanwezig door bijvoorbeeld de verhoogde kans op inbraak, ontsnapping van gevaarlijke stoffen en eten van bedorven voedsel. Criterium 2.3 ‘lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)’ Impactscore: D (zeer ernstig gevolg, van 8 uur tot 6 dagen en > 40.000 personen) Een uitval elektriciteit en/of gas werkt door op de beschikbaarheid van primaire levensbehoeften zoals drinkwater, voedsel en warmte. Langdurige uitval zoals in 2005 en 2007 in Haaksbergen en de Bommelerwaard 2007 geeft aanleiding tot een score D indien het de veiligheidsregio in zijn geheel of grote delen daarvan betreft. Criterium 3.1 ‘kosten’ Impactscore: A – C (beperkt tot ernstig gevolg, < 2 miljoen tot < 200 miljoen) Bij een uitval elektriciteit en/of gas is er met name sprake van financiële schade, te weten: de directe en indirecte bedrijfsschade gezondheidsschade (thuiszorg) materiële schade (procesindustrie) bestrijdings- en herstelkosten(divers) De schade kan naar schatting oplopen tot enkele tientallen miljoenen euro’s: A – C (in extreme gevallen).
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 67
terug naar Samenvatting
Criterium 4.1 'langdurige aantasting van het milieu en natuur (flora en fauna)’ Impactscore: niet gescoord. Scoring heeft niet plaatsgevonden omdat het criterium niet in aanmerking kwam voor het scenario uitval elektriciteit en gas. De reden hiervoor is dat bij een van de indicatoren een tijdsduur gold van tenminste een jaar. Daar is bij dit scenario geen sprake van. De expertisegroep vond het echter belangrijk om het volgende te vermelden: in de regio Zuidoost-Brabant bevinden zich enkele rioolwaterzuiveringsinstallaties. Langdurige stroomuitval (> 8 uur) leidt, zodra de buffercapaciteit in het rioolstelsel en op de zuivering volledig is benut, tot overstorten en rechtstreekse lozing van ongezuiverd afvalwater op oppervlaktewater. Dit heeft schade aan het (aquatisch) milieu en de natuur (flora en fauna langs oevers) tot gevolg. Ondanks dat de impact hiervan groot kan zijn, wordt niet voldaan aan de gestelde criteria in het 'Methodiekboek regionaal risicoprofiel', wat betreft de tijdfactor en oppervlakte van het getroffen gebied. Daarom is er voor gekozen enkel de risico's te benoemen om daarmee de aandacht hiervoor te behouden. Criterium 5.1 ‘verstoring dagelijks leven’ Impactscore: B – C (aanzienlijk tot ernstig gevolg, 1 dag tot 1 week en < 40.000 inwoners) Onder verstoring dagelijks leven wordt verstaan de aantasting van de vrijheid zich te verplaatsen en samen te komen op publieke plaatsen en openbare ruimten, hierdoor wordt deelname aan het normale maatschappelijk verkeer belemmerd. Denk hierbij aan scholen, werk, winkelen, bereikbaarheid, sporten en gezondheidszorg. De uitval elektriciteit en/of gas is bij criterium 2.3 ‘lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)’gedefinieerd als uitval vanaf 8 uur tot 6 dagen en > 40.000 inwoners. De verstoring van het dagelijks leven is op dezelfde wijze gescoord, waarbij de inschatting is dat het aantal getroffenen ook kleiner kan zijn, omdat deelname aan het maatschappelijk verkeer op dat moment niet voor iedereen noodzakelijk is.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 68
terug naar Samenvatting
Criterium 5.2 ’aantasting positie lokale en regionale openbaar bestuur’ Impactscore: A – B (beperkt tot aanzienlijk gevolg, 2 uit 6 indicatoren) Van de 6 gegeven indicatoren is met name het financiële stelstel aangetast (uitval elektronisch betalingsverkeer). Ook wordt de openbare orde en veiligheid enigermate bedreigd, maar dit is tevoren gescoord bij fysieke veiligheid en bij de verstoring dagelijks leven. Verder wordt de crisiscommunicatie bemoeilijkt (uitval radio, televisie en ICT). Dit is oplosbaar door het inrichten van informatiepunten en het inzetten van geluidswagens. Ook is de wijze van het optreden van het openbaar bestuur bij uitval elektriciteit en/of gas van belang voor het vertrouwen in het bestuur en de bestuurder. Dit kan echter evenzeer positief als negatief uitpakken. Criterium 5.3 ‘sociaalpsychologische impact en de M-factor’ Impactscore: B (aanzienlijk gevolg, 1 significante categorie bij een gemiddelde eindgradatie) Bij het scenario uitval elektriciteit en gas is één categorie van toepassing, te weten: het verwachtingspatroon rond het incident. Bij de getroffenen zal sprake zijn van een gevoelde verwijtbaarheid van relevante bedrijven en de overheid alsook het verlies van vertrouwen in hen. Verwijtbaarheid en vertrouwen zal afhankelijk zijn van diverse factoren. Hierbij kan gedacht worden aan o.a. de omvang en duur van het herstel, de communicatie en de genomen vervolgacties.
Waarschijnlijkheidsanalyse In Nederland komt meerdere keren per jaar een langdurige stroomuitval voor. De stroomstoringen in Haaksbergen in 2005 én 2007 en in de Bommeler- en Tielerwaard (2007) zijn hier voorbeelden van, evenals de grootschalige uitval van gastoevoer in Hulst in Zeeland (2006). Deze incidenten hadden behoorlijke gevolgen voor de maatschappij. Daarnaast heeft Nederland de laatste jaren tijdens de zomers te maken gehad met koelwaterbeperkingen. Deze beperkingen kunnen leiden tot een tekort aan elektriciteit. Dit kon tot op heden voorkomen worden. De waarschijnlijkheid op nationaal niveau wordt als categorie E: zeer waarschijnlijk gescoord. Gezien bovenstaande recente incidenten en de dreigingen m.b.t. koelwaterbeperkingen, wordt de waarschijnlijkheid voor de regio BrabantNoord eveneens gescoord op E. De incidenten zijn namelijk niet specifiek van toepassing op de betreffende regio’s, maar kunnen ook gebeuren in de Veiligheidsregio Brabant-Noord.
Score waarschijnlijkheid
E: zeer waarschijnlijk
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 69
terug naar Samenvatting
8
(4.2)
Thema Crisistype Incidenttypen
Vitale infrastructuur en voorzieningen Verstoring drinkwatervoorziening Uitval drinkwatervoorziening
Context Actoren De VROM-Inspectie is verantwoordelijk voor de handhaving van de Drinkwaterwet. De inspectie houdt toezicht op de bedrijfsvoering van drinkwaterbedrijven en op de kwaliteit van het geproduceerde en gedistribueerde drinkwater. Een drinkwaterbedrijf heeft de verantwoordelijkheid om maatregelen te treffen om een verstoring van de drinkwatervoorziening zo spoedig mogelijk op te heffen. Als een verstoring optreedt die kan leiden of heeft geleid tot een onderbreking in de levering van drinkwater gedurende een periode van langer dan 24 uur, of als er sprake is van gevaar voor de volksgezondheid, dan treedt het drinkwaterbedrijf in overleg met de regionale inspecteur van VROM. Is er een direct (dreigend) ernstig gevaar dan kan de minister van VROM maatregelen nemen ter voorkoming of beperking van het gevaar. Als het nodig is, kan de burgemeester op grond van zijn noodbevelbevoegdheid (inclusief het opperbevel) in verband met de openbare orde en veiligheid aan het drinkwaterbedrijf een bevel geven. Maar toepassing van het beginsel van subsidiariteit houdt in dat de burgemeester een verzoek tot interventie doet aan de regionale VROM-inspecteur. Verder is de regionale VROM-inspecteur ook rijksheer voor VROM; als het nodig is, vertegenwoordigt hij de minister in het regionaal beleidsteam. Als de levering van drinkwater door een verstoring en naar oordeel van de regionale VROM-inspecteur niet meer mogelijk is, dan zorgt het drinkwaterbedrijf voor nooddrinkwater binnen een door de inspecteur vast te stellen termijn. Met het drinkwaterbedrijf binnen de regio Brabant-Noord (Brabant Water) is de afspraak gemaakt dat zij binnen 24 uur een noodvoorziening kunnen treffen waarmee 3 liter per persoon per dag kan worden verstrekt. In het meest maatgevende scenario (uitval drinkwatervoorziening stad Eindhoven, zijnde de grootste stad van Brabant) kan Brabant Water 80 leveringspunten opstellen. Deze leveringspunten worden ingericht samen met de gemeenten. Ter voorbereiding moeten de gemeenten deze punten inventariseren en opnemen in het gemeentelijk draaiboek ‘voorzien in primaire levensbehoeften’.
Oorzaak Er zijn verschillende aspecten die invloed hebben op de continuïteit van de drinkwatervoorziening. Dit kan zowel voorzienbare als onvoorzienbare oorzaken hebben, waaronder vandalisme, terrorisme en technisch of menselijk falen.
Risicobronnen en kwetsbaarheden Risicobronnen zijn de productielocaties waar het grondwater gezuiverd wordt tot drinkwater, het ondergronds transport en het distributienet zelf. In de regio Brabant-Noord zijn er in totaal 10 waterproductiebedrijven. Een falen van of bij een van deze productiebedrijven is door redundantie in het systeem klein, maar als het gebeurt dan treft het een groot aantal mensen.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 70
terug naar Samenvatting
Falen van het transportnet kan een groot effectgebied hebben. Veelal kan middels omleidingen een (al dan niet beperkt) herstel van de levering plaatsvinden. Falen van het distributienet heeft veelal een kleiner effectgebied, maar kan gezien de omvang van het net vaker voorkomen.
Scenariobeschrijving Voor de scenariobeschrijving wordt een scenario met lokale of regionale uitval van drinkwatervoorziening van 8 uur tot 6 dagen11 geselecteerd. Vanaf 8 uur is er sprake van een behoorlijke impact op de maatschappij, vanaf 24 uur is er sprake van dreiging voor de volksgezondheid. Als een uitval van drinkwatervoorziening plaatsvindt, kan de melding zowel bij Brabant Water als bij de gemeenschappelijke meldkamer (GMC) gedaan worden. Onderlinge communicatie hierbij is noodzakelijk. De procedure hiervoor loopt via de gemeenschappelijke meldkamer en is bij beide partners bekend. Deze omvat de alarmering, de informatie m.b.t. de omvang van het getroffen gebied en de oorzaak evenals de verwachte hersteltermijn. Het draaiboek “Uitval drinkwatervoorziening” staat geplant voor 2010. Hierin zal ook beschreven moeten worden hoe de vertegenwoordiging van Brabant Water binnen de GRIPstructuur zal participeren. Dit is uiteraard van belang indien er tot opschaling besloten wordt.
Impactanalyse De gevolgen van het scenario uitval drinkwatervoorziening zijn: 1. 2. 3. 4. 5.
criterium criterium criterium criterium criterium
2.3 3.1 5.1 5.2 5.3
‘lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)’, ‘kosten’ ‘verstoring dagelijks leven’ ‘aantasting positie lokale en regionale openbaar bestuur’ ‘sociaal psychologische impact en de M-factor’
Criterium 2.3 ‘lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)’ Impactscore: D (zeer ernstig gevolg, van 24 uur tot 6 dagen en > 40.000 personen) Drinkwater is een primaire levensbehoefte Bij een uitval van drinkwatervoorziening langer dan 24 uur is sprake van dreiging voor de volksgezondheid. Langdurige uitval zoals in 2007 meerdere malen plaatsvond in Noord-Holland geeft aanleiding tot een score D.
11
In de Veiligheidsregio Brabant‐Noord is sprake van een langdurige uitval bij een tijdsduur vanaf 8 uur omdat dan sprake is van
een verstoring of incident dat behoorlijke gevolgen heeft op de maatschappij. Dit in tegenstelling tot de landelijke indicatoren die bij de impactanalyse gehanteerd worden, te weten vanaf 2 dagen.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 71
terug naar Samenvatting
Criterium 3.1 ‘kosten’ Impactscore: A – C (beperkt tot ernstig gevolg, tussen 2 miljoen en 200 miljoen) Bij een uitval van drinkwatervoorziening is er vooral sprake van: de directe en indirecte bedrijfsschade gezondheidsschade (thuiszorg) materiële schade (procesindustrie) bestrijdings- en herstelkosten(divers) De schade kan naar schatting oplopen tot enkele tientallen miljoenen euro’s: A – C (in extreme gevallen). Criterium 5.1 ‘verstoring dagelijks leven’ Impactscore: B – C (aanzienlijk tot ernstig gevolg, 1 dag tot 1 week en < 40.000 inwoners) Onder verstoring dagelijks leven wordt verstaan de aantasting van de vrijheid zich te verplaatsen en samen te komen op publieke plaatsen en openbare ruimten. Hierdoor wordt deelname aan het normale maatschappelijk verkeer belemmerd. Denk hierbij aan scholen, werk, sporten en gezondheidszorg. De uitval drinkwater is bij het criterium 2.3 ‘lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)’ gedefinieerd als uitval vanaf 8 uur – 6 dagen en > 40.000 inwoners. De verstoring van het dagelijks leven is op dezelfde wijze gescoord, waarbij de inschatting is dat het aantal getroffenen ook kleiner kan zijn, omdat deelname aan het maatschappelijk verkeer op dat moment niet voor iedereen noodzakelijk is. Criterium 5.2 ’aantasting positie lokale en regionale openbaar bestuur’ Impactscore: A – C (beperkt tot aanzienlijk gevolg, 2 uit 6 indicatoren) Van de 6 gegeven indicatoren (zie voor toelichting bijlage ‘Impactanalyse’) is met name de openbare orde en veiligheid bedreigd, maar dit is tevoren gescoord bij fysieke veiligheid en bij de verstoring dagelijks leven. Met de uitval van drinkwater wordt het financiële stelsel in meer of mindere mate aangetast. Ook is de wijze van het optreden van het openbaar bestuur bij uitval drinkwatervoorziening van belang voor het vertrouwen in het bestuur en de bestuurder. Dit kan echter positief als negatief uitpakken. Criterium 5.3 ‘sociaalpsychologische impact en de M-factor’ Impactscore: B (aanzienlijk gevolg, 1 significante categorie bij een gemiddelde eindgradatie) Bij het scenario uitval drinkwatervoorziening is één categorie van toepassing, te weten: het verwachtingspatroon rond het incident. Bij de getroffenen zal sprake zijn van een gevoelde verwijtbaarheid van relevante bedrijven en de overheid alsook het verlies van vertrouwen in hen.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 72
terug naar Samenvatting
Waarschijnlijkheidsanalyse In 2007 werd Nederland getroffen door twee drinkwaterincidenten. In mei werd in Hoofddorp de E-coli bacterie ontdekt in het drinkwater: 170.000 huishoudens zaten zonder zuiver drinkwater en kregen een kookadvies. In september werden 500.000 huishoudens getroffen door een waterleidingbreuk, verspreid over de twee Veiligheidsregio’s Noord-Holland-Noord en Kennemerland. Daarnaast zijn er verschillende aspecten die invloed hebben op de continuïteit van de drinkwatervoorziening, waaronder vandalisme, terrorisme en technisch of menselijk falen. Ondanks dat de drinkwatervoorziening n.a.v. de aanslag op de World Trade Center (WTC) in New York extra beveiligd is en in de regio Brabant-Noord het drinkwater uit grondwater wordt gewonnen (wat leidt tot een verminderd dreigingsrisico), wordt de uitval van drinkwatervoorziening door bovenstaande aspecten voorstelbaar geacht12. Geduid als C: mogelijk (geen concrete aanwijzingen, gebeurtenis is voorspelbaar).
Score waarschijnlijkheid
C: mogelijk
12 De waterleidingsector kent een landelijk vergelijkingscijfer , het zogeheten OLM (Ondermaatse LeveringsMinuten), dit getal schommelt tussen 15 en 30 minuten en geeft aan hoelang ieder huishouden het afgelopen jaar zonder water heeft gezeten Dit betreft zowel geplande als ongeplande onderbrekingen.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 73
terug naar Samenvatting
9
(4.3)
Thema Crisistype Incidenttypen
Vitale infrastructuur Verstoring rioolwaterafvoer en afvalwaterzuivering Uitval RWZI (rioolwaterzuiveringsinstallatie)
Context Beheersgebied Het beheersgebied van de veiligheidsregio Brabant-Noord valt binnen de beheersgebieden van de waterschappen Aa en Maas en De Dommel. Hiertoe beheert waterschap Aa en Maas zeven rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi’s). Gezamenlijk hebben de zeven rwzi's een ontwerpcapaciteit van 1.558.000 inwonerequivalenten. Daarnaast beheert het waterschap De Dommel 3 rwzi’s (nog binnen het beheersgebied van de veiligheidsregio Brabant-Noord). Onderstaand wordt een overzichtskaart getoond, waarin de locaties van de verschillende rwzi's van het waterschap Aa en Maas zijn aangegeven.
Figuur 8:
Het waterschap Aa en Maas heeft binnen het gebied van de veiligheidsregio Brabant-Noord 5 rwzi’s (waaronder 102 rioolgemalen en 389 km transportleiding) in beheer: rwzi Land van Cuijk; - rwzi ’s-Hertogenbosch; rwzi Oijen; - rwzi Vinkel; rwzi Dinther;
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 74
terug naar Samenvatting
Onderstaand wordt een overzichtskaart getoond, waarin de locaties van de verschillende rwzi's van het waterschap De Dommel zijn aangegeven.
Figuur 9:
Het waterschap De Dommel heeft binnen het gebied van de veiligheidsregio Brabant-Noord 3 rwzi’s (waaronder 12 rioolgemalen) in beheer: rwzi Haaren; rwzi Boxtel; rwzi St. Oedenrode;
Figuur 10: (foto) Rioolwaterzuiveringsinstallatie Land van Cuijk
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 75
terug naar Samenvatting
Actoren Het waterschap houdt zelf toezicht op de bedrijfsvoering van de rwzi’s en op de kwaliteit van het gezuiverde effluent. De medewerkers op de rwzi hebben de verantwoordelijkheid om maatregelen te treffen om een verstoring van het zuiveringsproces zo spoedig mogelijk op te heffen.
Oorzaak Er zijn verschillende aspecten die invloed hebben op de continuïteit van het zuiveringspoces. Dit kan zowel voorzienbare als onvoorzienbare oorzaken hebben, waaronder vandalisme, terrorisme en technisch of menselijk falen.
Risicobronnen en kwetsbaarheden Risicobronnen zijn de locaties van de rwzi’s waar het afvalwater gezuiverd wordt tot betrouwbaar effluentwater en het ondergronds transport van afvalwater vanuit de rioolgemalen. In de regio Brabant-Noord zijn er in totaal 10 rwzi’s. Een falen van of bij een van deze rwzi’s is door redundantie in het systeem klein, maar als het gebeurt dan ontstaat een grootschalig milieuprobleem (a.g.v. overstorten van ongezuiverd afvalwater op oppervlaktewateren). Falen van het ondergronds transport van afvalwater (veelal persleidingen) kan leiden tot het vrijkomen van afvalwater op terreinen en oppervlaktewateren.
Scenariobeschrijving Voor de scenariobeschrijving wordt een scenario met uitval van het zuiveringsproces van een willekeurige rwzi van 8 uur tot 6 dagen13 geselecteerd. Vanaf 8 uur is er sprake van een (behoorlijke) verontreinigingimpact op de mens, dier, flora en fauna, vanaf 24 uur is er sprake van dreiging voor de volksgezondheid. Als een uitval van rwzi plaatsvindt, kan de melding zowel bij het waterschap als bij de gemeenschappelijke meldkamer (GMC) gedaan worden. Onderlinge communicatie hierbij is noodzakelijk. De procedure hiervoor loopt via de gemeenschappelijke meldkamer en is bij beide partners bekend. Deze omvat de alarmering, de informatie m.b.t. de omvang van het getroffen gebied en de oorzaak evenals de verwachte hersteltermijn.
Impactanalyse De gevolgen van het scenario uitval drinkwatervoorziening zijn: 1. 2. 3.
criterium 2.3 ‘lichamelijk lijden (geen of beperkte afvoer van huishoudelijk afvalwater)’, criterium 3.1 ‘kosten’ criterium 4.1 “langdurige aantasting van het milieu en natuur (flora en fauna)
13
In de Veiligheidsregio Brabant‐Noord is sprake van een langdurige uitval bij een tijdsduur vanaf 8 uur omdat dan sprake is van
een verstoring of incident dat behoorlijke gevolgen heeft op de maatschappij. Dit in tegenstelling tot de landelijke indicatoren die bij de impactanalyse gehanteerd worden, te weten vanaf 2 dagen.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 76
terug naar Samenvatting
4. 5. 6.
criterium 5.1 ‘verstoring dagelijks leven’ criterium 5.2 ‘aantasting positie lokale en regionale openbaar bestuur’ criterium 5.3 ‘sociaal psychologische impact en de M-factor’
Criterium 2.3 ‘lichamelijk lijden (geen of beperkte afvoer van huishoudelijk afvalwater)’ Impactscore: D (zeer ernstig gevolg, van 24 uur tot 6 dagen en > 40.000 personen) Bij een uitval van drinkwatervoorziening langer dan 24 uur is sprake van dreiging voor de volksgezondheid maar ook voor de aanwezige diersoorten in de oppervlaktewateren. De rioolstelsels zullen vol raken waardoor overstorten van ongezuiverd afvalwater in het nabijgelegen oppervlaktewater zullen plaatsvinden. Deze oppervlaktewateren zijn veelal aanwezig in het stedelijk gebied of daar buiten. Criterium 3.1 ‘kosten’ Impactscore: A – C (beperkt tot ernstig gevolg, tussen 2 miljoen en 200 miljoen) Bij een uitval van een rwzi is er vooral sprake van: de directe en indirecte bedrijfsschade (productieverlies etc.) gezondheidsschade materiële schade (procesindustrie) bestrijdings- en herstelkosten(diverse opruimacties etc.) De schade kan naar schatting oplopen tot enkele tientallen miljoenen euro’s: A – C (in extreme gevallen). criterium 4.1 “langdurige aantasting van het milieu en natuur (flora en fauna) Impactscore: B-C (lokaal 4-40 km2 tot gemeentelijk 40-400 km2) Als gevolg van het overstorten van ongezuiverd rioolwater op de nabijgelegen oppervlaktewateren zal een aantasting van het milieu plaatsvinden. Criterium 5.1 ‘verstoring dagelijks leven’ Impactscore: B – C (aanzienlijk tot ernstig gevolg, 1 dag tot 1 week en >40.000 inwoners) Onder verstoring dagelijks leven wordt verstaan de aantasting van de vrijheid zich te verplaatsen en samen te komen op publieke plaatsen en openbare ruimten. Hierdoor wordt deelname aan het normale maatschappelijk verkeer belemmerd. Denk hierbij aan scholen, werk, sporten en gezondheidszorg. De uitval drinkwater is bij het criterium 2.3 ‘lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)’ gedefinieerd als uitval vanaf 8 uur – 6 dagen en > 40.000 inwoners. De verstoring van het dagelijks leven is op dezelfde wijze gescoord, waarbij de inschatting is dat het aantal getroffenen ook kleiner kan zijn, omdat deelname aan het maatschappelijk verkeer op dat moment niet voor iedereen noodzakelijk is.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 77
terug naar Samenvatting
Criterium 5.2 ’aantasting positie lokale en regionale openbaar bestuur’ Impactscore: A – C (beperkt tot aanzienlijk gevolg, 2 uit 6 indicatoren) Van de 6 gegeven indicatoren (zie voor toelichting bijlage ‘Impactanalyse’) is met name de openbare orde en veiligheid bedreigd, maar dit is tevoren gescoord bij fysieke veiligheid en bij de verstoring dagelijks leven. Met de uitval van het zuiveringsproces wordt het financiële stelsel in meer of mindere mate aangetast. Ook is de wijze van het optreden van het openbaar bestuur bij uitval drinkwatervoorziening van belang voor het vertrouwen in het bestuur en de bestuurder. Dit kan echter positief als negatief uitpakken. Criterium 5.3 ‘sociaalpsychologische impact en de M-factor’ Impactscore: B (aanzienlijk gevolg, 1 significante categorie bij een gemiddelde eindgradatie) Bij het scenario uitval rwzi is één categorie van toepassing, te weten: het verwachtingspatroon rond het incident. Bij de getroffenen zal sprake zijn van een gevoelde verwijtbaarheid van relevante bedrijven en de overheid alsook het verlies van vertrouwen in hen.
Waarschijnlijkheidsanalyse De uitval van een complete rwzi is onwaarschijnlijk. Een aantal onderdelen van het zuiveringsproces kunnen uitvallen als gevolg van technisch- of menselijk falen. Uit de risicoinventarisaties is gebleken dat de duur van de uitval door dit falen tot het minimum beperkt kan worden. De oorzaak van een volledige uitval wordt hoofdzakelijk door een eventuele stroomuitval van het hoogspanningsnet veroorzaakt.
Score waarschijnlijkheid
B: Onwaarschijnlijk
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 78
terug naar Samenvatting
10 (4.4)
Thema Crisistype Incidenttypen
Vitale infrastructuur Verstoring telecommunicatie en ICT Grootschalige verstoring telecommunicatie en ICT
Context Telecommunicatie en Informatie- en Communicatie Technologie nemen een steeds grotere plaats in het dagelijkse leven in. Deze sector betreft een breed scala aan diensten, processen en infrastructuren. De toegankelijkheid en kwaliteit van deze sector is voor zowel burger, overheid als bedrijfsleven van belang. Daarnaast dient telecommunicatie/ICT betrouwbaar en beschikbaar te zijn en veilig gebruikt te kunnen worden. Daarbij geldt tevens dat netwerken en diensten zich niet beperken tot nationaal gebruik. Uit gehouden onderzoeken en kwetsbaarheidanalyses14 is gebleken dat veel diensten, processen en onderliggende infrastructuren in hoge mate afhankelijk zijn van de vitale sectoren ‘Energie’ en ‘Keren en beheren van oppervlaktewater’. Uitval of verstoring van deze vitale diensten kan een grote bedreiging vormen ongeacht de oorzaak die daaraan ten grondslag ligt. Daarnaast is gebleken dat bewust menselijk handelen, technisch falen en natuurrampen een belangrijke impact kunnen hebben op de sector telecommunicatie/ICT. Door het Ministerie van Economische Zaken zijn binnen de (vitale) sector telecommunicatie / ICT een 7-tal vitale producten/diensten gedefinieerd. Tabel 14 toont deze producten/diensten. Tabel 14 Nr.
Product/dienst
1
Vaste telecommunicatievoorziening
2
Mobiele telecommunicatievoorziening
3
Radiocommunicatie en navigatie
4
Satellietcommunicatie
5
Omroep
6
Internettoegang
7
Post- en koeriersdiensten
Een eerste inschatting leert dat uitval van met name de producten/diensten 1, 2 en 3 relatief de grootste invloed zullen hebben. Tabel 2 toont de mogelijke directe gevolgen van uitval van deze diensten. Tabel 15 Nr.
Uitval product/dienst
Mogelijk gevolg
1
Vaste en mobiele
•
Sociale onrust als gevolg van ontwrichting elektronisch betalingsverkeer
telecommunicatievoorziening
•
Bereikbaarheid alarmcentrale
•
Doormeldingen objecten
•
Ontwrichting onderlinge communicatie hulpdiensten
2
Radiocommunicatie en navigatie (C2000)
14
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Rapport bescherming vitale infrastructuur (2005)
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 79
terug naar Samenvatting
Deze scenario-uitwerking richt zich op het scenario’s: ‘Uitval vaste telecommunicatievoorziening’ en ‘Uitval mobiele telecommunicatievoorziening’. Vanwege de vergelijkbaarheid van beide scenario’s worden deze binnen deze scenario-uitwerking als 1 scenario uitgewerkt. Dit scenario wordt aangehaald als ‘Uitval telecommunicatievoorziening’. Door de gebruiksintensiteit van mobiele telecommunicatie zal de impact van uitval van deze voorziening vergelijkbaar zijn met die van de uitval van vaste de telecommunicatievoorziening. Hoewel er bij mobiele telecommunicatie sprake is van meerdere aanbieders zal ook de uitvalwaarschijnlijkheid van deze voorziening vergelijk zijn met die van de vaste telecommunicatievoorziening. De reden hiervan is het feit dat er op de mobiele telecommunicatiemarkt sprake is van een beperkt aantal aanbieders met een groot marktaandeel.
Oorzaak Er zijn verschillende aspecten die invloed hebben op de continuïteit van zowel de vaste als de mobiele telecommunicatievoorziening.. Het kan hierbij gaan om zowel voorzienbare als onvoorzienbare oorzaken. Te denken valt aan vandalisme, terrorisme en technisch of menselijk falen. Bij de waarschijnlijkheidsanalyse wordt hier dieper op ingegaan.
Risicobronnen en kwetsbaarheden De meest kwetsbare bronnen, als het gaat om grootschalige uitval telecommunicatievoorziening, zijn de datacenters en de POPs15 van het vaste telecommunicatienetwerk. De datacenters en de POPs vormen het hart van de ‘roosstructuur’ die de infrastructuur van de vaste telecommunicatie kenmerkt. Bij uitval van deze datacenters of POPs wordt niet alleen de vaste telecommunicatie geraakt, ook de mobiele telecommunicatie wordt geraakt omdat vrijwel alle aanbieders gebruik maken van het vaste net. Er is dus sprake van afhankelijkheid. Het ligt niet in de lijn der verwachtingen dat de datacenters en POPs uitvallen als gevolg van een stroomstoring. Dit komt omdat deze zonder uitzondering voorzien zijn van noodstroomaggregaten welke, bij voldoende aanvoer van brandstof, de stroomvoorziening voor onbepaalde tijd kan verzorgen. Bij de uitwerking van dit scenario wordt dus uitgegaan van een andere uitvalsoorzaak.
Scenariobeschrijving Bij de uitwerking van het scenario ‘uitval telecommunicatievoorziening’ wordt alleen ingegaan op de gevolgen die direct voortvloeien uit het optreden van het scenario. Daar waar het optreden van dit scenario een verergerende werking heeft op een reeds optredend scenario, worden de gevolgen van dit bronscenario niet meegenomen. Deze gevolgen worden bij de behandeling van de respectievelijke bronscenario’s behandeld.
15
POP: Point Of Presence; locatie van een (lange afstand) telefooncentrale die een lokaal telefoonnetwerk bedient
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 80
terug naar Samenvatting
Tevens worden de impactscores per criterium bepaald op basis van de meer-effecten van het scenario. Dat deel van de effecten dat zonder het optreden van het scenario ook zou bestaan wordt niet meegenomen in de scenario-uitwerking. Bij de uitwerking van het scenario ‘uitval telecommunicatievoorziening’ wordt uitgegaan van een uitval van het vaste telefoonnet voor de duur van 4816 uur in de gehele regio BrabantNoord. Het valt te verwachten dat dichtbevolkt stedelijk gebied meer hinder van dit scenario ondervindt dan minder dichtbevolkt landelijk gebied. Omdat de netwerken gebruikt worden voor zowel dataverkeer als telefonie is het incident direct in de gehele regio merkbaar. Bedrijven en burgers zitten zonder internet en telefoon. De netwerken van sommige providers functioneren nog. Echter, ze zijn slechts beperkt bruikbaar, doordat de netwerken eilanden vormen: binnen het netwerk is communicatie mogelijk, maar voor diensten als internet is ook het oude netwerk afhankelijk van het IPnetwerk dat de backbone verzorgt. Omdat betalingsverkeer niet meer mogelijk is sluiten winkels hun deuren hetgeen tot veel economische schade lijdt. Veel organisaties in de regio zijn afhankelijk van het IP-netwerk en moeten hun werkzaamheden daarom noodgedwongen staken. Telefonie is niet beschikbaar, waardoor de communicatie bemoeilijkt wordt. Er ontstaat hierdoor onrust onder de bevolking. De mensen weten niet meer waar ze aan toe zijn. De meest serieuze effecten van deze uitval zijn dat binnen het uitvalsgebied: a. de meldkamer van de hulpdiensten niet meer via de betreffende telecommunicatievoorziening bereikbaar is. Meldingen van incidenten kunnen niet meer via de betreffende telecommunicatievoorziening gedaan worden. De politie surveilleert extra om ongelukken en ongeregeldheden zelf te vinden. In kritieke situaties duurt het echter veel langer voor de benodigde hulp ter plaatse is. b. het elektronisch betalingsverkeer ontwricht zal worden. Elektronisch betalingsverkeer is niet meer mogelijk. Met name tijdens winkeltijden leidt dit tot grote economische schade en mogelijk tot sociale onrust (diefstal, opstootjes); c. objecten met een automatische meldinstallatie (inbraak, brand) geen contact met de meldkamer kunnen leggen. Wanneer objecten met een meldinstallatie tijdens een storing getroffen worden door brand of braak kan er geen automatische melding naar de meldkamer meer plaatsvinden. De politie surveilleert extra om met name belangrijke of risicovolle objecten extra in de gaten te houden. Bij het optreden van het scenario zullen alle hierboven geschetste effecten optreden. Daarom wordt er wordt er voor alle effecten samen 1 impactscoring opgesteld. De hoogst scorende impact wordt vermeld.
Impactanalyse De gevolgen van het scenario ‘uitval telecommunicatievoorziening’ 5. criterium 2.1 ‘doden’ 6. criterium 2.2 ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’ 7. criterium 3.1 ‘kosten’ 8. criterium 4.1 ‘langdurige aantasting van milieu en natuur (flora en fauna)’ 16
bron: Leidraad Maatramp, versie 1.3; Uitval nutsvoorzieningen
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 81
terug naar Samenvatting
9. 10. 11. 12.
criterium criterium criterium criterium
5.1 5.2 5.3 6.1
‘verstoring van het dagelijks leven’ ’aantasting van de lokale en regionale positie van het bestuur’ ‘sociaalpsychologische impact en de M-factor' ‘aantasting cultureel erfgoed’
Criterium 2.1 ‘doden’ Impactscore B (aanzienlijk gevolg): Deze score is gebaseerd op een levensbedreigend incident in een object met niet of verminderd zelfredzame personen zonder toezicht. Wanneer de automatische meldinstallatie geen doormelding aan de meldkamer kan doen zullen de hulpdiensten in geval van een incident (te) laat gealarmeerd worden. Dodentallen van 2 tot 4 als direct gevolg van de late melding zijn denkbaar. Criterium 2.2 ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’ Impactscore B (aanzienlijk gevolg): Voor de verklaring wordt verwezen naar criterium 2.1. Hierbij wordt de kanttekening gemaakt dat het hier voornamelijk zal gaan om mensen die gedurende langere tijd beperkingen ondervinden als gevolg van het niet direct krijgen van de benodigde medische hulp. Aantallen 2 tot 4 zijn aannemelijk. Criterium 3.1 ‘kosten’ Impactscore B (aanzienlijk gevolg): Met name op drukke winkeldagen zal ontwrichting van het elektronisch betalingsverkeer tot aanzienlijke economische schade leiden. Primair door gederfde inkomsten. Secundair als gevolg van schade door het ontstaan van sociale onrust en massale opstootjes. Een schadepost van maximaal 20 miljoen euro lijkt reëel. Criterium 4.1 ‘langdurige aantasting van milieu en natuur (flora en fauna)’ Impactscore C (ernstig gevolg): Een tijdige alarmering van de hulpdiensten is van groot belang om een optredend incident beheersbaar te houden. Dit geldt in het algemeen, maar bij natuurbranden in het bijzonder. Wanneer door het niet bereikbaar zijn van de alarmcentrale een natuurbrand in het beginstadium niet gemeld kan worden zal deze zich razendsnel ontwikkelen. Ervaringen met natuurbranden leren dat het op deze wijze verloren gaan van 350 ha natuurgebied geen uitzondering is. Wanneer er dan ook nog sprake is van een Natura 2000 gebied (b.v. Loonse en Drunense Duinen) is impactscore C gerechtvaardigd.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 82
terug naar Samenvatting
Criterium 5.1 ‘verstoring van het dagelijks leven’ Impactscore C (ernstig gevolg): De fysieke en economische consequenties van een mogelijke ontwrichting van het elektronische betalingsverkeer zijn toegeschreven aan de criteria 2.2. en 3.1. De verstoring van het dagelijks leven ligt in het feit dat noodzakelijk inkopen niet gedaan kunnen worden wegens winkelsluitingen. De score is met 1 klasse verlaagd omdat er waarschijnlijk uitwijkmogelijkheden (ten aanzien van de aankooplocatie of betalingswijze) zijn. Criterium 5.2 ’aantasting van de lokale en regionale positie van het bestuur’ Impactscore A (beperkt gevolg): Op basis van de indicator ‘winkelsluiting’ voor de duur van 2 dagen is gekozen voor deze impactscore. Analoog aan criterium 5.1 zou er met 1 categorie verlaagd moeten worden; dit is met categorie A niet mogelijk. Criterium 5.3 ‘sociaalpsychologische impact en de M-factor' Impactscore C-D (ernstig tot zeer gevolg): Door het uitvallen van telecommunicatievoorzieningen ontstaat er onrust onder bevolking. Dit wordt verergerd wanneer de oorzaak van de uitval niet bekend is of wanneer er sprake is van opzettelijk menselijk handelen. Door de duur van de uitval en de gevolgen hiervan neemt de mate van gevoelde verwijtbaarheid en tekortschieten ten opzichte van de overheid en de betrokken bedrijven toe. Daarnaast neemt door het late optreden het vertrouwen in de hulpdiensten af.
Waarschijnlijkheidsanalyse Uit de recente geschiedenis zijn een paar gevallen van langdurige en grootschalige uitval van telecommunicatievoorzieningen bekend. Ook in de regio Brabant-Noord (Vodafone, 2009) en Zeeland (2006). Kijkend naar de toekomst is de verwachting dat met name de mobiele telecommunicatievoorzieningen vaker uit zullen vallen. Oorzaak hiervan is overbelasting van de netwerken als gevolg van het al maar toenemende gebruik van de mobiele netwerken. Niet alleen voor spraakverkeer, maar ook voor dataverkeer. Een verdere oorzaak is gelegen in de instabiliteit van de netwerken. Om de toenemende belasting van de netwerken het hoofd te bieden gaan providers steeds sneller over tot het implementeren van innovaties. Deze innovaties blijken vaak onvoldoende uitgerijpt te zijn.
Score waarschijnlijkheid
D: Waarschijnlijk
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 83
terug naar Samenvatting
11
(5.1)
Thema Crisistype Incidenttypen
Verkeer en vervoer Luchtvaartincidenten Incident in stedelijk gebied (worst case)
Context Actoren -
-
De Vliegbasis Volkel ondersteunt militaire operaties, humanitaire missies en speciale opdrachten in vredes-, crisis en oorlogstijd door inzet van jachtvliegtuigen waar dan ook ter wereld en wanneer dit wordt verlangd. De Vliegbasis Volkel maakt ter ondersteuning van haar opdrachten gebruik van luchttransport en stelt het platform beschikbaar als uitwijklocatie voor Eindhoven; De Vliegbasis Eindhoven (militair deel) ondersteunt militaire operaties, humanitaire missies en speciale opdrachten in vredes-, crisis en oorlogstijd door inzet van luchttransport waar dan ook ter wereld en wanneer dit wordt verlangd. De Vliegbasis Eindhoven levert luchttransport, airrefuelling capaciteit en stelt het platform beschikbaar voor medegebruik; Het civiele medegebruik wordt uitgevoerd door Eindhoven Airport N.V. en biedt ruimte aan vliegtuigmaatschappijen voor het uitvoeren van charters, lijndiensten en general aviation van dit vliegveld;
Scenario In de scenariobeschrijving luchtvaartincidenten (worst case) wordt uitgegaan van het volgende scenario: in een stedelijk gebied in de regio. De actoren zijn: Defensie (militaire vliegbasis) Het bestuur / de besturen van het grondgebied waar het ongeval plaatsvindt.
Oorzaak In vergelijking met andere vervoersmodaliteiten is het aantal luchtvaartongevallen zeer laag. Toch komen ook in Nederland vliegtuigongevallen voor. Sinds vele jaren wordt op (inter-) nationale schaal veel aandacht besteed aan de verbetering van de veiligheid. De veiligheid in de beroeps- en recreatieve luchtvaart is daardoor hoog, zeker in industrieel ontwikkelde landen. Hoewel de kans op een ongeval per vliegbeweging in West-Europa laag is, neemt het aantal vliegbewegingen over de jaren wel toe. Ook dat gegeven maakt de continue aandacht voor de veiligheid noodzakelijk. Het scenario richt zich hierbij op een ongeval in een dichtstedelijk gebied met een passagiers/ cargoluchtvaartuig met meer dan 20 personen aan boord. Gekozen is om dit scenario toe te voegen omdat het voorstelbaar is en rekening gehouden moet worden met het voorvallen van dit scenario. Het type luchtvaarttuig is gekozen omdat in het rampenbestrijdingsplan vliegbasis Volkel, dit als een grootvliegtuigongeval wordt aangemerkt. Enkele voorbeelden uit de recente geschiedenis zijn de crash van El Al in de Bijlmer (1992), waarbij 43 geregistreerde doden vielen en 100 appartementen werden getroffen. Een ander incident is de crash van een F-16 in de wijk Hasseler Es in Hengelo in hetzelfde jaar.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 84
terug naar Samenvatting
Risicobronnen en kwetsbaarheden -
Brongebied: dit gebied wordt bepaald door de leider COPI; Effectgebied: dit gebied wordt bepaald door de Operationeel leider in het OT.
Scenariobeschrijving Hierbij wordt uitgegaan van een vliegtuig dat neerstort in een stedelijk gebied. Het niveau van de eerste opschaling en inzet van eenheden is afhankelijk van de eerste meldingen bij de Gemeenschappelijke Meldkamer. In de vastgestelde GRIP-procedure staat benoemd wie tot opschaling bevoegd is.
Impactanalyse De gevolgen van het scenario luchtvaartincidenten zijn: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Criterium Criterium Criterium Criterium Criterium Criterium Criterium
2.1 2.2 2.3 3.1 5.1 5.2 5.3
‘doden’ ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’ ‘lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)’, ‘kosten’ ‘verstoring van het dagelijks leven ‘aantasting van de lokale en regionale positie van het bestuur’ ‘sociaalpsychologische impact en de M-factor’.
Criterium 2.1 ‘doden’ Impactscore direct overlijden (binnen 1 jaar): E (catastrofaal gevolg, > 400 personen) Impactscore vervroegd overlijden (van 1-20 jaar): C hoog (ernstig gevolg, 40 tot 160 personen) Bij een crash van een(passagiers-)luchtvaarttuig is niet uit te sluiten dat alle personen zullen overlijden. Daarnaast is niet uit te sluiten dat bewoners / passanten in het betreffende stedelijk gebied kunnen overlijden. Eventuele overlevenden (uitgangspunt 40 tot 160 personen) kunnen ernstig gewond raken en mogelijk ten gevolge van dit letsel alsnog overlijden. Criterium 2.2 ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’ Impactscore: C hoog - D (ernstig gevolg tot zeer ernstig gevolg, (16 tot 40 personen - 40 tot 160 personen) Voor toelichting zie criterium 2.1
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 85
terug naar Samenvatting
Criterium 2.3 ‘lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften’ Impactscore:
D (ernstig gevolg, van 1 tot 4 weken en <40.000 getroffenen)
Een luchtvaartincident kan (in bepaalde mate) gevolgen hebben voor de beschikbaarheid van primaire levensbehoeften, te denken valt aan een tekort aan warmte, voedsel en drinkwater. Criterium 3.1 ‘kosten’ Impactscore: A – C (beperkt tot ernstig gevolg, tussen 2 miljoen en 200 miljoen) Bij een luchtvaartongeval op of nabij het luchtvaartterrein kan sprake zijn van financiële schade. Te weten het luchtvaarttuig, de infrastructuur van en/of nabij het luchtvaartterrein, maar ook gezondheidsschade en bestrijdings- en herstelkosten. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld: Materiële schade aan gebouwen en inventaris; Gezondheidsschade, zoals kosten van uitkeringen bij overlijden, kosten bij ziekenhuisopname en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. De schade kan naar schatting oplopen tot enkele tientallen miljoenen euro’s: A – C (in extreme gevallen). Criterium 5.1 ‘verstoring van het dagelijks leven’ Impactscore: D (aantal: < 4.000 getroffenen met een tijdsduur van 1 maand of langer) Onder verstoring dagelijks leven wordt verstaan de aantasting van de vrijheid zich te verplaatsen en samen te komen op publieke plaatsen en openbare ruimten. Hierdoor wordt deelname aan het normale maatschappelijk verkeer belemmerd. Dit geldt voor beide scenario’s. De verstoring van het dagelijkse leven is hierbij sterk afhankelijk van de plaats van het incident. Criterium 5.2 ‘Aantasting van de lokale en regionale positie van het bestuur’ Impactscore: E (catastrofaal gevolg, 1 of meer jaren en maximaal 3 uit 6 indicatoren) De drie indicatoren die een rol spelen zijn: • aantasting van het functioneren van de politieke vertegenwoordiging; • aantasting van het functioneren van het openbaar bestuur; • aantasting van de openbare orde en veiligheid. De verwachting is dat de aantasting van het bestuur een of meerdere jaren kan duren. Met name als er onderzoeken c.q. onderzoekscommissies aan te pas komen. Criterium 5.3 ‘sociaal psychologische impact en de M-factor’ Impactscore: E (hoge eindgradatie met drie significante categorieën)
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 86
terug naar Samenvatting
Bij een crash van een luchtvaarttuig in stedelijk gebied zijn drie categorieën van toepassing, te weten: De perceptie van het incident; Het verwachtingspatroon rond het incident; Het handelingsperspectief voor getroffenen bij het incident. Bij dit scenario speelt ook de onbekendheid met de aard of de oorzaak van het risico mee, zowel bij de getroffenen als de rest van de bevolking. Ook de verwijtbaarheid van overheidsinstanties kan aanwezig zijn. Bovendien speelt de mate van onbekendheid en/of onervarenheid met mogelijke vormen van zelfredzaamheid ook mee.
Waarschijnlijkheidsanalyse 17 De kans dat een passagiersvliegtuig neerstort ligt tegenwoordig ruim beneden één op de miljoen vluchten. Voor vrachtvluchten ligt die kans zo´n zeven maal hoger. De kans van optreden in de komende vijf jaren kan worden bepaald aan de hand van het aantal vluchten. De waarschijnlijkheid of de kans op een luchtvaartincident als gevolg van een moedwillige actie is afhankelijk van meerdere factoren. Statistieken geven aan dat slechts weinig vliegtuigincidenten een gevolg zijn van een moedwillige actie. De waarschijnlijkheid op een dergelijk incident is met andere woorden voorstelbaar maar wordt toch onwaarschijnlijk geacht. De waarschijnlijkheid op een luchtvaartincident van een niet moedwillige actie kan bepaald worden aan de hand van het aantal meldingen van een (verwacht) incident luchtvaartongevallen in deze regio.
Score waarschijnlijkheid Worst case scenario
17
A: Zeer onwaarschijnlijk
Landelijk opgesteld voorbeeldscenario Luchtvaartongevallen door de landelijke projectgroep
‘Handreiking Regionaal Risicoprofiel’.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 87
terug naar Samenvatting
12
(5.2)
Thema Crisistype Incidenttypen
Verkeer en vervoer Luchtvaartincidenten Incident bij start of landing op of om een luchtvaartterrein (reëel)
Context Actoren De Vliegbasis Volkel ondersteunt militaire operaties, humanitaire missies en speciale opdrachten in vredes-, crisis en oorlogstijd door inzet van jachtvliegtuigen waar dan ook ter wereld en wanneer dit wordt verlangd. De Vliegbasis Volkel maakt ter ondersteuning van haar opdrachten gebruik van luchttransport en stelt het platform beschikbaar als uitwijklocatie voor de vliegbasis Eindhoven;
Scenario In de scenariobeschrijving luchtvaartincidenten wordt uitgegaan van het volgende scenario: op Vliegbasis Volkel of in de ‘onmiddellijke omgeving’ van deze basis (t.w. een gebied van 1000 m voor en achter de banen en max. 150 m links/rechts uit de as van de banen, het zogenaamd Crash-Alfa gebied). Volgens het Besluit Luchtvaartterreinen gelden binnen deze zone dezelfde afspraken voor incidentbestrijding als op luchtvaartterreinen. De actoren zijn: - Defensie (militaire vliegbasis) - Bestuur/besturen van het grondgebied waar het ongeval plaatsvindt
Oorzaak Militaire luchtvaart kent meerdere verschijningsvormen. Jachtvliegtuigen en transport van personeel en materieel. In vergelijking met andere vervoersmodaliteiten is het aantal luchtvaartongevallen zeer laag. Toch komen ook in Nederland vliegtuigongevallen voor. Sinds vele jaren wordt binnen de militaire luchtvaart op grote schaal veel aandacht besteed aan de verbetering van de veiligheid. De veiligheid in de militaire luchtvaart is daardoor zeer hoog, zeker omdat het militaire vliegen een geheel andere discipline is dan civiele luchtvaart. Hoewel de kans op een ongeval per vliegbeweging laag is en de militaire luchtvaart meer en meer in het buitenland vliegt in het kader van het exporteren van geluid, neemt het aantal vliegbewegingen over de jaren wel toe. Ook dat gegeven maakt de continue aandacht voor de veiligheid noodzakelijk. Voor incidenten op een vliegbasis (luchtvaartterrein) is landelijk een (concept) Leidraad Crisisbestrijding Luchtvaartterreinen opgesteld. In deze Leidraad is in het algemeen gekozen om de voorbereiding van veiligheidsregio’s te richten op drie incidenttypen: 1. Crash (passagiers-)luchtvaartuig 2. Kaping/gijzeling 3. Besmettelijke infectieziekte aan boord van luchtvaartuig en vervoer van patiënten met infectieziekten In dit scenario wordt uitgegaan van een luchtvaartongeval met een (passagiers)luchtvaartuig met meer dan 3 personen aan boord. Dit naar aanleiding van het rampenbestrijdingsplan Volkel.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 88
terug naar Samenvatting
Er is gekozen voor het incidenttype “crash (passagiers-)luchtvaartuig” omdat de impact bij dit incidenttype op velerlei terreinen het grootst is.
Risicobronnen en kwetsbaarheden Er is landelijk geen lijst van kwetsbare bestemmingen specifiek voor luchtvaartterreinen beschikbaar. Het luchthaventerrein zelf is de belangrijkste risicobron / kwetsbaarheid. Ook rondom de luchthaven kan een ongeval plaatsvinden. • Brongebied: het terrein van Vliegbasis Volkel en het Crash-Alfa gebied. Het Crash-Alfa gebied staat beschreven in het Rampbestrijdingsplan Vliegbasis Volkel • Effectgebied: In de milieuvergunning wordt de omgeving in relatie tot veiligheid bepaald door de risicocontour (PR:10-6 p.j. ISO risicolijn). Daarbinnen is géén nieuwe woonbebouwing toegestaan.
Scenariobeschrijving Luchtvaartterreinen en de onmiddellijke omgeving worden op grond van het brandrisico ingedeeld in 9 klassen. De brandrisicoklasse van het luchtvaartterrein is gebaseerd op de hoogste brandrisicoklasse van de toestellen18 die gedurende de drie opeenvolgende drukste maanden van het jaar op het vliegveld stijgen en landen. Voor Vliegbasis Volkel geldt klasse 6 – 9. Dit betekent dat op dergelijke terreinen middelgrote en grote luchtvaartuigen (35-70 m) komen met grote aantallen passagiers (max. 500) en men zich moet voorbereiden op grote plasbranden (100-500 m2) en een schadegebied van 5.000 tot 30.000 m2. Voor incidenttype “crash luchtvaartuig” op Vliegbasis Volkel is een rampbestrijdingsplan opgesteld. In dit rampbestrijdingsplan staan onder meer de taken en verantwoordelijkheden van de afzonderlijke hulpverleningsdiensten en de Gemeenschappelijke Meldkamer beschreven. Het niveau van de 1e opschaling en inzet van eenheden heeft betrekking op de startinzet van de eerste melding vanuit Vliegbasis Volkel.
Impactanalyse De gevolgen van het scenario luchtvaartincidenten zijn: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
18
Criterium Criterium Criterium Criterium Criterium Criterium Criterium
2.1 2.2 2.3 3.1 5.1 5.2 5.3
‘doden’ ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’ ‘lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)’, ‘kosten’ ‘verstoring van het dagelijks leven ‘aantasting van de lokale en regionale positie van het bestuur’ ‘sociaalpsychologische impact en de M-factor’.
Het risico van toestellen is afhankelijk van de lengte en breedte van het luchtvaarttuig en de benodigde
bluscapaciteit voor dat luchtvaarttuig.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 89
terug naar Samenvatting
Criterium 2.1 ‘doden’ Impactscore direct overlijden (binnen 1 jaar): D (zeer ernstig gevolg, > 3 personen) Impactscore vervroegd overlijden (van 1-20 jaar): C (ernstig gevolg, > 3 personen) Bij een crash van een (passagiers-)luchtvaarttuig met meer dan 3 personen aan boord is niet uit te sluiten dat alle personen kunnen overlijden. Eventuele overlevenden kunnen ernstig gewond raken en mogelijk ten gevolge van dit letsel alsnog overlijden. Criterium 2.2 ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’ Impactscore:
C (ernstig gevolg, > 3 personen)
Voor toelichting zie criterium 2.1 Criterium 2.3 ‘lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften’ Impactscore: A (beperkt gevolg, van 2 tot 6 dagen en > 400 getroffenen) Criterium 3.1 ‘kosten’ Impactscore: A – C (beperkt tot ernstig gevolg, tussen 2 miljoen en 200 miljoen) Bij een luchtvaartongeval op of nabij het luchtvaartterrein kan sprake zijn van financiële schade. Te weten het luchtvaarttuig, de infrastructuur van en/of nabij het luchtvaartterrein, maar ook gezondheidsschade en bestrijdings- en herstelkosten. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld: • Materiële schade aan gebouwen en inventaris; • Gezondheidsschade, zoals kosten van uitkeringen bij overlijden, kosten bij ziekenhuisopname en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. De schade kan naar schatting oplopen tot enkele tientallen miljoenen euro’s: A – C (in extreme gevallen). Criterium 5.1 ‘verstoring van het dagelijks leven’ Impactscore: A (beperkt gevolg, < 400 getroffenen met een tijdsduur van 2 tot 6 dagen) Onder verstoring dagelijks leven wordt verstaan de aantasting van de vrijheid zich te verplaatsen en samen te komen op publieke plaatsen en openbare ruimten. Hierdoor wordt deelname aan het normale maatschappelijk verkeer belemmerd. Dit geldt voor beide scenario’s. De verstoring van het dagelijkse leven is hierbij sterk afhankelijk van de plaats van het incident. Criterium 5.2 ‘Aantasting van de lokale en regionale positie van het bestuur’ Impactscore: E (catastrofaal gevolg, 1 of meer jaren en maximaal 3 uit 6 indicatoren)
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 90
terug naar Samenvatting
De drie indicatoren die een rol spelen zijn: • aantasting van het functioneren van de politieke vertegenwoordiging; • aantasting van het functioneren van het openbaar bestuur; • aantasting van de openbare orde en veiligheid. De verwachting is dat de aantasting van het bestuur een of meerdere jaren kan duren. Met name als er onderzoeken c.q. onderzoekscommissies aan te pas komen. Criterium 5.3 ‘sociaal psychologische impact en de M-factor’ Impactscore: D (hoge eindgradatie met twee significante categorieën) Bij een crash (passagiers-)luchtvaarttuig op of nabij het luchtvaartterrein zijn twee categorieën van toepassing, te weten: Het verwachtingspatroon rond het incident; Het handelingsperspectief voor getroffenen bij het incident. De grootste impact zal bij de slachtoffers zijn, maar ook de bewoners in de directe omgeving, verwanten, nabestaanden en hulpverleners kunnen gedurende lange tijd met angsten/ofwoedegevoelens blijven zitten. De omvang van de sociaalpsychologische impact is o.a. afhankelijk van de omvang van de ordeverstoring, de angst bij buurtbewoners voor een herhaling op een luchtvaartincident en de gevoelde verwijtbaarheid van overheidsinstanties. Bij dit scenario speelt ook de onbekendheid met de aard of de oorzaak van het risico mee, zowel bij de getroffenen als de rest van de bevolking. Ook de verwijtbaarheid van overheidsinstanties kan aanwezig zijn. Bovendien speelt de mate van onbekendheid en/of onervarenheid met mogelijke vormen van zelfredzaamheid ook mee.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 91
terug naar Samenvatting
Waarschijnlijkheidsanalyse 19 De kans dat een passagiersvliegtuig neerstort ligt tegenwoordig ruim beneden één op de miljoen vluchten. Voor vrachtvluchten ligt die kans zo´n zeven maal hoger. De kans van optreden in de komende vijf jaren kan worden bepaald aan de hand van het aantal vluchten. De waarschijnlijkheid of de kans op een luchtvaartincident als gevolg van een moedwillige actie is afhankelijk van meerdere factoren. Statistieken geven aan dat slechts weinig vliegtuigincidenten een gevolg zijn van een moedwillige actie. De waarschijnlijkheid op een dergelijk incident is met andere woorden voorstelbaar maar wordt toch onwaarschijnlijk geacht. De waarschijnlijkheid op een luchtvaartincident van een niet moedwillige actie kan bepaald worden aan de hand van het aantal meldingen van een (verwacht) incident luchtvaartongevallen in de regio.
Score waarschijnlijkheid Reëel scenario
19
B: Onwaarschijnlijk
Landelijk opgesteld voorbeeldscenario Luchtvaartongevallen door de landelijke projectgroep
‘Handreiking Regionaal Risicoprofiel’.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 92
terug naar Samenvatting
13
(5.2)
Thema Crisistype Incidenttypen
Verkeer en vervoer Incidenten op of onder water Ongeval vervoer over water (de Maas)
Context Actoren De landelijke overheid is verantwoordelijk voor de waterwegen die van nationaal belang zijn. In de praktijk betekent dit, dat het rijk de Maas beheert. De overige regionale vaarwegen vallen onder de zorg van provincies, waterschappen en gemeenten. De grens tussen de regio’s Brabant-Noord, Gelderland-Zuid en Noord- en Midden-Limburg ligt in het midden van de Maas. Een incident begint of vindt plaats op het grondgebied van één van deze regio’s (bronregio). De schepen of verontreiniging kunnen zich van de ene naar de andere oever verplaatsen, en daarmee dus ook van de ene regio naar de andere. Het is daarom van groot belang om snel duidelijkheid te krijgen over de exacte incidentlocatie (welke regio is bronregio). Interregionale afspraak: Als aan beide oevers eenheden staan, wordt ter plaatse bepaald welke regio de operationele leiding op zich neemt. Dit besluit wordt genomen door de hoogst aanwezige functionaris van de brandweer. Incidenten op de lokale waterwegen, kanalen, ontgrondinggebieden en recreatieplassen zijn de verantwoordelijkheid van de lokale overheden
Oorzaak Op de Maas, de lokale waterwegen, kanalen, ontgrondinggebieden en recreatieplassen vinden diverse activiteiten plaats, waaronder pleziervaart, vervoer van passagiers en vervoer van goederen. Het aantal personen wat zich op de Maas bevindt varieert daardoor voortdurend. Bij een calamiteit op de Maas zal het aantal slachtoffers sterk afhankelijk zijn van het seizoen (pleziervaart) en de dag en nacht situatie. Door de verbinding tussen de Maas en de Waal (het Maas-Waal kanaal) is de Maas op te delen in twee gedeelten. Bij de gemeente Cuijk (kilometerraai 166) splitst de Maas zich in de Maas en het Maas-Waal kanaal. Op het eerste gedeelte van de Maas binnen de regio Brabant-Noord (kilometeraai 145 tot 166) vindt het grootste gedeelte van transport van goederen plaats. Een aanvaring of een brand op een van deze schepen met grote gevolgen is dan ook een realistisch scenario. Daarnaast zijn er diverse ontgrondinggebieden waar de beroepsvaart en recreatie door elkaar heen lopen. Calamiteiten zijn hierbij dan ook niet uitgesloten. In onderstaande tabel is het aantal passages weergegeven van zowel de beroepsvaart als de pleziervaart bij de verschillende sluisobjecten in de Maas en per sluis is aangegeven welke hoeveelheid stof daar op jaarbasis passeert (bron Rijkswaterstaat;). De pleziervaart is sterk afhankelijk van het seizoen. In de maanden mei tot en met september is de frequentie van het aantal passages hoger waarbij de maand augustus de hoogste frequentie heeft.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 93
terug naar Samenvatting
Tabel 16:
onbekend
vervoersverbod
geen kegel
3 kegels
2 kegels
ton
seinvoering
1 kegel
gewicht
totaal
jaar 2005 2006 2007 2008 2009
recreatievaart
aantal passages
beroepsvaart
telpunt
Sambeek
29.969
16.826
46.795
17.871.673
866.372
0
0 4.836.189
2.000
0
Weurt
36.149
5.160
41.309
20.427.879
651.052
0
88 4.870.634
4.038
0
Grave
15.098
11.881
26.979
7.106.865
220.034
0
0 1.757.846
0
0
Lith
16.605
15.724
32.329
7.397.324
217.754
0
0 2.094.343
100
0
Sambeek
29.462
12.379
41.841
18.812.723
894.093
2.800
0 5.816.888
15.550
2.600
Weurt
37.478
6.883
44.361
22.302.751
686.135
0
0 6.567.861
0
0
Grave
15.768
11.105
26.873
6.627.695
215.590
2.800
0 2.099.952
0
0
Lith
18.036
13.900
31.936
18.177.124
219.590
2.800
0 2.947.386
15.550
2.600
Sambeek
27.942
13.506
41.448
18.310.568 1.635.498
13.373
0
0
0
0
Weurt
38.908
4.539
43.447
24.541.913 1.378.296
13.373
0
0
0
0
Grave
18.780
13.531
32.311
0
0
0
0
0
Lith
19.916
14.481
34.397
Sambeek
25.968
12.087
38.055
25.582.068 1.260.734
8.653.442
312.865
9.256.288
317.347
0
0
0
0
0
17.720.007 1.423.350
5.096
0
0
0
0
Weurt
39.838
4.460
44.298
Grave
14.300
9.177
23.477
540
2
0
0
0
6.896.558
192.336
4.556
0
0
0
0
Lith
16.102
15.268
31.370
Sambeek
27.052
11.232
38.284
7.446.259
192.336
4.556
0
0
0
0
16.856.717 1.532.614
0
0
0
0
0
20.159.552 1.176.453
Weurt
33.616
5.554
39.170
0
0
0
0
0
Grave
14.778
11.284
26.062
7.523.564
387.293
0
0
0
0
0
Lith
16.358
18.581
34.939
7.929.380
385.993
0
0
0
0
0
1 kegel : brandbare stoffen
Tabel 17: bron Rijkswaterstaat
2 kegels : giftige en bijtende stoffen 3 kegels : explosief
Risicobronnen en kwetsbaarheden In de regio Brabant-Noord zijn er een aantal woonkernen die direct verbonden zijn met de Maas of de lokale waterwegen, kanalen, ontgrondinggebieden en recreatieplassen. Hierdoor kunnen bij calamiteiten op het water woonkernen direct bedreigd worden.
Scenariobeschrijving Voor het vervoer over de maas is een regionaal coördinatieplan vastgesteld. In dit plan gaat men uit van de onderstaande scenario’s:
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 94
terug naar Samenvatting
(sub-)Scenario: Ongeval op water Het uitgangspunt voor een ongeval op water is een incident met een hospitaalschip. Aanvaring, brand, vastlopen en gedeeltelijk zinken behoren tot de mogelijke scenario’s. Kenmerkend voor de problematiek is de bereikbaarheid van het incident, de beperkte redmogelijkheden van de operationele diensten en de beperkte zelfredzaamheid van de passagiers op hospitaalschepen. (sub-)Scenario: Ongeval met brandbare / explosieve stof Het uitgangspunt voor een ongeval met een brandbare / explosieve stof is een aanvaring van een binnenschip waarbij een brandbare vloeistof uit het schip ontsnapt. De brandbare vloeistof zit in ladingtanks, die zijn begrensd tot 380 m3. (sub-)Scenario: Ongeval met giftige stof in open lucht Het uitgangspunt voor een ongeval met een giftige stof in de open lucht is een dispersie van een giftige wolk (verspreiding van een giftige stof in de lucht onder invloed van de wind). De stof die in of op het water terecht komt zal een toxische wolk veroorzaken.Het ontsnappen van de totale inhoud van een binnenvaartschip (300 m3, 180.000 kg) instantaan is zeer onrealistisch (kans < 10-6) en wordt daarom niet behandeld. (sub-)Scenario: Bedreiging volksgezondheid Verontreiniging van het oppervlaktewater (aquatoxische verontreiniging) kan verschillende oorzaken hebben. Ladingverlies, uitstroom, uitstoot, lozingen en morsen van een stof kan plaatsvinden door ongevallen op het water, vanaf kades, viaducten en bruggen. Daarnaast kan de oorzaak liggen in het illegaal lozen en/of uitstoten van een stof door bedrijven of particulieren langs of op het water.
Impactanalyse De gevolgen van het scenario incident vervoer over het water zijn: 1. 2. 3. 4.
Criterium Criterium Criterium Criterium
2.1 2.2 3.1 4.1
Doden ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’ ‘kosten’ ‘langdurige aantasting van het milieu en natuur (flora en fauna)’
Criterium 2.1 Doden’ Impactscore: B In de Veiligheidsregio Brabant-Noord hebben maar enkele incidenten plaatsgevonden waarbij personen overleden zijn ten gevolge van een incident. Het vervoer over de maas neemt de laatste jaren toe doordat schepen steeds groter worden en het een goed alternatief is voor het vervoer over de weg. Gezien het feit dat de brandweerzorg constant in ontwikkeling is, wordt geconcludeerd dat dit in de toekomst ook onwaarschijnlijk is; de impact van een incident op het water wat betreft het overlijden van personen is daarom minimaal.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 95
terug naar Samenvatting
Criterium 2.2 ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’ Impactscore: B In de Veiligheidsregio Brabant-Noord hebben maar weinig incidenten plaatsgevonden waarbij personen ernstig ziek geworden zijn ten gevolge van een incident. Het vervoer over de maas neemt de laatste jaren toe doordat schepen steeds groter worden en het een goed alternatief is voor het vervoer over de weg. Gezien het feit dat de brandweerzorg constant in ontwikkeling is, wordt geconcludeerd dat dit in de toekomst ook onwaarschijnlijk is; de impact van een incident op het water wat betreft het ernstig gewonden en chronisch zieken is daarom minimaal. Criterium 3.1 ‘kosten’ Impactscore: A Bij een incident op of onder water bestaat de mogelijkheid dat recreatieve gebieden en stedelijke gebieden getroffen worden. Hierbij valt te denken aan een recreatieplassen, woongebieden aan en op water, camping of een cultureel erfgoed Hierbij zal het met name materiële schade zijn, maar te denken valt ook aan gezondheidschade, financiële schade en bestrijdings- en herstelkosten. De totale schade kan miljoenen euro’s bedragen. Criterium 4.1 ‘langdurige aantasting van het milieu en natuur (flora en fauna)’ Impactscore: C-D Doordat er maar weinig incidenten hebben plaats gevonden is er ook weinig bekend over langdurige aantasting van het milieu. Wel zitten er langs de maas diverse bedrijven die in verbinding staan met de maas. Gezien de aard van de stoffen welke vervoerd worden over de rivieren dan is het wel voorstelbaar dat er bij een incident op of nabij het water langdurige gevolgen voor milieu en natuur kan ontstaan. Tot nog toe is er nooit meer dan een B
gescoord door scheepvaart. Maar er zijn wel een aantal incidenten geweest waarbij het zomaar een C of D had kunnen worden. Hierdoor komt de impactscore uit op C-D.
Waarschijnlijkheidsanalyse In Brabant -Noord zijn jaarlijks maar een klein aantal incidenten in en op het water waarvan er maar enkele met nare gevolgen Dit aantal is dus gering. Gezien het aantal vervoersbewegingen en de recreatie die op het water is een de kans op een incident aanwezig. De kans op een groot incident op het water in de regio Brabant-Noord gescoord op B
Score waarschijnlijkheid B (onwaarschijnlijk)
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 96
terug naar Samenvatting
14
(5.3)
Thema Crisistype Incidenttypen
Verkeer en vervoer Verkeersincidenten op land Ongeval spoorvervoer
Zie hiervoor de uitwerking van scenario 5: Ongeval brandbare / giftige stof (inrichting) Tijdens de uitwerking van dit scenario is door er voor gekozen dit scenario samen te voegen met scenario 5: “Ongeval brandbare / giftige stof (inrichting)”. Dit is gedaan omdat er tijdens de uitwerking bleek dat er veel overeenkomsten met beide scenario’s zijn.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 97
terug naar Samenvatting
15
(6.2)
Thema Crisistype Incidenttypen
Gezondheid Ziektegolf (mens) Ziektegolf besmettelijke ziekte
Inleiding In dit scenario richten we ons op een grootschalige besmetting onder mensen. Het crisistype is een ziektegolf waardoor een (groot) deel van de bevolking ziek wordt of overlijdt. Specifiek gaan we bij dit scenario in op een grieppandemie. Het scenario “bedreiging van de volksgezondheid” laten we hier buiten beschouwing, alhoewel de aspecten hiervan van belang zijn in de aanloop naar een daadwerkelijke grootschalige besmetting.
Context Dit crisistype betreft een (feitelijke) golf van gezondheidsklachten met een forse curatieve inspanning, respectievelijk zorg voor zieken. Een uitbraak kan bovendien maatschappelijke ontwrichting tot gevolg hebben. Een grieppandemie is een vrijwel gelijktijdige uitbraak van griep op verschillende continenten in de wereld. Een grieppandemie wordt veroorzaakt door een griepvirus waarvoor niemand of zeer weinig mensen voldoende afweer hebben. Dit is anders dan bij de jaarlijkse griepuitbraken (seizoensgriep). Hoewel het seizoensgriepvirus van jaar tot jaar iets verandert, hebben mensen bij eerdere contacten met het griepvirus, als gevolg van infectie of vaccinatie, gedeeltelijke bescherming opgebouwd. De seizoensgriep kan bij risicogroepen (jonge kinderen, ouderen en mensen met een verminderde afweer) ernstig verlopen. Bij een pandemie kan dit ook het geval zijn, maar kunnen ook personen uit andere bevolkingsgroepen een verhoogd risico op een ernstig beloop hebben. In de vorige eeuw zijn er drie van deze pandemieën geweest. Er wordt rekening mee gehouden dat in geval van een pandemie zonder interventies tot ongeveer de helft van de bevolking van Nederland besmet zal worden. Hiervan kan de helft tot tweederde ziek worden, wat tot ongeveer één miljoen huisartsbezoeken en tienduizend ziekenhuisopnames zou kunnen leiden; dit alles in een tijdsbestek van enkele maanden. Dit kan belangrijke gevolgen hebben voor zowel de opvang en verzorging van zieken (thuis, door huisartsen en in ziekenhuizen) als voor het algemene maatschappelijk functioneren. Een influenzapandemie zoals in 1918 kan mondiaal de samenleving gedurende een aantal weken ernstig ontwrichten. In combinatie met een schaarste aan vaccins en antivirale middelen kan dit leiden tot grote sociale onrust. De sociale onrust en maatschappelijke
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 98
terug naar Samenvatting
ontwrichting zijn afhankelijk van de virulentie van het virus, het percentage zieken, de mortaliteit, vaccinatie en behandelmogelijkheden. In 2009 zijn wereldwijd, waaronder ook in Nederland, mensen besmet geraakt met een nieuw influenza A (H1N1)-virus. In juni 2009 kondigde de WHO een wereldwijde grieppandemie af, met verspreiding van het virus op meerdere continenten.
Actoren Verschillende organisaties hebben taken op het gebied van de bestrijding van een grieppandemie in Nederland:
• • • • • • • • • • • • • • • •
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) Ministerie van Binnenlandse zaken World Health Organization (WHO) Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) Gezondheidsraad (GR) Nationaal Influenzacentrum (NIC) Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) Nederlands Vaccin Instituut (NVI) Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (Nivel) College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) Laboratorium voor registratie bijwerkingen (LAREB) GGD'en en gemeenten GHOR, politie, brandweer, defensie, RAV Ziekenhuizen en huisartsen (ook LHV en NHG) Klinisch Virologische Laboratoria (KVL)
Het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) functioneert als regisseur in de keten van de infectieziektebestrijding. Het CIb coördineert bij een dreiging of bestrijding van een uitbraak. Tevens voert het CIb de landelijke surveillance van infectieziekten uit. De verspreiding van ziekten en de verandering van parasieten, bacteriën en virussen wordt nauwgezet gevolgd. Het CIb rapporteert hierover op nationaal- en internationaal niveau en waarschuwt professionals bij dreigende risico’s. Bovendien adviseert het CIb de minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) en professionals in de praktijk over het gewenste preventie- en bestrijdingbeleid. Ook ontwikkelt zij richtlijnen en draaiboeken voor de lokale en landelijke bestrijding van infectieziekten. Ter ondersteuning van haar adviestaak coördineert en verricht het CIb wetenschappelijk onderzoek en specialistische diagnostiek. Bij een dreigende epidemie kan het CIb een multidisciplinaire groep deskundigen bijeenroepen: het Outbreak Management Team (OMT), waarvan het CIb de voorzitter is. De
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 99
terug naar Samenvatting
taak van het OMT is om de minister van VWS professioneel advies te geven over de aanpak van de infectieziektebestrijding. Het CIb adviseert de minister niet direct, maar via het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg (BAO) dat per keer in aansluiting op het OMT georganiseerd wordt. De taak van het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg (BAO) is de adviezen van het Outbreak Management Team (OMT) te toetsen op bestuurlijk afstemming, haalbaarheid en uitvoerbaarheid. Het BAO besluit namens de ministers en de vertegenwoordigers van verschillende instellingen en zorgt voor de uitvoering van de adviezen. In het BAO hebben vertegenwoordigers zitting van GGD Nederland, het Ministerie van VWS, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Vereniging Nederlandse Gemeenten. De minister van VWS is voorzitter van het BAO. Naast bovenstaande inhoudelijke actoren met betrekking tot de daadwerkelijke voorbereiding en bestrijding van een eventuele pandemie zijn bij een grootschalige uitbraak ook de partners van de Veiligheidsregio Brabant-Noord betrokken aangezien de pandemie kan leiden tot maatschappelijke onrust, grootschalige verstoringen van de openbare orde en verstoring van het dagelijks leven met mogelijk uitval van vitale structuren door gebrek aan personeel. De belangrijkste partners hierin zijn de gemeenten, GGD, GHOR, politie, RAV, brandweer, defensie, waterschappen en Rijkswaterstaat.
Oorzaak in de afgelopen jaren is er in Nederland meermalen een dreiging geweest van grootschalige uitbraak van een infectieziekte. Soms ging het om bestaande ziekten of varianten daarvan, soms om moedwillige (bioterroristische) introductie van een besmettelijk en dodelijk micro-organisme, zoals Antrax of pokken. Een ander voorbeeld van een grootschalige besmetting is een grieppandemie. Een pandemie is een epidemie op wereldwijde schaal. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) kan een pandemie ontstaan wanneer aan de volgende drie eisen is voldaan: •
Het opkomen van een ziekte die nieuw is aan de populatie;
•
De ziekte infecteert mensen en veroorzaakt zware klachten;
•
De ziekte verspreidt zich gemakkelijk onder mensen.
De oorzaak van het nieuwe griepvirus ligt in een complexiteit van factoren zoals het mutatiegedrag van het virus, maar ook de overdraagbaarheid van dier-op-mens en mens-opmens. Een pandemie wordt veroorzaakt door een type virus dat nog nooit – of al heel lange tijd niet – onder mensen heeft gecirculeerd. Pandemieën kunnen de samenleving behoorlijk ontwrichten.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 100
terug naar Samenvatting
Scenario’s Hierbij gaan we uit van een mild scenario en een ernstig scenario. Voor beide scenario’s wordt ervan uitgegaan dat er geen effectieve restimmuniteit van (een) voorgaande infectie(s) is achtergebleven, omdat het een nieuw type influenzavirus betreft. Dit heeft naar verwachting met name invloed op de ernst van de ziekte en het percentage sterfgevallen onder de zieken. Voor het milde scenario, dat we baseren op wetenschappelijk gegronde data en aannames, nemen we aan dat de ziekte gemiddeld zes dagen duurt en dat 0,03% van de gehele bevolking overlijdt. In het milde scenario houden we rekening met het effect van het gebruik van antivirale middelen. Voor het ernstige scenario, waar we een aantal andere aannames toevoegen, veronderstellen we dat de ziekte gemiddeld acht dagen duurt bij een tot twee weken verzuim van het werk per zieke, en dat 0,47% van de gehele bevolking overlijdt. In het ernstige scenario kiezen we ervoor het effect van het gebruik van antivirale middelen buiten beschouwing te laten. Op basis van eerdere pandemieën nemen we in dit scenario aan dat de eerste golf ongeveer negen tot twaalf weken duurt met de piek halverwege. De eerste griepgolf kan worden gevolgd door een tweede en eventueel derde golf. Uiteindelijk zal het virus gaan circuleren als een seizoensgriep. In enkele gevallen in het verleden was de tweede golf ernstiger dan de eerste golf. Wanneer tijdens een grieppandemie antivirale middelen worden voorgeschreven aan iedere zieke met influenza-achtige ziektebeelden zal het piekmoment van de griepgolf later optreden en zal de piek lager zijn. Dit betekent dat er in totaal minder mensen ziek worden, er tijdens de piek minder mensen gelijktijdig ziek zijn en dat er meer tijd is om een vaccin te maken. Dit heeft zowel een gunstig effect op het aantal verwachtte huisartsenconsulten als op het aantal bezet gehouden ziekenhuisbedden. Aannames voor de scenario’s • In het ernstige scenario kiezen we ervoor het effect van het gebruik van antivirale middelen buiten beschouwing te laten. In het ernstige scenario gaan we daarom uit van een korter durende griepgolf met een hogere piekbelasting. Ook de mogelijke effecten van andere maatregelen worden buiten beschouwing gelaten. • In het milde scenario houden we wel rekening met het effect van het gebruik van antivirale middelen. In het milde scenario gaan we daarom uit van een langer durende griepgolf met een lagere piekbelasting. Er is vanuit gegaan dat bij een besmetting met het griepvirus dertig procent van de mensen daadwerkelijk ziek wordt.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 101
terug naar Samenvatting
Absenteïsme Het percentage zieken heeft effect op het maatschappelijke leven. Los van het percentage daadwerkelijk zieke mensen is er ook een groep thuisblijvers die zelf niet ziek zijn, maar die iemand anders moeten verzorgen. Er bestaat hier bovenop nog een groep mensen die niet zelf ziek zijn en geen verzorgingstaken hebben, maar uit angst voor het besmet raken thuis blijft. In het ernstige scenario zal de totale groep thuisblijvers (zieken, verzorgenden en de iedereen die uit voorzorg thuis blijft) groter zijn dan bij het milde scenario. Ook door mediaberichten over de uitbraak van een pandemie met een virulent en pathogeen virus waar nog geen vaccin tegen beschikbaar is zullen waarschijnlijk meer mensen meer ongerust worden. Scenario’s samengevat De aannames voor het milde scenario en het ernstige scenario voor de regio Brabant-Noord zijn samengevat in tabel 1. Hierbij zijn we uitgegaan van een inwoneraantal van 631.047 (peildatum oktober 2009). Ter vergelijking is dezelfde informatie over de jaarlijkse seizoensgriep opgenomen.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 102
terug naar Samenvatting
Tabel 18:
Scenariotabel influenzapandemie veiligheidsregio Brabant-Noord Aantal inwoners (okt. 2009):
631.047
Jaarlijkse
seizoensgriep Aantal mensen ziek
Aantal doden (in %)*
middelen
189.314
5,0%
30,0%
30,0%
10 à 80
189
2.966
0,03%
0,47%
onbekend
onbekend
bekend type griepvirus
nieuw type gr.virus
nieuw type griepvirus
0 à 2 weken
0 à 2 weken
1 à 2 weken
Gemiddelde ziekteduur
Piekmoment
middelen 189.314
jaarlijks
Mogelijke ziekteduur
Duur ziektegolf
zonder antivirale
0,0015625 à 0,0125%
Frequentie Oorzaak
ernstig scenario
met antivirale
31.552
Aantal mensen ziek (in %)* Aantal doden
mild scenario
6 dagen
6 dagen
8 dagen
6 tot 10 weken
ca. 20 weken
ca. 10 weken
na 3 tot 5 weken
rond 10e week
rond 6e week
Nieuwe zieken per dag (piek)
-
3.786
6.310
Nieuwe zieken per dag (piek in %)*
-
0,6%
1,0%
aantal zieken tijdens piek
-
25.242
31.552-63.105
aantal zieken tijdens piek (in %)*
-
4,0%
5% - 10,0%
Aantal thuisblijvers tijdens piek
-
25.242 -63.105
126.209 -189.314
Aantal thuisblijvers tijdens piek (in %)*
-
4% - 10%
20% - 30,0%
* percentages op basis van Handleiding Bedrijfscontinuïteit bij grieppandemie; min. BZK & VWS ; maart 2008
In het ernstige scenario is 15-20% thuis ten gevolge van influenza en alle andere ziekten. Daarbij nog 510% uit voorzorg en mensen die voor zieke familie of vrienden zorgen. Het gaat hier om een gemiddelde: voor grotere organisaties is dit een redelijke verwachting, voor kleinere bedrijven of voor bedrijfsonderdelen zullen er grotere afwijkingen zijn naar boven of naar beneden.
Ernstig scenario (zonder antivirale middelen) 30% van de bevolking wordt ziek. Het virus heeft een hoge virulentie en mortaliteit. Er is geen vaccin of antivirale middelen beschikbaar. 0,47% van de mensen komt te overlijden. Gevolgen: •
Schaarste aan medische zorg in de eerste en tweede lijn; ziekenhuizen kunnen niet alle patiënten opnemen en behandelen die daarvoor in aanmerking komen.
•
Tekort aan huisartsenzorg in de eerste lijn.
•
Uitval van zorgverleners door ziekte.
•
Zorgmeldpunten zijn in veel gemeenten actief.
•
Beperking van het aantal ziekenhuisopnames.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 103
terug naar Samenvatting
•
De vitale infrastructuur komt in de problemen door personeelsgebrek, met als gevolg sociale onrust.
•
Politie, brandweer en gemeenten kunnen door het grote aantal zieken onder de personeelsleden alleen incidenten bestrijden; structureel tekort aan mensen.
•
De begraafcapaciteit schiet in een aantal plaatsen tekort.
•
Maatschappelijke ontwrichting doordat ook goederen (door schaarste aan werkende mensen) in supermarkten en winkels massaal leeg gekocht kunnen worden.
•
OOV problematiek, mensen gaan zorg afdwingen; voornamelijk bij apothekers, ziekenhuizen, huisartsen.
Mild scenario (met antivirale middelen) 30% van de bevolking wordt ziek. Het virus is virulenter dan het normale jaarlijkse influenzavirus maar heeft niet een veel hogere mortaliteit. Antivirale middelen zijn beschikbaar. Gevolgen: •
Schaarste aan reguliere zorg op de top van de epidemie.
•
Ziekenhuizen en huisartsen kunnen in deze beperkte tijd de patiëntenstroom nauwelijks verwerken. In sommige regio's zijn zorgmeldpunten ingericht. Buiten de piek wordt door waarneming en het uitstellen van de niet-acute zorg de extra zorgbehoefte efficiënt opgevangen.
•
Vitale infrastructuur ondervindt problemen, maar veroorzaakt geen sociale onrust.
•
Politie, brandweer en gemeenten kunnen de tekorten aan mensen in de gelederen opvangen door het stellen van prioriteiten.
•
De begraafcapaciteit is bijna overal voldoende.
Voor het beschrijven van de impactscore en waarschijnlijkheid gaan we uit van het ernstige scenario.
Impactscore De gevolgen van het ernstige scenario pandemie zijn: 1.
criterium 2.1 ‘doden’
2.
criterium 2.2 ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’
3.
criterium 2.3 ‘lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)’,
4.
criterium 3.1 ‘kosten’
5.
criterium 5.1 ‘verstoring dagelijks leven’
6.
criterium 5.2 ‘aantasting van de lokale en regionale positie van het bestuur’
7.
criterium 5.3 ‘sociaal psychologische impact’
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 104
terug naar Samenvatting
criterium 2.1 ‘doden’ Impactscore: E Uitgaande van een inwoneraantal van 631.047 inwoners waarbij in de worst case 0,47% zal overlijden komt het totaal aantal doden op 2.966. criterium 2.2 ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’ Impactscore: E Bij een pandemie worden grote aantallen mensen ziek. Een aantal van deze mensen (met name de risicogroepen) zal komen te overlijden. Mensen die als gevolg van de pandemie ernstig ziek raken (met name mensen met ademhalingsklachten) kunnen in deze worden beschouwd als ernstig gewonden. Dit zal meer dan 400 personen betreffen waardoor de impactscore dus op E uitkomt. criterium 2.3 ‘lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)’ Impactscore: E Als we ervan uitgaan dat 30 % van de bevolking ziek is of thuisblijft als gevolg van een pandemie levert dit grote problemen op voor de continuïteit (in zowel de profit als de non profit sector). Hierdoor ontstaan knelpunten in vitale infrastructuren (gas-, electriciteits- en watervoorzieningen), zorginstellingen en overheidsdiensten waardoor gebrek aan primaire levensbehoeften kan ontstaan. Deze knelpunten kunnen optreden tijdens de daadwerkelijke griepgolf (dit is een periode van negen tot twaalf weken). Het zal gevolgen hebben voor een groot deel van de bevolking waarmee de impactscore neerkomt op E. criterium 3.1 ‘kosten’ Impactscore: E Gezondheidsschade heeft betrekking op toename van ziekenhuisopnamen, huisartsenbezoeken, specialistische zorg (IC-units), etc. Tijdens de pandemie is er sprake van massale uitval van arbeidskrachten. Dit levert economische schade op. Bestrijdingskosten (o.a. virale middelen / massavaccinatie) lopen in de honderden miljoenen euro’s. De kosten lopen bij een dergelijk scenario ongetwijfeld op tot meer dan 2 miljard euro. criterium 5.1 ‘verstoring dagelijks leven’ Impactscore: E Er zal tijdens een pandemie sprake zijn van massale sterfte onder de bevolking. Daarnaast zullen de mensen thuisblijven om familie te verzorgen of uit angst voor besmetting. Deelname aan het maatschappelijk verkeer wordt hiermee ernstig belemmerd en komt vrijwel stil te liggen. Ook zijn er gevolgen voor bijvoorbeeld de capaciteit van het openbaar vervoer en andere infrastructurele zaken. Dit zal zeker het geval zijn tijdens de griepgolf gedurende tien
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 105
terug naar Samenvatting
weken, maar mogelijk langer door de effecten van de grieppandemie in de gehele samenleving. Hier is overduidelijk sprake van een impactscore E. criterium 5.2 ‘aantasting van de lokale en regionale positie van het bestuur’ Impactscore: E Onder het lokale en regionale bestuur zullen ook mensen komen te overlijden. Daarnaast worden grote aantallen mensen ziek. Hierdoor kunnen bestuurlijke taken in mindere mate worden opgepakt. Tegelijkertijd is er een grotere belasting van het lokale en regionale bestuur waardoor er disbalansen ontstaan in de dienstverlening aan burgers. Hiermee is dus ook de continuïteit van het lokale en regionale bestuur in het geding. Daarbij kan het bestuur ook onder druk te komen staan als gevolg van de aanpak van de (voorbereiding op- en bestrijding van) pandemie. Hiermee komt de impactscore op E. criterium 5.3 ‘sociaal psychologische impact’ Impactscore E De (dreigende) pandemie kan leiden tot angst en woede vermengd met verdriet en afschuw waardoor paniek en massahysterie kan ontstaan. Zeker als mensen komen te overlijden en blijkt dat de virale middelen niet afdoende effect hebben zal de sociaal psychologische impact enorm zijn. Er is hier sprake van impactscore E.
Waarschijnlijkheid Deskundigen zijn het er over eens dat af en toe pandemieën zullen optreden, ondanks deze gedeeltelijke afweer tegen seizoensgriep binnen een (deel van de) populatie. Bij een pandemie verschijnt er een nieuw type griepvirus dat erg ziekmakend (pathogeen) kan zijn waar op grote schaal nog geen afweer tegen bestaat. Een pandemie kan zich elk moment voordoen. Historisch gezien is er ongeveer elke 25-50 jaar een grieppandemie opgetreden. In de vorige eeuw gebeurde dit drie keer: in 1918, 1957 en 1968. Het is waarschijnlijk dat een nieuwe pandemie ontstaat in gebieden waar intensief contact is tussen dieren en mensen en waar de mogelijkheden om de dierlijke griepvariant te bestrijden beperkt zijn (IGZ/RIVM, 2004). Met andere woorden: het is niet duidelijk wanneer er een pandemie met een dergelijke omvang zoals beschreven zich zal voordoen. Het is wel duidelijk dat dit op een bepaald moment het geval zal zijn. Hiermee komt de waarschijnlijkheidsscore uit op D, waarschijnlijk.
Score waarschijnlijkheid D: waarschijnlijk
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 106
terug naar Samenvatting
16
(6.3)
Thema Crisistype Incidenttypen
Gezondheid Bedreiging volksgezondheid Dierziekte overdraagbaar op mens (zoönose)
Context Inleiding Er zijn veel infectieziekten die mensen op elkaar kunnen overbrengen. Ook dieren kunnen infectieziekten op elkaar overbrengen. Een klein deel van de infectieziekten van dieren is besmettelijk voor de mens. Dat zijn de zoönosen. Er zijn vele varianten van zoönosen en per zoönose verschilt de impact. In dit scenario gaan we uit van de Q-Koorts.
Actoren Bij zoönose zijn naast de genoemde actoren in het scenario ziektegolf (pandemie) ook andere partijen betrokken zoals: •
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid (LNV)
•
Voedsel en Warenautoriteit (VWA)
•
Algemene Inspectiedienst (AID)
•
Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO)
Oorzaken Steeds meer zoönosen? Enerzijds verdwijnen er zoönosen uit ons land, doordat er steeds meer over bekend is en goede maatregelen genomen kunnen worden. Anderzijds kunnen er nieuwe ziekten bijkomen. De oorzaken daarvan zijn:
•
Mensen reizen steeds meer en kunnen uit andere landen ziekten mee terug naar huis nemen. Sommige ziekten zullen dan kans zien om zich (opnieuw) in Nederland te vestigen.
•
Onze voedingsgewoonten zijn veranderd, er wordt meer rauw of rosé gebakken vlees en vis gegeten (bijvoorbeeld carpaccio, vis in sushi’s, rosé gebraden lamsbout). Ook groenten worden vaak korter gekookt of even geroerbakken, zodat ze nog knapperig blijven. Ziektekiemen die normaal door verhitting gedood worden, zullen dan blijven leven. Ook in rauwe melk kunnen ziektekiemen voorkomen, terwijl er geen enkel risico is wanneer je gepasteuriseerde of gesteriliseerde melk in de winkel koopt.
•
Het klimaat verandert. Door de opwarming kunnen vectoren (‘transporteurs’), die ziekten van (wilde) dieren naar mensen overbrengen, zich vestigen en uitbreiden in Nederland. Voorheen was het in ons land te koud voor die vectoren (muggen, teken, vliegen) om te overleven.
Scenariobeschrijving In dit scenario richten we ons op een dierziekte die overdraagbaar is op de mens, Q-Koorts.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 107
terug naar Samenvatting
Impactscore De gevolgen van het scenario zijn: 1.
criterium 1.1 ‘aantasting van de integriteit van het grondgebied’
2.
criterium 2.1 ‘doden’
3.
criterium 2.2 ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’
4.
criterium 3.1 ‘kosten’
5.
criterium 5.2 ‘aantasting van de lokale en regionale positie van het bestuur’
6.
criterium 5.3 ‘sociaal psychologische impact’
criterium 1.1 ‘aantasting van de integriteit van het grondgebied’ Impactscore: A Bij een zoönose is aantasting van de integriteit van het grondgebied gedeeltelijk aan de orde. Bepaalde delen van de regio waar besmetting plaatsvindt kunnen worden afgesloten. Dit zal echter afgebakende gebieden bevatten waardoor de impactscore categorie A betreft. criterium 2.1 ‘doden’ Impactscore: C Een schatting van het aantal doden dat als gevolg van de zoönose zal komen te overlijden ligt tussen de 4 en 16. Het aantal doden is afhankelijk van de maatregelen die genomen worden om de uitbreiding- en duur van de besmetting in te dammen (vaccinatie en/of ruiming). criterium 2.2 ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’ Impactscore: D Chronische Q-Koorts komt bij een klein percentage van de besmette personen voor. We gaan uit van 40-160 chronische zieken als gevolg van een ernstige uitbraak. Hierdoor komt de impactscore dus uit op D. Ook hier geldt dat het aantal gewonden afhangt van de maatregelen die worden genomen. criterium 3.1 ‘kosten’ Impactscore: C Een grootschalige uitbraak van dierziekten in het algemeen en zoönose in het bijzonder zorgt voor zeer veel materiële schade. (Vee)bedrijven worden geruimd en er treedt gezondheidsschade op. De schade bij een grootschalige uitbraak loopt in de tientallen miljoenen euro’s. Hiermee komt de impactscore op C.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 108
terug naar Samenvatting
criterium 5.2 ‘aantasting van de lokale en regionale positie van het bestuur’ Impactscore: B De aanpak van een dergelijke crisis vergt vaak een landelijke aanpak. Afhankelijk van op welke wijze de lokale politieke vertegenwoordiging en openbaar bestuur optreedt bij de crisis zal de impactscore B bedragen. criterium 5.3 ‘sociaal psychologische impact’ Impactscore B De impact van een dergelijke crisis heeft vooral betrekking op de betrokken veehouders en (chronisch) zieken als gevolg van de zoönose. Impactscore B.
Waarschijnlijkheid De afgelopen jaren hebben zich verschillende zoönosen voorgedaan. De Q-Koorts is een actueel voorbeeld voor de regio Brabant-Noord. Het wordt zeer voorstelbaar geacht dat zich in de (nabije) toekomst weer een (andere) zoönose voordoet. Wel verschilt, zoals vermeld in de inleiding, de impact per zoönose. Hiermee komt de waarschijnlijkheidsscore uit op D, waarschijnlijk.
Score waarschijnlijkheid D: waarschijnlijk
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 109
terug naar Samenvatting
17
(7.1)
Thema Crisistype Incidenttypen
Sociaal maatschappelijke omgeving Paniek in menigte Paniek tijdens grote festiviteiten, evenementen en demonstraties
Inleiding Bij grote evenementen kan paniek in de menigte ontstaan. Dat leidt tot verschillende risico’s, zoals verdrukking, onder de voet lopen en verstikking. Evenementen zijn festivals, grote bijeenkomsten in bijvoorbeeld voetbalstadions, luchtshows, enzovoorts
Context Het gaat bij al deze situaties om de volgende onderwerpen: •
een hoge dichtheid van aanwezigen op een bepaald oppervlak
•
een grote mate van ingeslotenheid van de aanwezigen (beperkte bewegingsruimte en vluchtwegen)
•
een gebeurtenis waardoor de paniek of stuwing wordt aangewakkerd.
Deze omstandigheden kunnen zich voordoen tijdens grote evenementen op een afgesloten terrein (luchtmachtdagen Volkel), in een locatie waar evenementen plaatsvinden (stadion/schouwburg) of op een niet afgesloten terrein waar veel mensen samenkomen (bijvoorbeeld binnenstad ’s-Hertogenbosch tijdens carnaval).
Actoren Actoren bij dergelijke incidenten zijn o.a. de hulpverleningsdiensten, evenementenorganisaties, (horeca)bedrijven en gemeenten (vergunningverlener bij evenementen).
Oorzaak De triggers voor het ontstaan van paniek kunnen divers zijn. Er kan gedacht worden aan een explosie, (plotselinge) omslag van het weer of (een gerucht van) een bommelding.
Scenario We gaan in het scenario uit van een evenement waar 10.000 mensen zich in een afgesloten terrein begeven met beperkte bewegingsvrijheid. Nadat er zich een explosie heeft voorgedaan rennen mensen uit paniek één richting op. Hierbij worden vele mensen onder de voet gelopen en verdrukt. Doordat de ruimten gecompartimenteerd zijn in clusters van 2.000 personen gaan we uit van 2.000 mensen die zich dezelfde kant op bewegen.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 110
terug naar Samenvatting
Impactanalyse De gevolgen van dit scenario zijn: 1.
criterium 2.1 ‘doden’
2.
criterium 2.2 ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’
3.
criterium 3.1 ‘kosten’
4.
criterium 5.2 ‘aantasting van de lokale en regionale positie van het bestuur’
5.
criterium 5.3 ‘sociaal psychologische impact’
Criterium 2.1 ‘doden’ Impactscore: C (4-16 personen direct overlijden) Bij ernstige verdrukking treedt mogelijk verstikking op. Bij een ernstig incident zouden er doden kunnen vallen. Een inschatting betekent 4 tot 16 doden. Criterium 2.2 ‘lichamelijk ernstig gewonden en chronisch zieken’ Impactscore: C hoog (bij een ernstig incident kan er sprake zijn van 16-40 ernstig gewonden). Daarnaast zullen er tientallen lichtgewonden vallen (botbreuken e.d.). Criterium 3.1 ‘kosten’ Impactscore: A (< 2 miljoen) Bij de geschetste scenario’s zal er sprake zijn van uiteenlopende aspecten. Hierbij kan gedacht worden aan: de directe en indirecte bedrijfsschade gezondheidsschade materiële schade (gebouwen en opstallen) bestrijdings- en herstelkosten(divers) De schade kan naar schatting oplopen tot enkele tonnen. Criterium 5.2 ’aantasting positie lokale en regionale openbaar bestuur’ Impactscore: B (2 uit 6 indicatoren, gedurende enkele dagen) De wijze van het optreden van het openbaar bestuur is bij het incident van belang voor het vertrouwen in het bestuur en de bestuurder. Dit kan echter positief als negatief uitpakken. Criterium 5.3 ‘sociaalpsychologische impact en de M-factor’ Impactscore: B (aanzienlijk gevolg, 1 significante categorie bij een gemiddelde eindgradatie) Bij de getroffenen zal sprake zijn van een gevoelde verwijtbaarheid van relevante bedrijven/organisatoren en de overheid alsook het verlies van vertrouwen in hen.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 111
terug naar Samenvatting
Waarschijnlijkheidsanalyse De herdenking op de Dam (2010) heeft zichtbaar gemaakt wat de gevolgen kunnen zijn van paniek in menigte. Er hoeft maar één trigger te zijn en die kan zorgen voor grote paniek in de menigte. In de regio zijn tientallen grote evenementen/momenten waar gelijktijdig meer dan 10.000 mensen aanwezig zijn. Beperken van de risico’s door in het vergunningverleningstraject bewust te zijn van deze risico’s en daar maatregelen op te nemen (bijvoorbeeld crowd-management) is essentieel. Dan nog kunnen zich dergelijke incidenten voordoen. De kans is dus mogelijk, score C.
Score waarschijnlijkheid
C: mogelijk
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 112
terug naar Samenvatting
18
(7.2)
Thema Crisistype Incidenttypen
Sociaal Maatschappelijke omgeving Verstoring openbare orde Grootschalige ordeverstoringen
Context Actoren Grootschalige ordeverstoringen zijn een aantasting van de openbare orde en veiligheid. Artikel 172 van de Gemeentewet geeft aan dat: 1. De burgemeester belast is met de handhaving van de openbare orde; 2. De burgemeester bevoegd is overtredingen van wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de openbare orde te beletten of te beëindigen. Hij of zij bedient zich daarbij van de onder zijn gezag staande politie; 3. De burgemeester bevoegd is bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde. Afhankelijk van de hierna nog te noemen triggers kunnen anderen dan de burgemeester acteren, t.w.: De nationaal Coordinator terrorismebestrijding De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Het Openbaar Ministerie Organisatoren van evenementen Directie / eigenaar van objecten waarop de ordeverstoring zich richt
Oorzaak Het Regionaal Risicobeeld van de Veiligheidsregio Brabant-Noord beschrijft dat onder grootschalige ordeverstoringen wordt verstaan: verstoringen veroorzaakt door paniek tijdens grote festiviteiten, concerten en demonstraties. Het uitgangspunt bij ordeverstoringen is dat er sprake is van wanordelijkheid. De dagelijkse praktijk toont de risico's aan: De rellen in Enschede die ontstonden voorafgaande aan de UEFA Cup-wedstrijd tussen FC Twente en Olympique Marseille op 26 februari 2009; Een feest op het Bloemendaalse strand op 10 augustus 2009, waarbij onder het toeziend oog van 5000 feestvierders diverse opstootjes ontstonden; - Een strandfeest in Hoek van Holland op 23 augustus 2009. Hierbij gingen de hulpverleners uit van 15.000 bezoekers terwijl achteraf 28.000 mensen aanwezig waren. Deze communicatiefout heeft er mede toe geleid dat er tientallen gewonden en één dode te betreuren viel; De ordeverstoring tijdens Cult & Tumult op 27/28 september 2009 in Veldhoven; De rellen Graafsewijk in Den Bosch in december 2005 n.a.v. het SBS-programma ‘Probleemwijken’.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 113
terug naar Samenvatting
Waarnaast geldt dat in Nederland en andere Europese landen sprake is van polarisatie met diverse conflicterende partijen, bijvoorbeeld: autochtoon – allochtoon / religieuze tegenstellingen; rechts – links (bijvoorbeeld Volksunie versus antifascisten); hooligans onderling (bijvoorbeeld Feyenoord – Ajax). Collectief gevoelde onvrede, zoals angst voor terrorisme, voor elkaar, voor de kredietcrisis, voor werkeloosheid, voor beperkte sociale voorzieningen, vormt de onderstroom. Dit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in oudejaarsrellen (‘ventielzede’/ uitlaatklep ), een collectieve aanleiding om uit de band te springen.
Triggers Concrete triggers kunnen zijn: Demonstraties die uit de hand lopen; Een terroristische aanslag; Grootschalige festiviteiten als sportwedstrijden, popfestivals, feesten; Media of films die kunnen leiden tot provocatie; Een politiek getinte moord, zoals die op Theo van Gogh of Pim Fortuyn; Niet kunnen opleggen van een gebiedsverbod aan veroordeelde pedofielen.
Risicobronnen en kwetsbaarheden In deze analyse wordt uitgegaan van twee uitgangspunten conform de landelijke handreiking, t.w.: 1. Evenementen met meer dan 5000 bezoekers per keer op gedefinieerd beperkt gebied. Hieronder vallen niet de risicobronnen in de wekelijkse uitgaanscentra in de diverse gemeenten met een hoog bezoekersaantal en carnavalsdagen; 2. Demonstraties als gevolg van collectief gevoelde onvrede. Ad 1: Evenementen: De kwetsbare objecten zijn die locaties en/of directe omgeving waar het evenement gehouden wordt. De regio kent, verspreid over diverse gemeenten, verschillende evenementen met een bezoekersaantal van meer dan 5000 bezoekers. Evenementen / festiviteiten voor jongeren met een bezoekersaantal van meer dan 5000 bezoekers, zoals housefeesten, jaarwisseling etc. houden extra risico’s in. In alle gemeenten van de regio Brabant-Noord is DIGIMAK (multidisciplinaire evenementenkalender) operationeel. Het is van groot belang dat DIGIMAK door alle partners adequaat gevuld en geraadpleegd wordt. Immers, stapeling van evenementen op enig moment kunnen extra risico’s met zich meebrengen. In de regio Brabant-Noord liggen twee voetbalstadions / parken met evenementen met een groot aantal bezoekers, t.w.: Het FC Den Bosch Stadion, gemeente 's-Hertogenbosch: jaarlijks circa 20 voetbalwedstrijden Het Sportpark FC Top Oss, gemeente Oss: jaarlijks circa 20 wedstrijden van FC TOP Oss
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 114
terug naar Samenvatting
Mogelijk ten overvloede wordt vermeld dat bovenstaande evenementen naast risico’s m.b.t. veiligheid ook risico’s m.b.t. de gezondheid van mens en dier ten gevolge kunnen hebben. Ad 2: Demonstraties: Demonstraties als gevolg van collectief gevoelde onvrede kunnen zich door maatschappelijke ontwikkelingen voordoen. Uit historische gegevens van de laatste decennia zijn demonstraties van dien aard in de regio Brabant-Noord niet voorgekomen.
Scenariobeschrijving Voor de scenariobeschrijving wordt uitgegaan van grootschalige ordeverstoring bij evenementen, waarbij: Bij de politie-inzet de dagelijkse capaciteit overstijgt ter beheersing van de ordeverstoring; Bij de politie extra capaciteit (bijv. inzet Mobiele Eenheid, bij meer dan de reguliere capaciteit) moet worden georganiseerd ter voorkoming van ordeverstoringen. Hierbij wordt opgemerkt, dat het van groot belang is dat de Veiligheidsregio Brabant-Noord in de komende beleidsperiode multidisciplinair evenementenbeleid ontwikkelt en vaststelt. Het doel is dat de hulpdiensten gezamenlijk de gemeenten kunnen adviseren over de te stellen vergunningsvoorwaarden. Dit alles om te voorkomen dat grootschalige ordeverstoringen bij evenementen en demonstraties kunnen ontstaan. De hulpdiensten kunnen zich hierdoor ook tijdig en beter prepareren.
Impactanalyse De gevolgen van het scenario grootschalige ordeverstoringen zijn: 1. criterium 2.1 ‘doden’ 2. criterium 2.2 ‘ernstig gewonden en chronisch zieken’ 3. criterium 5.1 ‘verstoring van het dagelijks leven’ 4. criterium 5.2 ‘aantasting van de lokale en regionale positie van het bestuur’ 5. criterium 5.3 ‘sociaalpsychologische impact en de M-factor’ Criterium 2.1 ‘doden’ Impactscore direct overlijden (binnen 1 jaar): B (aanzienlijk gevolg, 2 tot 4 personen) Bij een grootschalige ordeverstoring is niet uit te sluiten dat mensen direct of binnen een jaar kunnen overlijden.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 115
terug naar Samenvatting
Criterium 2.2 ‘ ernstige gewonden en chronische zieken’ Impactscore: B (aanzienlijk gevolg, 4 tot 40 personen) Bij een grootschalige ordeverstoring is niet uit te sluiten dat mensen ernstig gewond kunnen raken. Onder letselgevallen behoren categorie T1 en T2 slachtoffers en personen met langdurige of blijvende gezondheidsproblemen zoals ademhalingsklachten, ernstige verbrandingen of huidaandoeningen en gehoorbeschadiging. Criterium 5.1 ‘verstoring van het dagelijks leven ’ Impactscore: C (ernstig gevolg, tijdsduur 1 – 2 dagen en < 400 inwoners) Onder verstoring dagelijks leven wordt verstaan de aantasting van de vrijheid zich te verplaatsen en samen te komen op publieke plaatsen en openbare ruimten. Hierdoor wordt deelname aan het normale maatschappelijk verkeer belemmerd. De verstoring van het dagelijks leven is hierbij sterk afhankelijk van de plaats van het incident en de aard en vorm van de verstoring, zoals: geen onderwijs kunnen volgen; niet naar het werk kunnen gaan; geen gebruik kunnen maken van maatschappelijke voorzieningen als sport, cultuur of gezondheidszorg; verminderde bereikbaarheid door blokkade van wegen en uitval van openbaar vervoer; niet kunnen doen van noodzakelijke aankopen wegens winkelsluiting. Criterium 5.2 ‘aantasting van de lokale en regionale positie van het bestuur ’ Impactscore: E (catastrofaal gevolg, tijdsduur: maanden met 3 of meer indicatoren) De drie indicatoren die een rol spelen zijn: 1. Aantasting van het functioneren van de politieke vertegenwoordiging; 2. Aantasting van het functioneren van het openbaar bestuur; 3. Aantasting van de openbare orde en veiligheid. De bestuurlijke geloofwaardigheid is niet afhankelijk van de omvang van het incident, maar meer van het optreden van de hulpdiensten en het bestuur rond het ongeval, de verwijtbaarheid van de faaloorzaak en de kwetsbaarheid van het getroffen gebied. De preparatie van de hulpdiensten en de kwetsbaarheid van het gebied rond het evenemententerrein zijn te beoordelen. De indicatoren zijn van toepassing:
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 116
terug naar Samenvatting
Criterium 5.3 ‘sociaalpsychologische impact en de M-factor’ Impactscore: B (aanzienlijk gevolg, gemiddelde eindgradatie met één significante categorie) De categorie die bij het scenario grootschalige ordeverstoring van toepassing is, is de gevoelde verwijtbaarheid van overheidsinstanties. De grootste impact zal bij de slachtoffers zijn, maar ook de bewoners in de directe omgeving, verwanten, nabestaanden en hulpverleners kunnen gedurende lange tijd met angst- en/of woedegevoelens blijven zitten. De omvang van de sociaalpsychologische impact is o.a. afhankelijk van de omvang van de ordeverstoring.
Waarschijnlijkheidsanalyse Grootschalige ordeverstoringen in relatie met een evenement zijn denkbeeldig. De dagelijkse praktijk in Nederland toont dit aan, zoals aangegeven onder ‘oorzaak’. Ook de polarisatie met diverse conflicterende partijen speelt hierbij een rol.
Score waarschijnlijkheid
C: Mogelijk
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 117
terug naar Samenvatting
Resultaat van alle scenario-uitwerkingen Het resultaat van alle scenario-uitwerkingen zijn opgenomen in onderstaande tabel.
paniek in menigte (evenementen)
verstoring openbare orde
-
-
-
-
A
-
-
D
A
C
B
D
E
B
-
-
B
E
D
B
E
C
C
B
*
*
*
*
D
D
C
D
C
B
E
D
C
B
h
*
E
A
C
C
*
chronisch zieken 2.3 Lichamelijk lijden
-
-
B
*
E
A
-
A
C
D
D
D
D
-
D
A
-
E
A
C
B
B
E
B
B
B
B
B
B
A
*
*
*
*
*
-
-
C
-
-
(gebrek aan primaire levensbehoeften) 3.1 Kosten
*
veiligheid Ecologische
4.1 Langdurige aantasting
veiligheid
van milieu en natuur (flora
-
B
-
* -
-
E
C
*
D *
en fauna)
5.2 Aantasting lokale en
E
-
A
B
A
A
C
E
E
E
*
regionale positie bestuur 5.3 Sociaal psycho-
A
D
-
B
B
C
E
C
C
B
*
*
*
A
B
B
*
*
*
B
B
B
B
C
C
C
A
A
E
-
C
-
A
-
A
E
E
-
C
E
D
-
-
-
-
-
0.067
-
0.056
-
0.068
Æ
-
0.767
Score waarschijnlijkheid
-
0.237
Æ
D
0.026
(uit rekenmodule)
C
0.075
Totaal score impact
E
0.021
erfgoed
0.700
6.1 Aantasting cultureel
tureel erfgoed
D
E
-
A
-
E
C
A
-
-
-
-
-
E
-
-
C
E
B
E
E
E
B
B
B
-
-
-
-
*
*
logische impact / M-factor Veiligheid cul-
C
B
D
A
B
0.042
stabiliteit
E
0.184
dagelijks leven
0.404
5.1 Verstoring van het
politieke
0.047
Sociale en
h
B
D
D
C
Legenda: (-) n.v.t. (*) bandbreedte (h) hoog
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 118
0.122
2.2. Ernstig gewonden en
0.140
2.1 Doden
veiligheid
18
Dierziekte overdraagbaar - mens
-
0.068
Fysieke
17
Pandemie
van het grondgebied
0.701
1.1 Aantasting integriteit
veiligheid
Zie scenario 5 (ongeval brandbare / giftige stoffen
Territoriale
16
14 ongeval spoorvervoer
-
Impact criterium
Economische
15
13 ongeval vervoer over water
12 luchtvaartincident (reëel)
11 luchtvaartincident (worst case)
10 verstoring telecom en/of ICT
-
9 verstoring waterzuivering
-
8 Verstoring drinkwater
E
7 Verstoring energievoorziening
-
6 Ongeval A-object (zie NPK)
-
5 ongeval gevaarlijk stoffen
-
4 grote brand in verzorgingtehuis
-
3 grote brand in complex gebouw
Vitaal belang
2 natuurbranden (bos / heide)
D
1 Overstroming (EDO 36)
Tabel 19: Uitkomsten scenarioanalyses (scenario 1 t/m 18)
C
terug naar Samenvatting
10
Bijlagen
I. Overzicht maatschappelijke thema’s II. Impactanalyse III. Waarschijnlijkheidsanalyse IV. Samenstelling projectgroep V. Afkortingen VI. Definities en uitleg gebruikte termen VII. Bronnen
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 119
terug naar Samenvatting
I
Overzicht maatschappelijke thema’s
Overzichtslijst maatschappelijke thema’s, crisistypen en incidenttypen + effecten en planvorming VRBN (mei 2010)
1. Natuurlijke omgeving Nr.
Crisistype
Incidenttype
Effecten / inspanningen
Planvorming, regionaal
Voorbeeld
aanwezig (jaar)
1.
Over -
Overstroming
stromingen
door hoge
• • •
rivierwaterstande
veel slachtoffers evacuatie materiële en economische schade
Natuur-
Bosbrand
branden
Heide-, veen- en duinbranden
Hoogwater 1995 / 1996
Generiek draaiboek evacuatieplan / EDO 36 (2010)
n (Maas) 2.
Multidisciplinair Coördinatieplan Hoogwater Maas (2010)
• • •
Kleine aantallen
Multidisciplinair
Brand
slachtoffers
Coördinatieplan
Drunense
Veelal
Natuurbranden en ontruimen
Duinen
waarschuwingstijd
en evacueren
2000
Grootte inspanning
recreatiegebieden (2007)
watervoorzieningen •
Eventueel ontruimen terreinen (campings)
3.
•
Extreme
Koude golf
Gevarieerde
Monodisciplinaire Procedure
Storminzet
weers-
Hitte golf
hulpvragen bij
Storm en Wateroverlast
2007
omstandig-
Storm
hulpdiensten
(2010)
heden
Mist
tegelijkertijd • •
Materiële schade Aandacht voor kwetsbare groepen
4.
Aardbevingen
Aardbeving
•
5.
Plagen
Ongedierte
•
6.
Dierziekten
Ziektegolf
Zie thema 6 (gezondheid)
Nvt. Multidisciplinair Draaiboek
Varkenspes
Dierziekten (2009)
t (1998) MKZ (2001) Vogelgriep (2003) Q-koorts (2009)
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 120
terug naar Samenvatting
2. Gebouwde omgeving Nr.
Crisistype
Incidenttype
Effecten
Planvorming
Voorbeeld
(regionaal aanwezig)
1.
•
Branden in
Grote brand in
Slachtoffers met
KVT (KazerneVolgordeTabel)
Grote
kwetsbare
gebouwen met
brandwonden en/of
(2010)
Brand Oss,
objecten
niet of
ademhalingsprobleme
Inzetmatrix (2010)
loods
verminderd
n
zelfredzame
•
(2008)
Gevaar voor
Locaal (object afhankelijk):
personen
hulpverleners ivm
Aanvalsplannen,
(divers)
instorting
bereikbaarheids-kaarten
•
Moeizame ontruiming
Inzetkaarten
Grote brand in
•
Materiële schade
gebouwen met
•
Veel personen
•
Hoogte problematiek
div.
een grootschalige publieksfunctie (divers) Grote brand in bijzonder hoge gebouwen (provinciehuis) 2.
Instortingen in
Instorting door
Idem +
grote
explosie of
•
gebouwen en
instorting door
kunstwerken
gebreken constructie
Veiligheidsregio Brabant-Noord
•
Idem
Veghel
Kans op
slooppand
vervolgschade
(2005)
Slachtoffers met mechanisch letsel
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 121
terug naar Samenvatting
3. Technologische Omgeving Nr.
Crisistype
Incidenttype
Effecten
Planvorming
Voorbeeld
1.
Incidenten
Ongeval vervoer
•
Ontruiming
Coördinatieplan
LPG -
met brandbare
weg (brand-
•
Gewonden door hitte,
LPG-tanksations (2006)
tankwagen
/ explosieve
/explosie: bv bij
rondvliegende
MODEL
tankstation
stof in de
LPG-
brokstukken, drukgolf,
open lucht
tankwagens)
instortingen
Coördinatieplan
Bij secundaire
Autosnelwegen (2009)
(regionaal aanwezig)
•
•
Nijmegen (1992)
branden kans op
LPG
rookvergiftiging
tankwagen
In gebouwd gebied
A2 thv
veel materiële schade
Eindhoven (2003) Trein Coördinatieplan
ontsporing
Ongeval
Spoorwegen
Boxtel
spoorvervoer
Brabant Noord (2010)
(198.)
Coördinatieplan conventioneel Spoor (2010)
Belgie
Ongeval transport buisleidingen 2.
-
Incidenten
Ongeval met
Veel idem +
met giftige stof
toxische stof (bv
•
in de open
tankwagen)
-
Voorbeeld
Snel waarschuwen bevolking (alarmeren /
lucht
voorlichting) •
ademhalingsprobleme n.
Verkeersstremmingen Idem
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 122
terug naar Samenvatting
3. technologische omgeving (vervolg) nr
crisistype
incidenttype
effecten
Planvorming (regionaal
voorbeeld
aanwezig) 1/2s
Ongevallen
Ongeval
ta.
met brandbare
stationaire
/ explosieve /
inrichting
giftige stof in
(productie,
de open lucht
verwerking,
Idem
LPG -
RBP Moleneind /
tankwagen
Organon (2006)
tankstation
RBP Diosite / De Geer
Nijmegen
(2006)
(1992)
• •
opslag en Stationair
Rampbestrijdingsplannen: •
gebruik
RBP Gasuni / Ravenstein
LPG
(onderdeel
•
RBP Unipol / Oss
tankwagen
van 3.1 en
•
RBP Vliegbasis Volkel
A2 thv
(2007)
Eindhoven
RBP Stork / Boxmeer
(2003)
3.2) •
(nog niet aanwezig) •
RBP vd Anker
Trein
(VRBZO)
ontsporing Boxtel
Coördinatieplan LPG (2006)
(198.)
LPG-tankstations (lokaal) Belgie Multidisciplinaire Inzetkaarten BRZObedrijven (lokaal) 3.
Kern-
Nucleair
ongevallen
•
Acuut
Classificatie
transport of
gezondheidsrisico
NUCDEF
opslag nucleair
met niet-acute
Tijdelijke A-status vliegveld
(defensie)
effecten
Volkel
materiaal
•
Voorbeeld
Toxiciteit (acuut gevaar?)
• •
Milieuschade Vernietiging producten landbouw en veeteelt
•
Veiligheidsregio Brabant-Noord
voorlichting
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 123
terug naar Samenvatting
4. Vitale infrastructuur Nr.
Crisistype
Incidenttype
Effecten
Planvorming
Voorbeeld
(regionaal aanwezig) 1.
Verstoring
Uitval
•
economische schade
Multidisciplinair
Grip 3
energie-
olievoorziening
•
verdeling noodstroom
Coördinatieplan
Den Bosch
/ nooddrinkwater
Uitval energie
(2009)
voorzieningen
(uitval stroom en gas) (2008)
voorziening Uitval gasvoorziening
•
Uitval
•
verdeling schaarstegoederen
2.
3.
elektriciteitsvoor
heden hebben meer
ziening
invloed
Verstoring
Uitval of (zware)
idem
Gepland 2010
drinkwater-
verontreiniging
voorziening
drinkwater
Verstoring
Uitval RWZI /
Idem
Zie Calamiteitenplannen
rioolwaterafvo
AWZI
•
er en
Gevaar voor
•
ziektehaarden •
afvalwaterzuiv ering 4.
weersomstandig-
Verontreiniging oppervlakte wateren
Verstoring
Uitval telecom of
telecommuni-
ICT
catie en ICT
• •
Ontstaan gaten in
Waterschap Aa en Maas
•
Waterschap De Dommel
Gepland 2010
Walcheren
bereikbaarheid
(kabel A58)
Ontwrichting
Vodafoon
betalingsverkeer. • 5.
Verstoring
•
afvalverwerking
•
Economische schade Kans op plagen en
Limburg –
ziektes
Noord
Kans op maatschappelijke onrusten
6.
Verstoring
•
Kans op
voedsel-
maatschappelijke
voorziening
onrusten, plunderingen •
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Logistieke aspecten
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 124
terug naar Samenvatting
5. Verkeer en Vervoer Nr.
Crisistype
Incidenttype
Effecten
Planvorming
Voorbeeld
(regionaal aanwezig) 1.
Luchtvaartinci
Incidenten met
denten
vliegtuigen buiten
• •
vliegveldterrein
Relatief veel dodelijke
Rampbestijdingsplan
slachtoffers
vliegveld Volkel. (2007)
Veel gewonden (brandwonden en/of mechanisch letsel)
Incidenten met
•
vliegtuigen op
Relatief veel telefonische
vliegveldterrein
informatieverzoeken •
Mogelijke aanwezigheid gevaarlijke stoffen
•
Betrokkenheid krijgsmacht (Volkel)
2.
Incidenten op
Ongeval op de
of onder water
Maas of andere
•
Verdrinkingsslachtoffe
Multidisciplinair
rs
coördinatieplan Transport over de Maas (2006)
oppervlaktewater
•
Onderkoeling
en
•
Moeilijke bereikbaarheid
• 3.
Verkeersincid
Snelwegen
•
Vooral mechanisch
Coördinatieplan
letsel
autosnelwegen (2009)
•
Verkeersstremmingen
Coördinatieplan spoorwegen
•
Gestrande reizigers
(2010)
•
Veel (telefonische)
enten op land Spoorwegen
Invloed meteo
informatieverzoeken 4.
Incidenten in
--
Binnen VRBN nvt
tunnels
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 125
terug naar Samenvatting
6. Gezondheid Nr.
Crisistype
Incidenttype
Effecten
Planvorming
Voorbeeld
(regionaal aanwezig) 1.
Bedreiging
Besmettings-
volksgezond-
gevaar
•
heid (mens) •
Grote publiciteits- en
Protocol verdachte objecten
voorlichtingsinspan-
(200?)
ning
(Anthrax)
Mogelijke (spoed-) vaccinaties
•
Mexicaanse griep 2009
Draaiboeken grieppandemie
Evt. grootschalig evacueren / isoleren
Div.
Pandepimie Generiek draaiboek infectieziekte Bestrijding Draaiboek massavaccinatie Landelijk met regionale versie (2009)
2.
Ziektegolf
Grootschalige
(mens)
besmetting
•
Grote publiciteits- en voorlichtingsinspanning
•
Mogelijke veel (spoed-) ziekenhuisopnames
•
Evt. grootschalig evacueren / isoleren
•
Ziekte ook bij hulpverleners
3.
Dierziekten
Dierziekte
•
overdraagbaar op mens
•
Overdracht ziekten
Draaibroek / protocol
Q-koorts
van dier naar mens
dierziekten
2009
Muteren van diervirussen naar mensvirussen
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 126
terug naar Samenvatting
7. Sociaal Maatschappelijke omgeving Nr.
Crisistype
Incidenttype
Effecten
Planvorming
Voorbeeld
(regionaal aanwezig) Paniek in
Paniek tijdens
menigte
grote festiviteiten,
• •
concerten, •
demonstraties
•
Grootschalige
Rellen rondom
•
ordeverstoring
demonstraties • Gewelddadighed en rondom
Evenementenkalender
Relatief veel licht Veel publiek Grote voorlichtings-
Draaiboeken Benno L.
Rellen
en informatiebehoefte
(zwemschoolhouder)
Graafse
Veel gebruik van geweld
•
voetbalwedstrijd en
Crowd-management
gewonden
beurzen en
en
Mechanisch letsel (onder de voet lopen)
Ontwrichting van
wijk Mono Politie / SGBO
(2000 & .03)
leefklimaat •
Grote onrust
Zedenzaak
•
Dreiging
zwem-
Maatschappe-
school-
lijke onrust en
houder
buurtrellen
(2009) Demo Oss (200?) Bommelding Den Bosch (2010)
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 127
terug naar Samenvatting
II
Impactanalyse
Inleiding Per ramp- en crisisscenario wordt een impactanalyse uitgevoerd om inzicht te krijgen in de aard, de omvang en de schaal van de gevolgen van elk ramp- en crisisscenario. Voor de impactanalyse wordt de methodiek gebruikt van de Strategie Nationale Veiligheid. In tegenstelling tot de Leidraad Maatramp gaat deze methode uit van een tweedimensionale analyse van risico’s: niet alleen op impact, maar ook op waarschijnlijkheid. Bij de beoordeling van de impact wordt bovendien niet alleen gekeken naar de fysieke veiligheid (doden en gewonden), maar naar de aantasting van alle vitale belangen. De impactbeoordeling is een multicriteria-analyse. De gekozen impactcriteria zijn de directe vertaling van de verschuiving in focus naar het bredere begrip crisisbeheersing en hebben daarom betrekking op de bescherming van vitale belangen. Elk van de vitale belangen is daarom vertaald naar één tot maximaal drie impactcriteria. Voor het regionaal risicoprofiel is aan de nationale methode de bescherming van cultureel erfgoed toegevoegd. Tegelijkertijd is het criterium ‘aantasting van de internationale positie van Nederland‘ uit het model gehaald, omdat dit voor het regionale niveau veel moeilijker in te schatten is. De impactcriteria voor de regionale risicoanalyse zijn aldus de volgende:
Tabel 20:
Vitaal belang
Impactcriterium
1. Territoriale veiligheid
1.1 Aantasting van de integriteit van het grondgebied
2. Fysieke veiligheid
2.1 Doden 2.2. Ernstig gewonden en chronisch zieken 2.3 Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
3. Economische veiligheid
3.1 Kosten
4. Ecologische veiligheid
4.1 Langdurige aantasting van milieu en natuur (flora en fauna)
5. Sociale en politieke stabiliteit
5.1 Verstoring van het dagelijks leven 5.2 Aantasting van de lokale en regionale positie van het bestuur 5.3 Sociaal psychologische impact en de M-factor
6. Veiligheid van cultureel erfgoed
6.1 Aantasting cultureel erfgoed
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 128
terug naar Samenvatting
De impactcriteria zijn ‘meetbaar’ gemaakt door de impact in klassen in te delen. We hanteren vijf klassen: A-B-C-D-E. Tabel 21:
Klasse A B C D E
Omvang gevolg Beperkt gevolg Aanzienlijk gevolg Ernstig gevolg Zeer ernstig gevolg Catastrofaal gevolg
Voor iedere klasse is een bandbreedte bepaald. Aangezien het regionaal risicoprofiel op regionale schaal bezien wordt, zijn andere bandbreedtes gehanteerd dan in de NRB. Honderd doden op landelijk niveau hebben immers een andere impact dan honderd doden in een regio. De nationale bandbreedtes zijn daarom gedeeld door 25 (er zijn 25 regio’s), de onderlinge verhoudingen tussen de klassen blijven daarmee hetzelfde als bij de nationale risicobeoordeling, terwijl tegelijkertijd de klassen goed passen bij de regionale schaal.
De impactcriteria: de definitie en scorematrices Hieronder staat per criterium de definitie uitgelegd en worden de scorematrices getoond.
Criterium 1.1
Aantasting van de integriteit van het grondgebied
“Het feitelijke of functionele verlies van, dan wel het buiten gebruik zijn van, dan wel het verlies van zeggenschap over delen van de regio.” Onder functioneel verlies wordt vooral verstaan het verlies van het gebruik van gebouwen, woningen, infrastructuur, wegen en grond. Voorbeelden van bedreigingen en oorzaken zijn: buiten oevers treden rivier, terroristische aanslag in Nederland, afscheiding van een regio, uitbraak van dierziekten, aanval buitenlandse mogendheid, beschadiging of verlies van zeggenschap over en/of bezit van Nederlandse ambassades, chemische/ biologische/nucleaire besmetting. De indicatoren voor het meten van de impact zijn gehanteerd: • de oppervlakte van het bedreigde of aangetaste gebied (geografische afbakening); • de tijdsduur gedurende welke het gebied wordt bedreigd of aangetast; • de bevolkingsdichtheid van het betreffende gebied.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 129
terug naar Samenvatting
Tabel 22:
oppervlakte tijdsduur 2 – 6 dagen 1 – 4 weken 1 tot 6 maanden > 6 maanden
Wijk, dorp Max. 4 km2 A A B C
Lokaal 4-40 km2 A B C D
Gemeentelijk 40-400 km2 B C D E
Regionaal >400 km2 C D E E
Het resultaat van de impactscore wordt eventueel gecorrigeerd op basis van de bevolkingsdichtheid van het bedreigde of getroffen gebied: indien bevolkingsdichtheid > 750 personen/km2 dan +1 (bijv. B wordt C) indien bevolkingsdichtheid < 250 personen/km2 dan -1 (bijv. D wordt C)
Criterium 2.1
Doden
“Dodelijk letsel, direct overlijden of vervroegd overlijden binnen een periode van 20 jaar.” Voorbeelden van bedreigingoorzaken zijn: ongeluk in chemische fabriek, grootscheepse dijkdoorbraak, terroristische aanslag, uitbraak van een epidemie, grootschalige onlusten. De indicatoren voor het meten van de impact zijn: • het aantal doden als gevolg van het incident; • Het tijdstip van overlijden. Tabel 23:
aantal tijdsduur Direct overlijden (binnen een jaar) Vervroegd overlijden (van 1-20 jaar)
1
2-4
4-16
16-40
A
B
C
A
A
B
C hoog C
40160 D C hoog
160400 D hoog D
>400 E D hoog
Ingeval beide categorieën van toepassing zijn, geldt de score voor de hoogste impactklasse.
Criterium 2.2
Ernstig gewonden en chronisch zieken
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 130
terug naar Samenvatting
“Letselgevallen behorend tot categorie T1 en T2, en personen met langdurige of blijvende gezondheidsproblemen zoals ademhalingsklachten, ernstige verbrandingen of huidaandoeningen, gehoorbeschadiging, lijden aan oorlogssyndroom. “ Slachtoffers behorend tot categorie T1 of T2 hebben onmiddellijk medische hulp nodig en behandeling dient binnen 2 uur aan te vangen (t1) dan wel moeten continu bewaakt worden met een behandeling binnen 6 uur (T2). Chronisch zieken zijn personen die gedurende lange periode (> 1 jaar) beperkingen ondervinden: medische zorg nodig hebben, niet of gedeeltelijk kunnen deelnemen aan het arbeidsproces, belemmering ervaren in het sociale functioneren. Indien na een incident een aantal slachtoffers behorend tot de categorie T1 of T2 niet binnen 2 uur (T1) of binnen zes uur (t2) afdoende kan worden geholpen, doordat ze niet door de hulpdiensten kunnen worden bereikt of door gebrek aan de goede hulpmiddelen, dient dat aantal te worden beschouwd als ‘direct overleden’ en in die categorie worden opgenomen. In de beschrijving van het scenario dient wel te worden opgenomen hoeveel slachtoffers er in de categorieën T1 en T2 zijn gevallen, ook als ze door het ontbreken van tijdige hulp overlijden omdat dit een aangrijpingspunt is voor de strategische planning. Voorbeelden van bedreigingsoorzaken zijn: ongeluk in chemische fabriek, terroristische aanslag met biologische of chemische wapens, grootschalige onlusten. De indicator voor het meten van de impact is het aantal chronisch zieken en ernstig gewonden. Tabel 24:
Aantal
1
2-4
4-16
16-40
40-160
160-400
> 400
A
B
C
C hoog
D
D hoog
E
Criterium2.3
Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
“Blootstelling aan extreme weer- en klimaatomstandigheden, alsmede het gebrek aan voedsel, drinkwater, energie, onderdak of anderszins primaire levensbehoeften.” Voorbeelden van bedreigingsoorzaken zijn: terroristische aanslag op drinkwatervoorziening of energievoorziening, vrijkomen straling als gevolg van incident met kernreactor, natuurramp. Als indicatoren voor het meten van de impact zijn gehanteerd: • Aantal getroffenen • Tijdsduur
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 131
terug naar Samenvatting
Tabel 25:
aantal
< 400
< 4.000
< 40.000
> 40.000
A B C
B C D
B D E
D E E
tijdsduur 2-6 dagen 1-4 weken 1 maand of langer
Deze impactscore hangt mede af van continuïteitsfactoren zoals aanwezige reservevoorraden, redundantie en reparatiesnelheid. In de scenariobeschrijving moet hiermee rekening worden gehouden.
Criterium 3.1
Kosten
‘Euro’s in termen van herstelkosten voor geleden schade, extra kosten en gederfde inkomsten.” Voorbeelden van incidenten zijn: grootschalige vluchtelingenstromen, pandemie met massale uitval arbeidskrachten, besmettelijke dierziekten, grootschalige uitval vitale infrastructuren. De indicatoren voor het meten van de impact zijn: • Materiële schaden en kosten; • Gezondheid schaden en kosten; • Financiële schaden en kosten; • Kosten van bestrijding, hulpverlening en herstel. De impact wordt gebaseerd op de totaal geleden schade in geld; de schaden in de afzonderlijke categorieën 1t/m 4 worden opgeteld. Kosten in €
<2 Miljoen A
<20 Miljoen B
<200 Miljoen C
<2 Miljard D
>2 Miljard E
Materiële schade Gezondheidsschade Financiële schade Bestrijdingskosten en herstel Totaal: Toelichting op de individuele actoren voor schaden en kosten van een incident20: 20
Begrippen: Vervangingswaarde kapitaalgoederen:’nieuwwaarde kapitaalgoederen minus afschrijvingen’ op het tijdstip van het incident
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 132
terug naar Samenvatting
1. Materiële schade Materiële schade aan gebouwen, woningen en infrastructuurobjecten. Waardebegrip: herbouwwaarde (inclusief opruimingskosten) Materiële schade aan inventaris, machines, installaties, voer-/vaartuigen, voorraden; verlies van levende have Waardebegrip: vervangingswaarde Reconstructiekosten (ICT)databestanden Kosten: integrale kostprijs inzet administratieve/ICT-medewerkers 2. Gezondheidschade Kosten van uitkeringen bij overlijden Extra kosten van de gezondheidszorg Kostenelementen o bruto kosten van ziekenhuisopname (inclusief behandeling en ambulance) o langdurige zorg in verpleeghuizen, revalidatie klinieken o evt. correctie voor vermindering van reguliere zorgvraag bij volledige belasting gezondheidszorgapparaat Extra kosten van arbeidsongeschiktheid en weduwen/wezenpensioen Kostenelementen o uitkering arbeidsongeschiktheid slachtoffers o uitkering (pré-)pensioenen nabestaanden 3. Financiële schade Directe bedrijfsschade als gevolg van materiële schade en/of uitval werknemers en/of onbruikbaarheid locatie; herstelperiode is maat voor tijdsduur bedrijfsschade Waardebegrip o netto toegevoegde waarde (exclusief afschrijvingen) – materiële schade o bruto toegevoegde waarde – uitval werknemers, onbruikbaarheid locatie Indirecte bedrijfsschade als gevolg van uitval van vraag of uitval van toeleveringen (materialen, grondstoffen, energiedragers), of uitval communicatie/ transport/ nutsvoorzieningen Waardebegrip o bruto toegevoegde waarde evt. correctie voor substitutie effecten (vervangende vraag of nieuwe vraag) Directe vermogensschade als gevolg van claims, boetes of vervreemding (bijvoorbeeld nationalisatie bedrijf)
-
Bruto toegevoegde waarde:’bijdrage van kapitaal en arbeid (gelijk aan vaste kosten plus winst)’ gedurende de herstelperiode Netto toegevoegde waarde:’bruto toegevoegde waarde minus afschrijvingen’ gedurende herstelperiode
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 133
terug naar Samenvatting
4. Bestrijdingskosten Extra kosten inzet operationele diensten ten behoeve van bestrijding, hulpverlening, opvang en evacuatie Kosten o integrale kostprijs van inzet operationele diensten Opruiming- en herstelkosten als gevolg van schade aan natuur en milieu Kosten o Integrale kostprijs van inzet medewerkers en hersteldiensten
De volgende kengetallen kunnen gebruikt worden bij de schatting van de kosten. Materiële schade Woningen (inclusief inboedel): Infrastructurele objecten laag/midden/hoogbouw € 170.000 gemaal eengezinswoning € 240.000 zuiveringsinstallatie boerderij € 400.000 brug, viaduct spoorlijn (per km)
€ 750.000 € 10.000.000 € 5.000.000 € 1.350.000
Gezondheidschade21 • kosten gezondheidszorg half jaar arbeidsongeschikt/zwaargewond • kosten gezondheidszorg half jaar arbeidsongeschikt/lichtgewond • arbeidsongeschiktheid uitkering (blijvend, modaal, 38jr) • uitkeringen bij overlijden (modaal, 38jr, 2 kinderen)
€ 10.000 € 5.000 € 650.000 € 160.000
Financiële schade • verhouding directe bedrijfsschade versus indirecte bedrijfsschade 2:1 • € 550 per m² bedrijfslocatie per jaar23
Criterium 4.1
22
Langdurige aantasting van het milieu en natuur (flora en fauna)
“Langdurige of blijvende aantasting van de kwaliteit van het milieu, waaronder verontreiniging van lucht, water of bodem, en langdurige of blijvende verstoring van de oorspronkelijke ecologische functie, zoals het verlies van soortendiversiteit flora en fauna, verlies van bijzondere ecosystemen, overrompeling door uitheemse soorten.” Voorbeelden van bedreigingoorzaken zijn: incidenten waarbij grote hoeveelheden (eco)toxische stoffen in het milieu vrijkomen, zoals een ongeluk in een chemische fabriek of in een kernreactor, een olieramp op de Noordzee, of een aanslag met gebruik van CBRN21
Gebaseerd op rekenmodellen verzekeraars/schade-experts. Gebaseerd op discussienota Rijkswaterstaat HIS-SSM. 23 Gebaseerd op Bruto Binnenlands Product. 22
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 134
terug naar Samenvatting
wapens; incidenten waarbij natuurgebieden worden blootgesteld aan grote fysische schade, bijvoorbeeld door brand; incidenten die het gevolg zijn van klimaatverandering zoals verstoringen in het beheer van oppervlaktewater (overstromingen) en de gevolgen daarvan (zoals verzilting van de bodem), extreme weersomstandigheden. Aantasting van de ecologische veiligheid wordt gemeten aan de hand van twee aspecten: A. aantasting van natuur- en landschappelijke gebieden die als beschermwaardig zijn aangewezen, en B. aantasting van het milieu in algemene zin, ook buiten de genoemde natuur- en landschappelijke gebieden. N.B.: Bij de scoring van de aantasting van de ecologische veiligheid moeten eerst beide impactcriteria worden beoordeeld. De hoogste gescoorde impact geldt als impact voor het criterium 4.1. Echter, beide impactscores zullen in beschouwing worden genomen bij het nagaan van de te nemen maatregelen en de daarvoor benodigde capaciteiten. Het is daarom noodzakelijk dat gegevens voor beide impactcriteria worden verstrekt en gemotiveerd. Criterium 4.1.A. Aantasting van flora- en faunagebieden die als beschermwaardig zijn aangewezen (verder genoemd ‘natuurgebieden’), waarbij wordt uitgegaan van een ‘alles of niets’ – effect: waar de aantasting optreedt gaan er ecosystemen verloren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie typen beleidsmatig verschillende natuurgebieden: broedgebieden van weidevogels (in het agrarisch gebied); de Ecologische Hoofdstructuur (EHS): dat zijn de EHS natuurgebieden uitgezonderd die EHS gebieden die ook tot Natura 2000 behoren, verder aangeduid als ‘EHS gebieden’; en de natuurgebieden aangewezen in de Natura 2000 regelgeving (uitgezonderd de Waddenzee, het IJsselmeer en de Zeeuwse wateren), verder aangeduid als ‘Natura 2000 gebieden. De schade aan natuurgebieden moet worden bepaald als de daadwerkelijke schade die wordt toegebracht: het verloren gaan van een natuurgebied dat gerekend wordt tot een van de drie genoemde typen. Het feit dat er een natuurgebied verloren gaat telt hier als overweging, de ernst van het verlies wordt uitgedrukt aan de hand van het type natuurgebied dat verloren is gegaan, en de oppervlakte van het verloren gegaan gebied. Een andere factor die een rol speelt bij de bepaling van de ernst van de aantasting is de duur van de aantasting. Daarnaast is er een overweging ten aanzien van aantasting van de Waddenzee, een natuurgebied met een unieke rol. Geen rol spelen overwegingen over de aard en de mogelijke waarde van een ecosysteem dat zal ontstaan na het incident: overwegingen dat er ‘voor een verloren ecosysteem een ander ecosysteem in de plaats komt’ zijn in deze beschouwing niet aan de orde. Als indicatoren voor het meten van de impact worden gehanteerd: Type van de natuurgebieden die in het getroffen gebied liggen: er wordt nagegaan of er zich in het getroffen gebied natuurgebieden bevinden die behoren tot de broedgebieden van weidevogels, tot de EHS of tot de Natura 2000
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 135
terug naar Samenvatting
gebieden. Aantasting van deze gebieden wordt in die volgorde als ernstiger ingeschat. Relatief oppervlak van het getroffen gebied: voor ieder van de typen wordt bepaald welk percentage van de totaal in Nederland aanwezige oppervlakte getroffen is. De duur van de aantasting: de aantasting wordt alleen gescoord, als de duur langer dan een jaar zal zijn. Als wordt ingeschat dat voor geen van de typen de duur van de aantasting langer dan een jaar zal zijn, wordt dit impactcriterium gescoord als niet van toepassing.
-
-
Tabel 26: impactscores
(gemiddelde) relatieve oppervlakte Æ type natuurgebied ↓
<3%
3-10%
>10%
Broedgebieden van weidevogels EHS gebieden
A
B
C
B
C
D
Natura 2000 gebieden
C
D
E
Tabel 27: absolute oppervlakte per type natuurgebied
(gemiddelde) relatieve oppervlakte Æ type natuurgebied ↓ Broedgebieden van weidevogels EHS gebieden
<416ha
Natura 2000 gebieden
<350ha
-
<3% <300ha
3-10% 300ha1.000ha 416 ha-1.748ha 350 ha1.160ha
>10% >1.000ha >1.748ha >1.160ha
Als de duur van de aantasting wordt ingeschat als langer dan 10 jaar, dan wordt de ernst van de impact een stap hoger gescoord. De Waddenzee wordt gezien als een afzonderlijk natuurgebied, dat van groot belang is gezien zijn functie als ‘kraamkamer’ voor het zeeleven. Voor dit gebied wordt de regel van Natura 2000 gebieden toegepast, waarbij geldt: 3% en 10% van de Waddenzee is gelijk aan 7.200 ha (8,4 bij 8,4 km) resp. 24.000 ha (15 bij 15 km).
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 136
terug naar Samenvatting
Criterium 4.1B Aantasting van het milieu in algemene zin zal over het algemeen leiden tot impacts die gescoord moeten worden onder een of meerdere van de andere impactcriteria. Voorbeelden zijn: - Als de aantasting zodanig ernstig is dat er sprake is van functioneel verlies van het getroffen gebied, dan valt dit onder impactcriterium 1.1. - Impact van vrijgekomen chemische stoffen op de volkgezondheid: doden, (chronisch) zieken, lichamelijk lijden valt onder impactcriterium 2. - Een groot aantal milieu-impacts zal gerekend moeten worden onder impactcriterium 3; het gaat dan bijvoorbeeld om kosten van/door: o herstelactiviteiten van aantasting van het milieu o evacuatie van mensen en (landbouw huis)dieren ten gevolge van milieuimpacts o verlies van de bruikbaarheid van het milieu voor landbouw, veeteelt, visserij, en voor ‘ecosystem services’ o verlies van andere ‘use’ functies van het milieu, zoals beschikbaarheid van oppervlaktewater voor waterzuivering, recreatieve functies (bijvoorbeeld zwemwater, toerisme) - Aantasting van het milieu kan een ontwrichtende werking hebben, met aantasting van de luchtkwaliteit, waardoor (sommige groepen van) mensen zich niet meer vrijelijk buiten kunnen bewegen; dit valt onder impactcriterium 5.1. In het scenario moet expliciet aandacht worden gegeven aan deze overwegingen. Binnen het impactcriterium ecologische veiligheid moet echter ook aandacht worden besteed aan specifiek de aantasting van het milieu. Er is sprake van ernstige aantasting van het milieu indien: - die aantasting plaatsvindt gedurende een periode van tenminste een jaar; en - bij de aantasting de interventiewaarde, die geldt voor een chemische verontreiniging, wordt overschreden. De ernst van de impact wordt gescoord aan de hand van de absolute oppervlakte van het getroffen gebied. Bij permanente aantasting van het milieu (> 10 jaar) moeten deze scores 1 stap worden verhoogd. Oppervlakte
wijk, dorp max. 4 km2 A
Veiligheidsregio Brabant-Noord
lokaal 4-40 km2 B
gemeentelijk 40-400 km2 C
regionaal >400 km2 D
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 137
terug naar Samenvatting
Criterium 5.1
Verstoring van het dagelijks leven
“De aantasting van de vrijheid zich te verplaatsen en samen te komen op publieke plaatsen en in openbare ruimten, waardoor de deelname aan het normale maatschappelijk verkeer wordt belemmerd.” Voorbeelden van bedreigingoorzaken zijn: aantasting van vitale infrastructuur zoals uitval van elektriciteit, massale sterfte onder bevolking door pandemie, bezetting, grootschalige onlusten, dijkdoorbraak, terroristische aanslag, grootschalige instroom van vluchtelingen. De indicatoren voor het meten van de impact zijn: • geen onderwijs kunnen volgen; • niet naar het werk kunnen gaan; • geen gebruik kunnen maken van maatschappelijke voorzieningen als die voor sport, cultuur of gezondheidszorg; • verminderde bereikbaarheid door blokkade van wegen en uitval van openbaar vervoer; • niet kunnen doen van noodzakelijke aankopen wegens winkelsluiting. De genoemde indicatoren worden gewaardeerd op basis van: • aantal getroffenen; • tijdsduur; • aantal indicatoren van toepassing.
Tabel 28:
Aantal Æ Tijdsduur ↓ 1-2 dagen 3 dagen tot 1 week 1 week tot 1 maand 1 maand of langer
< 400 inwoners
< 4.000 inwoners
< 40.000 inwoners
> 40.000 inwoners
A A B C
A B C D
B C D E
C D E E
Aantal indicatoren van toepassing In geval maximaal 1 indicator van toepassing is, dan -1 (bijv. D wordt C) In geval tenminste 3 indicatoren van toepassing zijn, dan +1 (bijv. B wordt C).
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 138
terug naar Samenvatting
Criterium 5.2
Aantasting van de lokale en regionale positie van het bestuur
“De aantasting van het functioneren van de Nederlandse overheid, in het bijzonder de lokale en regionale overheid, en haar instituties en/of de aantasting van rechten en vrijheden en andere kernwaarden verbonden aan de Nederlandse democratie en vastgelegd in de grondwet.” Voorbeelden van bedreigingoorzaken zijn: aantasting van vitale infrastructuur zoals uitval van elektriciteit, massale sterfte onder bevolking door pandemie, bezetting, grootschalige onlusten, dijkdoorbraak, terroristische aanslag, grootschalige instroom van vluchtelingen. Als indicatoren voor het meten van de impact worden de volgende vijf gehanteerd: geen onderwijs kunnen volgen; niet naar het werk kunnen gaan; geen gebruik kunnen maken van maatschappelijke voorzieningen als die voor sport, cultuur of gezondheidszorg; verminderde bereikbaarheid door blokkade van wegen en uitval van openbaar vervoer; niet kunnen doen van noodzakelijke aankopen wegens winkelsluiting. De genoemde indicatoren worden gewaardeerd op basis van: aantal getroffen inwoners; tijdsduur; aantal indicatoren van toepassing.
Tabel 29:
aantal indic. Æ tijdsduur ↓
Maximaal 1 uit 6 indicatoren
Maximaal 2 uit 6 indicatoren
>=3 uit 6 indicatoren
A B C D
B C D E
C D E E
Dagen Weken Maanden 1 of meer jaren Aantal indicatoren Aantal indicatoren >50% aangetast
Indien een indicator voor meer dan 50% wordt aangetast, dan +1 (bijv. C wordt D).
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 139
terug naar Samenvatting
Criterium 5.3
Sociaalpsychologische impact en de M-factor
“Gedragsmatige reactie van de bevolking die door uitingen van paniek of angst en onrust of woede (mogelijk ook vermengd met verdriet en afschuw) worden gekarakteriseerd en waaraan de media aandacht besteden. Deze uitingen kunnen komen van personen die direct worden getroffen, maar ook van de rest van de bevolking, moeten waarneembaar zijn (d.w.z. hoorbaar, zichtbaar, leesbaar) en leiden tot onvrede, massahysterie en wantrouwen.” Gedragingen die vooral een uiting van angst en paniek zijn, betreffen bijvoorbeeld vlucht- en vermijdingsgedrag, van het normale patroon afwijkende handelingen, het nemen van kennelijk onverstandige besluiten. Gedragingen die vooral een uiting van woede en onrust zijn, betreffen bijvoorbeeld protesten, demonstraties, verstoringen van de openbare orde, vernielingen, oproepen via de media (deels ook gevoed door media-aandacht) vanuit gevoelens van onvrede. Voorbeelden van bedreigingoorzaken zijn: terroristische aanslag, politieke moord, ontvoering, gijzeling of aanslag op politieke leiders of leden van het Koninklijk Huis, dominantie van een ondemocratische politieke partij, staatsgreep, ontploffing van een kerncentrale, pandemie met (mogelijkheid van) een massale sterfte. Als de onrust- en onlustgevoelens niet tijdig worden omgebogen, ligt een bestuurlijke crisis in het verschiet. Er is een aantal indicatoren dat aan bovenstaande soorten uitingen ten grondslag ligt. Dat zijn de “drivers” (bepalende indicatoren) van angst en woede. Er is voor gekozen om het scoringsmechanisme primair te baseren op enerzijds het van toepassing zijn van deze “drivers” en anderzijds de intensiteit waarin zij van toepassing zijn. In aanvulling hierop wordt de omvang van de waarneembare uitingen als een versterkend of afzwakkend mechanisme gebruikt. De indicatoren worden in drie categorieën opgedeeld: de perceptie van het incident, het verwachtingspatroon rond het incident en het handelingsperspectief. De indicatoren dragen elk in eigen mate bij aan woede of angst of zelfs beide. Ondanks het verschillende aantal indicatoren per categorie, worden de categorieën onderling als even belangrijk beschouwd. De categorieën liggen deels in elkaars verlengde en zullen dus veelal in combinatie optreden. De drie categorieën bestaan uit de volgende indicatoren: 1.
Perceptie van het incident bij de getroffenen dan wel de rest van de bevolking: onbekendheid met de aard of de oorzaak van het risico Æ dit leidt primair tot angst, onrust en/of paniek (hoe groter de onbekendheid, des te angstiger men is); onzekerheid over de mate van dreiging of gevaar en over de mogelijkheid dat je er persoonlijk door geraakt kan worden Æ dit leidt primair tot angst, onrust en/of paniek
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 140
terug naar Samenvatting
-
-
(hoe groter de onzekerheid over de eigen blootstelling aan dreiging/gevaar en de perceptie van de omvang ervan, des te angstiger men is); mate van onnatuurlijkheid van (de oorzaken van) het incident Æ dit leidt zowel tot angst als tot woede (hoe onnatuurlijker de oorzaak en het incident zelf, d.w.z. hoe meer eventueel boosaardige invloed van de mens, des te minder men erin berust en des te angstiger men is voor de gevolgen en voor wat er wellicht nog meer komt en des te woedender men is op de veroorzakers); mate waarin kwetsbare groepen - zoals kinderen, ouderen, zieken, armlastigen - onevenredig zwaar worden getroffen Æ dit leidt primair tot woede (hoe meer deze groepen worden getroffen, des te groter het gevoel van onrechtvaardigheid en dus des te woedender men is).
2.
Verwachtingspatroon rond het incident en zijn gevolgen bij de getroffenen en de rest van de bevolking: mate van gevoelde verwijtbaarheid (tekortschieten) van relevante bedrijven en (overheids)instanties bij het ontstaan van het incident dan wel het optreden van ongewenste gevolgen ervan (relatie met preventie) Æ dit leidt primair tot woede of onrust (hoe groter het gevoel dat er verwijtbaar tekortgeschoten is, des te woedender men is); mate van verlies van vertrouwen in het optreden van de overheid en betrokken bedrijven en andere instanties (NB niet de hulpdiensten) inzake enerzijds de beheersing van het incident en anderzijds de informatieverschaffing over het incident en zijn oorzaken (relatie met preparatie en initiële respons) Æ dit leidt zowel tot woede en onrust als tot angst (hoe groter het gebrek aan dit vertrouwen en aan adequate informatie, des te woedender men is wegens beschaamde verwachtingen en teleurstelling en des te angstiger wegens verlies aan mentaal houvast); mate van verlies van vertrouwen in het optreden van de hulpdiensten bij de beheersing van het incident, bijvoorbeeld in geval van normoverschrijding bij opkomsttijden, capaciteitstekort, inadequate/onjuiste handelingen e.d. (relatie met preparatie en initiële respons) Æ dit leidt zowel tot woede, onrust als tot angst (hoe groter het gebrek aan dit vertrouwen, te woedender men is wegens beschaamde verwachtingen en teleurstelling en des te angstiger wegens verlies aan uitzicht op hulp).
3.
Handelingsperspectief voor getroffenen bij het incident: mate van onbekendheid en/of onervarenheid met mogelijke vormen van zelfredzaamheid in de specifieke situatie (vormen van onwetendheid) Æ dit leidt primair tot angst en paniek (hoe groter de onwetendheid met manieren om de eigen situatie positief te beïnvloeden, des te angstiger men is);
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 141
terug naar Samenvatting
-
mate van persoonlijke onmogelijkheid tot beheersing van de eigen situatie (vormen van zelfredzaamheid) Æ dit leidt zowel tot angst en paniek als tot onrust en woede (hoe minder de zelfredzaamheid, des te angstiger men is wegens het grotere gevoel van afhankelijkheid van anderen bij hulp en des te woedender als die hulp niet op tijd wordt verleend of juist omdat men in deze afhankelijkheidssituatie terecht is gekomen of eigen handelen onmogelijk wordt gemaakt).
Per indicator wordt aangegeven of de indicator wel of niet van toepassing is. Niet van toepassing wil zeggen dat er geen logische relatie is met het incident of zijn oorzaken. Als de indicator (in beginsel) wel van toepassing is, gelden vier intensiteiten waarin de indicator kan optreden: ‘geen’, d.w.z. de indicator is in dit scenario niet aanwezig en dus niet van invloed op het ontstaan van angst en/of woede; ‘beperkt’, d.w.z. dat de indicator in zwakke mate aanwezig is en in isolement beschouwd niet voldoende is voor het optreden van de uiting(en) van angst, paniek en/of onrust en woede; ‘normaal’, d.w.z. dat de indicator duidelijk herkenbaar aanwezig is en in isolement beschouwd in beperkte mate bijdraagt aan het optreden van de uiting(en) van angst, paniek en/of onrust en woede; ‘aanzienlijk’, d.w.z. dat de indicator in sterke mate aanwezig is en in isolement beschouwd dominant bijdraagt aan het optreden van de uiting(en) van angst, paniek en/of onrust en woede. De intensiteit waarin een indicator van toepassing is, kan bepalend zijn voor het optreden van angst, paniek en/of onrust en woede, maar moet niet worden verward met de omvang van de uitingen van angst, paniek en/of onrust en woede. Dit laatste wordt pas in tweede instantie als correctiemechanisme gebruikt. De klassenindeling wordt gebaseerd op het aantal indicatorcategorieën dat ‘significant’ is, en een eindoordeel over ‘gradatie’ die op de intensiteit van afzonderlijke indicatoren is gebaseerd. Een indicatorcategorie (perceptie, verwachtingspatroon of handelingsperspectief) is significant indien: er minstens één indicator een intensiteit ‘aanzienlijk’ heeft in de categorie, óf indien aan de volgende twee voorwaarden gelijktijdig wordt voldaan: o minimaal de helft van zijn indicatoren scoren een intensiteit ‘beperkt’, ‘normaal’ of ‘aanzienlijk’, en o er is minstens één indicator met intensiteit ‘normaal’ in de categorie. Een categorie die bijvoorbeeld uitsluitend bestaat uit ‘beperkt’ van toepassing zijnde indicatoren, is niet significant. Indien alle indicatoren niet van toepassing zijn (NVT) of niet optreden (‘geen’) dan scoort dit criterium ‘NVT’ (label 0).
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 142
terug naar Samenvatting
Het eindoordeel over de gradatie berust op het vóórkomen van bepaalde intensiteiten van de afzonderlijke indicatoren in de categorieën: ‘laag’ indien er geen relevante indicatoren met intensiteit ‘normaal’ of ‘aanzienlijk’ zijn; ‘hoog’ indien één van de volgende twee situaties zich voordoet: o er zijn of twee of drie significante categorieën en deze bevatten elk minstens één indicator met intensiteit ‘aanzienlijk’, o er is slechts één significante categorie en van deze hebben alle indicatoren een intensiteit ‘aanzienlijk’; ‘gemiddeld’ in de overige gevallen.
Tabel 30:
aantal significante 0 significante 1 significante 2 significante 3 significante categorieën Æ categorieën categorie categorieën categorieën eindgradatie ↓ Laag A Gemiddeld A B C D Hoog C D E (de streepjes zijn situatiecombinaties die niet kunnen voorkomen) Het resultaat van de impactscore wordt gecorrigeerd: indien de omvang en tijdsduur van de waarneembare uitingen van angst, paniek en/of onrust en woede gering zijn, d.w.z. < 10.000 personen gedurende max. 2 dagen, dan -1 (bijv. C wordt B); indien de omvang en tijdsduur van de waarneembare uitingen van angst, paniek en/of onrust en woede grootschaligheid van de gevolgen aanduiden, d.w.z. > 1.000.000 personen (waaronder in 2 of meer grote steden) gedurende tenminste 1 week, dan +1 (bijv. C wordt D). In alle gevallen wordt een maximale beschouwingstermijn van 1 maand aangehouden. Daarna wordt het steeds moeilijker om gedragingen, zoals onder dit criterium bedoeld, als direct gevolg van het incident op te vatten.
Criterium 6.1
Aantasting cultureel erfgoed
“De beschadiging, vernietiging of verdwijning van materiële sporen of getuigenissen uit het verleden in het heden die de samenleving om redenen van o.a. collectieve herinnering en identiteitsbehoud dan wel identiteitsvorming van belang acht om te bewaren, te onderzoeken, te presenteren en over te informeren.”
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 143
terug naar Samenvatting
Het betreft materiële (zichtbare en tastbare) sporen die een cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen en vaak al een beschermde status genieten. Hieronder vallen voorwerpen in musea, archeologische vondsten, archieven, monumenten (d.w.z. panden en complexen van bedrijf en techniek, religie, bewoning, bestuur en beheer, e.d.), herdenkingstekens, straatmeubilair, stads- en dorpsgezichten, landschappen (d.w.z. begrensde grondoppervlakten). Hoewel veelal verbonden aan materiële sporen worden immateriële sporen zoals verhalen, gewoonten en gebruiken, uitingen van folklore niet in het criterium meegenomen. Deze elementen van cultureel erfgoed zijn aan mensen verbonden en aantasting van mensen en hun functioneren komt in andere criteria al tot uiting. De vastlegging ervan valt echter onder materiële sporen (bijv. archieven). N.B. Waardering van de financiële schade (bijv. beveiligings- en herstelkosten, waardevermindering in financiële termen) geschiedt onder criterium 3.1. Met criterium 6.1 wordt het zuivere feit van de aantasting (beschadiging, vernietiging of verdwijning) beschouwd. De indicatoren voor het meten van de impact zijn: • er is sprake van uniciteit, d.w.z. het object is de enige of één van de weinige overgebleven representant(en) van een soort of type; • er is sprake van aantasting van de identiteit, d.w.z. de betekenis en gevoel van eigenwaarde die de samenleving of een gemeenschap ontleent aan het object; • er is sprake van aantasting van de harmonie en/of waarde en/of samenhang van een groter geheel door de aantasting van het object als deel van dat geheel; • er zijn beperkte mogelijkheden tot restauratie; • het betreft bronmateriaal, d.w.z. het verklarende en/of inspirerende begin of uitgangspunt voor een stroming, school, cultureel begrensde groep, e.d. Tabel 31:
aantal indic. Æ
max. 1 indicator A
max. 2 indicatoren B
max. 3 indicatoren C
4 of meer indicat. D
Het resultaat van de impactscore wordt gecorrigeerd op basis van de mate van aantasting van een indicator. Daarbij kan de verzekerde waarde medebepalend zijn, hoewel deze niet altijd is of kan worden vastgesteld. Ook bepalend kan de omvang van de toeristische en/of wetenschappelijke interesse zijn, of een opneming in de officiële lijst van monumenten of werelderfgoed. Deze aspecten worden echter in feite bepaald door één of meer van de genoemde indicatoren. Æ Indien minstens één indicator voor meer dan 50% wordt aangetast, dan +1 (bijv. C wordt D).
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 144
terug naar Samenvatting
III
Waarschijnlijkheidsanalyse
Naast de impactanalyse zijn de incidentscenario’s ook gemeten op de waarschijnlijkheid: wat is de kans op het daadwerkelijk optreden van het scenario? Voor alle incidentscenario’s geldt dat bij het bepalen van de waarschijnlijkheid niet altijd volledige gegevens en/of informatie aanwezig is geweest. Daarom is bij het meten gebruik gemaakt van een of meer van de volgende bronnen: • historische gegevens en casuïstiek; • expertmeningen; • trendanalyses. De waarschijnlijkheidsanalyse is voor ieder scenario op dezelfde wijze gemeten. Dit is gebeurd op basis van een gevaar- of een dreigingsanalyse. Hiervoor is een indeling van vijf klassen gehanteerd:
Tabel 32:
Klasse
Gevaar
Dreiging
A
zeer onwaarschijnlijk
B
onwaarschijnlijk
C
mogelijk
geen concrete aanwijzingen en gebeurtenis wordt nauwelijks voorstelbaar geacht geen concrete aanwijzingen, maar gebeurtenis wordt enigszins voorstelbaar geacht geen concrete aanwijzingen, gebeurtenis is voorstelbaar
D
waarschijnlijk
de gebeurtenis wordt zeer voorstelbaar geacht
E
zeer waarschijnlijk
concrete aanwijzingen dat de gebeurtenis geëffectueerd zal worden
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 145
terug naar Samenvatting
IV
Samenstelling projectgroep
Projectleider: Jochen Beyer, (VRBN, veiligheidsbureau);
[email protected]
Projectleden: Ronny van Gerven (GHOR);
[email protected] Fred Korthals (GHOR);
[email protected] Hans Floris (Politie),
[email protected] Bob Heijl (AOV gemeenten LvC);
[email protected] Mark Rijkers (AOV St.Oedenrode);
[email protected] Anke Fleer (VRBN, pro-actie, preventie en preparatie) ,
[email protected] Hans Opsteen (defensie),
[email protected] André Baak (waterschap),
[email protected] Roger Munnix (nutsbedrijven),
[email protected] Desiree Leppens (VRBN, communicatie);
[email protected]
Op afroep: Gonnie van Breda (projectleider provinciale risicokaart);
[email protected] Aletha Huisman (VRBN, bestuur en beleid);
[email protected]
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 146
terug naar Samenvatting
V AGS AIVD BDUR BEVI BRZO BZK CBRN CCB CRAS CRIB DIGIMAK EHS EV GHOR GMK GRIP ICT IPO ISOR MKZ NAVI NCTb NPK NRB NVBR OOV POC RIVM RRGS RWZI VHD VROM WHO WRR
Afkortingen Adviesraad Gevaarlijke Stoffen Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst Besluit DoelUitkering bestrijding van Rampen en zware ongevallen Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen Besluit Risico’s van Zware Ongevallen (ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Chemisch, Biologisch, Radiologisch, Nucleair Conflict- en Crisisbeheersing (politie) Centraal Registratie Afhandeling Schade Centraal Registratie- en InformatieBureau Digitale multidisciplinaire activiteitenkalender Ecologische Hoofdstructuur Externe Veiligheid Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen Gemeenschappelijke Meldkamer Gecoördineerde Regionale IncidentenbestrijdingsProcedure Informatie- en Communicatietechnologie InterProvinciaal Overleg Informatie Systeem Overige Ramptypen Mond- en klauwzeer Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuur Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding Nationaal Plan Kernongevallenbestrijding Nationale Risicobeoordeling Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding Openbare Orde en Veiligheid PortefeuillehoudersOverleg Crisisbeheersing Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen Rioolwaterzuiveringsinstallatie VerzekeraarsHulpDienst (ministerie van) Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer World Health Organization Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 147
terug naar Samenvatting
VI
Definities en uitleg gebruikte termen
Beleidsplan Een strategisch plan dat zich richt op essentiële keuzes ten aanzien van crisisbeheersing en rampenbestrijding. (Bron: Handreiking Beleidsplan Veiligheidsregio) Basisvereisten Een set van kwantitatieve en kwalitatieve normen voor de voorwaardenscheppende processen binnen de rampenbestrijding/crisisbeheersing, waaraan iedere veiligheidsregio onder operationele omstandigheden moet kunnen voldoen (Basisvereisten Crisismanagement, LBCB, 2006; zie tevens ontwerp Besluit Veiligheidsregio’s). Capaciteiten Een verzamelterm voor de beïnvloedingsmogelijkheden van risico´s en scenario´s. Beïnvloedingsmogelijkheden zijn er in de hele veiligheidsketen van risicobeheersing (pro-actie / preventie), incidentmanagement (preparatie en represssie) en herstel. De capaciteiten kunnen zich richten op de dreiging of risicobron, de kwetsbaarheden en gevolgen, of het incidentverloop en de afloop. Crisis Een situatie waarin een vitaal belang van de samenleving is aangetast of dreigt te worden aangetast. (Bron: Wetsvoorstel veiligheidsregio’s) Crisisbeheersing Het geheel van maatregelen en voorzieningen, met inbegrip van de voorbereiding daarop, dat de overheid treft met het oog op een crisis, het voorkomen van een crisis en het beperken van de gevolgen van een crisis. (Bron: Wetsvoorstel veiligheidsregio’s) Crisistype Categorie van mogelijke branden, rampen en crises die qua soort effecten en qua ontwikkeling in de tijd op elkaar lijken. Incidentmanagement Het afhandelen van incidenten (repressie) en de voorbereiding daarop (preparatie). (Bron: Handreiking Beleidsplan Veiligheidsregio) Incidenttype Een gebeurtenis die de gang van zaken op een bepaalde manier verstoort. De soort van verstoring wordt bepaald door de werkingsmechanismen van de directe oorzaak en de directe gevolgen. Naast fysische, chemische en biologische werkingsmechanismen (rampen) worden ook sociaal economische en politieke werkingsmechanismen onderscheiden (crises).
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 148
terug naar Samenvatting
Kwetsbaarheden Er zijn verschillende benaderingen voor het begrip kwetsbaarheid: a. de kwetsbare locaties zoals die in de klassieke rampenbestrijding / externe veiligheid worden gehanteerd: ziekenhuizen, scholen, bejaardenhuizen e.d. b. de locaties die behoren tot de vitale infrastructuur zijn kwetsbaar voor hun uitval en de gevolgen daarvan. c. De objecten die op voorhand aan te duiden zijn als aanslaggevoelig zoals onder meer benoemd door de NCTb en de regiopolitie. Zij zijn kwetsbaar voor actie van moedwillig menselijk handelen. Ramp Een zwaar ongeval of een andere gebeurtenis waarbij het leven en de gezondheid van veel personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate zijn geschaad of worden bedreigd en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten of organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken. (Bron: Wetsvoorstel veiligheidsregio’s) Rampenbestrijding Het geheel van maatregelen en voorzieningen, met inbegrip van de voorbereiding daarop, dat de overheid treft met het oog op een ramp, het voorkomen van een ramp en het beperken van de gevolgen van een ramp. (Bron: Wetsvoorstel veiligheidsregio’s) Ramptype Een categorie van mogelijke rampen die qua soort effecten en qua ontwikkeling in de tijd op elkaar lijken. (Bron: Leidraad Maatramp) Regionaal risicoprofiel Een inventarisatie en analyse van de risico´s (waarschijnlijkheid en impact) van branden, rampen en crises waarop het beleid van de veiligheidsregio wordt gebaseerd. Risico Een samenstel van de waarschijnlijkheid dat zich een brand, ramp of crisis (of dreiging daarvan) voordoet en de mogelijke impact die dat kan hebben. Risicobeoordeling Een analyse waarin weging en inschatting van gevolgen van soorten branden, rampen en crises zijn opgenomen. (Bron: Wetsvoorstel veiligheidsregio’s) Risicobeheersing Alle activiteiten die een vroegtijdige structurele aandacht voor integrale veiligheid bevorderen en die gericht zijn op het zoveel mogelijk voorkomen van onveilige situaties en omstandigheden, waaronder het voorkomen van directe oorzaken van onveiligheid (proactie) en het beperken en beheersen van gevolgen van inbreuken op de veiligheid (preventie). (Bron: Handreiking Beleidsplan Veiligheidsregio)
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 149
terug naar Samenvatting
Risicobron Een object, infrastructuur of natuurlijke omstandigheid die kan leiden tot een brand, ramp of crisis. Risicodiagram Een tweedimensionaal diagram waarin de oordelen over impact en waarschijnlijkheid van de scenario’s worden samengebracht. Op basis van dit diagram kan een clustering naar ernst van het scenario worden aangebracht. (Bron: Leidraad Methode Nationale Risicobeoordeling) Risico-inventarisatie Een overzicht van risicovolle situaties binnen de regio die tot brand, ramp of crisis kunnen leiden en een overzicht van de soorten branden, rampen en crises die zich in de regio kunnen voordoen. (Bron: Wet op de veiligheidsregio’s) Risicokaart Een openbare geografische kaart (per provincie, maar gebaseerd op een landelijke database) waarop de in de veiligheidsregio’s aanwezige plaatsgeboden en geografisch te onderscheiden risico’s zijn aangeduid, op basis van de indeling van het risicoprofiel. Risicovolle situatie Een samenstel van een of meerdere risicobronnen en kwetsbaarheden die kunnen leiden tot een ramp of crisis. Scenario Een mogelijk verloop van een incident, of – meer precies – een verwacht karakteristiek verloop van een incidenttype vanaf de basisoorzaken tot en met de einduitkomst. Een scenariobeschrijving geeft een gestructureerde beschrijving van de gebeurtenissen die consequenties hebben voor de regionale veiligheid, de oorzaak daarvan, de context en de gevolgen. Triageclassificatie T1 Slachtoffers van wie het leven direct wordt bedreigd door instabiliteit van één of meer van de drie vitale functies ('ABC-instabiele slachtoffers': A van Airway, is de ademweg wel of niet vrij? B van Breathing, kan het slachtoffer zelf ademhalen? C van Circulation, heeft het slachtoffer een bloedsomloop/is een polsslag te voelen? ). Opname binnen 2 uur in een ziekenhuis is noodzakelijk. Triageclassificatie T2 Slachtoffers van wie het leven op termijn van enkele uren wordt bedreigd door instabiliteit van één of meer van de drie vitale functies en/of met letsels die binnen 6 uur behandeld dienen te worden ter voorkoming van infectieuze complicaties, danwel blijvende invaliditeit. Triageclassificatie T3 Slachtoffers die niet dringend hulpverlening behoeven.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 150
terug naar Samenvatting
Vitale belangen Essentiële aspecten van veiligheid die bij aantasting door een ramp of crisis leiden tot ontwrichting van de samenleving. Het betreft: territoriale veiligheid fysieke veiligheid ecologische veiligheid economische veiligheid sociale en politieke stabiliteit veiligheid cultureel erfgoed.
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 151
terug naar Samenvatting
VII
Bronnen
Bij het opstellen van het risicoprofiel is onder andere gebruik gemaakt van: Algemeen -
(ontwerp)Besluit Veiligheidsregio’s Handreiking Regionaal Risicoprofiel. Handreiking Beleidsplan Veiligheidsregio’s Implementatie visie multidisciplinaire risicobeheersing Veiligheidsregio RotterdamRijnmond Leidraad Maatramp Leidraad Operationele Prestaties Leidraad Risico-inventarisatie Ministeriële Regeling Provinciale Risicokaart Nationale Risicobeoordeling leidraad methode Registratiebesluit Externe Veiligheid Wet(svoorstel) Veiligheidsregio’s Diverse voorbeelden van regionale risicoprofielen van omliggende veiligheidsregio’s
Maatschappelijk themaveld Natuurlijke omgeving • Provinciale risicokaart Maatschappelijk themaveld Gebouwde omgeving • Provinciale Risicokaart Maatschappelijk themaveld Technologische omgeving Ongevallen met brandbare, explosieve, giftige stoffen in de open lucht •
•
•
•
Totale weglengte per provincie en COROP- gebied: http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=70806NED&D1=0&D2= 0,5-16,26-32,34-46,49-55,92&D3=l&HDR=T&STB=G1,G2&VW=T Totale lengte spoor per provincie: http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/default.aspx?DM=SLNL&PA=71024ned& D1=0-4%2c25&D2=0%2c5-16&D3=l&HDR=T&STB=G1%2cG2&VW=T Totale lengte vaarwegen per provincie: http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=71531NED&D1=0&D2= 0,5-16&D3=l&HDR=T&STB=G1,G2&VW=T Spoorvervoer België http://www.infrabel.be/portal/page/portal/pgr_inf2_e_internet/contact http://www.b-rail.be/corp-r/N/history/moreinfo/archive/index.php
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 152
terug naar Samenvatting
Kernongevallen • • •
Maatgevende scenario’s voor ongevallen met categorie B- objecten; Ministerie van VROM (2004) Nationaal plan kernongevallenbestrijding, VROM (1989) Leidraad kernongevallenbestrijding, NIBRA (2004)
Maatschappelijk themaveld Vitale infrastructuur en voorzieningen Uitval energievoorziening • • •
Calamiteitenplan enexis http://www.tennet.org/tennet/publicaties/technische_publicaties/netkaart_land_tr ansportnet.aspx http://www.tennet.org/images/Netkaart%202008_tcm41-17191.pdf
Verstoring van de drinkwatervoorziening • Calamiteitenplan BrabantWater
Maatschappelijk themaveld Verkeer en vervoer Incidenten op de weg en op het spoor •
•
Doodsoorzaken provincies en COROP: http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/default.aspx?DM=SLNL&PA=70065NED &D1=81-83&D2=0&D3=0%2c678-689%2c699-701%2c713-717%2c725728&D4=a&HDR=G1%2cG3&STB=G2%2cT&VW=D Tunnelveiligheid nvt.
Maatschappelijk themaveld Sociaal- maatschappelijke omgeving • •
Jaarverslag 2007- 2008; Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme (CIV) (2009), pp 22,23 http://nl.wikipedia.org/wiki/De_40_wijken_van_Vogelaar
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Regionaal Risicoprofiel eindrapport 153
Einde bijlage: BIJL actualisatie risicoprofiel 2014 Veiligheidsregio Brabant Noord 20150929
Terug naar het agendapunt
BIJL gemeentelijke kaders Veiligheidsregio Brabant-Noord 20150929 (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####default:22277#
Gemeentelijke Kaders Veiligheidsregio Brabant-Noord Sturing veiligheidsregio door de gemeenteraden in de regio Brabant-Noord
Januari 2015
2
Inhoud Inleiding ...................................................................................................................... 4 1.
Slachtoffers ........................................................................................................ 8
2.
Brandveilig leven ............................................................................................... 9
3.
Integrale handhavingsplannen ......................................................................... 10
4.
Reële risicoprofielen ........................................................................................ 11
5.
Risicocommunicatie ......................................................................................... 12
6.
Rampenbestrijding en crisisbeheersing ........................................................... 13
7.
Inzet gezondheidsdomein bij rampen en crises ............................................... 14
8.
Advisering veiligheidsregio .............................................................................. 15
9.
Lokale inbedding ............................................................................................. 16
10.
Solidariteit ....................................................................................................... 17
11.
Communicatie VR – gemeenteraden .............................................................. 18
Bijlage I
Grafieken bij kader 1, Slachtoffers .......................................................... 19
Bijlage II
Colofon .................................................................................................... 21
3
Inleiding Wat hebben gemeenteraden te zeggen over Gemeenschappelijke Regelingen? En hoe kun je met 19 gemeenteraden samen sturen op één organisatie? Deze notitie “Gemeentelijke Kaders Veiligheidsregio Brabant Noord” wil voor één gemeenschappelijke regeling, namelijk de Veiligheidsregio, een antwoord geven op deze vragen. Het Kader is een set uitspraken van alle gemeenteraden uit Noord Oost Brabant, waarmee zij richting willen geven aan het beleid van de Veiligheidsregio. Het Kader kan worden gezien als: - De algemene uitgangspunten van de gezamenlijke gemeenteraden voor de regionale taak van de veiligheidsregio - Een stuurmiddel voor de gemeenteraden: een boodschap aan hun eigen vertegenwoordiger in het bestuur van de veiligheidsregio: “hou bij het besturen van de Veiligheidsregio rekening met deze uitgangspunten van de gemeenteraad” - Een toetsingskader voor de beoordeling van (concept-)documenten die de Veiligheidsregio aan de gemeenteraden moet voorleggen. Aan alle raden van de gemeenten in de Veiligheidsregio Brabant-Noord wordt gevraagd in te stemmen met dit gemeenschappelijke Kader. Doel: gemeenteraden in een meer sturende rol! De ontwikkeling van dit kader is een uniek experiment van de gemeenten uit onze regio. Nog nergens anders is de vraag “hoe kunnen gemeenteraden beter betrokken worden bij de Veiligheidsregio”, op deze manier ingevuld. Het is de eerste keer dat gezamenlijke gemeenteraden een eigenstandige invulling geven aan een sturende rol van gemeenteraden naar een Gemeenschappelijke Regeling in het algemeen en naar de Veiligheidsregio in het bijzonder. Het kan de start zijn van een ontwikkeling naar een rijkere invulling van de rol van raden naar andere Gemeenschappelijke Regelingen. Het kan er ook toe leiden dat gemeenteraden en Veiligheidsregio een meer gemeenschappelijke opdracht gaan voelen om de fysieke veiligheid in de regio invulling te geven. Misschien is een gemeenschappelijk plan over 4 jaar een mooie vervolgstap in het proces. Maar nu eerst deze eerste stap. Gemeenschappelijke regeling De Veiligheidsregio is een (verplichte) gemeenschappelijke regeling (GR), een samenwerkingsvorm waarin 19 gemeenten hun taken op het gebied van rampenbestrijding, crisisbeheersing en brandweerzorg hebben ondergebracht. Bij gemeenschappelijke regelingen worden verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van één gemeente overgeheveld naar een samenwerkingsconstructie van meerdere gemeenten. Omdat de taken van de aldus gevormde GR wel onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten vallen, wordt de GR ook wel “verlengd lokaal bestuur” genoemd. Gemeenteraden kunnen kaders stellen voor hun gemeente: beleidsplannen vaststellen, begrotingen vaststellen, verordeningen vaststellen. Bij gemeenschappelijke regelingen ligt dat anders. Het bestuur van een gemeenschappelijke regeling stelt het beleid van de GR, de begroting en de rekening vast; het bestuur controleert ook de uitvoering. Het Kader is dus een ander type kader dan gemeenteraden gewend zijn in hun eigen gemeenten.
4
Gemeenteraden hebben ten opzichte van alle gemeenschappelijke regelingen de volgende sturende taken: - Jaarlijks inbreng te leveren voor de begroting van de GR in de vorm van een zienswijze. - Jaarlijks in de gemeentebegroting te voorzien in de benodigde financiële middelen voor de GR. De Gemeenteraden hebben een controlerende taak. Gemeenteraden kunnen hun eigen college ter verantwoording roepen voor hun inbreng in het bestuur en het besturen van de GR en kunnen, via hun eigen bestuurders, ook controle uitoefenen op de handel en wandel van de GR.. Wet Veiligheidsregio’s Voor de sturing op de Veiligheidsregio gelden naast de algemene regels van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, ook de bepalingen uit de specifieke Wet Veiligheidsregio’s. De regels laten zich als volgt samenvatten: - De Burgemeester heeft het gezag bij brand en ongevallen en is verantwoordelijk voor de aanpak als zich in de gemeente een ramp of crisis voordoet. - Het College is verantwoordelijk voor de organisatie van de brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening. Colleges hebben de plicht gekregen daartoe een gemeenschappelijke regeling op te richten. - De Gemeenteraden hebben de wettelijke taak o Eenmaal per vier jaar inbreng te leveren voor het Regionale Risicoprofiel o Eenmaal per vier jaar Inbreng te leveren voor het Regionale Beleidsplan o Eenmaal per vier jaar de doelen voor de Brandweerzorg voor hun gemeente vast te stellen Positionering van het Kader: van volgend naar sturend De meeste “sturende” taken van de gemeenteraad zijn eigenlijk “volgende” taken. Immers: gemeenteraden worden geacht te reageren op voorstellen van de Veiligheidsregio. Ook de controletaak is niet direct; er is een getrapte relatie. Gemeenteraden hebben moeite met deze beperkte rol. Uiteindelijk is veiligheid van de bewoners wel een gemeentelijke verantwoordelijkheid en zijn gemeenten wel financieel verantwoordelijk voor de Veiligheidsregio. Ook de wetgever realiseert zich dit. Bij de evaluatie van de Wet Veiligheidsregio’s is door de Minister gesteld dat de betrokkenheid van de gemeenteraden bij de VR zou moeten worden vergroot. De manier waarop dat moet gebeuren is echter niet ingevuld. Dit Kader wil een verbetering en verrijking zijn van de rol van de raad. Het Kader is allereerst een eigenstandig document van de raden en doet sturende en samenhangende uitspraken. Het is naar de Veiligheidsregio toe geen formeel document maar wel een document waarmee de Veiligheidsregio rekening moet houden. Het Kader kan door de raden immers worden gebruikt voor de toetsing van documenten die aan de gemeenten worden voorgelegd én voor de toetsing van de wijze waarop vertegenwoordigers van de gemeente in het bestuur van de Veiligheidsregio te werk gaan. Het Kader is in de tweede plaats een integrerend document. Het positioneert de gemeenteraad ten opzichte van alle regionale taken van de Veiligheidsregio. De losse onderdelen “inbreng bij risicoprofiel”, “inbreng bij beleidsplan“ en “vaststellen doelen Brandweerzorg” worden in één samenhangend document van richtinggevende uitspraken voorzien. Het staat de gemeenten uiteraard vrij om individuele wensen kenbaar te maken. Voor wat betreft het vaststellen van de doelen van de brandweerzorg kan door dit document worden voldaan aan de wettelijke opdracht aan de gemeenten.
5
Voor wat betreft het risicoprofiel en het regionaal beleidsplan geeft het document uitgangspunten mee aan de Veiligheidsregio. Tenslotte wil het Kader een positieve impuls vormen voor de relatie tussen de gemeente en de Veiligheidsregio. Er wordt een gezamenlijk beleidsmatig draagvlak voor het beleid van de Veiligheidsregio gecreëerd, dat de Veiligheidsregio houvast en stabiliteit geeft bij de ontwikkeling van deelplannen en bij de uitoefening van haar taken en bevoegdheden. Het betrekt de gemeenten meer bij de GR: de Veiligheidsregio wordt zo meer “van en voor de gemeente”.
Spoorboekje Wij presenteren deze kaders als een soort spoorboekje: welke stations moeten we aandoen om ons einddoel, minder slachtoffers, te bereiken. Dit einddoel is ons eerste kader (1), te bereiken door een brandveiliger leven, ons tweede kader (2). Het leven brandveiliger maken door bewustwording en zelfredzaamheid te vergroten en hierop toe te zien met handhavingsplannen, waarin de veiligheidsregio en gemeenten samenwerken (3). Er wordt ingezet op reële risicoprofielen, die per gemeente kunnen worden verbijzonderd (4) en met bewoners wordt gecommuniceerd over hoe 6
gevaren te vermijden en over wat men zelf kan doen (5). Ook bij rampen en crises. De VR zorgt voor goed opgeleide hulpverleners bij rampen en crises (6) en coördineert de voorbereiding door relevante partners (nutsbedrijven, defensie etc.). De GHOR regelt de inzet van netwerken van burgers en zorgprofessionals in een wereld die verandert en waarbij de zelfredzaamheid in thuissituaties steeds belangrijker wordt (7). In hun advisering denkt de VR mee met de gemeenten in een integrale afweging van belangen (8) en zorgt ervoor dat de lokale verwevenheid van de brandweervrijwilligers met de lokale samenleving in stand blijft (9). De financiering van de VR door de gemeenten verschuift met de jaren naar een bijdrage gebaseerd op solidariteit en objectieve maatstaven (10) en een verbeterde communicatie en informatieverstrekking door de VR gaat een bijdrage leveren aan het vergroten van de betrokkenheid van de raden (11). Bij ieder kader wordt een toelichting gegeven.
Relatie van de verschillende kaders ten opzichte van taken van de veiligheidsregio Taken veiligheidsregio (op basis Wet veiligheidsregio’s): 1. Risico’s (kader 4,5,8) a. Inventariseren b. Adviseren 2. Adviseren brandweerzorg (kader 3,8) 3. Brandweer (kader 2,9) 4. GHOR (kader 7) 5. Rampenbestrijding, crisisbeheersing, brandbestrijding (kader 6) 6. Meldkamerfunctie (geen kader, gaat uit GR) 7. Informatievoorziening tav 3 tm 6 (Kader 6) 8. Gemeenschappelijk materieel (geen kader, betreft bedrijfsvoering) Kader 1 ziet op alle taken van de veiligheidsregio. We doen het in de basis voor minder slachtoffers. Kader 11 ziet op de relatie van de raad met de veiligheidsregio.
Tijdlijn Onderstaande tijdlijn geeft weer op welke momenten de gemeenteraden formeel betrokken worden bij de Veiligheidsregio en hoe die momenten zich verhouden tot het Kader. Idealiter zou het Kader vooraf moeten gaan aan de voorbereidingen in de Veiligheidsregio. Bij deze eerste poging om de gemeenteraad in een proactieve rol te zetten, hebben we parallel gewerkt. April-mei 2015
Raden maken wensen kenbaar over het concept Regionaal Risicoprofiel en geven reactie op gemeentelijke kaders VR Brabant Noord.
Juni 2015
Algemeen Bestuur VR stelt het Regionaal Risicoprofiel vast en het concept Beleidsplan VR waarin beleidsmatig antwoord wordt gegeven op gemeentelijke kaders en individuele wensen van gemeenten.
Oktober 2015
Raden bespreken met burgemeester het concept Beleidsplan VR en stellen de gemeentelijke kaders (incl. evt. doelen brandweerzorg) definitief vast.
November 2015
Algemeen Bestuur VR stelt definitieve Beleidsplan VR 2015–2018 vast.
7
1.
Slachtoffers
Over de periode 2015-2018 zet de Veiligheidsregio Brabant-Noord in op een daling van het aantal slachtoffers ten gevolge van brand. De Veiligheidsregio Brabant Noord blijft daarbij tenminste onder de landelijke trend.
Toelichting De belangrijkste doelstelling van de Veiligheidsregio is uiteraard het voorkomen van doden en gewonden bij brand. Dat is waar het de burgers en de raden op de eerste plaats om gaat. Tot de brandweerzorg behoort echter niet alleen het voorkomen, beperken en bestrijden van brand maar ook de hulpverlening bij ongevallen anders dan bij brand. Hierbij is het goed om te bedenken dat het preventiebeleid van de Veiligheidsregio zich beperkt tot brandgevaar. Op het gebied van preventieve maatregelen ter voorkoming van ongevallen anders dan bij brand, is maatschappelijk een scala aan instellingen actief. In de bijlagen ziet u grafieken van de landelijke cijfers en van de cijfers van de Veiligheidsregio Brabant Noord. Landelijke trend Het aantal doden door brand stijgt. Het is de afgelopen 5 jaar met ruim 10% per jaar toegenomen. Het aantal gewonden daalt. Het is de afgelopen 5 jaar met 6 % per jaar afgenomen. Onderzoek Instituut voor Fysieke Veiligheid (IFV): Door het oplopende aantal ouderen en burgers met een verpleegbehoefte, dat zelfstandig blijft wonen (al dan niet met extra zorg) in de komende jaren, verwacht de brandweer vanaf 2014 een toename van gewonden en doden bij brand in woningen. Regionale trend Het aantal gewonden bij brand vertoont in de regio Brabant Noord een lichte stijging van 27 in 2013 naar een (geschat) aantal van 31 in 2014. Door allerlei bijzondere omstandigheden kunnen de cijfers een grillig verloop hebben; omstandigheden ook die niet te beïnvloeden zijn, zoals een misdrijf. Desondanks is en blijft het doel het aantal doden en gewonden ten gevolge van brand te verminderen. Een doel dat bereikt moet worden door vooral in te zetten op preventie (risicobewustzijn en zelfredzaamheid). Alleen al de toename van het zelfstandig wonen in de komende jaren, maakt dit noodzakelijk.
8
2.
Brandveilig leven
De Veiligheidsregio richt zich meer op het voorkomen van brand en het verkleinen van de kans op brand. Hiertoe besteedt de Veiligheidsregio meer aandacht aan bewustwording en zelfredzaamheid van burgers. Daarnaast ondersteunt de Veiligheidsregio bedrijven en instellingen bij de invulling van hun zorgplicht.
Toelichting - De doelstelling van de Veiligheidsregio is ‘minder slachtoffers door brand’. Maar hoe bereik je dat? Uit onderzoek blijkt dat de meeste slachtoffers door brand vallen vóór de komst van de brandweer. De Veiligheidsregio moet zich daarom meer richten op het verkleinen van risico’s die leiden tot brand en het verkleinen van risico’s die leiden tot slachtoffers als er toch brand ontstaat. -
Dit vergt een ‘focusverschuiving’, een verschuiving naar de voorkant, naar meer aandacht voor preventie; meer inzetten op het voorkomen van incidenten.
-
Uitgangspunt hierbij is dat burgers, bedrijven en instellingen een eigen verantwoordelijkheid hebben voor veilig leven en veilig werken. Het gaat om: 1. Zelfredzaamheid van burgers 2. Zorgplicht van bedrijven en instellingen 3. Zorgzaamheid van de overheid De Veiligheidsregio versterkt dit zelfbewustzijn van burgers, bedrijven en instellingen en ziet hier ook op toe. Hierbij speelt de veiligheidsregio in op recente ontwikkelingen, zoals de verschuivingen in de gezondheidszorg (steeds meer zorgbehoevenden thuis). De rol van mantelzorgers, vrijwilligers, thuiszorgorganisaties en woningcorporaties etc. wordt steeds groter.
9
3.
Integrale handhavingsplannen
De Veiligheidsregio neemt in afstemming met de gemeenten deel aan integrale handhavingsplannen van gemeenten.
Toelichting - De Veiligheidsregio is vanwege haar kennis over brandveiligheid een partner bij handhavingsplannen van verschillende gemeenten. -
Gemeenten zetten hun toezicht en handhaving in op basis van hun prioriteiten en maken dit vooraf duidelijk.
-
De veiligheidsregio ondersteunt handhavingsplannen van gemeenten door duidelijk te maken welke risico’s er zijn en hoe deze te beperken.
-
De veiligheidsregio kan deelnemen aan de handhaving door toezicht voor óf met gemeenten.
-
De veiligheidsregio en gemeenten stemmen met elkaar af en zetten samen in op toezicht daar waar de noodzaak en het risico lokaal het hoogst is.
10
4.
Reële risicoprofielen
In het risicoprofiel richt de Veiligheidsregio zich op reële risico’s en maakt in de uitwerking zichtbaar welke risico’s individuele gemeenten belangrijk vinden.
Toelichting - Het beleidsplan, dat het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio iedere vier jaar vaststelt, dient op grond van de Wet Veiligheidsregio’s mede gebaseerd te zijn op een door het bestuur van de Veiligheidsregio vastgesteld risicoprofiel. -
Dit risicoprofiel bestaat onder meer uit een overzicht van de risicovolle situaties binnen de veiligheidsregio die tot een brand, ramp of crisis kunnen leiden en geeft een analyse van de gevolgen.
-
De Veiligheidsregio biedt in het concept Risicoprofiel iedere gemeenteraad ook de mogelijkheid haar individuele wensen ten aanzien van het risicoprofiel kenbaar te maken. Dit gaat dan om de specifieke risico’s die gemeenten lopen door de geografische ligging, bijzondere publieke voorzieningen en andere risicovolle activiteiten binnen het grondgebied van de gemeente.
-
De Veiligheidsregio geeft in het concept Beleidsplan aan hoe met deze specifieke risico’s wordt omgegaan.
11
5.
Risicocommunicatie
De Veiligheidsregio maakt duidelijk welke gevolgen mogelijk zijn voor burgers bij reële risico’s en ook wat burgers er aan kunnen doen. De gemeente informeert haar inwoners hierover.
Toelichting - Gemeenten en Veiligheidsregio hebben samen de taak om burgers, bedrijven en instellingen duidelijk te maken welk gevaar zij kunnen lopen en hun betrokkenheid bij het vermijden van risico’s te vergroten. Het gevaar kan voortkomen uit rampen/crises die delen van Nederland kunnen treffen en uit lokale risico’s die samenhangen met de industrie, infrastructuur etc. -
De risico’s zijn dynamisch en zo ook de behoefte aan informatie. Hoe reëler de risico’s (bv hoogwater), hoe groter de behoefte aan praktische informatie (wat kan (moet) ik als burger, bedrijf of instelling zelf doen). Zo wordt de burger in staat gesteld om zelf te investeren in zelfredzaamheid en bedrijven en instellingen in hun zorgplicht.
-
De Veiligheidsregio coördineert de activiteiten op het gebied van risicocommunicatie.
Uitgangspunten 1. Burgers, bedrijven en instellingen zijn zelf verantwoordelijk om zich voor te bereiden op risico’s. 2. Burgers, bedrijven en instellingen zijn zelf verantwoordelijk om zich te informeren over de bestaande risico’s en de voorbereidingsmogelijkheden. 3. De overheden stellen deze informatie beschikbaar en stimuleren burgers te investeren in zelfredzaamheid en bedrijven en instellingen in hun zorgplicht. Dit is gebaseerd op de uitgangspunten van Kader 2 Brandveilig leven.
12
6.
Rampenbestrijding en crisisbeheersing
De Veiligheidsregio coördineert de voorbereiding op rampen en crises door een verbindend platform te zijn voor alle relevante partners.
Toelichting - Naast Brandweer en GHOR (Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio), is de organisatie van rampenbestrijding en crisisbeheersing één van de drie primaire onderdelen van de Veiligheidsregio. De taken die de Veiligheidsregio hierin heeft, zijn beschreven in de Wet Veiligheidsregio’s. -
De Veiligheidsregio maakt plannen en zorgt ervoor dat hulpverleners weten wat ze moeten doen bij rampen en crises. Daarvoor worden hulpverleners en sleutelfunctionarissen opgeleid, getraind en geoefend (OTO).
-
Naast brandweer, GHOR, politie en gemeenten zijn onder meer waterschappen, defensie en nutsbedrijven relevante partners in dit proces.
-
Voor de raden zijn vooral twee aspecten van belang: 1. Een goede multidisciplinaire voorbereiding en uitvoering van de hulpverlening. 2. Een goede communicatie met hun burgers tijdens een ramp of crisis.
13
7.
Inzet gezondheidsdomein bij rampen en crises
De inzet van burger- en professionele netwerken in het gezondheidsdomein bij incidenten, rampen en crises wordt versterkt. De GHOR heeft hierin een coördinerende rol.
Toelichting - De wereld om ons heen verandert. Door de transities in de zorg blijven ouderen en andere zorgbehoevenden met een steeds intensievere zorgbehoefte langer thuis wonen. Veiligheidsrisico’s nemen hierdoor toe. Daarnaast hebben we steeds meer te maken met moderne typen en insluipende vormen van crises (infectieziekten, sociale onrust, etc.), naast de acute incidenten (zoals een brand) die we al langer kennen. Het effect van de crisis wordt daarbij niet alleen bepaald door het type of de omvang van de crisis, maar steeds vaker door de reactie van de samenleving op de crisis (maatschappelijke impact). -
Door deze ontwikkelingen is het nodig de geneeskundige hulp bij rampen en crises anders te organiseren. Mede door- en dichtbij inwoners. De GHOR heeft binnen de veiligheidsregio de taak om de geneeskundige hulpverlening bij incidenten, rampen en crises in te richten en in stelling te brengen wanneer dat nodig is. Een “crisisorganisatie volksgezondheid”. Het gezondheidsdomein (van GGD tot thuiszorg tot mantelzorg) wordt hierdoor steeds nauwer verbonden met het veiligheidsdomein.
-
Onder de titel “samen zelfredzaam” wordt niet alleen de zelfredzaamheid van burgers bevorderd, maar wordt ook de integratie van spontane burgerhulpverlening en professionele hulpverlening gestimuleerd. In de komende 4 jaar wordt hier op geïnvesteerd.
-
Voorbeelden van inzetbare netwerken zijn: o Burgernetwerken: mantelzorgers, AED alert, (rode kruis en EHBO) vrijwilligers, buurtwacht. o Professionele netwerken: thuiszorgorganisaties, WMO loket.
14
8.
Advisering veiligheidsregio
De Veiligheidsregio adviseert gemeenten bij de afwegingen die zij moeten maken om integrale besluiten te nemen. Uitgangspunt daarbij is om op de eerste plaats te kijken hóe dingen kunnen.
Toelichting - Gemeenten moeten in de besluiten die zij nemen meerdere belangen afwegen (integrale besluitvorming). Bijvoorbeeld veiligheid, milieu en economie (stadsontwikkeling, stadspromotie, toerisme etc.). -
Bij bijvoorbeeld externe veiligheid (transport gevaarlijke stoffen en risicovolle bedrijven) en bij evenementen, heeft de Veiligheidsregio de taak om risico’s in te schatten en risicoprofielen op stellen. Daaraan kunnen allerlei rampscenario’s worden gekoppeld, van licht tot zwaar.
-
Van de Veiligheidsregio wordt gevraagd mee te denken in de afweging: welk risiconiveau is aanvaardbaar in relatie tot de verschillende belangen van de gemeente bij de betreffende activiteit; én met welke maatregelen kan dit niveau worden bereikt.
15
9.
Lokale inbedding
De Veiligheidsregio is nauw verweven met de lokale samenleving. Kwaliteit en doelmatigheid van de organisatie én de aantrekkelijkheid voor vrijwilligers, staan voorop.
Toelichting - De brandweerorganisatie is geregionaliseerd maar inbedding van de brandweerposten en lokale betrokkenheid van de brandweervrijwilligers blijven een absolute voorwaarde. De posten vormen de lokale sleutel naar de inbedding van de brandweer in de lokale samenleving. -
Daarbij staat niet alleen de inzet voor noodsituaties centraal; in toenemende mate zal de brandweerpost een rol kunnen spelen in het helpen van burgers bij het voorkomen en leren beperken van brand.
-
Het beleid van de veiligheidsregio is gebaseerd op het uitgangspunt dat er een balans moet zijn tussen de kosteneffectiviteit van de brandweerzorg en de belangen c.q. aantrekkelijkheid van het brandweer vak voor vrijwilligers/jeugdbrandweer.
16
10. Solidariteit De Veiligheidsregio is er zonder onderscheid voor alle gemeenten en is gebaseerd op solidariteit tussen die gemeenten. De gemeentelijke bijdrage aan de Veiligheidsregio verschuift daarom binnen een redelijke overgangsperiode van een bijdrage vanuit historische inbreng per gemeente, naar een bijdrage, gebaseerd op objectieve maatstaven.
Toelichting - Bij de regionalisering van de brandweer in 2006 is in het kader van de verevening gekozen voor een historische inbreng door de gemeenten. Op grond van de solidariteitsgedachte willen we in de toekomst naar een inbreng die meer is gebaseerd op objectieve maatstaven, als uitgangspunt voor de verdelingsvoorstellen. -
Binnen het bestuur van de Veiligheidsregio wordt een advies voorbereid over de bekostiging van de kazernes en brandweerposten en over de berekening en hoogte van de algemene bijdrage door de gemeenten aan de Veiligheidsregio.
-
Naast solidariteit tussen de regiogemeenten, is er ook sprake van solidariteit tussen de Veiligheidsregio en de regiogemeenten. Daarbij gaat het onder meer om de vraag of het “trap op trap af”-principe gehanteerd wordt.
-
Dit kader is als richtinggevend bedoeld en heeft geen directe individuele consequenties voor gemeenten. Besluitvorming door het bestuur van de Veiligheidsregio moet nog plaatsvinden.
17
11. Communicatie VR – gemeenteraden De Veiligheidsregio stelt zich actief op in het brengen en halen van de gewenste informatie bij gemeenteraden. Het vergroten van de betrokkenheid van de raden staat daarbij voorop. De informatie is tijdig, toegankelijk en begrijpelijk.
Toelichting - Communicatie met de raden is gebaseerd op wettelijke eisen van de Wet Veiligheidsregio’s. Een aantal documenten zoals het vierjaarlijks risicoprofiel en het beleidsplan en de jaarlijkse programmabegroting en jaarrekening, moeten aan de raden worden voorgelegd. Deze documenten moeten tijdig worden toegestuurd en de inhoud moet toegankelijk en begrijpelijk zijn. Hierin moet de Veiligheidsregio nog een slag maken. -
Daarnaast worden gemeenteraden ook graag betrokken bij actuele en belangrijke onderwerpen. Naast het verstrekken van documenten, kunnen raadsleden worden uitgenodigd voor praktijkbezoeken of presentaties. Maatwerk per gemeente is daarbij mogelijk.
18
Bijlage I
Grafieken bij kader 1 Slachtoffers
Slachtoffers bij brand landelijk In 2013 zijn bijna 1,3 duizend personen slachtoffer geworden van brand, 300 personen minder dan het voorgaande jaar. Wel lag het aantal dodelijke slachtoffers (92) hoger dan in de periode 2009 t/m 2012. Het aantal gewonden bij brand daalde naar 700 personen. jaar
Landelijk aantal Doden bij brand 82 62 67 57 65 63 72 92
1995 2000 2005 2009 2010 2011 2012 2013
Landelijk aantal gewonden bij brand 1000 1200 1000 1000 1000 900 800 700
Bron: CBS 2013
LANDELIJK 2009 - 2013 1200
1000
800 landelijk aantal doden bij brand
600
landelijk aantal gewonden bij brand
400
200
0 2009
2010
2011
2012
2013
Bron CBS
19
Slachtoffers bij brand binnen de veiligheidsregio Brabant-Noord. jaar Doden bij brand 2011 0 2012 1 2013 4 2014* 5 2014*: cijfers extrapolatie januari tot oktober
Gewonden bij brand 30 38 27 31
VEILIGHEIDSREGIO BRABANT NOORD 2011 – 2014 40 35 30 25 doden bij brand
20
gewonden bij brand 15 10 5 0 2011 Bron CBS
2012
2013
2014* 2014*: cijfers extrapolatie januari tot oktober
20
Bijlage II
Colofon
Ontwikkelgroep gemeentelijke kaders Veiligheidsregio Brabant-Noord, december 2014. In opdracht van mevr. drs. W.J.L. (Wobine) Buijs-Glaudemans, coördinerend burgemeester voor verlengd lokaal bestuur. Leden Mevr. mr. drs. I.A.M. (Irma) Woestenberg (voorzitter) Gemeentesecretaris voor verlengd lokaal bestuur in de Veiligheidsdirectie Dhr. mr. H.W.H.M. (Huub) van de Langerijt (secretaris) Gemeente ‘s-Hertogenbosch Mevr. S.G.H. (Saskia) de Leeuw MSc. Gemeente ‘s-Hertogenbosch Dhr. drs. E.J.G. (Emiel) Broere CPC. MPM. Gemeente Oss Mevr. drs. I.F. (Ingrid) Eerden Gemeente Boxtel Mevr. J.J.A. (Janneke) Suijkerbuijk-Lamers BBA. Gemeente Heusden Dhr. R.C. (Ruud) Schijf Gemeenten Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert Dhr. K. (Kevin) Veld MSc. Gemeente Landerd Adviseurs namens veiligheidsregio Brabant-Noord Mevr. C. (Carolien) Angevaren Dhr. P. (Peter) Bandsma Dhr. R. (René) van Santvoort Dhr. C.J.G. (Kees) Arts MSc.
21
Einde bijlage: BIJL gemeentelijke kaders Veiligheidsregio Brabant-Noord 20150929
Terug naar het agendapunt
BIJL Nota Wensen Actualisatie Risicoprofiel 2014 20150929 (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####default:22278#
Nota Wensen Actualisatie Risicoprofiel 2014 De Actualisatie Risicoprofiel 2014 is aan de gemeenteraden aangeboden om wensen kenbaar te maken omtrent het in het beleidsplan op te nemen beleid, conform de Wet Veiligheidsregio’s art.15 lid 3. Hieronder staan de tot dusver ingebrachte wensen en de daarop voorgestelde reactie van het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Noord vermeld. Gemeente
Wensen
Besluitvorming Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Brabant Noord d.d. 2406-2015 Het Algemeen Bestuur besluit dit toe te voegen in de gemeentelijke pagina.
Bernheze
Geeft aan dat op de gemeentelijke pagina het risico “paniek in menigten (evenementen)” en “Verstoring openbare orde” mag worden opgenomen, i.v.m. de veiligheid rondom de Pinksterfeesten in Nistelrode.
Boekel
Reactie ontvangen, geen wensen aangegeven.
-
Boxmeer
Reactie ontvangen, geen wensen aangegeven.
-
Boxtel
Geeft aan dat het risico “Öngeval spoorvervoer” de aandacht van de gemeente heeft en benadrukt dat de snelle bereikbaarheid van de hulpdiensten voor tijdens, en na de ombouwfase van PHS gewaarborgd dient te blijven t.b.v. de veiligheid van de bewoners. Onderstreept het belang van tijdige communicatie bij “Dierziekten overdraagbaar op mensen”.
Het Algemeen Bestuur erkent dat er met betrekking tot de effectbestrijding ongevallen spoorvervoer op basis van de thans bekend informatie door de veiligheidsregio maatregelen zijn genomen zoals het Coördinatieplan Treinincidentmanagement. Daarnaast is de veiligheidsregio vertegenwoordigd in de relevante werkgroepen als Project Hoogfrequent Spoor. De bereikbaarheid van de hulpdiensten wordt hierbij expliciet aan de orde gesteld gedurende het gehele proces. Vanwege de toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen, de ombouw van het spoortraject in de komende jaren en de gebrekkige informatievoorziening omtrent de aard van de lading van vrachtvervoer per spoor heeft het Algemeen Bestuur besloten ongevallen spoorvervoer als vijfde prioritair risico aan te wijzen en te onderzoeken in hoeverre aanvullend beleid noodzakelijk is in aanvulling op reeds genomen maatregelen en voorzieningen. De veiligheidsregio zal voorts met de betrokken gemeenten Boxtel, Haaren, Vught en ’s-Hertogenbosch in overleg gaan om samen met hen te bezien of en hoe hieraan meer (bestuurlijke) aandacht kan worden gegeven. Het Algemeen Bestuur merkt op dat het belang van tijdige communicatie bij “Dierziekten overdraagbaar op mensen” als
leerpunt door de GHOR en GGD-en reeds is opgemerkt. De GHOR is samen met de GGD-en intensief bezig is met activiteiten rondom de bestrijding van infectieziekten. Voor dit en volgend jaar is het een van hun speerpunten. Cuijk
Geeft aan dat op de gemeentelijke pagina bij het risico “paniek in menigten (evenementen)” de Kuukse Elfkroegentocht, de doortocht Vierdaagse Nijmegen en de Vierdaagse feesten worden gemist.
Het Algemeen Bestuur besluit dit toe te voegen in de gemeentelijke pagina.
‘s-Hertogenbosch
Prioriteit geven aan “Ongeval spoorvervoer”
Grave
Reactie ontvangen, geen wensen aangegeven.
Het Algemeen Bestuur heeft besloten om risico spoorongevallen als vijfde prioritair risico op te nemen en te onderzoeken in hoeverre aanvullend beleid moet worden geformuleerd in aanvulling op thans reeds genomen maatregelen en voorzieningen met betrekking tot de effectbestrijding (Treinincidentmanagement en Systeemoefening Rampenbestrijding en Crisisbeheersing 2015). De veiligheidsregio zal voorts met de betrokken gemeenten Boxtel, Haaren, Vught en ’s-Hertogenbosch in overleg gaan om samen met hen te bezien of en hoe hieraan meer (bestuurlijke) aandacht kan worden gegeven. -
Haaren
Reactie ontvangen, geen wensen aangegeven.
-
Heusden
Geeft aan dat op de gemeentelijke pagina bij het risico Natuurbranden de Loonse en Drunense Duinen worden gemist.
Het Algemeen Bestuur besluit dit toe te voegen in de gemeentelijke pagina.
Landerd
Reactie ontvangen, geen wensen aangegeven.
-
Mill en Sint Hubert
Diverse inhoudelijke toevoegen op de risico’s: “Natuurbranden”, “Brand in gebouw verminderd redzamen” en “Luchtvaartongevallen”
Oss
Reactie ontvangen, geen wensen aangegeven.
Het Algemeen Bestuur is zich bewust van de aangegeven punten. Het Algemeen Bestuur besluit de lokale problematiek en de afhandeling hiervan met de gemeente te bespreken. -
Schijndel
Geen reactie ontvangen.
-
Sint Anthonis
Prioriteit geven aan de bedreiging volksgezondheid door “Grootschalige
Het Algemeen Bestuur stelt vast dat de GHOR samen met de GGD-en intensief
besmetting” en “Dierziekte overdraagbaar op mensen (zoonose)”
bezig is met activiteiten rondom de bestrijding van infectieziekten. Voor dit en volgend jaar is het een van hun speerpunten. Het Algemeen Bestuur besluit de GHOR te vragen de gemeente hierover bij te praten. -
Sint-Michielsgestel
Reactie ontvangen, geen wensen aangegeven.
Sint Oedenrode
Reactie ontvangen, geen wensen aangegeven.
-
Uden
Geen reactie ontvangen.
-
Veghel
Reactie ontvangen, geen wensen aangegeven.
-
Vught
Reactie ontvangen. Raad geeft aan dat toename risico van vervoer over spoor toeneemt en ziet dit graag aangepast in het risicoprofiel. De wens is dit scenario op te nemen als prioritair risico.
Het Algemeen Bestuur heeft besloten om risico spoorongevallen als vijfde prioritair risico op te nemen en te onderzoeken in hoeverre aanvullend beleid moet worden geformuleerd in aanvulling op thans reeds genomen maatregelen en voorzieningen met betrekking tot de effectbestrijding (Treinincidentmanagement en Systeemoefening Rampenbestrijding en Crisisbeheersing 2015). De veiligheidsregio zal voorts met de betrokken gemeenten Boxtel, Haaren, Vught en ’s-Hertogenbosch in overleg gaan om samen met hen te bezien of en hoe hieraan meer (bestuurlijke) aandacht kan worden gegeven.
Einde bijlage: BIJL Nota Wensen Actualisatie Risicoprofiel 2014 20150929
Terug naar het agendapunt
BIJL ontwerp regionaal beleidsplan 2016 2019 Veiligheidsregio Brabant Noord 20150929 (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####default:22279#
VEILIGHEIDSREGIO BRABANT-NOORD
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019
1
Hoofdstuktitel
COLOFON Uitgave en redactie Veiligheidsregio Brabant-Noord, mei 2015 Opmaak en lay-out Slooves Grafische Vormgeving, Grave Drukwerk Fotoverantwoording
2
Brandweer Brabant-Noord, Nederlandse Spoorwegen Meer informatie Veiligheidsregio Brabant-Noord Postbus 218 5201 AE ’s-Hertogenbosch 088 02 08 208 www.vrbn.nl
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
Inhoudsopgave
Vooraf
5
Samenvatting
6
1.
Inleiding 1.1 Veiligheidsregio Brabant-Noord 1.2 De weg naar een nieuw beleidsplan 1.3 Leeswijzer
9 9 10 10
2.
De maatschappelijke opdracht 2.1 Gemeentelijke Kaders Veiligheidsregio Brabant-Noord 2.2 Wensen van (landelijke) partners in beeld 2.3 Actueel Risicoprofiel
12 12 13 15
3.
Verbindende (beleids-)thema’s 3.1 Continuïteit en consolideren 3.2 Schaalvergroting 3.3 Samenwerking 3.4 Participatiemaatschappij 3.5 Focus op de voorkant 3.6 Verbinden en communiceren
17 18 18 18 19 19 20
4.
De uitwerking in programma’s 4.1 Programma Risicobeheersing 4.2 Programma Crisisbeheersing en Rampenbestrijding 4.3 Programma Bevolkingszorg 4.4 Programma GHOR 4.5 Programma GMC 4.6 Programma Incidentbestrijding Brandweer 4.7 Programma Bedrijfsvoering 4.8 Meerjarenperspectief
21 21 23 25 26 27 28 29 31
Bijlagen Bijlage 1: Risicoprofiel (samenvatting geactualiseerd risicoprofiel) Bijlage 2: Gemeentelijke Kaders Bijlage 3: Operationele prestaties Bijlage 4: Niet wettelijke adviestaak Bijlage 5: Overzicht afstemming beleidsplan
33 34 39 50 52 53
Verwijzingen 1 Dekkingsplan Brandweer Brabant-Noord 2 Multi opleiding-, trainings- en oefenbeleidsplan VRBN 2015-2019 3 Crisisplan VRBN 2014 4 Beleidsplan Risicocommunicatie VRBN 2015 5 Beleidsplan “Programma” Bevolkingszorg VRBN 2015 - 2018 6 Actualisatie Regionaal Risicoprofiel VRBN 2015
54
3
4
Vooraf
Voor u ligt het beleidsplan van de Veiligheidsregio Brabant-Noord voor de jaren 2016 tot en met 2019. Dit plan maakt de doelen en inspanningen van de Veiligheidsregio expliciet voor het bestuur en daarmee ook beschikbaar voor de individuele gemeenten en partnerorganisaties. Doel van dit beleidsplan is tevens inzichtelijk te maken wat de samenhang is tussen de plannen van de verschillende diensten binnen de veiligheidsregio. De Veiligheidsregio Brabant-Noord staat de komende jaren voor het verkleinen van risico’s en het beperken van leed en schade bij incidenten, maar ook het bevorderen van maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid van de burger. Zij realiseert dit door het bieden van adequate hulp en het samenwerken met alle bij de veiligheid en hulpverlening betrokken partijen. In dit beleidsplan is deze maatschappelijke opdracht van de veiligheidsregio vertaald naar zes verbindende thema’s voor de komende jaren. De veiligheidsregio gaat de komende beleidsperiode met dit plan nadrukkelijker inzetten op het verhogen van het maatschappelijk rendement. Tot 2015 lag de nadruk op slimmer samenwerken om daarmee te kunnen voldoen aan de nieuwe financiële kaders. Vanaf 2015 wordt de samenwerking óók gericht op het verhogen van het maatschappelijk rendement. Daarmee wordt bedoeld dat de inspanningen nog meer gericht worden op de daadwerkelijke bijdrage aan de veiligheidssituatie in de regio en de betrokkenheid van de burger. De veiligheidsregio realiseert zich terdege dat er vele factoren van invloed kunnen zijn op de veiligheidssituatie in de regio. Toch worden deze doelstellingen als richtinggevend benoemd voor alle inspanningen in de komende jaren; zowel van de veiligheidsregio als ook in de samenwerking met partners. Samen staan wij immers voor de veiligheid van de burgers in Brabant-Noord!
5
Samenvatting
De Veiligheidsregio Brabant-Noord gaat de komende vier jaar beleid uitvoeren op grond van zes ‘verbindende thema’s’. De thema’s zijn geworteld in elf kaders die gemeenten hebben ontwikkeld, in het risicoprofiel van de veiligheidsregio en in de strategische agenda’s van externe landelijke partners. De Veiligheidsregio Brabant-Noord heeft in mei 2015 het Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 afgerond. De burgemeesters van de negentien gemeenten in deze regio bespreken dit plan vervolgens met hun gemeenteraad. In november (2015) zal het algemeen bestuur van de veiligheidsregio het beleidsplan definitief vaststellen.
6
Mozaïekbeleid Omdat de Veiligheidsregio Brabant-Noord een netwerkorganisatie is met ongeveer dertig ‘vaste interne partners’ (exacte aantal is afhankelijk van het onderwerp dat op de agenda staat) en een flink aantal ‘losse externe partners’ in de vorm van landelijke overlegorganen en instituten op het gebied van veiligheidsrisico’s, komen er van alle kanten bijdragen van betrokken organisaties die hun beleid willen laten doorsijpelen in de veiligheidsregio. Dat drukt zijn stempel op de beleidsvorming en het uiteindelijke beleid: het beleid lijkt niet zozeer op een afgeschoten pijl die het doel treft, maar eerder op een mozaïek van tegeltjes dat wordt gelegd en langzaam maar zeker steeds meer vorm krijgt. De veiligheidsregio In de Veiligheidsregio Brabant-Noord werken de partners samen op het gebied van brandweerzorg, rampenbestrijding, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening en veiligheid. In Brabant-Noord wonen 650.000 inwoners op 1.333 vierkante kilometer. Het is een deels stedelijk, deels agrarisch gebied met rivierenlandschap, bos en duinen. Onder andere de spoorwegen, snelwegen en waterwegen die de regio doorkruisen zorgen voor veiligheidsrisico’s. In drie stappen naar een beleidsplan De veiligheidsregio heeft het beleidsplan in drie stappen gemaakt: (1) ze heeft de bijdrage van gemeentelijke partners, namelijk elf gemeentelijke kaders, en de bijdrage van andere partners, namelijk de strategische agenda’s, verwerkt in haar beleidsplan; daarnaast heeft ze wettelijk verplichte onderdelen, zoals het risicoprofiel, opgenomen; (2) uit deze bijdragen en wettelijke verplichtingen heeft de veiligheidsregio zes ‘verbindende thema’s’ gedestilleerd die de maatschappelijke opdracht aan de veiligheidsregio vormen; (3) ze heeft deze opdracht uitgewerkt in zeven programma’s. De organisatie is op orde. En nu verder ... Het vorige en eerste beleidsplan (2012-2015) van de Veiligheidsregio Brabant-Noord diende vooral om de eigen organisatie op orde te brengen en aan alle normen te voldoen. Dat is nu gebeurd: de juiste mensen en middelen bevinden zich op de juiste plek binnen de organisatie, de normen worden nageleefd. Nu is het tijd om verder te gaan, het roer te wenden en de band met de buitenwereld te verstevigen. De eerste stap daarin is met dit beleidsplan gezet doordat de gemeenteraden meegedaan hebben met het ontwikkelen van het beleidsplan.
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
Hoe? Natuurlijk kunnen gemeenteraden hun bestuurders ter verantwoording roepen voor de inbreng van die bestuurders in de veiligheidsregio. Dat vinden raden doorgaans echter een te beperkte rol. Daarom hebben de gemeenteraden in Brabant-Noord het initiatief genomen om een extra instrument te ontwikkelen: ze hebben gezamenlijk elf gemeentelijke kaders vastgesteld. Met deze kaders kunnen ze vooraf het beleid van de veiligheidsregio sturen, kunnen ze tijdens de planfase toetsen of de veiligheidsregio de uitgestippelde beleidslijn volgt, en kunnen ze achteraf controleren of de beleidsdoelen zijn behaald. Dit experiment om gemeenteraden meer bij de veiligheidsregio te betrekken is uniek in Nederland. Elf gemeentelijke kaders Met de elf gemeentelijke kaders maken de gemeenten duidelijk wat ze van de veiligheidsregio verwachten en waar deze zich op moet richten. Allereerst willen de gemeenten minder slachtoffers. Dat kan door brandveilig leven, wat bewustwording en zelfredzaamheid vergroot en door integrale handhaving. Dat laatste kan met behulp van risicoprofielen, waarbij risicocommunicatie de burger vertelt hoe met risico’s om te gaan. Is er toch een calamiteit dan volgt rampenbestrijding en crisisbeheersing. Daarbij willen de gemeenten dat inzet van burger- en professionele netwerken mogelijk is bij incidenten, rampen en crises en dat de veiligheidsregio gemeenten adviezen over veiligheidsrisico’s en maatregelen geeft. Met brandweervrijwilligers zorgt de veiligheidsregio voor lokale wortels en met solidariteit behoudt de veiligheidsregio een stevige bodem; komende tijd maakt de historisch gegroeide verdeling van kosten plaats voor een rechtvaardiger omslagsysteem. In dit hele proces zorgt de veiligheidsregio ervoor de goede informatie te halen bij en te brengen naar de gemeenteraden. Externe partners Ook de externe partners hebben met landelijke visies, strategische agenda’s en managementraden hun stempel op het beleidsplan gedrukt. Voor crisisbeheersing en rampenbestrijding zijn de thema’s waterveiligheid en continuïteit van de samenleving komen bovendrijven. In Brabant-Noord speelt waterveiligheid een rol, bijvoorbeeld met hoogwaterscenario’s voor de Maas, de Aa en de Dommel; continuïteit van de samenleving doelt op zaken die de samenleving ontregelen als ze uitvallen, zoals drinkwater, elektriciteit en internet. Naast deze prioriteiten voor crisisbeheersing en rampenbestrijding zijn er prioriteiten in de samenwerking (bijvoorbeeld met het ministerie van Defensie), in afstemming (bijvoorbeeld bij geneeskundige hulpverlening) en in schaalvergroting (door schaalvergroting krijgt de veiligheidsregio er taken bij van sommige organisaties en verdwijnen taken naar andere organisaties; daarop anticiperen is noodzakelijk om het werk goed te blijven doen). Actueel risicoprofiel De Veiligheidsregio Brabant-Noord heeft in haar beleidsplan niet alleen de inbreng van partners verwerkt, maar ook het actueel risicoprofiel. Uit de actualisatie van het risicoprofiel, die dit jaar (2015) is gemaakt, blijkt dat er geen nieuwe risico’s zijn bijgekomen. Wel zijn vanwege aandacht door bestuur en politiek, en vanwege ontwikkelingen en beleid rond risico’s vijf prioritaire risico’s aangewezen: (1) overstroming, (2) natuurbrand, (3) brand in gebouw met verminderd zelfredzame personen, (4) paniek in menigten en (5) ongeval tijdens vervoer over spoor. Deze risico’s krijgen in de beleidsperiode 2016-2019 meer aandacht zodat alle partners beter zijn voorbereid als een risico actueel wordt. Zes verbindende thema’s De inbreng van de partners en de wettelijke verplichtingen zijn vertaald in zes verbindende thema’s. Allereerst moet de veiligheidsregio de organisatie duurzaam maken en houden: het consolideren en continueren van de dienstverlening. De samenleving verwacht namelijk dat de veiligheidsregio dag en nacht klaarstaat om op te treden bij incidenten, rampen en crises. Dat vereist schaalvergroting, wat grote invloed heeft op de taakuitvoering: lokale
Samenvatting
7
standaarden en regelingen maken plaats voor landelijke varianten. Uiteindelijk kan de veiligheidsregio alleen beter werk leveren voor minder kosten via samenwerking met haar partners. Op die manier kan ze expertise en uitvoeringskracht bundelen en het contact met de maatschappij verbeteren. Ook samenwerking met burgers, instellingen en bedrijven (de participatiemaatschappij) hoort daarbij. Zo trekken burgers bijvoorbeeld aan de bel als er over risico’s van bedrijven wordt gesproken. Dat laatste leidt tot meer preventie, ofwel focus op de voorkant (bijvoorbeeld: een brandmelder is belangrijker dan een brandblusser, want gebouwgebruikers moeten allereerst weten dat er een brand is, pas daarna kunnen ze de brand blussen). Met name voor de laatste twee punten is het noodzakelijk om te verbinden en te communiceren.
Zeven uitvoeringsprogramma’s De Veiligheidsregio Brabant-Noord heeft haar beleidsdoelen vertaald naar zeven programma’s die ze komende vier jaar gaat uitvoeren: (1) risicobeheersing, (2) crisisbeheersing en rampenbestrijding, (3) bevolkingszorg, (4) Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR), (5) Gemeenschappelijk Meldcentrum (GMC), (6) incidentbestrijding brandweer, (7) bedrijfsvoering. Het beleidsplan geeft voor elk programma aan waar de lat ligt - wat wil de veiligheidsregio bereiken? - en met welke aanpak de veiligheidsregio het gaat klaarspelen om over de lat te springen.
8
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
1. Inleiding
Het bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Noord verantwoordt met dit beleidsplan haar inspanningen om inhoud te geven aan de wettelijke verplichtingen voor het in stand houden van de veiligheidsregio. Met dit plan communiceert het bestuur van de veiligheidsregio naar de gemeenteraden, de minister van Veiligheid en Justitie, de burgers en overige partners over maatregelen die betrekking hebben op de fysieke veiligheid.
1.1 Veiligheidsregio Brabant-Noord De Veiligheidsregio Brabant-Noord is een samenwerkingsverband op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen, Wet publieke gezondheid en de Wet veiligheidsregio’s. In dit samenwerkingsverband werken negentien gemeenten (Bernheze, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Cuijk, Grave, Haaren, Heusden, Landerd, Mill en Sint-Hubert, Oss, Schijndel, ’s-Hertogenbosch, Sint-Anthonis, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Uden, Veghel, Vught) en de parate hulpverleningsdiensten nauw samen ten aanzien van hun taken op het terrein van brandweerzorg, rampenbestrijding, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening en handhaving van openbare orde en veiligheid. De regio telt ongeveer 650.000 inwoners en omvat 1.304 km² land en 29 km² water. De bevolkingsdichtheid is gemiddeld 492 per km² en varieert van 199 per km² (Sint-Anthonis) tot 1.681 per km² (’s-Hertogenbosch). Het gebied kenmerkt zich door de aanwezigheid van zowel agrarisch als stedelijk gebied, rivierenlandschap, bos- en duingebieden. De nationale en internationale transportassen (spoor- en autosnelwegen en waterwegen) tussen Noord- en Zuid-Nederland, richting de randstad, Duitsland en België hebben een belangrijke invloed op de veiligheidsrisico’s voor de inwoners in het gebied. Ook stedelijk-economische ontwikkelingen, de aanwezigheid van natuurgebieden en de ligging van de regio aan de Maas zijn bepalend voor de veiligheidsrisico’s.
Teambuilding door Defensie Crisisbeheersing is samenwerken tussen mensen van verschillende organisaties en achtergronden. In het heetst van de strijd moeten ze als een geoliede machine samen aan de slag. Om dit te kunnen doen wordt jaarlijks een meerdaagse oefening gehouden waar alle spelers in het veld aan deelnemen. Alle partijen nemen een deel van de oefening voor hun rekening. Defensie leverde een bijdrage aan het onderdeel teamleren. Vooral het ervaren van de kracht van samenwerken tijdens de praktijkoefeningen zorgde voor vergroting van het lerend vermogen en (foto Veiligheidsregio)
een nieuwe kijk op samenwerking.
Inleiding
9
Veiligheidsregio Brabant-Noord
Megen Ravenstein
Lith
Geffen
Vlijmen
Drunen
Grave
Schaijk
Rosmalen
Heusden
Berghem
Oss
Cuijk
Heesch
’s-Hertogenbosch
Zeeland
Nistelrode
Haps
Berlicum
Helvoirt
Vught
Sint Michielsgestel
Heeswijk Dinther
Boxmeer
Uden Wanroij
Schijndel
Haaren
Oeffelt
Mill
Cromvoirt
Sint Anthonis Veghel
Boekel Erp
Vierlingsbeek
Boxtel Liempde
Sint Oedenrode
De veiligheidsregio kent interne en externe partners. De interne partners hebben een vertegenwoordiging in de veiligheidsdirectie en het bestuur en bestaan uit 19 gemeenten (inclusief bevolkingszorg), brandweer, politie, GHOR, Gemeenschappelijk MeldCentrum (GMC), defensie, twee waterschappen en het openbaar ministerie (als agenda-lid). Als externe partners worden alle overige netwerk- en ketenpartners beschouwd.
10
1.2 De weg naar een nieuw beleidsplan Het Regionaal Beleidsplan 2016-2019 is in drie stappen tot stand gekomen. De wettelijk verplichte onderdelen, zoals het risicoprofiel, zijn geduid en als input voor het beleidsplan aangemerkt. Daarnaast zijn alle maatschappelijke partners gevraagd hun speerpunten kenbaar te maken. De gemeenteraden hebben in gezamenlijkheid gemeentelijke kaders voor de veiligheidsregio en brandweer ontwikkeld. De hulpverlenende partners hebben landelijk strategische agenda’s aangevuld met regionale of lokale speerpunten. Vervolgens zijn hieruit de verbindende thema’s herleid tot een maatschappelijke opdracht voor de veiligheidsregio Brabant-Noord. Als derde stap is de maatschappelijke opdracht in verschillende programma’s uitgewerkt. De herkenbaarheid en samenhang van het regionaal beleidsplan komt hierdoor duidelijk in de jaarplannen, programmabegroting en jaarverantwoordingen terug.
1.3 Leeswijzer De hoofdstukken 1 en 2 gaan over het ophalen van de maatschappelijke opdracht bij de burgers, partijen binnen de veiligheidsregio en uit de strategische agenda’s van landelijke samenwerkings-verbanden. In hoofdstuk 3 worden na de omgevingsanalyse centrale beleidsthema’s belegd voor de veiligheidsregio. Deze komen als rode draad terug in de verschillende uitvoeringsprogramma’s in hoofdstuk 4. Voor de lezers die meer oriënterend willen lezen zijn drie onderdelen toegevoegd. Ten eerste is hieronder aangegeven waar de gemeentelijke kaders terug komen in dit beleidsplan. In Hoofdstuk 4 wordt aan het eind van ieder programma aangegeven hoe het programma bijdraagt aan de 6 centrale beleidsthema’s en
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
Verhogen zelfredzaamheid ouderen Onder de kreet “broodje brandweer” hebben honderden zelfstandig wonende ouderen een brandweerkazerne bezocht. Tijdens een lunch gingen brandweermannen en -vrouwen met hun in gesprek over de brandveiligheid van hun eigen woning. Met praktische tips en antwoord op al hun vragen gingen de ouderen naar huis. Ze zijn nu in staat om hun eigen omgeving brandveiliger te maken.
(foto Veiligheidsregio)
tenslotte is aan het eind hiervan een meerjarenperspectief van alle beleidsvoornemens uit de verschillende programma’s opgenomen. Hiermee is in een oogopzicht zichtbaar waaruit het totaal aan beleidsvoornemens van de veiligheidsregio bestaat. De Wet veiligheidsregio’s geeft aan welke onderwerpen onderdeel moeten vormen van het beleidsplan. Tal van documenten zijn eerder vastgesteld. Naar deze documenten (zoals het Beleidsplan Multidisciplinair Opleiden, Trainen en Oefenen en het Dekkingsplan Brandweer) wordt verwezen. De overige verplichte onderdelen zijn integraal opgenomen in de programma’s (zoals informatiemanagement in het programma Crisisbeheersing en Rampenbestrijding en Kwaliteitszorg in het programma Bedrijfsvoering) of vormen onderdeel van de bijlagen. De capaciteitenanalyse is als een kort actueel overzicht weergegeven. Aan de Gemeentelijke Kaders wordt door de veiligheidsregio in de uitvoerende programma’s vorm gegeven. In het onderstaande kader is aangegeven waar deze uitgewerkt zijn: Gemeentelijk kader:
In het beleidsplan opgenomen bij het programma:
Kader 1
Minder slachtoffers
Programma Risicobeheersing Programma Bevolkingszorg Programma GHOR
Kader 2
Brandveilig leven
Programma Risicobeheersing Programma GHOR
Kader 3
Integrale handhavingsplannen
Programma Risicobeheersing
Kader 4
Reële Risicoprofielen
Programma Crisisbeheersing
Kader 5
Risicocommunicatie
Programma Crisisbeheersing Programma Risicobeheersing
Kader 6
Rampbestrijding en crisisbeheersing
Programma Crisisbeheersing
Kader 7
Inzet Gezondheidsdomein
Programma GHOR
Kader 8
Advisering Veiligheidsregio
Programma Risicobeheersing
Kader 9
Lokale inbedding brandweerzorg
Programma Incidentbestrijding
Kader 10
Solidariteit
Programma Bedrijfsvoering Programma Incidentbestrijding
Kader 11
Communicatie VR-gemeenteraden
Programma Bedrijfsvoering Programma Crisisbeheersing
Inleiding
11
2. De maatschappelijke opdracht
De maatschappelijke opdracht van de veiligheidsregio wordt gevormd uit drie onderdelen. Ten eerste geven de gemeenteraden richting aan het regionale beleid door met 11 gemeentelijke kaders de doelen van de veiligheidsregio en de brandweer aan te geven. Ten tweede hebben alle partners hun eigen (soms landelijke) veiligheidsagenda. Ten derde vormt het regionaal risicoprofiel, aangevuld met gemeentelijke aandachtspunten voor lokale risico’s, input.
2.1 Gemeentelijke Kaders Veiligheidsregio BrabantNoord ‘Wensen van de burgers’ Nieuwe tijdgeest Na vier jaar regionalisatie op basis van het Regionaal Beleidsplan 2012-2014 staat de organisatie van de Veiligheidsregio Brabant-Noord. De organisatie is op “orde”. Het borgen van kwaliteit en het optimaliseren van prestaties blijft natuurlijk inherent aan het (dagelijkse) werk van de veiligheidsregio. Het operationele, het handhaven van de “plan do check act” mentaliteit van de organisatie blijft belangrijk. Het is nu tijd om de organisatie van binnen naar buiten te keren; van intern naar meer extern gericht.
12
Wat willen de raden als verlengstuk van onze burgers? Deze maatschappelijke opdracht ligt besloten in de gemeentelijke kaders: meer preventie, hoe te helpen bij meer zelfredzaamheid en meer verantwoordelijkheid voor de burger en zorgplicht voor bedrijven, meer maatschappelijke participatie, betere communicatie, beter samenwerken en integraal (mee)denken en adviseren. De mensen helpen, helpen om brand te voorkomen in plaats van alleen maar blussen om het vuur uit te krijgen. Betrokkenheid van de raden De veiligheidsregio is een wettelijke verplichte gemeenschappelijke regeling (GR) waarin de 19 gemeenten in Brabant-Noord hun taken op het gebied van rampenbestrijding, crisisbeheersing en brandweerzorg hebben ondergebracht. Er is sprake van verlengd lokaal bestuur. De taken en bevoegdheden zijn overgeheveld van lokale naar regionale schaal. De veiligheidsregio is een zelfstandige publiekrechtelijke rechtspersoon, maar valt wel onder verantwoordelijkheid van de gemeenten. Gemeenteraden hebben ten opzichte van de GR sturende taken, zoals inbreng leveren in de begroting in de vorm van een zienswijze en de eigen gemeentebegroting voorzien van de nodige financiële middelen voor de GR. Daarnaast hebben zij een controlerende taak. Gemeenteraden kunnen hun college en bestuurder in de GR ter verantwoording roepen voor hun inbreng in het bestuur van de GR. Gemeenteraden hebben in de regel moeite met deze beperkte rol. Uiteindelijk is de veiligheid van inwoners wel een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Ook de wetgever heeft dit bij de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s in 2013 gesignaleerd en heeft aangegeven dat de betrokkenheid van gemeenteraden bij de veiligheidsregio moet worden vergroot. Ontwikkeling van gemeentelijke kaders voor de veiligheidsregio Daarom is in de Veiligheidsregio Brabant-Noord vanuit de gemeenten het initiatief genomen om een instrument te ontwikkelen dat de betrokkenheid van de raden vergroot. Er is een set van uitspraken (kaders) geformuleerd waarmee richting gegeven kan worden aan het beleid
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
van de veiligheidsregio. Dit is het resultaat van een uniek experiment binnen de Nederlandse overheid. Nergens anders is het nadrukkelijk betrekken van de gemeenteraden op deze manier ingevuld. De gemeentelijke kaders kunnen worden gezien als: • Gezamenlijke uitgangspunten van de 19 gemeenteraden voor de regionale taak van de veiligheidsregio. • Een stuurmiddel voor de gemeenteraden. De kaders kunnen worden gezien als een boodschap aan de gemeentelijke vertegenwoordiger in het bestuur van de veiligheidsregio, waarin de uitgangspunten van de gemeenteraad liggen besloten. • Een toetsingskader voor de beoordeling van (concept-)documenten die de veiligheidsregio aan de gemeenteraden voorleggen. De 11 gemeentelijke kaders in samenhang De gemeenteraden presenteren deze kaders als een soort spoorboekje: welke stations moeten we aandoen om ons einddoel, minder slachtoffers, te bereiken. Dit einddoel is ons eerste kader (1), te bereiken door een brandveiliger leven, ons tweede kader (2). Het leven brandveiliger maken door bewustwording en zelfredzaamheid te vergroten en hierop toe te zien met handhavingsplannen, waarin de veiligheidsregio en gemeenten samenwerken (3). Er wordt ingezet op reële risicoprofielen, die per gemeente kunnen worden verbijzonderd (4) en met bewoners wordt gecommuniceerd over hoe gevaren te vermijden en over wat men zelf kan doen (5). Ook bij rampen en crises. De VR zorgt voor goed opgeleide hulpverleners bij rampen en crises (6) en coördineert de voorbereiding door relevante partners (nutsbedrijven, defensie etc.). De GHOR regelt de inzet van netwerken van burgers en zorgprofessionals in een wereld die verandert en waarbij de zelfredzaamheid in thuissituaties steeds belangrijker wordt (7). In hun advisering denkt de VR mee met de gemeenten in een integrale afweging van belangen (8) en zorgt ervoor dat de lokale verwevenheid van de brandweervrijwilligers met de lokale samenleving in stand blijft (9). De financiering van de VR door de gemeenten verschuift met de jaren naar een bijdrage gebaseerd op solidariteit en objectieve maatstaven (10) en een verbeterde communicatie en informatieverstrekking door de VR gaat een bijdrage leveren aan het vergroten van de betrokkenheid van de raden (11).
2.2 Wensen van (landelijke) partners in beeld Het bestrijden van grootschalige incidenten is georganiseerd in een netwerkstructuur met veel partijen. Deze opereren op verschillende schaalgrootte en hebben een eigen organisatie, financiering en bestuur. Via landelijke visies, strategische agenda’s en managementraden uiten de landelijke partners hun wensen aan de veiligheidsregio’s. De belangrijkste strategische agenda’s van het Veiligheidsberaad (Versterking veiligheidsregio’s), Ministerie van Veiligheid en Justitie (gezamenlijke prioriteiten met Veiligheidsberaad), de Raad van Brandweercommandanten, de GGD/ GHOR Nederland (Verenigingsagenda), Nationale Politie en wensen van partners (bijvoorbeeld het Deltaplan van de Unie van Waterschappen) worden in de onderstaande paragraaf aangegeven en vormen input voor de centrale thema’s in dit beleidsplan. Prioriteiten ten aanzien van crisisbeheersing en rampenbestrijding In de diverse landelijke strategische agenda’s wordt aandacht gevraagd voor drie thema’s: • Waterveiligheid; • Nucleaire veiligheid; • Continuïteit van de samenleving. Waterveiligheid is relevant in onze regio. Denk aan scenario’s als hoogwater in de rivieren Maas, Aa en Dommel en risico’s die ontstaan als gevolg van extreme neerslag. Nucleaire
De Maatschappelijke opdracht
13
veiligheid is gericht op kerncentrales die niet in onze regio aanwezig zijn, maar de regio kan wel te maken krijgen met de effecten van nucleaire- of radiologische incidenten. Tenslotte wordt op landelijk niveau aandacht gevraagd voor de continuïteit van de samenleving. In de huidige samenleving zijn wij kwetsbaar wanneer internet, elektriciteit en drinkwater niet beschikbaar zijn. Ook een snelle en mondiale verspreiding van een infectieziekte kan de continuïteit van de samenleving ernstig ontregelen. Prioriteiten in de samenwerking (samen sterk) Voor een drietal onderwerpen wordt landelijk om extra investeringen gevraagd voor doorontwikkeling. Voor de positionering van gemeentelijke rol bij rampen en crisis is in de Veiligheidsregio Brabant-Noord een zelfstandig programma “Bevolkingszorg” ontwikkeld. Bevolkingszorg (de gemeentelijke taak binnen de rampenbestrijding en crisesbeheersing) is ingebed in de regionale crisisorganisatie. Landelijk wordt ingezet op het versterken van de civiel-militaire samenwerking. Defensie hecht eraan om een gelijkwaardige en betrouwbare veiligheidspartner te zijn, niet alleen in de “warme” fase, maar ook in de “koude” fase. In de veiligheidsregio wordt al langdurig met defensie samengewerkt, onder andere vanwege de aanwezigheid van Vliegbasis Volkel en de verschillende militaire complexen van het OTC-Genie (Reek, Hedel en Vught). Vrij recent is daar de huisvesting van het Nationale Trainingscentrum CBRN (voor rampen, maar ook voor terreur) in Vught bijgekomen. Defensie heeft als partner een vaste plaats in de veiligheidsregio. Op het gebied van gezondheidszorg wordt ook nadrukkelijk de samenwerking gezocht met alle partners binnen de veiligheidsregio. Een samenhangend en inzetbaar netwerk van verschillende gezondheidsorganisaties bij rampen en crises is noodzakelijk, van lokale huisarts tot internationaal calamiteitenhospitaal.
14
Prioriteiten in de afstemming/uniformiteit Kwaliteitszorg en onderlinge vergelijkbaarheid van veiligheidsregio’s is een landelijk thema. Dit komt voort uit de Wet veiligheidsregio’s. In Brabant-Noord wordt kwaliteitszorg gebruikt ter ondersteuning van het verbeteren van de dagelijkse bedrijfsvoering. De onderlinge vergelijkbaarheid is landelijk in ontwikkeling. Wat betreft de organisaties die gezamenlijk de geneeskundige hulpverlening bij rampen en crises vormen, streven we eveneens een identiek kwaliteitsniveau na. De GHOR heeft hierin een adviserende en stimulerende rol richting de geneeskundige partners. De brandweerzorg in Nederland kent een zeer sterke tendens om op landelijk niveau afstemming en uniformiteit na te streven. De veiligheidsregio participeert in de ontwikkeling van de landelijke uniformiteit en sluit aan bij landelijke werkwijzen. De waterkolom vraagt extra aandacht voor uniformiteit bij afspraken tussen veiligheidsregio’s, bijvoorbeeld door regiogrensoverschrijdende incidenten bij hoogwater. Prioriteiten in de schaalvergroting Bij meerdere partners die in de veiligheidsregio samenwerken speelt het vraagstuk van schaalvergroting. De vorming van de Nationale Politie en het tot stand komen van een Landelijke Meldkamerorganisatie zijn sprekende voorbeelden. Op interregionale schaal ontstaat ook steeds meer samenwerking zoals tussen GHOR Brabant-Noord, GHOR Midden- en West-Brabant en de beide GGD-en in deze regio’s. Ook werken de drie Brabantse veiligheidsregio’s samen op basis van gezamenlijke uitvoeringsprogramma’s op het gebied van crisesbeheersing en rampenbestrijding. De veiligheidsregio anticipeert op deze samenwerkingsverbanden.
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
2.3 Actueel Risicoprofiel Elke veiligheidsregio moet beschikken over een risicoprofiel dat aangeeft op welke regionale risico’s een veiligheidsregio zich moet voorbereiden. In de Veiligheidsregio Brabant-Noord is het risicoprofiel in 2011 vastgesteld. In 2015 is een update van het risicoprofiel gemaakt en daarbij is gekeken naar alle wijzigingen bij de 18 ramptypen voor de regio. In bijlage 1 is de samenvatting hiervan opgenomen. Naar het volledige geactualiseerde risicoprofiel 2015 wordt verwezen. De gemeenteraden hebben hun zienswijze op het regionaal risicoprofiel gegeven en het bestuur van de veiligheidsregio heeft het nieuwe, geactualiseerde risicoprofiel vastgesteld. Geen nieuwe risico’s Volgens de Veiligheidsregio Brabant-Noord zijn er de afgelopen vier jaar geen nieuwe risico’s bijgekomen of afgevallen. De maatgevende scenario’s van alle risico’s zijn gelijk gebleven. In een aantal gevallen worden calamiteiten weliswaar meer of minder waarschijnlijk of wordt de impact groter of kleiner. Vanuit het oogpunt van risicobeoordeling zijn deze wijzigingen op dit moment echter marginaal. Lokaal kunnen er wel grote verschillen optreden in relatie tot het verleden. Zo wordt het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor geïntensiveerd op het traject Boxtel- Vught- ’s-Hertogenbosch. Voor de voorbereiding op het maatgevend scenario heeft dit echter geen gevolgen. Wel wordt de veiligheidsregio goed betrokken bij deze intensivering op het spoor zodat geanticipeerd kan worden op de wijzigingen. Vijf prioritaire risico’s vragen meer aandacht De veiligheidsregio heeft in de Actualisatie Risicoprofiel 2014 risico’s aangewezen die extra aandacht verdienen. Daarbij is gekeken voor welke risico’s bestuur en politiek veel aandacht hebben, rondom welke risico’s sprake is van (landelijke) ontwikkelingen en of nieuw beleid nodig is om een risico op een acceptabel niveau te houden. Op basis van deze criteria heeft de veiligheidsregio uit de 18 risico’s in het Regionaal Risicoprofiel vier prioritaire risico’s aangewezen. Het Algemeen Bestuur heeft naar aanleiding van de consultatie van de gemeenteraden hier nog een 5e prioritair risico aan toegevoegd: Ongevallen tijdens vervoer over spoor. Deze vormen input voor de beleidsuitvoering in het beleidsplan. De vijf prioritaire risico’s: 1. Overstroming, vanwege de landelijke ontwikkelingen in veiligheidsnormen die de waarschijnlijkheid en het effect van overstroming beïnvloeden. In de toekomst zal het maatgevende scenario voor overstromingen veranderen: dijkverhoging en -versteviging verkleint namelijk de kans op het doorbreken van een dijk. Omdat de dijk hoger is, zit er echter meer water achter. Op het moment dat de dijk toch doorbreekt, zal daardoor meer water vrijkomen wat de impact vergroot. De Waterschappen zijn leidend op dit thema en zullen hiervoor extra aandacht gaan vragen bij o.a. het project Water & Evacuatie, het bijbehorende informatiemanagement, de afgesloten convenanten en de uniformiteit van afspraken tussen de verschillende veiligheidsregio’s. 2. Natuurbrand, vanwege een aantal grote natuurbranden die afgelopen jaren buiten deze regio heeft gewoed. Daarom heeft de Commissaris van de Koning de Brabantse veiligheidsregio’s verzocht hier aandacht aan te besteden. De Veiligheidsregio Brabant-Noord telt vijf natuurgebieden waar een natuurbrand kan uitbreken. De veiligheidsregio doet mee met de landelijke werkgroepen en onderzoeken op dit gebied.
De Maatschappelijke opdracht
15
3. Brand in gebouw met verminderd zelfredzame personen, omdat zorgtehuizen en verpleeghuizen steeds groter worden, er steeds minder budget is en omdat nog onbekend is of ontwikkelingen in het zorgstelsel de veiligheidsrisico’s vergroten. Ontruimen in de nacht is nu al lastig maar zal door de ontwikkelingen in de zorg steeds moeilijker worden. Instellingen en bedrijven hebben zelf de verantwoordelijkheid om snel te ontruimen. De veiligheidsregio draagt hiervoor geen verantwoordelijkheid. De veiligheidsregio wil onderzoeken welke invloed de hervormingen van het zorgstelsel hebben op de veiligheid van mensen die niet zelfredzaam zijn en de bewustwording over een goede voorbereiding op snel ontruimen vergroten. 4. Paniek in menigten, omdat bij een aantal grootschalige evenementen buiten de regio incidenten zijn geweest en sprake is van meer, langdurigere en grotere evenementen. Om dit risico voldoende af te dekken wordt op regionale schaal de bewustwording en het evenementenbeleid verbeterd. 5. Ongevallen tijdens vervoer over spoor, omdat het vervoer van gevaarlijke stoffen op het spoor gaat toenemen en het spoortracé aangepast moet worden, moet meer aandacht gegeven worden aan dit risico. Het Algemeen Bestuur heeft deze prioriteit, na consultatie van de gemeenteraden, aangewezen. Aandacht voor de prioritaire risico’s De prioritaire risico’s krijgen in de beleidsperiode 2015-2019 meer aandacht zodat alle partners beter voorbereid zijn als een risico actueel wordt. De verantwoordelijkheden liggen gespreid en daarom is een verdeling gemaakt tussen de partijen die de komende jaren de trekkersrol in de voorbereiding op deze risico’s gaan vervullen en die direct betrokken zijn.
16
Prioritair risico;
Brandweer
GHOR
Politie
B
B
B
Natuurbrand
T
B
B
Brand in gebouw met verminderd zelfredzame personen
B
T
B
Paniek in menigten bij evenementen
B
B
Ongevallen tijdens vervoer over spoor
T
Overstroming
B
Gemeente
B
T B
Aandacht voor prioritaire risico’s: T=Trekkersrol, B =betrokken partij
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
Waterschappen
Natuur beheerders
T B
3. Verbindende (beleids-)thema’s
In hoofdstuk 2 is beschreven welke maatschappelijke opdrachten interne en externe partijen aan de veiligheidsregio meegeven. Deze wensen, eisen en behoeften vertalen zich naar de volgende thema’s: 1. Consolideren en continueren 2. Schaalvergroting 3. Samenwerken 4. Participatiemaatschappij 5. Focus op de voorkant 6. Verbinden en communiceren De programma’s van de veiligheidsregio werken we in de komende 4 jaar uit op basis van deze thema’s en conform het volgende “spoorboekje”: De samenleving verwacht van de veiligheidsregio dat de organisatie op ieder moment van de dag paraat is om op te treden bij incidenten, rampen en crises. Dit eist op de eerste plaats continuïteit in de dienstverlening. Daarvoor is het nodig de organisatie duurzaam te maken en te houden (consolideren) (thema 1). En dit in een tijd dat budgeten onder druk staan. Het gevolg hiervan is ook dat landelijk sprake is van schaalvergroting (thema 2). Uit het oogpunt van kwaliteitsverbetering maar ook uit kostenoverwegingen (LMO, politie, opleidingstrajecten etc.). De veiligheidsregio moet hierop anticiperen door op een andere manier met netwerkpartners samen te werken (thema 3). Samenwerken met burgers, instellingen en bedrijven: de participatiemaatschappij (thema 4); ook een landelijke ontwikkeling. Dit betekent dat de veiligheidsregio steeds meer prioriteit moet geven aan het stimuleren van bewustwording en zelfredzaamheid van burgers, instellingen en bedrijven. Meer doen aan preventie en dus een grotere focus op de voorkant (thema 5). Dit vergt tevens een kwalitatieve en capacitaire inspanning in het verbinden van partijen en in het communiceren met doelgroepen (thema 6). Ook in de richting van de 19 gemeenteraden, die hun betrokkenheid bij de veiligheidsregio willen vergroten en willen borgen.
Hulp aan andere regio’s In de afgelopen vier jaar hebben we ieder jaar wel een andere regio geholpen om daar een crisis te bestrijden. Aan Brabant-Noord wordt met name hulp gevraagd bij de bestrijding van natuurbranden. Zo waren we in Strabechtse Heide, Schoorl, Kalmthout (België), Twente en de grote paasbrand op de Veluwe in 2014. Maar het GMC is ook een keer bijgesprongen als opvanglocatie voor de meldkamer Eindhoven toen die tijdelijk niet meer operationeel was. Zelf kregen we ook hulp toen we in de nieuwjaarsnacht van 2015 twee grote en complexe inci(foto Veiligheidsregio)
denten hadden en materieel tekort kwamen.
Verbindende (beleids-)thema’s
17
3.1 Continuïteit en consolideren Alle partners die samenwerken in de veiligheidsregio hebben te maken met een terugloop van middelen. Na de vorming van de veiligheidsregio en de regionalisatie van de brandweerzorg in 2011, is de afgelopen jaren een nieuwe hoofdstructuur voor de rampenbestrijding, “Het Regionaal Crisisplan”, opgebouwd. Hierin is een volwaardige plaats voor de taken van bevolkingszorg (de gemeenten als actieve rampbestrijdingspartner). Defensie en de waterschappen hebben als strategische partners hun inbreng verder geprofessionaliseerd. In de komende beleidsperiode is de koers van de veiligheidsregio gericht op het bestendigen en consolideren van het gerealiseerde beleid in een tijd waarin minder middelen beschikbaar hebben en we toch hetzelfde willen blijven doen. We behouden wat we hebben opgebouwd en continueren de dienstverlening. De beschikbare middelen en personele capaciteit worden zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet. Door het consolideren en continueren realiseert de veiligheidsregio de uitvoering van de (wettelijke) basistaken en draagt er zorg voor dat deze boven het wettelijke minimale niveau blijven. De veiligheidsregio is voorbereid, geoefend, klaar voor incidentbestrijding en in staat de samenleving te helpen om na een incident zich snel te herstellen.
3.2 Schaalvergroting
18
De verandering van de schaalgrootte waarop diensten georganiseerd zijn, is de komende beleidsperiode voor veel partijen aan de orde. De schaalvergroting is vaak een noodzaak om de continuïteit van organisaties te handhaven en toekomstbestendig te blijven. De vorming van de Nationale Politie, de opschaling van de meldkamers naar de Landelijke Meldkamer Organisatie (van 25 naar 10 meldkamers in Nederland), de Landelijke Faciliteit Rampbestrijding (LFR) en een nieuwe landelijke opleidingsstructuur voor de brandweer zijn hiervan enkele voorbeelden. In de komende beleidsperiode anticipeert de veiligheidsregio op deze schaalvergroting. De veiligheidsregio is samenwerkingsgericht en participeert in de landelijke ontwikkelingen zodat het een goede aansluiting realiseert bij de veranderende maatschappelijke omgeving. De schaalvergrotingen hebben een grote impact op de taakuitvoering van de veiligheidsregio. Lokale standaarden en regelingen worden vervangen door landelijke regelingen en structuren die werkbaar moeten zijn voor alle veiligheidsregio’s in Nederland. Vooral de afstemming van nieuwe werkwijzen met de Landelijke Meldkamer Organisatie zijn cruciaal. Zij vormen immers de start van iedere calamiteit. Door zoveel mogelijk te participeren in de landelijke ontwikkelingen realiseert de veiligheidsregio een goede aansluiting met de nieuwe opgeschaalde organisaties en met behoud van lokale identiteit en herkenbaarheid.
3.3 Samenwerking De veiligheidsregio is het verbindende platform waarin alle relevante partijen samenwerken om zich voor te bereiden op grote incidenten, crises en rampen. Dit zijn complexe veiligheidsvraagstukken en vragen daarom om een brede inbreng van betrokken partijen. Dat gaat verder dan de inzet van de hulpverlenende diensten en gemeenten. Expertise en uitvoeringskracht komen voort uit de gehele maatschappij. De samenwerking reikt verder dan de samenwerking met partijen in de veiligheidsregio. Interregionale en nationale samenwerking krijgt steeds meer vorm zoals tussen de veiligheidsregio’s in Brabant en de samenwerking van de GHOR Brabant-Noord en GHOR Midden- en West-Brabant. Samenwer-
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
king resulteert uiteindelijk ook in samenwerken met burgers en bedrijven zoals in 3.4 (de participatiemaatschappij) is aangegeven. In de komende beleidsperiode richt de veiligheidsregio zich op het intensiveren van de samenwerking met netwerkpartners, burgers en bedrijven. Door samen te werken bundelt de veiligheidsregio expertise en uitvoeringskracht en verbetert het contact met de maatschappij. De basis voor een brede maatschappelijke betrokkenheid wordt gelegd en gezamenlijk inspelen op rampen en crises wordt vanuit de netwerkorganisatie versterkt.
3.4 Participatiemaatschappij De traditionele verhoudingen tussen burger en overheid veranderen. De komst en de invloed van social media, individualisering, de participerende en mondige burger hebben grote invloed op hetgeen we van elkaar verwachten. Ook bij het voorkomen van incidenten en het bestrijden hiervan speelt dit een rol. Burgers participeren spontaan in reddingen bij ongevallen, vangen slachtoffers op en leggen zelf contact tussen slachtoffers en het thuisfont. Ze laten zich nadrukkelijk horen bij bestuurders en beslissers als risico’s van bedrijven besproken worden. In de komende beleidsperiode streeft de veiligheidsregio een verhoging van de maatschappelijke participatie na. De veiligheidsregio gaat burgers, bedrijven en belangengroepen nadrukkelijk betrekken bij het realiseren van de doelen die we nastreven. Wij vragen (burger)participatie in alle fases, van beleidsvoorbereiding tot incidentbestrijding en nazorg. Naast vrijwilligers en beroepsmedewerkers die in hulpverleningsorganisaties werken, vindt er tijdens incidenten als vanzelfsprekend spontane burgerhulp plaats. In de voorbereidings- en herstelfase is dat echter vooralsnog beperkt. Daar zijn vooral de professionele partijen aan zet. De inbreng van burgers en bedrijven in alle delen van de veiligheidsketen worden versterkt door de veiligheidsregio.
3.5 Focus op de voorkant De veiligheidsregio heeft met alle partners een stevig vangnet gerealiseerd als het gaat om incidentbestrijding en de basis voor crisisbeheersing is op orde. De burger kan rekenen op hulp in noodsituaties. Vooraan in de keten is veiligheidswinst te boeken voor burgers en bedrijven. De veiligheidsregio probeert slachtoffers te voorkomen en de grootste risico’s te beperken. In de komende beleidsperiode verstevigt de veiligheidsregio de focus aan de voorkant van de veiligheidsketen. Die versterking van deze focus vindt organisatie breed plaats en is specifiek te duiden met de volgende punten: • Van regel gericht naar risico-gericht werken; de capaciteit van Risicobeheersing wordt regio breed ingezet op basis van de grootste risico’s. • Bewustwording van het leven met risico’s verhogen. Door burgers en bedrijven duidelijk te maken welke risico’s in hun omgeving voorkomen kan de zelfredzaamheid toenemen. Informeren en communiceren over een handelingsperspectief helpt burgers en bedrijven hun verantwoordelijkheid te nemen. • Focus aan de voorkant betekent ook verantwoordelijk aan de voorkant. Met name bedrijven en instellingen nemen zelf de verantwoordelijkheid voor de risico’s die zij dragen en voor de manier waarop zij daarmee omgaan.
Verbindende (beleids-)thema’s
19
3.6 Verbinden en communiceren Met een brede participatie van burgers en bedrijven, focus aan de voorkant en het verder versterken van de veiligheidsregio als netwerkorganisatie, is het verbinden en communiceren met al deze doelgroepen cruciaal. Dit zal kwalitatief en kwantitatief een extra inspanning vragen. Het gebruik van nieuwe (en social) media speelt hierbij een belangrijke rol. In de komende beleidsperiode richt de veiligheidsregio zich op het verbeteren van de verbinding en het contact met de maatschappelijke partners uit haar netwerk. Hierbij wordt dan ook invulling gegeven aan de wens van de gemeenteraden om de betrokkenheid bij de gemeenschappelijke regeling te vergroten en het contact met de gemeenteraden te versterken. De 11 Gemeentelijke Kaders zijn met de 6 verbindende thema’s van het beleidsplan te gebruiken als het toetsingskaden. De 7 uitvoeringsprogramma’s en het meerjarenperspectief geven inzicht in de realisatie door de veiligheidsregio.
20
Wat te doen Als we van burgers zelfredzaamheid verwachten moeten we ze ook snel en goed informeren en vertellen wat ze zelf kunnen doen. Bij grote incidenten zoals de brand op de Vliedberg in Vlijmen en de bosbrand in de Loonse en Drunense Duinen is voor de eerste keer gebruik gemaakt van NL-Alert. Mensen in de directe omgeving van het incident krijgen op hun mobiele telefoon informatie over wat er aan de hand is en wat ze zelf kunnen doen. Moderne communicatiemiddelen krijgen hun toepassing in de hedendaagse crisisbeheersing. NL-Alert heeft zich (NL-Alert)
bewezen als een goede opvolger van de sirenes
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
4. De uitwerking in programma’s In 7 programma’s worden de activiteiten van de veiligheidsregio benoemd. Hierin wordt per uitvoerend onderdeel benoemd wat de doelstelling is die bereikt moet worden en wat daarvoor gedaan wordt. In het meerjarenperspectief in de laatste paragraaf worden de programma’s geordend naar de 6 centrale thema’s van de veiligheidsregio.
4.1
Programma Risicobeheersing
Risicobeheersing De brandweer is een onafhankelijke en deskundige partner. Zij is er voor gemeenten en provincie ter ondersteuning van hun verantwoordelijkheid voor goede vergunningverlening en toezicht hierop. Beleidsadvisering over risico’s aan gemeenten en de advisering ten aanzien van de meest risicovolle bedrijven betreft een autonome taak van de veiligheidsregio. Overige advisering geschiedt vanuit de rol van verlengde uitvoering voor de gemeenten. De brandweer is er daarnaast voor de maatschappij met de opdracht om bewustwording van risico’s bij burgers te bereiken, om hun zelfredzaamheid te bevorderen en om bedrijven en instellingen te ondersteunen bij hun zorgplicht voor brandveiligheid. Brandweer Brabant-Noord / RB richt zich op de hoogste risico’s binnen haar verzorgingsgebied, zonder hierbij onderscheid te maken tussen gemeenten.
21 Wat willen we bereiken Primair doel: Meer focus op de voorkant De focus binnen het programma Risicobeheersing ligt primair op het voorkomen of beperken van slachtoffers bij brand. Secundair gaat de aandacht uit naar het voorkomen van onherstelbare schade bij brand (erfgoed / milieu) en het voorkomen van grootse maatschappelijke ontwrichting bij brand. Deze focus brengt een afbouw met zich mee van activiteiten die zijn gericht op het voorkomen van dierenleed en materiële schade bij brand. Onder deze hoofddoelstelling zijn 5 subdoelen benoemd: 1. Uniforme uitvoering ondersteuning gemeentelijke verantwoordelijkheid Gemeenten hebben eenzelfde verantwoordelijkheid voor het borgen van brandveiligheid bij het verlenen van (wabo)vergunningen en het toezien op naleving van brandveiligheidsvoorschriften. De brandweer wil deze verantwoordelijkheid meer op eenzelfde wijze ondersteunen conform de geldende (landelijke en provinciale) kwaliteitscriteria. De aanwezige risico’s in Brabant-Noord zullen leidend worden voor de inzet en prioritering van ondersteuning door de brandweer. De uniformering van werkwijze door de brandweer is een randvoorwaarde voor verdere groei als deskundig adviseur. Bovendien ontstaat hierdoor een meer gelijke maatstaf en derhalve een meer gelijk speelveld voor bedrijven in Brabant-Noord. 2. Beter adviseurschap De brandweer is een (uitvoerend) adviseur voor de gemeenten, maar ook adviseur voor bedrijven, instellingen en burgers. De brandweer moet groeien van haar rol als uitvoerder van gemeentelijke processen naar die van onafhankelijk, deskundig, adviseur. Een adviseur die onafhankelijk (zonder politieke of commerciële belangen) handelt voor overheid en maatschappelijke partners vanuit het belang van brandveiligheid. Bij de advisering aan de gemeenten zal de brandweer naast een advies of iets wettelijk voldoet (toets) meer dan voorheen gaan adviseren of het voorliggende plan een (on) aanvaardbaar risico met zich brengt. De rolverschuiving brengt ook de noodzaak mee om deskundig te blijven op het gebied van brandveiligheid.
De uitwerking in programma’s
3. Kenbaarheid als katalysator (brand)Veilig Leven Om op goede wijze de eigen zorgplicht van bedrijven en instellingen voor brandveiligheid te kunnen ondersteunen en om burgers bewust te maken van risico’s en hun zelfredzaamheid te verhogen, is enkel het verbeteren van adviseurschap onvoldoende. De samenleving is nog niet optimaal bekend met de rol van de brandweer als katalysator voor (brand) Veilig Leven. Kenbaarheid van deze rol van de brandweer (met name het onderscheid met andere rollen) is cruciaal voor de legitimiteit van de brandweer als maatschappelijk partner/adviseur. 4. Verdere samenwerking met omgevingsdiensten en veiligheidsregio’s De omgevingsdiensten worden in toenemende mate een belangrijke partner voor de veiligheidsregio. Vooral ten aanzien van het borgen van veiligheid bij Brzo-bedrijven en bedrijven die net onder de Brzo-drempel vallen. Voor specialistische advisering (industriële veiligheid, Brzo, externe veiligheid) werken de Brabantse veiligheidsregio’s samen. Deze samenwerking wordt geïntensiveerd zodat duurzaam voldoende kennis en kwaliteit geborgd is om te kunnen adviseren over de meest risicovolle situaties in Brabant en om over voldoende massa te beschikken om aan de landelijke kwaliteitsstandaarden te voldoen voor Brzo-toezicht. 5. Beschikbaar hebben regionaal brandrisicoprofiel De Veiligheidsregio Brabant-Noord heeft als taak om colleges van B&W te adviseren over risico’s bij brand en rampen in gevallen die bij wet zijn bepaald. De veiligheidsregio heeft de ambitie om de colleges ook te kunnen adviseren over risico’s bij brand, anders dan wettelijk voorgeschreven. Hiertoe zal een brandrisicoprofiel opgesteld gaan worden dat inzicht geeft bij welke objecten een brand tot een bovengemiddelde impact zal leiden of bovengemiddelde repressieve inspanningen vergt. Wat gaan we daarvoor doen 1. Consolideren en continueren Uniforme uitvoering ondersteuning gemeentelijke verantwoordelijkheid a) Toepassen uniforme toezichtstrategie die is gebaseerd op risico’s b) Bevorderen collectieve werkafspraken tussen gemeenten en brandweer c) Beter adviseurschap: verbeteren vakbekwaamheid medewerkers
22
2. Samenwerken Met omgevingsdienst(en) en andere veiligheidsregio’s de samenwerking versterken. 3. Participatiemaatschappij Kenbaarheid van brandweer als maatschappelijk partner Burgers en bedrijven in staat stellen om hun zelfredzaamheid te verhogen 4. Focus op de voorkant Brandrisicoprofiel opstellen Brandveiligleven: burgers leren over veiligheidsrisico’s in eigen leefomgeving Extra aandacht voor prioritair risico: Ongevallen tijdens vervoer over spoor. 5. Verbinden en communiceren Beter adviseurschap door ontwikkeling adviesvaardigheden (soft skills) Kenbaarheid van brandweer als maatschappelijk partner
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
4.2 Programma Crisisbeheersing en Rampenbestrijding Crisisbeheersing en Rampenbestrijding De veiligheidsregio is het verbindende platform waarin alle relevante partijen samenwerken om zich voor te bereiden op grote incidenten, crises en rampen. Grote incidenten zijn complexe veiligheidsvraagstukken en vragen daarom om een brede inbreng van betrokken partijen. Dat gaat verder dan de hulpverlenende diensten en gemeenten omdat de verantwoordelijkheden verspreid liggen en veel partijen hun belangen inbrengen. Expertise en uitvoeringskracht komen voort uit de gehele maatschappij. Voor een groot deel wordt door de Wet veiligheidsregio’s en de onderliggende besluiten een raamwerk voor de crisisbeheersing en rampbestrijding gegeven. De veiligheidsregio draagt zorg voor de uitvoering van deze wettelijke taak. Het programma Crisisbeheersing en Rampenbestrijding is een nieuwe naam voor taken die in de voorgaande beleidsperiode binnen het Veiligheidsbureau belegd waren. Het Veiligheidsbureau bestaat niet meer in de nieuwe structuur van de veiligheidsregio.
Wat willen we bereiken Een verbindend platform in regio De veiligheidsregio is voor alle partijen die betrokken zijn in de voorbereiding, bestrijding en herstel bij grootschalige incidenten, crises en rampen het verbindende platform. Op deze wijze managen we de expertise en capaciteiten zodat de voorbereiding, bestrijding en herstelfase van incidenten zo daadkrachtig mogelijk wordt ingezet. Verstevigen van het crisisbeheersingsfundament In de veiligheidsregio is een daadkrachtige en operationele crisisorganisatie 24-7 beschikbaar. Deze crisisorganisatie wordt de komende beleidsperiode instant gehouden en versterkt. In de voorbereidingsfase komt meer aandacht voor kennis van risico’s op basis van actuele bestrijdingsplannen en een actueel regionaal risicoprofiel. De versteviging van de bestrijdingsfase is meer gericht op continuïteit, de beschikbaarheid van sleutelfunctionarissen en hun geoefendheid. De rol van informatiemanagement tijdens crisis en rampsituaties wordt geconsolideerd door het netcentrisch werken te continueren. Informatie moet beschikbaar zijn voor alle partijen, van meldkamer tot beleidsteam. De herstelfase wordt versterkt door meer te leren van incidenten in en buiten onze regio, een versteviging van het lerend vermogen. Realiseren van participatie bij burgers en bedrijven Bij grote incidenten nemen burgers en bedrijven zelf de eerste initiatieven om zichzelf te helpen, anderen te helpen en zelfs een aanvang te maken om een incident te bestrijden. Deze zelfredzaamheid en burgerparticipatie bij incidenten gaan we de komende beleidsperiode versterken. Door vooraf duidelijk te communiceren over de risico’s die voor komen in de veiligheidsregio en het daarbij bieden van een perspectief “wat je zelf kan doen!” verhogen we de zelfredzaamheid en participatie van burgers. Er is ook een groep waar de zelfredzaamheid lager ligt, bijvoorbeeld waar sprake is van verzorging en verpleging. Ook voor deze groepen komt aandacht waarbij de omgeving en/of de instelling gevraagd wordt te participeren in de hulpverlening tijdens incidenten.
De uitwerking in programma’s
23
Wat gaan we daarvoor doen Samenwerken: verbindend platform 1. De veiligheidsregio verankert en realiseert een actieve netwerkorganisatie van partners en betrokkenen die tijdens rampen en crisissituaties samenwerken ter bestrijding van incidenten en betrekt deze in de voorbereidings-, repressieve- en nazorgfases van incidenten. De omvang van het netwerk kent een regionale, interregionale en nationale schaal. Consolideren en continueren: Verstevigen van het crisisbeheersingsfundament: 2. Door uitvoering te geven aan het meerjarig opleidings-en oefenbeleidsplan verstevigt de veiligheidsregio en haar partners het basisfundament van de crisisbestrijding. 3. Extra aandacht voor de prioritaire risico’s uit het regionaal risicoprofiel: • Hoogwater • Natuurbranden • Paniek in menigten bij grote evenementen • Brand bij instellingen (met verminderd zelfredzame personen) • Ongevallen tijdens vervoer over spoor • Extra aandacht voor specifieke gemeentelijke punten ten aanzien van lokale risico’s 4. 5.
6.
24
Het in stand houden van de beschikbaarheid van operationele sleutelfunctionarissen van alle diensten. Continuïteit realiseren op informatiemanagement bij crisis en rampen door het huidige netcentrisch werken te consolideren en te participeren in de landelijke systeemontwikkeling. Op deze wijze wordt geborgd dat hulpverleners, bestuurders en burgers tijdens rampen en crisis tijdig en juist kunnen worden geïnformeerd. Verbetering van het lerend vermogen gericht op de crisisorganisatie door intensivering en (multi-)verbreding van het leeragentschap.
Participatiemaatschappij: het realiseren van burgerparticipatie 7. De veiligheidsregio realiseert risicocommunicatie door in samenwerking met alle Brabantse veiligheidsregio’s in te zetten op een brede herkenning van risico’s en het daarbij geldende handelingsperspectief. 8. De veiligheidsregio gaat in haar voorbereiding, bestrijding en nazorg op grote incidenten-crisis invulling geven aan burgerparticipatie.
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
4.3 Programma Bevolkingszorg Bevolkingszorg Bevolkingszorg is de verzamelnaam van alle gemeentelijke processen in de crisisbeheersing. Het doel van bevolkingszorg is om zo snel mogelijk, zo adequaat mogelijke zorg te verlenen aan burgers die het nodig hebben bij een ramp of crisis. Deze taken komen rechtstreeks uit De Wet veiligheidsregio’s. Bevolkingszorg processen zijn nog geen taak van de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord maar met het oog op de organisatie en gezamenlijke bekostiging van de gemeentelijke crisisbeheersingsprocessen is het organisatieonderdeel Bevolkingszorg als vierde partner (apart) in de gemeenschappelijke regeling opgenomen en heeft een eigen programma Bevolkingszorg.
Wat willen we bereiken Het doel van bevolkingszorg is om zo snel mogelijk, zo adequaat mogelijke zorg te verlenen aan burgers die het nodig hebben bij een ramp of crisis. Om de kwaliteit en de efficiency van bevolkingszorg te verhogen en de kosten voor de individuele gemeenten te beperken, wordt er zo veel mogelijk door de gemeenten in Brabant-Noord samengewerkt. Door deze intensieve samenwerking komen wij tot een verdere kwaliteitsverbetering, professionalisering en continuïteit van de operationele taken van de gemeentelijke kolom in het kader van rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het programma Bevolkingszorg behelst verder de door het Instituut Fysieke Veiligheid opgezette registratie van slachtoffers, het Slachtoffer Informatie Systematiek (SIS), de landelijke kosten van crisiscommunicatie, de landelijke borging van ‘GROOTER’, de landelijke ‘Ondersteuning Bevolkingszorg en de landelijke borging van ‘Bevolkingszorg op orde’.
Wat gaan we daarvoor doen Er wordt een slag gemaakt in de kwaliteitsverbetering, professionalisering en regionalisering van Bevolkingszorg door aandacht te hebben voor onderstaande 6 uitgangspunten: Consolideren en continueren • De functionarissen die een operationele rol hebben in de crisisorganisatie voor bevolkingszorg worden geworven, krijgen een adequate opleiding (conform landelijke profiel), het verloop wordt tevens opgevangen. • Elk jaar wordt een jaarplan opgeleverd waarin deze OTO-activiteiten voor de hoofdstructuur van Bevolkingszorg en het proces crisiscommunicatie beschreven staan. Dit monodisciplinaire jaarplan is afgestemd met het jaarplan MOTO (Multidisciplinair Opleiden, Trainen en Oefenen). • Evenals in het MOTO geldt hier voor alle functionarissen het uitgangspunt dat elke functionaris op elke rol tenminste één keer per jaar moet oefenen. • MOTO ontwikkelt en implementeert de komende jaren op projectmatige basis het beleid met betrekking tot registratie. Bevolkingszorg Brabant-Noord sluit hierop aan. • Er is extra aandacht voor het evalueren van incidenten en oefeningen binnen Bevolkingszorg Brabant-Noord. Participatiemaatschappij, Focus op de voorkant en Verbinden en Communiceren Crisiscommunicatie is een onderdeel van het proces van bevolkingszorg. Deze activiteit is reeds structureel ingebed en sluit rechtstreeks aan bij de centrale beleidsthema’s Samenwerken en informatie-uitwisseling Bevolkingszorg Brabant-Noord blijft aangesloten bij landelijke ontwikkelingen via het Landelijk Overleg Coördinatoren Bevolkingszorg (LOCB), het Landelijk Overleg Coördinerend Gemeentesecretarissen (LOCGS) en de Managementraad Bevolkingszorg
De uitwerking in programma’s
25
4.4 Programma GHOR GHOR De GHOR (geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio) is belast met de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening en met de advisering van andere overheden en organisaties op dat gebied (Wet veiligheidsregio’s, artikel 1). De wereld waarin deze taak moet worden uitgevoerd verandert. Door de transities in de zorg blijven ouderen en andere zorgbehoevenden met een steeds intensievere zorgbehoefte langer zelfstandig wonen. Veiligheidsrisico’s nemen hierdoor toe. Daarnaast hebben we steeds meer te maken met moderne typen en insluipende vormen van crises (infectieziekten, sociale onrust, etc.), naast de acute incidenten (zoals een brand) die we al langer kennen. Het effect van de crisis wordt daarbij niet alleen bepaald door het type of de omvang van de crisis, maar steeds vaker door de reactie van de samenleving op de crisis (maatschappelijke impact). Ook verandert wetgeving. De synchronisatie van de Wet publieke gezondheid (Wpg) met de Wet veiligheidsregio´s (Wvr) heeft geleid tot een heroriëntatie op de taken en verantwoordelijkheden van de GHOR, waarmee vooral een sterkere verbinding tussen publieke gezondheid en veiligheid wordt beoogd. Daarnaast wordt beoogd dat de GHOR een transitie ondergaat van een meer uitvoerende geneeskundige hulpverleningsorganisatie naar een netwerkorganisatie die de geneeskundige partners bijeen brengt.
Wat willen we bereiken
26
Samenwerking en participatie vanuit geneeskundig perspectief Door bovengenoemde ontwikkelingen is het nodig de geneeskundige hulp bij rampen en crises anders te organiseren. Mede door en dichtbij burgers. Met aandacht voor verminderd zelfredzamen. Als netwerkcoördinator heeft de GHOR de taak om de geneeskundige hulpverlening bij incidenten, rampen en crises in te richten en in stelling te brengen wanneer dat nodig is. Een “crisisorganisatie publieke gezondheid”, die gevormd wordt door vele organisaties uit het gezondheidsdomein (van de Regionale Ambulance Voorziening tot de ziekenhuizen, GGD, thuiszorg en mantelzorg) die in nauwe verbinding staat met het veiligheidsdomein. ‘Veiligheid met zorg geregeld’ luidt dan ook het motto. Net als de andere programma’s en kolommen binnen de Veiligheidsregio Brabant-Noord zal ook de GHOR haar beleid uitvoeren binnen de door de Gemeentelijke Kaders aan de veiligheidsregio: “De inzet van burger- en professionele netwerken in het gezondheidsdomein bij incidenten, rampen en crises wordt versterkt”.
Wat gaan we daarvoor doen •
• •
•
• •
Consolideren en continueren: We laten de uitvoerende geneeskundige taken los (het zelf met de voeten in de klei staan), en verleggen de focus naar coördinatie, aansturing en regie van het geneeskundig netwerk. Schaalgrootte: De reeds in gang gezette samenwerking met GHOR Midden- en West-Brabant en de GGD-en in onze beide regio’s wordt verstevigd. Samenwerken: We verbreden het inzetbare geneeskundige netwerk. Hier maken niet alleen vanzelfsprekende organisaties zoals de ambulancedienst of ziekenhuizen onderdeel uit, maar ook thuiszorgorganisaties, mantelzorgers en netwerken zoals AED-alert of buurtpreventie. Participatie: Onder de titel “samen zelfredzaam” wordt niet alleen de zelfredzaamheid van burgers bevorderd, maar wordt ook de integratie van spontane burgerhulpverlening en professionele hulpverlening gestimuleerd. Focus op de voorkant: In plaats van regelgericht zullen we meer en meer risicogericht werken. Voorkomen blijft immers beter dan genezen. Verbinden en communiceren: De verbinding met individuele geneeskundige partners wordt verder geformaliseerd middels samenwerkingsconvenanten en integrale afstemming zal (o.a.) verlopen via het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ).
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
4.5 Programma GMC GMC De meldkamer vormt het eerste contact voor de burger in nood en biedt samen met de hulpverleningsdiensten de juiste hulp waardoor leed en schade zoveel mogelijk wordt voorkomen of beperkt. Meldkamers zijn cruciaal in het hulpverleningsproces als centrale aannamepunt voor noodmeldingen en als regisseur van de noodhulp. Op de meldkamer werken de ambulancezorg, brandweer en politie, Koninklijke Marechaussee en veiligheidsregio’s samen. Op 16 oktober 2013 is het Transitieakkoord Meldkamer van de Toekomst door 57 partijen ondertekend. Daarmee is een belangrijke stap gezet op weg naar één Landelijke Meldkamerorganisatie(LMO). De transitie naar een LMO vindt plaats in een periode waarin veel veranderingen plaatsvinden bij de disciplines en in de maatschappij. Deze veranderingen hebben o.a. te maken met de noodzaak om meer te doen met minder en/of met technologische ontwikkelingen. Binnen deze context zal de vorming van de LMO gevolgen hebben voor de collega’s binnen de meldkamers, in het veld, maar ook voor de ondersteunende functies binnen de huidige beheerorganisatie. Het zijn majeure veranderingen op verschillende gebieden. Onder meer locatie, organisatie, werkwijze, werkplek, techniek, collega’s, communicatiekanalen en de meldkamercultuur zullen voor veel collega’s in meer of mindere mate veranderen. De beweging om dit te realiseren vraagt veel van alle betrokken partijen als het gaat om de uniformering van werkprocessen, verbetering van de informatie-uitwisseling, de synchronisatie van veranderingen in de operatie en overdracht van verantwoordelijkheden naar de LMO. Dit alles moet gebeuren zonder concessies in de continuïteit van dienstverlening naar de burger. Wat willen we bereiken Een effectieve, kwalitatief hoogwaardige en efficiënte meldkamer Oost-Brabant, als onderdeel van één landelijke meldkamer.
27
Wat gaan we daarvoor doen Consolideren en continueren Alle betrokken partijen hebben zich gecommitteerd aan de borging van de meldkamerprocessen tijdens het gehele transitieproces en de ontwikkeling naar een landelijke meldkamerorganisatie. Schaalvergroting De komst van de LMO en de samenvoeging van de meldkamers Brabant-Noord en Brabant-Zuidoost betekenen mogelijkheden voor schaalvergroting. Waar mogelijk zal harmonisatie van de werkprocessen bij de uitvoerende diensten worden gestimuleerd. Extra aandacht voor: a. huisvesting op orde brengen b. organisatorische en personele overdracht aan politie voor de taakuitvoering en beheer c. implementatie van veranderingen in werkwijzen, (bv introductie van multi-intake) Samenwerken en informatie-uitwisseling. Binnen de LMO wordt op alle gebieden samenwerking gezocht met de andere meldkamers en met andere (particuliere) partners. Daarnaast wordt geïnvesteerd in de verbetering van de informatieuitwisseling tussen de verschillende kolommen en de verschillende meldkamers. Participatiemaatschappij Technologische ontwikkelingen bieden de kans om de burger meer te betrekken in het hulpverleningsproces zoals al eerder aangetoond met het AED Alert. Focus op de voorkant De meldkamer zoekt voortdurend naar innovatieve mogelijkheden om het contact met burgers te versterken, onder meer via social media. Dit ter bevordering van zelfredzaamheid en verbetering van het handelingsperspectief bij noodsituaties. Verbinden en communiceren Het verbinden van en communiceren naar verschillende partijen blijft centraal staan op de meldkamer, met als speerpunten kwaliteit, betrouwbaarheid en transparantie.
De uitwerking in programma’s
4.6 Programma Incidentbestrijding Brandweer Incidentbestrijding brandweer Vanuit 39 posten wordt in de Veiligheidsregio Brabant-Noord de brandweerzorg verzorgd. Zo wordt er bij incidenten zo snel mogelijk hulp verleend vanuit een lokaal verankerde brandweerpost. De brandweer is zo georganiseerd dat een zij een effectieve en doelgerichte organisatie is. Daarom werkt de brandweer zoveel mogelijk met vrijwillige brandweermedewerkers. Tal van (landelijke) ontwikkelingen op het gebied van incidentbestrijding zijn actueel, zoals flexibel uitrukken, landelijke specialisme en de veranderingen op het gebied van grootschalig optreden. De Brandweer Brabant-Noord volgt en implementeert vernieuwingen als deze bijdragen aan een efficiënte doelgerichte brandweerzorg. Hierdoor ontstaat echter wel spanning tussen de efficiency van de brandweer als bedrijf en het binden en betrokkenhouden van alle brandweervrijwilligers.
Wat willen we bereiken 1. 2. 3. 4.
5.
28
De basis brandweerzorg wordt bestendigd in de 39 brandweerposten in de veiligheidsregio waarbij alle specialistische taken en reservematerieel efficiënt zijn verdeeld. Behoud van vrijwilligheid is cruciaal voor de huidige brandweerzorg; wij zorgen voor een aantrekkelijke organisatie / kader voor de professionele vrijwilliger. Aanvullend op de basisbrandweerzorg is grootschalig optreden gegarandeerd. De brandweer in Brabant-Noord sluit aan bij de landelijke werkwijzen en regelingen. De operationele leiding bij (grote) incidenten is toekomst bestendig, de brandweer heeft voldoende opgeleide officieren voor de brandweerleiding en draagt bij aan de operationele leiding bij incidenten waar meerdere diensten bij betrokken zijn. De brandweer is transparant over haar prestaties. Dat laten wij vooraf zien in het actuele dekkingsplan brandweer en achteraf door het afleggen van rekenschap over opkomsttijden en inzetten.
Wat gaan we daarvoor doen Consolideren en continueren De dekking en herijking van de operationele slagkracht is vastgelegd in de Nieuwe Visie op Repressie. (zie Youtube: Brabant-Noord). In de komende beleidsperiode wordt het flexibel uitrukken ingevoerd, het bluswaterconcept hervormd, het hulpverleningsconcept hervormd en wordt materieel strategisch herplaatst. Participatiemaatschappij De lokale zelfstandige brandweerpost realiseert de verbondenheid tussen de eigen brandweermensen en de samenleving. Hiervoor hebben en houden de postcommandant samen met de vrijwilligers eigen regelruimte en kunnen zij rekenen op professionele ondersteuning van de regionale organisatie. Zo organiseren wij de brandweerzorg met alle direct betrokkenen dicht bij het directe verzorgingsgebied van een post. Schaalvergroting en samenwerking 1. Door de reductie van materieel zijn de mogelijkheden om interregionaal bijstand te verlenen beperkt. Wij realiseren een nieuw bijstandsverleningsregeling waarbij rekening wordt gehouden met restdekking en bij landelijke afspraken. 2. Samen met de andere operationele diensten wordt een nieuwe operationele leiding concept ontwikkeld en dit wordt gefaseerd ingevoerd Verbinden en communiceren De brandweer actualiseert haar dekkingsplan en rapporteert over haar opkomsttijden en operationele prestaties. Deze zijn jaarlijks beschikbaar voor het bestuur van de veiligheidsregio en de gemeenteraden.
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
4.7 Programma Bedrijfsvoering Bedrijfsvoering Bedrijfsvoering faciliteert de veiligheidsregio met ondersteunende bedrijfsprocessen op de domeinen: organisatieontwikkeling, personeel, financiën, huisvesting, inkoop, ICT, communicatie en kwaliteitszorg en realiseert de financiële, juridische en managementcontrol-functie en de (beleids- en strategie) ondersteuning ten behoeve van de veiligheidsdirectie, de voorzitter en het bestuur van de veiligheidsregio.
Wat willen we bereiken? Consolidatie en continuïteit van de bedrijfsvoering Na de regionalisatie is de interne bedrijfsvoering op orde gebracht. Met de beschikbare middelen wordt het huidige niveau van de bedrijfsvoering bestendigd. Hierbij is het een uitdaging om met de beperkt beschikbare middelen effectief en efficiënt te kunnen blijven presteren. Dit vraagt om voortdurende investering in medewerkers. In dit kader is ook de ontwikkeling van de Landelijke Meldkamer Organisatie van belang. Er ligt een belangrijke taak bij de begeleiding van de meldkamercentralisten in het proces van de schaalvergroting. Verder is het een uitdaging om voor de werving en het behoud van vrijwilligers aangesloten te blijven bij de maatschappelijke behoefte en wensen. Dit vraagt ook binnen de veiligheidsregio om flexibilisering van arbeid. Om op al deze aspecten te kunnen inspelen is een doorontwikkeling van de HRM-functie essentieel. Om te kunnen bepalen of de veiligheidsregio voldoende effectief en efficiënt functioneert, is een goede besturing essentieel waarbij heldere doelen zijn geformuleerd, de processen in kaart zijn gebracht en prestatie-indicatoren zijn benoemd, gericht op verbetering van de prestaties van de veiligheidsregio. De in de Wet veiligheidsregio’s vastgelegde taken op het gebied van kwaliteitszorg en financiële kostenvergelijkbaarheid spelen hierbij een ondersteunende rol en zullen een onderdeel van de dagelijkse bedrijfsvoering vormen. Ten einde de samenwerking in- en extern te kunnen bevorderen worden bedrijfsprocessen doorontwikkeld en beter op elkaar afgestemd en wordt de informatiehuishouding per proces alsmede voor de gehele keten geoptimaliseerd. De veiligheidsregio wordt verder geconsolideerd door het realiseren van een toekomstbestendig huisvestingsbeleid en het herzien van de kostenverdeelsleutel in de gemeenschappelijke regeling. Samenwerken De veiligheidsregio streeft het verhogen van effectiviteit en efficiency na. Samenwerking tussen veiligheidsregio’s en landelijk georganiseerde ondersteuning op de bedrijfsvoering domeinen geven de mogelijkheid om dit te bereiken. Waar mogelijk wordt aangesloten bij gezamenlijke initiatieven. Door meer informatie gestuurd te gaan werken, kan met diverse partners nog beter worden samengewerkt. Verbinden en communiceren De veiligheidsregio wil helder en transparant communiceren met alle belanghebbenden bij de veiligheidsregio. De verbinding tussen de veiligheidsregio en de gemeenten/gemeenteraden wordt verder vorm gegeven en versterkt zodat de raden hun sturende en controlerende rol goed kunnen vervullen. Ook de interne communicatiekracht wordt verbeterd zodat doelstellingen op het gebied van samenwerking, burgerparticipatie, focus op de voorkant e.d. gehaald kunnen worden.
De uitwerking in programma’s
29
Wat gaan we daarvoor doen? Consolideren en continueren bedrijfsvoering Met de huidige middelen en formatie worden de bedrijfsvoeringstaken de komende beleidsperiode voortgezet. Op vijf onderdelen wordt de toekomstbestendigheid van de veiligheidsregio versterkt: • door het versterken van strategisch personeelsmanagement; • door het realiseren van nieuw huisvestingsbeleid voor de veiligheidsregio; • door het herzien van de kostenverdeelsleutel van de gemeenschappelijke regeling; • door het integreren van kwaliteitszorg in de bedrijfsprocessen ter versterking van de dagelijkse bedrijfsvoering en door het realiseren van een eerste kwaliteitsaudit en externe visitatie in 2017; • door het optimaliseren van de bedrijfsprocessen en de informatiehuishouding. Samenwerken In de komende beleidsperiode ligt vanuit bedrijfsvoering daar waar nuttig en nodig de nadruk op participatie bij landelijke trajecten zoals de aankoop van brandweer materieel/materiaal, uniformkleding, de aanbesteding ICT/telefonie. Op het gebied van kwaliteitszorg en kostenvergelijking wordt geanticipeerd op landelijke ontwikkelingen en deelgenomen aan landelijke fora. In de realisatie van het kwaliteitsbeleid en de voorbereiding op de visitatie in 2017 wordt de samenwerking met VRBZO en VRMWB gezocht. Faciliteren van verbinden en communiceren Wij verbinden de cyclussen van beleidsvoorbereiding, uitvoering en de verantwoording van het resultaat, zodat de bestuurbaarheid van de veiligheidsregio toeneemt. Ook gaan we het gebruik van social media en internet verhogen teneinde de zichtbaarheid te vergroten. Intern verbeteren wij de communicatiekracht van alle medewerkers door hen voldoende tools te bieden en de vindbaarheid en beschikbaarheid van informatie op intranet te verbeteren.
30
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
4.8 Meerjarenperspectief Consolideren en continueren
2016
2017
2018
2019
RB
Uniforme uitvoering ondersteuning gemeentelijke verantwoordelijkheid
C&R
Verankert de netwerkorganisatie van betrokkenen bij de bestrijding van crisis- en rampen
C&R
Realiseren continuïteit sleutelfunctionarissen
•
•
C&R
Contineren van Informatiemanagement en netcentrisch werken
•
•
•
•
BZ
Het implementeren en doorontwikkelingen van het Programma Bevolkingszorg.
•
•
•
•
BZ
Opstellen en afstemmen van het Meerjarenbeleidsplan OTO (Opleiden, Trainen en Oefenen) waaraan uitvoering gegeven wordt middels jaarplannen OTO Bevolkingszorg
•
•
•
•
•
•
•
• •
•
BZ
Met Bevolkingszorg aansluiten bij het MOTO-beleid m.b.t. registratie van de operationele functionarissen
GHOR
Focus verleggen naar coördinatie, aansturing en regie van het geneeskundige netwerk.
•
GMC
Borging van de meldkamerprocessen tijdens transitieproces en betrokkenheid partners bij ontwikkeling naar een landelijke meldkamerorganisatie.
•
•
•
•
De dekking en herijking van de operationele slagkracht conform Nieuwe Visie op Repressie. Invoering van flexibel uitrukken ingevoerd en materieel strategisch herplaatst.
•
•
•
•
IB
De huidige bluswatervoorziening van brandkranen wordt omgezet naar een meer flexibel bluswaterconcept.
•
•
•
•
BV
Het optimaliseren van de bedrijfsprocessen en de informatiehuishouding
•
•
•
•
BV
Het integreren van kwaliteitszorg in de bedrijfsprocessen en realiseren van eerste kwaliteitsaudit en externe visitatie in 2017
IB
•
BV
Het consolideren van de basistaken van bedrijfsvoering
BV
Het versterken van strategisch personeelsmanagement
BV
Het realiseren van nieuw huisvestingsbeleid voor de veiligheidsregio
•
BV
Het herzien van de kostenverdeelsleutel van de gemeenschappelijke regeling
•
Schaalvergroting GMC
GHOR
De LMO en de samenvoeging van de meldkamers Brabant Noord en Brabant Zuid Oost betekenen mogelijkheden voor schaalvergroting. De harmonisatie van de werkprocessen bij de uitvoerende diensten wordt gestimuleerd. Verstevigen van de samenwerking met GHOR Midden- en West-Brabant en de GGD-en in onze beide regio’s.
•
• •
2016
2017
2018
2019
•
•
De uitwerking in programma’s
31
Samenwerken
2017
2018
Met omgevingsdienst(en) en andere veiligheidsregio’s versterken
•
•
BZ
Bevolkingszorg is aangesloten bij landelijke ontwikkelingen door deelname aan LOCB, LOCGS en de Managementraad
•
•
•
GHOR
Het inzetbare geneeskundige netwerk wordt verbreed.
•
•
GMC
De LMO werkt samen met andere meldkamers en (particuliere) partners en verbetert informatie-uitwisseling.
•
•
IB
Beperking interregionaal bijstand. Realiseren nieuw bijstandsverleningsregeling
•
•
Participatie maatschappij
2016
2017
2018
RB
Kenbaarheid van brandweer als maatschappelijk partner
•
•
•
RB
Burgers en bedrijven in staat stellen om hun zelfredzaamheid te verhogen
•
•
•
BZ
Crisiscommunicatie (ter verhoging zelfredzaamheid)
•
•
GHOR
Zelfredzaamheid en (spontane) burgerhulpverlening wordt gestimuleerd.
•
•
GMC
Technologie inzetten om burger te betrekken in het hulpverleningsproces (zoals AED-alert).
•
•
IB
De lokale zelfstandige brandweerpost realiseert verbondenheid tussen de eigen brandweermensen en samenleving.
•
•
2017
2018
Focus op de voorkant
32
2016
RB
2016
2019
•
2019
•
2019
RB
Brandrisicoprofiel opstellen
RB
Brandveilig Leven: burgers leren over veiligheidsrisico’s in eigen leefomgeving
•
•
•
•
GHOR
Vergroten crisisbestendigheid van cure- en care- organisaties
•
•
•
•
GMC
Contact met burgers te versterken ter bevordering van zelfredzaamheid en bieden handelingsperspectief bij nood.
•
•
•
•
2016
2017
2018
2019
Verbinden en communiceren
•
RB
Beter adviseurschap door ontwikkeling adviesvaardigheden (soft skills)
•
•
•
RB
Kenbaarheid van brandweer als maatschappelijk partner
•
•
•
BZ
Crisiscommunicatie als onderdeel van het proces van bevolkingszorg versterken.
•
•
GHOR
De samenwerking met geneeskundige partners wordt geformaliseerd.
•
•
GMC
Communiceren met als speerpunten kwaliteit, betrouwbaarheid en transparantie.
•
•
IB
De brandweer actualiseert haar dekkingsplan en rapporteert over haar opkomsttijden en operationele prestaties. Deze zijn jaarlijks beschikbaar voor het bestuur van de veiligheidsregio en de gemeenteraden.
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
•
•
•
Bijlagen
33
Bijlagen
Bijlage 1: Risicoprofiel (samenvatting geactualiseerd risicoprofiel) De gemeenteraden in de Veiligheidsregio Brabant-Noord kunnen hun wensen aangeven over de Actualisatie Risicoprofiel 2014. De informatie hieronder maakt duidelijk waarom deze actualisatie nodig is, wat de rol van de gemeenteraad is, welke regionale risico’s er zijn, wat de laatste jaren is veranderd aan de risico’s en welke risico’s meer aandacht verdienen.
Waarom een Actualisatie Risicoprofiel? Elke veiligheidsregio moet beschikken over een risicoprofiel dat aangeeft op welke regionale risico’s een veiligheidsregio zich moet voorbereiden, zo bepaalt de Wet veiligheidsregio’s. Met dit profiel in de hand stelt het bestuur van elke veiligheidsregio een regionaal beleidsplan vast dat onder andere aangeeft hoe de regio zich voorbereidt op risico’s. De Veiligheidsregio Brabant-Noord heeft in 2011 het Regionaal Risicoprofiel 2011 vastgesteld, dat de veiligheidsrisico’s voor deze regio in beeld brengt. In 2014 heeft het dagelijks bestuur van de veiligheidsregio het concept van de Actualisatie Risicoprofiel 2014 goedgekeurd. Daarmee heeft de veiligheidsregio geen nieuw risicoprofiel gemaakt, maar het risicoprofiel uit 2011 aangepast. In de loop van 2015 komt namelijk een nieuwe landelijke methodiek gereed om risicoprofielen op te stellen en vervalt de huidige methodiek. De nieuwe methodiek is echter nog niet beschikbaar en de huidige methodiek leidt tot een risicoprofiel dat slecht vergelijkbaar is met het risicoprofiel uit 2011.
34
Zodoende heeft de veiligheidsregio naar eigen inzicht beoordeeld hoe de risico’s uit het Regionaal Risicoprofiel 2011 zich hebben ontwikkeld. De nieuwe landelijke rekenmethodiek zal de Veiligheidsregio Brabant-Noord omstreeks 2018 toepassen, bij een volgende ronde voor het vaststellen van risicoprofielen.
Wat is de rol van de gemeenteraad? De gemeenteraad kan nu zijn wensen over de Actualisatie Risicoprofiel 2014 kenbaar maken. De raad mag aangeven voor welke risico’s hij extra aandacht wil en mag in zijn wensen risico’s naar voren brengen die de Actualisatie Risicoprofiel 2014 niet noemt. De raad mag verder lokale beleidsprioriteiten en veiligheidsthema’s naar voren brengen, die volgens de raad extra aandacht van de veiligheidsregio verdienen. Het is raadzaam de wensen te beargumenteren, want de veiligheidsregio zal de wensen wegen. Nadat de gemeenteraad zijn wensen kenbaar heeft gemaakt, gebeurt het volgende: 1. de burgemeester zal de wensen van de gemeenteraad doorgeven aan de Veiligheidsregio Brabant-Noord 2. het algemeen bestuur van de veiligheidsregio stelt de wensen en de Actualisatie Risicoprofiel 2014 vast 3. de veiligheidsregio weegt de wensen van de gemeenteraden en verwerkt deze samen met de Actualisatie Risicoprofiel 2014 in het beleidsplan; dit plan geeft aan welke prioriteiten de veiligheidsregio in de komende periode legt en wat de organisatorische gevolgen zijn. 4. de gemeenteraad spreekt zich medio 2015 uit over het beleidsplan 5. het algemeen bestuur van de veiligheidsregio stelt het beleidsplan vast
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
Bijlage 1: Risicoprofiel (samenvatting geactualiseerd risicoprofiel)
Wat staat er in de Actualisatie Risicoprofiel? Met de Actualisatie Risicoprofiel 2014 heeft de Veiligheidsregio Brabant-Noord (in casu: een werkgroep met daarin ook vertegenwoordigers van de gemeenten) het Regionaal Risicoprofiel 2011 onder de loep genomen en daarbij de volgende vragen gesteld: • zijn er sinds 2011 risico’s afgevallen of bijgekomen? • zijn de risico’s meer of minder waarschijnlijk geworden? • zijn de effecten van (de incidenten en calamiteiten als gevolg van) de risico’s groter of kleiner geworden? • hebben zich de afgelopen vier jaar rond de risico’s relevante ontwikkelingen voorgedaan? • welke beleidsadviezen geeft de veiligheidsregio voor de risico’s? • welke risico’s hebben de politieke of bestuurlijke aandacht gekregen?
Welke regionale risico’s zijn er? Het Regionaal Risicoprofiel 2011 onderscheidt achttien risico’s. Het gaat hierbij niet om lokale risico’s, maar om risico’s die om regionaal beleid vragen. Bij de vaststelling van die risico’s gaat de veiligheidsregio uit van de zwaarst denkbare calamiteit die in deze regio kan plaatsvinden. De risico’s zijn met een landelijke methodiek vastgesteld door regionale experts. Het Regionaal Risicoprofiel 2011 geeft bij elk van de achttien risico’s uitgebreid aan wat de achtergrond is, hoe groot de kans op een calamiteit is en wat de gevolgen (doden, gewonden, kosten, aantasting milieu et cetera) daarvan kunnen zijn. Onderstaande tabel bevat een beknopte samenvatting van de risico’s met informatie uit het Regionaal Risicoprofiel 2011 en de Actualisatie Risicoprofiel 2014. De linkerkolom vermeldt risico’s. De middenkolom geeft aan wat de zwaarst denkbare calamiteit is die dit risico met zich meebrengt: het ‘maatgevend scenario’. Dat scenario betreft een plek in deze regio waar het incident kan plaatsvinden en een verloop met de grootst mogelijke gevolgen. De rechterkolom geeft aan welke wijzigingen of ontwikkelingen tussen 2011 (Regionaal Risicoprofiel) en 2014 (Actualisatie Risicoprofiel) hebben plaatsgevonden.
Risico
Maatgevend scenario
Ontwikkelingen 2011-2014
1
overstroming
door hoogwater overstroomt de Maas bij dijkring 36a bij Keent;
dijkring 36 voldoet inmiddels aan wettelijke norm, maar het maatgevende scenario heeft nog steeds betrekking op deze locatie
2
natuurbrand
er breekt een bos- of heidebrand uit in een van de vijf natuurgebieden;
sinds 2011 zijn een provinciale Taskforce Natuurbranden en een landelijke Kerngroep Natuurbranden opgericht waar de VR aan meedoet; het maatgevend scenario blijft hetzelfde
3
brand in publieksgebouw
er breekt brand uit tijdens een drukbezochte dienst (1000 bezoekers) in de Kathedraal St. Jan in Den Bosch;
geen ontwikkelingen
4
brand in gebouw met bewoners die niet zelfredzaam zijn
brand in verpleeghuis met 100 bewoners;
mensen met zorgbehoefte wonen meer verspreid in groepszorgwoningen, vaak zonder bedrijfshulpverlening; bewoners van zorginstellingen zijn steeds minder zelfredzaam; het maatgevend scenario blijft gelijk
Bijlagen
35
Bijlage 1: Risicoprofiel (samenvatting geactualiseerd risicoprofiel)
Risico
Maatgevend scenario
Ontwikkelingen 2011-2014
5
ongeval met gevaarlijke stoffen tijdens vervoer of in een bedrijf
drie scenario’s: 1. een tankwagen vol vloeibaar gas ontploft waarbij een vuurbal van 150 meter doorsnee ontstaat; 2. een tankwagen waaruit benzine lekt die in brand vliegt; 3. een tankwagen waaruit (veelgebruikt en giftig) chloor of acrylnitril lekt;
geen ontwikkelingen
6
nucleair ongeval
door bijvoorbeeld een brand komt nucleair materiaal vrij;
geen ontwikkelingen
7
verstoring van de energievoorziening
minimaal 40.000 inwoners raken minstens 8 uur afgesloten van energie;
geen ontwikkelingen
8
verstoring van de drinkwater voorziening
minimaal 40.000 inwoners raken minstens 8 uur afgesloten van drinkwater uit de kraan;
geen ontwikkelingen
9
verstoring van de afvalwaterzuivering
minimaal 40.000 inwoners kunnen minstens 8 uur hun huishoudelijk afvalwater niet lozen;
geen ontwikkelingen
10
verstoring van telecom / ict
in de hele regio vallen telefoon en dataverkeer 48 uur uit; automatische meldinstallaties bij instellingen vallen uit, waardoor meldingen later binnenkomen bij hulpdiensten;
geen ontwikkelingen
11
vliegtuigongeluk in een stedelijk gebied
een vliegtuig met minimaal 20 inzittenden stort neer in dichtbevolkt gebied;
geen ontwikkelingen
12
vliegtuigongeluk op een vliegveld
op of rondom (tot 1000 meter) vliegbasis Volkel stort een vliegtuig neer;
sinds 2011 vermindert het aantal vliegtuigen en de hoeveelheid munitie op Volkel; het maatgevend scenario blijft hetzelfde
13
ongeval tijdens vervoer over water
twee scenario’s: 1. incident met hospitaalschip de Henri Dunant met 130 passagiers, waarvan de helft niet zelfredzaam; 2. aanvaring met binnenschip waarbij brandbare vloeistof of gifwolk ontsnapt;
in 2015 worden de ZuidWillemsvaart en het Maximakanaal heropend. De omvang van het gevaarlijke stoffen vervoer verandert, de risicoklassen niet. Er is geen vervoer meer dwars door het stedelijke Den Bosch (waar het risico daalt), maar wel door het omliggende minder stedelijk gebied (waar het risico stijgt); het maatgevend scenario blijft hetzelfde
36
Prioritair risico
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
Bijlage 1: Risicoprofiel (samenvatting geactualiseerd risicoprofiel)
Risico
Maatgevend scenario
Ontwikkelingen 2011-2014
14
ongeval tijdens vervoer over spoor
drie scenario’s: 1. een tankwagen vol vloeibaar gas ontploft waarbij een vuurbal van 150 meter doorsnee ontstaat, 2. een tankwagen waaruit benzine lekt die in brand vliegt, 3. een tankwagen waaruit (veelgebruikt en giftig) chloor of acrylnitril lekt;
om overschrijding van risiconormen rond Breda, Tilburg en Dordrecht te verminderen, zal er vanaf 2020 meer vervoer van gevaarlijke stoffen zijn op het traject Meteren-Boxtel (Den Bosch, Vught, Haaren en Boxtel); enerzijds brengt dit een hoger risico met zich mee; anderzijds verminderen maatregelen als vrije kruisingen, minder wissels en trajectbeveiliging het risico; het maatgevend scenario blijft hetzelfde
15
pandemie
30 procent van de bevolking krijgt (een nieuwe en sterke variant van) de griep;
door toename van antibioticaresistentie, vrij handelsverkeer, reisbewegingen neemt de kans op gecompliceerde infectieziekte-uitbraak toe; het maatgevend scenario blijft hetzelfde
16
dierziekte die overdraagbaar is op mensen
besmetting door Q-koorts;
centralisatie van stallen tot megastallen en intensivering van veetransport vergroten de kans op uitbraak van een dierziekte die overdraagbaar is op de mens; het maatgevend scenario blijft hetzelfde
17
paniek in een menigte
bij een evenement met 10.000 mensen doet zich een explosie voor en rennen bezoekers in paniek weg, waardoor mensen onder de voet worden gelopen;
het aantal en de duur van evenementen nemen toe en daarmee ook het aantal evenementencampings, wat de kans op paniek vergroot; het maatgevend scenario blijft hetzelfde
18
verstoring van de openbare orde
bij een evenement of demonstratie ontstaan vechtpartijen, plunderingen of rellen die om een ‘bovengemiddelde capaciteit’ van de politie vragen; omdat de oorzaak en plek van ordeverstoring zo divers kunnen zijn, ontbreekt een duidelijk scenario;
met de opkomst van sociale media zijn mensen makkelijker te mobiliseren wat de kans op ordeverstoringen vergroot; het maatgevend scenario blijft hetzelfde
Er zijn geen nieuwe risico’s bijgekomen Volgens de Veiligheidsregio Brabant-Noord zijn er de afgelopen vier jaar geen nieuwe risico’s bijgekomen en geen risico’s afgevallen. De maatgevende scenario’s van alle risico’s zijn gelijk gebleven. In een aantal gevallen worden calamiteiten weliswaar meer of minder waarschijnlijk of wordt de impact groter of kleiner. Vanuit het oogpunt van risicobeoordeling zijn deze wijzigingen op dit moment echter marginaal.
Bijlagen
37
Bijlage 1: Risicoprofiel (samenvatting geactualiseerd risicoprofiel)
Vijf prioritaire risico’s vragen meer aandacht De veiligheidsregio heeft in de Actualisatie Risicoprofiel 2014 risico’s aangewezen die extra aandacht verdienen. Daarbij is gekeken voor welke risico’s bestuur en politiek veel aandacht hebben, rondom welke risico’s sprake is van (landelijke) ontwikkelingen en of nieuw beleid nodig is om een risico op een acceptabel niveau te houden. Op basis van deze criteria heeft de Veiligheidsregio uit de achttien risico’s in het Regionaal Risicoprofiel vier prioritaire risico’s aangewezen. Deze aanwijzing is een beleidsadvies voor het op te stellen beleidsplan. Het algemeen bestuur heeft naar aanleiding van de wensen van de gemeenteraden hier nog een vijfde prioritair risico aan toegevoegd. Het betreft de volgende risico’s en motiveringen: 1. Overstroming, vanwege de landelijke ontwikkelingen in veiligheidsnormen die de waarschijnlijkheid en het effect van overstroming beïnvloeden. In de toekomst zal het maatgevende scenario voor overstromingen veranderen: dijkverhoging en -versteviging verkleint namelijk de kans op het doorbreken van een dijk. Omdat de dijk hoger is, zit er echter meer water achter. Op het moment dat de dijk toch doorbreekt, zal er daardoor meer water vrijkomen. 2. Natuurbrand, vanwege een aantal grote natuurbranden die afgelopen jaren buiten deze regio heeft gewoed. Daarom heeft de Commissaris van de Koning de Brabantse veiligheidsregio’s verzocht hier aandacht aan te besteden. De Veiligheidsregio Brabant-Noord telt vijf natuurgebieden waar een natuurbrand kan uitbreken. De veiligheidsregio doet mee met de landelijke werkgroepen en onderzoeken op dit gebied. Overigens heeft van alle risico’s een natuurbrand de geringste effecten.
38
3. Brand in gebouw met verminderd zelfredzame personen, omdat zorgtehuizen en verpleeghuizen steeds groter worden en er steeds minder budget is en omdat nog onbekend is of ontwikkelingen in het zorgstelsel de veiligheidsrisico’s vergroten. Ontruimen in de nacht is nu al lastig, maar zal door de ontwikkelingen in de zorg steeds moeilijker worden. Instellingen en bedrijven hebben zelf de verantwoordelijkheid om snel te ontruimen. De veiligheidsregio draagt hiervoor geen verantwoordelijkheid. De veiligheidsregio wil onderzoeken welke invloed de hervormingen van het zorgstelsel hebben op de veiligheid van mensen die niet zelfredzaam zijn en de bewustwording over een goede voorbereiding op snel ontruimen vergroten. 4. Paniek in menigten, omdat er bij een aantal grootschalige evenementen buiten de regio incidenten zijn geweest en er sprake is van meer, langdurigere en grotere evenementen. Om dit risico voldoende af te dekken wordt op regionale schaal de bewustwording en het evenementenbeleid verbeterd. 5. Ongeval tijdens vervoer over spoor, naar aanleiding van de wensen van de gemeenteraden. Wat dit aan concrete maatregelen betekent zal nader onderzocht en besproken met de betrokken gemeenten.
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
Bijlage 2: Gemeentelijke Kaders Gemeentelijke Kaders Veiligheidsregio Brabant-Noord Sturing veiligheidsregio door de gemeenteraden in de regio Brabant-Noord Januari 2015
Inleiding
40
1. Slachtoffers
44
2.
Brandveilig leven
45
3.
Integrale handhavingsplannen
45
4.
Reële risicoprofielen
46
5. Risicocommunicatie
46
6.
Rampenbestrijding en crisisbeheersing
47
7.
Inzet gezondheidsdomein bij rampen en crises
47
8.
Advisering veiligheidsregio
48
9.
Lokale inbedding
48
10. Solidariteit
48
11.
49
Communicatie VR – gemeenteraden Bijlage I. Grafieken bij kader 1, Slachtoffers Bijlage II. Colofon
39
Bijlagen
Bijlage 2: Gemeentelijke Kaders
Inleiding Wat hebben gemeenteraden te zeggen over Gemeenschappelijke Regelingen? En hoe kun je met 19 gemeenteraden samen sturen op één organisatie? Deze notitie “Gemeentelijke Kaders Veiligheidsregio Brabant Noord” wil voor één gemeenschappelijke regeling, namelijk de Veiligheidsregio, een antwoord geven op deze vragen. Het Kader is een set uitspraken van alle gemeenteraden uit Noord Oost Brabant, waarmee zij richting willen geven aan het beleid van de Veiligheidsregio. Het Kader kan worden gezien als: • De algemene uitgangspunten van de gezamenlijke gemeenteraden voor de regionale taak van de veiligheidsregio • Een stuurmiddel voor de gemeenteraden: een boodschap aan hun eigen vertegenwoordiger in • het bestuur van de veiligheidsregio: “hou bij het besturen van de Veiligheidsregio rekening • met deze uitgangspunten van de gemeenteraad” • Een toetsingskader voor de beoordeling van (concept-)documenten die de Veiligheidsregio aan de gemeenteraden moet voorleggen. Aan alle raden van de gemeenten in de Veiligheidsregio Brabant-Noord wordt gevraagd in te stemmen met dit gemeenschappelijke Kader.
Doel: gemeenteraden in een meer sturende rol!
40
De ontwikkeling van dit kader is een uniek experiment van de gemeenten uit onze regio. Nog nergens anders is de vraag “hoe kunnen gemeenteraden beter betrokken worden bij de Veiligheidsregio”, op deze manier ingevuld. Het is de eerste keer dat gezamenlijke gemeenteraden een eigenstandige invulling geven aan een sturende rol van gemeenteraden naar een Gemeenschappelijke Regeling in het algemeen en naar de Veiligheidsregio in het bijzonder. Het kan de start zijn van een ontwikkeling naar een rijkere invulling van de rol van raden naar andere Gemeenschappelijke Regelingen. Het kan er ook toe leiden dat gemeenteraden en Veiligheidsregio een meer gemeenschappelijke opdracht gaan voelen om de fysieke veiligheid in de regio invulling te geven. Misschien is een gemeenschappelijk plan over 4 jaar een mooie vervolgstap in het proces. Maar nu eerst deze eerste stap.
Gemeenschappelijke regeling De Veiligheidsregio is een (verplichte) gemeenschappelijke regeling (GR), een samenwerkingsvorm waarin 19 gemeenten hun taken op het gebied van rampenbestrijding, crisisbeheersing en brandweerzorg hebben ondergebracht. Bij gemeenschappelijke regelingen worden verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van één gemeente overgeheveld naar een samenwerkingsconstructie van meerdere gemeenten. Omdat de taken van de aldus gevormde GR wel onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten vallen, wordt de GR ook wel “verlengd lokaal bestuur” genoemd. Gemeenteraden kunnen kaders stellen voor hun gemeente: beleidsplannen vaststellen, begrotingen vaststellen, verordeningen vaststellen. Bij gemeenschappelijke regelingen ligt dat anders. Het bestuur van een gemeenschappelijke regeling stelt het beleid van de GR, de begroting en de rekening vast; het bestuur controleert ook de uitvoering. Het Kader is dus een ander type kader dan gemeenteraden gewend zijn in hun eigen gemeenten.
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
Bijlage 2: Gemeentelijke Kaders
Gemeenteraden hebben ten opzichte van alle gemeenschappelijke regelingen de volgende sturende taken: • Jaarlijks inbreng te leveren voor de begroting van de GR in de vorm van een zienswijze. • Jaarlijks in de gemeentebegroting te voorzien in de benodigde financiële middelen voor de GR. De Gemeenteraden hebben een controlerende taak. Gemeenteraden kunnen hun eigen college ter verantwoording roepen voor hun inbreng in het bestuur en het besturen van de GR en kunnen, via hun eigen bestuurders, ook controle uitoefenen op de handel en wandel van de GR..
Wet Veiligheidsregio’s Voor de sturing op de Veiligheidsregio gelden naast de algemene regels van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, ook de bepalingen uit de specifieke Wet Veiligheidsregio’s. De regels laten zich als volgt samenvatten: • De Burgemeester heeft het gezag bij brand en ongevallen en is verantwoordelijk voor de • aanpak als zich in de gemeente een ramp of crisis voordoet. • Het College is verantwoordelijk voor de organisatie van de brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening. Colleges hebben de plicht gekregen daartoe een gemeenschappelijke regeling op te richten. • De Gemeenteraden hebben de wettelijke taak - Eenmaal per vier jaar inbreng te leveren voor het Regionale Risicoprofiel - Eenmaal per vier jaar Inbreng te leveren voor het Regionale Beleidsplan - Eenmaal per vier jaar de doelen voor de Brandweerzorg voor hun gemeente vast te stellen
Positionering van het Kader: van volgend naar sturend De meeste “sturende” taken van de gemeenteraad zijn eigenlijk “volgende” taken. Immers: gemeenteraden worden geacht te reageren op voorstellen van de Veiligheidsregio. Ook de controletaak is niet direct; er is een getrapte relatie. Gemeenteraden hebben moeite met deze beperkte rol. Uiteindelijk is veiligheid van de bewoners wel een gemeentelijke verantwoordelijkheid en zijn gemeenten wel financieel verantwoordelijk voor de Veiligheidsregio. Ook de wetgever realiseert zich dit. Bij de evaluatie van de Wet Veiligheidsregio’s is door de Minister gesteld dat de betrokkenheid van de gemeenteraden bij de VR zou moeten worden vergroot. De manier waarop dat moet gebeuren is echter niet ingevuld. Dit Kader wil een verbetering en verrijking zijn van de rol van de raad. Het Kader is allereerst een eigenstandig document van de raden en doet sturende en samenhangende uitspraken. Het is naar de Veiligheidsregio toe geen formeel document maar wel een document waarmee de Veiligheidsregio rekening moet houden. Het Kader kan door de raden immers worden gebruikt voor de toetsing van documenten die aan de gemeenten worden voorgelegd én voor de toetsing van de wijze waarop vertegenwoordigers van de gemeente in het bestuur van de Veiligheidsregio te werk gaan. Het Kader is in de tweede plaats een integrerend document. Het positioneert de gemeenteraad ten opzichte van alle regionale taken van de Veiligheidsregio. De losse onderdelen “inbreng bij risicoprofiel”, “inbreng bij beleidsplan“ en “vaststellen doelen Brandweerzorg” worden in één samenhangend document van richtinggevende uitspraken voorzien. Het staat
Bijlagen
41
Bijlage 2: Gemeentelijke Kaders
de gemeenten uiteraard vrij om individuele wensen kenbaar te maken. Voor wat betreft het vaststellen van de doelen van de brandweerzorg kan door dit document worden voldaan aan de wettelijke opdracht aan de gemeenten. Voor wat betreft het risicoprofiel en het regionaal beleidsplan geeft het document uitgangspunten mee aan de Veiligheidsregio. Tenslotte wil het Kader een positieve impuls vormen voor de relatie tussen de gemeente en de Veiligheidsregio. Er wordt een gezamenlijk beleidsmatig draagvlak voor het beleid van de Veiligheidsregio gecreëerd, dat de Veiligheidsregio houvast en stabiliteit geeft bij de ontwikkeling van deelplannen en bij de uitoefening van haar taken en bevoegdheden. Het betrekt de gemeenten meer bij de GR: de Veiligheidsregio wordt zo meer “van en voor de gemeente”.
42
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
Bijlage 2: Gemeentelijke Kaders
Spoorboekje Wij presenteren deze kaders als een soort spoorboekje: welke stations moeten we aandoen om ons einddoel, minder slachtoffers, te bereiken. Dit einddoel is ons eerste kader (1), te bereiken door een brandveiliger leven, ons tweede kader (2). Het leven brandveiliger maken door bewustwording en zelfredzaamheid te vergroten en hierop toe te zien met handhavingsplannen, waarin de veiligheidsregio en gemeenten samenwerken (3). Er wordt ingezet op reële risicoprofielen, die per gemeente kunnen worden verbijzonderd (4) en met bewoners wordt gecommuniceerd over hoe gevaren te vermijden en over wat men zelf kan doen (5). Ook bij rampen en crises. De VR zorgt voor goed opgeleide hulpverleners bij rampen en crises (6) en coördineert de voorbereiding door relevante partners (nutsbedrijven, defensie etc.). De GHOR regelt de inzet van netwerken van burgers en zorgprofessionals in een wereld die verandert en waarbij de zelfredzaamheid in thuissituaties steeds belangrijker wordt (7). In hun advisering denkt de VR mee met de gemeenten in een integrale afweging van belangen (8) en zorgt ervoor dat de lokale verwevenheid van de brandweervrijwilligers met de lokale samenleving in stand blijft (9). De financiering van de VR door de gemeenten verschuift met de jaren naar een bijdrage gebaseerd op solidariteit en objectieve maatstaven (10) en een verbeterde communicatie en informatieverstrekking door de VR gaat een bijdrage leveren aan het vergroten van de betrokkenheid van de raden (11). Bij ieder kader wordt een toelichting gegeven. Relatie van de verschillende kaders ten opzichte van taken van de veiligheidsregio Taken veiligheidsregio (op basis Wet veiligheidsregio’s): 1. Risico’s (kader 4,5,8) a. Inventariseren b. Adviseren 2. Adviseren brandweerzorg (kader 3,8) 3. Brandweer (kader 2,9) 4. GHOR (kader 7) 5. Rampenbestrijding, crisisbeheersing, brandbestrijding (kader 6) 6. Meldkamerfunctie (geen kader, gaat uit GR) 7. Informatievoorziening tav 3 tm 6 (Kader 6) 8. Gemeenschappelijk materieel (geen kader, betreft bedrijfsvoering)
43
Kader 1 ziet op alle taken van de veiligheidsregio. We doen het in de basis voor minder slachtoffers. Kader 11 ziet op de relatie van de raad met de veiligheidsregio.
Tijdlijn Onderstaande tijdlijn geeft weer op welke momenten de gemeenteraden formeel betrokken worden bij de Veiligheidsregio en hoe die momenten zich verhouden tot het Kader. Idealiter zou het Kader vooraf moeten gaan aan de voorbereidingen in de Veiligheidsregio. Bij deze eerste poging om de gemeenteraad in een proactieve rol te zetten, hebben we parallel gewerkt. April-mei 2015 Raden maken wensen kenbaar over het concept Regionaal Risicoprofiel en geven reactie op gemeentelijke kaders VR Brabant Noord. Juni 2015
Algemeen Bestuur VR stelt het Regionaal Risicoprofiel vast en het concept Beleidsplan VR waarin beleidsmatig antwoord wordt gegeven op gemeentelijke kaders en individuele wensen van gemeenten.
Bijlagen
Bijlage 2: Gemeentelijke Kaders
Oktober 2015 Raden bespreken met burgemeester het concept Beleidsplan VR en stellen de gemeentelijke kaders (incl. evt. doelen brandweerzorg) definitief vast. November 2015 Algemeen Bestuur VR stelt definitieve Beleidsplan VR 2015–2018 vast.
1. Slachtoffers Over de periode 2015-2018 zet de Veiligheidsregio Brabant-Noord in op een daling van het aantal slachtoffers ten gevolge van brand. De Veiligheidsregio Brabant Noord blijft daarbij tenminste onder de landelijke trend.
Toelichting De belangrijkste doelstelling van de Veiligheidsregio is uiteraard het voorkomen van doden en gewonden bij brand. Dat is waar het de burgers en de raden op de eerste plaats om gaat. Tot de brandweerzorg behoort echter niet alleen het voorkomen, beperken en bestrijden van brand maar ook de hulpverlening bij ongevallen anders dan bij brand. Hierbij is het goed om te bedenken dat het preventiebeleid van de Veiligheidsregio zich beperkt tot brandgevaar. Op het gebied van preventieve maatregelen ter voorkoming van ongevallen anders dan bij brand, is maatschappelijk een scala aan instellingen actief. In de bijlagen ziet u grafieken van de landelijke cijfers en van de cijfers van de Veiligheidsregio Brabant Noord.
44
Landelijke trend • • • • • •
Het aantal doden door brand stijgt. Het is de afgelopen 5 jaar met ruim 10% per jaar toegenomen. Het aantal gewonden daalt. Het is de afgelopen 5 jaar met 6 % per jaar afgenomen. Onderzoek Instituut voor Fysieke Veiligheid (IFV): Door het oplopende aantal ouderen en burgers met een verpleegbehoefte, dat zelfstandig blijft wonen (al dan niet met extra zorg) in de komende jaren, verwacht de brandweer vanaf 2014 een toename van gewonden en doden bij brand in woningen.
Regionale trend Het aantal gewonden bij brand vertoont in de regio Brabant Noord een lichte stijging van 27 in 2013 naar een (geschat) aantal van 31 in 2014. Door allerlei bijzondere omstandigheden kunnen de cijfers een grillig verloop hebben; omstandigheden ook die niet te beïnvloeden zijn, zoals een misdrijf. Desondanks is en blijft het doel het aantal doden en gewonden ten gevolge van brand te verminderen. Een doel dat bereikt moet worden door vooral in te zetten op preventie (risicobewustzijn en zelfredzaamheid). Alleen al de toename van het zelfstandig wonen in de komende jaren, maakt dit noodzakelijk.
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
Bijlage 2: Gemeentelijke Kaders
2.
Brandveilig Leven
De Veiligheidsregio richt zich meer op het voorkomen van brand en het verkleinen van de kans op brand. Hiertoe besteedt de Veiligheidsregio meer aandacht aan bewustwording en zelfredzaamheid van burgers. Daarnaast ondersteunt de Veiligheidsregio bedrijven en instellingen bij de invulling van hun zorgplicht.
Toelichting • De doelstelling van de Veiligheidsregio is ‘minder slachtoffers door brand’. Maar hoe bereik je dat? Uit onderzoek blijkt dat de meeste slachtoffers door brand vallen vóór de komst van de brandweer. De Veiligheidsregio moet zich daarom meer richten op het verkleinen van risico’s die leiden tot brand en het verkleinen van risico’s die leiden tot slachtoffers als er toch brand ontstaat. • Dit vergt een ‘focusverschuiving’, een verschuiving naar de voorkant, naar meer aandacht voor preventie; meer inzetten op het voorkomen van incidenten. • Uitgangspunt hierbij is dat burgers, bedrijven en instellingen een eigen verantwoordelijkheid hebben voor veilig leven en veilig werken. • Het gaat om: 1. Zelfredzaamheid van burgers 2. Zorgplicht van bedrijven en instellingen 3. Zorgzaamheid van de overheid De Veiligheidsregio versterkt dit zelfbewustzijn van burgers, bedrijven en instellingen en ziet hier ook op toe. Hierbij speelt de veiligheidsregio in op recente ontwikkelingen, zoals de verschuivingen in de gezondheidszorg (steeds meer zorgbehoevenden thuis). De rol van mantelzorgers, vrijwilligers, thuiszorgorganisaties en woningcorporaties etc. wordt steeds groter.
3.
Integrale handhavingsplannen
De Veiligheidsregio neemt in afstemming met de gemeenten deel aan integrale handhavingsplannen van gemeenten.
Toelichting • De Veiligheidsregio is vanwege haar kennis over brandveiligheid een partner bij handhavingsplannen van verschillende gemeenten. • Gemeenten zetten hun toezicht en handhaving in op basis van hun prioriteiten en maken dit vooraf duidelijk. • De veiligheidsregio ondersteunt handhavingsplannen van gemeenten door duidelijk te maken welke risico’s er zijn en hoe deze te beperken. • De veiligheidsregio kan deelnemen aan de handhaving door toezicht voor óf met gemeenten. • De veiligheidsregio en gemeenten stemmen met elkaar af en zetten samen in op toezicht daar waar de noodzaak en het risico lokaal het hoogst is.
Bijlagen
45
Bijlage 2: Gemeentelijke Kaders
4.
Reële risicoprofielen
In het risicoprofiel richt de Veiligheidsregio zich op reële risico’s en maakt in de uitwerking zichtbaar welke risico’s individuele gemeenten belangrijk vinden.
Toelichting • Het beleidsplan, dat het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio iedere vier jaar vaststelt, dient op grond van de Wet Veiligheidsregio’s mede gebaseerd te zijn op een door het bestuur van de Veiligheidsregio vastgesteld risicoprofiel. • Dit risicoprofiel bestaat onder meer uit een overzicht van de risicovolle situaties binnen de veiligheidsregio die tot een brand, ramp of crisis kunnen leiden en geeft een analyse van de gevolgen. • De Veiligheidsregio biedt in het concept Risicoprofiel iedere gemeenteraad ook de mogelijkheid haar individuele wensen ten aanzien van het risicoprofiel kenbaar te maken. Dit gaat dan om de specifieke risico’s die gemeenten lopen door de geografische ligging, bijzondere publieke voorzieningen en andere risicovolle activiteiten binnen het grondgebied van de gemeente. • De Veiligheidsregio geeft in het concept Beleidsplan aan hoe met deze specifieke risico’s wordt omgegaan.
5.
Risicocommunicatie
De Veiligheidsregio maakt duidelijk welke gevolgen mogelijk zijn voor burgers bij reële risico’s en ook wat burgers er aan kunnen doen. De gemeente informeert haar inwoners hierover.
46
Toelichting • Gemeenten en Veiligheidsregio hebben samen de taak om burgers, bedrijven en instellingen duidelijk te maken welk gevaar zij kunnen lopen en hun betrokkenheid bij het vermijden van risico’s te vergroten. Het gevaar kan voortkomen uit rampen/crises die delen van Nederland kunnen treffen en uit lokale risico’s die samenhangen met de industrie, infrastructuur etc. • De risico’s zijn dynamisch en zo ook de behoefte aan informatie. Hoe reëler de risico’s (bv hoogwater), hoe groter de behoefte aan praktische informatie (wat kan (moet) ik als burger, bedrijf of instelling zelf doen). Zo wordt de burger in staat gesteld om zelf te investeren in zelfredzaamheid en bedrijven en instellingen in hun zorgplicht. • De Veiligheidsregio coördineert de activiteiten op het gebied van risicocommunicatie.
Uitgangspunten 1. Burgers, bedrijven en instellingen zijn zelf verantwoordelijk om zich voor te bereiden op risico’s. 2. Burgers, bedrijven en instellingen zijn zelf verantwoordelijk om zich te informeren over de bestaande risico’s en de voorbereidingsmogelijkheden. 3. De overheden stellen deze informatie beschikbaar en stimuleren burgers te investeren in zelfredzaamheid en bedrijven en instellingen in hun zorgplicht. Dit is gebaseerd op de uitgangspunten van Kader 2 Brandveilig leven.
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
Bijlage 2: Gemeentelijke Kaders
6.
Rampenbestrijding en crisisbeheersing
De Veiligheidsregio coördineert de voorbereiding op rampen en crises door een verbindend platform te zijn voor alle relevante partners.
Toelichting • Naast Brandweer en GHOR (Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio), is de organisatie van rampenbestrijding en crisisbeheersing één van de drie primaire onderdelen van de Veiligheidsregio. De taken die de Veiligheidsregio hierin heeft, zijn beschreven in de Wet Veiligheidsregio’s. • De Veiligheidsregio maakt plannen en zorgt ervoor dat hulpverleners weten wat ze moeten doen bij rampen en crises. Daarvoor worden hulpverleners en sleutelfunctionarissen opgeleid, getraind en geoefend (OTO). • Naast brandweer, GHOR, politie en gemeenten zijn onder meer waterschappen, defensie en nutsbedrijven relevante partners in dit proces. • Voor de raden zijn vooral twee aspecten van belang: 1. Een goede multidisciplinaire voorbereiding en uitvoering van de hulpverlening. 2. Een goede communicatie met hun burgers tijdens een ramp of crisis.
7.
Inzet gezondheidsdomein bij rampen en crises
De inzet van burger- en professionele netwerken in het gezondheidsdomein bij incidenten, rampen en crises wordt versterkt. De GHOR heeft hierin een coördinerende rol.
Toelichting • De wereld om ons heen verandert. Door de transities in de zorg blijven ouderen en andere zorgbehoevenden met een steeds intensievere zorgbehoefte langer thuis wonen. Veiligheidsrisico’s nemen hierdoor toe. Daarnaast hebben we steeds meer te maken met moderne typen en insluipende vormen van crises (infectieziekten, sociale onrust, etc.), naast de acute incidenten (zoals een brand) die we al langer kennen. Het effect van de crisis wordt daarbij niet alleen bepaald door het type of de omvang van de crisis, maar steeds vaker door de reactie van de samenleving op de crisis (maatschappelijke impact). • Door deze ontwikkelingen is het nodig de geneeskundige hulp bij rampen en crises anders te organiseren. Mede door- en dichtbij inwoners. De GHOR heeft binnen de veiligheidsregio de taak om de geneeskundige hulpverlening bij incidenten, rampen en crises in te richten en in stelling te brengen wanneer dat nodig is. Een “crisisorganisatie volksgezondheid”. Het gezondheidsdomein (van GGD tot thuiszorg tot mantelzorg) wordt hierdoor steeds nauwer verbonden met het veiligheidsdomein. • Onder de titel “samen zelfredzaam” wordt niet alleen de zelfredzaamheid van burgers bevorderd, maar wordt ook de integratie van spontane burgerhulpverlening en professionele hulpverlening gestimuleerd. In de komende 4 jaar wordt hier op geïnvesteerd. • Voorbeelden van inzetbare netwerken zijn: - Burgernetwerken: mantelzorgers, AED alert, (rode kruis en EHBO) vrijwilligers, buurtwacht. - Professionele netwerken: thuiszorgorganisaties, WMO loket.
Bijlagen
47
Bijlage 2: Gemeentelijke Kaders
8.
Advisering veiligheidsregio
De Veiligheidsregio adviseert gemeenten bij de afwegingen die zij moeten maken om integrale besluiten te nemen. Uitgangspunt daarbij is om op de eerste plaats te kijken hóe dingen kunnen.
Toelichting • Gemeenten moeten in de besluiten die zij nemen meerdere belangen afwegen (integrale besluitvorming). Bijvoorbeeld veiligheid, milieu en economie (stadsontwikkeling, stadspromotie, toerisme etc.). • Bij bijvoorbeeld externe veiligheid (transport gevaarlijke stoffen en risicovolle bedrijven) en bij evenementen, heeft de Veiligheidsregio de taak om risico’s in te schatten en risicoprofielen op stellen. Daaraan kunnen allerlei rampscenario’s worden gekoppeld, van licht tot zwaar. • Van de Veiligheidsregio wordt gevraagd mee te denken in de afweging: welk risiconiveau is aanvaardbaar in relatie tot de verschillende belangen van de gemeente bij de betreffende activiteit; én met welke maatregelen kan dit niveau worden bereikt.
9.
Lokale inbedding
De Veiligheidsregio is nauw verweven met de lokale samenleving. Kwaliteit en doelmatigheid van de organisatie én de aantrekkelijkheid voor vrijwilligers, staan voorop.
Toelichting
48
• De brandweerorganisatie is geregionaliseerd maar inbedding van de brandweerposten en lokale betrokkenheid van de brandweervrijwilligers blijven een absolute voorwaarde. De posten vormen de lokale sleutel naar de inbedding van de brandweer in de lokale samenleving. • Daarbij staat niet alleen de inzet voor noodsituaties centraal; in toenemende mate zal de brandweerpost een rol kunnen spelen in het helpen van burgers bij het voorkomen en leren beperken van brand. • Het beleid van de veiligheidsregio is gebaseerd op het uitgangspunt dat er een balans moet zijn tussen de kosteneffectiviteit van de brandweerzorg en de belangen c.q. aantrekkelijkheid van het brandweer vak voor vrijwilligers/jeugdbrandweer.
10. Solidariteit De Veiligheidsregio is er zonder onderscheid voor alle gemeenten en is gebaseerd op solidariteit tussen die gemeenten. De gemeentelijke bijdrage aan de Veiligheidsregio verschuift daarom binnen een redelijke overgangsperiode van een bijdrage vanuit historische inbreng per gemeente, naar een bijdrage, gebaseerd op objectieve maatstaven.
Toelichting • Bij de regionalisering van de brandweer in 2006 is in het kader van de verevening gekozen voor een historische inbreng door de gemeenten. Op grond van de solidariteitsgedachte willen we in de toekomst naar een inbreng die meer is gebaseerd op objectieve maatstaven, als uitgangspunt voor de verdelingsvoorstellen. • Binnen het bestuur van de Veiligheidsregio wordt een advies voorbereid over de bekostiging van de kazernes en brandweerposten en over de berekening en hoogte van de algemene bijdrage door de gemeenten aan de Veiligheidsregio.
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
Bijlage 2: Gemeentelijke Kaders
• Naast solidariteit tussen de regiogemeenten, is er ook sprake van solidariteit tussen de Veiligheidsregio en de regiogemeenten. Daarbij gaat het onder meer om de vraag of het “trap op trap af”-principe gehanteerd wordt. • Dit kader is als richtinggevend bedoeld en heeft geen directe individuele consequenties voor gemeenten. Besluitvorming door het bestuur van de Veiligheidsregio moet nog plaatsvinden.
11.
Communicatie VR - gemeenteraden
De Veiligheidsregio stelt zich actief op in het brengen en halen van de gewenste informatie bij gemeenteraden. Het vergroten van de betrokkenheid van de raden staat daarbij voorop. De informatie is tijdig, toegankelijk en begrijpelijk.
Toelichting • Communicatie met de raden is gebaseerd op wettelijke eisen van de Wet Veiligheidsregio’s. Een aantal documenten zoals het vierjaarlijks risicoprofiel en het beleidsplan en de jaarlijkse programmabegroting en jaarrekening, moeten aan de raden worden voorgelegd. Deze documenten moeten tijdig worden toegestuurd en de inhoud moet toegankelijk en begrijpelijk zijn. Hierin moet de Veiligheidsregio nog een slag maken. • Daarnaast worden gemeenteraden ook graag betrokken bij actuele en belangrijke onderwerpen. Naast het verstrekken van documenten, kunnen raadsleden worden uitgenodigd voor praktijkbezoeken of presentaties. Maatwerk per gemeente is daarbij mogelijk.
49
Bijlagen
Bijlage 3: Operationele prestaties In deze bijlage wordt invulling gegeven aan de Wet Veiligheidsregio’s door de beoogde operationele prestaties op hoofdlijnen te beschrijven en de informatievoorziening te beschrijven zoals deze wordt gebruikt tijden Crises en Rampen.
De Hoofdstructuur De veiligheidsregio heeft het optreden tijden rampen en crises met alle operationele diensten en partners georganiseerd en vastgelegd in het Regionaal Crisisplan. De hoofdstructuur van de bestrijding van incidenten is voor alle diensten procesmatig ingericht. Hiermee kunnen de diensten flexibel en doelgericht reageren op het incidentbestrijding. Dit wordt ook wel het knoppen model genoemd. Voor het activeren van hoofdstructuur gelden de opkomsttijden uit de Wet Veiligheidsregio’s, de belangrijkste prestaties: • Het Commandoteam Plaats Incident is overal in de regio binnen 30 minuten na alarmering operationeel • Het Regionaal operationeel Team is binnen 45 minuten na alarmering operationeel • Gemeentelijke- en regionaal beleidsteam is binnen 1 uur operationeel • Informatiemanagement is binnen 30 minuten na melding operationeel. • Meldkamer levert binnen 5 minuten een eerste beeld van een grootschalig incident De diensten Brandweer, politie, GHOR (en ambulancedienst), Bevolkingszorg hebben zelf voor hun eigen teams een beschikbaarheidsregeling getroffen zodat de paraatheid altijd is gegarandeerd. Voor de leiding van de multi-teams, het COPI en het Operationeel Team is door de brandweer voorzien door de Regeling Operationele Leiding.
50
Informatiemanagement in hoofdstructuur In het Crisisplan van de veiligheidsregio wordt integraal invulling gegeven aan informatiemanagement. Het Netcentrisch werken is voor alle partners beschikbaar en wordt op alle opschalingsnivo’s eenduidig gebruikt. In de keten van alarmering tot opschaling in het regionaal beleidsteam wordt met het landelijk toegankelijke LCMS gewerkt. Ieder opschalingsnivo kent een eigen multi-informatiemanager. Hiermee is invulling gegeven aan de geëiste informatieparagraaf uit de Wet Veiligheidsregio’s art.14 lid 2c
Brandweer Basis van de operationele prestatie van de brandweer komt voort uit dagelijkse werkorganisatie. Extra materieel met het uitsluitende doel: “het gebruik onder crisis- en rampenomstandigheden” komt vrijwel niet meer voor. De basissterkte van de brandweerzorg is vastgelegd in de documenten van “De nieuwe visie op repressie”. In het dekkingsplan wordt voor de basis brandweerzorg de spreiding en opkomsttijden weergegeven. Hieronder is een overzicht gegeven van de totale operationele capaciteit op hoofdlijnen voor de verschillende brandweertaken. Omdat de komende beleidsperiode de vernieuwede repressieve visie wordt ingevoerd, wordt bezetting weergegeven en die aan het eind van de beleidsperiode. Brandweerzorg
2015
2019
Tankautospuiten TS 6 (bemand met 6 personen)
56
49
Tankautospuiten TS 4 (bemand met 4 personen)
1
9
Autoladders / hoogwerkers
7
5
15
6
1
1
Hulpverleningswagen (bij zware ongevallen) Duikteam Water oppervlakte reddingsteam
0
1
24
9
Waterwagen 16000 liter
1
6
Ongevalsbestrijding Gevaarlijke Stoffen teams
3
1
Manschappenbus met motorspuit of extra materieel (pm/msa)
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
Bijlage 3: Operationele prestaties
Interregionale brandweerbijstand Brandweerbijstand die compagniesgewijs georganiseerd is, wordt vervangen door een nieuwe bijstandsmethodiek. Tot de doorvoering van deze nieuwe methodiek levert de brandweer Brabant Noord in compagniesverband bijstand voor (natuur)brand en hulpverlening met een omvang van maximaal 1 compagnie met 8 tankautospuiten en aanvullend materieel. Beperkte bijstand natuurbrandbestrijding bij code oranje en rood Voor natuurbrandbestrijding zijn in 2015 11 tankautospuiten uitgerust. In 2019 zij dit er 12. Dit is te weinig om in de zeer droge periodes (bosbrandgevaar code oranje en rood) 8 voertuigen voor bijstand buiten de regio in te zetten. Gezien het eigen gevaar , de omvangrijke en gespreid liggende natuurgebieden in onze eigen regio, kan maximaal 1 peloton van 4 tankautospuiten voor bijstand beschikbaar zijn. Deze eenheid kan uitsluitend als directe burenhulp met een maximale duur van 4 uur ingezet worden.
GHOR De opgeschaalde geneeskundige zorg De GHOR ondergaat een rolsverandering. Van een meer uitvoerende geneeskundige hulpverleningsorganisatie naar een netwerkorganisatie die geneeskundige partners bijeen brengt. De geneeskundige partners moeten daarbij verantwoorde zorg leveren onder alle omstandigheden. Ook bij rampen en crises. Op 1 januari 2016 gaat daarom een nieuw landelijk model voor Grootschalige Geneeskundige Bijstand (GGB) van start. Hierbij is de focus van de geneeskundige hulpverlening enkel gericht op de behandeling van T1- en T2-slachtoffers. T3-slachtoffers vallen in de nieuwe plannen in beginsel onder de verantwoordelijkheid van bevolkingszorg en het Rode Kruis. Op basis van landelijke ervaringsgegevens gaan we bij een grootschalig incident uit van de volgende slachtoffer indeling: • 10% T1 slachtoffers (instabiele slachtoffers die acuut zorg nog hebben); • 30% T2 slachtoffers (stabiele slachtoffers die binnen 6 uur behandeld moeten worden); • 60% T3 slachtoffers (lichtgewonden of betrokkenen). Daarbij wordt de norm gehanteerd dat er binnen twee uur na alarmering minstens 100 ambulances inzetbaar zijn op elke plek in Nederland (uitgezonderd de Waddeneilanden). Dat betekend dat we circa 250 slachtoffers adequaat kunnen verwerken. Indien de behandelcapaciteit van de ziekenhuizen in Brabant-Noord door het grote aantal slachtoffers ontoereikend is, zullen de slachtoffers ook naar ziekenhuizen buiten de eigen regio worden vervoerd.
Bevolkingszorg Bevolkingszorg levert de operationele prestaties zoals vastgesteld in het Beleidsplan Bevolkingszorg VRBN 2015. Voor de bijdrage aan de teams van de hoofdstructuur wordt de bezetting gegarandeerd en de opkomsttijd van het team aangehouden. Voor verdere ontwikkelingen wordt het rapport “Bevolkingszorg op orde 2.0” gevolgd.
Politie De reguliere sterkteverdeling van de politie is onderdeel van het Regionaal Veiligheidsplan (2015-2018) van de eenheid Oost-Brabant.
Defensie De inzet van personeel en middelen van het ministerie van Defensie is vraag bepaald. Defensie draagt met alle beschikbare middelen bij, mits het beschikbaar, om de effecten van crisis en rampen te beperken. De catalogus Nationale Operaties biedt een overzicht wat defensie gegarandeerd aanbied voor incidentbestrijding.
Bijlagen
51
Bijlage 4: Niet wettelijke adviestaak In deze bijlage wordt invulling gegeven aan de beschrijving van de niet-wettelijke adviestaak van brandweer inzake preventieve brandweerzorg. Het betreft met name advisering in het kader van bouwactiviteiten en evenementveiligheid. Dienstverleningsovereenkomst / werkafspraken De regionale brandweer heeft een systematiek ontwikkeld om met gemeenten sluitende werkafspraken te maken over de niet wettelijke adviestaak. Kern van de systematiek is een overzicht van producten- en diensten waarbij de brandweer kennis inbrengt in gemeentelijke processen van vergunningverlening, toezicht en ruimtelijke planvorming. Deze producten bevorderen de kwaliteit van de wettelijke uitvoeringstaak van de gemeente, maar kennen geen wettelijke grondslag in de Wet veiligheidsregio’s. De producten zijn gericht op het bewerkstelligen van: • veilige objecten (met name advisering en toezicht op Bouwbesluit, Wet Milieubeheer en evenementen); • veilige ruimte (advisering op bestemmingsplannen en inrichtingsplannen); • maatschappelijke aandacht voor brandveiligheid (met name voorlichtingsactiviteiten).
Multi evenementenbeleid De veiligheidsregio heeft met de gemeenten een evenementenbeleid ontwikkeld en bestuurlijk vastgesteld dat inzicht geeft in de risicoduiding van een evenement en in welke gevallen een evenement niet vrijblijvend ter advisering wordt aangeboden aan de veiligheidsregio voor een multidisciplinair afgestemd advies. Deze multidisciplinaire advisering op evenementen is ook een niet wettelijke adviestaak van de veiligheidsregio.
52
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
Bijlage 5: Overzicht afstemming beleidsplan Dit ontwerp beleidsplan wordt ter afstemming naar partners en buurregio’s van de veiligheidsregio gestuurd. Reacties worden in het traject van de definitieve bestuurlijke besluitvorming betrokken. Het beleidsplan wordt tevens voorafgaand aan de definitieve besluitvorming met alle 19 gemeenteraden van de Veiligheidsregio Brabant-Noord besproken.
Besproken met: •
De 19 gemeenteraden van de Veiligheidsregio Brabant-Noord
Ter afstemming verzonden naar: • • • • • • • • • • • •
GGD HART VOOR BRABANT MINISTERIE VAN DEFENSIE, REGIONAAL MILITAIR COMMANDO ZUID NATIONALE POLITIE, EENHEID OOST- BRABANT OMGEVINGSDIENST BRABANT NOORD OPENBAAR MINISTERIE PROVINCIE NOORD BRABANT VEILIGHEIDSREGIO GELDERLAND-ZUID VEILIGHEIDSREGIO MIDDEN-, WEST-BRABANT VEILIGHEIDSREGIO NOORD LIMBURG VEILIGHEIDSREGIO ZUID-OOST BRABANT WATERSCHAP AA EN MAAS WATERSCHAP DE DOMMEL
53
Bijlagen
Verwijzingen: (wettelijke onderdelen) Het regionaal beleidsplan is een onlosmakelijk onderdeel van een aantal beleidsstukken die eerder separaat door het bestuur zijn vastgesteld. In de Wet Veiligheidsregio’s worden deze ook benoemd. Via de website van de veiligheidsregio www.vrbn.nl zijn de volgende actuele documenten te raadplegen: 1 Dekkingsplan Brandweer Brabant-Noord - Het actuele dekkingsplan - Lokale risico’s in beeld: verantwoording opkomsttijden brandweer 2 Multi opleiding-, trainings- en oefenbeleidsplan VRBN 2015-2019 3 Crisisplan VRBN 2014 4 Beleidsplan Risicocommunicatie VRBN 2015 5 Beleidsplan “Programma” Bevolkingszorg VRBN 2015 - 2018 6 Actualisatie Regionaal Risicoprofiel VRBN 2015
54
Ontwerpbeleidsplan 2016-2019 Veiligheidsregio Brabant-Noord
Einde bijlage: BIJL ontwerp regionaal beleidsplan 2016 2019 Veiligheidsregio Brabant Noord 20150929
Terug naar het agendapunt
RV Aanbieding advies werkgroep Veerkrachtig bestuur 20150929 (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####default:22271#
CONCEPT Onderwerp
Zaaknummer
00439932
Aanbieding advies werkgroep Veerkrachtig bestuur
Raadsvoorstel Aanleiding / voorgeschiedenis Op 10 februari 2015 stelde u een richtinggevend kader vast voor de bestuurlijke toekomst en het vervolgtraject ‘Veerkrachtig bestuur’. Verder stelde u voor de begeleiding van het vervolgtraject een werkgroep in, bestaande uit een vertegenwoordiging van zowel alle raadsfracties, het college, de griffie als de ambtelijke organisatie. Onlangs heeft de werkgroep Veerkrachtig bestuur haar advies aan u en ons aangeboden. Op verzoek van de voorzitter van de werkgroep bieden wij dit advies hierbij ter besluitvorming aan. Feitelijke informatie Ontwikkelingen De transitie binnen het sociaal domein vroeg in het afgelopen jaar veel van zowel onze inwoners, het gemeentebestuur als onze organisatie en blijft dit ook in de komende jaren doen. De opgaven waarmee we de komende jaren te maken krijgen, worden ingekleurd door een aantal, grotendeels autonome, ontwikkelingen, zoals: de veranderende bevolkingssamenstelling in leeftijdsopbouw en naar herkomst; de economie die verandert van crisis naar lerende economie; milieuproblemen die om blijvende aandacht en gedragsverandering vragen op het gebied van energie, duurzaamheid en milieu; de toenemende beschikbaarheid en uitwisseling van informatie via ICT. Deze wordt steeds meer ingezet als strategisch middel om maatschappelijke doelstellingen te realiseren en dienstverlening te optimaliseren; de overheid die binnen de huidige netwerksamenleving niet meer de monopoliepositie op de publieke zaak heeft. Inwoners nemen zelf het heft vaker in handen, individueel of met elkaar, in kleine sociale verbanden en in grote digitale panels. Kortom, ontwikkelingen die de behoefte aan een goede leefomgeving, goed onderwijs, adequate zorg en hoogwaardige dienstverlening alleen maar versterken. Dit vraagt natuurlijk ook om een doorontwikkeling in ons eigen denken en in dat van ons als organisatie. Op zoek naar best practices De veranderende wereld om ons heen vraagt aan ons als overheid om onze positie voortdurend tegen het licht te houden. In deze tijd van social media en toenemende digitale mogelijkheden zijn we ons er terdege van bewust dat stilstand achteruitgang is. In het verlengde van ‘Dromen. Doen. Heusden.’, waarbij we onze klanten centraal stellen, zoeken we voortdurend naar nieuwe manieren om onze toegevoegde waarde aan het maatschappelijk initiatief te vergroten. Natuurlijk gebeurt dit ook op ambtelijk niveau. Dat we hierin niet alleen staan blijkt onder meer uit de vele waardevolle ideeën (zowel vanuit burgers als overheid) die op dit moment overal in den lande worden uitgewerkt. Wij zijn ervan overtuigd dat nieuwe, verfrissende en waardevolle ideeën inspirerend en enthousiasmerend werken bij de zoektocht naar toepassingen voor onze Heusdense samenleving. Naar de toekomst toe blijven we daarom met een open vizier naar onze omgeving kijken, voortdurend op zoek naar de best practices voor Heusden. Advies met concrete actiepunten Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het advies van de werkgroep Veerkrachtig bestuur. Wij waarderen de inzet van de werkgroep in de afgelopen maanden. Het is mooi om te zien dat ook de werkgroep heeft gezocht naar best practices die vervolgens naar een Heusdens schaalniveau zijn vertaald.
1
CONCEPT Onderwerp
Zaaknummer
00439932
Aanbieding advies werkgroep Veerkrachtig bestuur
Het resultaat is een compact advies met zeer bruikbare en realistische actiepunten op de thema’s schaalverdieping, ‘dansen op schalen’ en democratische legitimatie. Juist de keuze voor 6 concrete actiepunten, die als ‘Doen’ zijn geformuleerd, maakt het mogelijk om op korte termijn de betrokkenheid met het maatschappelijk veld te vergroten en zichtbaar resultaat te boeken. Zeker voor wat betreft de geformuleerde actiepunten op het gebied van de schaalverdieping. Nadere uitwerking en invulling actiepunten De voorgestelde actiepunten van de werkgroep vragen om een nadere uitwerking en invulling waarbij uiteraard de ambtelijke capaciteit en financiële middelen moeten worden betrokken. Bij deze nadere uitwerking en invulling staan wij nadrukkelijk open voor innovatieve oplossingen. Bestaande structuren hoeven daarbij niet leidend te zijn. En hoewel regels hierbij altijd nodig blijven, zien we ze niet als uitgangspunt maar juist als sluitstuk. Daar waar onze inwoners, ondernemers en (maatschappelijke) organisaties centraal staan, is de maatschappelijke consultatie essentieel. Want als ons moderne democratische systeem door iets wordt gekenmerkt, dan is het wel dat de kloof tussen burgers en de politiek alsmaar groter lijkt te worden. Hoewel actieve burgerparticipatie de afgelopen decennia meer wordt gewaardeerd en gestimuleerd, blijkt dat de overheid nog te vaak (onbewust) inzet op het verbinden van inwoners aan het eigen beleid. Terwijl inwoners juist veel meer gestimuleerd moeten worden om hun eigen visie op het verbeteren van de samenleving uit te werken. Dit vergt van ons als bestuur een andere houding waarbij we ook los moeten durven laten. Voor ons vormt dit het perspectief waarbinnen de nadere uitwerking en invulling van de actiepunten van de werkgroep moet plaatsvinden. Er komt nog een memorandum dat een eerste doorkijk naar de nadere uitwerking en invulling van de actiepunten zal bevatten. Dit wordt nagezonden. De hiervoor geschetste aanpak ligt overigens geheel in het verlengde van onze reactie over (Veer)Krachtig Bestuur die wij in juni jl. naar het college van Gedeputeerde Staten (GS) hebben gestuurd. In deze reactie hebben wij ook aangegeven GS op de hoogte te houden over de vervolgstappen en bijbehorende resultaten. Verder sluit deze aanpak perfect aan op de verkenning die onze gemeentesecretaris op dit moment uitvoert. Deze verkenning is erop gericht om in het komende half jaar scherpte te krijgen in de kernkwaliteiten die aan een duurzame en toekomstbestendige organisatie worden gesteld. Dit alles vanuit de geschetste veranderende rol van de overheid en in het verlengde van de stappen die zijn gezet met de Heusdense Manier van Werken en de HeuseService. Afweging De werkgroep Veerkrachtig bestuur heeft een advies uitgebracht met zeer bruikbare en realistische actiepunten op de thema’s schaalverdieping, ‘dansen op schalen’ en democratische legitimatie. De 6 concrete actiepunten, die als ‘Doen’ zijn geformuleerd, bieden waardevolle aanknopingspunten om op korte termijn de betrokkenheid met het maatschappelijk veld te vergroten en zichtbaar resultaat te boeken. Het voorstel van de werkgroep om specifiek met een aantal actiepunten aan de slag te gaan en dit als basis te gebruiken om de verschillende thema’s gaandeweg verder uit te bouwen, omarmen wij. Inzet van Middelen Aan dit voorstel zijn geen directe financiële middelen en personele consequenties verbonden. Deze kunnen pas in beeld worden gebracht bij de nadere uitwerking en invulling van de actiepunten. Risico's Er zijn geen risico’s verbonden aan dit voorstel. Procedure Omdat de werkgroep was samengesteld uit een vertegenwoordiging van zowel de raad, het college, de griffie als de ambtelijke organisatie, heeft de voorzitter ons verzocht om het advies via het college naar de
2
CONCEPT Onderwerp
Zaaknummer
00439932
Aanbieding advies werkgroep Veerkrachtig bestuur
raad te leiden. Na besluitvorming over dit voorstel wordt nader bezien hoe de 6 concrete actiepunten kunnen worden uitgewerkt en ingevuld, rekening houdend met de financiële middelen en ambtelijke capaciteit. Het eerdergenoemde memorandum met een eerste doorkijk ontvangt u nog voorafgaand aan de informatievergadering Bestuur en Beheer. Voorgenomen besluit Het voorstel is om bijgaand besluit vast te stellen.
Het college van Heusden, de secretaris,
de burgemeester,
mr. J.T.A.J. van der Ven
drs. J. Hamming
3
CONCEPT Onderwerp
Zaaknummer
00439932
Aanbieding advies werkgroep Veerkrachtig bestuur
De raad van Heusden in zijn openbare vergadering van 29 september 2015; gezien het voorstel van het college van 21 juli 2015; gelet op de beraadslaging;
besluit:
in te stemmen met het advies van de werkgroep Veerkrachtig bestuur; het advies van de werkgroep Veerkrachtig bestuur, in het verlengde van de in juni jl. toegestuurde reactie, ter kennisname te sturen naar het college van gedeputeerde Staten van de provincie NoordBrabant; het college opdracht te geven om de nadere uitwerking en invulling van de 6 concrete actiepunten voor te bereiden, rekening houdend met de financiële middelen en ambtelijke capaciteit.
de griffier,
de voorzitter,
mw. drs. E.J.M. de Graaf
drs. J. Hamming
4
Einde bijlage: RV Aanbieding advies werkgroep Veerkrachtig bestuur 20150929
Terug naar het agendapunt
BIJL aanbiedingsbrief advies werkgroep Veerkrachtig bestuur 20150929 (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####default:22272#
Einde bijlage: BIJL aanbiedingsbrief advies werkgroep Veerkrachtig bestuur 20150929
Terug naar het agendapunt
BIJL advies werkgroep Veerkrachtig bestuur 20150929 (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####default:22273#
Advies werkgroep ‘Veerkrachtig bestuur’
Inleiding De werkgroep ‘Veerkrachtig bestuur’ heeft zich op verzoek van de gemeenteraad in de afgelopen maanden gebogen over de bestuurlijke toekomst van Heusden. Dit heeft geresulteerd in het onderstaande advies met concrete voorstellen. Besluitvorming gemeenteraad In een extra algemene informatievergadering heeft de raad op 27 januari jl. uitvoerig stilgestaan bij de open verkenning van de onderzoekers Tops en Zouridis. Ook heeft men hierbij over concrete vervolgstappen gesproken. Dit heeft op 10 februari 2015 geleid tot een richtinggevend kader voor de bestuurlijke toekomst en het vervolgtraject. Het besluit, inclusief amendementen, luidt als volgt: Besluit gemeenteraad in te stemmen met het richtinggevende kader waarbij de overheid maximaal inspeelt op de actieve rol, betrokkenheid en eigen kracht van de 11 kernen door te investeren in schaalverdieping; hierbij de omgeving niet uit het oog te verliezen en in regionaal verband, vanuit de eigen identiteit, te blijven ‘dansen op schalen’ waarbij de bestuurlijke legitimatie om continue aandacht vraagt; in te stemmen met het uitvoeren van een experiment op het vlak van schaalverdieping, waarbij met minder regels wordt gezocht naar wegen die verder reiken, de service van onze gemeente verbetert en zodoende maatschappij en overheid dichter bij elkaar te brengen; voor dit experiment een maatschappelijke consultatie te organiseren; voor de begeleiding van het vervolgtraject een werkgroep onder voorzitterschap van een raadslid in te stellen, bestaande uit een vertegenwoordiging van alle raadsfracties (8, inclusief voorzitter), collegeleden (2) en leden uit de ambtelijke organisatie (3); voorlopig af te zien van het adviesbureau Think Public om het vervolgtraject te begeleiden; de werkgroep zal in het vervolgtraject afstemming zoeken met Waalwijk en Loon op Zand. Opdracht werkgroep In de werkgroep ‘Veerkrachtig bestuur’ zitten de volgende personen:
J. Levink D. Rijnders C. van den Brandt M. van Esch F. van der Lee A. Buijs T. Blankers M. de Wild H. Vonk W. van Engeland M. van de Poel E. de Graaf C. Selman H. van der Ven H. de Kort M. Smits
CDA en voorzitter van de werkgroep CDA Gemeentebelangen DMP Heusden Transparant Heusden Een VVD PvdA D66 Wethouder Wethouder Griffier Griffier interim Gemeentesecretaris Beleidsmedewerker Beleidsmedewerker
1
De voorzitter is door de leden van de werkgroep gekozen. Hierbij is de afspraak gemaakt dat er vanuit de fractie die de voorzitter levert, een extra lid aan de werkgroep wordt toegevoegd. Als werkgroep zijn wij vervolgens aan de slag gegaan met het raadsbesluit van 10 februari 2015 als richtinggevend kader. Verder hebben we uit eerdere beraadslaging binnen de raad geconcludeerd dat er consensus bestaat over de volgende opvattingen:
geen fusie; tevreden met de huidige bestuurlijke structuur en wijze van opereren; de huidige bestuurlijke wijze van opereren als uitgangspunt gebruiken; afhankelijk van de opgave, is samenwerking op verschillende schalen noodzakelijk.
Vanuit het raadsbesluit en gegeven deze consensus hebben wij ons in het vervolgtraject op de onderstaande opdracht gefocust: Opdracht werkgroep
vanuit de eigen kracht van de 11 kernen wordt bezien hoe verder inhoud kan worden gegeven aan schaalverdieping. Op welke creatieve manier bereiken we onze inwoners en de bedrijven in onze gemeente en de regio? Op welke manier kunnen we hen hierbij faciliteren? vanuit de huidige bestuurlijke situatie en de eigen identiteit wordt bezien op welke wijze Heusden naar de toekomst toe, in regionaal verband, het meest optimaal kan blijven ‘dansen op verschillende schalen’. Op welke creatieve manier organiseren we efficiënt de informatiestroom en de democratische besluitvorming? volgens het principe van een ‘groeimodel’ en vanuit de beginselen van veerkrachtig bestuur wordt bezien waar zaken verbeterd en geoptimaliseerd kunnen worden, ook op het gebied van de democratische legitimatie. Op welke creatieve manier kan dit worden georganiseerd? voor de uitvoering wordt gebruik gemaakt van de beschikbare informatie uit reeds opgeleverde rapportages en de aanwezige kennis van bestuurders en raadsleden; er wordt een scheiding aangebracht tussen het verzoek van GS en de opdracht van de werkgroep waarbij wordt onderkend dat er een relatie (en mogelijke spanning) tussen beiden bestaat.
Aanpak De rol en taakopvatting van de gemeentelijke overheid veranderen. De vraag naar meerwaarde van gemeenten neemt enerzijds toe en is anderzijds moeilijker realiseerbaar. Met de invoering van de Jeugdwet, de nieuwe WMO en de Participatiewet hebben gemeenten er een groot aantal taken bij gekregen. Die intensivering van ondersteuning loopt gelijk op met een terugtrekkende beweging van de overheid. De gedachte dat de overheid niet altijd en in alle gevallen volledige hulp en ondersteuning hoeft te bieden wordt steeds breder gedragen. Verder gaan de transitie in het sociaal domein en de verschuiving naar een participatiesamenleving gepaard met grote bezuinigingen. Inwoners krijgen en nemen een steviger rol waar het gaat om hun eigen leefomgeving, hetzij door zelf taken op te pakken en initiatieven te nemen, hetzij door mee te beslissen. Vanuit dit perspectief hebben we er naar gestreefd om de opdracht nader uit te werken in de vorm van concrete actiepunten. Dit hebben we gedaan vanuit onze overtuiging dat er zodoende sneller zichtbaar resultaat wordt geboekt waardoor de betrokkenheid met het maatschappelijk veld wordt vergroot. Juist door op korte termijn kleine successen te boeken ontstaat er enthousiasme en een sneeuwbaleffect. Dit vormt zowel in maatschappelijk als bestuurlijk opzicht een stimulans om de verschillende thema’s gaandeweg en al lerende verder uit te bouwen.
2
Verder hebben wij ervoor gekozen om in dit stadium geen maatschappelijke consultatie over de ‘volledige breedte’ uit te voeren. Naar onze mening is het efficiënter om voor een specifieke opgave/opdracht tot maatschappelijke consultatie over te gaan en deze, waar mogelijk, te koppelen aan de concrete actiepunten. Bovendien schept een dergelijke arbeidsintensieve consultatie verwachtingen waarvan op dit moment onvoldoende duidelijk is of deze waargemaakt kunnen worden. Schaalverdieping Context Voor een goed contact tussen Heusdenaren -inwoners, ondernemers, verenigingen en instellingen- en gemeente vormt schaalverdieping volgens ons het belangrijkste thema. We hebben dit thema binnen de onderstaande context benaderd:
de kloof tussen burgers en de politiek lijkt alsmaar groter te worden; als overheid willen we Heusdenaren meer betrekken bij het lokale bestuur; het lijkt erop dat er ook in Heusden burgerinitiatieven bestaan die de gemeente onvoldoende bereiken. Vanuit deze invalshoek doet zich de vraag voor hoe Heusdenaren het beste in contact kunnen komen met de politiek? ten gunste van het algemeen belang willen we lokale initiatieven de ruimte geven en eventueel faciliteren.
Focus Schaalverdieping vraagt om een open houding van de overheid. In plaats van regisseren moeten we meer gaan faciliteren. In denken moet burgerparticipatie transformeren naar overheidsparticipatie. De basis hiervoor hebben we een aantal jaren geleden verwoord in onze slogan; Dromen. Doen. Heusden. Vanuit de bovengenoemde context hebben we de focus op het gebied van schaalverdieping als volgt geformuleerd:
in een vroeg stadium van de planvorming ideeën bij onze inwoners ophalen en onze eigen ideeën kenbaar maken. Vervolgens bij de concrete planvorming terug koppelen wat er met de ideeën is gedaan en waarom ze wel of niet zijn overgenomen. Ook moeten we initiatieven van Heusdenaren omarmen. Juist door een open houding te tonen en lokale initiatieven te faciliteren doet de kracht van de lokale samenleving zijn werk; gebruik maken van klankbordgroepen die bestaan uit Heusdenaren die zich betrokken voelen bij een bepaald project of thema. Deze Heusdenaren, die het algemeen belang boven het eigen belang stellen, kunnen zowel gevraagd als ongevraagd advies geven. Met het instellen van een klankbordgroep gaat de overheid een overeenkomst aan waarin de spelregels vastgelegd zijn. Het is een absolute must om terug te koppelen hoe er met de adviezen is omgegaan. Dit ligt in het verlengde van de behoefte om de beginselen van ‘de buurt bestuurt’ verder uit te bouwen en continue te evalueren; actiegroepen kenmerken zich meestal door een ‘gemeenschappelijk eigen belang’. Er moet nadrukkelijk bekeken worden in hoeverre het ‘gemeenschappelijk eigen belang’ ook het algemeen belang kan versterken. Hierdoor vertaalt de inzet van actiegroepen zich in gratis expertise. Uiteraard geldt ook in dit kader dat een goede terugkoppeling van inzichten en besluiten het wederzijds respect enkel vergroot.
Door als raad de juiste randvoorwaarden te creëren, kunnen we inwoners beter in hun kracht brengen zonder ‘bestuurswerk’ overigens te willen delegeren. Schaalverdieping en dus samenwerking op lokaal niveau kent immers dezelfde principes als samenwerking in regionaal verband. Ook op lokaal niveau blijft het de uitdaging om te zoeken naar sterke allianties en slimme bondgenootschappen.
3
Doen We stellen voor om in de komende periode met de volgende concrete actiepunten aan de slag te gaan. Uiteindelijk blijft het een kwestie van gewoon ‘doen’. Doen 1: Geef inwoners de ruimte om gemeentelijke taken uit te voeren Inwoners die op één of andere manier zijn georganiseerd krijgen de ruimte om, naar behoefte en op basis van een burgerinitiatief, gemeentelijke taken uit te voeren (Buurt bestuurt). Hierbij denken we aan 3 tot 5 aandachtgebieden, zoals zorgtaken en groenonderhoud. Het betreft taken, opgenomen in een vooraf opgesteld plan, die men ook werkelijk kan en wil uitvoeren. De gemeente brengt hiervoor in kaart welke taken door de burgers kunnen worden uitgevoerd en welk budget hieraan gekoppeld wordt. In een gesprek worden hun ideeën gehaald en de mogelijkheden besproken.
Doen 2: Laat vanuit eigen specialisme/kennis inwoners als deskundigen meepraten Bij nieuwe projecten en taken benutten we het specialisme/kennis dat bij onze inwoners aanwezig is en gebruiken dit als klankbord. Hierbij kunnen zowel inwoners en deskundigen uit ons eigen netwerk worden benaderd als ook door gebruik te maken van social media als LinkedIn. Op deze wijze wordt een netwerk opgebouwd met kennis en specialismen van onze inwoners.
Dansen op verschillende schalen
Context De rijksoverheid decentraliseert een groot aantal taken naar gemeenten. Tegelijkertijd is het besef aanwezig dat sommige gemeenten van een te geringe omvang zijn om deze taken zelfstandig uit te voeren. Minister Plasterk opperde al eens dat een gemeente van 100.000 inwoners de juiste schaal heeft om alle uitdagingen het hoofd te kunnen bieden. Vanuit dit perspectief is ook door de provincie het traject (Veer)Krachtig Bestuur gestart over de interactie tussen de schaalgrootte van gemeenten en de maatschappelijke uitdagingen waarvoor gemeenten staan. De huidige maatschappelijke context vormt steeds meer een ‘netwerkmaatschappij’ waarbij mensen zich verbinden in groepen waar ze individueel belang bij hebben. Focus Geografische schaalvergroting vormt naar onze mening geen alternatief om de maatschappelijke uitdagingen waarvoor we staan het hoofd te bieden. In het huidige digitale tijdperk spelen geografisch getrokken lijnen geen rol (meer). Voor een toekomstbestendig bestuur is het daarom essentieel eenzelfde koers te volgen. Dit betekent dat we per thema bekijken welk netwerk hierbij past en creëren we win-win situaties voor betrokken partners (dansen op schalen). Om de maatschappelijke uitdagingen het hoofd te kunnen bieden is het verder van belang om sterke allianties en verbindingen te vormen met partners die er voor het thema toe doen. Dit kunnen buurgemeenten, andere overheden, bedrijven, maatschappelijke instellingen en/of inwoners zijn. Binnen een netwerkstrategie is samenwerking op verschillende niveaus cruciaal. Immers de optimale schaal waarop een opgave het meest efficiënt wordt uitgevoerd is erg afhankelijk van de inhoud. Vanuit dit perspectief neemt Heusden al geruime tijd deel aan veel verschillende samenwerkingsverbanden van diverse omvang en samenstelling. Het is goed om hierover met het college in contact te blijven. Drie keer per jaar, als er ruimte op de agenda’s van alle informatievergaderingen wordt gereserveerd voor het geven van een korte toelichting op het verloop en inhoud van de regionale portefeuillehoudersoverleggen, is hiervoor een geschikt moment. Direct of indirect blijft het doel altijd dat het de belangen van onze inwoners en ondernemers ondersteunt.
4
Doen In het verlengde van eerder gemaakte keuzes en gegeven de maatschappelijke uitdagingen van dit moment is het blijven ‘dansen op verschillende schalen’ de enige juiste strategie., Doen 3: Blijven dansen Om onze inwoners en ondernemers (nog) beter te kunnen bedienen, kijken we nadrukkelijk ook naar onze omgeving. Gegeven de ligging tussen ’s-Hertogenbosch en Tilburg, maar ook vanuit de eigen cultuurhistorische identiteit doen we dit in de richting van Noordoost Brabant, Hart van Brabant maar ook dichter bij huis in De Langstraat. We maken daarom geen keuze voor één regio met vaste regiogrenzen en kiezen bewust voor het blijven ‘dansen op verschillende schalen’. Wij zien deze keuze als randvoorwaarde voor een efficiënte aanpak van de maatschappelijke uitdagingen, zeker op het gebied van de (vrijetijds)economie, mobiliteit en wonen. We blijven er alert op dat we voor de verschillende thema’s op de juist schaal met de juiste partners samenwerken. De noodzaak tot samenwerken (en dus het dansen op schalen) neemt overigens alleen maar toe waardoor de democratische legitimatie om voortdurende aandacht vraagt.
Democratische legitimatie Context De democratische legitimatie is een thema dat zich in 2 richtingen uitstrekt; 'omhoog' waarbij het gaat op de positie van de raad in relatie tot de verschillende samenwerkingsverbanden en 'omlaag' waarbij de positie van de raad richting onze inwoners centraal staat. Kortom de democratische legitimatie vormt als het ware het speelveld voor het ‘dansen op verschillende schalen’ en de schaalverdieping. In bijlage I is dit schematisch weergegeven. Het is minder eenvoudig om grip te krijgen op de democratische legitimiteit en er een passende eenduidige aanpak voor aan te reiken. In vele gemeenten blijft dit item daarom voortdurend onderwerp van gesprek. Ook in Heusden moeten we de aandacht voor de democratische legitimatie vast blijven houden. Het dwingt ons zodoende na te blijven denken over de volgende vragen:
In hoeverre zijn bestuurders gerechtigd/gelegitimeerd om, geredeneerd vanuit de kiezer, besluiten te nemen? In hoeverre is het belang van kiezers/inwoners voldoende in beeld? Hoe ver reikt de invloed van een raadslid/collegelid?
In hoeverre kan er op raadsniveau een passend oordeel over gemeentelijke en regionale plannen/voorstellen/begrotingen worden gevormd? Zo is er in het verleden bijvoorbeeld voor gekozen om raadsleden zitting te laten nemen in het algemeen bestuur van Baanbrekers. Ondanks dat dit niet beschouwd kan worden als een voorbeeld van duaal bestuur, was het naar het oordeel van de raad nodig om invloed uit te kunnen oefenen en grip te kunnen houden op belangrijke voorzieningen voor onze inwoners. Focus Zoals al aangegeven werkt de democratische legitimatie 2 kanten op. Richting de inwoners Het lijkt erop dat inwoners 'ons’ moeilijker weten te vinden. Er wordt in zijn algemeenheid gesproken over een kloof tussen burgers en overheid. In onze gemeente zien we dat bijvoorbeeld aan de achterban- en gemeenteraadsvergaderingen die vaak door dezelfde (geringe aantal) personen worden bezocht. Om de kloof tussen inwoners en openbaar bestuur te verkleinen moeten we nadrukkelijk in contact blijven met onze inwoners en ze actief gaan opzoeken. In het verleden zijn hiermee al ervaringen opgedaan in de vorm van wijkgesprekken. Dit waren vaak vrij eendimensionale bijeenkomsten in een gemeenschapshuis. Weliswaar een prima initiatief dat onder de huidige maatschappelijke omstandigheden een verdere doorontwikkeling verdient. Hierbij moeten uiteraard ook de digitale
5
mogelijkheden (bv door gebruik te maken van apps) worden verkend. Samen met het college en de ambtelijke organisatie willen we de opties verder verkennen en nader uitwerken. Richting de samenwerkingsverbanden Raadsleden worden soms overladen met informatie waardoor het een uitdaging is om door de bomen het bos nog te blijven zien. Verder is het onmogelijk om op alle beleidsterreinen diepgaande kennis op te bouwen. Ondanks het besef dat ‘loslaten’ past bij een eigentijdse wijze van openbaar bestuur, is een vaak gehoord geluid dat raadsleden bij een gemeenschappelijke regeling of soortgelijke samenwerkingsverbanden hun controlerende en kaderstellende taak ontoereikend kunnen uitvoeren. Het verdient daarom aanbeveling op zoek te gaan naar een modus om ‘dichter op het vuur te zitten’ waardoor de raad beter in staat wordt gesteld om alle regionale documenten en projecten op een juiste wijze te voeden en te beoordelen. Doen Ten aanzien van de democratische legitimatie stellen wij de volgende concrete actiepunten voor: Doen 4: Buurten in de buurt Het college en een afvaardiging van de gemeenteraad gaan ‘buurten in de buurt’. Raadsleden krijgen hierbij een actieve rol met ambtelijke ondersteuning op het gebied van communicatie. Het is van belang dat stakeholders/deskundigen uit de verschillende kernen worden ‘verleid’ om hierbij aanwezig te zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het bestuur van de buurtvereniging, ondernemersvereniging, directeur basisschool, huisarts etc. Per wijk is het wenselijk om 2 à 3 raadsleden af te vaardigen. Voorafgaand aan het ‘buurten in de buurt’ kan worden gestart met een rondrit of wandeling door de wijk, gevolgd door een wijkgesprek 2.0 (nieuwe formule). Om de media-aandacht te vergroten wordt gedacht aan bundeling van de gesprekken in de 'week (of maand) van buurten in de buurt'.
Doen 5: Verkennen en uitwerken digitale mogelijkheden Samen met het college en de ambtelijke organisatie de digitale mogelijkheden (bv door gebruik te maken van apps) verder verkennen en nader uitwerken in concrete acties ter ondersteuning aan Doen 1, Doen 2 en Doen 4.
Doen 6: Oprichten werkgroep voor monitoren begrotingen en jaarstukken Er wordt een werkgroep opgericht die zich buigt over de begrotingen en jaarstukken van de verschillende samenwerkingsverbanden. Indien gewenst kan aan het college en/of het samenwerkingsverband om een nadere toelichting worden gevraagd. Een dergelijke werkgroep kan de raad ook adviseren over de (door het college) geformuleerde zienswijzen op conceptbegrotingen en -jaarstukken. Op deze manier kan behandeling rechtstreeks in een besluitvormende raadsvergadering plaatsvinden.
6
Dansen op verschillende schalen Context
Focus
Doen
Decentralisatie rijkstaken
Belangen van onze inwoners en ondernemers ondersteunen
Doen 3: Blijven dansen
Provincie start traject (Veer)Krachtig Bestuur Netwerkmaatschappij
Geografische schaalvergroting geen alternatief Vorming van sterke allianties en verbindingen
Context
Democratische Legitimatie
Focus In contact blijven met inwoners. Digitale mogelijkheden verkennen. Dichter op het vuur zitten bij samenwerkingsverbanden. Loslaten.
Bestuurders voldoende gelegitimeerd door kiezer? Belang kiezer voldoende in beeld? Invloed bestuurder? Vermogen om te beoordelen.
Doen Doen 4: Buurten in de buurt. Doen 5: Verkennen en uitwerken digitale mogelijkheden Doen 6: Werkgroep voor monitoren begrotingen en jaarstukken
Schaalverdieping Context
Focus
Doen
Kloof tussen burgers en politiek wordt groter
Vooraf ideeën ophalen
Doen 1: Geef inwoners de ruimte om gemeentelijke taken uit te voeren
Heusdenaren meer betrekken bij lokaal bestuur Lokale initiatieven de ruimte geven
Klankbordgroepen met betrokken Heusdenaren Actiegroepen vormen gratis expertise
Doen 2: Laat vanuit eigen specialisme/kennis inwoners als deskundigen meepraten
Initiatieven Heusdenaren omarmen Uitbouwen beginselen ‘de buurt bestuurt’
Bijlage I
7
Einde bijlage: BIJL advies werkgroep Veerkrachtig bestuur 20150929
Terug naar het agendapunt
RV Toepassen coordinatieregeling en SEP Aldi Dillenburg Drunen 20150929 (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####default:22280#
CONCEPT Onderwerp
Zaaknummer
00443041
Toepassen coördinatieregeling en SEP voor Aldi op de Dillenburglocatie in Drunen
Raadsvoorstel Aanleiding / voorgeschiedenis Op 11 augustus jl. hebben wij besloten om een perceel ter grootte van 6785 m2 op de Dillenburglocatie te verkopen aan Aldi Vastgoed BV voor de vestiging van een discountsupermarkt. Hiervoor moet het bestemmingsplan nog worden gewijzigd en een omgevingsvergunning worden verleend. Op 24 juli jl. diende Aldi Vastgoed BV, vooruitlopend op het besluit over de verkoop, beide aanvragen hiervoor al in met het verzoek om de coördinatieregeling toe te passen. Dit voorstel gaat in op de verdere procedure. Feitelijke informatie De supermarkt van Aldi is nu gevestigd aan de rand van het centrum van Drunen. Deze vestiging is te klein geworden, en op de huidige locatie zijn geen mogelijkheden om uit te breiden. Ook elders in het centrum van Drunen is geen geschikte locatie beschikbaar. De Dillenburglocatie in Drunen biedt wel de nodige ruimte. Aldi Vastgoed BV wil daar een nieuwe supermarkt bouwen, voorzien van ruime parkeergelegenheid. Hiervoor is wel een wijziging van het bestemmingsplan nodig omdat detailhandel op deze locatie nog niet is toegestaan. Voor de verkoop is een overeenkomst gesloten waarin het niet realiseren van de bestemmingsplanwijziging als ontbindende voorwaarde is opgenomen. Coördinatieregeling Initiatiefnemer wil gebruik maken van de coördinatieregeling. Dit is een instrument om verschillende procedures die noodzakelijk zijn voor de vergunningverlening gelijktijdig te doorlopen. Op basis van de door u vastgestelde verordening kunnen wij besluiten deze regeling toe te passen, mits het betrokken project strekt tot het verwezenlijken van een onderdeel van gemeentelijk beleid. Sociaal Economisch Plan Op 7 juli jl. stelde u het Sociaal Economisch Plan vast. Het daarin opgenomen beleid richt zich qua detailhandel op het vitaal houden van de kernen en het behouden van een passend voorzieningen- en kwaliteitsniveau per kern. Hiervoor staan 4 beleidslijnen in het plan: Behoud van het eigen karakter en het versterken van onderscheidenheid; Bereikbaarheid; Concentratie en comfort; Samenwerking. Afweging Bij het toetsen van deze casus aan de coördinatieregeling bleek dat het beleid in Sociaal Economisch Plan op verschillende manieren kan worden uitgelegd. Enerzijds is het behoud van voorzieningen belangrijk. Anderzijds wordt daarin expliciet de voorkeur gegeven aan concentratie. Daarom is het voorstel om het beleid te verduidelijken en hiervoor de beleidslijn Concentratie en comfort in het Sociaal Economisch Plan op de volgende manier aan te passen (cursief is de aanvulling): “Concentratie en comfort In de concurrentiestrijd om de klant is het belangrijk dat een winkelcentrum als geheel aantrekkelijk is. De klant wil er met gemak en in een prettige sfeer al zijn/haar boodschappen doen. Daarvoor zijn 3 zaken belangrijk: Winkels dienen voldoende geconcentreerd te zijn. In eerste instantie binnen de winkelgebieden. Als hier financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken zijn vestigingsmogelijkheden buiten deze gebieden bespreekbaar als deze geen afbreuk doen aan de kracht van de centra.
1
CONCEPT Onderwerp
Zaaknummer
00443041
Toepassen coördinatieregeling en SEP voor Aldi op de Dillenburglocatie in Drunen
Er moet genoeg te beleven en te genieten zijn (o.a. voldoende horecafaciliteiten, goede sfeer en uitstraling). Het winkelaanbod moet voldoende groot zijn en bij elkaar passen. Reguliere detailhandel wordt om deze reden primair geweerd van bedrijventerreinen.” Op basis van bovengenoemde verduidelijking stellen wij u verder voor te besluiten om de coördinatieregeling toe te passen. Inzet van middelen Dit voorstel heeft geen personele en financiële consequenties. Procedure Bij toepassing van de coördinatieregeling wordt het bestemmingsplan naar verwachting in het eerste kwartaal 2016 ter vaststelling aan u aangeboden. Vooraf wordt dit getoetst en voorgelegd aan het Regionaal Ruimtelijk Overleg, de provincie en de brandweer. Gelet op de beperkte aanpassing van het geldende beleid wordt afgezien van inspraak. Risico's Mocht de noodzakelijke wijziging van het bestemmingsplan voor de detailhandel onverhoopt niet lukken dan kan de koopovereenkomst eenvoudig door elk van beide partijen vanaf 1 april 2017 worden ontbonden. Voorgenomen besluit Het voorstel is om bijgaand besluit vast te stellen.
Het college van Heusden, de secretaris,
de burgemeester,
mr. J.T.A.J. van der Ven
drs. J. Hamming
2
CONCEPT Onderwerp
Zaaknummer
00443041
Toepassen coördinatieregeling en SEP voor Aldi op de Dillenburglocatie in Drunen
De raad van Heusden in zijn openbare vergadering van 29 september 2015; gezien het voorstel van het college van 11 augustus 2015; gelet op de beraadslaging;
besluit:
het beleid inzake detailhandel te verduidelijken en daarvoor bijgevoegde versie met een tekstuele aanpassing van het Sociaal Economisch Plan vast te stellen; de coördinatieregeling toe te passen op de aanvragen van een wijziging van het bestemmingsplan en een omgevingsvergunning bouwen voor een discountsupermarkt van Aldi aan de Tinie de Munnikstraat in Drunen.
de griffier,
de voorzitter,
mw. drs. E.J.M. de Graaf
drs. J. Hamming
3
Einde bijlage: RV Toepassen coordinatieregeling en SEP Aldi Dillenburg Drunen 20150929
Terug naar het agendapunt
BIJL Aangepast SEP Heusden 20150929 (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####default:22281#
Sociaal-economisch plan Heusden 2015 Beleidsplan tijdvak 2015-2019
Gemeente Heusden Versie 6 augustus 2015 en behorend bij het raadsbesluit van 29 september 2015.
Inhoudsopgave Inhoud Leeswijzer ...................................................................................................................................... 4 Samenvatting ................................................................................................................................. 5 1
Inleiding en doel ................................................................................................................... 11 1.1
Doelstelling ................................................................................................................... 11
1.1.1
Uitgewerkte doelstelling ....................................................................................... 11
1.1.2
Reikwijdte en beperking van het sociaal-economisch plan.................................. 12
1.2
Werkwijze ..................................................................................................................... 12
1.3
Economisch Programma voor de Langstraat ............................................................... 13
2
Missie en visie ....................................................................................................................... 14 2.1
Missie ........................................................................................................................... 14
2.2
Visie .............................................................................................................................. 14
2.3
Wonen en bereikbaarheid ............................................................................................ 16
2.3.1 2.3.2 3
Wonen .................................................................................................................. 16 Bereikbaarheid ......................................................................................................... 16
Beleidslijnen naar sector ....................................................................................................... 18 3.1
Beleidsontwikkelingen .................................................................................................. 18
3.1.1 3.1.2
Provinciaal en regionaal beleid ............................................................................ 18 De Langstraat en Heusdense kansen ...................................................................... 19
3.1.3 3.2
Ondernemingsklimaat en programmatische aanpak ........................................... 20 Business-to-business ................................................................................................... 21
3.2.1
Uitgangspunten en beleidslijnen .......................................................................... 21
3.2.2
Infrastructuur en bedrijventerreinen ..................................................................... 22
3.3
Detailhandelsbeleid .......................................................................................................... 25 3.3.1
Huidige situatie en trends ..................................................................................... 25
3.3.2
Karakterisering van de detailhandel in Drunen, Vlijmen en Heusden .................. 25
3.3.3
Speerpunten per kern........................................................................................... 26
3.3.4
Beleidslijnen ......................................................................................................... 27
3.4
Vrijetijdseconomie (toerisme & recreatie en horeca) ................................................... 31
3.4.1
Vrijetijdseconomie: toerisme en recreatie in 2015 ............................................... 31
3.4.2
Ambitie en visie ................................................................................................... 31
3.4.3
Beleidslijnen ......................................................................................................... 32
2 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
3.5 3.5.1 4
Land- en tuinbouw ........................................................................................................ 34 Beleidslijnen ......................................................................................................... 34
Arbeidsmarktbeleid ............................................................................................................... 36 4.1 4.1.1 4.2
"Iedereen doet mee" in de gemeente Heusden ........................................................... 36 Doelstelling en uitgangspunten ............................................................................ 36 Gemeente en de (sub-)regionale arbeidsmarkt ........................................................... 36
4.2.1
Ontwikkelingen in de Langstraat .......................................................................... 37
4.2.2
Voorkomen en bestrijden van werkloosheid, Baanbrekers .................................. 37
4.2.3
Social-return ......................................................................................................... 38
4.3
Ondernemers, onderwijs en de overheid (de 3 O’s) .................................................... 38
4.3.1
Het bedrijfsleven, de ondernemers ...................................................................... 38
4.3.2
Het onderwijs ........................................................................................................ 39
4.3.3
De overheid en Baanbrekers ............................................................................... 39
Literatuur ...................................................................................................................................... 42 Afkortingen en Begrippenlijst ....................................................................................................... 43 Bijlage 1 Bevolkingsopbouw gemeente Heusden, per 1 april 2015 ............................................ 44 Bijlage 2 uitgangspunten SEP 2007 ............................................................................................ 45 Bijlage 3 Ontwikkelingen .............................................................................................................. 49 Bijlage 4 Actiepunten SEP 2007 .................................................................................................. 50
3 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Leeswijzer Het sociaal-economisch plan Heusden 2015 is geschreven voor de gemeenteraad van Heusden. De informatie is zo geordend en tekst is zo geschreven dat de raad op basis hiervan een afgewogen besluit kan nemen. De rol van de raad is om tot kaderstellende besluitvorming te komen. In dit sociaal-economisch plan zal de raad zich dan ook vooral moeten uitspreken over de beleidslijnen die worden voorgesteld. Toch zijn in dit plan ook actiepunten benoemd, terwijl besluitvorming hierover eigenlijk meer past bij de rol van het college. De actiepunten zijn echter bewust toch opgenomen in dit beleidsplan. Juist de actiepunten illustreren namelijk vaak goed en duidelijk waar de genoemde beleidslijnen concreet over gaan. In het voorliggende sociaal-economisch plan bevindt zich voorin een samenvatting. Deze samenvatting is de kern van het beleid dat in deze nota beschreven wordt. De volgende hoofdstukken dienen ter verdieping en toelichting van datgene wat in de samenvatting beschreven is. Hoofdstuk 1 geeft een inleiding en beschrijft het doel van dit sociaal-economisch plan. Hoofdstuk 2 formuleert een economische visie voor de gemeente Heusden. In de hoofdstukken 3 en 4 wordt deze visie verder uitgewerkt en toegelicht. De bijlagen zijn hoofdzakelijk bedoeld om (cijfermatige) achtergrondinformatie te verstrekken.
4 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Samenvatting Sociaal economisch beleid Heusden 2015 Duurzame economische ontwikkeling, innovatief en verbindend Heusdens maatwerk Om bij te dragen aan toekomstige welvaart wordt het uitgangspunt gehanteerd dat de economische ontwikkeling duurzaam moet zijn (sustainable development). Daar zet de gemeente Heusden op in door: maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) als uitgangspunt uit te dragen; bestaand en nieuw ondernemerschap te stimuleren; innovaties en kennisontwikkeling te ondersteunen en te stimuleren; het tot stand helpen brengen van diverse (nieuwe) verbindingen tussen en met het bedrijfsleven. Visie De gemeente Heusden heeft in economisch opzicht sterke bindingen ten westen (Waalwijk) én ten oosten (‘s –Hertogenbosch) van haar gemeentegrens. De gemeente Heusden is te typeren: als een verstedelijkt landelijk gebied met een dorps karakter met veel natuurschoon en rijkdom aan toeristische trekpleisters met bedrijvigheid en ondernemerschap rondom de rijksweg A59 en de Bergsche Maas. De uitdaging van de gemeente Heusden ligt erin om ondernemers, bewoners én bezoekers ten volle te laten profiteren van de rijkdom aan natuur, de mogelijkheden voor ondernemerschap en het woongenot dat de gemeente biedt. Op gebied van toerisme en recreatie draagt de gemeente Heusden bij aan de regionale ambitie van Hart van Brabant. Heusden bouwt de vrijetijdseconomie uit met voorzieningen die het ook voor bezoekers van ver buiten de regio aantrekkelijk maakt om hier te komen verblijven. Dromen. Doen. Heusden. Onze klant staat centraal. De gemeente creërt een omgeving waarbinnen burgers, bedrijven en organisaties hun dromen daadwerkelijk waar kunnen maken, mits zij bereid zijn hiervoor ook zelf initiatief te tonen en inspanningen te verrichten. Zo is voor iedereen de hoogste mate van ontplooiing mogelijk: Dromen. Doen. Heusden. Deze aanpak vormt de bedding waarin de gemeente Heusden zelfredzaamheid en daadkracht van ondernemers ondersteunt. Met dit sociaal-economisch plan scheppen we de globale kaders waarbinnen ondernemend Heusden zijn dromen kan waarmaken. Wonen en bereikbaarheid Het woonklimaat en de bereikbaarheid zijn zeer belangrijke factoren voor het ondernemingsklimaat. Het realiseren van een goede bereikbaarheid en een compleet woningaanbod zijn bij uitstek gemeentegrensoverschrijdende onderwerpen. Deze vestigingsfactoren komen daarom terug in het Economisch Programma voor de Langstraat.
5 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Economisch programma voor de Langstraat Om lokale ontwikkelingen mogelijk te blijven maken en tegelijk goed gebruik te maken van de regionale ontwikkelingen en kansen is intensieve samenwerking met gelijkgestemde buurgemeenten noodzakelijk. De samenwerking in de Langstraat van de gemeente Heusden versterkt de mogelijkheden om haar belangen in de regio's Hart van Brabant en Noordoost Brabant (Agrifood Capital) te behartigen en kansen voor het lokale bedrijfsleven te blijven benutten. In de sociaal-economische verkenning (oktober 2014) is het strategisch en tactischoperationele beleid van de Langstraat geschetst in relatie tot de vier Brabantse regio's. In Langstraatverband kan de gemeente Heusden effectief inzetten op kansrijke sectoren en nieuwe ontwikkelingen in de productieketen. Het ondernemingsklimaat kan worden versterkt met een programmatische aanpak aan de hand van vestigingsfactoren. Business-to-business Om het bedrijfsleven te faciliteren hanteert de gemeente de volgende beleidslijnen: de gemeente zorgt voor de noodzakelijke basisinfrastructuur (=hardware) voor het bedrijfsleven: bedrijventerreinen zijn op orde; de gemeente werkt actief aan het versterken van zinvolle bestaande verbindingen en het leggen van nieuwe belangrijke verbindingen (=software), zoals bijvoorbeeld parkmanagement, de coöperatieve vereniging Glasnet Heusden, contacten tussen het onderwijs en het bedrijfsleven en het faciliteren van starters; de gemeente Heusden werkt aan de verbetering van intergemeentelijke en regionale samenwerking. Dit gebeurt door invulling te geven aan het Economisch Programma voor de Langstraat en de mogelijkheden van Agrifood Capital (zoals onder andere Ondernemerslift+) en Hart van Brabant (Leisureboulevard, programma maintenance) te benutten. Voor het onderhoud en de ontwikkeling van bedrijventerreinen zijn nog verbeteringen nodig. Daarom wordt de komende jaren onder andere gewerkt aan: de voltooiing van het proces van herstructurering van bedrijventerreinen en de invoering van parkmanagement; het verder verbeteren van de veiligheid van bedrijventerreinen. Daarbij behoort de certificering van bedrijventerreinen voor het Keurmerk Veilig Ondernemen; het stimuleren van initiatieven en het zelforganiserend vermogen van het bedrijfsleven, in het bijzonder op bedrijventerreinen. De gemeente zet zich in voor de uitbreiding van bestaande bedrijvigheid en het aantrekken van nieuwe bedrijvigheid. Dit gebeurt door acquisitie van bij de gemeente Heusden passende bedrijven, met de inzet van "MogelijkMakers" en het ontwerpen van flexibele bestemmingsplannen. Samen met de stichting Metal Valley Netherlands en het Heusdens Bedrijven Platform (HBP) wordt het netwerk van gevestigde (metaalbewerkings)bedrijven versterkt waardoor deze sector zich nadrukkelijker kan manifesteren.
6 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Detailhandel Uitgangspunten voor het beleid zijn: de detailhandel dient vitaal te blijven door realisatie en behoud van een bij de kern passend voorzieningen- en kwaliteitsniveau; de Heusdense detailhandel kenmerkt en onderscheidt zich door zelfstandige ondernemers met eigen kleur en kwaliteit (versus grote winkelcentra met relatief veel filiaalbedrijven); het behoud van de onderscheidende kwaliteit van de drie grote kernen. De centra zijn als volgt te profileren: Drunen onderscheidt zich door een relatief hoge kwaliteit en de diversiteit van het aanbod, Vlijmen door een relatief breed assortiment en laagdrempeligheid, Heusden richt zich op hoge kwaliteit met een exclusief karakter. Het detailhandelsbeleid kent de volgende vier beleidslijnen. - Behoud van het eigen karakter en het versterken onderscheidendheid. - Bereikbaarheid. Dit betekent dat parkeerplaatsen liefst dichtbij de winkels op maaiveld in voldoende mate aanwezig moeten zijn en het hanteren van een goed parkeerbeleid en de handhaving daarvan. - Concentratie en comfort. Winkels dienen voldoende geconcentreerd te zijn en er moet genoeg te beleven en te genieten zijn (o.a. voldoende horeca-faciliteiten en goede sfeer en uitstraling). - Samenwerking. De verschillende winkelcentra kunnen, bijvoorbeeld in Langstraatverband, aan kracht winnen door gezamenlijke reclame en promotie. Tegelijkertijd moeten de verschillende centra onderscheidend van elkaar kunnen zijn. Vrijetijdseconomie (toerisme&recreatie en horeca) Bij de provincie Noord-Brabant staat vrijetijdseconomie hoog op de agenda. Zij profileert zich als de meest innovatieve en gastvrije provincie. Binnen de provincie heeft de regio Hart van Brabant, waar Heusden onderdeel van uitmaakt, de sterkste ambitie. Hart van Brabant wil vóór 2025 dé leisure regio van noord-west Europa worden voor de family / short break vakantie. De komende jaren wil Heusden haar toeristische klimaat op peil houden en waar mogelijk versterken. De gemeente Heusden heeft een zelfstandig toeristisch bureau (Heusdens Buro voor Toerisme) voor marketing en promotie. Om Heusden in positie te houden in de veranderende markt en met de sterke ambitie is doorontwikkeling van de uitvoeringsorganistie (HBT) in regionaal verband noodzakelijk. Met onderstaande beleidslijnen wil Heusden inhoud geven aan haar eigen ambitie en een bijdrage leveren aan de regionale ambities van met name het Hart van Brabant: onderhouden van de voorzieningen voor de vrijetijdseconomie en het stimuleren van de uitbreiding daarvan. Zoals bijvoorbeeld het onderhouden fiets- en wandelroutenetwerken
7 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
en het bieden van ruimte voor een grotere commerciële toeristische trekker, bijvoorbeeld bij de Poort van Heusden; samenwerking, promotie en marketing. Het stimuleren en aangaan van samenwerking binnen de sector, zowel lokaal als regionaal. Het doorontwikkelen van een sterke uitvoeringsorganisatie in regionaal verband; stimuleren kruisbestuiving tussen sectoren. Combinaties met de detailhandel, land- en tuinbouw en cultuurhistorie, natuur en landschap wordt actief gestimuleerd. Land- en tuinbouw (Agrifood Capital) De land- en tuinbouw heeft een belangrijke spin-off naar toeleveringsbedrijven en de produktverwerkende industrie, en levert hiermee een belangrijke bijdrage aan de werkgelegenheid in de gemeente. De gemeente Heusden hanteert voor deze sector de volgende beleidslijnen: de gemeente Heusden faciliteert ontwikkelingen in de agrifoodketen door aan te haken bij Agrifood Capital; innovatieve ontwikkelingen worden ondersteund en gefaciliteerd; startend en/of innovatief ondernemerschap wordt gestimuleerd en ondersteund. Arbeidsmarktbeleid Vanuit de verantwoordelijkheid die de gemeente heeft voor de uitvoering van de Participatiewet is het belang van een goed werkende arbeidsmarkt groot. Het verbeteren van het functioneren van de arbeidsmarkt is het meest effectief als dat op (sub-)regionale schaal wordt aangepakt. Bij de aanpak van de arbeidsmarkt heeft de uitvoeringsorganisatie (Baanbrekers) richtlijnen nodig waarlangs zij kan werken. Doelstelling De gemeente Heusden hanteert het volgend uitgangspunt: De gemeente Heusden streeft naar volledige participatie van haar inwoners aan het maatschappelijk leven. Iedere inwoner krijgt daarbij de kans en wordt geprikkeld om zichzelf te voorzien in zijn levensonderhoud. Anno 2015 lijkt de arbeidsmarkt in de Langstraat zich gunstig te ontwikkelen nu de economie weer aantrekt. Dit heeft verschillende gevolgen: het biedt kansen voor bemiddeling van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt; in verschillende sectoren (vooral techniek en logistiek) dreigen tekorten te ontstaan; de toenemende vraag naar personeel zal het nodig maken dat de participatiegraad van de lokale bevolking toeneemt en zal arbeidsmigranten naar deze regio trekken. Baanbrekers Op Hart van Brabant niveau en in Langstraatverband wordt gewerkt aan oplossingen voor de arbeidsmarkt. In de Langstraat werken Heusden, Loon op Zand en Waalwijk samen in en met de uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. Baanbrekers voert de Participatiewet uit en daarmee de wettelijke taken van de verstrekking van uitkeringen en het begeleiden van mensen naar een zo
8 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
regulier mogelijke arbeidsplek. Als dat nog niet mogelijk is, is het belangrijk burgers desondanks te laten participeren in de maatschappij en wordt van hen een tegenprestatie gevraagd. De gemeente Heusden zet onder andere Talent2work in. Uitgangspunt is daarbij dat elke (werkzoekende) persoon één of meer speciale talenten heeft om in te zetten en dat de werkgever bepalend is voor de vraag welk talent hij kan gebruiken. In Hart van Brabant worden diverse instrumenten ingezet ter verbetering van de arbeidsmarkt, er is onder andere een werkgeversakkoord gesloten en een stimuleringsfonds voor ondernemers opgericht. Op landelijk niveau is met de sociale partners afgesproken dat het bedrijfsleven en de overheid de komende jaren voor 125.000 mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt (arbeidsgehandicapten) werkgelegenheid zullen bieden. Het gaat hier om zogenaamde banenafspraken. Hierover zijn in Hart van Brabant afspraken gemaakt. Voor de uitvoering in de Langstraat vervult Baanbrekers een belangrijke rol. Social-return en maatjesproject De gemeente Heusden continueert de toepassing van randvoorwaarden van socialreturn in haar aanbestedingsbeleid. Ook de gemeenten Waalwijk en Loon op Zand hebben afspraken met Baanbrekers over de invulling van social return, waardoor dit instrument nu ook Langstraatbreed wordt ingezet. In Heusden is daarnaast sinds enige tijd het maatjesproject gestart. In dit project begeleiden de collegeleden, een aantal raadsleden en ook ondernemers uit het bedrijfsleven mensen uit de doelgroep van Baanbrekers. Tot nog toe zijn14 mensen begeleid en in 9 gevallen heeft dit geleid tot uitstroom naar een (deeltijd)baan. Ondernemers, onderwijs en de overheid (3 O's) In de sociaal-economische verkenning van de Langstraat is de samenhang en het nut van de verbinding tussen de 3 O's beschreven. De overheid, en dus ook de gemeente, heeft primair de taak om de juiste randvoorwaarden te scheppen waardoor (werkende) burgers, het bedrijfsleven en het onderwijs hun rol goed kunnen vervullen. Daarnaast fungeert de gemeentelijke overheid als vangnet voor mensen die (tijdelijk) geen werk vinden. Met het economisch programma voor de Langstraat (EPL) worden de volgende onderwerpen zaken opgepakt: verbeterde samenwerking tussen de 3 O's en verbeterde overheidsdienstverlening; samen met ondernemers de mogelijkheden voor imagoverbetering aanpakken; werken aan de beschikbaarheid van personeel en een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt; met het bedrijfsleven een Platform Techniek ontwikkelen en inhoud geven; stimuleren van startend en innovatief ondernemerschap; de lokale overheid initieert, in principe in Langstraatverband (Heusden, Loon op Zand en Waalwijk) een lokaal sociaal akkoord tussen de 3 O’s. De gemeente Heusden zet zich in om als gemeentelijke organisatie mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een plaats te geven. Daarmee heeft de gemeente een voorbeeldfunctie.
9 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
10 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
1
Inleiding en doel
Het vorige sociaal-economisch plan van de gemeente Heusden dateert uit 2007. De actiepunten en beleidslijnen zijn grotendeels uitgevoerd en in de gemeente Heusden is, zeker op het economische vlak, inmiddels veel veranderd. De arbeidsmarkt en bedrijvigheid houden niet op bij de gemeentegrens. Om die reden heeft de gemeente Heusden al sinds 2012 het voornemen om nieuw strategisch beleid in Langstraatverband vast te stellen. Hoewel er sinds 2011 op het economisch vlak samengewerkt wordt, is vanwege andere prioriteiten en politieke aarzelingen tot op heden nog geen (sociaal-) economisch plan voor de Langstraat verschenen. Inmiddels is wel in oktober 2014 door de colleges van Waalwijk, Loon op Zand en Heusden de sociaal-economische verkenning van de Langstraat vastgesteld en ter informatie naar de raden gebracht. Dit nieuwe sociaal-economisch plan voor de gemeente Heusden sluit aan op de inzichten van deze verkenning. Die inzichten (zie ook paragraaf 3.1) zijn in dit plan gecombineerd met de specifieke Heusdense situatie en, waar mogelijk, al vertaald naar lokale actiepunten van de gezamenlijke strategische belangen. Diverse actuele en concrete ontwikkelingen vragen om een duidelijke en nieuwe koers op het economische beleidsveld. Daarom is het goed om met hulp van een vernieuwd sociaaleconomisch plan te bepalen welke maatregelen en acties vanuit de gemeente Heusden nodig zijn om het lokale bedrijfsleven en de regionale arbeidsmarkt te versterken. Uitgangspunt voor dit nieuwe plan is dat de versterking van de economie voorop staat en het sociale beleid volgend is. 1.1
Doelstelling
De algemene doelstelling: Het sociaal-economisch plan is bedoeld om een stabiele en gezonde economische ontwikkeling en werkgelegenheidsgroei in de gemeente Heusden te bewerkstelligen. 1.1.1
Uitgewerkte doelstelling
Bovenstaande doelstelling kan in delen worden uitgewerkt: Stabiele en gezonde economische ontwikkeling en ondernemerschap wordt ondersteund door: - goede randvoorwaarden te scheppen voor bestaand en startend ondernemerschap, - Kennisontwikkeling, investeringen en innovaties op sectorniveau (metaal- en machineindustrie, toerisme en recreatie, de land- en tuinbouwsector, de detailhandelssector) te faciliteren en op elkaar te laten aansluiten. Werken wordt o.a. gerealiseerd door: - voldoende ruimte te bieden aan bedrijvigheid en ondernemerschap - te werken aan oplossingen tegen werkloosheid en tekorten aan (geschoold) personeel.
11 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
De mogelijkheden om van vrije tijd te genieten, worden beter door: - voorzieningen voor toerisme en recreatie, - winkel- en horecavoorzieningen te behouden en waar mogelijk te versterken. 1.1.2
Reikwijdte en beperking van het sociaal-economisch plan
Dit sociaal-economisch plan is gericht op het stimuleren van de belangrijkste ontwikkelingen vanuit het lokale, gemeentelijke perspectief. Vanwege de ligging van de gemeente Heusden en de economische verwevenheid in de Langstraat is gezamenlijke beleids- en planontwikkeling op Langstraatniveau en het meedoen met Agrifood Capital (Noordoost Brabant) en Midpoint Brabant (Hart van Brabant) voor succesvolle lokale ontwikkelingen nodig. De keuzes die in dit beleidsstuk worden gemaakt, moeten aanvullend zijn op het Economisch Programma voor de Langstraat. Veel doelen (en soms acties) uit dit Heusdens sociaal-economisch plan kunnen bovendien het meest effectief en efficiënt uitgevoerd worden in Langstraatverband. Hoewel voor een goed functioneren van de economie de beleidsvelden ‘wonen’ en ‘Verkeer en infrastructuur’ belangrijk zijn, valt dit thema buiten het bestek van het sociaal-economisch plan. In paragraaf 2.3 wordt wel kort aandacht besteed aan wonen en bereikbaarheid als randvoorwaarde voor een goed ondernemingsklimaat. 1.2
Werkwijze
Communicatie en draagvlak Om ervoor te zorgen dat het beleidsstuk draagvlak heeft in de gemeente is bij de totstandkoming de inbreng van ondernemers en diverse andere belangengroepen gevraagd: het Heusdens Bedrijven Platform (HBP); Platform recreatie en toerisme, waaronder: o Heusdense ondernemersvereniging; o Kernmanagement Drunen; o Stichting Promotie Drunen; o Ondernemersvereniging Hartje Vlijmen; o Zuidelijke land- en tuinbouworganisatie (ZLTO); Baanbrekers. Parallel aan deze consultatie zijn in maart en april 2015 ook bijeenkomsten met het bedrijfsleven, het onderwijs en Baanbrekers georganiseerd over de economische ontwikkelingen in de Langstraat. Hoewel die bijeenkomsten primair gericht waren op de totstandkoming van een economisch programma voor de Langstraat, zijn belangrijke noties uit deze bijeenkomsten ook meegenomen in de totstandkoming van het sociaal-economisch plan 2015 voor de gemeente Heusden. Vanuit het bedrijfsleven zijn naast een selecte maar brede groep ondernemers, ook de formele vertegenwoordigers van het (business-to-business)bedrijfsleven betrokken: het Heusdens bedrijvenplatform (HBP), het Waalwijks bedrijvenplatform(WBP) en de Stichting Ondernemend Loon op Zand.
12 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
In de gesprekken die gevoerd zijn, heeft het bedrijfsleven expliciet te kennen gegeven op Langstraat-niveau gesprekken te willen voeren en beleid te willen maken. Deze expliciete wens is niet geuit door de detailhandelsbranche. Andere beleidsstukken en informatie De visie uit het sociaal-economisch plan uit 2007, de sociaal-economische verkenning van de Langstraat uit 2014 en de cijfers daarin en de feitelijke stand van zaken bij het bedrijfsleven en de inwoners van de gemeente Heusden vormen de belangrijkste basis voor dit nieuwe beleid. De beleidskeuzes worden vertaald in doelstellingen voor concrete projecten en actiepunten op korte en lange termijn. Het beleid en de in deze nota genoemde actiepunten worden in samenhang met het economische programma dat in Langstraatverband uitgewerkt tot een planning van acties voor de periode 2015-2019.
1.3
Economisch Programma voor de Langstraat
Uit de sociaal-economische verkenning voor de Langstraat blijkt de economische samenhang in De Langstraat. Vanwege deze samenhang is het voor de ontwikkeling van het ondernemingsklimaat voor de hand liggend om in Langstraatverband te werken en beleid ook toe te spitsen op het algemene vestigingsklimaat. Het ondernemersklimaat wordt bepaald door de volgende factoren: bereikbaarheid; beschikbaarheid van personeel; het voorzieningenniveau; de nabijheid van klanten/de markt; de prijs (van o.a. bedrijfsgrond); de locatie; het imago; het serviceniveau van de overheid. Om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te blijven maken en te stimuleren bestaat een zekere urgentie tot samenwerking en netwerkvorming in het (Langstraatse) bedrijfsleven. Om die reden wordt nu ook gewerkt aan een Economisch Programma voor de Langstraat (EPL), waarin aan de hand van de bovengenoemde vestigingsfactoren voorstellen worden gedaan voor de versterking van het ondernemingsklimaat. Dit programma is aanvullend op het nieuwe sociaaleconomische plan voor de gemeente Heusden, beide beleidsstukken zijn complementair aan elkaar.
13 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
2
Missie en visie
2.1
Missie
Economische zaken De missie van economische zaken in de gemeente Heusden is het zo effectief en efficiënt mogelijk in (laten) zetten van de middelen natuur (grond), kapitaal en arbeid voor een zo groot mogelijke welvaart van de Heusdense gemeenschap en haar bezoekers.
2.2
Visie
De gemeente Heusden heeft in economisch opzicht sterke bindingen ten westen (Waalwijk) én ten oosten (‘s –Hertogenbosch) van haar gemeentegrens. De gemeente Heusden is te typeren: als een verstedelijkt landelijk gebied met een dorps karakter; met veel natuurschoon en rijkdom aan toeristische trekpleisters; met bedrijvigheid en ondernemerschap rondom de rijksweg A59 en de Bergsche Maas. De uitdaging van de gemeente Heusden ligt erin om ondernemers, bewoners én bezoekers ten volle te laten profiteren van de rijkdom aan natuur, de mogelijkheden voor ondernemerschap en het woongenot dat de gemeente biedt. De gemeente vervult op gebied van toerisme en recreatie een regionale functie en bouwt dit uit met voorzieningen die het ook voor bezoekers van ver buiten de regio aantrekkelijk maakt om hier te komen verblijven. Dromen. Doen. Heusden. Onze klant staat centraal. De gemeente creëert een omgeving waarbinnen burgers, bedrijven en organisaties hun dromen daadwerkelijk waar kunnen maken, mits zij bereid zijn hiervoor ook zelf initiatief te tonen en inspanningen te verrichten. Zo is voor iedereen de hoogste mate van ontplooiing mogelijk: Dromen. Doen. Heusden. Onze "HeuseService" gaat uit van drie belangrijke dienstverleningprincipes in ons dagelijks werk waarbij: de ondernemer altijd gehoord en geholpen wordt; de verwachtingen van de ondernemer als klant op een sympathieke wijze overtroffen worden; het initiatief van ondernemers door de gemeente maximaal wordt ondersteund. In het bijzonder wordt dit vormgegeven door de Mogelijkmakers. Dit zijn onze medewerkers die zich inzetten om plannen van ondernemers daadwerkelijk mogelijk te maken. De aanpak van "Dromen. Doen. Heusden." vormt de bedding waarin de gemeente Heusden de zelfredzaamheid en daadkracht van ondernemers ondersteunt. Met dit sociaal-economisch plan scheppen we de globale kaders waarbinnen ondernemend Heusden zijn dromen kan waarmaken.
Ontwikkelingen
14 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Regionale, nationale en internationale ontwikkelingen zijn bepalend voor de economische ontwikkeling van de Langstraat en daarmee ook voor de gemeente Heusden (zie sociaaleconomische verkenning). Belangrijke ontwikkelingen zijn: de globalisering en de positie van Nederland daarin als doorvoerland voor producten van en naar het Europese achterland; een toenemend besef dat duurzame economische ontwikkeling van groot belang is voor ons welzijn en de leefbaarheid van onze directe omgeving en onze planeet; kennisontwikkeling en toenemende informatiestromen door onder andere het internet; banengroei in de persoonsgebonden sectoren zoals in toerisme en recreatie en de gezondheidszorg; een toenemend belang van regionale samenwerking en de strategisch-economische programma’s die daaraan verbonden zijn; de decentralisatie van taken van het Rijk naar de gemeenten. De zorg voor het welzijn en de participatie van de bevolking is, nog meer dan al het geval was, een taak voor de gemeente geworden. De analyse van de economisch ontwikkelingen en de kansen en bedreigingen voor de Langstraat zijn integraal van toepassing op de gemeente Heusden. Hoe de gemeente Heusden zo goed mogelijk gebruik kan maken van de kansen voor de Langstraat is echter gebaseerd op haar eigen specifieke uitgangspositie. Duurzame economische ontwikkeling Economische ontwikkeling bestaat door de bank genomen voor de helft uit groei van werkgelegenheid en voor de helft uit productiviteitstijgingen door technologische ontwikkeling (innovaties). Om werkelijk bij te dragen aan toekomstige welvaart wordt het uitgangspunt gehanteerd dat de economische ontwikkeling duurzaam moet zijn (sustainable development). Ook voor duurzame economische groei en welvaart geldt dat dit wordt gestimuleerd door innovaties en kennisontwikkeling en dat dit vaak ook werkgelegenheid met zich meebrengt. In de gemeente Heusden wordt op duurzame economische groei ingezet door: maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) als uitgangspunt uit te dragen; bestaand en nieuw ondernemerschap te stimuleren; innovaties en kennisontwikkeling te ondersteunen en te stimuleren, belangrijk middel hiertoe is het vermenigvuldigen van (mogelijke) verbindingen tussen: - economische sectoren (cross-overs); - productie- en dienstenketens (van producent/uitvinder naar consument); - ondernemers in de gemeente Heusden met andere ondernemers in ‘De Langstraat’ toegang te verschaffen tot de regionale strategisch-economische programma’s waar zij gebruik van kunnen maken; de lokale (sub-regionale) economie te stimuleren (streekproducten benadering).
Uitgangspunten voor het SEP 2015 zijn:
15 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
2.3
De ruimtelijke typering van de gemeente Heusden met de kleuren blauw, groen, rood en geel (zie bijlage 2) blijft relevant als ordeningsprincipe en ook het uitgangspunt van het maximaal benutten van de mogelijkheden van deze zones. De openbare en/of fysieke infrastructuur voor bedrijven vraagt vooral onderhoud, en waar nodig soms modernisering. Lokaal realiseren, sub-regionaal organiseren, regionaal (strategisch) sturen.
Wonen en bereikbaarheid
Omdat het woonklimaat en de bereikbaarheid zeer belangrijke factoren zijn voor het ondernemingsklimaat, wordt hier in deze paragraaf op ingegaan. Het bewerkstelligen van een goede bereikbaarheid en een compleet woningaanbod zijn overigens bij uitstek gemeentegrensoverschrijdende onderwerpen. Deze vestigingsfactoren zullen daarom ook terugkomen in het Economisch Programma voor de Langstraat.
2.3.1
Wonen
Een aantrekkelijk woonklimaat is een zeer belangrijk ingrediënt voor een gunstig ondernemingsklimaat. De ondernemer en het personeel van de onderneming moeten namelijk op aanvaardbare afstand van het bedrijf goed kunnen wonen. Het belang van een gunstig woonklimaat zal de komende jaren toenemen. Er wordt namelijk een toenemende krapte op de arbeidsmarkt voorspeld. Dit terwijl de beschikbaarheid van personeel een belangrijke vestigingsfactor is voor het bedrijfsleven. In de strijd om de gunst van de werknemer kan een aantrekkelijk woonklimaat onderscheidend worden om personeel aan het bedrijfsleven te kunnen binden. In relatie tot economische ontwikkelingen richt wonen zich op drie aspecten: voldoende huisvestingsmogelijkheden voor werknemers van bestaande en nieuwe bedrijven; mobiliteit; het doorlopen van een wooncarrière in de gemeente Heusden. Met een bouwopgave van ca. 3.000 woningen tot 2030 levert de gemeente een belangrijke bijdrage aan een gunstig woonklimaat voor bedrijven die zich willen vestigen of willen uitbreiden in Heusden of de omgeving ervan (de Langstraat en 's-Hertogenbosch).
2.3.2
Bereikbaarheid
Een goede bereikbaarheid van bedrijfslocaties en woonwijken is van groot belang voor de kwaliteit van het ondernemingsklimaat en het bij kunnen dragen aan de leefbaarheid in de gemeente. Momenteel wordt in de gemeente Heusden hard gewerkt aan de verbetering van de wegenstructuur en de bereikbaarheid over de weg.
16 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Dit gebeurt hoofdzakelijk in het kader van de Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat (GOL), een omvangrijk project dat zich uitstrekt van 's-Hertogenbosch tot Waalwijk (zie bijlage 3). De goede bereikbaarheid van de gemeente Heusden over de Bergsche Maas biedt ontwikkelingskansen voor watergebonden bedrijvigheid en toerisme. Figuur 2.1: geplande hoofdwegstructuur gemeente Heusden (schematisch)
Ontwikkeling van de wegenstructuur De gemeente werkt aan de voltooiing van de parallelstructuur van de A59, waardoor het ook mogelijk wordt het aantal aansluitingen op de A59 te beperken. Het doel is hierbij om te komen tot 4 volledige aansluitingen (zie Figuur 2.1). De westelijke aansluiting op de A59 gaat WaalwijkCentrum, Waalwijk-Oost en Drunen-west ontsluiten. De oostelijke aansluiting maakt een verbinding met de ring ’s Hertogenbosch-West. Om het verkeer uit het Centrum van Vlijmen te weren, komt er een ringstructuur voor Vlijmen. Als gevolg van de veranderingen voor het autoverkeer ontstaan ook extra andere mogelijkheden voor vervoer. In dit kader kan worden gewezen op extra ontsluitingen voor het openbaar vervoer, waarbij met name snel openbaar vervoer op de as Tilburg – Waalwijk – Drunen – ’s-Hertogenbosch mogelijkheden biedt. Voor het fietsverkeer is de verknoping van woon-werkgebieden en de verknoping van de kernen cruciaal. Hierbij dient te worden gedacht aan rechtstreekse verbindingen met doorsnijding van woon- en werkgebieden door directe fietsverbindingen. Tevens wordt een snelle fietsverbinding Waalwijk – Drunen – Nieuwkuijk – Vlijmen - `s-Hertogenbosch beoogd.
17 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
3
Beleidslijnen naar sector
Dit hoofdstuk bevat de beleidslijnen en actiepunten van het sociaal-economisch beleid. De volgende sectoren zijn voor de Heusdense economie in het bijzonder van belang en worden daarom in aparte paragrafen behandeld: business-to-business (3.2); detailhandel (3.3); toerisme en recreatie en horeca (3.4); land- en tuinbouw (agrifood capital) (3.5). De kaders van het sociaal-economisch beleid worden onder meer gevormd door ruimtelijke kwaliteiten van de gemeente. Deze zijn in algemene termen reeds verwoord in hoofdstuk 2 en worden in dit hoofdstuk uitgewerkt voor de genoemde sectoren. Daarnaast biedt de sociaaleconomische verkenning van de Langstraat aanknopingspunten voor het gemeentelijk economisch beleid. Hier wordt in paragraaf 4.1 aandacht aan besteed.
3.1
Beleidsontwikkelingen
Onder invloed van ontwikkelingen in het bedrijfsleven, landelijke en provinciale beleidsontwikkelingen wordt samenwerking tussen gemeenten om het bedrijfsleven goed te kunnen blijven bedienen steeds belangrijker. Voor de gemeente Heusden ligt een intensivering van de samenwerking in de Langstraat het meest voor de hand. 3.1.1
Provinciaal en regionaal beleid
Op landelijk en provinciaal niveau doen zich diverse ontwikkelingen voor die ook gevolgen hebben voor de Heusdense lokale economie. De twee belangrijkste onderwerpen die op dit niveau momenteel spelen zijn: het overschot aan bedrijventerreinen en de herstructurering van verouderde terreinen (kwalitatief verdiepingsonderzoek bedrijventerreinen Noord-Brabant, april 2015); de veranderingen in de detailhandelsbranche ten gevolge van veranderend consumentengedrag (zie Regionale detailhandelsvisie Noordoost-Brabant, mei 2015). Over deze twee onderwerpen wordt onder regie van de provincie op regionaal niveau afgestemd en worden bestuurlijke afspraken gemaakt. Daarnaast worden in regionaal verband strategischeconomisch programma's ontwikkeld, zoals in Noordoost-Brabant het accent op de ontwikkeling van de agrifoodketen is komen te liggen. Om onevenwichtige ruimtelijke ontwikkelingen tegen te gaan wordt onder regie van de provincie en in regionaal verband met alle gemeenten gewerkt aan de uitwerking van de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’. Er worden richtlijnen opgesteld voor ruimtelijke ontwikkelingen op het gebied van wonen, bedrijventerreinen, stedelijke ontwikkelingen, detailhandelsontwikkelingen en de kantorenmarkt.
18 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
In de praktijk betekent dit dat nieuwe ontwikkelingen in de vorm van toevoeging van nieuwe vierkante meters niet ‘zomaar’ toegestaan zijn. Er moet worden aangetoond dat er een behoefte is (dat het nodig is) en nieuwe ontwikkelingen moeten vaker in regionaal verband worden afgestemd. Tegelijk moet er voldoende ruimte blijven voor dynamiek en innovatie. Deze 'ladder' heeft voor de gemeente Heusden vooral consequenties voor ontwikkelingen op bedrijventerreinen en in detailhandelscentra. Om lokale ontwikkelingen mogelijk te blijven maken en tegelijk goed gebruik te maken van de regionale ontwikkelingen en kansen is in de praktijk geen gemakkelijke opgave. Intensief samenwerken met gelijkgestemde buurgemeenten versterkt de slagkracht van de gemeentelijke organisatie, doet recht aan de economische realiteit en is een antwoord op deze veranderingen. De samenwerking in de Langstraat van de gemeente Heusden versterkt de mogelijkheden om haar belangen in de regio's Hart van Brabant en Noordoost Brabant te behartigen en kansen voor het lokale bedrijfsleven te blijven benutten. 3.1.2
De Langstraat en Heusdense kansen
In Langstraatverband wordt ingezet op een gerichte versterking van het ondernemingsklimaat. Daarvoor wordt momenteel gewerkt aan een economisch programma voor de Langstraat. In de sociaal-economische verkenning (oktober 2014) is het strategisch en tactisch-operationele beleid van de Langstraat geschetst in relatie tot de vier Brabantse regio’s. Daar is geconcludeeerd dat de gemeente Heusden in Langstraatverband goed kan aanhaken op de strategische agenda’s van de regio’s Noordoost Brabant en Hart van Brabant. In Figuur 3.1 is de samenhang tussen de visie en beleidsmatige keuzes in de Langstraat en landelijke en regionale speerpunten weergegeven. Dit schema is overgenomen uit de sociaaleconomische verkenning. De gemeente Heusden kan meedoen op het gebied van metaal- en maakindustrie, met enkele schoenondernemers ook bij het speerpunt schoen- en lederindustrie, de land- en tuinbouw (Agrifood-keten), logistiek en in toerisme en recreatie. De verwevenheid met de speerpunten van Hart van Brabant is verhoudingsgewijs sterk en de oriëntatie op de Langstraat biedt veel kansen voor Heusdense economische sectoren. Uit de verkenning blijkt verder dat de bouwnijverheid een sector is die vooral sterk in de gemeente Heusden is vertegenwoordigd.
19 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Figuur 3.1: illustratie van de samenhang tussen strategische regionale speerpunten en de visie en beleidskeuzes in de Langstraat
Strategisch beleid Strategisch beleid
Tactisch en operationeel beleid
Langstraat
Rijksbeleid (top-sectoren) Europees beleid (industriepolitiek, innovatieve clusters, grensoverschrijdende samenwerking)
Zuidoost-Brabant
• Brainport • High Tech Campus • Automotive campus
NoordoostBrabant • Agrifood • Toerisme en recreatie
Hart van Brabant • Leisure Boulevard • Social Innovation • Logistiek • Maintenance
West-Brabant • Logistieke academie • Maintenance • Biobased Industry
Metaal- en maakindustrie
Schoen- en lederindustrie Dienstverlening en verzorging Land- en tuinbouw
Logistiek
Toerisme en recreatie Meubel- en keukenboulevard
3.1.3
Ondernemingsklimaat en programmatische aanpak
In Langstraatverband kan de gemeente Heusden effectiever inzetten op kansrijke sectoren en nieuwe ontwikkelingen in de productieketen dan wanneer men dit eigenstandig moet doen. Het ondernemingsklimaat kan worden versterkt met een programmatische aanpak aan de hand van vestigingsfactoren. Een programmatische aanpak heeft als voordeel dat ruimte blijft bestaan om, indien nodig, van jaar tot jaar prioriteiten te stellen ter versterking van het ondernemingsklimaat. Om zicht te krijgen op de positie van de gemeente Heusden en de Langstraat kan het nuttig zijn om de toestand van het ondernemingsklimaat en de effectivitieit van het beleid te monitoren. Actiepunten: inzetten op de versterking van het ondernemingsklimaat met een economisch programma in Langstraatverband; uitvoeren van een benchmark ondernemingsklimaat in Langstraatverband.
20 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
3.2
Business-to-business
Deze paragraaf gaat in op "business-to-business"-ondernemers. Belangrijke sectoren die onder dit kopje vallen zijn onder andere de (metaal)industrie, de bouwnijverheid en de groothandel. De aard van de ondernemers die onder het kopje 'business-to-business' geschaard kunnen worden is echter nog veel breder. Ook de meeste ondernemers in de land- en tuinbouw horen hierbij. In dit hoofdstuk wordt aan deze groep afzonderlijke aandacht besteed in paragraaf 3.5. Omdat een belangrijk deel van de business-to-business ondernemers op bedrijventerreinen is gevestigd, wordt op de ontwikkeling van bedrijventerreinen apart ingegaan. 3.2.1
Uitgangspunten en beleidslijnen
Uitgangspunten van de gemeente Heusden zijn: de gemeente streeft naar diversiteit van bedrijvigheid. Dit heeft tot doel om de veerkracht van de economie te versterken en het risico te verminderen van grote schokken in de ontwikkeling van bedrijvigheid en de arbeidsmarkt; de gemeente wil startend en innovatief ondernemerschap stimuleren en bestaand ondernemerschap koesteren. Om het bedrijfsleven te faciliteren hanteert de gemeente de volgende beleidslijnen: 1. De gemeente zorgt voor de noodzakelijke basisinfrastructuur (=hardware): bedrijventerreinen zijn op orde. Hierbij horen onder meer: - goede glasvezelverbindingen; - het onderhoud van bedrijventerreinen; - overdracht groenonderhoud naar het parkmanagement; - camerabeveiliging. 2. De gemeente werkt actief aan het versterken van zinvolle bestaande verbindingen en het leggen van nieuwe belangrijke verbindingen (=software): - primair is parkmanagement nodig, bijvoorbeeld door lokaal verenigingen voor parkmanagement op bedrijventerreinen; - faciliteren van coöperatie tussen ondernemers (en burgers), zoals Glasnet Heusden; - succesvolle ‘bewezen’ ondernemers en starters (meester – gezel); - bedrijfsleven en onderwijs (kennisontwikkeling en kruisbestuiving tussen beide ‘bolwerken’) - werkzoekenden en werkgevers; - Heusdense burgers en arbeidsmigranten; - verbindingen leggen in en stimuleren van de lokale economie; De faciliterende rol van de gemeente wordt vormgegeven door accountmanagers die samenwerking stimuleren en verbindingen leggen tussen verschillende partijen.
21 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
3. De gemeente Heusden werkt aan de verbetering van intergemeentelijke en regionale samenwerking op het praktische niveau door: - samen met Waalwijk en Loon op Zand invulling te geven aan een Economisch Programma voor de Langstraat dat aanvullend is op het sociaal-economisch plan van de gemeente Heusden; - de mogelijkheden voor haar ondernemers te benutten die Agrifood Capital biedt voor de Agrifoodketen en startend ondernemerschap (Ondernemerslift+); - in Hart van Brabant de kansen te benutten die onder andere de programma's voor vrijetijdseconomie en maintenance (Gate2) voor het Heusdens bedrijfsleven bieden. "Smart Industry" gaat over het versterken van de Nederlandse industrie door maximaal gebruik te maken van de nieuwste informatie en technologische ontwikkelingen zodat deze efficiënter, flexibeler, kwalitatief beter en ‘’tailor made’’ kan produceren. Dit programma verbindt het nationale topsectorenbeleid met de nationale ict-agenda en heeft tot doel elkaar te versterken (www.smartindustry.nl). Samen met het maintenance-cluster en 'Gate2' worden de mogelijkheden benut die het programma van Smart Industry voor het Heusdense bedrijfsleven kan bieden. 3.2.2
Infrastructuur en bedrijventerreinen
Een goede en moderne basisinfrastructuur voor het bedrijfsleven is een belangrijke randvoorwaarde voor een gunstig ondernemingsklimaat. De gemeente is de afgelopen jaren hierin voortvarend aan het werk geweest. De meeste verouderde bedrijventerrein zijn inmiddels opgeknapt en parkmanagement is daarbij ingevoerd. Toch zijn voor de verdere ontwikkeling van bedrijventerreinen nog diverse zaken nodig. Voor het het onderhoud en de ontwikkeling van de infrastructuur zijn nog verbeteringen nodig. Daarom wordt de komende jaren gewerkt aan: de voltooiing van het proces van herstructurering van bedrijventerreinen en de invoering van parkmanagement; bedrijventerreinen worden goed onderhouden en waar nodig wordt de infrastructuur tijdig gemoderniseerd; de gemeente faciliteert het bedrijfsleven om toegang te krijgen en te houden tot open glasvezelnetwerken; het verder verbeteren van de veiligheid van bedrijventerreinen is een speerpunt. Daarbij behoort de certificering van bedrijventerreinen voor het Keurmerk Veilig Ondernemen; bestemmingsplannen zijn zo flexibel mogelijk en de gemeente werkt vanuit de attitude om zaken ‘mogelijk te maken’ in plaats van aan te geven wat niet mogelijk is. Verder stimuleert de gemeente initiatieven en het zelforganiserend vermogen van het bedrijfsleven op bedrijventerreinen: Budgetten voor het groenonderhoud van bedrijventerreinen worden, indien mogelijk, overgeheveld naar de stichting Parkmanagement Heusden, zodat het bedrijfsleven dit zelf kan regelen.
22 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
De uitbreiding van bestaande bedrijvigheid en het aantrekken van nieuwe bedrijvigheid wordt gefaciliteerd. Acquisitie van passende (metaalbewerkings)bedrijven van buiten de gemeente vindt plaats door middel van pro-actief accountmanagement. De gemeente Heusden denkt met ondernemers mee om zaken "mogelijk te maken". Dat doet de gemeente onder andere met de inzet van "MogelijkMakers" en het ontwerpen van flexibele bestemmingsplannen. Samen met de stichting Metal Valley Netherlands en het HBP wordt het netwerk van gevestigde (metaalbewerkings)bedrijven versterkt waardoor deze sector zich nadrukkelijker manifesteert. Aanknopingspunten zijn het vergroten van scholingskansen en het intensiveren van de kennis en know-how van de sector. De gemeente zal hierin een faciliterende rol vervullen.
23 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Conclusies: Het samenwerkingsverband in de Langstraat biedt belangrijke aanknopingspunten en kansen voor de doorontwikkeling van het Heusdense bedrijfsleven. Het midden- en kleinbedrijf is goed vertegenwoordigd en relatief dynamisch met een sterke vertegenwoordiging in de metaalindustrie en de bouwnijverheid. Het past bij de aard en omvang van de gemeente Heusden om kleine en middelgrote bedrijven te ondersteunen en mogelijkheden te bieden. De basisinfrastructuur in de vorm van goede bedrijventerreinen en moderne glasvezelverbindingen zijn belangrijke randvoorwaarden voor het functioneren van Heusdense bedrijfsleven. Het bedrijfsleven anno 2015 is gebaat bij het versterken en ontwikkelen van zinvolle bestaande en nieuwe (zakelijke) verbindingen en netwerken. Actiepunten: - Inzetten op de versterking van het ondernemingsklimaat met een economisch programma in Langstraatverband. - Uitvoeren van een benchmark ondernemingsklimaat in Langstraatverband. - Het proces van herstructering van bedrijventerreinen en de invoering van parkmanagement voltooien (Heesbeen, Bakkersdam, Meeuwaert, Metal Valley). - Bedrijventerreinen worden goed onderhouden en waar nodig wordt de infrastructuur tijdig gemoderniseerd. - Onderhouden en uitbouwen van het Keurmerk Veilig Ondernemen. - De gemeente faciliteert het bedrijfsleven om toegang te krijgen en te houden tot open glasvezelnetwerken. - Budgetten voor het groenonderhoud van bedrijventerreinen worden, indien mogelijk, overgeheveld naar de stichting Parkmanagement Heusden, zodat het bedrijfsleven dit zelf kan regelen. - Acquisitie van passende (metaalbewerkings)bedrijven van buiten de gemeente door middel van pro-actief accountmanagement. - Samen met de stichting Metal Valley Netherlands en het HBP versterken van het netwerk van gevestigde (metaalbewerkings)bedrijven waardoor deze sector zich nadrukkelijker manifesteert.
-
24 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
3.3
Detailhandelsbeleid
3.3.1
Huidige situatie en trends
Anno 2015 zijn de ontwikkelingen in de detailhandel turbulent vanwege het veranderende consumentengedrag. Door internet neemt het kopen via dit kanaal toe en is er sprake van afnemende winkelverkopen. Dit vraagt een antwoord van detailhandelsondernemers en ook een bewust nadenken over de toekomst van de detailhandelsector. Het belang van de gemeente ligt erin dat het voorzieningenniveau voor de inwoners van de verschillende kernen op peil blijft. Ook leegstand wil de gemeente Heusden zo veel mogelijk voorkomen. Vanuit de provincie Noord-Brabant wordt in nauwe samenwerking met alle gemeenten gewerkt aan de uitwerking van de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ (zie paragraaf 3.1.1). De richtlijnen die in dit kader worden opgesteld hebben tot doel om een vitale en toekomstbestendige detailhandelsstructuur te behouden. In de praktijk betekent dit dat nieuwe ontwikkelingen in de vorm van toevoeging van nieuwe vierkante meters detailhandel niet ‘zomaar’ toegestaan zijn. Vanwege de verwachte daling van het totaal aantal m 2 detailhandel wordt gezocht naar oplossingen om de leefbaarheid in dorpskernen te behouden. Door andere functies, zoals scholen, buurthuizen, zorginstellingen en horeca met detailhandelsconcentraties te combineren, kan voldoende ‘traffic’ (bezoekers en bestedingen) worden gegenereerd om het voorzieningenniveau te behouden. Maar ook andere innovatieve oplossingen, bijvoorbeeld in combinatie met digitale toepassingen (zoals het aanbieden van draadloos internet om aankoopmogelijkheden te bekijken), kunnen een rol spelen. Verdere concentratie en het compacter maken van centra is hierbij één van de belangrijke voorwaarden voor een gezonde detailhandelsstructuur. Dit betekent dat voor de aanloopstraten gedacht kan worden aan afbouw van de detailhandelfunctie. De detailhandel in de gemeente Heusden concentreert zich in de drie grote kernen Drunen, Vlijmen en Heusden. De detailhandel heeft in elke kern zijn eigenheid en de kernen hebben met elkaar gemeen dat zij moeten concurreren met de grotere winkelcentra in de omgeving zoals ’s-Hertogenbosch en Waalwijk. In de huidige situatie vindt afvloeiing van koopkracht vooral plaats vanuit Vlijmen naar omliggende winkelcentra. Twee belangrijke specifiekere trends die van invloed zijn op de ontwikkeling van de detailhandel zijn: bevolkingsgroei: in de gemeente Heusden is de natuurlijke aanwas beperkt, maar de realisatie van enkele woningbouwlocaties zoals de Dillenburglocatie in Drunen en Geerpark en de Grassen in Vlijmen kan zorgen voor omzetvergroting in de detailhandel; pensionering van zelfstandige ondernemers waardoor de winkel ophoudt te bestaan als niet is voorzien in een goede opvolging.
3.3.2
Karakterisering van de detailhandel in Drunen, Vlijmen en Heusden
Het winkelaanbod in Drunen is te typeren als hoogwaardig. Voorbeelden hiervan zijn een aantal hoogwaardige kledingzaken, maar ook een delicatessenwinkel, een keurslager, etc.
25 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
In Drunen heeft de stichting Promotie Drunen (SPD) samen met de ondernemersvereniging Drunen (OVD) gezorgd voor de oprichting van kernmanagement. Om kernmanagement te kunnen bekostigen, is de gemeente gevraagd om een reclamebelasting in te voeren en deze daarvoor in te zetten. De reclamebelasting is alleen ingevoerd voor winkels in het directe centrum van Drunen. Vanaf 2014 is kernmanagement operationeel onder verantwoordelijkheid van Stichting Kernmanagement Drunen. De detailhandel in Vlijmen en omgeving is nogal gespreid en divers van aard. In Vlijmen is, afgezien van het centrumgebied, namelijk ook nog het wijkwinkelcentrum De Vliedberg. Deze versnippering in combinatie met een sterk verouderd centrum zorgt ervoor dat er een aanzienlijke afvloeiing van koopkracht plaatsvindt. De nieuwe centrumontwikkeling voor Vlijmen biedt kansen voor vernieuwing en concentratie van winkels. De bewinkeling in Heusden-Vesting is intensief, van hoge kwaliteit, met een exclusieve uitstraling en heeft een accent op toerisme en recreatie. Het vestingstadje heeft maar 1.600 inwoners en toch huisvest het stadje maarliefst 30 à 40 detailhandelsondernemers. Bovendien zijn er veel galerieën in de vesting die het aanbod in de vesting speciaal maken. Nagenoeg alle winkeliers in Heusden zijn lid van de Heusdense ondernemersvereniging. De winkeliers zijn allen zelfstandig ondernemer, er zijn momenteel geen filiaalhouders. Een belangrijke groep klanten vormen de bezoekers die vanuit Wijk en Aalburg, Genderen, Engelen, de Haverleij (‘s-Hertogenbosch) en ook Drunen zo nu en dan hier komen winkelen. Om deze bezoekers te blijven trekken is een goede bereikbaarheid van het vestingstadje met de auto en over het water van groot belang. Verdere klandizie bestaat uit dagjestoeristen uit andere landsdelen en bezoekers van de jachthaven. Een belangrijk knelpunt voor het op peil houden van de bewinkeling is de moeite die het kost om opvolgers te vinden. 3.3.3
Speerpunten per kern
In het algemeen geldt voor de kernen dat de herkenbaarheid van het winkelcentrum en de belevingswaarde van het winkelen vergroot moet worden. Het gaat om een persoonlijke benadering van de klanten, het toespitsen van de openingstijden op de wens van de klant en het aantrekkelijk maken en houden van winkelgebieden als geheel. De inrichting van het winkelgebied, de verlichting van het winkelgebied, evenementen, workshops en persoonlijke aandacht voor de klanten zijn daarbij cruciaal. Daarbij is de combinatie van toegankelijkheid en zichtbaarheid op internet en de fysieke winkel belangrijk. In gesprekken met ondernemers zijn aandachtspunten voor de toekomst genoemd. In vogelvlucht zijn dat: voor Drunen: de hoge kwaliteit van winkels en producten alsmede de klantvriendelijkheid is voor Drunen onderscheidend. De winkeliers maken met elkaar de kwaliteit; het verblijfstoerisme in de nabijheid van de Loonse en Drunense Duinen, maar ook de verbinding naar de Vesting stimuleren. Dit is goed voor de detailhandel; stimuleren van evenementen in het centrum van Drunen, met toepassingen op internet meer gezamenlijke reclame maken voor het centrum;
26 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
het behouden en faciliteren van verbeteringen op weekmarkt blijft belangrijk omdat dit bijdraagt aan het complete winkelaanbod en het bezoek van het centrum van Drunen; detailhandel wordt in het centrum geconcentreerd. Detailhandel uit aanloopstraten wordt gestimuleerd om zich in het centrum te vestigen. Er wordt actief meegewerkt aan de wijziging van bestaande detailhandelsbestemmingen in aanloopstraten voor zover dit hieraan bijdraagt; parkeerbeleid optimaliseren, zoals bijvoorbeeld een heroverweging over het gebruik van de Blauwe Zone en een efficiënter gebruik van parkeerhavens voor laden en lossen; aanmoedigen van wijziging van bestaande detailhandelsbestemmingen in aanloopstraten naar andere bestemmingen.
Voor Vlijmen: nieuw centrum: concentratie van winkels en een kwaliteitsslag; bij de ontwikkeling van het nieuwe centrum dient de belevingswaarde en onderscheidendheid een belangrijke plaats te krijgen; aanmoedigen van wijziging van bestaande detailhandelsbestemmingen in aanloopstraten naar andere bestemmingen; de verbetering van de winkelsfeer en de belevingswaarde (o.a. door voldoende horecavoorzieningen); een blijvende bijdrage van lokale ondernemers, want die brengen kwaliteit en klantenbinding. Voor Heusden: vanwege het toeristische karakter is de belevingswaarde en de herkenbaarheid van winkelen in de vesting al relatief groot. Dit kan verder worden uitgebouwd. de bereikbaarheid met de auto, het openbaar vervoer en over water blijven combineren met de rust in het vestingstadje; het verstevigen van de klantenkring door meer mogelijkheden voor toerisme te creëren; ondernemersinitiatieven van diverse aard, zoals galeriehouders, in de vesting zoveel mogelijk ondersteunen. 3.3.4
Beleidslijnen
Uitgangspunten voor het detailhandelsbeleid zijn als volgt geformuleerd. - De detailhandel dient vitaal te blijven door realisatie en behoud van een bij de kern passend voorzieningen- en kwaliteitsniveau. Dit betekent dat er ook ruimte bestaat voor maatwerk in de kleinere kernen voor bijvoorbeeld beperkte of productiegebonden detailhandel (aardbeien bij de aardbeikwekerij) die de leefbaarheid van de kern vergroten. - Behoud van de kracht van de Heusdense detailhandel die zich kenmerkt en onderscheidt door zelfstandige ondernemers met eigen kleur en kwaliteit (versus grote winkelcentra met relatief veel filiaalbedrijven). - Behoud van de onderscheidende kwaliteit van de drie grote kernen. De centra zijn als volgt te profileren: Drunen kan zich onderscheiden door relatief hoge kwaliteit en de
27 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
diversiteit van het aanbod, Vlijmen door een relatief breed assortiment en laagdrempeligheid, Heusden richt zich op hoge kwaliteit met een exclusief karakter. Het detailhandelsbeleid kent de volgende vier beleidslijnen. Behoud van het eigen karakter en het versterken van de onderscheidendheid. Een belangrijke kracht van de winkelcentra in de kernen Drunen, Vlijmen en Heusden is dat de winkeliers een lokale binding hebben. De winkelier is zelfstandig ondernemer met een eigen karakter van de winkel en kent zijn klanten goed. Ook voor bezoekers en toeristen is het aantrekkelijk om in deze speciale zaken te kunnen winkelen. Het aantal filiaalbedrijven blijft (nog) beperkt. Actiepunt: ontwikkeling van op toeristen gerichte promotiecampagne via internet waarin de onderscheidendheid van het winkelaanbod wordt benadrukt. Bereikbaarheid. Een belangrijk aandachtspunt bij elk van deze centra is de bereikbaarheid. Klanten willen de winkel goed kunnen bereiken. Dit betekent dat parkeerplaatsen liefst dichtbij de winkels op maaiveld in voldoende mate aanwezig moeten zijn, anders dreigt de klant elders te gaan winkelen. De bereikbaarheid is momenteel goed en men wil die bereikbaarheid ook goed houden. In het coalitieprogramma is opgenomen dat er geen uitbreiding van betaald parkeren zal komen. Actiepunt: aandacht behouden voor een goed parkeerbeleid en de handhaving daarvan. Concentratie en comfort In de concurrentiestrijd om de klant is het belangrijk dat een winkelcentrum als geheel aantrekkelijk is. De klant wil er met gemak en in een prettige sfeer al zijn/haar boodschappen doen. Daarvoor zijn 3 zaken belangrijk: Winkels dienen voldoende geconcentreerd te zijn. In eerste instantie binnen de winkelgebieden. Als hier financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken zijn vestigingsmogelijkheden buiten deze gebieden bespreekbaar als deze geen afbreuk doen aan de kracht van de centra. Er moet genoeg te beleven en te genieten zijn (o.a. voldoende horecafaciliteiten, goede sfeer en uitstraling). Het winkelaanbod moet voldoende groot zijn en bij elkaar passen. Reguliere detailhandel wordt om deze reden primair geweerd van bedrijventerreinen.” Samenwerking De verschillende winkelcentra kunnen aan kracht winnen door gezamenlijke reclame en promotie. Daarnaast moeten de verschillende centra inzetten op een zekere mate van onderscheidend ten opzichte van elkaar.
28 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Actiepunt: onderzoeken van de mogelijkheid en het draagvlak om de bekendheid en vindbaarheid via internet te vergroten en gezamenlijke promotie te ontwikkelen. Dit kan toerisme en recreatie en recreatief shoppen met elkaar verbinden.
29 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Conclusies: De kracht van de Heusdense detailhandel ligt bij de zelfstandige ondernemers met eigen kleur en kwaliteit. Hiermee onderscheiden zij zich van andere winkelcentra. De winkelcentra van Drunen, Vlijmen en Heusden hebben elk hun eigen onderscheidende kwaliteit die zij verder kunnen uitbouwen. De centra kunnen zich als volgt profileren: Drunen kan zich onderscheiden met hoge kwaliteit en evenementen. Vlijmen onderscheidt zich door een relatief breed assortiment en laagdrempeligheid. Heusden richt zich op exclusiviteit en belevingswaarde; Bereikbaarheid, parkeerbeleid en de naleving ervan zijn belangrijk voor ondernemers. Doordat de opvolging van zelfstandig ondernemers soms moeizaam verloopt dreigen de winkelcentra hun eigenheid te verliezen en daarmee aan kwaliteit in te boeten. Actiepunten: - Ontwikkeling van op toeristen gerichte promotiecampagne waarin de diversiteit van het winkelaanbod wordt benadrukt (initiatief: detailhandelsbranche). - Aandacht behouden voor een goed parkeerbeleid en de handhaving daarvan. - Onderzoeken van de mogelijkheid voor promotie en het vergroten van de zichtbaarheid van de detailhandel op Langstraatniveau. Toerisme en detailhandel combineren.
30 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
3.4
Vrijetijdseconomie (toerisme & recreatie en horeca)
Waar voorheen gesproken werd over de sector Toerisme en Recreatie gaat het tegenwoordig over de Vrijetijdseconomie. De sector is een belangrijke economische pijler van Nederland. Vrijetijdseconomie gaat over alle activiteiten die men in zijn/haar vrije tijd onderneemt. Het heeft dus sterke raakvlakken met sport, cultuur, natuur, leefbaarheid, etc. Kenmerkend voor deze sector is dat toeristen en recreanten zeer mobiel zijn en zich niet aan provinciegrenzen houden en zeker niet aan gemeentegrenzen. Dit beleidsveld moet tenminste op regionaal niveau worden benaderd. Het is bovendien een dynamische sector waarin veel verandert en moderne ontwikkelingen, zoals het internet, een belangrijke invloed op hebben. Deze sector is op veel plaatsen in Nederland, steden en regio’s, speerpunt van beleid. Dit betekent dat er ook veel concurrentie is. 3.4.1
Vrijetijdseconomie: toerisme en recreatie in 2015
Het toeristisch-recreatief aanbod van de gemeente Heusden heeft vooral bekendheid en uitstraling vanwege Heusden-Vesting en het Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen. Met name de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten maken een bezoek aan de gemeente Heusden de moeite waard. De gemeente trekt jaarlijks honderdduizenden dagjestoeristen. Toerisme en recreatie is een bron van inkomsten en werkgelegenheid. 3.4.2
Ambitie en visie
Bij de provincie Noord-Brabant staat vrijetijdseconomie hoog op de agenda. Zij wil zich profileren als de meest innovatieve en gastvrije provincie. Er wordt op veel manieren samengewerkt binnen de vrijetijdseconomie. Vaak gebeurt dat op projectbasis, bijvoorbeeld met de gemeenten rondom de Maas, in Agrifood Capital en met de stad ’s-Hertogenbosch en de Langstraat. De sterkste ambitie is vastgesteld in de Regio Hart voor Brabant, waar Heusden onderdeel van uitmaakt. Ambitie regio Hart van Brabant: Hart van Brabant stelt zich als ambitie om vóór 2025 dé leisure regio van Noordwest Europa te worden voor de family / short break vakantie. Dit betekent: het scheppen van een bijzonder cluster dat past bij de 21e eeuw met een hoge kwaliteit en veel toegevoegde waarde voor de ‘vakantie tussendoor. Effectief wil zij tot 2025 realiseren: groei van 10 miljoen naar 20 miljoen dagrecreatieve bezoekers per jaar; verbreding / verlenging van het seizoen van de huidige 250 naar 350 dagen; top van het huidige dagbezoek stijgt van 40.000 naar 60.000 bezoekers; 60% van de dagbezoekers zijn tevens short break verblijfsgasten; verdubbeling aantal winterharde bedden van 7500 naar 15000; toename van de leisureomzet van € 900 miljoen per jaar nu tot 1,5 miljard; verdubbeling werkgelegenheid tot 25.000 FTE (35.000 banen); nieuwe investeringen in de regio van ca € 850 miljoen tot 1 miljard.
31 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Ambitie Heusden De komende jaren wil Heusden haar toeristische klimaat op peil houden en waar mogelijk versterken. Een goed toeristisch klimaat levert een bijdrage aan de lokale economie. Daarnaast zijn toeristische voorzieningen in veel gevallen ook bedoeld voor de eigen inwoner van Heusden en leveren zo een bijdrage aan de leefbaarheid. Heusden staat in het ontwikkelen van de sector niet op zichzelf, maar is onderdeel van een groter geheel. Met onderstaande beleidslijnen wil Heusden een bijdrage leveren aan de regionale ambities, van met name het Hart van Brabant. Ontwikkelingen en kansen In de gemeente Heusden ontbreekt een grote commerciële trekker. De Poort van Heusden is als kansrijke locatie daarvoor nog steeds beschikbaar. Het veranderend zoek- en boekgedrag van consumenten door nieuwe technologie (sociale media, mobiele techniek, internet, custom generated content) is zowel een kans als een bedreiging. De vergrijzing is een trend waarmee rekening gehouden moet worden. Het biedt bovendien goede kansen, want gepensioneerden hebben veel vrije tijd en relatief veel geld te besteden en de jongere senioren zijn actief. De gemeente Heusden heeft een zelfstandig toeristisch bureau (Heusdens Buro voor Toerisme) voor marketing en promotie. Om Heusden in positie te houden in de veranderende markt en met de sterke ambitie is doorontwikkeling van de uitvoeringsorganistie noodzakelijk. 3.4.3
Beleidslijnen
1. Onderhouden van de voorzieningen voor de vrijetijdseconomie en het stimuleren van de uitbreiding daarvan: goed onderhouden fiets- en wandelroutenetwerk, bewegwijzering, aantrekkelijk landschap, paden, goede bereikbaarheid voorzieningen, zwemwater en mogelijkheden voor watertoerisme. Waar mogelijk bestaande voorzieningen verduurzamen en innoveren. ruimte bieden voor een grotere commerciële toeristische trekker, de Poort van Heusden is hiervoor de meest logische kans. Maar ook ontwikkelingen op andere locaties stimuleren en vestiging faciliteren; stimuleren van onderscheidende verblijfsrecreatieve voorzieningen. Zowel kleinschalig en primitief als hoogwaardig aanbod. Dit door bijvoorbeeld planologische mogelijkheden te vergroten; Speciale aandacht voor ontwikkelingen bij de twee grote trekpleisters. Gericht op bezoekers buiten de pieken, welke nu met name op zondag liggen. Ontwikkelingen in Heusden-Vesting moeten een kwaliteitsverbetering opleveren en passen binnen het cultuurhistorisch decor. Bij de Loonse en Drunense Duinen ligt de opgave om de natuurpoort verder te versterken en om ontwikkelingen in de schil van het park te stimuleren. 2. Samenwerking, promotie en marketing: stimuleren van samenwerking binnen de sector, zowel lokaal als regionaal. Ondersteunen van een sterk netwerk van ondernemers; sterke promotie van het aanbod in Heusden gekoppeld aan het aanbod in de regio, zowel in de eigen gemeente als daarbuiten;
32 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
maatwerk informatiepunten, fysiek of digitaal (zuil), op locaties waar veel bezoekers komen. Onder andere bij het bezoekerscentrum en bij natuurpoorten; stimuleren vernieuwende productontwikkeling, inspelen op kansen, aanjagen van evenementen. doorontwikkelen van een sterke uitvoeringsorganisatie (HBT) in regionaal verband, welke proactief projecten oppakt en in samenhang met partners Heusden profileert als bijzondere bezoeklocatie in Brabant; aanhaken op de activiteiten van Visit Brabant, o.a. voor het onderdeel aantrekken internationale markten en promotie van Brabant als geheel.
3. Stimuleren van kruisbestuiving tussen sectoren (cross-overs en ketenbenadering) De sector heeft duidelijke samenhang met andere sectoren, samenwerking met onder andere de volgende sectoren wordt actief gestimuleerd: detailhandel: aantrekkelijke centra, voldoende horeca voorzieningen en gezamenlijke promotie; land en tuinbouw: agritoerisme, streekproducten; cultuurhistorie, natuur en landschap: aantrekkelijk decor, toegankelijkheid versus behoud. Conclusies: De vrijetijdseconomie is een dynamische sector met belangrijke kansen voor werkgelegenheid en economische groei. Hart van Brabant, met Heusden als onderdeel daarvan, heeft een hoge ambitie voor de ontwikkeling van de vrijetijdseconomie (Leisure Boulevard). De gemeente Heusden kan met haar bestaande toeristisch-recreatieve voorzieningen en de ruimte op de Poort van Heusden een goede bijdrage leveren aan de ambities van de regio. Actiepunten: - Onderhouden en doorontwikkelen van fiets- en wandelroutenetwerk, bewegwijzering, aantrekkelijk landschap, paden, goede bereikbaarheid voorzieningen, zwemwater en mogelijkheden voor watertoerisme. - Ruimte bieden voor een grotere commerciële toeristische trekker. - Stimuleren van onderscheidende verblijfsrecreatieve voorzieningen. - Bij de Loonse en Drunense Duinen de natuurpoort verder versterken en ontwikkelingen in de schil van het park stimuleren. - Stimuleren van samenwerking binnen de sector, zowel lokaal als regionaal. Ondersteunen van een sterk netwerk van ondernemers. - Promotie van het aanbod in Heusden verbeteren, gekoppeld aan het aanbod in de regio, zowel in de eigen gemeente als daarbuiten. - Maatwerk informatiepunten, fysiek of digitaal (zuil), op locaties waar veel bezoekers komen. O.a. het bezoekerscentrum en bij natuurpoorten. - Doorontwikkelen van een sterke uitvoeringsorganisatie (HBT) in regionaal verband, welke proactief projecten oppakt en in samenhang met partners Heusden profileert als bijzondere bezoeklocatie in Brabant.
33 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
3.5
Land- en tuinbouw
De land- en tuinbouw en de daaraan gerelateerde bedrijvigheid van verwerking van producten tot voedsel bij de groothandel en in de supermarkt is voor Heusden van groot belang. Circa 360 Heusdense bedrijven zijn op één of andere manier actief in deze agrifoodketen. Dat geldt voor veel andere delen van Brabant ook, de regio Noordoost-Brabant profileert zich om die reden sinds enige tijd als Agrifood Capital. De land- en tuinbouwsector heeft een belangrijke spin-off naar toeleveringsbedrijven en de productverwerkende industrie en levert hiermee een belangrijke bijdrage aan de werkgelegenheid in de gemeente. Naast het feit dat de sector werkgelegenheid biedt, heeft de sector ook soms moeite om personeel aan te trekken. Hierbij speelt soms het negatieve imago van het werk in deze sector een rol. In dit verband zou de sector zich kunnen inspannen voor de verbetering van dit imago. De land- en tuinbouw sector is door middel van de Zuidelijke land- en tuinbouw organisatie (ZLTO) goed georganiseerd. Deze organisatie is belangrijk voor haar leden, onder andere omdat de organisatie ondersteuning biedt bij de soms moeilijke veranderingen in de sector. 3.5.1
Beleidslijnen
In de land- en tuinbouw is enerzijds sprake van verdere schaalvergroting en specialisatie. Anderzijds bestaat er een trend naar schaalverkleining en verbreding van de landbouw. Een heel belangrijke trend is het feit dat consumenten weer verbinding zoeken met oorspronkelijke producten, streekproducten worden belangrijk. Verder worden kwaliteit en beleving steeds belangrijker voor consumenten. Zo kan de productverwerking en huisverkoop een grote vlucht gaan nemen. Op basis van deze ontwikkelingen zijn de volgende beleidslijnen te formuleren: 1. de gemeente Heusden faciliteert ontwikkelingen in de agrifoodketen door aan te haken bij Agrifood Capital. Actiepunten: samen met de ZLTO en het HBP het ondernemersklimaat verbeteren door ondernemers bij elkaar te brengen door middel van onder andere netwerkbijeenkomsten. Initiatieven vanuit de agrarische sector voor verbrede landbouw ondersteunen. Kruisbestuiving met bijvoorbeeld toerisme en recreatie en de zorgsector stimuleren. 2. innovatieve ontwikkelingen worden ondersteund en gefaciliteerd. Actiepunt: innovatie en concentratie in de glastuinbouw bevorderen. Beleidsinspanning concentreren op de kansrijke bedrijven en bedrijfsbeëindigingen. 3. startend en/of innovatief ondernemerschap stimuleren en ondersteunen. Actiepunten: - de gemeente Heusden spant zich in om ontwikkelingen op innovatieve bedrijven mogelijk te maken.
34 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
-
Startende en/of innovatieve ondernemers worden pro-actief in contact gebracht met Agrifood Capital en Ondernemerslift+.
Conclusies: De agrifood-keten is van belang voor de Heusdense economie en werkgelegenheid. De gemeente Heusden is sterk in deze keten, zoals ook veel andere delen van Brabant. Agrifood Capital (Noordoost Brabant) biedt prima faciliteiten voor het bedrijfsleven van de gemeente Heusden. Actiepunten: - Samen met de ZLTO en het HBP het ondernemersklimaat verbeteren door ondernemers bij elkaar te brengen door middel van onder andere netwerkbijeenkomsten. - Initiatieven vanuit de agrarische sector voor verbrede landbouw ondersteunen. Kruisbestuiving met bijvoorbeeld toerisme en recreatie en de zorgsector stimuleren. - Innovatie en concentratie in de glastuinbouw bevorderen. Beleidsinspanning concentreren op de kansrijke bedrijven en bedrijfsbeëindigingen. - De gemeente Heusden spant zich in om ontwikkelingen op innovatieve bedrijven mogelijk te maken. - De gemeente Heusden brengt startende en/of innovatieve ondernemers proactief in contact met Agrifood Capital en Ondernemerslift+.
35 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
4
Arbeidsmarktbeleid
Het arbeidsmarktbeleid is iets dat, vanwege de mobiliteit op de arbeidsmarkt en vanwege de uitvoeringsorganisatie Baanbrekers, bij uitstek geschikt is om op Langstraatniveau vorm te geven. Paragraaf 4.1 gaat in op de politieke uitgangspunten van de gemeente. Paragraaf 4.2 bespreekt de kansen en bedreigingen voor de ontwikkeling van de arbeidsmarkt (op Langstraatniveau) en wordt de rol van Baanbrekers kort besproken. In paragraaf 4.3 wordt ingegaan op de rolverdeling tussen ondernemers, het onderwijs en de overheid.
4.1
"Iedereen doet mee" in de gemeente Heusden
Vanuit de verantwoordelijkheid die de gemeente heeft voor de uitvoering van de Participatiewet en de kosten en het risico dat de gemeente daarin draagt, is het belang voor de gemeente van een goed werkende arbeidsmarkt, ook voor mensen met een afstand daartoe, groot. Het verbeteren van het functioneren van de arbeidsmarkt is het meest effectief als dat op (sub-)regionale schaal wordt aangepakt. Bij die aanpak van de arbeidsmarkt dient de uitvoeringsorganisatie (Baanbrekers) richtlijnen te krijgen waarlangs zij kan werken. De Heusdense politiek reikt daarvoor de volgende richtlijnen aan. 4.1.1
Doelstelling en uitgangspunten
De gemeente Heusden streeft naar volledige participatie van haar inwoners aan het maatschappelijk leven. Dit betekent voor de gemeente Heusden dat het specifieke inspanningen levert voor: stimuleren van scholing en scholingsinitiatieven in het bijzonder voor technische beroepen; controle op leerplicht en de kwalificatieplicht; werk voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en het activeren van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt; een positieve inbedding van arbeidsmigranten. De gemeente Heusden hanteert daarbij het volgende uitgangspunt. De gemeente Heusden streeft naar volledige participatie van haar inwoners aan het maatschappelijk leven. Iedere inwoner krijgt daarbij de kans en wordt geprikkeld om zichzelf te voorzien in zijn levensonderhoud.
4.2
Gemeente en de (sub-)regionale arbeidsmarkt
Een evenwichtige arbeidsmarkt vraagt om een vrij precieze ‘match’ tussen vraag en aanbod. De scholing en capaciteiten van arbeidskrachten moeten passen bij de vraag naar arbeid en andersom. Als er meer vraag dan aanbod van arbeid is, is er sprake van werkloosheid. Als er meer aanbod is dan vraag naar arbeid is, ontstaan vacatures. Beide kunnen tegelijkertijd bestaan, er is dan sprake van een mismatch, veelal met betrekking tot het opleidingsniveau tussen de arbeidsvraag en het aanbod van arbeid.
36 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
4.2.1
Ontwikkelingen in de Langstraat
Anno 2015 lijkt de arbeidsmarkt in de Langstraat zich gunstig te ontwikkelen nu de economie weer aantrekt. Dit heeft verschillende gevolgen: het biedt kansen voor bemiddeling van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt; de vraag naar technisch geschoolde arbeidskrachten neemt weer toe en daarvoor dreigen tekorten; in de logistieke sector en in de groothandel dreigen tekorten; op langere termijn kunnen tekorten ontstaan in de zorg; de toenemende vraag naar personeel zal het nodig maken dat de participatiegraad van de lokale bevolking toeneemt en zal arbeidsmigranten naar deze regio trekken. Voor de gemeente zijn deze ontwikkelingen relevant en in het bijzonder zullen de verwachte tekorten aan technisch personeel weerslag hebben op Heusdense bedrijven. Om op deze ontwikkelingen in te spelen wordt in de regio Hart van Brabant en in Langstraatverband gewerkt aan oplossingen voor de arbeidsmarkt. In Hart van Brabant wordt hiervoor een breed scala aan instrumenten ingezet zoals bijvoorbeeld een "ondernemersakkoord", stimuleringsfonds voor ondernemers etc. Specifiek wordt ook gewerkt aan een betere aansluiting tussen vraag en aanbod van werknemers in de metaalindustrie. Dit is een belangrijke bijdrage voor de bedrijven in die sector in Heusden. Bovendien is sinds korte tijd een "platform techniek" actief. Doel van het platform is om gezamenlijk, ondernemers, onderwijs en overheid, de regionale ontwikkelingen te volgen, de regionale behoefte aan personeel in beeld te brengen (arbeidsmarktverkenning), de vraag van het bedrijfsleven te vertalen naar het onderwijs en techniek te promoten in de regio.
4.2.2
Voorkomen en bestrijden van werkloosheid, Baanbrekers
Vanuit de verantwoordelijkheid die de gemeente heeft voor de uitvoering van de Participatiewet is het belang van een goed werkende arbeidsmarkt groot. De kosten en het risico dat de gemeente daarin draagt, is met deze wet groter geworden. De lokale overheid heeft dus een nadrukkelijk belang bij een goed functionerende arbeidsmarkt. Een arbeidsmarkt met een lage werkloosheid en een hoge mate van participatie, ook van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, leidt tot minder uitgaven aan uitkeringen en brengt welvaart voor haar inwoners. In de Langstraat werken Heusden, Loon op Zand en Waalwijk samen in en met de uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. Baanbrekers is de organisatie in de Langstraat die invulling geeft aan het gemeentelijke sociale vangnet voor mensen die op enig moment op de gewone arbeidsmarkt (nog) geen werk hebben gevonden. Baanbrekers werkt aan het vergroten van de kans op werk voor werkzoekenden. Dat gebeurt vooral door begeleiding en werkervaringsprojecten. Hierbij is het vaak maatwerk wat de klok slaat. Doel van alle inspanningen is werkzoekenden zo snel mogelijk - soms via gesubsidieerde arbeid - aan een passende baan te helpen. Baanbrekers voert de Participatiewet uit en daarmee de wettelijke taken van de verstrekking van uitkeringen en het begeleiden van mensen naar een zo regulier mogelijke arbeidsplek. Als dat nog niet mogelijk is, is het belangrijk burgers desondanks te laten participeren in de maatschappij.
37 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Talent2work is bij uitstek een methode waarin op vraaggerichte wijze wordt gezocht naar nieuwe verbindingen en mogelijkheden voor mensen die op dit moment geen werk hebben. De essentie daarvan is dat elke (werkzoekende) persoon één of meer speciale talenten heeft om in te zetten en dat de werkgever bepalend is voor de vraag welk talent hij kan gebruiken. De gemeente Heusden vraagt aan ondernemers, vaak persoonlijk, om mee te doen aan bedrijfsbezoeken voor de doelgroep of andere vormen van contact. Op landelijk niveau is met de sociale partners afgesproken dat het bedrijfsleven en de overheid de komende jaren voor 125.000 mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt (arbeidsgehandicapten) werkgelegenheid zullen gaan bieden. Het gaat hier om zogenaamde banenafspraken. Hierover zijn in Hart van Brabant afspraken gemaakt. Voor de uitvoering in de Langstraat vervult Baanbrekers hierbij een belangrijke rol. Dit zal echter, zeker in de periode waarin de economie nog niet helemaal is hersteld van de recessie, geen gemakkelijk opgave zijn.
4.2.3
Social-return
De gemeente Heusden continueert de toepassing van randvoorwaarden van social-return in haar aanbestedingsbeleid. Ook de gemeenten Waalwijk en Loon op Zand hebben afspraken met Baanbrekers over de invulling van social-return, waardoor dit instrument nu ook Langstraatbreed wordt ingezet. Maatjesproject In Heusden is sinds enige tijd het Maatjesproject gestart. In dit project begeleiden de collegeleden, een aantal raadsleden en ondernemers uit het bedrijfsleven mensen uit de doelgroep van Baanbrekers. Tot nog toe zijn 14 mensen begeleid en in 9 gevallen heeft dit geleid tot uitstroom naar een (deeltijd)baan.
4.3
Ondernemers, onderwijs en de overheid (de 3 O’s)
In de sociaal-economische verkenning van de Langstraat is de samenhang en het nut van de verbinding tussen de 3 O's beschreven. Als voorbereiding op een economisch programma voor de Langstraat heeft op Langstraatniveau een eerste overleg plaatsgevonden met een vertegenwoordiging uit het bedrijfsleven, met een vertegenwoordiging uit het onderwijsveld en met Baanbrekers waarbij de 3 gemeenten als partij faciliterend aanwezig waren. Bij het overleg lag het accent op de vraag wat de mogelijkheden zijn om het ondernemingsklimaat in de Langstraat te verbeteren. 4.3.1
Het bedrijfsleven, de ondernemers
Het overleg met het bedrijfsleven en de uitkomsten daarvan vormen een eerste basis om tot vervolgbijeenkomsten te komen. Door middel van twee bijeenkomsten met ondernemers is gezocht naar de belangrijkste factoren voor een succesvolle ontwikkeling van het Langstraatse bedrijfsleven. De resultaten daarvan zijn ten dele ook van toepassing op de gemeente Heusden en het beleid om het ondernemingsklimaat te bevorderen.
38 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Van de vijf belangrijkste ontwikkelpunten die op Langstraatniveau werden genoemd hangen er vier samen met de vestigingsfactoren (zie paragraaf 1.3), namelijk: het verbeteren van de dienstverlening van de overheid, inclusief de samenwerking tussen de drie O’s; imagoverbetering; stimuleren van gerichte opleidingen en een betere match tussen bedrijfsleven en onderwijs (beschikbaarheid van geschikt personeel); het verbeteren van voorzieningen, onder andere centrumfuncties; Eén ontwikkelpunt hangt samen met de doelstelling van het economisch programma, namelijk: het stimuleren van startend ondernemerschap, innovaties en het ontwikkelen van kennisintensief ondernemerschap. Met betrekking tot de beschikbaarheid van personeel laat de gemeente Heusden zich inspireren door het personeelsdienstencentrum zoals dat in Boxtel is opgericht. Daar is door ondernemers in samenwerking met de gemeente een soort arbeidspool gecreëerd. Het mes snijdt daarbij aan twee kanten: ondernemers vergroten de beschikbaarheid van personeel (vooral in piekdagen) en de gemeente (of Baanbrekers) helpt mensen aan het werk. Actiepunt: onderzoeken in samenwerking met Parkmanagement en Baanbrekers of en in welke vorm er gekomen kan worden tot een arbeidspool voor bedrijventerreinen in de gemeente Heusden. 4.3.2
Het onderwijs
Vanuit het onderwijs is aangegeven dat men nieuwe verbindingen wil leggen met het bedrijfsleven. Dit is onder andere nodig om opleidings- en stageplaatsen aan leerlingen te kunnen bieden en om aan docenten stages te kunnen bieden voor het actualiseren van hun praktijkkennis. Er is voorgesteld om laagdrempelig met elkaar tot concrete afspraken te komen. 4.3.3
De overheid en Baanbrekers
De overheid, en dus ook de gemeente, heeft primair de taak om de juiste randvoorwaarden te scheppen waardoor (werkende) burgers, het bedrijfsleven en het onderwijs hun rol goed kunnen vervullen. Daarnaast fungeert de gemeentelijke overheid als vangnet voor mensen die (tijdelijk) geen werk vinden. Op landelijk niveau is met de sociale partners afgesproken dat het bedrijfsleven en de overheid de komende jaren voor 125.000 mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt (arbeidsgehandicapten) werkgelegenheid zullen gaan bieden. Baanbrekers kan bij de uitvoering van deze opgave voor de Langstraat een rol van betekenis vervullen. Actiepunten (Langstraat): met het economisch programma voor de Langstraat (EPL) worden de volgende zaken opgepakt: - onderzoeken op welke wijze samenwerking in de Langstraat, samenwerking tussen de 3 O’s en een verbeterde dienstverlening van de overheid, vormgegeven kunnen worden en dit tot uitvoering brengen; - samen met ondernemers de mogelijkheden voor imagoverbetering en promotie onderzoeken en aanpakken;
39 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
-
in Langstraatverband werken aan de beschikbaarheid van personeel en een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt; - met het bedrijfsleven een Platform Techniek ontwikkelen en inhoud geven; - stimuleren van startend en innovatief ondernemerschap. De lokale overheid initieert, in principe in Langstraatverband (Heusden, Loon op Zand en Waalwijk) een lokaal sociaal akkoord tussen de 3 O’s. De gemeente zet in op het verbeteren van het ondernemingsklimaat, het onderwijs levert een bijdrage aan de opleiding van inwoners en ondernemers zetten zich in voor ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ Actiepunt (Heusden): de gemeente Heusden zet zich in om als gemeentelijke organisatie mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een plaats te geven. Daarmee heeft de gemeente een voorbeeldfunctie.
40 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Conclusies: Individueel maatwerk is vaak nodig om de ‘mismatch’ op de arbeidsmarkt te overbruggen. Baanbrekers is namens de gemeente Heusden primair verantwoordelijk voor het vergroten van kansen op werk voor werkzoekenden. De gemeente Heusden streeft naar volledige participatie van haar inwoners aan het maatschappelijk leven. Daarbij krijgt iedere inwoner de kans en wordt hij/zij gestimuleerd om zichzelf te voorzien in zijn levensonderhoud. Het aanbestedingsbeleid en de toepassing van social-return in de gemeente Heusden gaat goed en wordt voortgezet. Meer samenwerking tussen overheid (gemeente), scholen en bedrijfsleven bieden kansen voor een beter afgestemde arbeidsmarkt. Acties: - In samenwerking met Parkmanagement en Baanbrekers onderzoeken of en in welke vorm er gekomen kan worden tot een arbeidspool voor bedrijventerreinen in de gemeente Heusden. - De gemeente Heusden zoekt in Langstraatverband naar oplossingen voor de arbeidsmarkt. - Onderzoeken op welke wijze samenwerking in de Langstraat, samenwerking tussen de 3 O’s en de dienstverlening van de overheid verbeterd kan worden. - Samen met ondernemers de mogelijkheden voor imagoverbetering en promotie onderzoeken en aanpakken. - In Langstraatverband werken aan de beschikbaarheid van personeel en een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. - Stimuleren van startend en innovatief ondernemerschap. - De gemeente Heusden zet zich in om als gemeentelijke organisatie mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een plaats te geven. Daarmee kan de gemeente een voorbeeldfunctie hebben. - De gemeente faciliteert overleg en samenwerking tussen ondernemers, het onderwijs en de overheid (Baanbrekers). - De lokale overheid, bij voorkeur in Langstraatverband, initieert een lokaal sociaal akkoord tussen de 3 O’s. - De gemeente zet in op het verbeteren van het ondernemingsklimaat, het onderwijs levert een bijdrage aan de opleiding van inwoners en ondernemers zetten zich in voor ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ en bieden arbeidsplaatsen aan inwoners met een afstand tot de arbeidsmarkt.
41 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Literatuur Gemeente Heusden, Sociaal-economisch plan (2007-2011). Gemeente Heusden. Vlijmen, 2007. Gemeente Heusden, Beleids- en actieplan recreatie en toerisme 2004-2010. Vlijmen, 2004. Gemeente Heusden, gemeente Loon op Zand, gemeente Waalwijk. Sociaal-economische verkenning De Langstraat. Waalwijk, februari 2014. Kort de, E-J. Ploumen H., Stopel, P., Kwalitatief verdiepingsonderzoek bedrijventerreinen NoordBrabant. STEC. Arnhem, april 2015. TNS-NIPO. Frerichs R., Ondernemersklimaat gemeente Heusden. Amsterdam, Juli 2004. Wigman, F., Van der Velden E., Regionale detailhandelsvisie, Agrifood Capital NoordoostBrabant. BRO. Boxtel, mei 2015. Website: Centraal bureau voor de statistiek. www.cbs.nl; www.statline.nl
42 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Afkortingen en Begrippenlijst GBA Gemeentelijke basisadministratie. HBP Heusdens bedrijven Platform HBT Heusdens bureau voor Toerisme Baanbrekers Intergemeentelijke sociale dienst, en werkbedrijf van de Langstraat KvK Kamer van Koophandel Participatiegraad Het aandeel van de mensen uit de beroepsbevolking van 15 tot 65 jaar zich ook daadwerkelijk aanbieden op arbeidsmarkt. UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen TNS-NIPO Taylor Nelson Sofres, Nederlands Instituut voor de Publieke Opiniepeiling en marktonderzoek. Namen bedrijventerreinen Bakkersdam Bedrijventerrein aan het water met havenfaciliteiten. Direct aansluitend aan de noord-oostkant van de vesting Heusden. Groenewoud Bedrijventerrein bij de kern Drunen Metal Valley Bedrijventerrein, in het bijzonder voor metaalbedrijven, bij de kern Drunen Het Hoog Bedrijventerrein ten noorden van de A59 ter hoogte van Nieuwkuijk Heesbeen Bedrijventerrein ten westen van de vesting Heusden, liggend aan de maasoever. Nassaulaan Bedrijventerrein dat ten noorden van de Nassaulaan in Vlijmen ligt Nieuwkuijk Bedrijventerrein gevestigd in de kern Nieuwkuijk Meeuwaert Bedrijventerrein ten Zuid-oosten van Elshout, direct ten noorden van A59. Vliedberg Bedrijventerrein dat direct grenst aan de wijk Vliedberg (Vlijmen) en de kern Nieuwkuijk (dicht grenzend aan het Nieuwkuijkse Wiel).
43 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Bijlage 1 Bevolkingsopbouw gemeente Heusden, per 1 april 2015
Leeftijd
Drunen
Elshout
Vlijmen
Nieuwkuijk
Haarsteeg
Heusden
0 tot 18
3.622
356
2.790
441
503
1.108
Gemeente Heusden 8.820
18 tot 30 30 tot 40 40 tot 55 55 tot 67 65 tot 67 67 tot 80 80 jaar en ouder TOTAAL
2.363
217
1.778
244
258
712
5.572
1.887
156
1.501
214
160
582
4.500
4.189
365
3.148
516
565
1.251
10.034
2.596
220
2.054
306
245
746
6.167
445
35
377
54
41
165
1.117
2.231
211
1.624
245
231
602
5.144
783
60
589
77
49
219
1.777
18.116
1.620
13.861
2.097
2.052
5.385
43.131
Bron: GBA- Heusden
44 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Bijlage 2 uitgangspunten SEP 2007 In het sociaal-economisch plan uit 2007 is de gemeente Heusden ruimtelijk-economisch getypeerd. Wat zijn nu eigenlijk de kernkwaliteiten van de gemeente Heusden waarmee we ‘de markt’ op kunnen? In de onderstaande figuur is de gemeente door kleuren getypeerd. Bij elk zone horen kernkwaliteiten die kunnen worden benut. Dat is in 2015 nog steeds het geval en kan nog steeds als uitgangspunt worden gehanteerd. Figuur 4.1 de gemeente Heusden getypeerd
Waterkant: recreatie en bedrijvigheid
Natuur, landbouw, toerisme&recreatie WONEN
BEDRIJVIGHEID Natuur, landbouw, toerisme&recreatie
Blauw De gemeente Heusden ligt aan de Maas. De waterkant kan in de eerste plaats nog beter benut worden voor toerisme. Het kan gemaakt worden tot een aangename verblijfsplaats voor Heusdenaren en toeristen van buiten. Daarnaast biedt de ligging aan de Maas uitstekende mogelijkheden voor watergebonden bedrijvigheid. Rood In de rode zone rondom de A59 strijden woningbouw, bedrijvigheid en glastuinbouw om de schaarse ruimte. Die ruimte moet optimaal benut worden. Bedrijventerreinen bieden relatief veel werkgelegenheid per m2 (circa 40 fte per ha). Om werkgelegenheid te creëren en een goed voorzieningenniveau te houden is het van groot belang de nog beschikbare en bestaande locaties voor bedrijvigheid verder te intensiveren. Dit betekent dus meer doen met dezelfde vierkante meter!
45 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Keuzes maken! De woonkwaliteiten van de gemeente Heusden zijn belangrijk en we dienen zuinig te zijn met de schaarse grond. Daarom wijzen wij grote bedrijven die veel hectares grond nodig hebben, verhoudingsgewijs veel verkeersbewegingen met zich meebrengen en relatief weinig werkgelegenheid bieden, zoals transport en opslagbedrijven ook op de mogelijkheden buiten onze gemeente. De glastuinbouw is ontwikkeld tot een moderne sector met een sterke mate van automatisering en kennisintensieve toepassingen. Deze sector biedt relatief weinig directe werkgelegenheid (4 tot 5 fte per ha), maar heeft wel een belangrijke spin-off naar productverwerkende bedrijven, toeleveranciers en transportbedrijven. Waar mogelijk wordt deze sector gefaciliteerd. Groen De gemeente Heusden heeft veel groene ruimte en weidegebieden met natuurwaarden te bieden. In deze groene ruimte is onder meer de prachtige vestingstad Heusden gelegen. In de groene gebieden is ruimte voor de land- en tuinbouw. Boeren en tuinders hebben en houden hier de ruimte om hun bedrijf uit te voeren. De landbouw, soms in gebieden met natuurwaarden, en de vollegrondstuinbouw bieden tevens een belangrijke landschappelijke bijdrage. Zij veraangenamen het landschap en zorgen voor een uitstekende bedding voor het toeristische klimaat van Heusden. Er bestaan veel mogelijkheden voor de verdere ontwikkeling van toeristisch-recreatieve producten. De groene ruimte wordt ontsloten met een uitgebreid fietspadennet en kent vele verschillende plaatsen met een speciale toeristische waarde. Geel Een stukje unieke natuur, het Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen. Natuurbehoud is voor dit park een belangrijke waarde. Daarnaast bieden de duinen ruimte voor recreatie en toerisme. Intensiveren De kernkwaliteiten van de gemeente Heusden kunnen maximaal benut worden door de activiteiten die in elke zone passen verder te intensiveren. Dus in de groene gebieden zullen land- en tuinbouw en toerisme en recreatie geïntensiveerd worden. In het rode gebied zal meer aandacht zijn voor de woonfunctie, bedrijvigheid en glastuinbouw. Daar waar bepaalde functies elkaar beconcurreren dienen op basis van een zorgvuldige belangenafweging keuzes gemaakt te worden. Ten slotte dienen aan de waterkant toerisme en recreatie en watergebonden bedrijvigheid verder geïntensiveerd te worden. Met intensivering wordt bedoeld: Meer activiteiten op eenzelfde grondoppervlakte te realiseren (meer doen per m2). Dit kan worden gerealiseerd door bijvoorbeeld zuinig ruimtegebruik op bedrijventerreinen of meer functies met elkaar in een gebied te combineren (bijv. toerisme en landbouw in de groene zone).
46 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Bedrijventerreinen Zeven van de tien bedrijventerreinen bevinden zich in de (rode) zone rondom de A59 (zie Figuur 4.2). Dit betekent dat deze terreinen een goede verkeersontsluiting kennen en zich ook op de plaats bevinden waarin, gegeven de structuur van de gemeente Heusden, idealiter de bedrijvigheid geconcentreerd dient te zijn. De bedrijventerreinen Heesbeen, Bakkersdam en de steenfabriek vormen een uitzondering. Bakkersdam is een bedrijventerrein aan het water waarbij op provinciaal niveau beslist is dat uitsluitend watergebonden bedrijvigheid is toegestaan. Bedrijventerrein Heesbeen ligt voor een deel direct aan het water (voornamelijk locatie van Jonker Fris). Het andere, binnendijkse deel kan beschouwd worden als liggend in de groene zone tussen de Maas en de kernen Elshout en Haarsteeg. De steenfabriek is specifiek bestemd. Op Metal Valley en Het Hoog I en II is nog door de gemeente uitgeefbare grond voor bedrijven beschikbaar. Figuur 4.3 locaties van bedrijventerreinen in de gemeente Heusden, 2015 (schematisch)
v
Heesbeen
Meeuwaert Metal Valley Groenewoud
Bakkersdam Het Hoog b.t. Nieuwkuijk Vliedberg
Steenfabriek
Nassaulaan
Voor de ontwikkeling van bedrijvigheid blijven de volgende beleidslijnen ook in 2015 gehandhaafd: Concentreren van bedrijvigheid in de rode zone rondom de A59. Voor de lokale en kerngebonden bedrijventerreinen die niet in de rode zone zijn gelegen (Heesbeen en Bakkersdam) geldt dat deze, indien nodig, in stand worden gehouden ter ondersteuning van de lokale bedrijvigheid. Grootschalige uitbreiding van deze bedrijventerreinen in ruimtelijk opzicht is niet aan de orde. Binnen de rode zone bedrijvigheid concentreren op de bedrijventerreinen. Historisch zijn de bedrijventerreinen in de gemeente Heusden ontwikkeld vanuit een behoefte aan ruimte voor bedrijvigheid die sterk gericht was op de Heusdense kernen. Drunen, Elshout, Nieuwkuijk, Vlijmen en Heusden hebben alle eigen lokale, kerngebonden bedrijventerreinen. Na de gemeentelijke herindeling is gekozen voor een meer regionale aanpak en werkwijze.
47 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Veel individueel gevestigde bedrijven, bedrijven niet gevestigd op een bedrijventerrein (niet zijnde detailhandel) worden immers vanwege de lokatie (bereikbaarheid, woningbouw) geremd in hun ontwikkeling. Industrie en handel in principe niet in de ‘groene zone’. In de groene zone heeft de ontwikkeling van recreatie- en toerisme en het behoud van natuuren landschapswaarden prioriteit boven het ontwikkelen van handel en industrie. Voor de toekomst betekent dit dat de gemeente het wegtrekken van industriële bedrijven uit dit gebied eerder zal aanmoedigen dan nieuwe bedrijven toelaten. Aan recreatie en toerisme gebonden bedrijvigheid/activiteiten wordt juist wel de ruimte geboden.
48 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Bijlage 3 Ontwikkelingen In deze bijlage worden extra achtergronden geschetst over de ontwikkeling van de GOL. Specifiek dat deel dat van toepassing is op de gemeente Heusden. Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat Voor de bereikbaarheid over de weg is de Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat (GOL) een omvangrijk project dat zich uitstrekt van 's-Hertogenbosch tot Waalwijk. Het project leidt onder andere tot belangrijke verbeteringen in de wegenstructuur voor de gemeente Heusden. Omdat de GOL voor de gemeente Heusden belangrijk is, wordt hierbij de inhoud van het project kort omschreven. In het kader van de GOL wordt gewerkt aan de optimalisatie van: Verkeer&Vervoer Door de aanleg van een parallelstructuur en vervolmaking van huidige aansluitingen kunnen aan de noordzijde van de A59 bij Waalwijk 2 aansluitingen vervallen en aan de zuidzijde van de A59 bij Drunen/Elshout, Nieuwkuijk en Vlijmen nog eens 2 aansluitingen op de A59 in Heusden komen te vervallen. Dit bevordert de doorstroming op de A59. Tevens worden verkeer- en ringstructuren om de kernen naast de A59 dusdanig verbeterd en uitgebreid, dat tot 2030 de verkeersbewegingen in de bebouwde gebieden afnemen, ondanks de autonome groei van het verkeer en de uitbreiding van woongebieden en bedrijfsterreinen in Heusden. Landschap&Ecologie In de komende jaren wordt geïnvesteerd in de Ecologische Hoofdstructuur en Ecologische Verbindingszones noord – zuid en oost – west. Hierdoor wordt het “Eiland van Heusden” ingebed in een groene omgeving. Hoogwaterbescherming Door te investeren in Hoog Waterbescherming `s-Hertogenbosch en dit te combineren met de landschap – ecologische doelstellingen wordt de leefbaarheid blijvend versterkt. Wonen, Werken en Recreëren Al deze ontwikkelingen dragen bij aan de verbetering van het vestiging- en leefklimaat in de gemeente Heusden.
49 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Bijlage 4 Actiepunten SEP 2007 In deze bijlage zijn de actiepunten die in het sociaal-economisch plan 2007 waren opgenomen genummerd op een rij gezet. De actiepunten zijn ingedeeld naar onderwerp. Onder elk actiepunt is kort beschreven wat daar mee is gedaan. Arbeidsmarktbeleid 1. Een betere taakverdeling en samenwerking in de keten ISD, WML, CWI, UWV en een betere aansluiting op het bedrijfsleven (bijv. banenpools op bedrijventerrein); ISD en WML zijn gefuseerd tot Baanbrekers. De betere aansluiting op het bedrijfsleven is onder andere gerealiseerd door accountmanagers voor bedrijven binnen Baanbrekers, het programma Talent-to-work, en in Hart van Brabant een een werkgeversakkoord en een stimuleringsfonds voor ondernemers. 2. Intensiveren van de naleving van leerplicht en het bevorderen van het behalen van startkwalificaties. Leer-werk banen creëren; De naleving van de leerplicht is inderdaad sterk geïntensiveerd door leerplichtambtenaren en inmiddels bestaat al geruime tijd de kwalificatieplicht voor jongeren tot 27 jaar. 3. Regionale afstemming initieren (Waalwijk, Loon op Zand en Heusden) onder andere in het aanbestedingsbeleid; Er bestaat sinds geruime tijd samenwerking op sociaal-economische zaken in de Langstraat. Sinds 2011 gebeurt dit ook met een sociaal-economisch team. "Social-return" wordt door de 3 gemeenten inmiddels ongeveer op gelijk wijze toegepast in het aanbestedingsbeleid. 4. Uitwerken van het arbeidsmarktbeleid in een aparte nota. Hierin wordt ook aandacht besteed aan de relatie met de ISD (WWB) en de WML (WSW). In december 2007 is het arbeidsmarktbeleid al verder uitgewerkt in een apart nota. Inmiddels is het meest recente de document in de Langstraat de participatienota "Iedereen doet mee".
Industrie, bouwnijverheid en groothandel 1. Tot ontwikkeling brengen van de lokaties uit de nota ‘alternatieve vestigingsmogelijkheden voor bedrijven’; Op de Middelweg-Zuid is een bedrijfsverzamelgebouw gerealiseerd, planologisch is de bouw van een bedrijfspand aan de Nassaudwarsstraat mogelijk gemaakt, het initiatief op Meeuwaert in de Tongerloostraat van de eigenaar is gefaciliteerd en de bedrijfskavels op de locatie Verdoorn op Heesbeen staan (nog) te koop.
50 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
2. Faciliteren van de ontwikkeling van bedrijfsverzamelpanden op enkele plaatsen in de gemeente; Op de Middelweg-Zuid is een bedrijfsverzamelgebouw gerealiseerd. Op de Nassaudwarssstraat is planologisch de bouw ervan mogelijk gemaakt. 3. Via accountmanagement ondernemers stimuleren zich breder te oriënteren op de vestigingsmogelijkheden; Dit gebeurt doordat de bedrijvencontactfunctionaris actief meedenkt over geschikte vestigingsmogelijkheden. Inmiddels is ook door de gemeente Heusden een apart vestigingsbeleid vastgesteld. 4. Ontwikkeling van Het Hoog II ten behoeve van regionaal georiënteerde industriële bedrijven van binnen en buiten de gemeente; Het bestemmingsplan voor Het Hoog II is sinds geruime tijd vastgesteld. Binnenkort wordt de eerste bedrijfsvestiging verwacht. 5. Acquisitie van passende (metaalbewerkings)bedrijven van buiten de gemeente door middel van pro-actief accountmanagement; Dit is gedaan en heeft geleid tot de vestiging van diverse bedrijven op de voormalige productielocatie van Wartsila. Onder ander zijn de bedrijven Gieterij Drunen, BMC Machinebouw, Sipmarine etc. op Metal Valley gevestigd. Dit actiepunt is veel breder opgepakt en heeft tot de ontwikkeling van Metal Valley geleidt. 6. Bij de herstructurering van het regionale bedrijventerrein Groenewoud streven naar behoud van ruimte voor de maakindustrie; De geluidszonering is uitgebreid herzien zodat, zonder meer feitelijke overlast te veroorzaken, de braakliggende gronden van het voormalige Alcoa zijn herbenut. Bestemmingsplan Metal Valley is gerealiseerd, Wärtsilä is in Drunen gevestigd gebleven en heeft daar haar nieuwbouw gerealiseerd. 7. Versterken van het netwerk van gevestigde (metaalbewerkings)bedrijven. Doelen: vergroten scholingskansen, intensiveren van de kennis en know-how van de sector. De gemeente zal hierin een faciliterende rol vervullen; Dit actiepunt heeft in eerste instantie geleid tot meer samenwerking van bedrijven. Door het bedrijfsleven is in 2007 de (oude) stichting Metal Valley opgericht (niet te verwarren met de stichting MVN). Na het vertrek van de productie van Wärtsilä is een stuurgroep Metal Valley opgericht. Die stuurgroep heeft met financiële steun van de provincie en de gemeente Heusden gezorgd voor een businessplan Metal Valley. Dit heeft verder geleidt tot nieuwe netwerken in het bedrijfsleven, de realisatie van nieuwe bedrijvigheid op Metal Valley en de oprichting van de nieuwe Stichting Metal Valley Netherlands (MVN).
51 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
8. Maken van plan van aanpak revitalisering bedrijventerreinen. Gestart wordt met de bedrijventerreinen Nieuwkuijk en Heesbeen. Gezocht wordt naar (financiële) steun van de provincie, Rijk en de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij (BOM); Kort na het verschijnen van het SEP 2007 is door het college de prioriteit van Heesbeen verlegd naar bedrijventerrein de Nassaulaan. Bovendien is ervoor gekozen om te beginnen bij de bedrijventerreinen waar het meeste draagvlak te vinden was onder ondernemers. Het plan van aanpak heeft geleid tot de herstructurering en invoering van parkmanagement op de bedrijventerreinen Groenewoud, Nieuwkuijk en de Nassaulaan. Daarnaast is inmiddels parkmanagement ingevoerd op Heesbeen en Bakkersdam. De gemeente Heusden heeft hierbij professionele steun gekregen van de BOM een subsidie van € 750.000 toegekend gekregen voor de herstructurering van Metal Valley. Additioneel is gewerkt aan de oprichting van Glasnet Heusden, deze coöperatieve vereniging (vallend onder de SPH) heeft gezorgd voor de aanleg van een open glasvezelnetwerk op de bedrijventerreinen. 9. Op bestaande bedrijventerreinen Parkmanagement tot ontwikkeling brengen om de resultaten van revitalisering te bestendigen; Zie actiepunt 8. 10. Verbeteren bereikbaarheid door de aansluitingen op de A59 te verbeteren, de realisatie van de parallelstructuur en een verbeterd openbaar vervoer; De parallelstructuur tussen Nieuwkuijk en Drunen is doorgetrokken via de Poort van Heusden en het Ei van Drunen is aangesloten. De Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat (GOL) is nog in volle gang. 11. Verbeter intergemeentelijke en regionale samenwerking op het praktische niveau. De gemeente Heusden zet stevig in op samenwerking in Noordoost-Brabant (Agrifood Capital), Hart van Brabant en De Langstraat. In de Langstraat wordt het meest praktisch samengewerkt: in een sociaal-economische team (SET) en er wordt nu gewerkt aan de totstandkoming van een Economisch Programma voor de Langstraat.
Detailhandel 1. Detailhandel faciliteren bij de ontwikkeling van opvolgingsbeleid; Vanuit de detailhandsbranche (winkeliersverenigingen) zijn geen concrete plannen of voorstellen aan de gemeente voorgelegd over opvolgingsbeleid. De gemeente heeft daarin (dus) ook niet kunnen faciliteren. 2. Ontwikkeling van op toeristen gerichte promotiecampagne waarin de diversiteit van het winkelaanbod in de 3 grote kernen wordt benadrukt (initiatief: detailhandelsbranche); De promotiecampagne "Rijk Heusden" is opgezet, detailisten konden hierbij aansluiten. Daarnaast schenkt het HBT in haar uitingen aandacht aan de verschillende kernen.
52 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
3. Doorlichten en zonodig aanscherpen parkeerbeleid en handhaving daarvan; Het parkeerbeleid en de handhaving daarvan zijn aangescherpt. (ook op bedrijventerreinen). In Drunen is bovendien een grote nieuwe parkeerplaats achter het gemeentehuis gerealiseerd. 4. Ontwikkeling actieplan voor verbeteringen om de klant vast te houden en de toerist aan te trekken (detailhandel en gemeente); De stichting promotie Drunen (SPD) en de ondernemersvereniging Drunen hebben op dit vlak aan de weg getimmerd. In Drunen heeft dit geleid tot de verzelfstandiging van de weekmarkt en tot de invoering van Kernmanagement (die gefinancierd wordt met reclamebelasting). Er wordt gewerkt aan een nieuw boodschappencentrum in Vlijmen. In Heusden-Vesting is in samenwerking met Ondernemersvereniging Heusden en de bewonersvereniging gewerkt aan een nieuwe impuls voor de vesting. 5. Oprichten van een overlegplatform tussen detailhandel en gemeente. Met de detailhandelsverenigingen zijn voortaan gezamenlijke overlegbijeenkomsten georganiseerd. Inmiddels is voor het overleg nog verder gezocht naar samenwerkingsmogelijkheden: inmiddels zijn in het Platform voor Recreatie en Toerisme ook de detailhandelsverenigingen vertegenwoordigd.
Toerisme & recreatie en horeca 1. Planologische bescherming van het Heusdens erfgoed; Erfgoednota is vastgesteld, en onderdeel van vernieuwde bestemmingsplannen. 2. Concrete lokaties aanwijzen voor de realisatie van grotere verbijfsvoorzieningen (camping, hotel); In de structuurvisie is een zone aangewezen waarin recreatieve ontwikkelingen gestimuleerd worden. Concrete locaties bestemmen zonder plan is lastig, wel wordt getracht zo flexibel mogelijk te bestemmen. 3. Ontwikkeling van een visie op recreatieve poort Gierbergen, inclusief passende recreatieve voorzieningen; Onderdeel van de visie op het buitengebied, welke nadien vertaald is in het bestemmingsplan. Ook is Giersbergen ingericht als Natuurpoort. 4. Pro-actief faciliteren van initiatieven van derden voor de exploitatie van verblijfsrecreatieve- en dagrecreatieve voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een hotelvoorziening of een kuuroord; Er zijn diverse gesprekken gevoerd met initiatiefnemers.
53 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
5. Laten voeren van een promotiecampagne voor Heusden (HBT); Campagne Rijk Heusden is opgezet is met Platform RT 6. Verbeteren van aanlegmogelijkheden voor cruiseschepen; In 2010 is de vernieuwde Molensteiger geopend. Inmiddels liggen er afspraken met internationale rederijen. 7. Meer ruimte creëren in bestemmingsplannen voor horeca-gelegenheiden en voor toeristisch-recreatieve voorzieningen in het buitengebied; Zoals eerder aangegeven is bestemmen zonder concreet plan lastig, er is wel een wijzingmogelijkheid voor recreatieve activiteiten opgenomen. 8. Op- en afstapplaatsen voor fietsers met ruime parkeergelegenheid; Heusden is opgenomen in het fietsknooppuntennetwerk inmiddels zijn er binnen het Routebureau Brabant afspraken gemaakt over verbeteringen. 9.
Meer gebruik maken van het water, door bijvoorbeeld een derde jachthaven, vaartochten over de vestinggrachten, kanovaren op het Drongelenskanaal.
In 2010 heeft het toeristisch jaar in het teken gestaan van water.
Land en tuinbouw 1. Knelpunten op het gebied van wet- en regelgeving in o.a. bestemmingsplannen wegnemen; Er is een ontwikkelingsvisie buitengebied tot stand gekomen. In het bestemmingsplan buitengebied is er naar gezocht om veel ontwikkelingsmogelijkheden te bieden voor agrariërs en toerisme en recreatie. De provinciale verordening vormt de belangrijkste beperkende factor voor nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied. 2. Initiatieven vanuit de agrarische sector voor verbrede landbouw ondersteunen; Het initiatief hiervoor ligt hoofdzakelijk bij agrariërs zelf. Daar waar vragen hierover aan de gemeente zijn gericht, is constructief meegedacht. 3. Waar mogelijk ruimte geven aan toerisme en recreatie gebonden bedrijvigheid op bepaalde locaties in het buitengebied; Dit is onderdeel van het bestemmingsplan Buitengebied.
54 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
4. Beleidsinspanning voor de glastuinbouw concentreren op de kansrijke bedrijven en bedrijfsbeëindigingen; De noordzijde van de tuinbouwweg is beschouwd als een kansrijke (her)ontwikkelingslocatie. Hiervoor zijn plannen uitgewerkt. De bottle-neck ligt bij de bereidheid van verschillende ondernemers om tegen een aanvaardbare prijs glastuinbouwgrond te verkopen. 5. Contact houden over landschapsontwikkeling; Op bestuurlijk niveau vindt regelmatig overleg plaats met de ZLTO over onder andere landschapsontwikkeling. 6. Waar mogelijk: agrariërs inschakelen om natuurbeheer te realiseren. De agrarische natuurvereniging Oostelijke Langstraat is gesprekspartner bij de ontwikkeling van plannen voor natuurbeheer. Enkele keren is de agrarische natuurvereniging betrokken in de feitelijke uitvoering van het natuurbeheer.
55 Sociaal-Economisch Plan Gemeente Heusden
Einde bijlage: BIJL Aangepast SEP Heusden 20150929
Terug naar het agendapunt