Gemeente Beverwijk
Bestemmingsplan KuenenpleinPlantage 2012 Toelichting, regels en analoge verbeelding
Februari 2013
Kenmerk 0375-16-T04 Projectnummer 0375-16
Toelichting
Inhoudsopgave 1.
Inleiding 1.1. Aanleiding en doel 1.2. Ligging en begrenzing plangebied
2 2 2
2.
Bestaande situatie 2.1. Historische ontwikkeling 2.2. Ruimtelijke structuur 2.3. Functies 2.4. Verkeer 2.5. Cultuurhistorie en archeologie 2.6. Geluidzone industrieterrein IJmond 2.7. Ontwikkelingen
4 4 6 8 8 9 11 11
3.
Beleidskaders 3.1. Rijksbeleid 3.2. Provinciaal beleid 3.3. Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 3.4. Gemeentelijk beleid
15 15 16 19 20
4.
Milieuaspecten 4.1. Algemeen 4.2. Luchtkwaliteit 4.2.1. Algemeen 4.2.2. Locatie Wijk aan Duinerweg 25 4.3. Geluid 4.3.1. Algemeen 4.3.2. Locatie Wijk aan Duinerweg 25 4.4. Externe veiligheid 4.5. Ecologie 4.5.1. Algemeen 4.5.2. Locatie Wijk aan Duinerweg 25 4.6. Bodem 4.6.1. Algemeen 4.6.2. Locatie Wijk aan Duinerweg 25 4.7. Archeologie 4.7.1. Algemeen 4.7.2. Locatie Wijk aan Duinerweg 25 4.8. Milieuzonering 4.9. Duurzaamheid
28 28 28 28 28 28 28 30 31 33 33 35 36 36 37 38 38 38 39 39
5.
Water 5.1. Algemeen 5.2. Riolering 5.3. Grondwater 5.4. Oppervlaktewater 5.5. Compensatie toegenomen verharding 5.6. Waterkeringen 5.7. Overleg Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
41 41 41 42 44 45 45 45
6.
Planbeschrijving 6.1. Relatie tot de Crisis- en Herstelwet 6.2. Plansystematiek 6.3. De bestemming voor wonen nader beschouwd 6.4. Artikelsgewijze toelichting
46 46 46 47 51
7.
Uitvoerbaarheid van het plan 7.1. Economische uitvoerbaarheid 7.2. Handhaving van het plan 7.3. Maatschappelijke uitvoerbaarheid: inspraak 7.4. Overleg artikel 3.1.1 Bro
56 56 56 57 58
8.
Bijlagen
59
1
Afbeelding 1: Situering plangebied Kuenenplein-Plantage 2012.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
2
1.
Inleiding
1.1.
Aanleiding en doel De gemeente Beverwijk is bezig met een inhaalslag voor de actualisering van de bestemmingsplannen. In de komende jaren zullen voor de gehele gemeente nieuwe bestemmingsplannen worden vervaardigd, waarbij wordt gestreefd om het aantal plannen te verminderen. De actualisering van bestemmingsplannen is mede ingegeven door de huidige ruimtelijke regelgeving. De uit 2008 stammende Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening bepaalt immers dat voor een bestemmingsplan voor een gebied binnen de bebouwde kom, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wro ten minste vijf jaar oud is, binnen vijf jaar (dus vóór 1 juli 2013) een nieuw bestemmingsplan moet worden vastgesteld (artikel 9.1.4, lid 3 Iwro). Het belangrijkste doel van het voorliggende bestemmingsplan is het verkrijgen van een actueel beheerkader voor de bestaande situatie, dat is afgestemd op de digitale standaarden en het gemeentelijke Handboek bestemmingsplannen. Het gaat daarbij om een adequate en moderne bestemmingsregeling om de legaal gerealiseerde functies en bebouwing in het plangebied juridisch vast te leggen, maar ook om in de buurt ontwikkelingen mogelijk te maken waar de situatie om vraagt. Onder meer is de afgelopen jaren duidelijk geworden dat een goede regeling voor de tuin- en erfbebouwing wenselijk en ook noodzakelijk is. Hierdoor kan de bestaande situatie in stand worden gehouden en kunnen passende uitbreidingsmogelijkheden worden geboden.
1.2.
Ligging en begrenzing plangebied Het plangebied bevindt zich in het centrale deel van Beverwijk en is op afbeeldingen 1 en 2 weergegeven. De zuidwestelijke begrenzing van het plangebied wordt gevormd door de Meidoornstraat, de Beukenstraat en de Zonnebloemlaan. De Warande en de Wijk aan Duinerweg vormen vervolgens de noordwestelijke begrenzing tot aan de kruising met de Alkmaarseweg. Deze laatste weg vormt de oostgrens van het plangebied. Vanaf het punt waar de Alkmaarseweg en de Heemskerkerweg elkaar ontmoeten loopt de plangrens in westelijke richting tot aan de Grote Houtweg. Tot slot vormen de Galgenweg en de Boeweg de zuidoostelijke begrenzing van het plangebied.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
3
Afbeelding 2: Ligging plangebied binnen Beverwijk
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
4
2.
Bestaande situatie
2.1.
Historische ontwikkeling De ondergrond van Beverwijk Ongeveer 5.000 jaar geleden veranderde het stromingspatroon in de Noordzee en werd er meer zand langs de kust aangevoerd. Dit zorgde voor de vorming van zandbanken die steeds hoger werden, zo hoog dat ze boven het water uitkwamen en zich tot strandwallen ontwikkelden. De strandwallen waren niet aaneengesloten, op sommige plaatsen kon de zee ongehinderd het achterland in en uit stromen. Een belangrijk gat was het Oer-IJ. Na de vorming van de huidige duinen in de Vroege Middeleeuwen, lagen de strandwallen beschermd tegen de zee. Ze bleven echter wel zichtbaar in het landschap als langgerekte ruggen. De nederzetting Beverwijk Beverwijk is op een strandwal ontstaan. Men vestigde zich op deze wallen, omdat men daar hoog en droog zat. Uit archeologische onderzoeken is bewezen dat reeds in de prehistorie de eerste bewoners op de hoge zandige vlakten woonden. De eerste schriftelijke bronnen waarin Beverwijk genoemd wordt dateren uit de 10e eeuw en zijn van het Bisdom Utrecht. De plaats Beverhem blijkt in 860 te worden genoemd als plaats waar een kerk stond. Andere schriftelijke bronnen over het huidige Beverwijk stammen uit het jaar 1063, waarin de Agathenkiricha genoemd is. Rondom deze kapel groeide een nederzetting, Sinte Aghetendorpe of Agathenkerke. Na 1250 wordt Agathenkerke ook wel Wijk genoemd. In 1276 vergunt graaf Floris V toestemming tot het houden van een weekmarkt in Wijk. De Breestraat ontstond in deze periode als marktstraat. Deze straat is het enige nog zichtbare restant van de middeleeuwse handel. De naam Beverwijk lijkt een samenvoeging te zijn van de naam Beverhem met die van de handelsplaats Wijk, het vroegere Sint Agathenkerk. Beverwijk kon zich als marktplaats ontwikkelen doordat de scheepvaartverbinding met NoordKennemerland in de 13e eeuw bemoeilijkt werd. De overslag van goederen vond plaats in Beverwijk. Rond de oude kern van Beverwijk kwam vanaf de 17e eeuw ook de tuinbouw op. Op de zandgronden werden voornamelijk groenten, peulvruchten en fruit verbouwd. Ook het bestemmingsplangebied was (gedeeltelijk) in gebruik als tuinbouwgebied. Behalve de huizen werden ook de wegen op de strandwal aangelegd. De noordoostelijkzuidwestelijke oriëntatie van de strandwal is ook terug te vinden in de belangrijkste wegen en het oude centrum van het dorp. Tot 1900 bestond Beverwijk uit lintbebouwing die in de kern meer verdicht was en naar het landelijk gebied toe steeds meer gespreid werd. Verdichting van de bebouwing vond plaats vanaf 1900 en vanaf 1920 werden ook nieuwe woningbouwblokken aan het dorp toegevoegd. De echt grote uitbreidingen dateren echter van na de Tweede Wereldoorlog.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
5
Afbeelding 3: Historische kaart van Beverwijk (1869).
Op bovenstaande afbeelding is duidelijk de spoorlijn naar Alkmaar, de weg naar Alkmaar (ongeveer ter plaatse van de tegenwoordige Grote Houtweg), de Arendsweg en de Boestraat te herkennen. Het nu voorliggende plangebied lag aan het einde van de negentiende eeuw ruim buiten de kern van Beverwijk. Kuenenplein/Plantage De bebouwing van het grootste deel van het plangebied heeft in de periode tussen 1939 en 1965 plaatsgevonden. Daarvoor was het gebied vrijwel geheel in gebruik als tuinbouwgrond, waarop met name bloemen en verder aardbeien en andere landbouwproducten werden verbouwd. Hoofdzakelijk bestaat de bebouwing uit middelhoogbouw (portiekflats van maximaal vier verdiepingen) en rijtjeswoningen. De Arendsweg is de oudste weg in de omgeving van het plangebied. De Arendsweg werd al genoemd in de rekeningen van de abdij van Egmond. De bebouwing langs deze weg wijkt af van het grootste deel van de andere straten, omdat hier veel losse panden staan die qua beeld van elkaar verschillen. Het rechthoekige stratenpatroon van het plangebied is kenmerkend voor de stedenbouw van de jaren ’50 en ’60. Vervangende nieuwbouw en het opvullen van open plaatsen in de wijk vanaf
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
6
de jaren ’80 tot heden is voornamelijk binnen het patroon van de wijk gebeurd. In sommige gevallen is de architectuur passend in de wijk, in andere gevallen zijn afwijkende hoogten gebruikt. Aan de Plantage heeft vervangende nieuwbouw plaatsgevonden. In het plangebied staan geen rijksmonumenten.
2.2.
Ruimtelijke structuur De gemeente Beverwijk maakt onderdeel uit van het IJmondgebied en ligt aan het Noordzeekanaal. De gemeente grenst in het noorden aan de gemeente Heemskerk, in het westen via Wijk aan Zee aan de Noordzee, in het zuiden aan de gemeente Velsen en in het oosten aan de gemeente Zaanstad. Beverwijk wordt omringd door enkele grootschalige elementen. In het zuiden is dat het Noordzeekanaal met de bijbehorende industriële activiteiten van de haven. In het westen vormen de Tata Steel fabrieken als grootschalig element de begrenzing van de gemeente. Het zuiden en oosten worden bepaald door rijksweg A9 en rijksweg A22 en de spoorlijn Haarlem-Uitgeest. Het stadscentrum van Beverwijk ligt langs rijksweg A22 en de spoorlijn aan de zuid-oostzijde van de kern. Door deze barrière aan de zuidoostzijde heeft de stadskern zich concentrisch ontwikkeld richting het noorden en het westen. Aan de zuidzijde heeft het bedrijfsterrein zich steeds verder ontwikkeld. Aan de randen van de kern vinden we grote groengebieden, zoals diverse parken aan de zuidwestzijde en de begraafplaats Duinrust aan de westkant van de kern. Het gebied Adrichem, Overbos en Willem Alexander plantsoen vormt een groot groengebied dat de concentrische uitbreiding van de woonbebouwing doorsnijdt. Het plangebied ligt ten noorden van het centrum van Beverwijk. Verder naar het westen liggen opeenvolgend het tuinbouwgebied, begraafplaats Duinrust, Tata Steel en Wijk aan Zee.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
7
Afbeelding 4: De ontwikkeling van Beverwijk.
Stedenbouwkundige structuur Het plangebied, dat grotendeels is gerealiseerd in de periode van 1945 tot 1960 (wederopbouw), kent een stedenbouwkundige structuur die is opgehangen aan oude wegen die ook op bovenstaande historische kaart zijn te herkennen. Daarbinnen hebben nieuwe bouwblokken zich in latere jaren ontwikkeld. De Wijk aan Duinerweg en de Alkmaarseweg, maken deel uit van de hoofdwegenstructuur van de stad. Hierop zijn aangrenzende buurten en wijken planmatig ontwikkeld en ontsloten. Het feit dat oudere straten en nieuwere buurten binnen het plangebied zijn gesitueerd, zorgt ervoor dat er geen eenduidige stedenbouwkundige eenheid is binnen het plangebied. Grofweg kan worden gesteld dat van "zuid naar noord" en van "oost naar west" de schaal van de bebouwing steeds groter wordt. In het noordwestelijke deel van het plangebied wordt de bebouwing voornamelijk gevormd door flats uit de zestiger jaren van de vorige eeuw. Datzelfde geldt echter ook voor het gebied Plantage. Vooral langs de oudere wegen in het plangebied is de bebouwing kleinschaliger en individueler. Voorbeelden zijn de Arendsweg en een deel van de Grote Houtweg.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
8
Groen Het plangebied heeft, met name onder invloed van de CIAM-gedachte die scheiding van functies predikte, een groene uitstraling. Dit komt met name tot uitdrukking rond de flatgebouwen ten zuiden van de Wijk aan Duinerweg. De overige openbare ruimten wordt op vele plaatsen gekenmerkt door een groene inrichting van de woonstraten. Uitzondering zijn enkele plantsoenen en laanbeplantingen, zoals bij de kruising Rijvordtlaan/Florastraat en de omgeving van Oostertuinen. Voor het overige is het groen vaak aanwezig in de privétuinen. Oppervlaktewater is in het geheel niet aanwezig in het plangebied. Ook beekriolen, die in andere buurten en wijken veel voorkomen zijn in Kuenenplein-Plantage niet aanwezig. Recentelijk is een omgevingsvergunning verleend voor het aanpassen van de riolering tussen het Kuenenplein en de Schuurmanstraat. In deze laatste straat worden daarvoor ook twee waterpartijen gerealiseerd voor de afvoer van water naar de ten noorden van de Wijk aan Duinerweg gesitueerde riolen.
2.3.
Functies Het gebied heeft hoofdzakelijk een woonfunctie. In het gehele plangebied komen ook diverse functies voor, die in het algemeen goed met de woonfunctie co-existeren. De functies bestaan vooral uit kleinschalige bedrijfjes en detailhandel. Het gebied kent daarnaast enkele concentraties van (met name) winkelvoorzieningen. Te denken valt aan de Plantage en aan het Hilbersplein. Maatschappelijke voorzieningen zoals, scholen, gymnastieklokalen, ouderen- en gezondheidsvoorzieningen komen verspreid over het gebied voor.
2.4.
Verkeer De huidige wegenstructuur van Beverwijk is in belangrijke mate het gevolg van de ligging van Beverwijk: ten noorden van het Noordzeekanaal bij de Velser- en Wijkertunnel. Beverwijk kent op stadsniveau min of meer een ringstructuur bestaande uit de Westelijke Randweg en de Oostelijke Doorverbinding. Daarnaast zijn er vanaf de ringstructuur dwarsverbindingen (gebiedsontsluitingsweg type 1) naar Heemskerk, Tata Steel, Velsen-Noord en Wijk aan Zee. Tevens lopen er nog belangrijke routes, in de vorm van gebiedsontsluitingswegen type 2, door de stad, veelal met een wijkontsluitende functie, zoals de Warande en de Wijk aan Duinerweg die (samen) de noordwestelijke plangrens van dit bestemmingsplan vormen. Deze wegen vormen één van de dwarsverbindingen (tussen de Plesmanweg en de Zeestraat, die een dwarsverbinding vormt naar Wijk aan Zee).
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
9
Afbeelding 5: Verkeersstructuur.
2.5.
Cultuurhistorie en archeologie Tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan is door de Cultuurcompagnie Noord-Holland een cultuurhistorische onderlegger vervaardigd. Uit deze onderlegger blijkt dat in het plangebied 1 gemeentelijk monument voorkomt. Indien een initiatiefnemer wijzigingen wil aanbrengen aan een dergelijk pand, moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd als bedoeld in artikel 2.2 lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In de erfgoedverordening is dit juridisch uitgewerkt. Bij de bouwkundige monumenten is het onder meer van belang rekening te houden met archeologie en bouwhistorie. In de vergunningen die voor restauratie of verbouw worden afgegeven dienen de archeologie en de bouwhistorie dan ook te worden meegewogen. Er zijn geen rijks- en provinciale monumenten. Het zich binnen het plangebied bevindende gemeentelijke monument is: woonhuis Flora uit 1908 aan de Arendsweg 171. De volgende oude wegen omgrenzen en doorsnijden het plangebied: Grote Houtweg (16e eeuw of ouder); Wijk aan Duinerweg (Kuikersweg (17e eeuw) en Groeneweg (19e eeuw));
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
10
Galgenweg en Boeweg (16e eeuw of ouder); Arendsweg (17e eeuw of ouder); Populierenlaan (voorheen Houtweg, 17e eeuw); Raamveld (voorheen Kruisweg, 17e eeuw); Alkmaarseweg (19e eeuw).
Binnen het plangebied is geen sprake van een hoge archeologische verwachting. In het gehele gebied geldt daarom een regiem waarvoor bij grondroerende ingrepen, die groter zijn dan 2.500 2 m en dieper dan 40 cm, rekening dient te worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische waarden. Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Daarom komen dergelijke ingrepen niet voor. Indien in een later stadium ruimtelijke ingrepen nodig zijn die boven dit criterium uitstijgen, zal een aparte planologische procedure dienen te worden gevolgd, waarbij aandacht aan archeologie zal worden gegeven. Zo nodig zal de uitkomst van het archeologisch onderzoek dan vertaald worden in een planregeling die voldoende bescherming biedt aan de mogelijk voorkomende waarden. Afbeelding 6: Archeologische waarden.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
11
2.6.
Geluidzone industrieterrein IJmond Een belangrijke factor voor de leefbaarheid in de regio is de aanwezigheid van Tata Steel. Het industrieterrein IJmond is gezoneerd op basis van de Wet geluidhinder. De geluidzone van het terrein is bepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheden in een groot deel van het plangebied. Onderstaande afbeelding toont de geluidzone, waarbinnen nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen niet zonder meer mogelijk zijn. In paragraaf 4.3 wordt hier nader op ingegaan. Afbeelding 7: Geluidzone industrieterrein IJmond.
2.7.
Ontwikkelingen Het plangebied kent nauwelijks ontwikkelingen. Voorafgaand aan het opstellen van het nu voorliggende bestemmingsplan is een beperkt aantal ontwikkelingen bekend, een enkele is reeds in gang gezet. Het betreft de volgende situaties: Wijk aan Duinerweg 25; Oostertuinen 2-24;
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
12
Oostertuinen 38-68; Laan van Kanaän (gesloopte flat van PreWonen); Waterpartijen aan de Schuurmanstraat; Arendsweg 100A; Hilbersplein (zuidzijde); Grebbestraat 27.
De situatie Laan van Kanaän betreft een braakliggend terrein waarop in het verleden bebouwing heeft gestaan en waarvoor nog niet uitgewerkte plannen bestaan om woningen te realiseren. Mede gelet op de leeftijd van het daar vigerende bestemmingsplan, (het uitbreidingsplan in hoofdzaken Grote Houtweg - Munnikenweg uit 1950) worden de nieuwe woningen niet rechtsreeks bestemd. Om deze ontwikkelingen mogelijk te maken dient immers onderzoek te worden gedaan naar allerlei (milieu)aspecten. Dit is niet verenigbaar met het conserverende karakter van dit bestemmingsplan. Het benodigde onderzoek zal dan ook dienen te worden verricht in het kader van een wijzigingsprocedure. De randvoorwaarden van het plan worden in dit bestemmingsplan vastgelegd. Zie hiervoor de beschrijving van de wijzigingsbevoegdheid in hoofdstuk 6 van deze toelichting. Voor met name de locatie aan de Wijk aan Duinerweg is zicht op een spoedige realisatie. De gemeente heeft met de woningcorporaties PréWonen en Woon op Maat een convenant gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over te ontwikkelen locaties. Eén van deze locaties betreft Wijk aan Duinerweg 25, waarop voorheen een school heeft gestaan. Voor deze locatie zijn door het college van burgemeester en wethouders op 17 juli 2012 randvoorwaarden vastgesteld. Op de locatie mogen 16 grondgebonden woningen worden gerealiseerd met een goot- en bouwhoogte van maximaal 6 en 10 meter. Daarnaast zijn randvoorwaarden gesteld met betrekking tot voortuinen, parkeren en dergelijke. Het streven is er op gericht 75% sociale woningen te realiseren. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken dient, conform de bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening, onderzoek te worden gedaan naar relevante (milieu)aspecten. De voor deze ontwikkeling verrichte onderzoeken zijn weergegeven in hoofdstuk 4 van deze plantoelichting. Bovendien zijn deze onderzoeken opgenomen in de bijlagen.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
13
Afbeelding 8: Indicatie van de toekomstige bebouwing vanaf de Wijk aan Duinerweg.
De reconstructie van de riolering tussen de Schuurmanstraat en het Kuenenplein heeft slechts een beperkt effect op het voorliggende bestemmingsplan, namelijk het opnemen van de waterpartijen op de verbeelding. Aangezien de omgevingsvergunning inmiddels is verleend (24 april 2012) en onherroepelijk is geworden, kan dit worden beschouwd als een bestaande situatie. Aan de Oostertuinen 2-24 heeft PréWonen het plan opgevat om de daar aanwezige 24 duplexwoningen te verbouwen tot 13 grondgebonden woningen. Omdat de vigerende woonbestemming gehandhaafd wordt, het aantal wooneenheden afneemt en de woningen hoofdzakelijk opnieuw worden geprojecteerd op de bestaande bouwvlakken, heeft het plan geen negatieve ruimtelijke uitstraling en past de ontwikkeling binnen de omgeving. Het plan wordt daarom direct mogelijk gemaakt binnen dit bestemmingsplan. Ten aanzien van Oostertuinen 38-68 heeft PréWonen ook het voornemen om de duplexwoningen te slopen en daarvoor eengezinswoningen terug te bouwen. Gezien de beperkte diepte van de achtertuinen zal het bouwvlak iets naar voren schuiven, zodat er geen voortuin van 5 meter blijft maar van ca. 2 meter. Het plan is nog in studie. Aan de Arendsweg 100A is een ademhalingskliniek gevestigd. Deze functie past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Aangezien deze functie past binnen de omgeving en er geen negatieve ruimtelijke uitstraling is, wordt de situatie gelegaliseerd binnen dit bestemmingsplan. Voorts heeft PréWonen het plan opgevat om de bebouwing aan zuidzijde van het Hilbersplein te reconstrueren. In het verleden zijn daarvoor in overleg met de gemeente Beverwijk ruimtelijke randvoorwaarden vastgesteld. Aangezien er nog geen concrete plannen bekend zijn en de ont-
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
14
wikkeling de eerste jaren ook niet worden voorzien, is besloten om deze ontwikkeling niet in dit conserverende bestemmingsplan mee te nemen. Tot slot is de locatie aan de Grebbestraat 27, waar het huidige schoolgebouw (De Wilgenroos) staat, als mogelijke toekomstige ontwikkellocatie voor woningbouw genoemd. In 2009 zijn hier tussen de gemeente, die het perceel in eigendom heeft, en de wooncorporaties afspraken op hoofdlijnen over gemaakt. Vooralsnog zijn er echter geen concrete herontwikkelingsplannen. Nieuwbouwmogelijkheden hangen direct samen met het verplaatsen van de huidige aanwezige school.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
15
3.
Beleidskaders Op diverse bestuurlijke niveaus zijn beleidsuitspraken geformuleerd die relevant zijn voor het plangebied. In dit hoofdstuk volgt een korte samenvatting van de betreffende nota's.
3.1.
Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 in werking getreden. De structuurvisie infrastructuur en ruimte 2040 (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijken mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen tot aan 2040. Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028): het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland; het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. Voor de onderhavige bestemmingsplan zet de SVIR het beleid van de Nota Ruimte voort. Het plangebied ligt binnen stedelijk gebied. In beginsel worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Geconcludeerd kan worden dat kleine ontwikkelingen binnen het gebied de SERladder volgen. Het project past daarom binnen de beleidsdoelstellingen van de SVIR. Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen en bij projectuitvoeringsbesluiten dient rekening te worden gehouden met het Barro. Nationaal Waterplan In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen,
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
16
voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan pleit daarom voor meer samenhang tussen het beleid voor water, ruimtelijke ordening en milieu, gericht op de verschillende belangen zoals veiligheid, landbouw, natuur, drinkwatervoorziening, transport, recreatie en visserij, daarbij ruimte scheppend voor gebiedsgericht maatwerk. Nota mobiliteit Deze nota heeft samengevat de volgende beleidsdoelen: het verbeteren van de internationale bereikbaarheid; het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden; een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen; het inzetten op proces- en technologie-innovatie ter realisering van de beleidsdoelen. De uitgangspunten bij het realiseren van deze beleidsdoelen zijn betrouwbare reistijden, vlotte en veilige verkeersafwikkeling binnen de (inter)nationale wettelijke en beleidsmatige kaders van milieu en leefomgeving. Nota Belvedère In 1999 is de Nota Belvedère verschenen. Doel van de nota is de cultuurhistorische identiteit meer richtinggevend te laten zijn voor de inrichting van de ruimte. Deze doelstelling wordt in de nota geconcretiseerd in een breed scala van te ondernemen acties op rijks-, regionaal- en lokaal niveau. In het kader van de nota is een landsdekkend overzicht gemaakt van de cultuurhistorisch meest waardevol geachte steden en gebieden: de Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland (ook wel Belvedèrekaart genoemd). De gemeente Beverwijk behoort niet tot de aangewezen gebieden (waaruit overigens niet geconcludeerd mag worden dat er in de gemeente geen cultuurhistorische waarden zijn). De huidige juridische basis voor het omgaan met archeologische waarden is de Monumentenwet uit 1988. In 1998 is het Verdrag van Valletta door de Staten Generaal geratificeerd. Dit verdrag is in de Wet op de archeologische monumentenzorg verankerd, die officieel inwerking is getreden op 1 september 2007, ondermeer als wijziging op de Monumentenwet 1988.
3.2.
Provinciaal beleid Structuurvisie Noord-Holland 2040 Op 22 juni 2010 hebben provinciale staten de "Structuurvisie Noord-Holland 2040, kwaliteit door veelzijdigheid" vastgesteld. In de structuurvisie geeft de provincie aan dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaat-
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
17
bestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik. Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de provincie Noord-Holland op basis van de bovengenoemde criteria provinciale belangen benoemd. Deze vallen uiteen in drie hoofdbelangen en twaalf ondergeschikte belangen. Daarbij richt de provincie zich uitdrukkelijk op ruimtelijke vraagstukken die op regionale en bovenregionale schaal spelen en/of gevolgen hebben. Voor de ruimtelijke ontwikkeling van stedelijke functies gaat de structuurvisie (evenals de Nota Ruimte) uit van de SER-ladder. Volgens dit principe moet eerst worden bekeken of er binnen bestaand bebouwd gebied (BBG) nog ruimte beschikbaar is, of er door herstructurering nog ruimte kan worden gemaakt en of het mogelijk is de ruimte effectiever te benutten. Het plangebied valt binnen het BBG. Afbeelding 9: Provinciale belangen.
Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie Provinciale Staten hebben de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie van NoordHolland op 21 juni 2010 vastgesteld. Op 1 november 2010 is de verordening in werking getreden. De verordening, gebaseerd op artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening, stelt regels betreffende de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het stedelijke gebied van Noord-Holland. Het betreft onderwerpen waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Evenals in de structuurvisie geeft de PRVS aan dat onderhavig plangebied binnen het BBG is gesitueerd.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
18
Waterplan 2010 -2015 Provinciale Staten hebben op 16 november 2009 het provinciaal Waterplan 2010-2015 vastgesteld. Het beschrijft de kaders voor waterbeheer in Noord-Holland. Binnen deze kaders gaan waterschappen en gemeenten maatregelen treffen om ons te beschermen tegen wateroverlast en om de waterkwaliteit te verbeteren. Het opstellen van een waterplan is een wettelijke taak van de provincie. Provinciaal Milieubeleidsplan De provinciale milieudoelstellingen zijn nader uitgewerkt in het "Provinciale Milieubeleidsplan (2009-2013)", dat op 21 september 2009 door provinciale staten is vastgesteld. Het plan biedt gemeenten en waterschappen een kader voor hun beleid en geeft ondernemers en burgers inzicht in toekomstige ontwikkelingen en maatregelen. Voor de provincie is het milieubeleidsplan de basis voor de vergunningverlening en handhaving. Daarnaast gebruikt de provincie het milieubeleidsplan om te kijken welke rol het milieu moet spelen in andere beleidsplannen. De activiteiten in de komende vier jaar moeten er in ieder geval toe leiden dat eind 2013 overal in Noord-Holland de zogeheten basiskwaliteit is bereikt. De basiskwaliteit is vastgelegd in Europese en nationale milieunormen en regels en hangt samen met de functie van een gebied: wonen, werken of recreëren. Er zijn twee overkoepelende doelen: het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid, dier en plant; het stimuleren van duurzame ontwikkeling in Noord-Holland voor nu en in de toekomst, zonder afwenteling van de milieubelasting naar elders. Om de doelen te bereiken worden activiteiten uitgevoerd op de volgende acht thema’s: Afval; Bodem; Externe Veiligheid; Geluid; Geur; Licht en donkerte; Lucht; Klimaat en energie. De keuze voor de activiteiten is gebaseerd op enerzijds de wettelijke taken, en anderzijds op de rol die de provincie kan spelen. Ook sluiten de activiteiten aan bij onze doelen en de gesignaleerde trends en knelpunten. De omvang en aard van de activiteiten verschillen hierdoor per thema. Voor de uitvoering van dit milieubeleidsplan maakt de provincie tweejaarlijkse uitvoerings- en monitoringprogramma’s. Gedeputeerde Staten hebben eind 2009 het uitvoerings- en monitoringprogramma Milieu 2010-2011 vastgesteld. Door middel van het monitoringprogramma volgt de provincie de voortgang van het milieubeleid en stuurt bij waar dat nodig is.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
19
Toetsingskader groepsrisico bij ruimtelijke ontwikkelingen In oktober 2005 heeft de provincie Noord-Holland het “Toetsingskader groepsrisico bij ruimtelijke ontwikkelingen voor gemeente en provincie” gepubliceerd. Met dit toetsingskader geeft de provincie aan hoe de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico doorlopen kan worden. Tevens maakt dit kader duidelijk op welke wijze de provincie bij haar ingediende plannen zal toetsen aan het groepsrisico. Het toetsingskader kent een stappenplan om te bepalen in hoeverre het groepsrisico moet worden verantwoord.
3.3.
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Waterbeheersplan (WBP4) Vanaf 1 januari 2010 is het WBP4 van kracht. In het Waterbeheersplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Deze taken worden de komende periode sterk beïnvloed door de klimaatverandering en de uitgangspunten van de Europese Kaderrichtlijn Water. Het kerndoel is vierledig: Het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig en integraal beheren. De verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en/of beheersbaar te houden. Het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren. Het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit. Raamplan Bescherming tegen Wateroverlast Noorderkwartier (BWN 2005) In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) zijn afspraken gemaakt over de aanpak van wateroverlast, watertekort en waterkwaliteit voor de komende jaren. Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten dienen te anticiperen op veranderende omstandigheden zoals klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. De opgave voor het terugdringen van de wateroverlast is uitgewerkt in raamplannen. De planperiode beslaat de jaren 2005 tot 2015. De studie Bescherming Wateroverlast Noorderkwartier, ook wel aangeduid als de faalkansenstudie, heeft inzicht verschaft in de omvang van het overlastprobleem. De resultaten vormen het vertrekpunt voor de knelpuntenanalyse en de uitwerking van de maatregelen. Het raamplan richt zich niet op de aanpassing van de boezemsystemen, maar op kleinschalige maatregelen in de poldersystemen. De problemen worden opgelost waar ze zich voordoen, waarbij als belangrijkste uitgangspunt geldt dat te dempen water geheel moet worden teruggegraven en dat een toename van de bestaande verharding in voldoende mate dient te worden gecompenseerd.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
20
3.4.
Gemeentelijk beleid Vigerende bestemmingsplannen Binnen het plangebied vigeren diverse bestemmingsplannen. Bovendien zijn er in de loop der tijd nog diverse vrijstellingen verleend. In onderstaande afbeelding is aangegeven welke bestemmingsplannen vigeren, het gaat daarbij om de volgende plannen: (A) Grote Houtweg - Munnikenweg (vastgesteld 7 september 1950); (B) Oostertuinen (vastgesteld 11 juli 1951); (D) Arendsweg Zuid (vastgesteld op 20 september 1954); (E) Hofland (vastgesteld 13 juli 1961); (P) Boeweg (vastgesteld 11 april 1974). Voor het gebied tussen de Alkmaarseweg, Oostertuinen en de Laan van Kanaan vigeert geen bestemmingsplan. Daar gelden de stedenbouwkundige voorschriften van de bouwverordening (zie het gearceerde gebied in onderstaande afbeelding. Aan de Beukenstraat is een project van 24 woningen met een projectbesluit gerealiseerd in het kader van de herontwikkeling conform de Gebiedsvisie Plantage 2020, zie hieronder genoemd. Afbeelding 10: Vigerende en in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
21
Gebiedsvisie Plantage 2020. Dit bestemmingsplan en deze ruimtelijke procedure staat los van de herontwikkelingsvisie voor de Plantage. Enkel de (inmiddels met een projectbesluit gerealiseerde) eerste fase van de herontwikkelingsvisie wordt opgenomen als bestaande situatie. De herontwikkelingsplannen voor de Plantage zijn momenteel nog onderwerp van discussie en worden op termijn, al dan niet gefaseerd en met een eigen ruimtelijke procedure, mogelijk gemaakt. Gelet op de urgente noodzaak van het actualiseren van dit bestemmingsplangebied, kan niet langer gewacht worden op de momenteel nog bij te stellen herontwikkelingsplannen van de Plantage. Groenstructuurplan/Bomenbeleidsplan Het gemeentelijk groenstructuurplan houdt een gebiedsindeling aan waarin zes stadsdelen worden onderscheiden. Het plangebied valt bijna geheel in ‘Stadsdeel 4 West-Beverwijk’. In dit stadsdeel zal volgens het document veel herstructurering plaatsvinden die mogelijkheden biedt voor het verbeteren van de kwaliteit van het groen. Er is voor West-Beverwijk een wensbeeld geschetst met formeel groen en met een authentieke manier van beplanten, interne groene verblijfplaatsen en lanen. Daarnaast worden bomen van de eerste grootte, sierheesters en vulheesters voorgestaan. Tot slot wordt bij de inrichting met straatmeubilair aangesloten op het formele groen door ook het straatmeubilair een formeel uiterlijk mee te geven. In het actieprogramma voor dit gebied is voorgesteld beeldbepalende lanen te begeleiden door bomen. Het belangrijkste kenmerk van West-Beverwijk zijn immers de lanen. Om deze lanen voor de toekomst te behouden en om te kunnen reageren op het wegvallen van laanbomen, dient er een lanenplan opgesteld te worden. De lanen in het plangebied voor dit bestemmingsplan zijn: de Arendsweg, de Boeweg, de Warande, de Wijk aan Duinerweg, de Alkmaarseweg, de Grote Houtweg, het Hilbersplein, de Plantage, de Huiderlaan, Oostertuinen en Kuenenplein. Afbeelding 11: Het groenstructuurplan voor West-Beverwijk.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
22
Om deze lanen voor de toekomst te behouden en om te kunnen reageren op het wegvallen van laanbomen, Heeft er in het kader van het Bomenbeleidsplan een inventarisatie plaatsgevonden van waardevolle bomen op stads-, wijk- en buurtniveau. Stadsbomen dragen sterk bij aan de herkenbaarheid, de geleding van de stad en het imago van Beverwijk. Ze hebben een cultuurhistorische betekenis als onderdeel van historische pleinen en lanen. Onderstaande afbeelding toont de actiepunten die op basisvan de inventarisatie en analyse zijn benoemd. Afbeelding 12Actiepunten uit het Bomenbeleidsplan.
Binnen het plangebied wordt met name gestreefd om aan het Kuenenplein (5) een extra rij bomen aan te brengen. Daarnaast is voor de Grote Houtweg en de Eikenstraat/Huiderlaan het beleid gericht op het aanbrengen van bomen aan beide zijden van de rijweg. Gemeentelijk milieubeleidsplan De gemeente Beverwijk heeft in samenwerking met de Milieudienst IJmond een meerjaren milieubeleidsplan opgesteld. In het MBP is voor de periode 2008-2012 het gemeentelijke milieubeleid opgesteld en vertaald in concrete doelstellingen. Aandachtspunten in het MBP zijn: Het waarborgen van de leefbaarheid, optimaal gebruik van de regelgeving, voorbeeldfunctie van de gemeente, het bevorderen van duurzame ontwikkeling en het realiseren van klimaatbeleidsdoelstellingen. Met betrekking tot nieuwe woningbouwprojecten heeft de gemeente Beverwijk de term "het nieuwe wonen" geïntroduceerd. Het nieuwe wonen is het wonen in een gezonde, duurzame en comfortabele woning in een groene en ontspannen woonomgeving. Het betekent meer dan het gebruik van verantwoorde materialen en spaarzaam omgaan met energie en wa-
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
23
ter. De woonomgeving, natuur en de gezondheid zijn er ook onderdeel van. Maar ook het binnenmilieu van een woning heeft invloed op de gezondheid van de bewoners. Projectontwikkelaars en woningcorporaties hebben een rol in het nieuwe wonen. Zij dragen zorg voor de financiële realisatiemogelijkheden van bouwprojecten Bij het nieuwe wonen wordt ondermeer onderscheid gemaakt in ontwerp en inrichting op stedenbouwkundig niveau en op bouwkundig niveau. Daarbij geldt een ondergrens van 30 woningen. Nieuwe Erfgoedverordening gemeente Beverwijk 2010 De omgang met het archeologisch erfgoed staat verwoord in de “Nieuwe Erfgoedverordening gemeente Beverwijk 2010” (Artikel 22). Deze verordening is o.a. gebaseerd op de in 2007 door de Stichting Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland opgestelde Beleidsnota Cultuurhistorie Beverwijk. Het doel van het archeologiebeleid is op een effectieve, controleerbare en klantvriendelijk wijze met het archeologisch erfgoed om te gaan. Gebiedsgerichte differentiatie is hierbij uitgangspunt. Structuurvisie Beverwijk 2015+ Het ruimtelijk beleid van de gemeente berust op 4 pijlers. Beverwijk wil bijvoorbeeld een gevarieerd en herkenbaar woningaanbod van elk van de woongebieden. De verschillende woongebieden in Beverwijk hebben immers een eigen identiteit, met hun eigen kwaliteiten en knelpunten. Vaak betekent dit dat ingezet wordt op het behoud van bestaande kwaliteiten en het opheffen van knelpunten. In andere gevallen wordt dit bereikt met een herinrichting van de openbare ruimte. Daarnaast is Beverwijk van oudsher een woon-werkstad. De gemeente wil dit voor de toekomst behouden door bestaande economische potenties beter te benutten. Dit kan door een aantal sterke en herkenbare economische clusters (bv. Tata Steelgebied, bedrijventerrein De Pijp en winkelgebieden) te handhaven en te versterken. Beverwijk wil bovendien de kansrijke routes en plekken veraangenamen en versterken. Deels door verbinding te zoeken met bestaande kwaliteiten binnen het stedelijk gebied en het groene buitengebied. Daarnaast door het versterken van de kwaliteit van de openbare ruimte in de stad. Hierdoor wordt de ontmoetingsfunctie op straat beter en krijgt de stad een aangenamer uiterlijk. Uitgangspunt voor het behouden en verbeteren van het sociale leven in Beverwijk is het op peil en up-to-date houden van het voorzieningenaanbod. Om Beverwijk bereikbaar te houden voor haar inwoners moet het bestaande stedelijke gebied, voor wat betreft het doorgaande verkeer, zoveel mogelijk ontlast worden. Dit kan door een goed alternatief rondom Beverwijk
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
24
Afbeelding 13: Structuurvisie Beverwijk 2015+ en het plangebied (zwarte begrenzing).
In de structuurvisie is het gebied tussen de Alkmaarseweg en de Grote Houtweg gekarakteriseerd als "stedelijk wonen in verdichte vooroorlogse buurten". Het overige gebied is aangewezen een transformatiegebied. Dit betekent dat wordt ingezet op het beter profileren van bepaalde woonmilieus, wat kan variëren van het versterken van het beeld en gebruiksmogelijkheden van bebouwing of openbare ruimte, via het toevoegen van programma tot een complete herstructurering. De wijze van transformatie is afhankelijk van het desbetreffende woonmilieu. Duurzaam Ruimtegebruik Open ruimte wordt vaak geclaimd, door woningbouw, parkeren, infrastructuur of andere gebouwde voorzieningen. De notitie Duurzaam Ruimtegebruik biedt een handvat om hier regie te kunnen voeren: Waar willen we wel en waar willen we niet bouwen. Op specifieke plekken in de stad verdichten biedt weer de mogelijkheid om op bepaalde plaatsen in de stad open ruimte te kunnen houden. Daardoor kan een hogere ruimtelijke en functionele kwaliteit in de stad worden behaald. Anderzijds biedt verdichten op bepaalde plaatsen de mogelijkheid om de aanwezige onbebouwde ruimtes (Open Plekkenplan) in de stad te behouden dan wel te versterken ten behoeve van een hoge kwaliteit van de leefomgeving.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
25
Detailhandelsstructuurvisie De detailhandelsstructuurvisie heeft als belangrijkste doelstelling het behouden en versterken van de positie van Beverwijk als winkelstad voor Beverwijk en de regio. Daarnaast gelden de volgende doelstellingen: het in onderlinge samenhang bepalen en uitbouwen van de gewenste positie van de verschillende winkelconcentraties; het optimaal ruimte bieden aan en sturen van nieuwe detailhandelsontwikkelingen, passen bij de beoogde positie van de verschillende winkelconcentraties. In de toekomstig gewenste detailhandelsstructuur voor Beverwijk kunnen de wijkwinkelcentra Wijkerbaan en Plantage een functie vervullen als wijkwinkelcentra voor dagelijkse boodschappen. Deze twee centra liggen goed gespreid over de woonwijken van Beverwijk, waardoor inwoners op relatief korte afstand van de woonomgeving over een dagelijks winkelaanbod kunnen beschikken. In winkelcentrum Plantage is (nu nog) slechts één supermarkt als trekker gevestigd. Bij voorkeur is in een modern wijkwinkelcentrum een tweede supermarkt in een aanvullend marktsegment gevestigd. Met een dergelijke publiekstrekker worden meer consumenten aan het winkelcentrum gebonden. De grotere publieksstroom biedt de benodigde kritische massa om het nu complete aanbod dagelijkse speciaalzaken ook in de toekomst te kunnen behouden. Open Plekkenplan In een stad is evenwicht tussen bebouwde en open plekken van groot belang. Met het uitwerken van het Open Plekkenplan worden de open plekken in de bestaande wijken van de stad versterkt. De plekken krijgen een duidelijke functionele en ruimtelijke inrichting waardoor ze minder snel in beeld komen voor verdichting. Kuenenplein-Plantage is een gebied met veel flatwoningen uit de jaren ’50-’60 en ’90 en eengezinswoningen uit de jaren ’80. De buurt heeft een redelijke aantal open plekken van vrij klein tot heel groot. Kenmerkend voor het gebied zijn de Plantage en de groene strook Kuenenplein-Oostertuinen-Huiderlaan. Een groot gedeelte van de Plantage is echter in het Open Plekkenplan niet geïnventariseerd omdat dit een projectgebied is. Aandachtspunten bij herinrichting van de openbare ruimtes zijn: meer aandacht voor groen; vergroten van de ruimtelijk-functionele kwaliteit; vormgeven aan waterpartijen, open waterverbindingen en waterberging; beter beheer en/of herinrichting van buitenruimte; extra parkeerplaatsen.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
26
Afbeelding 14: Open Plekkenplan.
Geconstateerd kan worden dat de in dit bestemmingsplan opgenomen wijzigingsgebieden geen openplekken betreffen als bedoeld in dit beleidskader. De openbare ruimte achter de gesloopte flat aan de Laan van Kanaän (33-101) blijft behouden conform het Open Plekkenplan. De inrichting zal worden aangepast door de verleende omgevingsvergunning voor de waterpartijen. In dit conserverende bestemmingsplan vinden verder geen vormen van herstructurering plaats. Beleidsvisie externe veiligheid kerngemeenten IJmond De gemeente Beverwijk heeft samen met de overige IJmond-gemeenten de beleidsvisie externe veiligheid kerngemeenten IJmond vastgesteld, het doel is tweeledig. Enerzijds is het doel het inzichtelijk maken welke ruimte er voor welke ontwikkelingen beschikbaar is binnen welke randvoorwaarden betreffende externe veiligheid. Op deze wijze kan een goede, efficiënte afweging worden gemaakt betreffende het ruimtegebruik in de regio IJmond. Anderzijds wordt externe veiligheid een vanzelfsprekend onderdeel van de besluitvorming bij plannen waarbij toetsing aan externe veiligheid in een vroegtijdig stadium van de planontwikkeling gewenst is.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
27
De beleidsvisie externe veiligheid kerngemeenten IJmond is tevens bouwsteen voor de structuurvisies die de gewestgemeenten op grond van de Wet ruimtelijke ordening opstellen en is daarmee ook een bouwsteen voor de bestemmingsplannen. De beleidsvisie externe veiligheid kerngemeenten IJmond is daarmee een document dat voor burgers, bedrijven en alle andere betrokkenen helderheid geeft over de vraag wat de regio nastreeft op het vlak van externe veiligheid. Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan (GVVP) Het GVVP kent zijn basis in de Planwet Verkeer en Vervoer. Op strategisch niveau is het GVVP in eerste instantie een uiting van de wettelijke eis om een zichtbaar samenhangend, eenduidig en uitvoeringsgericht verkeer- vervoerbeleid te voeren, dat de richting aangeeft van de door het gemeentebestuur te nemen beslissingen inzake verkeer en vervoer. Het is dus in wezen een weergave van de gemeentelijke visie op verkeer en vervoer. Het GVVP geeft een kader voor de verkeersstromen en de verkeerscirculatie van Beverwijk in de periode tot 2020. Diverse scenario’s zijn uitgewerkt, waarbij rekening gehouden is met het geldende beleid, de lopende projecten en huidige wensen. Gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen Gemeente Beverwijk en de Milieudienst IJmond hebben ter ondersteuning en invulling van deze beleidsdoelstellingen een lokaal beleid geformuleerd in “Kwaliteit en duurzaam bouwen” en in het milieubeleidsplan 2008-2012. Het Rijk en de gemeenten hebben een klimaatakkoord ondertekend. Hierin staan afspraken over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie. De gemeenten onderschrijven de ambities van het kabinet: een reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 30% in 2020 ten opzichte van 1990, een energiebesparingspercentage van 2% energiebesparing per jaar en een aandeel van 20% duurzame energie in 2020. Inmiddels heeft het nieuwe kabinet Rutte II ingezet op 16% duurzame energie. De ambitie is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is en dat het energieverbruik van woningen en gebouwen in 2020 met meer dan 50% is verlaagd. Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren is de energieprestatie coëfficiënt voor nieuwe woningen in 2011 aangescherpt naar 0,6 en wordt deze verder aangescherpt in 2015 naar 0,4. Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleren de Milieudienst IJmond en de gemeente Beverwijk het gebruik van GPR Gebouw® 4. GPR Gebouw® 4 is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties gemeten kunnen worden, compleet met rapportcijfers van 1 tot 10. Dit instrument kijkt breder dan alleen energie. De ambitie van de gemeente is een 7.0 te scoren op het thema energie en gemiddeld een 7.0 voor de thema’s milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
28
4.
Milieuaspecten
4.1.
Algemeen Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard. Nieuwe ontwikkelingen worden dan ook in beginsel niet toegestaan. De enige uitzondering (locatie Wijk aan Duinerweg 25) is beschreven in paragraaf 2.7. De voor deze ontwikkeling noodzakelijke onderzoeken worden apart beschreven in sub-paragrafen onder de in dit hoofdstuk beschreven milieuaspecten. Voor de milieuaspecten is voor het bestemmingsplan door de milieudienst geadviseerd. De essentie van dit advies is hieronder weergegeven.
4.2.
Luchtkwaliteit
4.2.1. Algemeen In 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Met deze wet zijn luchtkwaliteitseisen verankerd in de Wet milieubeheer. Er is een andere wijze van toetsing van bouw- en bestemmingsplannen opgenomen. Zo dient te worden onderzocht of een project ‘in betekenende’ mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Als een bouwproject voldoet aan de gestelde criteria voor de 2 schaalgrootte van het plan (minder dan 1500 woningen of 100.000 m kantooroppervlakte) dan hoeft er niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Het plan maakt in beginsel geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, met uitzondering van het in paragraaf 2.7 genoemde project aan de Laan van Kanaän dat via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk kan worden gemaakt, alsmede het project Wijk aan Duinerweg 25. Het plan is gezien bovengenoemde (ruime) criteria niet in betekende mate van invloed op de luchtkwaliteit. Er hoeft dus niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen, zodat geen aanvullend onderzoek noodzakelijk is. In verband met een goede ruimtelijke ordening wordt opgemerkt dat in het gehele plangebied ruimschoots wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen. 4.2.2. Locatie Wijk aan Duinerweg 25 Gelet op het bovenstaande is er geen aanvullend onderzoek nodig naar luchtkwaliteit als gevolg van deze ontwikkeling.
4.3.
Geluid
4.3.1. Algemeen In de Wet geluidhinder zijn geluidhindernormen voor toelaatbare equivalente geluidniveaus opgenomen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in geluid afkomstig van wegen, spoorwegen en industrie. De geluidhindernormen gelden voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de geluidzone van een (spoor)weg of gezoneerd industrieterrein. Een geluidzone is een aandachtsgebied aan weerszijden van een (spoor)weg en rondom een industrieterrein waarbinnen de geluidhindernormen van de Wet geluidhinder van toepassing zijn. Voor het nu voorliggende plangebied wordt het geluid als gevolg van het wegverkeer, de spoorweg en de industrie hieronder beschreven.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
29
Wegverkeer In het algemeen geldt dat in een bestemmingsplan alleen aandacht aan geluid besteed moet worden voor zover de uitvoering van de Wet geluidhinder dat vereist (artikel 3.3.1 Bro). Zoals in deze toelichting is aangegeven is het bestemmingsplan een conserverend bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan staat, met uitzondering van het project aan de Wijkaan Duinerweg 25, in beginsel geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toe en ook worden geen nieuwe wegen geprojecteerd. Dat heeft tot gevolg dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan de bestaande geluidsgevoelige bestemmingen, die gesitueerd zijn in de zone van bestaande wegen niet getoetst behoeven te worden (artikel 76, derde lid Wgh). Een uitzondering hierop vormt een akoestisch relevante wijziging van een bestaande weg (reconstructie). Hiervan is echter ook geen sprake. Het aangeven van de zones of het aangeven van de as van de weg als bedoeld in artikel 3.3.1 Bro is dan ook niet nodig. Uit de regeling van artikel 3.3.1 Bro vloeit bijvoorbeeld wel voort dat voor zover geluidgevoelige bestemmingen (zoals Wonen) binnen een zone liggen deze bestemmingen gedetailleerd bestemd moeten worden. De bestemming Wonen en overige bestemmingen binnen de denkbeeldige zones worden dan ook gedetailleerd bestemd. Dat zal ook gelden indien van de mogelijkheid gebruik wordt gemaakt om via wijzigingsbevoegdheid woningen te projecteren (zie paragraaf 2.7) aan de Laan van Kanaän. Industrielawaai De cumulatieve geluidsbelasting van de bedrijven op het gezoneerde industrieterrein IJmond (zie paragraaf 2.6) mag buiten de zone niet meer dan 50 dB(A) bedragen. De individuele milieuvergunningen van de bedrijven op het bedrijfsterrein worden getoetst aan de bijdrage die het betreffende bedrijf levert aan de geluidszone. Op deze manier wordt gewaarborgd dat de totale geluidsbelasting buiten de zone niet meer dan 50 dB(A) zal bedragen. In Afbeelding 7 is te zien dat deze 50 dB(A) contour zich over het westelijke deel van het plangebied uitstrekt. In dit gedeelte is woningbouw vanuit geluidoogpunt dus niet zonder meer mogelijk. Om in de toekomst woningen (of andere geluidgevoelige bestemmingen) te realiseren in de geluidzone moet zo nodig een hogere grenswaarde worden verleend in het kader van een aparte ruimtelijke procedure c.q. een wijzigingsprocedure. Dit bestemmingsplan maakt nieuwe woningen mogelijk. Het betreft dan met name het project Wijk aan Duinerweg 25 (zie paragraaf 4.3.2). Het project aan de Laan van Kanaän (wijzigingsbevoegdheid) valt buiten de geluidzone. De eventueel benodigde toekomstige hogere waarden mogen op grond van de Wet geluidhinder maximaal 55 dB(A) mag bedragen. Indien (op basis van een aparte ruimtelijke procedure) woningbouw plaatsvindt buiten de zonegrens van het bedrijventerrein is ten aanzien van het aspect industrielawaai in ieder geval geen knelpunt te verwachten.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
30
Spoorweglawaai Het plangebied bevindt zich buiten de zone van de spoorlijn Haarlem-Beverwijk en de spoorlijn tussen Emplacement Beverwijk en Emplacement Pompstation. Dat betekent dat de spoorlijn geen beperkingen oplevert voor dit bestemmingsplan.. 4.3.2. Locatie Wijk aan Duinerweg 25 De Milieudienst IJmond heeft op 9 november 2012 geadviseerd over de voorgenomen ontwikkeling. Dit advies, dat is opgenomen in bijlage 2 bij deze plantoelichting, geeft het volgende aan. Wegverkeer De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai is 48 dB. Bij een geluidsbelasting van 49 tot en met 63 dB op de gevel, is het mogelijk om deze waarde met een procedure hogere waarden Wet geluidhinder vast te stellen. De geluidsbelasting is berekend op de gevel van de nieuwe woningen, waarbij ervan uitgegaan is dat de afstand tussen de rooilijn en de gevel minimaal 5 meter is. De geluidsbelasting bedraagt circa 62 dB, inclusief aftrek conform artikel 110g uit de Wet geluidhinder. In het voortraject van het ontwerpbestemmingsplan zal de geluidsbelasting exact worden uitgerekend en de procedure hogere waarde Wet geluidhinder worden voorbereid. Het ontwerp-besluit hogere waarden zal gelijktijdig met het ontwerp-bestemmingsplan ter visie worden gelegd. Bij een geluidsbelasting boven 53 dB moet bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning een onderzoek naar de geluidwering van de gevels worden gevoegd. Hierin wordt aangegeven welke maatregelen aan de gevels nodig zijn, om het door het Bouwbesluit voorgeschreven maximale geluidsniveau van 33 dB binnen een nieuwe woning niet te overschrijden. Spoorweglawaai De locatie ligt niet binnen de zone van een spoorweg. Industrielawaai De locatie ligt in de geluidzone van het in het kader van de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterrein IJmond. De voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai is 50 dB(A). Op de locatie Wijk aan Duinerweg 25 is de geluidsbelasting vanwege het industrielawaai van industrieterrein IJmond niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde. Luchtvaartlawaai De locaties Wijk aan Duinerweg ligt niet binnen het beperkingengebied van het Luchthaven indelingsbesluit voor de luchthaven Schiphol. Ook ligt de locatie buiten de 20 KE contour vanwege Schiphol uit de Nota Ruimte. Binnen de 20 KE contour zijn geen nieuwe uitleglocaties voor woningbouw mogelijk.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
31
4.4.
Externe veiligheid Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes (weg, water, spoor en buisleiding). Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs) en het beleid met betrekking tot buisleidingen is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Situatie Woningen vallen onder de definitie van een "kwetsbaar object" als genoemd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen. Sporthallen, zwembaden en speeltuinen, alsmede sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet bestemd zijn voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, worden beschouwd als "beperkt kwetsbare objecten". In het kader van het uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid heeft de Milieudienst de tot voor kort (2011) geldende route gevaarlijke stoffen geëvalueerd. Deze route omvatte de Spoorsingel en de Laan der Nederlanden. Tevens is de noodzaak onderzocht om andere wegen en/of weggedeelten aan te wijzen met als doel de openbare veiligheid in Beverwijk verder te verbeteren. Belangrijkste conclusie van dit onderzoek luidde dat er door de aanleg van de Westelijke Randweg een gunstig alternatief is gekomen voor de route door de bebouwde kom van Beverwijk. Het plangebied ligt daarom niet binnen een toetsingszone van een route gevaarlijke stoffen. Het bestemmingsplan Kuenenplein-Plantage 2012 valt eveneens niet binnen een invloedsgebied van hoge druk aardgastransportleidingen.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
32
Afbeelding 15: Risicokaart.
Op de Risicokaart van de provincie Noord-Holland zijn in de directe omgeving van het plangebied geen stationaire bronnen aangegeven die van invloed zijn op de externe veiligheid binnen het plangebied. De milieudienst heeft aangegeven dat het plangebied in het invloedsgebied ligt van het Eye Film Instituut, gelegen op bijna 4,5 km in Heemskerk, dat een toxisch invloedsgebied heeft dat overlapt met het plangebied. Het groepsrisico overschrijdt in de huidige situatie de oriënterende waarde tweemaal. Hieromtrent wordt het volgende overwogen. De bestaande risicosituatie wordt niet nadelig beïnvloed door het nieuwe bestemmingsplan. Het plan maakt weliswaar de ontwikkeling mogelijk van 16 woningen aan de Wijk aan Duinerweg (25). Echter op hetzelfde perceel heeft reeds een schoolgebouw gestaan. Bovendien wordt binnen hetzelfde bestemmingsplan op ongeveer dezelfde afstand, aan de Oostertuinen 2-24, het aantal woningen van 24 teruggeschroeft naar 13. Per saldo neemt het aantal woningen derhalve met 5 toe. Bij deze ontwikkelingen is dus sprake van een zeer beperkte toename van het groepsrisico aangezien de personendichtheid binnen het plangebied door de 5 extra woningen toeneemt met ongeveer 12 personen (2,4 personen/woning). Het aantal van 12 personen kan echter weggestreept worden tegenover de nog vigerende planologische situatie, te weten de mogelijkheid om (opnieuw) een schoolgebouw (met >12 personen) te realiseren. Het groepsrisico behoeft derhalve niet verder uitgewerkt te worden, waarbij ten overvloede nog gewezen wordt op de volgende omstandigheden. De herontwikkellocatie ligt direct aan de Wijk aan Duinerweg waarmee de mogelijkheden voor de bereikbaarheid voor eventuele hulpdiensten goed
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
33
zijn. Bovendien zijn moderne woningen redelijk goed bestand tegen de effecten van een toxisch scenario. Door ramen en deuren te sluiten kan blootstelling effectief tegen gegaan worden. Voor dit laatste punt is een goed functionerende systematiek voor risicocommunicatie van belang. Geconcludeerd kan worden dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor het voorliggende bestemmingsplan dat verder conserverend is.
4.5.
Ecologie
4.5.1. Algemeen Bij ruimtelijke plannen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden ter plaatse en in de directe omgeving van het plangebied. Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Gebiedsbescherming De bescherming van natuurgebieden wordt geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Ruimtelijke projecten kunnen (zeer) moeilijk worden gerealiseerd in beschermde natuurgebieden. Projecten die in de nabijheid van beschermde natuurgebieden worden geprojecteerd, dienen te worden getoetst op de mogelijke negatieve effecten die zij op deze gebieden kunnen hebben en of zij verstoring zullen veroorzaken (externe werking). Als sprake is van externe werking dan kan het noodzakelijk zijn dat bij de provincie (bevoegd gezag) een vergunning volgens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 aangevraagd dient te worden. In het bestemmingsplangebied komen geen gebieden voor die in de ecologische hoofdstructuur of (nabij) een Natura 2000 gebied zijn gesitueerd. Er is geen sprake van de zogenoemde externe werking op natuurgebieden rond het bestemmingsplangebied. Soortenbescherming Soortenbescherming is altijd aan de orde. Hiervoor is de Flora- en faunawet bepalend. De Flora- en faunawet is gericht op het duurzaam in stand houden van soorten in hun natuurlijk leefgebied. Deze wet heeft de beschermingsregels, zoals die ook in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn opgenomen, overgenomen en voor de Nederlandse situatie toegepast. Deze bescherming is als volgt in de Flora- en faunawet opgenomen: het is verboden beschermde plantensoorten te plukken, verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen (artikel 8); het is verboden beschermde diersoorten te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen (artikel 9), opzettelijk te verontrusten (artikel 10) en hun nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren (artikel 11).
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
34
De procedurele consequenties zijn afhankelijk van de soorten die door de ingreep worden beïnvloed. Kortweg kunnen drie beschermingsregimes worden onderscheiden: beschermingscategorie 1: Een groot aantal beschermde soorten is in Nederland algemeen voorkomend. Op basis van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten uit de Flora- en faunawet mogen ruimtelijke ingrepen worden uitgevoerd die tot effect hebben dat de verblijfsplaatsen van deze soorten worden aangetast; beschermingscategorie 2: Voor beschermde soorten die minder algemeen zijn en extra aandacht verdienen, kan een vrijstelling (behalve voor het opzettelijk verontrusten) verkregen worden als de initiatiefnemer een goedgekeurde gedragscode heeft. Indien dit niet het geval is dient voor deze categorie een ontheffing aangevraagd te worden. Als wordt gehandeld volgens een goedgekeurde gedragscode geldt deze naast de bovengenoemde soorten ook voor vogels. In zo’n gedragscode worden gedragslijnen aangegeven die men volgt om het schaden van beschermde soorten zo veel mogelijk te voorkomen. Ontheffing is, als wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode, voor deze soorten alleen nog nodig als werkzaamheden afwijkend van de gedragscode worden uitgevoerd; beschermingscategorie 3: Voor ongeveer honderd zeldzame soorten geldt géén vrijstelling als het gaat om ruimtelijke ingrepen. Ontheffingen voor deze groep soorten worden slechts verleend wanneer er geen andere bevredigende oplossing voor de ingreep bestaat, de ingrepen vanwege dwingende redenen van groot openbaar belang dienen plaats te vinden en de gunstige staat van instandhouding van de soort niet in gevaar komt. Deze uitgebreide toets geldt ook voor alle vogelsoorten. Als een ruimtelijke ingreep rechtstreeks kan leiden tot verstoring of vernietiging van bepaalde beschermde soorten of hun leefgebied, kan het plan in strijd zijn met de Flora- en faunawet. Voor aantastingen van verblijfplaatsen en belangrijke (onderdelen) van leefgebieden van meer strikt beschermde soorten, is ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet nodig van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Verder geldt altijd (artikel 2 van de Floraen faunawet) een zorgplichtbepaling. Iedereen dient voldoende zorg in acht te nemen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Situatie De afstand van het plangebied tot het dichtstbij gelegen Natura2000-gebied bedraagt ongeveer 1,5 kilometer van af de Wijk aan Duinerweg. Delen van de Ecologische Hoofdstructuur zijn op een afstand van ongeveer 500 meter gesitueerd. De onderstaande afbeelding bevat een fragment van de ligging van de EHS en het Natura2000 gebied.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
35
Afbeelding 16: Plangebied in relatie tot Natura2000-gebied (geel) en EHS (groen).
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard, er worden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen voorgestaan. Er wordt derhalve geen afbreuk gedaan aan een gunstige instandhouding van een beschermde soort in het plangebied. 4.5.2. Locatie Wijk aan Duinerweg 25 De Milieudienst IJmond heeft op 9 november 2012 geadviseerd over de voorgenomen ontwikkeling. Dit advies, dat is opgenomen in bijlage 2 bij deze plantoelichting, onderschrijft in grote lijnen het voorgaande. Daarnaast is een quickscan naar de Flora en fauna uitgevoerd. Dit onderzoek, dat in bijlage 3 is opgenomen, geeft de volgende conclusies. Flora Met betrekking tot de aanwezige flora zijn geen (strikt) beschermde plantensoorten aangetroffen binnen het plangebied. Gezien de aanwezige begroeiing en terreintypen wordt niet verwacht dat (strikt) beschermde plantensoorten aanwezig zijn binnen het plangebied. Een ontheffingsaanvraag of nader onderzoek naar beschermde plantensoorten in het kader van de Flora- en faunawet is dan ook niet aan de orde. Vogels
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
36
Op en langs het plangebied zijn een aantal algemene broedvogels aangetroffen en te verwachten. Voor alle beschermde inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt vanuit de Flora- en faunawet een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. In de praktijk betekent dit dat storende werkzaamheden alleen buiten het broedseizoen uitgevoerd mogen worden. Handelingen die een vaste rust- of verblijfplaats van beschermde vogels verstoren zijn eveneens niet toegestaan. Nestlocaties van boomvalk, buizerd, gierzwaluw, grote gele kwikstaart, havik, huismus, kerkuil, oehoe, ooievaar ransuil, roek, slechtvalk, sperwer, steenuil, wespendief en zwarte wouw worden gezien als een jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaats. Voor de verstoring van deze verblijfplaatsen en belangrijk leef- of foerageergebied is ook buiten het broedseizoen een ontheffing noodzakelijk. Aan of direct rondom het plangebied zijn geen vogelsoorten met een jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaats of sporen die wijzen op hun aanwezigheid waargenomen. Met de voorgenomen herinrichting van het plangebied wordt dan ook niet verwacht dat nesten of het leefgebied van vogelsoorten met een jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaats worden verstoord. Nader onderzoek of de aanvraag tot ontheffing voor (één van) deze soorten is dan ook niet aan de orde. Zoogdieren Met uitzondering van vleermuizen worden uitsluitend algemeen voorkomende beschermde soorten verwacht binnen de planlocatie. Het plangebied zal vermoedelijk in beperkte mate fungeren als foerageergebied voor vleermuizen. Potentiele vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen zijn eveneens niet aangetroffen. Gezien de beperkte functionaliteit van het plangebied voor vleermuizen wordt dan ook niet verwacht dat er negatieve effecten optreden met de verdere inrichting van het terrein. Overige beschermde soorten Verder wordt niet verwacht dat andere strikt beschermde soorten voor zullen komen binnen de projectlocatie, nader onderzoek naar het voorkomen van andere soorten is dan ook niet noodzakelijk.
4.6.
Bodem
4.6.1. Algemeen In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de kwaliteit van de bodem ter plaatse. Het is wettelijk verboden om te bouwen op verontreinigde grond. Om te kunnen bepalen of de bodem in het plangebied geschikt is voor het beoogde gebruik dient bij voorgenomen bouwactiviteiten een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Hierdoor dient bij ontwikkelingen in het gebied altijd een historisch bodemonderzoek te worden verricht en vaak ook een verkennend bodemonderzoek. Uit het historisch onderzoek kan blijken dat (op een deel van een locatie) reeds een recent bodemonderzoek heeft plaatsgevonden. In dat geval kan mogelijk worden volstaan met de resultaten van dat bodemonderzoek mits het uitgevoerde onderzoek voldoende betrekking heeft op
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
37
het te ontwikkelen terrein. Uit het historisch onderzoek kan tevens blijken dat in een eerder uitgevoerd bodemonderzoek een verontreiniging is aangetoond die een belemmering zou kunnen vormen voor het beoogde gebruik. Indien uit een verkennend bodemonderzoek blijkt dat er een verontreiniging is aangetoond, dan dient een nader bodemonderzoek te worden uitgevoerd om de eventuele ernst van de verontreiniging en eventuele noodzaak tot bodemsanering vast te stellen. Wanneer de locatie naar aanleiding van het historisch of verkennend bodemonderzoek als asbestverdacht wordt aangemerkt dan dient tevens een asbestonderzoek te worden verricht conform de geldende normen. In de gemeente Beverwijk is het generieke beleid vanuit het Besluit bodemkwaliteit van kracht. Op basis van het Besluit bodemkwaliteit is een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld. Het plangebied valt hoofdzakelijk in de klasse wonen. Bij grondverzet dient de kwaliteit van de bodem te worden vastgesteld door middel van partijkeuringen. Dit geldt zowel voor de kwaliteit van de toe te passen grond als van de ontvangende bodem. Om een partij grond te mogen toepassen moet de partij worden getoetst aan zowel de bodemkwaliteit van de ontvangende bodem als aan de bodemfunctieklasse van de ontvangende bodem. Bij deze dubbele toets geldt dat de kwaliteitsklasse van de toe te passen partij grond moet voldoen aan de strengste norm. Dit bestemmingsplan is conserverend van aard, er worden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen voorgestaan. Er is dan ook geen apart bodemonderzoek verricht. 4.6.2. Locatie Wijk aan Duinerweg 25 Voor de locatie is een verkennend bodemonderzoek verricht (zie bijlage 4). Op 4 december 2012 heeft de Milieudienst IJmond over dit onderzoek geadviseerd. Op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en de huidige regelgeving bestaat er geen bezwaar tegen de voorgenomen bouwwerkzaamheden, Het werken met een gesloten grondbalans heeft echter de voorkeur. Dit kan door het herschikken van vrijkomende grond binnen de locatie. Indien dit niet mogelijk is: dient de vrijkomende grond te worden afgevoerd naar een erkende verwerker; kunnen afvoermogelijkheden worden bepaald na het uitvoeren van een onderzoek conform het gestelde in het Besluit bodemkwalitelt. Op grond van de Wet bodembescherming geldt een meldingsplicht bij het aantreffen van een bodemverontreiniging. Dit betekent dat de initiatiefnemer van het bouwplan de gemeente in kennis moet stellen indien tijdens de werkzaamheden ten behoeve van de bouw, ondanks het uitgevoerde bodemonderzoek, asbestverdacht materiaal en/of andere verontreinigende stoffen in de bodem worden aantroffen. 3
Indien meer dan 50 m niet ernstig verontreinigde grond wordt ontgraven dan dient dit, op• grond van artikel 28 Wet bodembescherming, minimaal vijf werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden te worden gemeld bij het bevoegd gezag (provincie Noord-Holland).
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
38
4.7.
Archeologie
4.7.1. Algemeen In paragraaf 2.5 van deze plantoelichting is reeds aangegeven dat voor het gehele plangebied geen sprake is van een hoge archeologische verwachting. In het gehele gebied geldt daarom 2 een regiem waarvoor bij grondroerende ingrepen, die groter zijn dan 2.500 m en dieper dan 40 cm, rekening dient te worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische waarden. 4.7.2. Locatie Wijk aan Duinerweg 25 De Cultuurcompagnie heeft een quickscan uitgevoerd (zie bijlage 5) omdat het nieuwbouwplan de vrijstellingsgrenzen uit het archeologiebeleid van de gemeente overschrijdt. De locatie heeft 2 een grotere omvang dan 2500 m . Er moet derhalve rekening worden gehouden met archeologie. Op de locatie zijn, voor zover bekend, niet eerder archeologische resten aangetroffen. Wel ligt het terrein aan een weg die op 17eeuwse kaarten voorkomt (toen heette de Wijk aan Duinerweg nog de Kuykersweg). In de omgeving van het terrein zijn wel archeologische vondsten aangetroffen. Zo vonden archeologen aan de Wilgenhoflaan op 1,2 m onder maaiveld een venige laag met archeologische grondsporen en vondsten uit de IJzertijd. Daarom is de kans groot dat die lagen zich voortzetten tot in het plangebied. Om deze verwachting te toetsen wordt geadviseerd een inventariserend veldonderzoek door middel van karterende boringen uit te voeren tot een minimale diepte van 2 m onder maaiveld. Uit het vervolgonderzoek (zie bijlage 6) kan het volgende worden afgeleid. Binnen het onderzoeksgebied zijn tien boringen gezet tot een minimale diepte van 2,0 m onder het maaiveld. De bodemopbouw vertoonde een algemeen beeld van strandwalzand, met daarop oude en jonge duinen. Een onderscheid is niet in de boringen waargenomen. Zeer plaatselijk komt er zandig veen voor. De toplaag tot circa 0,6 m onder maaiveld blijkt geroerd en bevat puin. Ter hoogte van boring 3 en mogelijk boring 2 is de grond tot ongeveer een meter onder maaiveld geroerd. Met uitzondering van puin in de geroerde toplaag, dat zich vermoedelijk verhoudt tot het reeds gesloopte schoolgebouw, zijn er twee afwijkende lagen aangetroffen die mogelijk van antropogene aard zijn. Het betreft een grijsbruine laag van 19 cm ter hoogte van boring 7 op 0,85 m onder maaiveld die mogelijk correspondeert met donkergrijze laag ter hoogte van boring 9 op 1,0 m onder maaiveld en een zandige veenlaag van 16 cm ter hoogte van boring 9 op 1.14 m onder het maaiveld. De zandige veenlaag wijkt af vanwege de afwezigheid van zandig veen in een tussenliggende raai en vanwege de hoger gelegen diepte. De gehanteerde methode kan niet met zekerheid stellen hoe deze lagen geduid moeten worden. Het kan zowel natuurlijk als antropogeen zijn. Op basis van de resultaten van het karterend booronderzoek wordt aanbevolen om grondverzet ter plaatse vanwege de mogelijke aanwezigheid van archeologische resten, een veiligheidsmarge van 10 cm in acht nemende, te beperken tot een diepte van maximaal 70 cm onder het
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
39
huidige maaiveld. Mocht dieper grondwerk noodzakelijk worden geacht dan wordt een archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen in de vorm van inventariserend veldonderzoek middels proefsleuven.
4.8.
Milieuzonering De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie ’Bedrijven en milieuzonering’ (editie 2009), een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe milieugevoelige functies op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van nieuwe milieugevoelige functies krijgen. De publicatie heeft bedrijven ingedeeld in categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de bestemmingsgrens van de bedrijven en anderzijds de gevel van een milieugevoelige functie. De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. De meest voorkomende categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies in een ‘rustige woonwijk’ zijn weergegeven in onderstaande tabel. Milieucategorie 1 2 3.1 3.2 4.1 4.2 5.1 5.2 5.3
Minimale afstand (in meters) 10 30 50 100 200 300 500 700 1000
In dit bestemmingsplan is het bovenstaande uitgangspunt geweest voor de aan de regels gekoppelde Staat van bedrijfsactiviteiten. Binnen het plangebied zijn op dit moment alleen categorie 1 en 2 bedrijven gevestigd. Er worden geen nieuwe bestemmingen voor bedrijfsvestiging mogelijk gemaakt. In de planregels wordt opgenomen dat zich enkel categorie 1 en 2 bedrijven mogen vestigen op de bestaande bedrijfsbestemmingen. Hiermee wordt zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
4.9.
Duurzaamheid Gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen Gemeente Beverwijk en de Milieudienst IJmond hebben ter ondersteuning en invulling van deze beleidsdoelstellingen lokaal beleidskader geformuleerd in “Kwaliteit en duurzaam bouwen” en in het milieubeleidsplan 2008-2012.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
40
De gemeente Beverwijk vervult een voorbeeldfunctie en wil duurzame ontwikkelingen bevorderen, waarbij eindige grondstoffen en eindige energiebronnen beperkt worden. Het milieubeleidsplan loopt tot eind 2012. Wettelijk kader Bouwbesluit - per 1 januari 2011 is de EPC (Energie Prestatie Coëfficiënt) voor woningen aangescherpt naar 0,6 en in januari 2015 wordt deze weer verder aangescherpt naar 0,4. In het streven naar een energiezuinige en duurzame nieuwbouw werken beleid en wetgeving hand in hand. Anticiperen op de toekomst is een van de strategieën waar de Milieudienst IJmond in samenwerking met de gemeente Beverwijk op inzet. De toekomstige EPC waarde kan behaald worden door gebruik te maken van hoge isolatiewaarden en duurzame technieken. Deze voortschrijdende inzichten resulteren in het anticiperen op deze toekomstige bouweisen. Gebouwen en woningen die nu gebouwd worden zullen door toepassing van duurzame technieken een betere toekomstwaarde hebben en comfortabeler zijn.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
41
5.
Water
5.1.
Algemeen In de toelichting van een bestemmingsplan dient volgens artikel 3.1.6, lid 1 onder b van het Besluit ruimtelijke ordening een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Doel daarvan is de uitgangspunten en wensen vanuit duurzame watersystemen en veiligheid te vertalen naar concrete gebiedsspecifieke ruimtelijke uitgangspunten en deze weer te geven in het bestemmingsplan. Als principe geldt dat afwenteling moet worden voorkomen en voor het watersysteem de driestaps-strategie "vasthouden, bergen en afvoeren" moet worden gehanteerd. In de waterparagraaf kan worden ingegaan op de resultaten van het overleg. Zowel in het landelijk beleid (Nationaal Bestuursakkoord Water), als in het Provinciaal beleid heeft het water een belangrijke plaats binnen de Ruimtelijke Ordening gekregen. De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft bij het uitbrengen van haar rapportage de term Watertoets geïntroduceerd. Het Rijk heeft vervolgens een handreiking voor de invulling van de Watertoets afgerond. De Watertoets wordt in deze handreiking beschreven als een proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De toets is gebaseerd op vigerend beleid. Doel ervan is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten van zowel Rijk, provincies en gemeenten. Hiertoe behoren in elk geval structuurvisies, inpassingsplannen en bestemmingsplannen. De grootste winst van de Watertoets als procesinstrument ligt bij de vroegtijdige, wederzijdse betrokkenheid en informatievoorziening. Onderstaand wordt een beschrijving gegeven van de wateraspecten binnen het plangebied Kuenenplein/Plantage. Tot slot wordt de reactie van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gegeven.
5.2.
Riolering Regen- en afvalwatersysteem De afvoer van hemelwater en huishoudelijk afvalwater in dit gebied geschiedt door middel van een gemengd rioolstelsel. Gelet op de afwezigheid van oppervlaktewater in het plangebied Kuenenplein/Plantage zijn er geen overstorten aanwezig. In 2005 is gestart met een programma van maatregelen om uiterlijk in 2015 te voldoen aan de milieueisen voor de overstorten op het oppervlaktewater. Deze eisen zijn vastgelegd in de watervergunningen van Rijkswaterstaat en van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2010-2015 zijn maatregelen opgenomen om op termijn de belasting op het watersysteem via overstortingen in Beverwijk te verminderen. Een belangrijke maatregel is het zoveel mogelijk gescheiden inzamelen van huishoudelijk afvalwater en regenwater. In navolging van de gemeentelijke zorgplicht voor hemelwater, zoals verwoord
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
42
in de Waterwet, heeft de gemeente in het GRP 2010-2015 aangegeven hoe om te gaan met de verwerking van hemelwater. De gemeente streeft bij renovatie van de riolering of bij nieuwbouw- of renovatieprojecten naar het scheiden van de waterstromen, waarbij het hemelwater in principe zoveel mogelijk wordt verwerkt op de plek waar het valt. Binnen het plangebied Kuenenplein/Plantage is als gevolg hiervan, in het kader van een reconstructieproject, een regenwaterriool aangelegd tussen de Meidoornstraat en de Beukenstraat. Daarnaast worden de Schuurmanstraat, de Van der Palstraat en Soetemanstraat, gelegen tussen de Insulindestraat en het Kuenenplein, van een nieuw, gescheiden rioolstelsel voorzien. De riolering in deze straten verkeerd daar namelijk in slechte staat. De riolen in de omliggende straten zijn enkele jaren geleden al vervangen. De openbare ruimte wordt na herstel van de riolering, opnieuw ingericht. Als gevolg hiervan worden aan de Schuurmanstraat twee nieuwe waterpartijen gerealiseerd. Deze waterpartijen worden ondergronds verbonden met de ten noorden van de Wijk aan Duinerweg aanwezige regenwater- en beekriolen.
5.3.
Grondwater Grondwatersituatie Grondwateroverlast is onderzocht in het rapport “Actualisatie grondwaterbeheerplan, gemeente Beverwijk” (Wareco, september 2004). Volgens het rapport variëren de gemiddelde grondwaterstanden in het plangebied van ca. 0,7 tot dieper dan 1,2 meter beneden het gemiddelde straatpeil (maaiveld). Bij grondwaterstanden boven de 0,7 meter onder maaiveld kan grondwateroverlast optreden waarbij bijvoorbeeld kruipruimten kunnen volstromen en plassen langer op straat en in het plantsoen blijven staan. In het plangebied komt een dergelijke ontwateringsdiepte niet voor. Toch doen zich problemen voor met betrekking tot grondwateroverlast. Uit afbeelding 2 kan worden afgeleid dat er een potentieel risico is op grondwateroverlast in een groot deel van het plangebied Kuenenplein/Plantage. Door de reconstructie van de riolering in de omgeving van de Schuurmanstraat en het aanbrengen van oppervlakte water dat afwatert op de regenwaterriolering zal de grondwaterstand in het reconstructiegebied alleen nog bij extreme situaties boven de 90cm onder het maaiveld uitkomen.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
43
Afbeelding 17: Overzichtkaart gemiddelde ontwateringsdiepte.
(Bron: Actualisatie grondwaterbeheerplan, gemeente Beverwijk, Wareco 2004). Afbeelding 18: Overzichtkaart knelpunten grondwater.
(Bron: Actualisatie grondwaterbeheerplan, gemeente Beverwijk, Wareco 2004).
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
44
5.4.
Oppervlaktewater Oppervlaktewatersysteem algemeen De ligging van Beverwijk langs het duingebied kenmerkt zich door een sterke variatie in het maaiveldniveau en dientengevolge een sterke variatie van oppervlaktewaterpeilen ten behoeve van de ontwatering en/of afwatering. Globaal stroomt het oppervlakte water af in oostelijke richting (van duinen naar poldergebied). Ter plaatse van de binnenduinrand zijn verschillende waterlopen aanwezig (restanten van duinbeken en -rellen), die middels stuwen op verschillende peilen worden beheerst. De stuwpeilen variëren van 6,20 m boven NAP direct langs het duingebied tot 1,55 m boven NAP langs het westen van het stedelijk gebied van Beverwijk. De waterlopen dienen voor de ontwatering en/of afwatering van de hoger gelegen duinterreinen, het verharde oppervlak van een deel van het Corus-terrein en de aangrenzende tuinderijen. Het watersysteem ligt als een ring om het stedelijk gebied van Beverwijk. De westelijke en oostelijke waterlopen monden uit in het Noordzeekanaal met een waterpeil van 0,40 m beneden NAP. In het deel van het stedelijk gebied van Beverwijk waartoe het plangebied Kuenenplein/Plantage behoort, bevinden zich, in afwijking tot naastliggende gebieden, geen kunstmatig aangelegde sloten en waterpartijen. In de nabije toekomst komt hier verandering in doordat in het kader van de rioleringsreconstructie rond de Schuurmanstraat twee waterpartijen worden gerealiseerd. Onderstaande afbeelding toont de indicatieve ligging van deze waterpartijen. Afbeelding 19: Indicatieve ligging van de waterpartijen aan de Schuurmanstraat.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
45
Grondwaterkwaliteit De kwaliteit van het oppervlaktewater wordt beheerd door het Hoogheemraadschap. Voor heel Beverwijk geldt dat het grondwater licht verhoogde concentraties arseen en ijzer bevat. Deze verontreinigingen zijn echter niet ernstig en komen in deze regio van nature in de bodem voor. Er bevindt zich in het plangebied (behoudens de toekomstige ontwikkeling aan de Schuurmanstraat) geen oppervlaktewater.
5.5.
Compensatie toegenomen verharding De gemeente streeft naar het zoveel mogelijk verwerken van hemelwater binnen de perceelgrenzen van de eventuele nieuwe ontwikkeling. Er zijn diverse mogelijkheden om het water vast te houden en/of te verwerken zonder dat dit een extra belasting van het oppervlaktewater tot gevolg heeft. Zolang aan deze voorwaarde wordt voldaan, dan is verdere compensatie in de vorm van meer oppervlaktewater niet nodig. Bij herontwikkeling kan worden gekozen voor een gescheiden systeem. Dan ontstaat een directere en grotere kwantitatieve belasting van het oppervlaktewater. Dit komt doordat een gescheiden systeem geen berging heeft, in tegenstelling tot het nu gebruikelijke gemengde systeem voor riolering. Het Hoogheemraadschap adviseert om ter bestrijding van de gevolgen van een gescheiden systeem bij nieuwbouw en herstructureringsprojecten extra open water aan te leggen om bij perioden met veel neerslag voldoende water te kunnen bergen en vasthouden in het gebied. Als richtlijn wordt aangehouden om bij toename van het verhard oppervlak minimaal 20% compenserend open water aan te leggen. Bij de herinrichting van bestaande en inrichting van nieuwe waterlopen worden bij voorkeur natuurvriendelijke oevers en een flexibel peil toegepast. Zo kan in de zomer het water langer worden vastgehouden en in de winter sneller worden afgevoerd. In het thans aan de orde zijnde plan zijn eigenlijk geen ontwikkelingen voorzien. Voor zover verharding plaatsvindt binnen het plangebied zal dit in de regel gaan om relatief kleine veranderingen. Bij relatief grootschalige uitbreidingen van het verhard oppervlak (meer 2 dan 800 m ) zal een wateradvies worden ingewonnen bij het hoogheemraadschap.
5.6.
Waterkeringen Binnen Kuenenplein/Plantage liggen geen primaire waterkeringen.
5.7.
Overleg Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Bij de voorbereiding en totstandkoming van dit bestemmingsplan heeft overleg plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Op 12 oktober 2012 heeft het Hoogheemraadschap advies uitgebracht over de waterhuishouding en de totstandkoming van deze waterparagraaf in het bestemmingsplan. De opmerkingen zijn verwerkt in deze waterparagraaf
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
46
6.
Planbeschrijving
6.1.
Relatie tot de Crisis- en Herstelwet De bedoeling van de Crisis- en herstelwet is dat met nieuwe en/of aangepaste procedures doelgericht wordt gewerkt aan werkgelegenheid en duurzaamheid. In de Crisis- en Herstelwet is onder meer bepaald dat de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening of een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan, het inpassingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden, valt onder de werkingsfeer van deze wet. Het nu voorliggende bestemmingsplan voldoet hieraan omdat op de locatie Wijk aan Duinerweg 25 volgens de plantoelichting 16 woningen worden gerealiseerd. Daarnaast kan een nog nader te bepalen aantal woningen op de locatie Warande 85 worden gerealiseerd. Concreet betekent de toepassing van de Crisis- en Herstelwet dat de beroepsmogelijkheden worden beperkt tot direct belanghebbenden en dat de beroepsprocedure qua tijdsduur wordt beperkt.
6.2.
Plansystematiek De vormgeving van verbeelding en planregels van het bestemmingsplan is ingegeven door de invoering van de RO-Standaarden 2008, die op 1 januari 2010 van kracht zijn geworden. Op 1 juli 2008 heeft de fundamentele herziening van de Wet op de ruimtelijke ordening zijn beslag gekregen. Ook het Besluit op de ruimtelijke ordening is herzien. Naast deze wijzigingen heeft het ministerie van VROM inmiddels de bovengenoemde RO-Standaarden 2008 gepresenteerd. Daarin zijn "bindende afspraken" opgenomen met betrekking tot: hoofdgroepen van bestemmingen naamgeving, lettercode en kleur van hoofdgroepen plaats en (alfabetische) volgorde van bestemmingen weergave en (alfabetische) volgorde van functionele- en bouwaanduidingen Het voorliggende bestemmingsplan heeft de bindende uitspraken als uitgangspunt genomen. Tevens wordt dit plan zoveel mogelijk vormgegeven volgens de digitale eisen die van kracht zullen worden. De analoge verbeelding van het bestemmingsplan (plankaart) bevat tezamen met de planregels het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De verbeelding is getekend op een gedigitaliseerde ondergrond schaal 1:1.000. Door middel van coderingen en/of arceringen zijn de diverse voorkomende bestemmingen aangegeven. Waar nodig zijn aanduidingen op de kaart opgenomen waarvan de betekenis in de planregels wordt verklaard.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
47
Het bestemmingsplan kenmerkt zich door een gedetailleerdere beheerregeling voor de in het gebied aanwezige functies. Er is sprake van een gedetailleerd bestemmingsplan, dat een directe toetsingsgrond voor een aanvraag van een omgevingsvergunning biedt. In de volgende paragraaf wordt uitgebreid ingegaan op de regelingen die voor de woningen van toepassing zijn. Daarna worden de overige regelingen in het plan in het kort toegelicht.
6.3.
De bestemming voor wonen nader beschouwd In deze paragraaf worden de regelingen die op het wonen van toepassing zijn nader verklaard. Een deel van de toelichting is echter ook van toepassing op de andere bestemmingen c.q. functies. Bij het opstellen van deze regels is ten eerste rekening gehouden met de regelgeving zoals opgenomen in het recentelijk opgestelde bestemmingsplan Bomenbuurt, Vondelkwartier en Akerendam. Het uitgangspunt is daarbij geweest deze regeling zo veel mogelijk voort te zetten. Daarnaast hebben andere recente bestemmingsplannen, zoals bijvoorbeeld Plesmanweg e.o. en Warande een rol gespeeld. Op deze wijze wordt een zekere continuïteit bereikt in de Beverwijkse bestemmingsplannen. Tot slot is het meest actuele beleid van de gemeente verwerkt en zijn de ruimtelijke standaarden toegepast (zie boven). Belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan is de beschrijving en regulering van de woonbebouwing. Allereerst is van belang dat een onderscheid wordt gemaakt tussen hoofd- en bijgebouwen. In de begripsomschrijvingen van artikel 1 wordt het onderscheid tussen een hoofdgebouw, een aanbouw en een bijgebouw gedefinieerd. Een hoofdgebouw is in het algemeen de woning in twee of meer bouwlagen, een appartementencomplex en dergelijke. Een aanbouw en een bijgebouw zijn visueel en functioneel ondergeschikt aan een hoofdgebouw. Sinds de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen samengevat onder de term "bijbehorende bouwwerken". Omdat dit niet altijd handig is, worden in dit bestemmingsplan de oude termen gebruikt. Hoofdgebouwen Een bouwperceel is verdeeld in een bouwvlak, gronden met erfbebouwing en gronden zonder erfbebouwing, waarvoor in beginsel het volgende geldt: indien de afstand tussen de voorgevel en de achterperceelgrens kleiner is dan 20 meter, heeft het bouwvlak een diepte niet groter dan de helft van die afstand, met een minimum van 9 meter; indien de afstand tussen de voorgevel en de achterperceelgrens gelijk is aan of groter is dan 20 meter, maar kleiner dan 30 meter, heeft het bouwvlak een diepte van 10 meter; indien de afstand tussen de voorgevel en de achterperceelgrens gelijk is aan of groter is dan 30 meter, heeft het bouwvlak een diepte van 12 meter; de overige gronden van een bouwperceel, die vanaf drie meter achter de voorgevel zijn gelegen, worden aangemerkt als achtererfgebied (met erfbebouwing); resterende gronden zijn bestemd als “Tuin” (zie artikelsgewijze toelichting in paragraaf 4.3). De in het plan aangegeven bouwvlakken kunnen afwijken van hetgeen hierboven is aangegeven. Hiervoor kunnen verschillende redenen zijn. Zo kunnen bijvoorbeeld scheve of bochtige
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
48
verkavelingen tot een aanpassing leiden. Ook kunnen hoekoplossingen afwijken van het aangegeven principe. In de bestemming "Wonen" is voorts bepaald dat appartementen c.q. meergezinswoningen uitsluitend mogen worden gebouwd op de gronden met op de verbeelding de aanduiding "gestapeld". Garages en bergingen (autoboxen) zijn in een aparte bestemming Wonen - Garages en bergingen opgenomen. Binnen diverse delen van het plangebied is de korrelgrootte van de bebouwing te beschrijven als dorps en kleinschalig, met een maximale goot en bouwhoogte van 6 en 9 meter. Deze standaard maatvoering is niet op de verbeelding opgenomen. Slechts enkele panden overschrijden deze maatvoering licht. Wanneer de maatvoering duidelijk afwijkt is deze wel opgenomen. Als vangnet geldt tot slot dat bestaande (niet als zodanig onderkende) situaties met een afwijkende (hogere) goot- en of bouwhoogte eveneens zijn toegestaan.
Vaak worden verschillende kapvormen in een rij afgewisseld. Voor het stedenbouwkundige beeld is het geen enkel probleem dat deze uitwisselbaar zijn. Deze situatie vinden we bij de Arendsweg, maar bijvoorbeeld ook aan de Grote Houtweg. In andere delen komen lange rijen woningen en woonflats voor. Dit is bijvoorbeeld het geval in de Plantage en in Oostertuinen. Kappen en dakkapellen Dakkapellen die niet vergunningsvrij ingevolge de artikelen 2 en 3 van Bijlage 2 van het Bor zijn te realiseren en waarvan de (gezamenlijke) breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak, zijn in strijd met het bestemmingsplan bij overschrijding van de maximale goothoogte. Dergelijke dakkapellen passen ook niet in het vigerende kruimelgevallenbeleid. Het plan bevat wel een afwijkingsmogelijkheid om dakopbouwen via een afwijkingsbevoegdheid te realiseren. Op deze wijze kunnen de woningen op de zolderverdieping tot maximaal 1 meter boven de toegestane bouwhoogte worden vergroot.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
49
Afbeelding 20: Reeds gerealiseerde dakopbouw aan de Rijvordtlaan.
Aanbouwen en bijgebouwen Aanbouwen en bijgebouwen mogen worden gerealiseerd op de gronden die buiten het bouwvlak gelegen deel van de woonbestemming vallen. Bijgebouwen zijn alle gebouwen die los staan van de woning. Aanbouwen zitten aan de woning vast, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in: een vergroting van een ruimte in de woning door bijvoorbeeld een erker; een extra ruimte bij de woning, zoals een bijkeuken; een aangebouwd gebouw, zoals een schuurtje of garage die niet direct vanuit de woning toegankelijk is. Als algemene regel geldt dat ten hoogste 50% van het achtererfgebied mag worden bebouwd. Daarbij geldt een maximum van 50 m² voor percelen kleiner dan 500 m². Op percelen groter dan 500 m² mag ten hoogste 10% van deze gronden worden bebouwd, met een maximum van 150 m². In een aantal gevallen is in de voortuin (bestemming "Tuin") ook bebouwing aanwezig. In dat geval dient de oppervlakte aan gebouwen in de voortuin afgetrokken te worden van de toegestane oppervlakte bebouwing op de gronden die buiten het bouwvlak gelegen deel van de woonbestemming vallen. Voor aanbouwen is de maximale hoogte gesteld op 0,25 meter boven
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
50
het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw. Op aanbouwen kan geen kap worden geplaatst. Voor bijgebouwen is een maximale goothoogte van 3,0 meter geregeld. Op bijgebouwen is wel een kap toegestaan, waarbij de maximale hoogte 4,5 meter is. Erfafscheidingen Voor erfafscheidingen is de in de gemeente Beverwijk gebruikelijke standaardregeling aangehouden. Dit betekent dat vóór de voorgevelrooilijn de hoogte van hekwerken en schuttingen maximaal 1 meter mag bedragen. Achter de voorgevelrooilijn bedraagt de maximale hoogte 2 meter. In feite komt dit neer op het toestaan van "vergunningvrije" erfafscheidingen. Aan huis verbonden beroepen Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid dat de bewoners aan huis hun beroep uitoefenen. De criteria die daarbij in acht moeten worden genomen zijn opgenomen in de "specifieke gebruiksregels". Zoals de naam al aangeeft dient het aan huis verbonden beroep door een van de bewoners te worden uitgeoefend. Het beroep mag zowel in de woning als in de aanbouwen en bijgebouwen worden uitgeoefend. Maximaal 30% van het totale vloeroppervlak mag voor de aan huis verbonden beroepen worden gebruikt. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat de woonfunctie te veel in het gedrang komt. Daarnaast geldt een maximum van 50 m². Een dergelijke oppervlakte biedt voldoende mogelijkheden voor het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep. De aan huis verbonden beroepen worden uitgeoefend in of bij woningen en dus in woonbuurten. Daarbij is het natuurlijk niet de bedoeling dat de kwaliteit van het woonmilieu en de woonomgeving wordt aangetast. De aan huis verbonden beroepen mogen dan ook geen milieuhinder veroorzaken, een verkeersaantrekkende werking hebben en/of de parkeerdruk extra vergroten. In het plangebied is dat met name het geval in de situaties waarbij geregeld 's avonds bezoek wordt ontvangen. Parkeren op eigen erf Door de relatief dichte bebouwing is in delen van de wijk een tekort aan parkeerplaatsen. In veel gevallen is het ook niet mogelijk om de auto op eigen erf te parkeren. In veel gevallen is dat ook niet wenselijk. De ruimtelijke kwaliteit van de toch al volle straten zou op een onaanvaardbare wijze worden aangetast indien men bijvoorbeeld in de voortuin, vóór de woning, zou gaan parkeren. Dit is dan ook, evenals het stallen van caravans, boten en dergelijke, als een strijdig gebruik van de gronden aangemerkt. Indien er naast de woning opstelruimte voor een auto is, is het wel mogelijk er te parkeren. Het parkeren op eigen erf kan worden gecombineerd met een garage of carport. Maar ook als er geen gebouwde voorzieningen zijn, kan de auto naast het huis worden gestald. Indien een garage wordt gerealiseerd, dient vóór de garage voldoende ruimte over te blijven om de auto te parkeren. Omdat de garage 3 meter achter de voorgevel gebouwd moet worden, zal dit in de meeste gevallen geen problemen opleveren.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
51
6.4.
Artikelsgewijze toelichting In deze paragraaf wordt in het kort een toelichting gegeven op de verschillende in het plan opgenomen regelingen. Artikel 1: Begrippen In artikel 1 zijn de belangrijkste begrippen uit de planregels gedefinieerd. De meeste begrippen en uitdrukkingen die in de planregels worden gebruikt, hebben een duidelijke betekenis in het dagelijks spraakgebruik. In de begripsomschrijvingen zijn dan ook voornamelijk omschrijvingen opgenomen van juridische termen, zoals "bouwwerk" of "peil". Daarnaast is een omschrijving opgenomen van die begrippen waarbij van belang is dat er geen onduidelijkheden of misverstanden over bestaan. De begrippen zijn aangepast aan de begrippen zoals deze in de Wabo voorkomen. Te denken valt aan de begrippen "openbaar toegankelijk gebied", "bijbehorende bouwwerken", "achtererfgebied" en "voorerfgebied". waar nodig hebben deze begrippen gevolgen voor de in eerdere bestemmingsplannen opgenomen regels. Artikel 2: Wijze van meten Om verwarring te voorkomen is in artikel 2 de wijze van meten opgenomen. Het gaat daarbij om de maatvoering die in stedenbouwkundig opzicht van belang is. In tegenstelling tot de bouwkundige wijze van meten, waar binnenwerks wordt gemeten, wordt ten behoeve van het bestemmingsplan met buitenwerkse maten gewerkt. Artikel 3: Bedrijf De bedrijven (met duidelijke bedrijfsmatige activiteiten) binnen het plangebied zijn opgenomen in een aparte bestemming. De bedrijven met een minder bedrijfsmatige uitstraling (bijvoorbeeld een installatiebedrijfje met showroom/winkel en kantoor aan de Bergerslaan) is in dit bestemmingsplan opgenomen in de bestemming Gemengd. Bedrijfswoningen komen niet voor en zijn ook niet toegestaan. Binnen de bestemming "Bedrijf" zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die passen in een goede woon- en leefomgeving. Dit soort bedrijven zijn in de Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen in de categorieën 1 en 2. De regels bieden flexibiliteitsregels om hier (onder voorwaarden) bij een omgevingsvergunning van af te wijken. Artikel 4: Gemengd In de afgelopen decennia is door de schaalvergroting en concentratie van winkels de detailhandelsfunctie van verspreid liggende panden steeds meer onder druk komen te staan. Veelal gaat het daarbij om panden/locaties die niet aan "optimale" vestigingscondities voldoen. Veel oude winkelpanden worden inmiddels voor andere functies gebruikt, zoals reisbureaus en kleinschalige kantoortjes. Ook in de winkelcentra in dit plangebied (Hilbersplein en Plantage) is geen sprake meer van een puur winkelgebied. Door een uitwisseling van functies mogelijk te maken wordt een zinvolle bestemming voor deze panden gevonden, waarbij bovendien het gemengde
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
52
karakter behouden blijft. In het bestemmingsplan hebben deze panden dan ook een bestemming gekregen die de bedoelde uitwisseling van functies mogelijk maakt. Naast bedrijven, horeca, maatschappelijke voorzieningen en detailhandel zijn bijvoorbeeld ook wonen, kantoren (zakelijke dienstverlening) en publieke dienstverlening (kappers, reisbureaus) toegestaan. Soms ook een functie die van zichzelf al "gemengd" genoemd kan worden, denk daarbij aan het eerder genoemde installatiebedrijfje met showroom/winkel en kantoor. Om deze reden is de functie bedrijf (naast de aparte daarvoor in het bestemmingsplan opgenomen bestemming) in de bestemming Gemengd toegestaan. Het betreft bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 en 2 die in de woonomgeving passen. Gelet op de relatieve kleinschaligheid van de in deze bestemming voorkomende functies zijn dienstwoningen niet toegestaan. In het voorliggende bestemmingsplan is het wonen uitsluitend op de verdiepingen van de gebouwen toegestaan. Voor vele panden binnen deze bestemming is het dus überhaupt niet mogelijk om er te wonen, bijvoorbeeld omdat de maatvoering geen verdiepingen toestaat. In het geval dit wel mogelijk is, is het wonen waar dit niet gewenst is uitgesloten. In het plangebied komen verschillende snackbars en eetgelegenheden voor. Ook deze zijn in "Gemengd" opgenomen. De betreffende panden zijn apart op de verbeelding aangeven, omdat wisselingen van horeca naar andere functies wel is toegestaan, maar omgekeerd niet. Binnen de bestemming is alleen de zogenaamde laagdrempelige ofwel zachte horeca toegestaan. Het gaat daarbij om snackbars, afhaalzaken, restaurants en andere eetgelegenheden. Het is niet de bedoeling om in het gebied luidruchtige horeca-activiteiten toe te staan. Uitzondering vormt het café op de hoek van de Arendsweg en de Boeweg. Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening is, in verband met de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen, in het bestemmingsplan een onderscheid gemaakt in drie categorieën horeca-activiteiten. De categorie-indeling is opgenomen in de "Staat van Horeca-activiteiten" en is tot stand gekomen aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard en omvang van het bedrijf en de parkeerdruk. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling beoogt de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen. Artikel 5: Groen De grotere groenvoorzieningen zijn opgenomen in een aparte bestemming. Binnen de bestemming "Groen" mogen ook speel- en sportvoorzieningen, fiets- en voetpaden, andere verhardingen en water worden gerealiseerd. Er mogen echter geen wegen voor gemotoriseerd verkeer en parkeerplaatsen op maaiveld worden aangelegd. De speeltuin en het verhard voetbalveldje aan de Huiderlaan hebben een speciale aanduiding gekregen (respectievelijk "speeltuin" en "speelvoorziening") vanwege de afwijkende bebouwingsmogelijkheden.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
53
Artikel 6: Maatschappelijk Binnen dit artikel zijn verschillende instellingen en voorzieningen ondergebracht. Het gaat in het plangebied om een aantal scholen, naschoolse opvang, kerken en dergelijke. Daarbij is een uitwisseling van functies mogelijk gemaakt. In de praktijk komt een uitwisseling van functies ook veelvuldig voor, bijvoorbeeld als bij een school enkele lokalen in gebruik worden genomen voor de buitenschoolse opvang. Een vreemde eend in de bijt is de sportschool aan de Wijk aan Duinerweg 171. Deze functie heeft een aparte aanduiding gekregen. Gelet op de specifieke aard van deze functie, is uitwisseling van functies hier niet wenselijk. Artikel 7: Tuin Op de gronden met de bestemming “Tuin” mogen in principe geen gebouwen worden opgericht. Uitgezonderd hiervan zijn bijvoorbeeld erkers en dakoverstekken. Deze laatste kunnen via een afwijking bij een omgevingsvergunning worden toegestaan. De gemeente voert een beleid dat in principe bij alle woningen erkers mogen worden gebouwd. Omdat echter niet in alle gevallen een erker gewenst behoeft te zijn, bijvoorbeeld wanneer daardoor het straat en bebouwingsbeeld ernstig wordt verstoord, is de afwijkingsprocedure gerechtvaardigd. De oppervlakte van de erker mag niet meer bedragen dan 6 m² per woning. De maximale diepte is 1 meter. De erker mag niet hoger zijn dan 0,25 meter boven de verdiepingsvloer. Voor de in voortuinen aanwezige overige (legaal gerealiseerde) bebouwing is bepaald dat deze wordt geacht te passen binnen de regels van het plan. Hiermee is deze bebouwing gelegaliseerd en valt het niet onder het overgangsrecht. Artikel 8: Verkeer Deze bestemming is van toepassing op de wegen, pleinen, groenplekken en dergelijke. Ook de drie braakliggende terreinen waar een wijzigingsbevoegdheid voor is opgenomen (zie beschrijving artikel 15) hebben deze onderliggende bestemming gekregen omdat ze openbaar toegankelijk zijn en de grenzen tussen voetpaden, bermen en braakliggende terreinen gedeeltelijk in elkaar over gaan. Door het gehele openbare gebied in één bestemming op te nemen, zijn aanpassingen in de inrichting van de straten mogelijk, zonder dat het bestemmingsplan hiervoor behoeft te worden gewijzigd. Er mogen in beginsel alleen vergunningsvrije bouwwerken worden gerealiseerd. Uitzonderingen zijn de luifel van winkelcentrum Plantage en de loopbrug tussen de bouwblokken aan de Hendrikspromenade en Arie Dekkerspromenade. Artikel 9: Water De nieuwe waterpartijen in de Schuurmanstraat en omgeving zijn bestemd voor water en waterberging, alsmede voor oevers en groen. Artikel 10: Wonen Deze bestemming is toegekend aan de woningen in het plangebied. Als nevenfunctie bij het wonen zijn ook aan huis verbonden beroepen toegelaten (zie paragraaf 6.2). Voor de locatie van de in 2002 gesloopte ‘Warandeflat’ zijn de vigerende rechten uit het plan Arendsweg-Zuid, zoveel mogelijk 1:1 vertaald naar het nieuwe bestemmingsplan. Reden hiervoor is dat er geen actuele bouwplannen zijn maar evenmin wordt woningbouw op die locatie
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
54
binnen de planperiode van tien jaar uitgesloten. Het initiatief ligt echter bij de eigenaar van de gronden. Door de vigerende planologische rechten opnieuw op te nemen in het bestemmingsplan, hetgeen ook past bij een conserverend bestemmingsplan, wordt er voldoende vrije afstand gehouden tot de verkeersrotonde en wordt er tenslotte ook geen grondslag voor planschade gecreëerd. Concreet betekent dit dat er een woongebouw op een parkeergarage mag worden gerealiseerd. De hoogte van de onderbouw plus 10 woonlagen is vastgesteld op maximaal 33 meter. Artikel 11: Wonen - Garages en bergingen Deze bestemming is toegekend aan de in het gebied aanwezige garageboxen. Omdat deze niet alleen voor het stallen van motorvoertuigen worden gebruikt, maar ook voor het bergen van huishoudelijke artikelen, zijn beide gebruiksfuncties toegestaan. Aan de Leliestraat is in voormalige garageboxen een cateringbedrijf gevestigd. Aan de Arendsweg is in een voormalige garagebox c.q. bijgebouw een ademhalingskliniek gevestigd. Beide functies zijn mogelijk gemaakt via een aanduiding. Artikel 12 Leiding - Riool (dubbelbestemming) De onlangs gerealiseerde ondergrondse verbindingen tussen de nieuwe waterpartijen aan de Schuurmanstraat en de ten noorden van de Wijk aan Duinerweg gelegen waterpartijen zijn opgenomen in de bestemming Leiding - Riool. De bestemming strekt zich uit tot 1 meter ter weerszijde van de leiding. Een verbodsbepaling stelt de belangen van de leiding veilig (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden). Artikel 13: Anti-dubbeltelregel Deze regel voorkomt dat gronden waarvoor een bouwplan is ingediend, nogmaals in een ander bouwplan kunnen worden meegenomen. Artikel 14: Algemene bouwregels Omdat een deel van de bouwregels voor alle bestemmingen identiek is, is hiervoor in artikel 18 een aantal regels opgenomen. Dit heeft als voordeel dat de bestemmingsregels kort kunnen blijven. Het gaat daarbij om drie zaken: kleine overschrijdingen van de bouwgrenzen zijn mogelijk. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om dakoverstekken en luifels. randvoorwaarden voor vrije hoogten. Indien ondergeschikte bouwdelen boven het openbare gebied worden gerealiseerd, dienen ze zo hoog te worden geplaatst dat geen gevaar voor het verkeer ontstaat; ondergronds bouwen. Artikel 15: Algemene aanduidingsregels In afwijking van het bepaalde elders in dit bestemmingsplan mogen geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd op de gronden met de aanduiding "Geluidzone - Industrie". Deze
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
55
aanduiding omvat de gebieden die binnen de geluidzone van industrieterrein IJmond zijn gesitueerd. De in paragraaf 2.7 beschreven situatie (locatie Laan van Kanaän) is in 16.2 mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid. De wijzigingsregels voor het gebied zijn in de regels opgenomen. Het benodigde onderzoek zal in het kader van het wijzigingsplan dienen te worden uitgevoerd. Artikel 16: Algemene afwijkingsregels Het bestemmingsplan kent een algemene ontheffingsbevoegdheid voor het bevoegd gezag voor kleine afwijkingen, waarmee overigens gemotiveerd zal worden omgegaan. Daarnaast kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van gegeven regels voor ondergronds bouwen, voor zover dit, ten gevolge van afwijkingen van de situering van het bouwvlak, noodzakelijk is voor een goede uitvoering en de toegankelijkheid van de bedoelde ondergrondse bouwwerken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een hellingbaan buiten het bouwvlak dient te worden gerealiseerd. Artikel 17: Algemene wijzigingsregels Door middel van een wijzigingsbevoegdheid kan de Staat van bedrijfsactiviteiten worden aangepast aan gewijzigde inzichten, bijvoorbeeld het onderbrengen van bedrijfsactiviteiten in een andere categorie, indien op grond van technologische ontwikkelingen de in de Staat van bedrijfsactiviteiten vermelde categorie niet meer de juiste is. Ook is het toevoegen van bedrijfsactiviteiten aan een bepaalde categorie van de Staat van bedrijfsactiviteiten mogelijk, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de in de betreffende categorie opgenomen bedrijfsactiviteiten. Artikel 18: Overgangsrecht Het overgangsrecht heeft ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen regels. In principe mogen dergelijke situaties worden gehandhaafd totdat ze daadwerkelijk gesaneerd worden. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd, met uitzondering van illegale situaties. De tekst is volgens de verplichte redactie opgenomen. Artikel 19: Slotregel In het laatste artikel wordt de naam van het bestemmingsplan gedefinieerd.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
56
7.
Uitvoerbaarheid van het plan
7.1.
Economische uitvoerbaarheid Voor de bepaling van de financieel economische uitvoerbaarheid zijn de financiële consequenties van dit bestemmingsplan in beeld gebracht. Het bestemmingsplan is een beheerplan, waarbij geen sprake is van een actief gemeentelijk grondbeleid. Het bestemmingsplan heeft daarom geen financiële gevolgen voor de gemeente Beverwijk. Voor de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden geldt dat in het kader van het uitoefenen van die bevoegdheden een anterieure overeenkomst dient te voorzien in het kostenverhaal. Indien een anterieure overeenkomst achterwege blijft, zal op basis van de wettelijke regeling een exploitatieplan dienen te worden opgesteld voordat het wijzigingsplan in werking kan treden. Relatie met artikel 6.12 Wro (exploitatieplan) Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. In paragraaf 2.7 is evenwel een aantal ontwikkelingen beschreven die gevolgen kunnen hebben voor de verhaalbaarheid van kosten. De betreffende gevallen worden hier kort beschreven. Wijk aan Duinerweg 25: Het gaat hier om een aangewezen bouwplan, als bedoeld in artikel 6.12, lid 1 Wro, waar in beginsel een exploitatieplan voor dient te worden vastgesteld. Gelet op 6.12 lid 2, onder a Wro behoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld indien het verhaal van kosten anderszins verzekerd is. Aangezien de betreffende gronden in eigendom van de gemeente Beverwijk zijn, is het kostenverhaal via de gronduitgifte verzekerd. Warande 85: Ook hier is in beginsel sprake van een aangewezen bouwplan. De woningbouw is echter op basis van het overgangsrecht mogelijk. In dergelijke gevallen is artikel 9.1.20 Invoeringswet Wro van toepassing. Dit artikel bepaalt dat de artikelen 6.12 t/m 6.22 Wro buiten toepassing blijven, als in het nieuwe bestemmingsplan de oude planologische rechten worden bestendigd, Kortom het opstellen van een exploitatieplan is in dergelijke gevallen niet nodig. Oostertuinen 2-24: Doordat het bouwplan in woningen voorziet die ongeveer op dezelfde van de bestaande woningen worden terug gebouwd is er geen sprake van kosten die verhaald zouden moeten worden.
7.2.
Handhaving van het plan Het bestemmingsplan heeft grotendeels betrekking op een bestaand stedelijk gebied, waarbij weinig nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien. Als het plan van kracht wordt, gaat het dan ook met name om de handhaving. Een belangrijk aspect van die uitvoering is de handhaving van de in het plan opgenomen spelregels door de verantwoordelijke overheid en de naleving ervan door de betrokken burgers.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
57
Om bij de handhaving misverstanden te voorkomen is het belangrijk dat de bestaande situatie goed wordt vastgelegd. Op die manier kan de toetsing van bouwplannen en gebruiksveranderingen snel en doeltreffend plaatsvinden. En alleen dan is het mogelijk om adequaat tegen illegaal bouwen op te treden. Binnen de gemeente is nauwkeurige en gedetailleerde informatie aanwezig over zowel de bebouwing als de in het gebied aanwezige functies. Voor de handhaving van zowel de bouwregels als de gebruiksregels is de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan het maatgevende toetsingsmoment. De gemeente heeft een handhavingsbeleid ontwikkeld dat is vormgegeven in een nota waarin specifieke onderdelen van handhaving aan de orde komen. Relevant voor het plan is dat het Handhavingteam actief controleert op bouwen zonder of in afwijking van een bouwvergunning. Tevens wordt er in elke wijk tenminste eens in de twee jaar gecontroleerd of er gebruik plaatsvindt dat strijdig is met het bestemmingsplan. De handhaafbaarheid van het plan wordt overigens bevorderd door de gedetailleerde planregeling.
7.3.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid: inspraak Gelet op het bepaalde in de inspraakverordening zijn belangstellenden in de gelegenheid gesteld over het voorontwerpbestemmingsplan hun mening kenbaar te maken. Daartoe heeft het voorontwerpbestemmingsplan “Kuenenplein-Plantage 2012” met ingang van vrijdag 4 januari 2013 gedurende zes weken ter visie gelegen (derhalve tot en met donderdag 14 februari 2013). Het voorontwerpbestemmingsplan was in te zien bij het Centraal Publieksbureau van het Stadhuis aan het Stationsplein 48 te Beverwijk en tijdens de openingsuren van Bibliotheek IJmondNoord, vestiging Beverwijk, aan het Kerkplein 5 te Beverwijk. Tevens kon het voorontwerp digitaal worden geraadpleegd via de gemeentelijke website en via de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl. Op dinsdag 15 januari 2013 is in de raadzaal van het Stadhuis aan het Stationsplein 48 te Beverwijk een inloopavond gehouden. De uitkomsten van de inspraakprocedure zijn weergegeven in de Bijlage 1 bij dit bestemmingsplan.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
58
7.4.
Overleg artikel 3.1.1 Bro Het voorontwerp van het bestemmingsplan is in het kader van het overleg volgens artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening aan de navolgende instanties toegezonden: Kamer van Koophandel voor Amsterdam, Postbus 2852, 1000 CW Amsterdam; Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Postbus 250, 1700 AG Heerhugowaard (via elektronische kennisgeving); Ministerie EL&I/energie,
[email protected]; Ministerie van I&M / Rijkswaterstaat Noord-Holland,
[email protected]; KPN Telecom, Postbus 58800, 1040 JA Amsterdam; Liander NV, Postbus 50, 6920 AB Duiven; Tata Steel, Postbus 10000, 1970 CA IJmuiden; Ministerie van Defensie, Dienst Vastgoed Defensie, Directie West,
[email protected]; Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; Cultuurcompagnie Noord-Holland, Postbus 3043, 1801 GA Alkmaar; Provincie Noord-Holland, Directie SHV/vergunningen/omgeving, Postbus 3007, 2001 DA Haarlem (via elektronische kennisgeving); NV. Nederlandse Gasunie, Postbus 444, 2740 AK Waddinxveen; Milieudienst IJmond, Postbus 325, 1940 AH Beverwijk; MKB Nederland, Regiokantoor Noord-Holland, De Ruyterkade 5, 1013 AA Amsterdam; NV PWN Waterleidingbedrijf NH, Postbus 2113, 1990 AC Velserbroek; VRK/veiligheidsbureau, Postbus 5514, 2000 GM Haarlem (via elektronische kennisgeving); VRK/Brandweer Kennemerland/post Beverwijk, Spoorsingel 1, 1947 LA Beverwijk; Pré Wonen, Büllerlaan 4a, 1945 SR Beverwijk; Woon op Maat, Jan Lighthartstraat 5, 1965 BE Heemskerk; Woonzorg Nederland, Postbus 339, 1180 AH Amstelveen; Gemeente Heemskerk, Postbus 1, 1960 AA Heemskerk; Gemeente Velsen, Postbus 465, 1970 AL IJmuiden. De reacties en de gemeentelijke antwoorden zijn opgenomen in de Bijlage 1 bij deze toelichting.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012
59
8.
Bijlagen 1. Overzicht van reacties op inspraak en vooroverleg, gemeente Beverwijk. 2. Notitie Geluid en Flora/Fauna, Locatie Wijk aan Duinerweg 25, Milieudienst IJmond, 9 no-
vember 2012. 3. Quickscan Flora- en faunawet Wijk aan Duinerweg 25, Bureau Aandacht Natuur, 13 decem-
ber 2012, 4. Verkennend bodemonderzoek, HB Adviebureau bv, 9 november 2012 (inclusief advies Mili-
eudienst IJmond, 4 december 2012). 5. Quickscan Archeologie, De Cultuurcompagnie Noord-Holland, 8 oktober 2012. 6. Inventariserend veldonderzoek middels karterende boringen aan de Wijk aan Duinerweg,
Hollandia archeologen, nr. 447, Februari 2013.
Ontwerp gemeente Beverwijk- bestemmingsplan Kuenenplein - Plantage 2012