BESTRIJDINGSPLAN WATERKWALITEIT Wetterskip Fryslân
Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
-1-
Inhoudsopgave 1 Inleiding en doelstelling ..................................................................................... 5 2 Risicovolle situaties en scenario’s ....................................................................... 7 2.1 Risico’s .......................................................................................................................... 7 2.2 Risicovolle situaties en objecten ................................................................................... 7 2.3 Risico-inventarisatie ..................................................................................................... 7 2.4 Calamiteiten ................................................................................................................. 7 2.5 Scenario’s ..................................................................................................................... 7 3 Scenario’s.............................................................................................................. 9 3.1 Zuurstofbindende stoffen ............................................................................................ 9 3.2 Chemische stoffen ....................................................................................................... 9 3.3 Drijvende stoffen ........................................................................................................ 10 3.4 Hygiëne en gezondheid bedreigende aspecten .......................................................... 10 3.5 Besmetting oppervlakte water door nucleaire ongevallen ......................................... 13 3.5.1. Nucleaire ongevallen Categorie A .................................................................. 13 3.5.2. Nucleaire ongevallen Categorie B . ................................................................. 14 4 Fasering en maatregelen bestrijdingsstrategie ....................................................... 15 4.1 Inleiding ...................................................................................................................... 15 4.2 Dagelijks werk ............................................................................................................ 16 4.3 Fase 1 .......................................................................................................................... 17 4.4 Fase 2 ......................................................................................................................... 18 4.5 Fase 3.......................................................................................................................... 19 4.6 Fase 4 .........................................................................................................................20 4.7 Afschaling (fase 1, 2 en 3) ............................................................................................20 4.8 Alarmeringlijst ............................................................................................................20 5 Algemene beschrijving processen bestrijdingsstrategie .......................................... 23 5.1 Ontvangst melding ..................................................................................................... 23 5.2 Onderzoeken melding en oorzaak .............................................................................. 23 5.3 Indammen / isoleren verontreiniging ......................................................................... 24 5.4 Oorzaak wegnemen en voorkomen verdere verontreiniging .....................................25 5.5 Verontreiniging verwijderen ......................................................................................25 5.6 Herstel vroegere toestand ......................................................................................... 26 5.7 Nazorg ....................................................................................................................... 26 5.8 Voorlichting en communicatie.................................................................................... 27 Bijlagen: Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9
Bezetting AC Waterkwaliteit Bezetting OT Bezetting BT Beschikbaar Materieel Crisisvergaderagenda Logboekformulier Meldingsformulier calamiteiten receptie Wetterskip Fryslân Draaiboek Olieverontreiniging Hoofdvaarwegen Fryslân maart 2004 Kaart kwetsbare gebieden
Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
-2-
Bijlage 10 Bijlage 11 Bijlage 12 Bijlage 13 Bijlage 14 Bijlage 15 Bijlage 16 Bijlage 17
Netwerkoverzicht Alarmeringslijst Veiligheidsregio en meldkamer Noord Nederland Bevoegdheden dijkgraaf tijdens calamiteiten en in de Algemene Kolom Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure (GRIP) Draaiboek botulisme 2015 Nationaal meetplan voor nucleaire metingen in water bij nucleaire ongevallen Kaarten met bemonsteringspunten, behorende bij het meetplan nucleaire ongevallen Verzendlijst
Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
-3-
Lijst met afkortingen AC
Actiecentrum
BP
Bestrijdingsplan
BT
Beleidsteam
CPO
Coördinator plaats ongeval
CMS
Crisis Management Systeem
GHOR
Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
GRIP
Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure
HID
Hoofd Ingenieur Directeur
ICT
Informatie- en Communicatie Technologie
NCC
Nationaal Coördinatie Centrum
NVWA
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
NAP
Normaal Amsterdams Peil
OL
Operationeel Leider
OT
Operationeel Team
OvDW
Officier van Dienst Water
RCC
Regionaal Coördinatie Centrum
ROT
Regionaal Operationeel Team
RBT
Regionaal Beleids Team
SD
Secretaris-directeur
TA
Technisch assistent
TBZ
Team Bevolkingszorg
WMCN
Watermanagementcentrum Nederland
WF
Wetterskip Fryslân
Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
-4-
1 Inleiding en doelstelling Een bestrijdingsplan (BP) bevat een reeks handleidingen voor de bestrijding van een specifieke calamiteit. Voornaamste doelgroep van het bestrijdingsplan zijn de medewerkers die organisatorisch en inhoudelijk bij de bestrijding betrokken zijn. De onderwerpen in het bestrijdingsplan zijn afgeleid van een inventarisatie van de voornaamste risico’s met betrekking tot waterkwaliteit. Het bestrijdingsplan geeft de betrokkenen inzicht in de mogelijkheden van de bestrijding en in hun eigen aandeel daarin. Tevens biedt het bestrijdingsplan inzicht in de wijze waarop met externe partijen moet worden samengewerkt en hoe hierover afstemming wordt verkregen. De activiteiten en de organisatie die beschreven zijn in het bestrijdingsplan sluiten aan op het crisisbeheerssysteem zoals vastgelegd in het calamiteitenplan van Wetterskip Fryslân en worden jaarlijks geoefend. In het bestrijdingsplan worden de volgende elementen beschreven: afspraken en instructies m.b.t. de melding, alarmering, risico-indicatoren, informatieverstrekking, organisatie, fasering en handelwijze monitoring, bewaking en bestrijding bij een calamiteit overzicht van de bereikbaarheid intern en extern samenhang met andere bestrijdingsplannen bijlagen met checklists, kaarten en lijsten ter ondersteuning van de bewaking en bestrijding Het bestrijdingplan waterkwaliteit wordt jaarlijks geactualiseerd. Het doel van het bestrijdingsplan waterkwaliteit is om aan te geven op welke wijze de bestrijding van optredende calamiteiten beleidsmatig en operationeel worden uitgevoerd en gecoördineerd, om de eventuele schadelijke gevolgen te beperken of ongedaan te maken.
Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
-5-
Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
-6-
2 Risicovolle situaties en scenario’s 2.1 Risico’s Een risico is wiskundig gedefinieerd als: risico = kans x gevolg. De kans wordt vaak weergegeven door het aantal malen dat een bepaalde situatie zich voordoet. Het uitvallen van een gemaal komt bijvoorbeeld eens per tien jaar voor. Bij calamiteiten wordt financiële schade in euro’s uitgedrukt. Andere vormen van schade, zoals maatschappelijke ontwrichting, worden vaak kwalitatief aangeduid (zeer hoog, hoog, laag, zeer laag).
2.2 Risicovolle situaties en objecten Risicovolle situaties worden gekenmerkt door grote gevolgen en een hoge kans van voorkomen. Een combinatie van beide levert een zeer risicovolle situatie op. Risicovolle objecten worden in het algemeen gekenmerkt door grote gevolgen als het object, bijvoorbeeld een primaire waterkering of een gemaal, niet naar behoren functioneert.
2.3 Risico-inventarisatie Een op calamiteiten voorbereide organisatie, als Wetterskip Fryslân, heeft de risico’s in haar gebied duidelijk in beeld en heeft het beleid daarop afgestemd. De risico’s zijn geïnventariseerd op basis van ervaringen uit het verleden en op basis van de kennis van deskundige medewerkers. Vervolgens zijn bij de diverse risico’s scenario’s gedefinieerd waaronder objecten kunnen falen en/of uitvallen en scenario’s beschreven waarin calamiteuze situaties optreden.
2.4 Calamiteiten Een calamiteit kan bestaan uit waterverontreiniging door een veelheid van oorzaken, zoals olielozingen, mest- en gierlozingen, riooloverstorten, maar ook door botulisme, bodemverontreiniging of natuurlijke oorzaken. Waterverontreinigingen treden over het algemeen plotseling op, zodat de mate van voorbereiding minimaal is. In vrijwel alle gevallen geldt dat er snel gereageerd moet worden.
2.5 Scenario’s Op grond van de risico-inventarisatie worden in dit bestrijdingsplan vier scenario’s beschreven van risicovolle situaties. Een scenario is een verzameling van mogelijke gebeurtenissen waaraan een bepaalde bestrijdingsstrategie is gekoppeld. De ernst van de gebeurtenis bepaalt in hoeverre er wordt opgeschaald binnen de calamiteitenorganisatie. De scenario’s voor bestrijding van waterverontreiniging zijn opgesteld vanuit het oogpunt van de verschillende stoffen, te weten: 1. Zuurstofbindende stoffen; 2. Chemische stoffen; 3. Drijvende stoffen; 4. Hygiëne en gezondheid bedreigende aspecten. 5. Besmetting oppervlaktewater door nucleaire ongevallen Deze scenario’s worden beschreven in hoofdstuk 3. De opschalingscriteria en de te nemen maatregelen in de fasen 1,2 , 3 en 4 door CPO, AC, OT en BT worden in hoofdstuk 4 beschreven. In hoofdstuk 5 is een beschrijving opgenomen van de processen die bij de bestrijdingsstrategie worden gehanteerd. De algemene strategie voor het bestrijden van verontreiniging van oppervlaktewater door incidenten en calamiteiten kan worden samengevat in de volgende processen: 1. Melding en alarmering; 2. Onderzoeken melding en oorzaak; 3. Indammen en isoleren verontreiniging; 4. Oorzaak wegnemen en voorkomen verdere verontreiniging; Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
-7-
5. Verwijderen verontreiniging; 6. Herstel vroegere toestand. 7. In het Kwaliteits Management Systeem (KMS) van de afdeling Vergunningverlening en Handhaving zijn de meest voorkomende oorzaken van verontreiniging van oppervlaktewater door incidenten en calamiteiten verder uitgewerkt in praktische werkinstructies.
Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
-8-
3 Scenario’s 3.1 Zuurstofbindende stoffen Bij zuurstofbindende stoffen moet in het algemeen worden gedacht aan verontreiniging door stoffen van natuurlijke oorsprong die goed biologisch afbreekbaar zijn. Voorbeelden naar oorzaak zijn lozingen vanuit rioleringen (overstorten), door breuk van persleidingen, storingen in het transport of zuiveringsproces van Rwzi’s, lozingen door voedingsmiddelenindustrie, lozingen van mest of gier, verkeersongevallen van melkauto’s etc. Een lozing van zuurstofbindende stoffen heeft direct invloed op de kwaliteit van het oppervlaktewater of de werking van een rioolwaterzuiveringsinstallatie. De lozing zal tot gevolg hebben dat het zuurstofgehalte in oppervlaktewater sterk wordt verlaagd of dat de Rwzi zwaar wordt (over)belast. De gevolgen in oppervlaktewater kunnen zich direct uiten in sterfte van waterorganismen (vooral zichtbaar is vissterfte). Bij langer durende zuurstofloosheid kan ernstige stank ontstaan door anaërobe processen. Op de Rwzi kan het zuiveringsproces worden verstoord. Indien sprake is van een persleidingbreuk kan direct puur rioolwater in oppervlaktewater terecht komen. Bij een storing van rioolgemalen van de gemeente of Wetterskip Fryslân bestaat er een kans dat overstorten in werking treden en er puur rioolwater wordt geloosd. Het waterschap is zelf verantwoordelijk voor het herstellen van de breuken en eigen gemaalstoringen. Daarvoor draagt de afdeling Beheer Waterzuivering zorg. De bestrijding heeft de volgende voorkeursvolgorde: isoleren, verwijderen en afvoer per as van het rioolwater of met een pomp (terug)brengen in de riolering; de laatste resten kunnen dan worden doorgespoeld met overig oppervlaktewater. Lozingen door reguliere overstorten ten gevolge van hevige regenval zijn in het Besluit Lozingen Buiten Inrichten geregeld. Verontreiniging wordt normaal gesproken doorgespoeld. Op sommige locaties is hiervoor een apart doorspoelcircuit aanwezig. Bij ongevallen met tankauto’s wordt de lading veiliggesteld. Bij het bergen worden veelal preventief olieschermen aangebracht of de watergang afgedamd.
3.2 Chemische stoffen In gevallen van deze verontreiniging geldt versterkte aandacht voor de (eigen) veiligheid en gezondheid van de personen die in het veld aan de bestrijding deelnemen. Bij de lozingen van chemische stoffen moet vooral worden gedacht aan niet of matig biologisch afbreekbare stoffen en door de mens gemaakte chemicaliën. Voorbeelden naar oorzaak zijn lozingen door industrie, falen van veiligheidsvoorzieningen bij opslagtanks (b.v. brandstoffen), verkeersongevallen van tankauto’s, morsingen van producten bij op- en overslag, incidenten bij de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen etc. De gevolgen hangen samen met de eigenschappen van de betreffende stof: toxisch, persistent en accumulerend. Bij de bestrijding kan afhankelijk van de aard en eigenschappen van de stof een aangepaste voorkeursvolgorde van toepassing zijn. Bijvoorbeeld kan de behandeling ter plaatse van de verontreinigde watermassa worden overwogen om de gevaarlijke eigenschappen te neutraliseren of te deactiveren. Bij een calamiteit of ramp kan niet in iedere situatie worden uitgegaan van een koppeling van gevaar en de hoeveelheid van de geloosde stof, daar een kleine hoeveelheid chemicaliën al zeer veel schade kan veroorzaken. In voorkomende gevallen kan de Regionaal Officier Gevaarlijke Stoffen van de Veiligheidsregio advies geven over de gevaarseigenschappen in verband met de wijze van opruimen van de verontreiniging. De kennis van de milieuhygiënische eigenschappen en vooral die specifiek Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
-9-
de gevolgen voor de waterkwaliteit en de Rwzi betreffen, zijn in eigen dienst beschikbaar. Indien noodzakelijk kan in bijzondere situaties worden teruggevallen op de deskundigheid van RWS Water, Verkeer en Leefomgeving. De gevolgen zijn naast de acute gevolgen (sterfte dan wel verstoring van de Rwzi), langdurige overschrijding van de waterkwaliteitsnormen voor het oppervlaktewater. Daardoor dient er extra aandacht te worden besteed aan de nazorg. De mogelijke verontreiniging van de waterbodem dient nauwkeurig in beeld te worden gebracht. Verontreinigde waterbodem dient volledig te worden verwijderd. Dit moet door onderzoek en bemonstering worden vastgesteld en bevestigd.
3.3 Drijvende stoffen In gevallen van deze verontreiniging geldt versterkte aandacht voor de (eigen) veiligheid en gezondheid van de personen die in het veld aan de bestrijding deelnemen. Bij de lozingen van drijvende stoffen moet vooral worden gedacht aan olielozingen door de scheepvaart en recreatie, verkeersongevallen, lozingen door industrie, falen van veiligheidsvoorzieningen bij opslagtanks, morsingen van olieproducten bij op- en overslag etc. Bij andere drijvende chemische producten geldt eveneens de beschrijving van par. 4.2. Een veel voorkomende verontreiniging is een verontreiniging met aardolieproducten. De voornaamste producten waarmee men ingeval van incidenten en calamiteiten te maken krijgt zijn: benzine, huisbrandolie en dieselolie alsmede bilge-olie. Deze producten vermengen zich niet of nauwelijks met water en verspreiden zich snel over het wateroppervlak. Ook bestaat het gevaar dat door de aanwezige vluchtige stoffen zich brandbare of explosieve gassen kunnen ontwikkelen. Voor stoffen die over het water of de weg vervoerd worden, zijn de gegevens van de stoffen bij de transportbedrijven bekend of staan zij op de (vracht)papieren van de transporteur vermeld. Bij calamiteiten waarbij gevaarlijke stoffen (dreigen te) ontsnappen, wordt de plaatselijke brandweer gealarmeerd. Voor het transport over het water is het provinciaal “Calamiteitenplan- en Rampbestrijdingsplan Hoofdvaarwegen Fryslân” van kracht. Daarin is het scenario 5, Ongeval met een grote milieuverontreiniging opgenomen. Dit scenario beschrijft een ongeval met een tanker geladen met aardolieproducten, waarbij één compartiment (max. 380 m3) is betrokken. Voor de bestrijding van grootschalige olieverontreinigingen is het Draaiboek olieverontreiniging voor de Friese hoofdvaarwegen en overige vaarwegen opgesteld. Dit draaiboek is als bijlage bij dit bestrijdingsplan waterkwaliteit gevoegd. In veel gevallen zal na de bestrijding schade zijn ontstaan aan bijvoorbeeld taluds of zal een watergang inclusief bodemslib opgeschoond moeten worden. Indien er sprake is geweest van een calamiteit waarbij gevaarlijke stoffen zijn vrij gekomen zal een onderzoek uitgevoerd moeten worden om te beoordelen of er nog restverontreiniging aanwezig is. Kleine hoeveelheden vervuild olieabsorberend materiaal kunnen tijdelijk worden verzameld en opgeslagen bij BDS in Harlingen of de werkplaats van WF te Joure. Van daaruit wordt het materiaal afgevoerd naar een erkende inzamelaar. Grote hoeveelheden vervuilde oliedekens worden rechtstreeks naar een erkende inzamelaar afgevoerd.
3.4 Hygiëne en gezondheid bedreigende aspecten Hierbij moet worden gedacht aan afvalstoffen, kadavers, vissterfte, botulisme, bacteriële verontreiniging, dierziekten, etc. In Fryslân is voor de verwijdering van botulismeslachtoffers (m.n. eenden) een algemene lijn voor het verwijderen overeengekomen. In navolging hiervan geldt de volgende taakverdeling:
Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
- 10 -
Gebied Binnen de bebouwde kom Gebieden, locaties, inrichtingen onder specifiek beheer van derden Alle overige wateren in het buitengebied en de Friese boezem
Instantie die zorg draagt voor verwijdering De gemeenten (volksgezondheidsaspect weegt daar het zwaarst) De gebiedsbeheerder (Fryske Gea, SBB etc.). De eigenaar/ beheerder (b.v. jachthaven, vijver op privéterrein etc.) Wetterskip Fryslân als waterbeheerder.
De kosten worden gedragen door degene die ruimt. Daarbij is intern de afspraak gemaakt dat als een andere instantie weigert te ruimen, Wetterskip Fryslân dat dan alsnog op eigen kosten doet. Het verwijderen en afvoeren van dode dieren uit het oppervlaktewater wordt in verband met de ARBOaspecten, in onze opdracht door een loonbedrijf uitgevoerd. Veekadavers, maar ook dode vogels en vissen moeten worden aangemeld bij het destructiebedrijf Sonac Son, tel. nr. 0900-9221. De gemeente en Wetterskip Fryslân hebben verzamelpunten voor de ontvangst van (kleine)dode dieren. Indien er grote kadavers of in geval van calamiteiten grote hoeveelheden dode dieren naar de destructor moeten worden afgevoerd, is de destructor verplicht deze op te komen halen. Wetterskip Fryslân heeft daarvoor vaste plaatsen vanwaar Sonac de kadavers ophaalt. Kadavers Hieronder vallen alle kadavers van grote en kleine huisdieren. Koeien, paarden, kalveren, schapen en geiten, maar ook honden en reeën. In het vroege voorjaar worden voornamelijk lammeren en schapen aangetroffen. De herkenningstekens (oorflappen) zijn bijna altijd verwijderd, wat duidt op illegale dumpingen. De wetgeving ten aanzien van de verwijdering van kadavers is opgenomen in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren plus het bijbehorende Besluit en Ministeriële regeling. Het dumpen van kadavers is verboden op grond van deze wet en is strafbaar gesteld in de Wet Economische Delicten. De NVWA doet de opsporing van deze overtredingen en dient daarom steeds op de hoogte te worden gesteld. De aantallen veekadavers worden landelijk door de NVWA geregistreerd. Vissterfte Veelal wordt vissterfte (anders dan botulisme) veroorzaakt door een gebrek aan zuurstof in het oppervlaktewater. De meest voorkomende oorzaken van zuurstofgebrek zijn: een rioolwateroverstort of andere lozing van zuurstofbindende stoffen afbraak van plantaardig materiaal (b.v. na maaien of baggeren) algenbloei wintersterfte Andere oorzaken van vissterfte zijn: vergiftiging door bestrijdingsmiddelen natuurlijke sterfte door ziekte of paaien sportvisserij of scheepvaart
Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
- 11 -
Bij vissterfte wordt steeds onderzoek gedaan naar de oorzaak, teneinde die oorzaak weg te nemen en verdere verontreiniging en vissterfte te voorkomen. Botulisme Botulisme is een voedselvergiftiging bij mensen of dieren, die veroorzaakt wordt door opname van voedsel waarin de bacterie Clostridium botulinum, botulinumtoxine heeft gevormd. Deze bacterie komt algemeen voor in het oppervlaktewater en de (water)bodem. Er bestaan 7 verschillende typen van deze bacterie, elk met een eigen specifieke toxine (A t/m G). De mens is vooral gevoelig voor toxinetypen A, B, E, en F. Eenden en andere watervogels zijn gevoelig voor typen C, D en A. Ten gevolge van het toxine treden onder meer verlammingsverschijnselen op in de nekspieren van de vogels. Een belangrijk element bij de bestrijding van botulisme vormt de ruiming van vogelkadavers. Enerzijds is dit een vereiste van normale hygiëne, anderzijds kan men de verspreiding van Clostridium botulinum afremmen en de totale toxineproductie binnen zekere grenzen houden. De kans op nieuwe sterftegevallen onder watervogels neemt daardoor af en de omvang van een botulismeuitbraak wordt erdoor beperkt of voorkomen. Bij het verschijnsel botulisme gaat het zowel om volksgezondheidsaspecten (m.n. zwemwater) als om zaken van meer algemene (milieu)aard. Daarom raakt deze zaak zowel het beleid van het Waterschap, als dat van de Provincie en de gemeenten. De coördinatie van de bestrijding ligt bij de cluster Handhaving van Wetterskip Fryslân. De inzameling van de kadavers vindt plaats door de instantie die het beheer over het betreffende water heeft (gemeente, waterschap of een natuurbeheerinstantie). Het onderzoek naar het type botulisme wordt uitgevoerd door het Centraal Veterinair Instututt (CVI), Houtribweg 39, 1822 RA Lelystad, tel. 0320-238800. Wetterskip Fryslân verzorgt het versturen van de onderzoeksexemplaren en draagt de onderzoekskosten. Het draaiboek botulisme is opgenomen in bijlage15. Zwemverbod Op grond van de Wet hygiëne en veiligheid zwemgelegenheden (Whvz) kan een zwemverbod worden ingesteld als dat uit het oogpunt van de veiligheid en volksgezondheid noodzakelijk is. Het instellen van een zwemverbod is aan de orde als bijvoorbeeld het voor de mens schadelijke botulisme type E is vastgesteld, bij aanwezigheid van blauwalgen, bij bacteriële verontreiniging door riooloverstorten, bij de ziekte van Weil of als sterfte van vissen of (water)vogels plaatsvindt. Het instellen van een zwemverbod is een bevoegdheid van de provincie en geldt alleen voor de officiële zwemwateren. De provincie is bevoegd om een zwemverbod of een negatief zwemadvies in te stellen wanneer de veiligheid en gezondheid van de zwemmers bedreigd wordt. De provincie plaatst in dat geval een bord bij de locatie. De provincie informeert (per brief) ook het College van B&W van de betreffende gemeente over een zwemverbod of een negatief zwemverbod. De provincie verzorgt ook de informatie aan het publiek over de kwaliteit van het zwemwater en het voorzieningenniveau van officiële zwemwaterlocaties via de website van provincie Fryslân. In geval dat de provincie een zwemverbod of negatief zwemadvies afgeeft, publiceert de provincie een persbericht. De nieuwe EU zwemwaterrichtlijn vraagt actuele en uitgebreide informatie te verstrekken aan hun inwoners en daarbij gebruik te maken van de nieuwe technieken zoals internet. Vogelgriep Alle vogels zijn in meer of mindere mate gevoelig voor vogelgriep. De meeste vogelgriepvirussen zijn van het laag pathogene virustype (LPAI) en de klinische verschijnselen variëren van zeer lichte Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
- 12 -
tot ernstige verschijnselen. LPAI kan muteren in HPAI. Dit hoog pathogene virus is zeer besmettelijk en veroorzaakt ernstige ziekteverschijnselen en plotselinge toename van sterfte. De incubatietijd bedraagt ongeveer tien dagen. De ziekte verloopt daarna snel, met in de meeste gevallen de dood tot gevolg. Via laboratoriumtests wordt de diagnose vogelgriep definitief vastgesteld. Kippen en kalkoenen zijn het meest gevoelig voor de ziekte. Watervogels, zoals eenden, ganzen en zwanen zijn minder gevoelig, maar ze zijn wel degelijk drager van het virus. Het maakt voor de vatbaarheid niet uit of het commercieel gehouden dieren, hobbydieren of in het wild levende vogels zijn. Vaak dragen wilde watervogels de vogelgriepvirussen met zich mee, zonder dat ze de klinische verschijnselen vertonen, De ziekte wordt overgedragen via direct contact tussen vogels. Zieke vogels verspreiden het virus via de luchtwegen, oogvocht en via mest. Ook besmet materiaal, zoals mest, voer, kratten, transportmiddelen en mensen die door hun schoenen of kleding in contact zijn geweest met het virus kunnen een besmettingsbron vormen. De insleep van het vogelgriepvirus in Nederland geschiedt door import van levende vogels (de belangrijkste factor), consumptie-eieren en eiproducten, pluimveevlees en pluimveeproducten en via reizigers. Waterschapmedewerkers kunnen door hun werkzaamheden te maken krijgen met het virus door bijvoorbeeld bedrijfsinspecties (pluimveehouderijen, mestopslagen), door besmet instromend water vanaf bedrijven in het oppervlaktewater, bij stand-still situaties in de landbouwsector (wat gebeurt er bijvoorbeeld met ophopend afval?) en bij de ontsmetting van geruimde bedrijven (wat gebeurt er met het restwater?). Op basis van de richtlijnen die voortkomen uit de veiligheidsregio Fryslân verspreidt de calamiteitencoördinator van WF in voorkomende gevallen een protocol voor melding en opruiming van kadavers ten behoeve van de buitendienstmedewerkers van het waterschap. Voor de buitendienstmedewerkers van WF zijn beschermings- en ontsmettingspakketten beschikbaar. Indien vogelgriep (of een andere dierziekte) vastgesteld is in het beheersgebied van WF dan volgt de opschaling van WF die van de veiligheidsregio. In de praktijk zal dit betekenen dat bij WF tot en met fase 2 dan wel 3 wordt opgeschaald. De calamiteitencoördinator bewaakt dit proces. Overige dierziekten Indien een dierziekte (bijvoorbeeld mond en klauwzeer) wordt vastgesteld in het beheersgebied van WF dan volgt de opschaling van WF die van de veiligheidsregio. In de praktijk zal dit betekenen dat bij WF tot en met fase 2 dan wel 3 wordt opgeschaald. De richtlijnen die worden uitgevaardigd door het ROT worden opgevolgd door WF. De calamiteitencoördinator bewaakt dit proces.
3.5
Besmetting oppervlakte water door nucleaire ongevallen
3.5.1. Nucleaire ongevallen Categorie A (Beleidsverantwoordelijkheid ligt bij het Rijk). Onder nucleaire ongevallen categorie A worden o.a. verstaan: ernstige ongevallen met kerncentrales in Nederland of het buitenland en ongevallen met nucleair aangedreven schepen, satellieten en militair materieel. (voor de volledige opsomming zie bijlage 3 van het Nationaal meetplan voormetingen in water bij nucleaire ongevallen ( zie bijlage 16) Rijkswaterstaat heeft binnen het Nationale Plan Kernongevallenbestrijding (NPK) de taak om snel een compleet waterbeeld van Nederland te geven over de mogelijk besmettingsgraad bij een nucleair incident categorie A. Om een goed en duidelijk waterbeeld te kunnen opstellen is een goede samenwerking en afstemming met regionale waterbeheerders noodzakelijk. Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
- 13 -
Om het waterbeeld te krijgen is dit meetplan opgesteld, waarin staat beschreven waar de waterschappen monsters moeten nemen. Door de milieu-inspecteurs van Wetterskip Fryslân moeten op 2 locaties monsters worden genomen. Waar Wetterskip Fryslân die monsters moet nemen ten tijde van een kernongeval categorie A staat beschreven in het Nationale meetplan voor metingen in water bij nucleaire ongevallen (par. 4.4. van het meetplan, zie bijlage 16), ook staan de meetpunten aangegeven op de kaarten in bijlage 17. De wijze van bemonstering door Wetterskip Fryslân wordt uitgevoerd in overleg met het laboratorium van Wetterskip Fryslân. Wetterskip Fryslân is vervolgens verantwoordelijk voor het vervoer van de monsters naar het laboratorium van Rijkswaterstaat in Lelystad (en de kosten daarvan). De analyse van de monsters vindt daar plaats onder verantwoordelijkheid en op kosten van Rijkswaterstaat. De uitkomst van de analyses worden ter beschikking gesteld aan de waterschappen. Op basis van de resultaten van de analyses kan de waterbeheerder in de bestrijdingsfase van een ongeval maatregelen nemen. Bij een categorie A-ongeval zal het Rijk advies geven en indien nodig bindende maatregelen opleggen. Wetterskip Fryslân schaalt tijdens een nucleair ongeval intern minimaal op naar fase 1 en extern wordt de opschaling van de veiligheidsregio Fryslân gevolgd. Eenmaal in de drie jaar wordt het nationaal meetplan beoefend, bij voorkeur in het najaar. Tijdens deze oefening schaalt WF op naar fase 1 en wordt het Actiecentrum actief.
3.5.2. Nucleaire ongevallen Categorie B (burgemeester van de betrokken gemeente is verantwoordelijk). Onder nucleaire ongevallen categorie B worden o.a. verstaan: Ongevallen tijdens transport van nucleair materiaal (afval, nucleaire geneeskunde), ongevallen bij opslag van nucleair afval, ongevallen in laboratoria of bij uraniumverrijking of ongevallen waarbij besmet bluswater in het oppervlaktewater komt (voor de volledige opsomming zie bijlage 3 van het meetplan). De melding van een categorie B-ongeval zal veelal via de politie (ongeval transport) of brandweer bij de waterbeheerders binnenkomen. De waterbeheerder zal zich richten op het in kaart brengen van de lokale besmetting van het oppervlaktewater. Het onder 4.5.1. genoemde meetnet (met 2 bemonsteringslocaties voor WF) zal niet toereikend zijn en daarom zullen er lokaal specifieke monsterpunten gekozen moeten worden. De monsterneming op of in de nabijheid van het ongeval kan op eigen initiatief of in overleg met Rijkswaterstaat plaatsvinden. Rijkswaterstaat kan o.a. adviseren over het aantal te nemen monsters en de te analyseren parameters. Daarnaast kan Rijkswaterstaat een eerste globale risicoschatting geven van de gevolgen van de straling voor hulpverleners en monsternemers. De kosten die voortvloeien uit monsterneming, transport en analyse bij een lokaal ongeval zijn voor rekening van de waterbeheerder (situatieafhankelijk kunnen deze kosten mogelijk worden verhaald op de veroorzaker van het ongeval). De analyses van de monsters kunnen worden uitbesteed aan het RWS laboratorium in Lelystad. Op basis van de resultaten van de analyses kan de waterbeheerder in de bestrijdingsfase van een ongeval maatregelen nemen. Bij een lokaal optreden ongeval in categorie B kan de waterbeheerder op eigen initiatief maatregelen nemen om vervolgrisico’s te voorkomen. Het verdient aanbeveling om daarover advies te vragen aan Rijkswaterstaat via het Watermanagementcentrum Nederland van Rijkswaterstaat (Mogelijke maatregelen worden beschreven in hoofdstuk 6 van het Meetplan). Wetterskip Fryslân schaalt tijdens een nucleair ongeval intern minimaal op naar fase 1 en extern wordt de opschaling van de veiligheidsregio Fryslân gevolgd. Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
- 14 -
4 Fasering en maatregelen bestrijdingsstrategie 4.1 Inleiding In deze paragraaf worden de criteria beschreven die van belang zijn voor de opschaling van de calamiteitenorganisatie. Achterliggende informatie betreft aspecten zoals de verwachte omvang van de schade, het verwachte effect van de voorgenomen maatregelen, de dreiging van een ongeval, de dreiging van gevaar voor installaties en/of voertuigen, de dreiging van gevaar voor mens en dier, de schade aan gewassen en de eventuele noodzaak van een evacuatie. Ook aandacht andere overheidsinstellingen en van de media bij een bepaald incident kan aanleiding geven tot opschaling. De volgende drie aspecten zijn van belang voor de beslissing om tot opschaling over te gaan: schadelijke en bedreigende effecten van de calamiteit aandacht door de media bestuurlijke aandacht Fase 0 De afhandeling van een klacht of incident kan plaatsvinden binnen de dagelijkse routine van het waterschap (dit zijn 300 tot 400 klachten per jaar). Opschalen naar fase 1 is niet nodig. De bestrijdingsmaatregelen zijn gericht op bron- en effectbestrijding, derden kunnen (aannemingsbedrijven) worden ingeschakeld. Regelmatig zijn hulpdiensten van politie en brandweer ook aanwezig, waarbij de afweging moet worden gemaakt door cluster Handhaving i.c. het clustermanager, in overleg met de piketambtenaar, of moet worden opgeschaald naar fase 1. De media worden desgewenst door de communicatieadviseur van Wetterskip Fryslân op de hoogte gebracht. Opschaling naar fase 1 De afhandeling van een incident kan niet meer plaatsvinden binnen de dagelijkse routine van Wetterskip Fryslân. De bestrijdingsmaatregelen zijn gericht op bron- en effectbestrijding. In fase 1 worden derden (aannemingsbedrijven) of andere hulpdiensten (politie, brandweer en/of GHOR) ingelicht en/of ingeschakeld. De media worden desgewenst door de communicatieadviseur van Wetterskip Fryslân op de hoogte gebracht. Opschaling van fase 1 naar fase 2 Opschaling naar fase 2 vindt plaats indien er sprake is van significante bedreigende en/of schadelijke effecten. De ernst en omvang van de calamiteit vergen een gecoördineerde aanpak, waarbij naast het Operationeel Team van WF ook het Regionaal Operationeel Team (ROT) van de Veiligheidsregio Fryslân actief kan zijn. Opschaling naar fase 3 Deze fase wordt gekenmerkt door een bedreiging van het welzijn van (grote groepen van de bevolking). Het opperbevel kan door de burgemeester worden gevoerd. Het gemeentelijk beleidsteam (GBT) en/of het Regionaal Beleidsteam (RBT) van de Veiligheidsregio Fryslân zal naar verwachting worden ingesteld. In dat geval is het waterschap adviserend naar de burgemeester en uitvoerend voor haar eigen taken. De dijkgraaf zal in deze situatie het BT instellen. Er is in zo’n situatie sprake van een ramp welke veel schade tot gevolg heeft en een afhandeling vereist met bestuurlijke inbreng. Fase 4: Opschaling van de Veiligheidsregio naar GRIP 4 Als de Veiligheidsregio bij een watergerelateerde calamiteit opschaalt naar GRIP fase 4,omdat de effecten van een calamiteit de gemeentegrenzen overschrijden, wordt door de Veiligheidsregio een Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
- 15 -
RBT (Regionaal Beleidsteam) ingesteld met aan het hoofd de voorzitter van de Veiligheidsregio (de burgemeester van Leeuwarden of één van de DB-leden van de Veiligheidsregio). Wetterskip Fryslân schaalt ook op naar fase 4 en de dijkgraaf of de loco-dijkgraaf van WF gaat naar het RBT. WF blijft verantwoordelijk voor de wijze waarop zijn eigen processen worden uitgevoerd.
4.2 Fase 0 situatie Als de afhandeling van een incident plaats kan vinden binnen de dagelijkse routine van het waterschap is opschalen van de calamiteitenorganisatie niet nodig. Een gebeurtenis die onder de normale taakuitoefening geschaard kan worden en waarbij binnen de daarvoor geldende overlegstructuur de waterschapstechnische belangen kunnen worden behartigd, zoals: Een gebeurtenis waarbij een geringe oppervlaktewaterverontreiniging plaatsvindt; Een gebeurtenis die in eigen beheer en op uitvoeringsniveau kan worden opgelost; Een situatie waarin een relatief beperkt aantal (tientallen tot enige honderdtallen) dode vissen of watervogels wordt aangetroffen; Een lozing op het rioolstelsel die naar verwachting een geringe verstoring geeft van een rioolwaterzuiveringsinstallatie (Rwzi) waarbij niet of nauwelijks schade of hinder wordt ondervonden en waaruit weinig extra werkzaamheden voortvloeien; Een situatie waarbij een verdenking van botulisme is of botulisme wordt aangetroffen in oppervlaktewater dat geen bijzondere kwaliteitsdoelstelling heeft, met name zwem- of recreatiewater. Bestaat de verwachting dat de ernst van de situatie kan uitgroeien boven het hierboven genoemde dan wordt opgeschaald naar fase 1. De clustermanager Handhaving beslist om al dan niet op te schalen. De piketambtenaar ter plaatse (die vanaf fase 1 de rol van CPO vervult) wordt betrokken bij de beslissing. Voor de hooggelegen gebieden in het zuiden en oosten van het beheersgebied en in de kwetsbare gebieden (zie bijlage 11) geldt vanwege de grote kwetsbaarheid van het oppervlaktewater en de afwezigheid van ruim ontvangend oppervlaktewater extra zorg. In deze gebieden moet daarom eerder worden overwogen of opschaling moet plaatsvinden. maatregelen Bij afwezigheid van een bedreiging en schadelijke gevolgen wordt er gehandeld conform de dagelijkse routine. Indien wel wordt opgeschaald naar fase 1 krijgt de piketambtenaar een rol als CPO. In de hoofdstukken 4 en 6 wordt de algemene strategie voor het bestrijden van de verontreiniging van oppervlaktewater door calamiteiten op hoofdlijnen beschreven die gelden voor de fase 1, 2 en 3. Gedetailleerde instructies zijn opgenomen in het Kwaliteit Management Systeem (KMS) van de cluster Handhaving. communicatie De piketambtenaar, die ter plaatse is, overlegt met een (bovengenoemde) betrokken leidinggevende over de situatie in het veld en over het al of niet opschalen. In deze situatie dienen, als er belangen van derden in het geding komen, de betrokkenen te worden ingelicht door de piketambtenaar. Indien er (vermoedelijk) belangstelling van de media is, wordt de communicatieadviseur geïnformeerd door de piketambtenaar. Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
- 16 -
4.3 Fase 1 Situatie Er is sprake van een gebeurtenis die niet zonder meer in het kader van de normale taakuitoefening kan worden afgedaan, zoals: Een lozing op het oppervlaktewater waarbij de kwaliteit van het oppervlaktewater of in brede zin het aquatische ecosysteem ernstig wordt geschaad of kan worden geschaad; Een situatie waarin grote aantallen (vele honderden tot duizenden) dode vissen of watervogels worden aangetroffen; Een lozing op de riolering waarbij de goede werking van de Rwzi ernstig wordt of kan worden verstoord; Het optreden van botulisme (type E) in zwem- of recreatiewater; Een gebeurtenis waarvoor grote belangstelling is van de media; Een gebeurtenis waarbij de herstelmaatregelen grote bestuurlijke, organisatorische en/of financiële impact hebben. Is de situatie daadwerkelijk ernstiger dan zoals hierboven onder dagelijks werk beschreven dan wordt fase 1 ingesteld. De clustermanager Handhaving (coördinator AC ) is inmiddels gewaarschuwd. Het AC Waterkwaliteit wordt bijeengeroepen. De dijkgraaf, de manager bedrijfsvoering, de operationeel leider, de coördinator crisisbeheersing, de communicatieadviseur ICT en de Veiligheidsregio Fryslân worden geïnformeerd over de instelling van fase 1. (De Veiligheidsregio informeert de gemeenten) Bestaat de verwachting dat de ernst van de situatie kan uitgroeien boven het hier genoemde dan wordt in overleg tussen de AC coördinator en een lid van het OT opgeschaald naar fase 2. De directeur (operationeel leider), de dijkgraaf, de manager Bedrijfsvoering, de coördinator crisisbeheersing en de communicatieadviseur worden gewaarschuwd. Maatregelen Voor iedere situatie geldt dat de bestrijding sterk afhankelijk is van de locatie waar de bestrijding plaatsvindt. Hierbij spelen ondermeer de volgende factoren een rol: bereikbaarheid, begaanbaarheid van het terrein, afstand, tijdstip van de dag, weersomstandigheden, waterpeilen en bijbehorende infrastructuur, hoogteligging van de landerijen en de bebouwing. In de hoofdstukken 4 en 6 wordt de algemene strategie voor het bestrijden van verontreiniging van oppervlaktewater door calamiteiten op hoofdlijnen beschreven. Gedetailleerde instructies zijn opgenomen in het KwaliteitsManagementSysteem (KMS) van cluster Handhaving. Zodra de (dienstdoende) piketambtenaar is gewaarschuwd neemt hij poolshoogte op plaats incident; De piketambtenaar en de AC-coördinator overleggen telefonisch over het al of niet opschalen (zo niet dan fase 0); Als er wordt opgeschaald, geeft één van de AC-coördinatoren leiding aan het AC (zie bijlage 1) De piketambtenaar wordt CPO; Als de Veiligheidsregio Fryslân ook opschaalt, dan neemt de OvDW zitting in het COPI; De AC-coördinator roept vervolgens de AC-leden op om zich naar het AC-overleg te begeven; De AC-coördinator informeert de volgende personen : o de dijkgraaf (de dijkgraaf informeert de DB-leden) o de operationeel leider o manager Bedrijfsvoering o de clustermanager Handhaving (indien hij geen AC-coördinator is) o de communicatieadviseur o de calamiteitencoördinator Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
- 17 -
o o
ICT Veiligheidsregio Fryslân (pikethebbende operationeel leider). De Veiligheidsregio Fryslân informeert de betrokken gemeenten over het instellen van fase 1, fase 2 of afschaling naar fase 0 Het AC informeert de receptiemedewerkers over de calamiteit; Het AC vergadert en de informatiecoördinator legt dit vast in het CMS De communicatieadviseur van Wetterskip Fryslân informeert desgewenst de media; Het AC controleert of de acties zijn uitgevoerd (terugkoppeling).
Alarmeren en informeren Aan het eind van dit hoofdstuk (paragraaf 4.7) is een telefoonlijst opgenomen voor AC, OT, BT en externe betrokkenen.
4.4 Fase 2 situatie Fase 2 gaat in op grond van een gebeurtenis die qua ernst en omvang een gecoördineerde aanpak vergt en het noodzakelijk maakt dat netwerkpartners een actieve rol gaan vervullen bij de bestrijding en/of zich moeten voorbereiden op fase 3, zoals: Een lozing op oppervlaktewater en/of riolering die direct gevaar voor de volksgezondheid kan opleveren en de bestrijding bemoeilijken (het ontstaan van toxische of explosieve dampen); Een situatie waarbij zeer grote aantallen dode vissen of watervogels worden aangetroffen, waarbij een situatie ontstaat die gevaar voor de volksgezondheid kan opleveren; Een situatie waarbij het provinciaal Calamiteiten- en Rampbestrijdingsplan Hoofdvaarwegen Fryslân wordt geactiveerd; Een situatie waarbij het ROT wordt ingesteld en actieve participatie van Wetterskip Fryslân wordt gevraagd (bijv. bij vogelgriep) Het Operationeel Team wordt ingesteld en de dijkgraaf wordt geïnformeerd door de operationeel leider. Bestaat de verwachting dat de ernst van de situatie kan uitgroeien boven het hierboven genoemde dan wordt informatief opgeschaald naar fase 3. Maatregelen De AC-coördinator overlegt met de operationeel leider over het instellen van fase 2; De operationeel leider informeert dijkgraaf over fase 2; De operationeel leider roept het OT bijeen voor overleg op basis van de informatie uit het AC (via het CMS); De AC-coördinator licht het gedeeld waterbeeld toe in het OT; Het OT vergadert en de informatiecoördinator legt dit vast in het CMS; Het AC voert bestrijdingsmaatregelen uit op basis van de besluiten uit het OT; De CPO communiceert zonodig met de politie en brandweer over bestrijdingsmaatregelen; Het AC communiceert in eerste instantie met aannemers en loonwerkers in verband met alle mogelijke noodzakelijke werkzaamheden; zodra deze op de plaats van incident arriveren, neemt de CPO de coördinatie over van het AC; De operationeel leider de piket hebbende Operationeel Leider van de Veiligheidsregio Fryslân (24/7) over de situatie (fase 2) en de getroffen (voorzorgs/bestrijdings)-maatregelen. De Veiligheidsregio informeert de betrokken gemeenten; Het AC en OT controleren of alle acties zijn uitgevoerd (terugkoppeling); De operationeel leider informeert de Veiligheidsregio Fryslân over afschaling naar fase 1 danwel opschaling naar fase 3. De Veiligheidsregio informeert de betrokken gemeenten; De communicatieadviseur van Wetterskip Fryslân informeert desgewenst de media; Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
- 18 -
Het AC onderneemt de benodigde maatregelen; De bestrijdingstrategie is sterk afhankelijk van de locatie waar de bestrijding moet plaatsvinden. Hierbij spelen ondermeer de volgende factoren een rol: bereikbaarheid, begaanbaarheid, van het terrein, afstand, tijdstip van de dag, weersomstandigheden, waterpeilen en de hoogteligging van de landerijen en de bebouwing; In de hoofdstukken 3 en 5 wordt de algemene strategie voor het bestrijden van verontreiniging van oppervlaktewater door calamiteiten op hoofdlijnen beschreven. Gedetailleerde instructies zijn opgenomen in het KwaliteitsManagementSysteem (KMS) van cluster Handhaving. Alarmeren en informeren Aan het eind van dit hoofdstuk (paragraaf 4.7) is een telefoonlijst opgenomen voor AC, OT, BT en externe betrokkenen.
4.5 Fase 3 situatie In deze fase wordt het leven en de gezondheid van personen en of grote materiële belangen in ernstige mate bedreigd. Het Beleidsteam (BT) van Wetterskip Fryslân wordt bijeengeroepen. Daarnaast kan het RBT of een GBT Wetterskip Fryslân verzoeken om op te schalen en te participeren in bestrijdingsmaatregelen, zoals bijvoorbeeld bij dierziekten. In deze fase is sprake van het uitvoeren van het opperbevel door de burgemeester. Het waterschap behoudt zijn taken en verantwoordelijkheden. Voor wat betreft beleidsmatige beslissingen is het waterschap adviseur vanaf het moment van ingaan van het opperbevel van de burgemeester. In deze fase zijn de netwerkpartners volledig bestuurlijk en operationeel aan het werk om hun wettelijke plicht in het kader van de Wet Veiligheidsregio’s waar te maken. Met andere woorden, operationeel en bestuurlijk zijn de overheidsinstellingen in hoogste staat van paraatheid. De bestrijdingsmaatregelen van het waterschap zijn niet wezenlijk anders dan in fase 2. Het AC, OT en BT zijn operationeel. Maatregelen De operationeel leider overlegt met dijkgraaf over instellen fase 3; De dijkgraaf roept het BT bijeen op basis van de informatie uit het OT (via het CMS); Het BT vergadert en de informatiecoördinator legt dit vast in het CMS; Het OT en AC handelen conform besluiten BT; De dijkgraaf informeert de provinciale gedeputeerde voor water over de situatie (fase 3) en de getroffen (voorzorgs/bestrijdings) maatregelen; De dijkgraaf informeert de piket hebbende Operationeel Leider van de Veiligheidsregio Fryslân (24/7) over de situatie (fase 3) en de getroffen (voorzorgs/bestrijdings)-maatregelen. De Veiligheidsregio informeert de betrokken gemeenten; De dijkgraaf informeert OT en de Veiligheidsregio Fryslân over afschaling naar fase 2; Het AC, OT en BT controleren of alle acties zijn uitgevoerd (terugkoppeling); De communicatieadviseur van Wetterskip Fryslân informeert desgewenst de media. Het AC onderneemt de benodigde maatregelen om het probleem te bestrijden; De bestrijding is in eerste instantie gericht op het in veiligheid brengen van mens en dier; Bestuurlijke afstemming met gemeenten, de veiligheidsregio en de provincie; Inzet van politie bij bijv. wegafzettingen en verkeersomleidingen; Inzet van hulpverleningsdiensten Inzet van aannemers en loonwerkers bij alle mogelijke noodzakelijke bestrijdingswerkzaamheden Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
- 19 -
In de hoofdstukken 3 en 5 wordt de algemene strategie voor het bestrijden van de verontreiniging van oppervlaktewater door calamiteiten op hoofdlijnen beschreven. Gedetailleerde instructies zijn opgenomen in het KwaliteitsManagementSysteem (KMS) van cluster Handhaving.
Alarmeren en informeren Aan het eind van dit hoofdstuk (paragraaf 5.7) is een telefoonlijst opgenomen voor AC, OT, BT en externe betrokkenen.
4.6 Fase 4 Als de Veiligheidsregio bij een water gerelateerde calamiteit opschaalt naar GRIP 4,omdat de effecten van een calamiteit de gemeentegrenzen overschrijden, wordt door de Veiligheidsregio een RBT (Regionaal Beleidsteam) ingesteld met aan het hoofd de voorzitter van de Veiligheidsregio (de burgemeester van Leeuwarden of één van de DB-leden van de Veiligheidsregio). Wetterskip Fryslân schaalt ook op naar fase 4 en de dijkgraaf van WF gaat naar het RBT en de loco-dijkgraaf neemt zijn rol over in het BT van WF. WF blijft verantwoordelijk voor de wijze waarop zijn eigen processen worden uitgevoerd.
4.7 Afschaling (fase 1, 2 en 3) Indien de situatie het toelaat, kan worden besloten om de calamiteitenorganisatie stap voor stap af te schalen. Juridische afhandeling, informatieverstrekking, waardering van medewerkers, de-briefen, evalueren van de inzet, etc. vragen nog een aanzienlijke tijdsbesteding. De nazorg is een processtap waarin de organisatie teruggaat naar normaal functioneren. Bij afschaling moeten alle intern en extern betrokkenen daarvan op de hoogte worden gesteld. De communicatieadviseur van Wetterskip Fryslân stelt desgewenst de media op de hoogte.
4.8 Alarmeringlijst Tijdens en buiten kantooruren Receptie WF
Alarmering bestemd voor: Wetterskip Fryslân
Boezembeheerder & gebiedsbeheerder (24/7) Sectorhoofd Handhaving Manager Bedrijfsvoering
Boezem/Gebiedsbeheerder (piket)
Vlieland (24/7) Ameland (24/7) Terschelling (24/7) Schiermonnikoog (24/7) Operationeel leider
J. de Rijke J. Cammeraat
P. v.d. Hoek Calamiteiten tel. Ameland Calamiteiten tel. Terschelling Calamiteiten tel. Schiermonnikoog M. van Akkeren J. Cammeraat H. Hiemstra
Communicatieadviseur
Perstelefoon (24/7) M. Spaans M. Zijlstra H. Nieuwenhuis M. Hoogeveen
Calamiteitencoördinator
J. Regeling
Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
- 20 -
Dijkgraaf
P. van Erkelens
ICT
Consignatietel. ICT Teamcoördinator ICT
Milieu Alarm Nummer (24/7)
Dienstdoende piketambtenaar WF
Fax WF
Fax algemeen
NN telefoon (dijkgraaf) NN calamiteitencentrum) NN (calamiteitencentrum) NN Ameland NN Terschelling
Noodnet nummers
Piket opening kantoorgebouw (24/7) Catering (buiten kantooruren) Pikethebbende Operationeel leider van de Veiligheidsregio Fryslân (24/7)
Veiligheidsregio Veiligheidsregio
Meldkamer Noord Nederland (24/7)
Provincie Fryslân
Provinciale gedeputeerde voor water, CdK
Noodnet Provincie Fryslân
Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
- 21 -
Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
- 22 -
5 Algemene beschrijving processen bestrijdingsstrategie De personen die deelnemen aan de bestrijding dienen op alles bedacht te zijn voor de eigen veiligheid en gezondheid. De bestrijdingsmaatregelen en alles wat daarmee samenhangt worden niet uitputtend en specifiek beschreven, aangezien de bestrijding van een incident of calamiteit veelal om een specifieke aanpak vraagt. Voor de verschillende stadia in de bestrijding zijn de huidige meest doelmatige en voor de hand liggende maatregelen vermeld. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen de twee mogelijke lozingsroutes: naar oppervlaktewater en naar/in de riolering. In specifieke gevallen kan het voorkomen dat toch naar andere maatregelen wordt gegrepen. Bij de te treffen maatregelen moet altijd de veiligheid van mens en milieu en bestaande regelgeving in acht worden genomen. Steeds moet worden nagegaan of het betreffende gebied moet worden gemarkeerd en of de omgeving moet worden gewaarschuwd. Uitgangspunt is dat de veroorzaker van de verontreiniging gehouden is zelf alle maatregelen te treffen en de kosten daarvan te dragen (“de vervuiler betaalt”). De veroorzaker wordt daartoe opdracht gegeven en aansprakelijk gesteld voor alle voor Wetterskip Fryslân voortvloeiende gevolgen en kosten. Indien de veroorzaker niet bekend of niet aanspreekbaar is (b.v. bij een verkeersongeval) dan wel weigert, kan Wetterskip Fryslân met toepassing van bestuursdwang1 de bestrijding zelf ter hand nemen. De kosten hiervan worden later op de veroorzaker verhaald. De bevoegdheid voor indirecte lozingen ligt bij de gemeenten of de provincie, afhankelijk van het soort inrichting. Dat betekent dat de formele handhavingbevoegdheid van bestuursdwang bij deze overheden berust. Maatregelen die hieronder zijn beschreven onder de verschillende kopjes “Riolering” zullen dus door de gemeente of de provincie aan de veroorzaker worden opgelegd of als bestuursdwang zelf worden uitgevoerd. Dit alles in nauw overleg met Wetterskip Fryslân. De algemene strategie voor het bestrijden van verontreiniging van oppervlaktewater door incidenten en calamiteiten kan worden samengevat in de volgende processen: Melding en alarmering Onderzoeken melding en oorzaak Indammen en isoleren verontreiniging Oorzaak wegnemen en voorkomen verdere verontreiniging Verwijderen verontreiniging Herstel vroegere toestand In het KwaliteitsManagementSysteem (KMS) van cluster Handhaving zijn de meest voorkomende oorzaken van verontreiniging van oppervlaktewater door calamiteiten en incidenten verder uitgewerkt in praktische werkinstructies.
5.1 Ontvangst melding De melding wordt via de standaard piketregeling (7x24 uur) aan de dienstdoende piketambtenaar doorgegeven.
5.2 Onderzoeken melding en oorzaak
1
Onder bestuursdwang wordt verstaan het feitelijk optreden door of namens Wetterskip Fryslân. Het is niet noodzakelijk dat Wetterskip Fryslân zelf optreedt. Wetterskip Fryslân kan derden bij de toepassing van bestuursdwang inschakelen. De bestuursdwang omvat het doen wegnemen, beletten, in de vorige toestand herstellen of verrichten van hetgeen wordt gedaan, gehouden of nagelaten.
Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
- 23 -
De melding wordt geverifieerd bij de oorspronkelijke melder. Er wordt een zo goed mogelijk beeld verkregen van de aard, de omvang, urgentie en locatie van de melding. Indien de melding daartoe aanleiding geeft wordt ter plaatse nadere informatie ingewonnen. Mogelijke acties: onderzoek ter plaatse en in de buurt naar zowel de verontreiniging als de veroorzaker; contact opnemen met de vermoedelijke veroorzaker; veroorzaker aansprakelijk stellen; informatie inwinnen bij personen die ter plaatse bekend zijn (buren, omstanders etc.); organoleptisch onderzoek uitvoeren in het oppervlaktewater en/of de riolering; uitvoeren van metingen (temperatuur, zuurstof, pH) in oppervlaktewater en riolering; monsters nemen van oppervlaktewater en uit riolering; foto’s maken; informatie inwinnen bij andere instanties. Er dient te worden onderzocht of er mogelijke risico’s bestaan voor het overige (afval)watersysteem (kwetsbare gebieden) en andere belangen zoals drinkwaterwinning, bodemverontreiniging, natuur en landschap. Indien er sprake is van niet acceptabele verontreiniging van oppervlaktewater of in de riolering worden verdere maatregelen getroffen. Dit betekent dat aan de veroorzaker opdracht wordt gegeven om maatregelen te treffen teneinde voortgaande (ernstige) verontreiniging of lozing te stoppen, de verontreiniging te verwijderen en de vroegere toestand te herstellen. Indien hieraan niet of onvoldoende wordt voldaan, wordt door Wetterskip Fryslân zelf uitvoering geven aan deze opdracht (spoedbestuursdwang) en worden de kosten verhaald op de veroorzaker (Alleen waar WF het bevoegd gezag is, ander FUMO, gemeente of provincie) Afhankelijk van de omstandigheden worden derdebelanghebbenden (natuurbeheer, recreatie, landbouw, hengelsport) op de hoogte gesteld. In geval van b.v. volksgezondheid, riolering en bodemverontreiniging wordt het bevoegd gezag voor de Wet Milieubeheer (de gemeente en de provincie, dan wel de FUMO) gewaarschuwd.
5.3 Indammen / isoleren verontreiniging Uit de verkregen informatie wordt de vermoedelijke aard, omvang en urgentie van de melding bepaald. Hierbij wordt geprobeerd te achterhalen wat de achterliggende oorzaak is van de klacht. Indien de oorzaak is vastgesteld, worden direct maatregelen genomen om uitbreiding van de verontreiniging te voorkomen. Indien de veroorzaker niet bekend of aanspreekbaar is, dan wel weigert, wordt in spoedeisende gevallen zelf actie ondernomen (spoedbestuursdwang ) en worden ineen later stadium de kosten op de veroorzaker verhaald . Mogelijke maatregelen zijn: Oppervlaktewater - olieschermen plaatsen - duikers afdichten - inlaten afsluiten - sluizen dicht - stuwen dicht/omhoog - gemalen stilzetten - zijwateren afschermen - bassins/tanks/vloeistofzakken benutten - hemelwaterriool als berging gebruiken Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
Riolering - afdichten straatkolken - afsluiters plaatsen - bufferen in rioolstelsel (denk aan overstorten, ventileren, afzuigen) - rioolgemalen stilzetten - aanvoervijzels Rwzi stilzetten - eventuele afvalwaterbuffers op Rwzi benutten
- 24 -
In die gevallen waarbij de gemeentelijke riolering een belangrijke rol speelt, is randvoorwaarde voor effectief optreden dat de betreffende gemeenteambtenaar met kennis van en toegang tot de riolering bereikbaar en beschikbaar (aanwezig) is. Met name in de hooggelegen en kwetsbare gebieden dient de beschikbare infrastructuur van stuwen en opmalingen te worden benut om verontreiniging in te sluiten en te compartimenteren.
5.4 Oorzaak wegnemen en voorkomen verdere verontreiniging Indien de oorzaak van de verontreiniging nog aanwezig is, wordt die oorzaak weggenomen. Indien noodzakelijk worden daarvoor aanvullende maatregelen getroffen. Indien de veroorzaker niet bekend of aanspreekbaar is, dan wel weigert, wordt in spoedeisende gevallen zelf actie ondernomen (spoedbestuursdwang). Mogelijke maatregelen zijn : Oppervlaktewater - stoppen met veroorzakende werkzaamheden of lozing - maatregelen om te voorkomen dat meer ongewenste stoffen in het oppervlaktewater kunnen komen - afvoer van de ongewenste stoffen van ongevallenterrein - afvoer afvalwater (b.v. bluswater) van bedrijfsterrein/riolering en afvoer naar verwerker - lozing omleiden van oppervlaktewater naar riool - bassins/tanks/vloeistofzakken benutten
Riolering - stoppen met veroorzakende werkzaamheden of lozing - maatregelen om te voorkomen dat meer ongewenste stoffen in het riool kunnen komen - afvoer stoffen ongewenste stoffen van ongevallenterrein - afvoer afvalwater (b.v. bluswater) van bedrijfsterrein/riolering en afvoer naar verwerker - ingeval van bluswater; bluswater hergebruiken - bassins/tanks/vloeistofzakken benutten
5.5 Verontreiniging verwijderen De reeds in oppervlaktewater aanwezige verontreinigingen worden verwijderd. Indien de veroorzaker niet bekend of aanspreekbaar is, dan wel weigert, wordt in spoedeisende gevallen zelf actie ondernomen (spoedbestuursdwang) en worden in een later stadium de kosten op de veroorzaker verhaald. Bij het verwijderen bestaat de volgende voorkeursvolgorde: verwijderen en afvoer van de verontreiniging per as of met een pomp (terug) in de riolering en naar de Rwzi. Voor transport over grotere afstanden kan in het veld gebruik worden gemaakt van moderne mesttransportystemen met sleepslangen. Ook verontreinigde waterbodem dient te worden verwijderd. Pas in laatste instantie kunnen de restanten worden verdund en doorgespoeld met oppervlaktewater. Mogelijke maatregelen zijn: Oppervlaktewater - verontreiniging geheel afvoeren (indien nodig via erkende inzamelaar) - (terug)pompen naar de riolering Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
Riolering - verontreiniging geheel afvoeren (indien nodig via erkende inzamelaar) - 25 -
-
-
olieabsorberend materiaal inzetten afvoer van ongevallenvoertuig en lading afvoer afvalwater (b.v. bluswater) van bedrijfsterrein/riolering en afvoer naar verwerker gecontroleerd weg laten stromen (stel minst schadelijke route vast) neutraliseren/inactiveren/reduceren sliblaag verwijderen taluds opschonen per as afvoeren naar Rwzi
-
-
afvoer stoffen ongewenste stoffen van ongevallenterrein afvoer van ongevallenvoertuig en lading afvoer afvalwater (b.v. bluswater) van bedrijfsterrein/riolering en afvoer naar verwerker gecontroleerd weg laten stromen naar Rwzi verdunnen/opmengen/ doorspoelen neutraliseren/reduceren
Steeds dient daarbij de afweging tussen kosten en milieurendement te worden gemaakt. In de hooggelegen en kwetsbare gebieden zijn naar verhouding hogere kosten acceptabel.
5.6 Herstel vroegere toestand Nadat de bestrijding zelf door het verwijderen van de verontreiniging is beëindigd, zullen de gevolgen hiervan teniet worden gedaan. De vroegere toestand moet worden hersteld. Indien de veroorzaker niet bekend of aanspreekbaar is, dan wel weigert, wordt in spoedeisende gevallen zelf actie ondernomen (spoedbestuursdwang) en worden in een later stadium de kosten op de veroorzaker verhaald. Mogelijke maatregelen zijn: Oppervlaktewater - dode vis opruimen - schade aan taluds herstellen - baggeren - verontreinigde begroeiing verwijderen - restverontreiniging onderzoek (water)bodem laten uitvoeren - verversen - doorstroming bevorderen - zuurstof inbrengen
Gemaal / RWZI - schade aan gemaal/persleiding/Rwzi vaststellen en (laten) herstellen. - drijflagen uit gemalen en/of onderdelen van de RWZI verwijderen - indien door schade verontreiniging is ontstaan, indien nodig saneringsonderzoek opstarten
Voor herstel van de riolering is de gemeente verantwoordelijk.
5.7 Nazorg Zodra een bestrijdingsactie is afgerond, kan het in bepaalde gevallen noodzakelijk zijn om nog nazorg te verrichten. Hierbij moet gedacht worden aan het uitvoeren van toezicht of een bestrijdingsactie door derden (gemeente, bedrijf of andere verantwoordelijke) naar behoren is afgerond. Het toezicht zal zich hoofdzakelijk richten op de volgende aspecten:
is alle verontreiniging voor zover mogelijk verwijderd; het alsnog verder doorspoelen van de watergang; schadeherstel van bijvoorbeeld talud of waterkering; het monitoren van het herstel van het oppervlaktewater; afvoer van vervuilde olieabsorberende materialen;
Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
- 26 -
wie is aansprakelijk voor de calamiteit in verband met mogelijk kostenverhaal; het verhaal van de gemaakte kosten op de veroorzaker; overleg met veroorzakers over mogelijke structurele maatregelen ter voorkoming van terugkerende incidenten.
5.8 Voorlichting en communicatie Bij de communicatie met de media dient een goede berichtgeving zoveel mogelijk te worden nagestreefd. Niemand is gebaat bij onjuiste en/of tegenstrijdige publiciteit. De communicatieadviseur van Wetterskip Fryslân verzorgt, mede in overleg met cluster Handhaving, de berichtgeving o.a. in de vorm van persberichten. In fase 2 wordt de berichtgeving bepaald door het OT en in fase 3 door het BT .
Bestrijdingsplan waterkwaliteit d.d. 14 oktober 2015
- 27 -