Bestemmingsplan Erpseweg Zuid maart 2012
Veghels Buiten - Erpseweg Zuid Veghel Bestemmingsplan
identificatie
planstatus
identificatiecode
datum
status
NL.IMRO.0860.VE04ab000000BP2010-VG01
12-08-2011
concept
27-09-2011
ontwerp
29-03-2012
vaststelling
projectnummer
R.008/04
050.14529.04
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam bv Delftseplein 27b Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 201 85 55 E-mail:
[email protected]
c RBOI-Rotterdam bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan door de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van RBOI-Rotterdam bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding 1.2 Ligging en begrenzing plangebied 1.3 Doel van het bestemmingsplan 1.4 Vigerende bestemmingsplannen 1.5 Leeswijzer
7 7 8 8 9 9
Hoofdstuk 2 RUIMTELIJK KADER 2.1 Inleiding 2.2 Gebiedskarakteristiek 2.3 Functionele beschrijving 2.4 Stedenbouwkundig plan
11 11 11 12 12
Hoofdstuk 3 BELEIDSKADER 3.1 Inleiding 3.2 Regionaal, provinciaal en rijksbeleid 3.3 Gemeentelijk beleid 3.4 Conclusie
19 19 19 22 24
Hoofdstuk 4 MILIEUASPECTEN 4.1 Milieu-Effect Rapportage (MER) 4.2 Bodemonderzoek 4.3 Wegverkeerslawaai 4.4 Luchtkwaliteit 4.5 Geurhinder 4.6 Externe veiligheid 4.7 Kabels en leidingen 4.8 Duurzaamheid en energie 4.9 Natuur 4.10 Archeologie en Cultuurhistorie 4.11 Bedrijven en milieuhinder 4.12 Water 4.13 Vliegtuiglawaai
25 25 26 26 28 29 33 36 36 36 37 38 38 39
Hoofdstuk 5 VERKEER 5.1 Verkeersstructuur 5.2 Parkeren
41 41 42
Hoofdstuk 6 PLANOPZET 6.1 Inleiding 6.2 Algemeen 6.3 Inleidende regels 6.4 Bestemmingsregeling 6.5 Algemene regels 6.6 Overgangsrecht en slotregels 6.7 Handhaving
43 43 43 44 44 47 48 48
Hoofdstuk 7
49
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
Hoofdstuk 8 MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID 8.1 Inleiding 8.2 Inspraak 8.3 Vooroverleg 8.4 Zienswijze
51 51 51 51 51
Colofon
53
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
3
Regels
55
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
57 57 60
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14
Bestemmingsregels Agrarisch Verkeer Verkeer - Verblijfsgebied Water Wonen - 1 Wonen - 2 Woongebied - Erf Woongebied - Uit te werken - Hof Woongebied - Uit te werken - Klooster Leiding - Gas Leiding - Water Waarde - Archeologie
61 61 64 65 66 67 70 73 77 78 79 80 81
Hoofdstuk 3 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19
Algemene regels Antidubbeltelregel Algemene bouwregels Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening Algemene afwijkingsregels Overige regels
83 83 83 83 84 84
Hoofdstuk 4 Artikel 20 Artikel 21
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht Slotregel
85 85 85
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
4
toelichting
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
6
Hoofdstuk 1 INLEIDING
1.1
Aanleiding
De gemeente is voornemens om aan de zuidoostkant van Veghel een uitbreiding te realiseren, Veghels Buiten. Deze uitbreiding bestaat uit twee delen: De Oude Ontginning en de Nieuwe Ontginning. In een voorgaand traject is voor Veghels Buiten een Masterplan (2008) opgesteld waarin de visie op de ontwikkeling van beide plandelen is opgenomen. Het bestemmingsplan Veghels Buiten - Erpseweg Zuid is de vertaling van het Masterplan in een juridisch-planologische regeling voor het eerste deelgebied van het plandeel Nieuwe Ontginning. De andere deelgebieden van de Nieuwe Ontginning zijn Erpseweg Noord en Udenseweg Zuid. De deelgebieden van Veghels Buiten zijn weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Deelgebieden
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
7
1.2
Ligging en begrenzing plangebied
Het plangebied Veghels Buiten - Erpseweg Zuid ligt ten oosten van de kern Veghel en is gelegen direct ten zuiden van de Erpseweg. Het plangebied sluit aan op het bestemmingsplan Veghels Buiten - Oude Ontginning. Het plangebied omvat de huidige agrarische gronden tussen de Erpseweg en de Ham. In figuur 1.2 is de begrenzing van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.2 Ligging en begrenzing plangebied
1.3
Doel van het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is gericht op de ontwikkeling van het deelgebied Erpseweg Zuid als het eerste woongebied van de Nieuwe Ontginning in Veghels Buiten. Daarnaast bevat het bestemmingsplan voor de gebieden waar geen ontwikkelingen plaatsvinden een consoliderende regeling voor de huidige bestemming (gebruiks- en bouwmogelijkheden).
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
8
1.4
Vigerende bestemmingsplannen
Binnen de grenzen van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied', vastgesteld door de gemeenteraad op 12 maart 2002 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 23 oktober 2002. Dit plan is gedeeltelijk herzien in het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied, Aanvulling', vastgesteld door de gemeenteraad op 28 april 2004 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 3 augustus 2004.
1.5
Leeswijzer
Aan de hand van de ruimtelijke en de functionele structuur wordt in hoofdstuk 2 de visie op het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 is het voor dit bestemmingsplan relevante beleid kort samengevat. In hoofdstuk 4 wordt het bestemmingsplan getoetst aan de diverse milieu- en andere sectorale aspecten, inclusief water. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de verkeersaspecten. In hoofdstuk 6 is een toelichting gegeven op de regels en worden de keuzes en gedachten die ten grondslag liggen aan de bestemmingsplanregeling toegelicht. Hoofdstuk 7 gaat in op de economische uitvoerbaarheid en hoofdstuk 8 op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
9
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
10
Hoofdstuk 2
2.1
RUIMTELIJK KADER
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat allereerst een beschrijving van de huidige ruimtelijke en functionele situatie in het plangebied en de directe omgeving. Vervolgens wordt de beoogde ontwikkeling toegelicht. Deze beschrijving is gebaseerd op het Masterplan Zuidoost (Veghels Buiten), onderdeel Stedenbouwkundig plan Veghels Buiten (mei 2008) en het Kwaliteitshandboek Erpseweg Zuid (augustus 2011). Daarnaast geldt voor het plangebied het Kwaliteitshandboek Hoofdplanstructuur Veghels Buiten (juni 2011). In dit kwaliteitshandboek zijn kwaliteitsdoelen gesteld die betrekking hebben op de hoofdplanstructuur, zoals de inrichting van de wegen, de groen/waterstructuur en de inrichting van de openbare ruimte.
2.2
Gebiedskarakteristiek
Het plangebied Veghels Buiten is gesitueerd ten zuidoosten van Veghel. Veghels Buiten wordt begrensd door de Udenseweg in het noorden. De oostelijke plangrens loopt langs het terrein van Brabant Water en buigt vervolgens in westelijke richting af in de richting van de Aa. De zuidgrens wordt gevormd door het oude lint bij Ham. De Erpseweg doorsnijdt het plangebied van Veghels Buiten. Binnen Veghels Buiten zijn twee landschapstypologieën te onderscheiden: de Oude en Nieuwe Ontginning. Deze typologieën vinden hun oorsprong in de morfologie van de bodem. De Oude Ontginning bevindt zich op de oeverwal van de Aa en bevat de hogergelegen en droge dekzandgronden, die al eeuwenlang worden bewoond en bewerkt. De ontginning van deze gebieden is niet structureel aangepakt. Daarom kenmerkt de Oude Ontginning zich door een organische ordening: grillige kavelstructuren, bochtige smalle wegen en lintstructuren. De Nieuwe Ontginning ligt lager en was daarom van oorsprong te nat en te schraal om gebruikt te worden voor agrarische doeleinden. Pas in het begin van de 19e eeuw zijn deze gebieden ontgonnen. Gebruikmakend van de destijds moderne technieken werden deze gebieden in korte tijd getransformeerd tot een agrarisch landschap met boomsingels. Halverwege de 20e eeuw deed de schaalvergroting in de agrarische sector haar intrede, met als gevolg dat de Nieuwe Ontginning opnieuw werd ingericht. Middels ruilverkaveling werd het landschap rationeel ingericht en grootschaliger van karakter. Het plangebied Erpseweg Zuid ligt ten zuiden van de Erpseweg. Het is ontstaan in het beekdal van de Aa, hier lagen in vroegere tijden vennen en plassen. In de loop van de tijd zijn deze onder andere door de ruilverkaveling verdwenen; evenals het sterke reliëf van de steilrand van het Aa-dal en de typische Meierijse bolle akkercomplexen. Ten zuiden van het gebied stroomt de Aa. Greppels en sloten verzorgen de afvoer van hemelwater en verder is dit een relatief droog gebied. Door het beperkt aantal boerderijen in de Nieuwe Ontginning is sprake van een relatief grootschalig en open landschap. De ordening van de boerenerven is voortgekomen uit de functionaliteit van het concentreren van de bebouwing rondom een verhard erf. De linten Ham en Eeuwsels hebben een meer organisch en informeel karakter en sluiten meer aan bij de Oude Ontginning. De gebouwen kenmerken zich veelal door een langgerekte vorm met een nok in de langsrichting. Daarbij hebben de meeste gebouwen een lage goothoogte tussen de 2 en 3 m en grote dakvlakken. Hierdoor zijn de daken prominenter aanwezig dan de gevels, die vaak ook verscholen gaan achter hagen en erfafscheidingen.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
11
2.3
Functionele beschrijving
Binnen het pla ngebied komt van oudsher agrarische bedrijvigheid voor. Momenteel beëindigen veel agrarische bedrijven hun activiteiten. Een aantal agrarische bedrijven in het plangebied blijft vooralsnog gehandhaafd. Dit betreft de bedrijven op de locaties Ham 4, Langsteeg 5 en Erpseweg 6. Het open landschap kent een agrarisch gebruik en is met name in gebruik als weidegrond. Door economische en maatschappelijke oorzaken neemt de rol van de agrarische sector in het plangebied af. Deze ontwikkeling is een van de redenen waarom de gemeente het initiatief heeft genomen om de Nieuwe Ontginning als onderdeel van Veghels Buiten om te vormen tot extensief woongebied.
2.4
Stedenbouwkundig plan
Het Integraal Programma van Eisen Zuidoost (IPvE, september 2006) onderschrijft de kernkwaliteiten van het gebied tussen Veghel en Erp en formuleert een opgave waarin de beschreven landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten uitgangspunt vormen voor de gebiedsontwikkeling. In het IPvE wordt de potentie van dit gebied onderkend voor de vorming van een voor Veghel nieuw woonmilieu. In Zuidoost ligt een kans voor het ontwikkelen van een nieuwe identiteit, voor 'wonen in Veghels Buiten'. De ambitie is om de specifieke kwaliteiten van het bestaande landschap te respecteren en te benutten bij de ontwikkeling. Op deze manier ontstaat er een contextgerelateerde variatie van woonenclaves met een specifieke identiteit. Het IPvE beschrijft de ambitie van kleinschaligheid in de vorm van 'een suburbane sterrennevel van dorpse enclaves in een landelijk gebied'. De nieuwe bebouwing is te gast in het landschap. Masterplan Veghels Buiten Bovenstaande ambitie is in het Masterplan Zuidoost, onderdeel Stedenbouwkundig plan Veghels Buiten (2008), vertaald in een ruimtelijk plan. In dit plan worden de Oude en de Nieuwe Ontginning als twee onderscheidende landschapsgebieden en ontwikkelopgaven beschouwd. Hiervoor zijn dan ook twee afzonderlijke ruimtelijke ontwikkelingsstrategieën opgesteld. De Nieuwe Ontginning, waar Erpseweg Zuid onderdeel van uitmaakt, heeft in de geschiedenis al grootschalige veranderingen ondergaan en leent zich daarom ook van oudsher al voor een grootschaligere transformatie. Het streven is om dorpse enclaves te realiseren met een Brabants karakter. Hierbij is aansluiting gezocht bij enkele buurtschappen in de buurt zoals Boerdonk, Eerde en Keldonk, waarbij in een lage dichtheid (11 tot 14 woningen per ha) een woonmilieu rondom een brink of lint wordt gerealiseerd. Het Masterplan is gebaseerd op het fijnmazige boomkamerlandschap en de huidige structuur van opgaande populieren. Er worden afwisselend grote en kleine enclaves ontwikkeld. De bebouwingsenclaves bestaan uit boerenerven, hofenclaves en kloostertuinenclaves. Ieder type enclave heeft zijn eigen karakteristiek die verband houdt met de Brabantse cultuur. In de overgang naar de Aa, evenals in de richting van de Oude Ontginning, worden de kleinere boerenerven gepositioneerd om zo een geleidelijke overgang te maken naar deze gebieden. In totaal zullen er in Erpseweg Zuid maximaal 700 woningen worden gerealiseerd in verschillende enclaves (maximaal 275 in erfenclaves, maximaal 425 in hof- en kloosterenclaves). Voorts bevat het bestemmingsplan 5 nieuwe solitaire woningen. Het bestemmingsplan maakt daarmee in totaal 705 nieuwe woningen mogelijk. In het Masterplan is uitgegaan van een groene mal bestaande uit boomkamers en hier en daar doorsneden met zandpaden. Bij de nadere uitwerking van het Masterplan blijkt echter dat niet alle erven al een optimale afmeting hebben. De afmetingen, ligging en de inrichting zijn daarom soms iets aangepast. Te kleine kavels zijn vergroot en te grote kavels zijn opgesplitst waardoor deze beter en efficiënter te verkavelen zijn. Voor de duidelijkheid hebben alle enclaves een eigen nummer gekregen (zie figuur 2.1). Ook zijn in deze figuur enkele oude gebiedsnamen weergegeven.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
12
Figuur 2.1 Erpseweg-Zuid
De kloosterenclave 2600 is de eerste enclave die komend vanuit Erp wordt ervaren. Deze enclave is daarmee een visitekaartje van Veghels Buiten. De locatie leent zich voor een kleine, vrijliggende kloosterenclave. Deze enclave wordt ontsloten via de hofenclave 2800. Ook het boerenerf 2700 is via deze hofenclave ontsloten. Direct ten zuiden van deze enclaves zijn de boerenerven 2100, 2110 en 2200 gelegen, die door hun meer informele karakter beter afgestemd zijn op de karakteristiek van de Ham en het Aa-dal, evenals de boerenerven 2300, 2400 en 2900. De enclaves 2100, 2110, 2200 en 2300 worden ontsloten via de Ham. De enclaves 2400 en 2900 worden ontsloten via het nieuwe lint. Centraal in het plangebied ligt de kloosterenclave 3000. In het Masterplan maakten de boerenerven 2500 en 2510 ook deel uit van deze enclave, maar om beter aan te sluiten op de karakteristiek van de Oude Ontginning is ervoor gekozen om deze los te koppelen van de grote enclave en apart te ontsluiten via de Eeuwsels. Aan het doorgaande nieuwe lint in het plangebied zijn ook de boerenerven 3100 en 3200 gelegen. Landschap Het huidige landschap van het plangebied Veghels Buiten heeft overwegend een agrarische bestemming. De waterstructuur bestaat uit een greppelstructuur met een watervoerende watergang. Er is enige laanbeplanting en er zijn enkele houtwallen aanwezig. De opgaande beplanting is op diverse plekken onderbroken. In het agrarische landschap is de soortenrijkdom beperkt. In het ontwerp voor Veghels Buiten – Erpseweg Zuid transformeert het landschap. Er wordt uitgegaan van een fijnmazig boomkamerlandschap dat refereert aan het fijnmazige landschap uit de periode rond 1920. De verfijning van het landschap levert meer landschappelijke en ecologische variatie en meer routes op voor kleine dieren. In een aantal kamers wordt natuurlijke verruiging toegelaten. Hierdoor neemt het soortenrijkdom toe en ontstaan ecologische stepping stones. In een aantal kamers vindt verstedelijking plaats. Behalve de bomenrand zal er ook (een gevarieerde) erfbeplanting ontstaan. De toename van het verhard oppervlak wordt gecompenseerd door uitbreiding van het greppelstelsel en de aanleg van bergingsgebieden met een verlaagd maaiveld met enige poelen. Aangezien de bodem- en grondwatercondities anders zijn dan de bestaande zal op deze plekken een meer water gerelateerde vegetatie ontstaan. De variatie in soortenrijkdom neemt hierdoor verder toe. In het plan zijn naast de bestaande doorgaande watervoerende watergang ook verbrede greppels opgenomen met aan een zijde een flauw talud ten behoeve van een natte ecologische verbinding van het Aa-dal naar de
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
13
Beekgraaf. De verfijning van het landschap met boomkamers met diverse soorten groeivormen met of zonder onder begroeiing, de boomkamers met natuurlijke verruiging, de waterbergingen met rietvegetatie en poelen met waterplanten de uitbreiding van de greppelstructuur met ecologische greppels leiden tot een fysieke en ecologische verbetering van het landschap. Boerenerf-enclave Het boerenerf is geïnspireerd op een traditioneel boerenerf, dat bestaat uit een woonboerderij met een clustering van gebouwen rondom een verhard erf. Hierbij staat het hoofdwoongebouw los van het erf aan de zijde van de weg en staan de nevenwoongebouwen en andere gebouwen dicht op elkaar en kaderen het zicht naar het achterland in. De erfverharding loopt hier vaak dood op het achterland. Doordat de gebouwen 90 graden (orthogonaal) ten opzichte van elkaar gesitueerd liggen, ontstaat er een compositie van langs- en kopgevels met hoge en lage dakranden. De erven zijn de kleinste enclaves en variëren van 0,5 tot 2 ha. Het hoofdwoongebouw markeert de entree tot het erf en is ook duidelijk te onderscheiden van de rest van de bebouwing op het erf. Het hoofdwoongebouw ligt met zijn voorgevelrooilijn verdraaid ten opzichte van de weg en van de orthogonale ordening van de nevenwoongebouwen. De overige bebouwing op het erf ligt in een orthogonale ordening, parallel of haaks aan het verhard erf. Hierbij liggen maximaal twee nevenwoongebouwen in dezelfde rooilijn, waardoor een ruimtelijke variatie aan zowel de landschapsals de erfzijde ontstaat. Deze nevenwoongebouwen bevinden zich direct aan de collectieve verharding en aan de achterzijde van de woningen grenst de tuin direct aan het omliggende landschap. Het parkeren vindt plaats in parkeerschuren of op de erfverharding. Rondom de erfenclave is een bebouwingsvrije strook gelegen ten behoeve van de waterberging en erfbeplanting. Het hoofdwoongebouw bestaat uit een of twee woningen onder één dak. Het hoofdwoongebouw staat vrij op het erf en is georiënteerd op de openbare weg. De bebouwing op het erf is dusdanig geordend dat een besloten ruimte ontstaat met smalle doorzichten naar het omringende landschap. Hierdoor is enerzijds het contact met het landschap voelbaar en wordt anderzijds een contrast gemaakt tussen het versteende boerenerf en het groene landschap. Dit houdt in dat de nevenwoongebouwen met de voorzijde zijn gelegen aan het erf en dat de tuinen aan de rand van het erf zijn gelegen. Het is echter ook mogelijk dat aan het erf een omheinde voortuin is gelegen, waardoor de gevels van de patio of tuin een geheel vormen met het gebouw. De nevenwoongebouwen op het erf zijn ondergeschikt aan het hoofdwoongebouw. Dit komt naast de oriëntatie en de ligging tot uitdrukking in de lagere bouwhoogte, de lengte van de gebouwen en de compacte ordening. De nevenwoongebouwen zijn lager en langer dan de hoofdwoongebouwen en zijn compacter geordend. De lengte van een nevenwoongebouw bedraagt ten minste 15 m, de maximale afstand tussen nevenwoongebouwen bedraagt ten hoogste 7 m. Daarnaast hebben nevenwoongebouwen een soberder materiaalgebruik. Her en der verspreide kleine opstallen passen niet in het beoogde beeld dat hoort bij het boerenerf. Opstallen die niet bestemd zijn voor bewoning, zoals bijgebouwen en bergingen, worden daarom samengevoegd in een collectieve schuur als nevengebouw of worden geïntegreerd met de woongebouwen. Bouwhoogte De bouwhoogte van de bouwvolumes aan het erf bedraagt ten hoogste 10 m. De bouwhoogte van het hoofdwoongebouw bedraagt ten hoogste 11 m. De maximale goothoogte bedraagt ten hoogste 3 m. De bouw- en goothoogte van het hoofdwoongebouw is altijd hoger dan de op hetzelfde erf aanwezige nevenwoongebouwen. De hoofdvorm van de nevenwoongebouwen kan op plaatsen worden ingesneden, waarbij ten hoogste 40% van de gevel in het dakvlak terug mag liggen. Dit percentage mag worden verhoogd tot 70% mits de goothoogte aan de kopgevels ten hoogste 3 m bedraagt. Meerdere insnijdingen per bouwvolume zijn toegestaan, mits niet meer dan 70% van de totale gevellengte terug ligt in het dakvlak. Omdat de kap een essentiële uitstraling heeft in het landschap, geldt voor alle bouwvolumes dat het oppervlak van het verticaal geprojecteerde dakvlak altijd groter dient te zijn dan het aanzicht van het geveloppervlak. Naast insnijdingen zijn ook dakkapellen of plaatselijk verhoogde gevels toegestaan. Deze hebben een maximale lengte van ten hoogste 30% van de gevellengte en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 1,5 m. Ten gunste van de continuïteit van het dakvlak wordt de dakkapel versleept uit het dakvlak. Dakkapellen en verhoogde gevels worden niet gecombineerd met gevels met insnijdingen.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
14
Bijzondere doelgroepen In het plangebied is op twee enclaves (2300 en 3100) ruimte voor een afwijkende woonvorm. Voor deze boerenerven bestaat de mogelijkheid om in plaats van het hoofdwoongebouw zoals hiervoor omschreven een centraal op het erf gelegen hoofdgebouw te bouwen. Dit is daarmee een variant op het hierboven beschreven boerenerf. Dit hoofdgebouw maakt dan onderdeel uit van het orthogonale stelsel van nevenwoongebouwen. De maximale bouwhoogte van dit hoofdgebouw bedraagt 16 m. Een dergelijk hoofdgebouw bevat meerdere woningen en/of een collectieve gebruiksruimte. Deze variant leent zich voor boerenerven met een specifiek thema, bijvoorbeeld zorgwonen of een collectieve hobby, waarbij een collectieve gebruiksruimte (zorgvoorzieningen, ateliers en dergelijke) in het centraal gelegen hoofdgebouw kan worden gevestigd. Voor nevengebouwen gelden dezelfde voorwaarden als bij de overige erven. Dergelijke thematische boerenerven zijn overigens ook op de andere erven mogelijk; specifiek voor deze twee erven (2300 en 3100) geldt aanvullend de mogelijkheid om bovenstaande alternatieve bouwregels te hanteren. Hofenclave De Hofenclave is in dit bestemmingsplan opgenomen als uit te werken bestemming, waarbij bij het uitwerkingsplan het Kwaliteitshandboek Erpseweg Zuid als uitgangspunt zal dienen. Het hof is van oudsher een bij een hoeve gelegen omsloten stuk grond. In de hofenclave wordt het karakter bepaald door een door langsgevelboerderijen omsloten ruimte. In de in het plangebied aanwezige hofenclave (2800) is het hof het leidende motief. Het kleinste hof is de parkeerkoffer: een door hagen omrande parkeerkamer. Daarna volgt een klein woonhof: de met hagen of tuinmuur omrande tuin bij een woning. Het grootste hof bestaat uit een carré van verschillende langwerpige gebouwen aan een collectieve open ruimte. De hofenclave wordt hierbij een verzameling aan verschillende hoven. De vrijwel vierkante hofenclave 2800 wordt aan de zuid- en oostzijde begrensd door een bestaande houtwal en een bestaande laan. Aan de westzijde liggen bestaande tuinen van aangrenzende kavels en aan de noordzijde komt een onbebouwde verlaagde strook ten behoeve van waterberging. De hofenclave wordt ontsloten door het nieuwe lint dat vanuit het noorden de enclave binnenkomt en in het noordwestelijke kwadrant het hof weer verlaat. De nieuwe Kloosterlaan neemt een bijzondere positie in. Dit is een laan met een formeel karakter omdat het tevens de ontsluiting is voor de Kloosterenclave in het oosten en een boerenerf in het zuidoosten. De ordening in de enclave wordt in hoge mate bepaald door de structuurbepalende elementen rondom de enclave en de ontsluitingswegen. In de enclave worden verschillende hoven gerealiseerd. Elk hof heeft zijn eigen indeling en ordening. De afmetingen zijn bepalend voor de beslotenheid, het private of publieke karakter en de inrichting. De hoven zijn in principe naar binnen gekeerd. De collectieve ruimte van het hof ligt aan de binnenzijde, hieraan zijn ook de entrees van de woningen gelegen. De tuinzijde bevindt zich aan de buitenzijde van het hof. Deze buitenranden grenzen aan individuele kavels, het landschap of de infrastructuur. Een hof bestaat in principe uit een carré van tuinen, met daar binnen een carré van bebouwing met verspringingen en gesloten hoeken. Alle hoven liggen in een orthogonaal grid, waarbij de rooilijn van elke bebouwingseenheid verspringt. Tussen de hoven liggen kavels met individuele bebouwingseenheden. Het gaat hierbij om een mix van vrijstaande woningen, twee-kappers en nultrede-woningen. Bouwhoogte Bouw- en goothoogte in de hofenclave variëren per bouwvolume. De maximale bouwhoogte bedraagt 11 m. De goothoogte bedraagt ten hoogste 3,3 m. Ook hier mogen insnijdingen en dakkapellen of verhoogde gevels worden gerealiseerd, onder dezelfde voorwaarden als bij het boerenerf. Ook hier geldt dat bij gebouwen de kap dient te domineren en dat het verticaal dakvlak groter dient te zijn dan het geveloppervlak. Parkeren vindt plaats binnen het hof, op eigen terrein of binnen zogenoemde parkeerkoffers. Deze parkeerkoffers zijn parkeerterreinen (voor zes tot acht auto's) die omzoomd worden door heggen of muurtjes, zodat het parkeren uit het zicht plaatsvindt. Kloosterenclave De Kloosterenclaves zijn in dit bestemmingsplan opgenomen als uit te werken bestemming, waarbij bij het uitwerkingsplan het Kwaliteitshandboek Erpseweg Zuid als uitgangspunt zal dienen. De
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
15
kloosterenclave is een groter enclavetype. De schaal van dit type wordt verzacht door de introductie van verbijzonderingen in de bebouwing en de buitenruimte. De kloosterenclave is geïnspireerd op het Brabantse klooster en kenmerkt zich door een orthogonale schakeling van gebouwen, een hoogteaccent, een poort, collectiviteit en kloostertuinen. Centraal in de kloosterenclave ligt het kloostergebouw. Dit gebouw bevat in principe appartementen en heeft een duidelijk hogere bouwhoogte en bevat ook een hoogteaccent. Om het kloostergebouw heen zijn de kloostertuinen gelegen, met daarin de eengezinswoningen. De entree van de kloosterenclave wordt gemarkeerd door aan weerszijde poortgebouwen te plaatsen met een accent naar het landschap. De kloosterbebouwing met de bijbehorende collectieve tuinen werkt als een herkenbare, centrale plaats in de enclave. Het parkeren wordt bij het kloostercomplex opgelost in een collectieve parkeerschuur. In de kloostertuinen kan parkeren zowel op eigen terrein, in collectieve schuren of in openbaar gebied worden opgelost. Bij de enclave 2600 wordt niet geparkeerd op het verhoogde deel van de enclave maar op de lagergelegen parkeerplaatsen vóór de enclave en aan de achterzijde. In het plangebied zijn twee kloosterenclaves gelegen. De grote enclave 3000 en de kleinere enclave 2600. Kloosterenclave 3000 is gelegen tussen de Eeuwsels en de Langsteeg. Deze enclave ligt op enige afstand van de monumentale langsgevelboerderij aan de Eeuwsels. Door de enclave loopt een leidingstrook waarbinnen niet gebouwd mag worden. Enclave 3000 De kloosterbebouwing in enclave 3000 bestaat uit een stompe toren van ten hoogste 4 bouwlagen met een maximale bouwhoogte van 15 m. Aan deze toren zijn twee aangebouwde vleugels gelegen van ten hoogste 3 bouwlagen en een maximale bouwhoogte van 12,5 m. De bij het klooster behorende parkeerschuur heeft een maximale bouwhoogte van 2,4 m. Voor de woonbebouwing in de kloostertuinen geldt een maximale bouwhoogte van 10 m en een maximale goothoogte van 3 m. Voor deze woningen geldt ook dat insnijdingen, dakkapellen en verhoogde gevels zijn toegestaan, onder dezelfde voorwaarden als bij het boerenerf. Ook hier geldt dat bij gebouwen de kap dient te domineren en dat het verticaal dakvlak groter dient te zijn dan het geveloppervlak. Enclave 2600 De kloosterenclave 2600 is van zeer bescheiden omvang en neemt dan ook een bijzondere positie in binnen Veghels Buiten. Enclave 2600 wordt gezien als de voorpost van Veghels Buiten en ligt op een zichtlocatie gezien vanaf de Erpseweg. Om de bijzondere positie van deze enclave te benadrukken is de enclave gelegen op een terp van 1,5 m. Het complex kent drie gescheiden tuinen, een entreetuin op maaiveld niveau, een centrale tuin voor het hoofdgebouw en een neventuin met een omloop. Het hoofdgebouw bestaat uit drie verschillende volumes, waarvan één met een hoogteaccent. De bouwhoogte van deze toren bedraagt ten hoogste 18,5 m met een goothoogte van 16,5 m. Aan deze toren zijn twee vleugels gesitueerd die een maximale bouwhoogte hebben van 12,5 m en een goothoogte van 9,5 m. De entree van de enclave wordt gemarkeerd door twee bouwvolumes die verschoven van elkaar zijn gesitueerd. De bouwhoogte van deze gebouwen bedraagt ten hoogste 11,5 m en een goothoogte van 8 m. Tussen de entreegebouwen en het hoofdgebouw is een reeks tussenwoningen gelegen. De bouwhoogte hiervan bedraagt 10,5 m. De tussenwoningen vormen samen met het hoofdgebouw en de entreegebouwen de omsluiting van de centrale binnentuin. De neventuin wordt aan drie zijdes begrensd door een rij geschakelde woningen en deze zijn lager dan de overige bebouwing binnen de enclave. De goothoogte van deze woningen bedraagt ten hoogste 3,5 m en ze hebben een maximale bouwhoogte van 11 m. Kleine dakkapellen zijn toegestaan, mits deze niet meer dan 30% van de gevelbreedte bedragen en ten minste 1,5 m van de zijgevel zijn gelegen. Solitaire bebouwing Er is een aantal bestemmingsvlakken opgenomen voor nieuwe woningen die geen deel uitmaken van een enclave. Voor deze nieuwe woningen zijn de regels/beeldkwaliteitseisen behorende bij de erf-enclaves van toepassing. In afwijking op deze regels vervalt de eis dat de toegangsweg verdraaid staat ten opzichte van de overige erfverharding en hoeft de richting van de rooilijn van het hoofdgebouw niet verdraaid te liggen ten opzichte van de overige rooilijnen. Het hoofdgebouwen heeft een gevellengte van ten minste 15 m. Schuren(bergingen) en parkeerplaatsen worden in het woonvolume
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
16
opgenomen of apart in een zelfstandige schuur ondergebracht met een gevellengte van ten minste 15 m. Openbare ruimte De openbare ruimte binnen het plangebied Erpseweg Zuid wordt ingericht volgens de kwaliteitseisen die gesteld zijn in het Kwaliteitshandboek Hoofdplanstructuur. Hierin zijn voor geheel Veghels Buiten de kwaliteitsdoelen opgenomen die betrekking hebben op de inrichting van de wegen, de groen/waterstructuur en de inrichting van de openbare ruimte. In het Kwaliteitshandboek wordt voornamelijk aansluiting gezocht bij de bestaande karakteristieken van het Brabantse platteland. Hierbij wordt zoveel mogelijk gebruikgemaakt van informele wegprofielen. De langzaamverkeerstructuur wordt daarnaast gekenmerkt door bruggetjes met een informeel uiterlijk, zoals een plank over de sloot of een brug met een boerenhekwerk. De openbare ruimte wordt aangekleed met passend straatmeubilair, zoals banken uit boomstammen en 'natuurlijke' speelplekken. Ontsluiting Aangezien de bestaande infrastructuur niet voldoende is om alle enclaves te ontsluiten wordt door het plangebied een nieuwe ontsluitingslus (een nieuw lint) aangelegd om de verschillende enclaves te kunnen ontsluiten. Op de ontsluiting en de verkeersstructuur wordt verder ingegaan in hoofdstuk 5.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
17
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
18
Hoofdstuk 3
3.1
BELEIDSKADER
Inleiding
Voor het plangebied zijn diverse beleidsstukken relevant. Het gaat hierbij om gemeentelijk, regionaal, provinciaal en nationaal beleid. Dit hoofdstuk bespreekt de hoofdlijnen van de beleidskaders die specifiek zijn voor deze ontwikkeling van het plan Erpseweg Zuid.
3.2
Regionaal, provinciaal en rijksbeleid
3.2.1
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (ontwerp 2011)
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De ontwerpstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028): Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland; Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. Deze doelen zijn vertaald in nationale belangen (zie hierna in paragraaf 3.2.2). 3.2.2
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
In het Besluit geeft het Rijk de algemene regels aan, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. In samenhang met het beleid dat is aangegeven in de Structuurvisie, zijn deze regels vooral gericht op het veilig stellen van de nationale belangen waarvoor, gelet op de belangen, beperkingen gelden voor de ruimtelijke besluitvorming op lokaal niveau. Op dit moment zijn in het Barro vijf nationale belangen aangegeven. Dit betreffen de volgende vijf projecten: 1. Mainportontwikkeling Rotterdam 2. Kustfundament 3. Grote Rivieren 4. Waddenzee en waddengebied 5. Defensie Geen van deze nationale belangen hebben betrekking op het plangebied. Voor het plangebied zijn dan ook geen specifieke regels van toepassing.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
19
3.2.3
Provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (2011)
De provincie Noord-Brabant kiest uitdrukkelijk voor het subsidariteitsbeginsel, wat betekent dat zij niets doet wat andere overheden ook kunnen doen. In de structuurvisie geeft de provincie heldere kaders vooraf en focust zich op bovenregionale opgaven en afstemming. De komende decennia staat de provincie Noord-Brabant voor een aantal grote ruimtelijke vraagstukken die voortkomen uit bijvoorbeeld de wijzigingen in het klimaat, de toenemende concurrentie tussen economische regio's, de groeiende mobiliteit en de afnemende bevolkingsgroei. Ontwikkelingskaders De provincie kiest voor een ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op de provincie af komen. Daardoor dragen ontwikkelingen bij aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant. Deze zijn: Regionale Contrasten De provincie wil de contrasten tussen klei, zand en veenontginning versterken. Dit betekent enerzijds inzet op de ontwikkeling van functies die de grootschaligheid en de openheid van de kleigebieden ondersteunen. Anderzijds het versterken van het mozaïeklandschap van het Brabantse zand door menging van functies die de afwisseling en kleinschaligheid versterken. Vitaal en divers platteland (landelijk gebied) In het landelijk gebied komt de ontwikkeling van agrarische bedrijven door schaalvergroting en intensivering steeds vaker in strijd met de doelen voor behoud en ontwikkeling van natuur en landschap. Daarom kiest de provincie voor een integrale aanpak van de opgaven. Een robuust water- en natuursysteem De rivieren, de beken en kreken vormen binnen Noord-Brabant de samenbindende waterstructuur. Bij toekomstige ontwikkelingen in stad en landschap wil de provincie dat het patroon van beken en kreken beter beleefbaar wordt. Een betere waterveiligheid door preventie Om Noord-Brabant te beschermen voor overstromingen vanuit de grote rivieren kiest de provincie, mede gebaseerd op het advies van de Deltacommissie, voor verbetering van de preventie. Koppeling van waterberging en droogtebestrijding De provincie gaat ervan uit dat de wateroverlast in de regionale watersystemen in 2015 aangepakt is waarbij de trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' als uitgangspunt geldt. Ruimte voor duurzame energie Doordat fossiele energiebronnen uitgeput raken is het belangrijk dat er andere duurzame energiebronnen worden ontwikkeld en dat er zuinig wordt omgegaan met (bestaande) energiebronnen. De provincie wil bijdragen aan de ontwikkeling en opwekking van duurzame energie, zoals wind, zon, bodemenergie, biomassa en vergisting. In de structuurvisie wordt Veghel samen met Uden tot een stedelijke regio benoemd. Voor deze regio heeft de provincie diverse uitgangspunten aangegeven. Er ligt een opgave de groene, open landschapsecologische zone tussen Uden en Veghel te behouden en verder te versterken. Het gaat er om hier een duurzame groenstructuur vorm te geven. De samenhang tussen de stedelijke regio's Uden-Veghel en Waalboss is groot, vooral op het vlak van werken. De uitwerkingsplannen van deze regio's moeten dan ook op elkaar worden afgestemd. Hierbij moet met name de vraag worden beantwoord in hoeverre de stedelijke regio Uden-Veghel voor specifieke vormen van bedrijvigheid – en passend bij het profiel van deze stedelijke regio – een deel van de ruimtebehoefte vanuit de landelijke regio's rond Waalboss kan opvangen. Na aanleg van de A50 ligt er voor de omgeving van de oude provinciale weg (N267) een herstructureringsopgave (onder andere in het stedelijk gebied van Veghel). Aandacht moet worden besteed aan de betekenis van een mogelijke aansluiting van Veghel op het Brabantse spoorwegennet. Onder meer vanwege de karakteristiek van het gebied is wonen en werken op een relatief extensieve wijze vorm gegeven. Nagegaan moet worden waar het ruimtegebruik kan worden
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
20
geïntensiveerd (intensiveringsopgave) en op welke wijze extensieve stedelijke ontwikkelingen kunnen worden verknoopt met ‘groene opgaven’. Conclusie De ontwikkeling van het deelgebied Erpseweg-Zuid en van geheel Veghels Buiten past binnen de provinciale structuurvisie. Met de ontwikkeling van Veghels Buiten wordt ingezet op het versterken van het landschap. Door met de ontwikkeling in te spelen op de karakteristieke ontginningen wordt het kenmerkend landschap extra benadrukt . Daarnaast blijft door te kiezen voor verschillende ontwikkelingsvlekken, de kleinschaligheid in het gebied gewaarborgd. 3.2.4
Provinciale Verordening Ruimte Noord-Brabant (2011)
In de provinciale verordening Ruimte van de Noord-Brabant zijn regels opgenomen waar gemeente bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening mee dient te houden. In de verordening worden de provinciale belangen veilig gesteld. Landschappelijke verbetering In de verordening is opgenomen dat stedelijke ontwikkeling gepaard moet gaan met verbeteringen van de bestaande of potentiële kwaliteiten van de omgeving. Deze verbeteringen hebben betrekking op de natuur, water, landschap, cultuurhistorie of de recreatieve mogelijkheden. De toelichting van het bestemmingsplan dat een ontwikkeling mogelijk maakt dient een verantwoording te geven van de wijze waarop de uitvoering hiervan is verzekerd. De huidige landschappelijke structuur aangevuld met een doorgaande fijnmazige boomstructuur, is de drager van het openbare landschap. De boomkamers en zandpaden passen in de historie van het landschap en bestaat uit zowel bestaande bomen en houtwallen als nieuwe aanplant. Alle enclaves zijn in de landschappelijke structuur ingepast door een omranding van bomen. In paragraaf 2.4 wordt hier verder op ingegaan onder het kopje landschap. Woningbouw In de verordening is opgenomen dat bij nieuwe woningbouwlocaties een verantwoording dient te worden gegeven van de wijze waarop is omgegaan met regionale afspraken en de beschikbare plancapaciteit. Overeenkomstig artikel 3.5. van de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 is bekeken hoe de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot de afspraken in het RRO overleg en de beschikbare harde plancapaciteit voor woningbouw Op 7 december 2011 heeft het RRO NO de Regionale Agenda Wonen 2011 vastgesteld. Hierin is de woningbouwopgave voor alle gemeenten in Noord Oost Brabant voor de komende tien jaar op basis van de provinciale woningbouwprognose 2008 gekwantificeerd. Voor Veghel bestaat de woningbouwopgave op grond hiervan tot 2021 uit de realisatie van 1820 extra woningen. Ca 1100 woningen, ofwel ca 60% hiervan is harde plancapaciteit. Dit betekent dat er voldoende ruimte is om middels de vaststelling van het onderliggende bestemmingsplan harde plancapaciteit toe te voegen en voldoet het bestemmingsplan aan de voorwaarden van de Verordening ruimte Noord-Brabant. Conclusie De omgeving krijgt door de ontwikkeling een landschappelijke impuls die geënt is op de huidige landschappelijke structuur. Tevens wordt ingezet op de verbetering van de recreatieve mogelijkheden van het gebied, door de aanleg van langzaamverkeerroutes en extensieve recreatieve voorzieningen, zoals bankjes en speelvoorzieningen. De ontwikkeling gaat gepaard met verbeteringen van de omgeving, hiermee past het voornemen in de provinciale structuurvisie. 3.2.5
Intergemeentelijke StructuurvisiePlus Uden/Veghel (2001)
De intergemeentelijke structuurvisie heeft gediend als bouwsteen voor het Streekplan Noord-Brabant en het Uitwerkingsplan van de stedelijke regio Uden/Veghel. Voor het gebied Veghel Zuidoost is in de structuurvisie aangegeven dat een ontwikkelingsvisie moet worden opgesteld. Daarin moet worden
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
21
uitgegaan van een behoud van huidige kwaliteiten en de verdere ontwikkeling als woongebied met een extensief karakter. Het Masterplan voor Veghels Buiten (2008) bevat deze ontwikkelingsvisie.
3.3
Gemeentelijk beleid
3.3.1
Woonbehoefte gemeente Veghel (2009)
In het in 2009 opgestelde woningmarktonderzoek (woonbehoefte gemeente Veghel, Rigo Research en Advies 2009) wordt de vraagkant van de markt voor de komende 10 jaar belicht, zowel kwantitatief als kwalitatief. Dit woningmarktonderzoek is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Veghel en Woonbelang Veghel door Rigo Research en Advies. Op basis van deze woningmarktverkenning kunnen gemeentelijke ambities worden bepaald en keuzes worden gemaakt, waarbij flexibiliteit in de nieuwbouwprogrammering zowel op productniveau als qua fasering wenselijk wordt geacht. Programmatische invulling Voor de woningvraag zijn niet alleen leeftijd en huishoudensamenstelling van belang. Inkomensontwikkeling is sterk bepalend voor de woonsituatie en woonwensen. De wenselijke uitbreidingsproductie van woningen in de sociale huursector zal de komende 10 jaar minimaal 400 woningen bedragen. Maar zou onder invloed van de economische situatie verder kunnen oplopen. In de (sociale) huursector is vooral vraag naar eengezinswoningen. Juist de vraag naar eengezinswoningen in het koopsegment, met name vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen, overstijgt het beschikbare aanbod. Voor de uitbreiding van de woningvoorraad dient dan ook met name op dit woningtype ingezet te worden. Ook de behoefte aan appartementen overstijgt het aanbod. Deze behoefte is vooral afkomstig van starters en ouderen. Daarbij behoeft kwaliteit en ligging van deze woningen, zeker buiten het centrum van de kern Veghel, de nodige aandacht omdat de afzet anders heel lastig blijkt. Per locatie dient door een mix, in principe 20-20-60 (huur- betaalbare koop-overig), het gedifferentieerde karakter van wijken en buurten gerealiseerd te worden of behouden te blijven. Vraag- en aanbodverhoudingen dienen permanent te worden gemonitord. Zorgvuldige fasering van bouwprojecten onderling als ook flexibele ontwikkeling van bouwplannen zijn van belang om te kunnen blijven inspelen op veranderende marktomstandigheden of specifieke kwaliteitsvragen. Overigens is sinds 2009 geen nieuw woningbehoefteonderzoek uitgevoerd of geactualiseerd voor de gemeente Veghel. Conclusie De ontwikkeling van woningbouw die mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan Erpseweg Zuid, past binnen de woningbehoefte van de gemeente Veghel. In het plangebied zal de nadruk liggen op de realisatie van eengezinswoningen. Tevens zal een aantal appartementen worden gerealiseerd. Voor de ontwikkeling van Veghels Buiten is gekozen voor het realiseren van verschillende typen deelgebieden, waardoor ingespeeld kan blijven worden op de veranderende marktomstandigheden. 3.3.2
Woonvisie 2030 (2007)
In deze visie is een zestal ambities aangegeven. Ambitie 1: Vanuit de ambitie 'Uden en Veghel, als één woongebied', behartigen Uden en Veghel hun gezamenlijke woonbelangen bij Rijk en provincie gezamenlijk. Ambitie 2: Vanuit de ambitie 'gemeenschappelijke belangen en woonvraagstukken' pakken Uden en Veghel gemeenteoverstijgend wonen-beleid gezamenlijk op en stemmen het af. Ambitie 3: Vanuit de ambitie 'leefbare dorpen en wijken' , wordt vanuit een integrale gebiedsbenadering van wijken en dorpen op iedere wijk en dorp een toekomstvisie ontwikkeld en bij nieuwbouw en verbetering wordt op meer differentiatie gericht. Ambitie 4: Vanuit de ambitie 'optimaal benutten van wat er al is' wordt de gewenste omvang van de huurwoningvoorraad voor de komende jaren vastgesteld, en wordt voor Uden en Veghel gestreefd naar eenzelfde verdeelsysteem voor zowel huur- als koopwoningen.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
22
Ambitie 5: Vanuit de ambitie 'duurzaam investeren in wonen' wordt gestreefd naar een kwalitatieve verdeling van de nieuwbouw (inbreiding, uitbreiding en bouwen in de kerkdorpen), die aansluit bij woningmarktontwikkelingen. Ambitie 6: De ambitie 'woningmarktontwikkelingen basis voor afspraken' omschrijft de ambitie om de woningmarktontwikkelingen periodiek te volgen en vanuit deze basis afspraken te maken met de woningcorporaties. Deze ambities zullen periodiek verder worden uitgewerkt in concrete doelstellingen en maatregelen, waarvan de uitvoering van de woningmarktverkenning, als basis voor het actualiseren van de prestatieafspraken, er een is.
3.3.3
Ontwikkelingsvisie en programmatische hoofdlijnen Veghel (2005)
In 2005 is de beleidsnotitie 'Ontwikkelingsvisie en programmatische hoofdlijnen Veghel' opgesteld. Deze nota geeft inzicht in de kwantitatieve en kwalitatieve bouwopgave van Veghel, waarbij een eerste aanzet is gedaan voor verankering van de zorgcomponent binnen het wonen. In de nota worden aanbevelingen gegeven voor de ontwikkelingsrichting van nieuwe Veghelse wijken en de programmatische invulling van zo'n opgave. Ontwikkelingsrichting Uitgangspunt bij de ontwikkeling van een nieuwe wijk is het dorpse karakter van Veghel, 'Voedingsstad in het groen'. Een nieuwe woonwijk van Veghel moet het landschap in zich opnemen en daarmee ook de kenmerken en kwaliteiten van de locatie vastleggen. Water en groen dienen een belangrijke rol te spelen. Niet alleen in beleving maar ook in het gebruik van de wijk. De wijk moet een eigen karakter hebben, maar passend bij het dorpse. De verkaveling, de architectuur, de inrichting van de openbare ruimte, het materiaalgebruik, alles moet in harmonie op elkaar worden afgestemd. Programmatische invulling (voor de gemeente Veghel) Er is een fors tekort aan voor senioren geschikte woningen. Er moeten levensloopbestendige woningen in de koopsector worden gerealiseerd in en nabij het centrum van Veghel. Niet alleen appartementen maar ook patiobungalows en dergelijke. Dit vraagt ook om een levensloopbestendige wijk (niet alleen de woningen maar ook voorzieningen en inrichting openbare ruimte). Een uitbreidingsproductie van minimaal 350 woningen in de sociale huursector is nodig om te kunnen voldoen aan de vraagtoename vanwege de groei van het aantal huishoudens behorend tot de primaire doelgroep. Het verdient aanbeveling om in de komende jaren de productie van sociale huurwoningen op te voeren en wanneer de marktomstandigheden dit toelaten, na 5 of 10 jaar deze woningen te verkopen. Per locatie de exacte verdeling van huur-koop vaststellen om ervoor te zorgen dat wijken en buurten zoveel mogelijk een gedifferentieerd karakter kunnen behouden. Het aandeel appartementen in de voorlopige programma's is relatief groot. De voorkeur van de woonconsument in Veghel gaat uit naar een grondgebonden woning. Buiten het centrum van Veghel zijn marktmogelijkheden voor appartementen beperkt. Vraag- en aanbodverhoudingen dienen permanent te worden gemonitord. Zorgvuldige fasering van bouwprojecten onderling als ook flexibele ontwikkeling van bouwplannen zijn van belang om te kunnen blijven inspelen op veranderende marktomstandigheden of specifieke kwaliteitsvragen.
3.3.4
Woonconvenant Veghel (2002)
Deze nota verwoord prestatieafspraken tussen de gemeente en Woonbelang Veghel. De thema's die hierbij aan de orde komen zijn: vergroten van zeggenschap over woning en woonomgeving; vergroten van kansen voor mensen in kwetsbare posities; bevorderen van wonen en zorg op maat;
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
23
naar een brede woonkwaliteit; wonen in de dorpen; financiën en informatievoorziening.
Per thema zijn prestatieafspraken opgenomen. Deze prestatieafspraken zijn te beschouwen als uitgangspunten waar bij de ontwikkeling van Veghels Buiten rekening mee moet worden gehouden. Het Woonconvenant was formeel nog van kracht tot oktober 2006. Op dit moment wordt, naast het opstellen van een Woonvisie, gewerkt aan een nieuw document waarin de afspraken uit onder andere het Woonconvenant worden herijkt. 3.3.5
Inrichting Masterplan Ecologische Verbindingszones (2005)
Het in 2005 vastgestelde beleidsdocument 'Inrichting Masterplan Ecologische Verbindingszones' geeft inzicht in de gewenste ecologische zones binnen de gemeente alsmede de daarbij horende inrichtingsvereisten. Een van deze ecologische verbindingszones ligt in Veghels Buiten, maar buiten het plangebied van Erpseweg Zuid. 3.3.6
Masterplan Aa Veghel (2004)
Het Masterplan Aa Veghel is opgesteld door het Waterschap Aa en Maas en de gemeente Veghel. Dit plan zal, voor zover van toepassing, integraal worden opgenomen in de ontwikkeling van Veghels Buiten en is randvoorwaarde bij de planvorming. Het Aa-dal zelf is ten zuidwesten van Veghels Buiten gelegen. 3.3.7
Landschapsbeleidsplan Veghel (2002)
Het landschapsbeleidsplan, bestaande uit een landschapsvisie en een uitvoeringsgedeelte: verwoordt de visie van de gemeente op het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur en landschap; geeft een kader voor het beheer en onderhoud van bestaande landschapselementen in gemeentelijk eigendom; is een plan voor de aanleg van nieuwe landschapselementen, gekoppeld aan uitvoeringsinstrumenten; legt een verbinding tussen sectoraal natuur- en landschapsbeleid en ruimtelijke ordeningsbeleid, met de nadruk op het bestemmingsplan buitengebied; geeft de relatie aan tussen het gemeentelijk landschapsbeleid en diverse actuele ruimtelijke ontwikkelingen zoals de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur en de natuurcompensatie in verband met de aanleg van de A50. In het landschapsbeleidsplan wordt een aantal concrete projecten aangegeven waarbij de gemeente een actieve rol kan spelen. Twee van deze projecten grenzen aan of zijn onderdeel van het plangebied Veghels Buiten, het betreft: de Aa als ecologische verbindingszone; de droge verbinding tussen Blankens Kerkhof en Goorse bossen. De ontwikkeling van deze zone is met name gericht op de uitwisselingsmogelijkheden voor fauna tussen beide bosgebieden. Deze beide projecten zijn niet gelegen in het plangebied Erpseweg Zuid.
3.4
Conclusie
De ontwikkeling van het deelgebied Erpseweg Zuid, als onderdeel van het integrale plan voor Veghels Buiten, past binnen de beleidskaders van de gemeente, de provincie en het Rijk. Met de ontwikkeling van Veghels Buiten wordt het landschap van de karakteristieke ontginningen versterkt en worden extra recreatieve mogelijkheden toegevoegd aan het buitengebied van Veghel, waarmee de ontwikkeling past binnen de provinciale beleidskaders. Tevens past de realisatie van voornamelijk eengezinswoningen binnen het woonbeleid van de gemeente. Ook wordt is in het bestemmingsplan rekening gehouden met de ecologische verbindingszone en de aanwezigheid van het Aa-dal.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
24
Hoofdstuk 4
4.1
MILIEUASPECTEN
Milieu-Effect Rapportage (MER)
Inleiding De ontwikkeling van Veghel Zuidoost, bestaande uit Veghels Buiten en de wijk Scheifelaar II omvat in totaal circa 2.000 woningen. Dit betekent dat sprake is van een mer-plichtige activiteit. Voor Veghels Buiten is in eerste instantie een planMER opgesteld ten behoeve van de besluitvorming over het structuurplan Veghel Zuidoost (Masterplan). Voor de bestemmingsplannen voor Veghels Buiten die de ontwikkeling daadwerkelijk mogelijk maken is vervolgens een besluitMER opgesteld. Dit besluitMER is opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting. Het besluitMER was gekoppeld aan de procedure van het eerste bestemmingsplan voor Veghels Buiten, bestemmingsplan Oude Ontginning (vastgesteld op 25 januari 2011). Voor informatie over de mer-procedure wordt verder verwezen naar dit besluit-MER. Over het besluit-MER is in mei 2010 een positief toetsingsadvies van de Commissie voor de milieueffectrapportage ontvangen. Dit toetsingsadvies is opgenomen als Bijlage 2 bij deze toelichting. MER-alternatieven In het besluit-MER is naast de referentiesituatie een tweetal inrichtingsalternatieven uit het Masterplan onderzocht (met name wat betreft de ligging en vormgeving van de enclaves in de Nieuwe Ontginning). Voor een overzicht en beschrijving van de alternatieven wordt verwezen naar het MER zelf. In het besluit-MER is op grond van de op dat moment geldende mer-regelgeving, ook een 'meest milieuvriendelijk alternatief' (MMA) opgenomen. Het gaat daarbij om een reëel alternatief dat past in de doelstellingen van de initiatiefnemer, maar waarbij de nadelige gevolgen voor het milieu zoveel mogelijk worden beperkt of voorkomen. Het voorkeursalternatief (VKA), het alternatief dat zal worden uitgevoerd en vastgelegd in de bestemmingsplannen, sluit bij voorkeur hierbij aan. Onderzoeksresultaten en conclusies Ten behoeve van het besluit-MER Veghels Buiten is uitvoerig milieuonderzoek uitgevoerd naar de verschillende relevante milieuaspecten. Uit de effectbeschrijvingen in het besluit-MER blijkt dat de verschillen tussen de beide inrichtingsalternatieven klein zijn en dat beide alternatieven mogelijk zijn binnen de geldende wettelijke kaders. Inrichtingsalternatief 2 wordt op een aantal punten beter beoordeeld dan inrichtingsalternatief 1 en is om deze reden als basis gebruikt voor het meest milieuvriendelijke alternatief (MMA). Tevens zijn in het MER maatregelen genoemd om dit alternatief vanuit milieuoogpunt te optimaliseren. De aanvullende milieumaatregelen uit het besluit-MER worden, voor zover ruimtelijk relevant en mogelijk in het bestemmingsplan, verankerd. Het besluit-MER Veghels Buiten, dat dateert uit februari 2010, was gekoppeld aan de besluitvorming over het eerste bestemmingsplan voor Veghels Buiten, te weten de Oude Ontginning. Hiervoor is in het MER ook een voorkeursalternatief (VKA) uitgewerkt dat de basis vormde voor het bestemmingsplan. Omdat de volgende bestemmingsplannen (Nieuwe Ontginning) pas later en gefaseerd in de tijd worden ontwikkeld, en de gemeente zoveel mogelijk flexibiliteit in de planvorming wil behouden, is voor de beoordeling van deze deelplannen in het MER een apart toetsingskader uitgewerkt. Aan de hand van de criteria uit dit toetsingskader kan worden beoordeeld of in het betreffende ruimtelijk plan voldoende uitwerking is gegeven aan de diverse relevante milieuaspecten. Voor het thans voorliggende eerste bestemmingsplan in de Nieuwe Ontginning, Erpseweg Zuid, is dit toetsingskader doorlopen. De resultaten daarvan zijn opgenomen in Bijlage 3. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de sectorale conclusies uit het besluit-MER, waar nodig aangevuld met extra milieu-informatie ten behoeve van het bestemmingsplan. Voor een gedetailleerd overzicht van de onderzoeksresultaten wordt verwezen naar het besluit-MER (Bijlage 1) inclusief de voor het MER uitgevoerde onderliggende onderzoeken en de uitwerking van het toetsingskader voor het bestemmingsplan Erpseweg Zuid (Bijlage 3).
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
25
4.2
Bodemonderzoek
Toetsingskader Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient bij functiewijzigingen de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Daarbij dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. Onderzoek en conclusie In het MER wordt op hoofdlijnen ingegaan op de bodemsituatie binnen het plangebied. De informatie is onder andere gebaseerd op een indicatief milieukundig bodemonderzoek uit 2006 en een actualisatie daarvan uit 2009. Op 13 april 2011 is een actualiserend historisch bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 4). Hieruit blijkt dat zich geen wijzigingen hebben voorgedaan ten opzichte van het onderzoek 'Actualisatie milieuhygiënisch onderzoek' uit 2009. Aan de zuidoostzijde grenst het bestemmingsplan Erpseweg Zuid aan de voormalige stortplaats Ham, waar in het verleden huishoudelijk afval is gestort. Voor deze stortplaats is een hergebruiksplan opgesteld, dat echter nog moet worden uitgevoerd. Als gevolg van een westelijke tot noordwestelijke stromingsrichting van het ondiepe grondwater, heeft er mogelijk beïnvloeding plaatsgevonden van de kwaliteit van het grondwater ter plaatse van het stroomafwaarts gelegen gedeelte van het bestemmingsplan, waar een drietal woonenclaves is gepland (nummers 2100, 2110 en 2200). Het betreft mogelijke beïnvloeding van de kwaliteit van het grondwater als gevolg van verhoogde gehalten aan macroparameters (ammonium, chloride, CZV, stikstof-Kjeldahl en sulfaat). Dit kan eventueel leiden tot hinder voor de omwonenden (met name geurhinder). Uit eerder milieukundig onderzoek is overigens gebleken dat geen sprake is van overschrijding van wettelijk vastgestelde milieunormen. Naar verwachting is de omvang van de verontreiniging met macroparameters in het grondwater vanuit de voormalige stortplaats Ham beperkt. Om hierin meer inzicht te krijgen zal de gemeente nader onderzoek uitvoeren naar de kwaliteit van het grondwater ter plaatse van de nabijgelegen nieuwe woonenclaves. Totdat hierover definitief uitsluitsel kan worden gegeven, gelden ter plaatse vooralsnog gebruiksbeperkingen. Het betreft het oppompen en gebruiken van het grondwater, bijvoorbeeld ten behoeve van het besproeien van de tuin, consumptieve doeleinden en veedrenking. Daarnaast dient ook bij eventuele grondwaterbemalingen tijdens de bouw rekening te worden gehouden met verhoogde gehalten aan macroparameters in het grondwater. Op basis van de resultaten van het aanvullend onderzoek zal worden bepaald in hoeverre er daadwerkelijk gebruiksbeperkingen voor het grondwater ter plaatse van de woonenclaves gelden. De conclusie voor wat betreft het aspect bodemkwaliteit is dat de functieverandering naar woningbouw uitvoerbaar is. Voor de genoemde woonenclaves kan uit het aanvullend onderzoek volgen dat bepaalde gebruiksbeperkingen tijdens de bouw en bij het gebruik van grondwater van toepassing zijn.
4.3
Wegverkeerslawaai
Toetsingskader Normstelling Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd. In tabel 4.3.1 is een overzicht weergegeven van de geldende breedtes van geluidszones per type weg.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
26
Tabel 4.3.1 Overzicht breedte geluidszones per wegtype aantal rijstroken
wegligging binnen stedelijk gebied
wegligging buiten stedelijk gebied
2
200 m
250 m
3 of 4
350 m
400 m
n.v.t.
600 m
5 of meer
De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal. Nieuwe situaties Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde (in dit geval 63 dB) niet te boven gaan. De geluidswaarde binnen de woning of ander gebouw met geluidsgevoelige bestemming (de binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB. Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Van deze aftrek is gebruikgemaakt. Hogere grenswaarden In artikel 110a lid 5 van de Wet geluidhinder staat vermeld dat hogere grenswaarden pas kunnen worden vastgesteld indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugdringen van de geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn of overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. De prioriteit die de Wgh geeft aan geluidsreducerende oplossingen is als volgt: bronmaatregelen, zoals verkeersmaatregelen en wegdekmaatregelen; overdrachtsmaatregelen, zoals het vergroten van de afstand tussen de woning en de weg, schermen en wallen; ontvangermaatregelen, zoals toepassing van gevelwering of 'dove gevels', dit zijn gevels zonder te openen delen die grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte. Correctie artikel 110g van de Wet geluidhinder In artikel 110g van de Wet geluidhinder is beschreven dat er op de berekende resultaten een correctie mag worden toegepast. Op wegen waar de maximaal toegestane snelheid 70 km/h is of hoger, is de correctie -2 dB. Daar waar de maximaal toegestane snelheid lager is dan 70 km/h is de correctie 5 dB. De correctie is verwerkt in de gepresenteerde resultaten. Voor het bepalen van de gevelisolatie is de ongecorrigeerde waarde nodig. Daartoe moet bij alle waarden 5 dB worden opgeteld. 30 km/h-wegen Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager op basis van de Wgh niet-gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening echter wel inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Onderzoek In het plangebied worden nieuwe woningen gerealiseerd. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidsgevoelige bestemmingen waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
27
Geluidszone Voor de Erpseweg, ter hoogte van het plangebied, geldt een snelheidsregime van 50 km/h. De weg is uitgevoerd met twee rijstroken en er is sprake van een binnenstedelijke situatie. De breedte van de geluidszone langs de weg is 200 m aan weerszijden. Voor de overige wegen in het plangebied geldt een snelheidsregime van 30 km/h. Dit geldt ook voor de nieuw aan te leggen wegen. Voor deze wegen geldt zoals gesteld geen geluidszone ingevolge de Wet geluidhinder, maar is in het kader van een goede ruimtelijke ordening onderbouwd dat langs deze wegen sprake is van een aanvaardbaar akoestische woon- en leefklimaat. Tevens moet worden voldaan aan de normen op grond van het Bouwbesluit 2003 (binnenwaarde van 33 dB). De bij dit bestemmingsplan gevoegde notitie 'Akoestische beoordeling Het Lint', Goudappel Coffeng, 2011 (Bijlage 6) verschaft dit inzicht. Rekenmethodiek en invoergegevens Er is een geluidsmodel opgesteld voor het plangebied Erpseweg Zuid met het programma GeoMilieu, versie 1.62. Dit programma rekent op basis van Standaard Rekenmethode II uit het Reken- en meetvoorschrift wegverkeerslawaai (RMW2006). In het model zijn alle items (wegen, gebouwen, akoestisch harde bodemoppervlakten, etc.) ingevoerd volgens de in het Reken- en meetvoorschrift aangegeven wijze. Resultaten/maatregelen In de notitie Akoestische beoordeling Erpseweg (Bijlage 5) blijkt dat de gevelbelasting binnen alle ontwikkelvlekken, met uitzondering van enclave 3000, beneden de voorkeursgrenswaarde van 48 dB blijft. De maximale gevelbelasting binnen enclave 3000 bedraagt 50 dB. Voor deze ontwikkelvlek kan om deze reden geen directe bouwtitel worden verleend. Bij de nadere uitwerking van deze ontwikkelvlek dient een aanvullend akoestisch onderzoek plaats te vinden.
4.4
Luchtkwaliteit
Toetsingskader Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen 2007 (ook wel Wet luchtkwaliteit, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.4.1 weergegeven. Tabel 4.4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk stof
grenswaarde
geldig
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie
60 µg/m³
2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie
40 µg/m³
vanaf 2015
jaargemiddelde concentratie
40 µg/m³
vanaf 11 juni 2011
fijn stof (PM10)1)
toetsing van
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer vanaf 11 juni 2011 dan 50 µg/m³ 1.
Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien: de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a); de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
28
bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2); de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c); het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
Besluit niet in betekenende mate (nibm) In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden: een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10; een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij 1 ontsluitingsweg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Onderzoek en conclusie Binnen het plangebied Erpseweg Zuid worden in totaal minder dan 2.000 woningen gerealiseerd, waarbij het gebied vanaf verschillende zijden wordt ontsloten. Dit betekent dat op basis van het Besluit nibm de gevolgen van het voornemen voor de luchtkwaliteit niet hoeven te worden getoetst aan de eisen uit de Wlk. In het besluit-MER zijn de effecten van het voornemen op de concentraties luchtverontreinigende stoffen langs de ontsluitende wegen echter wel inzichtelijk gemaakt. In alle onderzochte situaties (zowel in de huidige situatie als in de toekomst) wordt voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. De realisatie van de woningen levert slechts een zeer beperkte bijdrage aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Aangezien direct langs de ontsluitende wegen wordt voldaan aan de grenswaarden, zal dit ook ter plaatse van de beoogde woningen het geval zijn. De concentraties luchtverontreinigende stoffen worden immers lager naarmate een locatie verder van de weg ligt. Op basis van het voorgaande en de informatie uit het besluit-MER wordt geconcludeerd dat de Wlk de realisatie van het plan niet in de weg staat.
4.5
Geurhinder
Toetsingskader In en rondom het plangebied bevinden zich diverse veehouderijen. Dit zijn mogelijke bronnen voor geurhinder en daarom gelden voor veehouderijen regels met betrekking tot aan te houden afstanden tot voor geurhinder gevoelige objecten zoals woningen. Omgekeerd hebben deze regels ook gevolgen voor de mogelijkheden om nieuwe voor geurhinder gevoelige objecten, zoals nieuwe woningen, te realiseren. Dit wordt ook wel de omgekeerde werking genoemd. Hierbij zijn de Wet geurhinder en veehouderij en het Besluit Landbouw de relevante wettelijke kaders. Wet geurhinder en veehouderij De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt sinds 1 januari 2007 het toetsingskader voor het verlenen van een milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst met het verspreidingsmodel V-Stacks vergunning. Dit geldt alleen voor dieren (zoals varkens en pluimvee) waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor (zoals melkkoeien en paarden) gelden minimaal aan te houden afstanden.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
29
Geurverordening Gemeente Veghel Bij gemeentelijke verordening kunnen gemeenten afwijken van de wettelijke normen. Ook de in de Wgv opgenomen vaste afstanden kunnen bij gemeentelijke verordening worden aangepast. De Gemeente Veghel heeft in 2008 een geurverordening vastgesteld. De volgende (voor dit project relevante) normen zijn daarbij vastgesteld: Tabel 4.5.1 Normen Veghel volgens geurverordening gebied
norm
Kom Veghel
3 ouE
Uitbreidingsgebied Veghels Buiten
8 ouE
Overig buitengebied
14 ouE
Daarnaast is in een zone van 250 m rond alle kernen de vaste afstand gehalveerd van 50 naar 25 m. In het kader van de Wgv moet de ontwikkeling van Veghels Buiten gezien worden als een uitbreiding van de bebouwde kom, ondanks de extensieve opzet van de nieuwe bebouwingsconcentraties. Uitgaande van Veghels Buiten als bebouwde kom, is onder de geurverordening 2008 een afstand van 100 m van toepassing. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veghel heeft op 5 augustus 2010 een evaluatie en aanpassing van de Geurverordening uit 2008 ter inzage gelegd. De aangepaste Geurverordening is vastgesteld in de gemeenteraadsvergadering van december 2010. Relevante onderdelen uit deze aanpassing zijn: 1. De vaste afstanden voor het plangebied Veghels Buiten (de actuele begrenzing, conform Structuurplan/Structuurvisie) en een zone er omheen (een zone van 250 m, conform de kernrandzones uit de Gebiedsvisie/Geurverordening uit 2008) zijn gehalveerd, van 100 m naar 50 m (vaste afstanden voor de bebouwde kom). 2. De begrenzing van ontwikkelingslocaties, zoals Veghels Buiten, is aangepast. 3. Om nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen op het criterium 'een aanvaardbaar woon- en leefklimaat' zijn toetswaarden opgenomen voor de beoordeling van de achtergrondbelasting (cumulatieve geurhinder door veehouderijen). In de bebouwde kom van de verschillende kernen in Veghel (woongebieden en bedrijventerreinen) en in de ontwikkelingslocaties (woningbouw) en de kernrandzones (rond woongebieden) geldt in het kader van ruimtelijke procedures een achtergrondbelasting van 13 ouE als toetswaarde (hinderpercentage maximaal 15%, classificatie redelijk goed, handleiding Wgv) voor de term 'aanvaardbaar woon- en leefklimaat'. Besluit Landbouw Bedrijven tot 200 koeien, 50 dieren of 50 mestvarkeneenheden vallen onder de werkingssfeer van het Besluit landbouw en zijn daarmee meldingsplichtig. Alle overige bedrijven hebben een vergunningsplicht. In artikel 4 van het Besluit Landbouw milieubeheer is opgenomen dat de volgende afstanden gelden: een afstand van 100 m tot objecten in categorie I of II; een afstand van 50 m tot objecten in categorie III, IV en V. De genoemde categorieën verwijzen naar de Brochure, Richtlijn en Wet stankemissie veehouderijen, die geldig waren voor invoering van de Wet geurhinder en veehouderij en ten tijde van het opstellen van het Besluit landbouw milieubeheer. Op 31 december 2010 is in de Staatscourant de ontwerpregeling Landbouwactiviteitenbesluit gepubliceerd. Hierin zijn de bepalingen uit de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) als uitgangspunt genomen, zodat voor inrichtingen die onder de werking van dit wijzigingsbesluit vallen dezelfde regels gelden als voor (omgevings)vergunningplichtige bedrijven. Deze regels zijn opgenomen in de artikelen 3.94 tot 3.100 van het ontwerpbesluit. Na het in werking treden van dat besluit (voorzien in 2012) komt het huidige Besluit landbouw milieubeheer te vervallen en wordt de scheefheid tussen de Wgv en het Besluit landbouw milieubeheer rechtgetrokken. Tot dan dient er in ruimtelijke procedures voor bedrijven
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
30
die onder het Besluit Landbouw vallen te worden uitgegaan van de vaste afstanden (100 m voor de bebouwde kom). Na vaststelling van het Landbouwactiviteitenbesluit wordt de halvering van de vaste afstanden (raadsbesluit gemeente Veghel) ook effectief voor de veehouderijen die nu nog onder het Besluit landbouw milieubeheer vallen. Onderzoek en conclusie Omgekeerde Werking De normen, die voortvloeien uit wetgeving op het gebied van geurhinder van veehouderijen, dienen in de eerste plaats voor de vaststelling van de vraag of voor een veehouderij een milieuvergunning kon worden verleend. Deze eisen ten aanzien van de maximale geurbelasting of minimaal aan te houden afstanden zijn ook van belang bij de beoordeling van de vraag of een bepaalde geurgevoelige bestemming kan worden gerealiseerd nabij een veehouderij. Deze zogenaamde 'omgekeerde werking' heeft dus betrekking op ruimtelijke ordeningsbesluiten, zoals bestemmingsplannen en vrijstellingen. Vaste rechtspraak bij dit soort besluiten is dat er geen sprake mag zijn van een aantasting van de bestaande rechten van de (blijvende) veehouderijen en er sprake moet zijn van aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Geen aantasting bestaande rechten Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de relevante geurcontouren van de veehouderijen in en rondom het plangebied in kaart gebracht. Hierbij is gebruikgemaakt van gegevens over de vergunde rechten van de veehouderijen, de agrarische bouwblokken en de bestaande voor geurhinder gevoelige objecten. De resultaten van dat onderzoek zijn vastgelegd in de rapportage 'geurcontouren Veghels Buiten' (januari 2010), zie Bijlage 7. Aanvullend op die inventarisatie zijn de veranderingen in de vergunde rechten/meldingen tot en met 20 september 2010 verwerkt in de contouren zoals die op de plankaart zijn weergegeven. In figuur 4.2 zijn de contouren weergegeven. Een aantal ontwikkellocaties (enclaves) in het plangebied is geprojecteerd binnen de geurcontouren van veehouderijen. Middels een aanduiding is opgenomen dat ter plaatse geen nieuwe woningen zijn toegestaan. Hiermee is de realisatie van woningen binnen de geurcontour niet mogelijk. Omdat de realisatie van woningen binnen de nu geldende contouren niet rechtstreeks mogelijk is, worden de veehouderijen in en rondom het plangebied niet in hun bedrijfsvoering beperkt en is er geen sprake van een aantasting van bestaande rechten. Voor de bedrijven die vergunningplichtig zijn is de halvering van de vaste afstand al van kracht. De 50 m contour of de 8 Ou-contour (de grootste afstand is maatgevend) is voor deze bedrijven dan bepalend. Het betreft de volgende bedrijven: Erpseweg 5: de 8 Ou-contour is maatgevend; Ham 4: de 8 Ou-contour is maatgevend; Ham 18: de 8 Ou-contour is maatgevend; Langsteeg 5: de 50 m contour is maatgevend. Erpseweg 5 Naar aanleiding van een zienswijze is nader onderzoek gedaan naar de geurcontour van de Erpseweg 5. Hieruit blijkt dat in het Arcadis onderzoek van januari 2010 niet met de juiste dierenaantallen is gerekend. Uit de berekeningen, waarbij gerekend is met de dierenaantallen uit de omgevingsvergunning (revisievergunning 9 augustus 2011) blijkt dat de 8 Ou-contour anders is dan in het Arcadis rapport is weergegeven. De contour ligt echter niet over de toekomstige enclaves en heeft dus geen gevolgen voor de woningbouwontwikkeling. In figuur 4.2.a is de nieuw berekende contour weergegeven. Aanvaardbaar woon- en leefklimaat Een toets aan de hand van de norm die ter plaatse geldt op grond van de Wgv of de gemeentelijke geurverordening, is in het kader van de omgekeerde werking onvoldoende. Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen moeten deze plannen ook worden getoetst aan het criterium 'aanvaardbaar woon-, leef- en/of werkklimaat' met betrekking tot de geurhinder door veehouderijen.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
31
Figuur 4.2 Geurcontouren en achtergrondbelasting plangebied Veghels Buiten (situatie medio 2010)
Figuur 4.2.a. Geurcontour Erpseweg 5
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
32
De geurhinder wordt bepaald op basis van de achtergrondbelasting en de voorgrondbelasting. Met de voorgrondbelasting wordt de geurbelasting bedoeld van die veehouderij die de meeste geurbelasting op een voor geurhinder gevoelig object veroorzaakt. De achtergrondbelasting wordt veroorzaakt door alle veehouderijen die rondom een geurgevoelig object zijn gelegen. De achtergrondbelasting is een goede maat om de effecten van geurhinder op het woon- en leefmilieu te kunnen beoordelen. Het RIVM hanteert voor haar milieukwaliteitrapportages en toekomstverkenningen voor het aspect geurhinder onderstaande 'milieukwaliteitscriteria'. Deze geven de relatie weer tussen de achtergrondbelasting, de kans op geurhinder en een classificatie van het woon- en leefmilieu. Deze classificatie is ook opgenomen in de handleiding bij de Wet (Senternovem/Infomil) en is toegepast in de Gebiedsvisie van Veghel (2008) en de evaluatie en aanpassing van de verordening (2010). Tabel 4.5.4 Classificatie achtergrondbelasting (RIVM), (classificatie voor concentratiegebieden, afgerond) mogelijke kans op geurhinder (%)
beoordeling leefklimaat
1-3
<5
zeer goed
4-8
5-10
goed
9-13
10-15
redelijk goed
14-20
15-30
matig
21-28
20-25
tamelijk slecht
29-38
25-30
slecht
39-50
30-35
zeer slecht
51-65
35-40
extreem slecht
achtergrondbelasting Geur in ouE/m³
In figuur 4.2 is de achtergrondbelasting voor het plangebied van Veghels Buiten weergegeven. Hieruit blijkt dat de achtergrondbelasting in het plangebied van dit bestemmingsplan als zeer goed of goed kan worden geclassificeerd. Er wordt voldaan aan de toetswaarde zoals opgenomen in de aanpassing van de geurverordening (raadsbesluit december 2010). Geconcludeerd kan worden dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat de achtergrondbelasting (de cumulatieve geurhinder door veehouderijen) geen beletsel is voor de realisatie van nieuwe voor geurhinder gevoelige objecten in dit plangebied.
4.6
Externe veiligheid
Toetsingskader Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
33
Vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoor In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Bevi. Daarbij zijn de huidige toetsings- en bebouwingsafstand vervangen door een afstand voor het plaatsgebonden risico en een afstand voor het invloedsgebied van het groepsrisico. Voor het PR geldt dat er binnen de 10-6-risicocontour geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. In verband met de bescherming en het beheer van de leiding, wordt tevens een belemmeringenstrook bestemd. Binnen deze afstand is in beginsel geen bebouwing toegestaan. Onderzoek en conclusie In het besluit-MER is inzicht gegeven in de risicobronnen in en rond het plangebied Veghels Buiten en de gevolgen van de realisatie van het voornemen. Voor het plangebied Erpseweg Zuid zijn de volgende risicobronnen van belang: het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Erpseweg; de gasleidingen binnen het plangebied. Parallel aan de Erpseweg ligt aan de zuidzijde een regionale aardgastransportleiding. Deze leiding heeft een diameter van 6 inch en een druk van 40 bar. Ook ter hoogte van de Havelt/Ham ligt een regionale aardgastransportleiding. Deze leiding heeft een diameter van 4 inch en een druk van 40 bar. Parallel aan de Langsteeg is eveneens een gasleiding gelegen. Deze leiding heeft een diameter van 10 inch en een druk van 40 bar. Volgens de gegevens van de Gasunie ligt de PR 10-6-contour niet buiten de beide leidingen. Dit betekent dat de realisatie van nieuwe woningen op korte afstand van de leidingen (maar buiten de belemmerde strook) mogelijk is. Wat betreft het GR zijn de 1% en 100% letaliteitsgrens van belang. De 1% letaliteitsgrens bepaalt het invloedsgebied voor het GR. Binnen de 100% afstand is de invloed van de leiding zodanig groot dat toename van bebouwing en bewoning bijdraagt aan een verhoging van het GR. Volgens de gegevens van de Gasunie ligt voor de leiding ter hoogte van de Erpseweg de 1% letaliteitsgrens op 70 m en de 100% letaliteitsgrens op 50 m. Voor de leiding ter hoogte van de Havelt/Ham ligt de 1% letaliteitsgrens op 45 m en de 100% letaliteitsgrens op 30 m. De minimale afstand tussen mogelijke toekomstige woningen en de leiding langs de Erpseweg bedraagt 10 m. De leiding ter hoogte van de Havelt/Ham ligt voor een deel door een ontwikkelvlek. Voor alle leidingen is een beschermingszone van 4 m opgenomen, waarbinnen niet zonder afwijking bij omgevingsvergunning gebouwd mag worden. Uit de risicoberekeningen die zijn uitgevoerd in het kader van het besluit-MER blijkt dat het GR voor beide leidingen ruimschoots onder de oriënterende waarde is gelegen.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
34
Figuur 4.3 Externe veiligheid
Uit de resultaten uit het besluit-MER blijkt dat er in de plansituatie geen knelpunten zijn op het gebied van het PR. Wel vindt een (beperkte) toename van het GR plaats als gevolg van de toegenomen personendichtheden binnen het plangebied. De oriënterende waarde wordt echter voor geen van de risicobronnen overschreden. De toename van het GR dient te worden verantwoord. Daarbij spelen de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid een belangrijke rol. Het bestemmingsplan en de informatie uit het besluit-MER zijn voor advies voorgelegd aan de regionale brandweer. Het advies van de brandweer dient als input voor de verantwoording van het groepsrisico die is opgenomen in Bijlage 8. Explosieven In en rond het plangebied hebben in de Tweede Wereldoorlog intensieve gevechtshandelingen plaatsgevonden. Mogelijk zijn in het gebied nog niet gesprongen explosieven aanwezig. Voordat fysieke werkzaamheden in de bodem worden uitgevoerd, is nader onderzoek noodzakelijk.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
35
4.7
Kabels en leidingen
De gasleidingen uit de voorgaande paragraaf zijn met een belemmeringenstrook van 4 m aan weerszijden opgenomen in de bestemmingsregeling van dit bestemmingsplan. Binnen het plangebied is tevens een planologisch relevante hoofdwatertransportleiding gelegen. Deze leiding is met een belemmeringenstrook van 5 m aan weerszijden van de leiding opgenomen op de plankaart en in de regels.
4.8
Duurzaamheid en energie
De ambities voor Veghels Buiten op het gebied van duurzaamheid gaan verder dan de eisen die gelden op basis van het bouwbesluit. Zo moet de energieprestatie 10% beter zijn dan hetgeen wordt voorgeschreven in het Bouwbesluit. In het besluit-MER zijn verschillende energieconcepten beschreven waarmee de ambities en doelstellingen kunnen worden bereikt. Bij de verdere uitwerking van de plannen dienen daarin keuzes te worden gemaakt.
4.9
Natuur
Normstelling en beleid Ecologische Hoofdstructuur (EHS) De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Binnen de EHS geldt een 'nee, tenzij'-regime: nieuwe plannen, projecten of handelingen zijn niet toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Voor ingrepen die aantoonbaar aan de criteria voldoen geldt het vereiste dat de schade zoveel mogelijk moet worden beperkt door mitigerende maatregelen. Resterende schade dient te worden gecompenseerd. Flora- en faunawet (Ffw) Wat de soortenbescherming betreft is de Ffw van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld openbaar belang; er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Natuurbeschermingswet 1998 Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: a. door de minister van EL&I (voorheen LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn (Natura 2000); b. door de minister van EL&I (voorheen LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten; c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten. De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
36
plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Onderzoek en conclusie Gebiedsbescherming Binnen het plangebied zijn geen gronden gelegen die behoren tot de EHS. In de omgeving van het plangebied is wel een aantal gebieden aangewezen als EHS. Uit de informatie uit het besluit-MER blijkt dat de beschermde gebieden door de realisatie van Veghels Buiten niet worden aangetast. Soortenbescherming In het besluit-MER en de onderliggende flora- en faunaonderzoeken (Grontmij, maart/november 2006 en Grontmij oktober 2009) wordt een overzicht gegeven van binnen het plangebied aanwezige soorten. Er zijn verschillende beschermde planten- en diersoorten aangetroffen, waaronder vleermuizen. Indien de uitvoering van het bestemmingsplan mogelijk leidt tot overtreding van de Flora- en faunawet met betrekking tot vogels of zwaar beschermde soorten, dienen mitigerende en compenserende maatregelen te worden getroffen om overtreding van de wet te voorkomen. Ontheffing van de Flora- en faunawet kan voor deze soorten namelijk niet verkregen worden voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. Indien de aard en omvang van de te treffen maatregelen voldoende is, zal de Flora- en faunawet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.
4.10
Archeologie en Cultuurhistorie
Toetsingskader Doelstelling van het Verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. De inhoud van het Verdrag van Malta is neergelegd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg die op 1 september 2007 van kracht is geworden en een wijziging van de Monumentenwet 1988 tot gevolg heeft gehad. Op grond van deze aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Onderzoek en conclusie In het kader van het besluit-MER heeft archeologisch en cultuurhistorisch onderzoek plaatsgevonden (Bilan 2006, Bilan 2007). Uit de informatie uit het besluit-MER blijkt dat door het plan geen cultuurhistorisch waardevolle elementen worden aangetast. Volgens de archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Veghel hebben de gronden ter plaatse van het plangebied een hoge, middelhoge en een lage trefkans op archeologische vondsten. Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant hebben de dekzandruggen binnen het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde. Het oostelijke en noordoostelijke deel van het plangebied hebben een lage archeologische verwachtingswaarde. In opdracht van de gemeente Veghel is in de periode 2006-2007 voor het gehele plangebied Veghels Buiten archeologisch onderzoek uitgevoerd (bureauonderzoek, booronderzoek). Op basis van de bevindingen uit dit onderzoek wordt voor de nader aangeduide zones met een middelhoge tot hoge archeologische verwachting een vervolgonderzoek in de vorm van zoeksleuven geadviseerd. De gebieden met middelhoge en hoge verwachtingswaarden krijgen in het bestemmingsplan derhalve een dubbelbestemming 'archeologische waarde'. In de regels zijn randvoorwaarden en onderzoeksverplichtingen opgenomen, die in acht dienen te worden genomen bij de ontwikkeling van het gebied.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
37
4.11
Bedrijven en milieuhinder
Toetsingskader Bij realisering van nieuwe hindergevoelige functies dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder van bedrijfsactiviteiten in de omgeving. Uitgangspunt daarbij is dat er ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Afstemming van bestaande en nieuwe functies gebeurt door het aanhouden van zogenaamde richtafstanden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG (herziene versie, 2007). Bij deze richtafstanden wordt rekening gehouden met milieuaspecten als geur-, stof en geluidshinder. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Uit jurisprudentie en de genoemde VNG-publicatie blijkt dat in het geval van een gemengd gebied verkleinde richtafstanden gelden. Onderzoek en conclusie In paragraaf 4.5 is ingegaan op geurhinder als gevolg van de veehouderijen in en rond het plangebied. Naast deze veehouderijen is binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan nog een beperkt aantal bedrijven gevestigd (zowel agrarisch als niet-agrarisch). Een aantal agrarische bedrijven binnen het plangebied blijft gehandhaafd. Aangrenzend aan het plangebied zijn ook verschillende agrarische bedrijven gehuisvest. De afstand tussen de bedrijfspercelen en de beoogde woningen is zodanig dat de bedrijven door de realisatie van de woningen niet in de bedrijfsvoering worden beperkt. Direct ten noorden van het plangebied zijn op het perceel Erpseweg 3 bouwbedrijf Van de Ven en op het perceel Erpseweg 8 loon- en grondverzetbedrijf Van de Beeten gevestigd. Het besluit-MER geeft een indicatie van de ligging van de geluidscontouren rond de bedrijven in en rond het plangebied. Uit de ligging van de 45 dB(A) en 50 dB(A)-contouren blijkt dat ter plaatse van de beoogde woningen sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Aan de Langsteeg 5 is de mogelijkheid voor het realiseren van een honden- en kattenpension. Voor dierenpensions geldt een richtafstand uit de VNG-publicatie van 100 m ten opzichte van een rustige woonwijk. Veghels Buiten kan echter gezien worden als een gemengd gebied, waardoor er maximaal een stap terug kan gedaan worden ten aanzien van de richtafstanden uit de VNG-publicatie. Hierdoor bedraagt de richtafstand 50 m. De dichtstbijgelegen enclave ligt op ruim 50 m, hier wordt voldaan aan de richtafstand die geldt op basis van de VNG-publicatie. Geconcludeerd wordt dat geen sprake is van bedrijven of andere activiteiten die kunnen leiden tot onaanvaardbare milieuhinder ter plaatse van de beoogde woningen. Bedrijven in en rond het plangebied worden door de uitvoering van het plan niet in de bedrijfsvoering beperkt.
4.12
Water
Toetsingskader Het is wettelijk verplicht in het kader van de bestemmingsplanprocedure ook een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die negatieve effecten hebben op het duurzame waterbeheer. In het plangebied is het Waterschap Aa en Maas verantwoordelijk voor het waterbeheer. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over de waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in de waterparagraaf. Voor een uitgebreide beschrijving van het beleidskader op Europees, nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau wordt verwezen naar het besluit-MER en de waterparagraaf.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
38
Onderzoek en conclusie Uit het vooroverleg met de waterbeheerder in het kader van de watertoets mag geconcludeerd worden dat het Waterschap Aa en Maas instemt met onderhavig bestemmingsplan en de daarin opgenomen waterparagraaf. Het waterschap heeft als afronding van het overleg een schriftelijke wateradvies uitgebracht (23 juni 2011, kenmerk 2011/10120), waarbij de belangrijkste conclusies van de waterparagraaf als volgt kunnen worden samengevat: er wordt ingestoken op een hydrologisch positieve ontwikkeling. De aan- en afvoer van water wordt zoveel mogelijk geminimaliseerd; Bui T=100+10% wordt binnen het plangebied geborgen; het hemelwater dat afstroomt van de verharding binnen de enclaves wordt afgevoerd naar de randen van de woonclusters waar het geborgen wordt in bestaande en nieuwe watergangen en bergingslocaties. De ten behoeve van de watertoets opgestelde waterparagraaf is als Bijlage 9 onderdeel van deze toelichting. Boringsvrije zone Op grond van de provinciale milieuverordening Noord-Brabant 2010 geldt er ten behoeve van de bescherming van het waterwingebied van Brabant Water een boringsvrije zone. Deze betreft het gehele plangebied. In de boringsvrije zones gelden beperkingen; boringen, dieper dan 10 m en grondwerkzaamheden dieper dan 3 m zijn aan extra regels gebonden. Zulke extra regels gelden bijvoorbeeld wanneer grondwater rondgepompt wordt in een bodemenergiesysteem of bij heien. 'Boringsvrij' betekent dus niet dat er helemaal niet mag worden geboord. Veel boringen en grondwerkzaamheden blijven mogelijk, zolang aan de extra regels is voldaan.
4.13
Vliegtuiglawaai
Het plangebied is gelegen buiten de indicatieve 35 Ke-contour van Vliegbasis Volkel. Deze contour vloeit voort uit het Structuurschema Militaire Terreinen 1 (SMT-1) en is vervolgens ook als uitgangspunt genomen voor het SMT-2 en overige aanpassingen. Het plangebied ligt ook buiten de 30 Ke-contour en op basis van een prognose eveneens buiten de 20 Ke-contour van de vliegbasis. Het Ministerie van Defensie is echter voornemens om een zogenoemd Luchthavenbesluit te nemen voor Vliegbasis Volkel. Hiertoe is in juni 2007 het MER Militair luchtvaartterrein naar de omliggende gemeenten verstuurd. In juli 2008 is een aanvulling op dit MER verschenen en in juni 2009 is een concept Luchthavenbesluit overlegd. Uit deze stukken kan worden afgeleid dat het plangebied Veghels Buiten binnen de 30 Ke-contour, maar buiten 35 Ke-contour is gelegen. Op basis hiervan wordt in het besluit-MER geconcludeerd dat nader onderzoek naar vliegtuiglawaai niet noodzakelijk is. Overigens is de besluitvorming inzake het Luchthavenbesluit Volkel nog niet afgerond. Vervolg van de procedure is in april 2011 door het ministerie aangehouden.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
39
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
40
Hoofdstuk 5
5.1
VERKEER
Verkeersstructuur
De Erpseweg is de belangrijkste ontsluitingsroute naar het plangebied. De Erpseweg wordt in het kader van de ontwikkeling van Veghels Buiten gereconstrueerd, waarbij het snelheidsregime wordt verlaagd van 80 km/h naar 50 km/h. Hierbij wordt tevens de bebouwde komgrens verlegd. Naast de bestaande fijnmazige structuur van verharde en onverharde wegen zal er een nieuwe ontsluitingsweg (het lint) worden gerealiseerd die als een lus door het plangebied loopt en aan weerszijden aansluit op de Erpseweg. De nieuwe weg zal geen aansluiting geven op andere bestaande wegen binnen het plangebied, zodat er geen nieuwe doorgaande (sluip-)routes zullen ontstaan. Het lint verbindt de enclaves 2400 en 2600 t/m 3200 met elkaar. Het lint sluit aan de westzijde ter hoogte van de kruising met de Heuvel aan op de Erpseweg. Aan de oostzijde sluit het lint tussen de kavels Erpseweg 6 en 8 aan op de Erpseweg. Deze nieuwe weg zal, net zoals de bestaande wegenstructuur, een snelheidsregime krijgen van 30 km/h. De overige, kleinschalige enclaves worden aangesloten op de bestaande wegenstructuur. Vooruitlopend op de reconstructie van de Erpseweg is de bebouwde komgrens inmiddels verlegd en is het snelheidsregime voor een deel van het wegvak (gelegen in het plangebied) verlaagd naar 50 km/h. Daarnaast zullen er binnen het plangebied routes voor fietsers en voetgangers worden aangelegd. Met name goede verbindingen naar het centrum van Veghel en recreatieve routes naar het buitengebied zijn in dit verband van belang. Uit de informatie uit het besluit-MER en het onderliggende verkeerskundige rapport van Goudappel Coffeng blijkt dat er geen relevante negatieve verkeerseffecten zijn te verwachten als gevolg van de ontwikkeling van Veghels Buiten. Langzaam verkeer Langs de Erpseweg komen vrijliggende fietspaden in één richting. Op alle overige weginfrastructuur voor gemotoriseerd verkeer is ook fietsverkeer toegestaan. Verder is er een aanvullend netwerk van fietspaden gecreëerd. Dit netwerk van fietspaden voorziet, in combinatie met de bestaande infrastructuur, in voldoende fietsmogelijkheden, waardoor de aantrekkelijkheid om te fietsen (utilitair en recreatief) toe zal nemen. De uitbreiding van het fietsnetwerk in Erpseweg-Zuid bestaat uit gecombineerde zandpaden/fietspaden ter plaatse van de Langsteeg en het meest oostelijk gelegen zandpad. Deze fietspaden worden met elkaar en het Ham verbonden door middel van een fietspad langs de bestaande houtwallen. De radiale structuur wordt uitgebreid met een extra fietsverbinding halverwege Langsteeg richting Scheifelaar II. Ook dit nieuwe fietspad sluit aan op Ham. Ham buigt buiten het plangebied af naar het noorden. In het Kwaliteitshandboek Hoofdplanstructuur wordt het fietsnetwerk verder beschreven. Naast de fietspaden wordt er ruimte gecreëerd om het gebied te voet te gebruiken. Het hoofdvoetpadennetwerk bestaat uit de bestaande zandwegen. Het netwerk wordt uitgebreid met een voetpad vanaf de Erpseweg tussen Havelt en De Eeuwsels, een voetpad halverwege Langsteeg in oostelijke richting en een extra oostelijke radiaal naar Ham. Ook zijn er extra voetpaden vanuit een aantal enclaves voorzien. De paden hebben zowel een functionele als een recreatieve betekenis. Behalve dit formele stelsel van paden is er ook ruimte voor informele vorming van voetpaden. Rond de enclaves ligt doorgaans een greppel. Door het aanleggen van de zogenaamde 'plank over de sloot/greppel' wordt het omringende openbare gebied vanuit de enclaves te voet toegankelijk. Door gebruik, worden paden vanzelf uitgeslepen. De loop van de paden wordt daarmee niet van te voren geformaliseerd. Dit genereert diverse korte wandelingen. De voetpaden zijn er daarmee in verschillende verschijningsvormen waardoor een variatie ontstaat in de mate van toegankelijkheid. Dit is aantrekkelijk voor verschillende vormen van recreatief gebruik.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
41
5.2
Parkeren
Voor het plangebied geldt dat het parkeren dient te worden opgelost binnen de nieuwe woonenclaves. Binnen de enclaves zullen parkeerkoffers worden gerealiseerd. Een parkeerkoffer is een verzameling van zes tot acht parkeerplaatsen die worden omzoomd door een heg of muurtje waardoor het parkeren uit het zicht plaatsvindt. Deze plekken zijn verspreid langs de straat gesitueerd, zodat de loopafstand tot de woningen beperkt is. Daarnaast worden in de hoven en de erven specifieke parkeerschuren gerealiseerd, om het parkeren op de hoven en de erven te concentreren. Voor het gebied Erpseweg Zuid zullen de gemeentelijke parkeernormen gelden, zoals deze zijn vastgelegd in de 'Nota Parkeernormen'. De normen voor eengezinswoningen (van circa 80 m² woonoppervlak) zijn als volgt: parkeernorm1
bezoekersaandeel
sociale sector
1,6
0,4
middeldure sector
1,8
0,4
dure sector
2,0
0,4
1) De gepresenteerde norm is de totale norm per woning, dus inclusief bezoek.
Deze parkeernormen gelden voor zowel grondgebonden als gestapelde woningen. Per woning is 0,4 parkeerplaats bestemd voor bezoekers. Deze parkeerplaatsen dienen openbaar toegankelijk te zijn. Wanneer op eigen terrein 2,0 parkeerplaatsen worden gerealiseerd wordt de parkeernorm verhoogd naar 2,4, waarbij 0,4 parkeerplaats in de openbare ruimte wordt aangelegd. Voor kleinschalige vorm van werken aan huis, passend binnen het woonmilieu, zal qua parkeren per situatie maatwerk geleverd moeten worden.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
42
Hoofdstuk 6
6.1
PLANOPZET
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.
6.2
Algemeen
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. Planvorm Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande woonbebouwing en de voorzieningen in het plangebied een consolidatie- en beheersfunctie. Voor de nieuwe woonenclaves is voorzien in twee soorten regelingen. De boerenerf-enclaves zijn geregeld in een gedetailleerde bestemming 'Woongebied - Erf' met rechtstreeks bouwrecht. Omdat de inrichting van de klooster-enclaves en de hof-enclave nog nader wordt uitgewerkt, zijn deze enclaves geregeld in globale bestemmingen, respectievelijk 'Woongebied Uit te werken - Klooster' en 'Woongebied - Uit te werken - Hof'. Bij deze globale bestemmingen zal op een later moment een uitwerkingsplan moeten worden vastgesteld door burgemeester en wethouders. Omgevingsvergunningen voor bouwen kunnen pas worden verleend op basis van een goedgekeurd uitwerkingsplan. Plankaart en regels Op de verbeelding (plankaart) zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn verder ontheffings- en wijzigingsregels opgenomen. Bestemmingsvlak en bouwvlak De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de plankaart is aangeven waarbinnen gebouwen mogen worden gebouwd met in achtneming van de in de regels gestelde randvoorwaarden. Aanduidingen Op de plankaart is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen (waaronder de goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage).
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
43
Opbouw planregels De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen: 1. inleidende regels; 2. bestemmingsregels; 3. algemene regels; 4. overgangs- en slotregel.
6.3
Inleidende regels
Begrippen Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen. In de begrippen is ook een verwijzing naar het kwaliteitshandboek Erpseweg Zuid opgenomen ten behoeve van de uit te werken bestemmingen. Wijze van meten Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte, oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
6.4
Bestemmingsregeling
In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren. In het bestemmingsplan Erpseweg Zuid komen de volgende bestemmingen voor: Agrarisch De agrarische gronden in het plangebied hebben de bestemming Agrarisch. Binnen deze bestemming is agrarisch gebruik toegestaan. De bestaande agrarische bedrijven hebben een bouwvlak gekregen en kunnen hun huidige bedrijfsvoering blijven uitvoeren. Hiervoor zijn de bestaande intensieve veehouderijen aangeduid middels de functieaanduiding 'intensieve veehouderij'. Het honden- en kattenpension is mogelijk gemaakt middels de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk honden- en kattenpension'. Ter plaatse van deze aanduiding is een honden- en kattenpension toegestaan met een oppervlak van 495 m2. Agrarische bedrijven met een bestaande bedrijfswoning hebben een aanduiding 'bedrijfswoning' op het bouwperceel en mogen deze bedrijfswoning handhaven. Het plan maakt geen nieuwe bedrijfswoningen mogelijk. Omdat de locatie van het nieuwe lint en de ontsluitingswegen van enclaves nog niet op alle plaatsen definitief vastligt is ter plaatse van de globale ligging van de ontsluitingswegen de aanduiding 'ontsluiting' opgenomen. In de gebruiksregels is opgenomen dat wonen in bijgebouwen is verboden. Daarbij is een afwijkingsregeling opgenomen ten aanzien van wonen ten behoeve van mantelzorg. Aan deze afwijkingsbevoegdheid is een aantal voorwaarden verbonden. Zo dient onder andere op het perceel een (bedrijfs)woning aanwezig te zijn. Per woning mag slechts één afwijking worden verleend. Ten hoogste 80 m² van het woonvloeroppervlak mag worden gebruikt voor inwoning. Een vrijstaand bijgebouw dat gebruikt wordt ten behoeve van mantelzorg mag niet meer dan 50 m van de woning zijn gelegen. Er mogen ook geen milieutechnische belemmeringen zijn. Verkeer Daar waar een weg een stroomfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer. Binnen het plangebied betreft dit de Erpseweg. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, civiel-technische kunstwerken, nutsvoorzieningen en dergelijke.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
44
Verkeer - Verblijfsgebied Het openbaar gebied heeft een verblijfs- en verplaatsingsfunctie. Deze gronden zijn bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Daarnaast heeft het deel van het nieuwe lint waar bekend is waar deze komt te liggen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming is daarnaast een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, civiel-technische kunstwerken, nutsvoorzieningen, speeltoestellen en reclame-uitingen. Water De watergangen die onderdeel zijn van het watersysteem zoals beschreven in de Keur en de Legger van het waterschap zijn bestemd als Water. Binnen de bestemming Water zijn bruggen c.q. duikers toegestaan ten behoeve van Verkeer - Verblijfsgebied. Wonen - 1 De bestaande woningen zijn in het bestemmingsplan bestemd als Wonen - 1. Op de plankaart zijn hier bouwvlakken aangegeven waarbinnen de woningen gesitueerd dienen te worden. De regeling is gebaseerd op de regeling in het vigerend bestemmingsplan. De bouwhoogte van de woning bedraagt maximaal 11 m en de goothoogte 5,5 m. Daarnaast is een regeling opgenomen ten behoeve van dakkapellen. De inhoud van de woning mag maximaal 600 m3 bedragen, tenzij: 1. de inhoud van de bestaande woning inclusief aan- en uitbouwen groter is dan 600 m3, geldt die bestaande inhoud als maximum; 2. de bestaande woning deel uitmaakt van een bestaande boerderij, die al groter is dan 60 m3, mag de woning in de boerderij worden vergroot tot maximaal de inhoud van de bestaande boerderij. De oppervlakte aan bijgebouwen, uit- en aanbouwen mag maximaal 50% van het zij- en achtererf bedragen tot een maximum van 100 m². In de gebruiksregels is opgenomen dat wonen in bijgebouwen is verboden. Daarbij is een afwijkingsregeling opgenomen ten aanzien van wonen ten behoeve van mantelzorg. Aan deze afwijkingsbevoegdheid is een aantal voorwaarden verbonden. Zo dient onder andere op het perceel een (bedrijfs)woning aanwezig te zijn. Per woning mag slechts één keer gebruik worden gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid. Ten hoogste 80 m² van het woonvloeropervlak mag worden gebruikt voor inwoning. Een vrijstaand bijgebouw dat gebruikt wordt ten behoeve van mantelzorg mag niet meer dan 50 m van de woning zijn gelegen. Er mogen ook geen milieutechnische belemmeringen zijn. Wonen - 2 De nieuwe woningen die niet binnen een enclave worden gerealiseerd, zijn bestemd als Wonen - 2. Binnen deze bestemming mogen binnen het bouwvlak woningen worden gebouwd. Deze regeling is gebaseerd op de bestemming Woongebied - Erf. De goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 en 11 m. De goot- en bouwhoogte van nevengebouwen bedraagt ten hoogste 3 en 6 m. Het bebouwingspercentage van gebouwen per bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste 30%. Daarnaast is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van mantelzorg. Woongebied - Erf De nieuwe woningen op de (boeren)erfenclaves zijn geregeld binnen de bestemming 'Woongebied Erf'. Deze erfenclaves hebben een directe bestemming, zodat zonder verdere planologische procedure een omgevingsvergunning voor bouwen kan worden verleend. In een aantal gevallen ligt op een deel van de enclave ook de aanduiding 'wonen uitgesloten'. Deze enclaves zijn gedeeltelijk gelegen binnen een geurcontour. Ter plaatse van deze aanduiding is het toevoegen van nieuwe woningen pas mogelijk na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid. Hierbij zal worden getoetst aan de regels met betrekking tot geurhinder. Zie hierover ook paragraaf 4.5 Geurhinder. In de planregels is het maximum aantal woningen per enclave vastgelegd. Het totaal aantal woningen binnen deze bestemming 'Woongebied - Erf' bedraagt hierdoor maximaal 275 woningen. Binnen deze bestemming is gekozen om te werken met de begrippen hoofdwoongebouw en nevengebouw om uitwerking te geven aan de begrippen 'hoofdgebouw en 'bijgebouw' uit het Kwaliteitshandboek. Een hoofdwoongebouw is altijd tevens een woongebouw. Een woongebouw is een
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
45
gebouw bestaande uit één of meerdere woningen. Een nevengebouw kan ook woningen bevatten maar kan ook de functie van bijgebouw hebben (parkeren of opslag/hobbyruimte). In de bestemmingsregeling zijn ook regels opgenomen aangaande de goot- en bouwhoogte en de ordening van de gebouwen. In een tabel binnen de bestemming 'Woongebied - Erf' wordt per ontwikkelingsvlek het maximum aantal woningen vastgelegd. Er is geen maximum aantal gebouwen opgenomen. Het maximaal aantal gebouwen wordt gelimiteerd door de ordeningsregels die zijn opgenomen in de bestemmingsregels. Zo mag binnen het bouwvlak 30% van het bestemmingsvlak worden bebouwd. Daarnaast worden er regels gesteld aan de ordening van de hoofdwoongebouwen en de nevengebouwen. Zo dienen de voorgevelrooilijnen van nevengebouwen haaks of evenwijdig aan elkaar te liggen (orthogonale ordening) en mag het hoofdwoongebouw niet haaks of evenwijdig aan de nevengebouwen worden gebouwd. De goothoogte van hoofdwoongebouwen en nevengebouwen bedraagt ten hoogste 3 m en worden afgedekt met een kap met een dakhelling van tenminste 15º. De bouwhoogte van hoofdwoongebouwen en nevenwoongebouwen bedraagt 11 m en respectievelijk 10 m. De bouwhoogte van nevengebouwen die geen woongebouwen zijn bedraagt ten hoogste 6 m. Daarnaast is voor de enclaves 2300 en 3100 een specifieke regeling opgenomen voor een hoofdgebouw voor specifieke doelgroepen. Hier mag de goothoogte ten hoogste 3,5 bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 16 m. Om te voorkomen dat bij perceel 2300 de bouwhoogte op de perceelsgrens 16 m bedraagt, is hiervoor een doorsnede opgenomen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan in het dwarsprofiel is opgenomen. De afstand tussen nevengebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m. Hiermee worden de nevengebouwen op de ontwikkelingsvlekken geclusterd gebouwd en wordt voorkomen dat er verspreid over het kavel gebouwen worden gebouwd. Om onderscheid te maken tussen het hoofdwoongebouw en de nevengebouwen zijn er verschillende regels opgenomen. Zo dienen nevengebouwen aan de collectieve verharding te liggen en hoofdwoongebouwen juist niet. Om het omgevingsvergunningsvrij bouwen zo veel mogelijk aan de binnenkant van de erven te laten plaatsvinden, is in het artikel opgenomen dat de meest naar de bestemmingsgrens gerichte gevel de voorgevel is. Als er hierdoor meerdere gevels bestaan geldt de langste gevel als voorgevel. Ook zijn aan- en uitbouwen en bijgebouwen binnen het bestemmingsplan niet toegestaan, zodat alleen de omgevingsvergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan. In de bestemming 'Woongebied - Erf' is een nadere eisen regeling opgenomen voor de situering van gebouwen binnen het bouwvlak. Op deze manier kan zo nodig bestuursrechtelijk een bepaalde clustering worden opgelegd. Het Kwaliteitshandboek Erpseweg Zuid is hierbij het kader. Voor de Erf-enclaves 2300 en 3100 is een regeling opgenomen om in de plaats van een hoofdwoongebouw een gebouw centraal op het Erf te bouwen. Dit gebouw bevat meerdere woningen en/of een collectieve gebruiksruimte. De bouwhoogte van dit gebouw mag ten hoogste 16 m bedragen. Voor het overige gelden voor dit gebouw de regels voor nevengebouwen, zoals de onderlinge afstanden en de situering. Woongebied - Uit te werken - Hof en Woongebied - Uit te werken - Klooster Voor de enclaves die in het Kwaliteitshandboek Erpseweg Zuid zijn aangeduid als Hof of Klooster is in het bestemmingsplan een uit-te-werken bestemming opgenomen. Omdat de stedenbouwkundige verkavelingen van deze enclaves nog niet dusdanig uitgewerkt zijn is hier gekozen om te werken met uit-te-werken bestemmingen. Binnen deze bestemming mag pas gebouwd worden op het moment dat er een uitwerkingsplan vastgesteld is. Binnen de bestemmingen Woongebied - Uit te werken - Hof en Woongebied - Uit te werken - Klooster mogen niet meer dan 425 woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat binnen de verschillende enclaves ook een maximum aantal woningen is aangegeven. Binnen de bestemming Woongebied - Uit te werken - Hof zijn uitsluitend grondgebonden woningen toegestaan en binnen de bestemming Woongebied - Uit te werken - Klooster zijn zowel grondgebonden als gestapelde woningen toegestaan. De bouwhoogte van grondgebonden woningen bedraagt ten hoogste 11 m. De goot- en bouwhoogte van gestapelde woningen bedraagt respectievelijk 13 m en 16 m. Voor het kavel aan de oostzijde (kavel
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
46
2600) is een specifieke aanduiding opgenomen, waarbinnen de goot- en bouwhoogte van gestapelde woningen respectievelijk 16 m en 19 m bedraagt. Alle hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap. Daarnaast is opgenomen dat het de situering van de hoofdgebouwen op basis van de ordeningsprincipes uit het Kwaliteitshandboek Erpseweg Zuid dient te geschieden. Leiding - Gas Planologisch relevante gasleidingen zijn op de plankaart opgenomen met een beschermingszone. Binnen deze beschermingszone mag niet zonder toetsing aan het belang van de leiding worden gebouwd of specifiek genoemde werken worden uitgevoerd. Voor het bouwen of het uitvoeren van werkzaamheden dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder. Leiding - Water Planologisch relevante waterleiding is op de plankaart opgenomen met een beschermingszone. Binnen deze beschermingszone mag niet zonder toetsing aan het belang van de leiding worden gebouwd of specifiek genoemde werken worden uitgevoerd. Voor het bouwen of het uitvoeren van werkzaamheden dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder. Waarde - Archeologie Op basis van de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart en aanvullend archeologisch onderzoek is op de plankaart een gebied aangeduid met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Op deze gronden worden extra regels gesteld aan het bouwen en uitvoeren van werken ter bescherming van de eventueel aanwezige archeologische waarden.
6.5
Algemene regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen. Antidubbeltelbepaling Een antidubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelbepaling wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro). Algemene bouwregels Dit artikel bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn, zijnde 2,5 m voor stoepen, entrees, veranda's, balkons en dergelijke, 2 m voor erkers en serres en 1,5 m voor andere ondergeschikte onderdelen. Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening Deze bepaling geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt. De bepaling dient als uitwerking van de laatste zinsnede en voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan allemaal in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
47
Algemene afwijkingsregels In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om af te wijken van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Werking wettelijke regelingen In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.
6.6
Overgangsrecht en slotregels
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde. Overgangsrecht De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro). Slotregel Deze regel bevat de titel van het plan.
6.7
Handhaving
Een van de uitgangspunten bij het ontwikkelen van een bestemmingsplan is dat het plan handhaafbaar dient te zijn. Handhaving van het ruimtelijk beleid is een voorwaarde voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. De handhaving van de regelgeving van het bestemmingsplan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bevat hiervoor de wettelijke grondslag. Het gaat daarbij met name om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. De Wabo bevat een algemeen verbod om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Handhaving is niet alleen van belang om de ruimtelijke kwaliteit in stand te houden, daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op de gebruiksactiviteiten. Een goede handhaving begint al bij de totstandkoming van het bestemmingsplan. Indien bij het maken van het bestemmingsplan met een aantal factoren rekening wordt gehouden, kan de handhaving van het plan na inwerkingtreding worden vereenvoudigd.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
48
Hoofdstuk 7
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
De ontwikkelingslocaties (enclaves) in dit bestemmingsplan zijn in eigendom van de gemeente. Kostenverhaal zal plaatsvinden via de gronduitgifte. Om deze reden zal geen exploitatieplan voor dit plangebied worden vastgesteld. Voor de exploitatie van het plan is een grondexploitatie opgesteld. In deze grondexploitatie is rekening gehouden met onder andere de kosten van grondverwerving, de plankosten, planschade, de aanleg van wegen, nutsvoorzieningen, bouw- en woonrijp maken, rentelasten en de inrichting van de groene mal. De baten betreffen de opbrengsten uit de verkoop van bouwgrond; zowel voor woningbouw als voor voorzieningen. De grondexploitatie voor het totale plangebied, waaronder ook het deelgebied Erpseweg Zuid, kent een positief resultaat. Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
49
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
50
Hoofdstuk 8
8.1
MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de manier waarop bewoners van Veghel en andere overheden zijn betrokken in de voorbereiding van dit plan.
8.2
Inspraak
Het college van burgemeester en wethouders heeft afgezien van een inspraakprocedure over een voorontwerp voorafgaand aan de wettelijke vaststellingsprocedure. Over het Masterplan Veghels Buiten (2008) is uitgebreid gecommuniceerd met belanghebbenden. Ook gedurende de verdere planvorming is met de gemeentelijke website en de projectwebsite www.veghelsbuiten.nl, nieuwsbrieven en diverse andere activiteiten uitgebreid gecommuniceerd met de omgeving. Op 28 juni 2011 heeft de gemeente een openbare informatieavond over het bestemmingsplan Erpseweg Zuid georganiseerd, waarvoor de bewoners van het plangebied schriftelijk zijn uitgenodigd. Het college van burgemeester en wethouders verwacht daarom weinig toegevoegde waarde van een inspraakprocedure vooruitlopend op de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
8.3
Vooroverleg
Over het conceptontwerpbestemmingsplan is overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening mondeling overleg gevoerd met de volgende overlegpartners: 1. provincie Noord-Brabant; 2. VROM-Inspectie; 3. Waterschap Aa en Maas. De uitkomsten van dit overleg zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.
8.4
Zienswijze
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 6 oktober 2011 tot en met 16 november 2011 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode was voor een ieder de gelegenheid tot het indienen van zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan. Daarnaast heeft op 11 oktober 2011 een inloopbijeenkomst plaatsgevonden. De ingediende zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota van beantwoording, welke is opgenomen als bijlage bij het raadsvoorstel.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
51
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
52
Colofon
Dit bestemmingsplan Veghels Buiten - Erpseweg Zuid is onder leiding van de Stuurgroep Veghels Buiten samengesteld. De Stuurgroep Veghels Buiten bestaat uit: Jan van Burgsteden
(project)wethouder en tevens voorzitter
Caroline van den Elsen
wethouder
Ruud Kleijnen
gemeentesecretaris
Eja Praasterink
afdelingsmanager Ruimte
Marieke Willekens
projectmanagement; gemeente Veghel
Onderhavig rapport is tot stand gekomen in samenwerking met en op basis van bijdragen van: Hans Damen
ruimtelijke planvorming en ruimtelijk bestuursrecht; RBOI
Niels Tiekstra
ruimtelijke planvorming; RBOI
Matthijs van der Meulen
milieu; RBOI
Petri van der Aa
stedenbouwkundige, gemeente Veghel
Mark Wijers
ro-juridisch; gemeente Veghel
Marieke Willekens
projectmanagement; gemeente Veghel
Rob Hoksbergen
project- en procesmanagement; Urban Management Consultancy
Samenstelling en redactie Hans Damen
ruimtelijke planvorming en ruimtelijk bestuursrecht; RBOI
Marieke Willekens
projectmanagement; gemeente Veghel
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
53
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
54
regels
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
56
Hoofdstuk 1 Artikel 1 1.1
Inleidende regels
Begrippen
plan
het bestemmingsplan Veghels Buiten - Erpseweg Zuid van de gemeente Veghel. 1.2
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestandNL.IMRO.0860.VE04ab000000BP2010-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen). 1.3 aan- en uitbouw een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw. 1.4 aan-huis-gebonden beroep een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend; 1.5 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.6 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.7 agrarisch bedrijf een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in: a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt; b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond; c. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel; 1.8 bebouwing een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 1.9 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet. 1.10 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak. 1.11 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.12 bijgebouw een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
57
1.13
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.14 bouwgrens de grens van een bouwvlak. 1.15 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.16 bouwperceelgrens een grens van een bouwperceel. 1.17 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.18 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.19 dakkapel een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst. 1.20 dakopbouw een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen. 1.21 dienstverlening het verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet aan een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé. 1.22 extensieve dagrecreatie niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, spelen, paardrijden, vissen, zwemmen, natuurobservatie, dierenweides, heemtuinen en beeldentuinen. 1.23 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.24 gootlijn onderbegrenzing van het dakvlak. 1.25 hoofdgebouw een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 1.26 hoofdwoongebouw het woongebouw, bestaande uit ten hoogste twee woningen binnen een bestemmingsvlak dat het dichtstbij de verkeersontsluiting van het bestemmingsvlak is gelegen. 1.27 kap een constructie van één of meer dakvlakken met een dakhelling van meer dan 15°. 1.28 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
58
1.29
Kwaliteitshandboek Erpseweg Zuid
het door de gemeenteraad vastgestelde Kwaliteitshandboek Erpseweg Zuid, zoals dit luidde op het moment van vaststelling van dit plan. 1.30 nevengebouw andere gebouwen dan een hoofdwoongebouw binnen hetzelfde bouwvlak. 1.31 peil a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de kruin van die weg; b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 1.32 platte afdekking een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat. 1.33 voorgevelrooilijn de lijn waarin de voorgevel van een woongebouw of een hoofdgebouw is gebouwd. 1.34 woning een gebouw of een gedeelte van een gebouw, bestemd voor de huisvesting van één huishouden. 1.35 woongebouw een gebouw bestaande uit een of meer woningen.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
59
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn. 2.2
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.3
breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren. 2.4
dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.5
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.6
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.7
inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
60
Hoofdstuk 2
Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Agrarisch
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. grondgebonden veehouderij en akkerbouw, waarbij geldt dat bedrijfswoningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; b. behoud, versterking en ontwikkeling van abiotische, landschappelijke, cultuurhistorische en aardkundige waarden; c. extensief dagrecreatief gebruik; d. kleinschalig kamperen; e. voet- en fietspaden; f. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij'; tevens intensieve veehouderij; g. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', tevens Verkeer - Verblijfsgebied, zoals bedoeld in artikel 5; h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - honden- en kattenpension, tevens een honden- en kattenpension; i. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging', tevens voor waterberging in de vorm van greppels, sloten of wadi's en voor groen in de vorm van een houtsingel; j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen. 3.2
Bouwregels
Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels: 3.2.1 Gebouwen a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd. 3.2.2 Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan; b. de bouwhoogte van bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 11 m; c. de goothoogte van bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 5,5 m; d. de goothoogte van bedrijfswoningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien: 1. de afstand tot de dakvoet, en de nok ten minste 0,8 m bedraagt, en de afstand tot de zijkanten van het dakvlak ten minste 1,5 m bedraagt; 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt en niet groter is dan de helft van de vertikaal gemeten afstand tussen de gootlijn en nok; 3. de breedte van dakkapellen en verhoogde gootlijn zoals bedoeld in sub e tezamen maximaal 30% van de lengte van het dakvlak aan een zijde bedraagt; e. de goothoogte van bedrijfswoningen mag worden overschreden door een plaatselijk verhoogde gootlijn, indien: 1. de afstand tussen de goothoogte en de verhoogde gootlijn niet hoger is dan maximaal de helft van de vertikaal gemeten afstand tussen gootlijn en nok; 2. de afstand tot de zijkant ten minste 1,5 m bedraagt; 3. de breedte van de verhoogde gootlijn en de dakkapellen zoals bedoeld in sub d tezamen maximaal 30% van de lengte van het dakvlak aan één zijde bedraagt;
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
61
f.
de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m3 bedragen, indien: 1. de inhoud van de bestaande woning inclusief aan- en uitbouwen groter is dan 750 m3, geldt die bestaande inhoud als maximum; 2. de bestaande woning deel uitmaakt van een bestaande boerderij, die al groter is dan 750 m3, mag de woning in de boerderij worden vergroot tot maximaal de inhoud van de bestaande boerderij.
3.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen worden uitsluitend bij bedrijfswoningen gebouwd; b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd; c. de afstand van aan- en uitbouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m; d. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m; e. aan- en uitbouwen worden voorzien van een kap die aansluit op de kap van het hoofdgebouw; f. de diepte van aan- en uitbouwen, gemeten vanuit de gevel van het hoofdgebouw waaraan de aanof uitbouw wordt gebouwd, bedraagt ten hoogste 2,5 m; g. bijgebouwen worden gebouwd op het zij- of achtererf, waarbij de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw ten minste 3 m bedraagt; h. de afstand van bijgebouwen tot de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 30 m; i. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m; j. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 4,5 m; k. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 100 m². 3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 2 m; c. de bouwhoogte van silo's en warmtebuffers bedraagt ten hoogste 15 m; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 3.3
Afwijken van de bouwregels
a. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.4 lid d en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m; b. afwijken zoals bedoeld in lid a kan worden toegestaan indien het bouwplan niet leidt tot een onevenredige aantasting van het stedenbouwkundige beeld. 3.4
Specifieke gebruiksregels
a. kleinschalig kamperen zoals bedoeld in lid 3.1 onder d mag alleen plaatsvinden binnen het bouwvlak; b. het is niet toegestaan vrijstaande bijgebouwen of bedrijfsbebouwing te gebruiken als woning; c. het bedrijfsvloeroppervlak van het honden- en kattenpension mag niet meer bedragen dan 495 m2.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
62
3.5
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4 onder b voor het gebruik van een aan- of bijgebouw of een gedeelte van een hoofd- of bedrijfsgebouw of bijgebouwen bij (bedrijfs)woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande, dat: a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een ter zake deskundige commissie/instantie; b. op het perceel een (bedrijfs)woning aanwezig dient te zijn; c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en nabijgelegen bedrijven; d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend; e. alle ruimten dienen te voldoen aan de geldende eisen van het bouwbesluit en bouwverordening; f. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; g. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) aantoonbaar onredelijk bezwarend is; h. ten behoeve van de inwoning geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen mag worden aangelegd. Er dient gebruikgemaakt te worden van de bestaande aansluiting; i. maximaal 80 m² van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning; j. geen eigen in-/uitrit mag worden aangelegd voor de afhankelijke woonruimte; k. een vrijstaand bijgebouw dat gebruikt wordt voor inwoning op niet meer dan 50 m van de (bedrijfs)woning is gelegen; l. er op basis van een akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder; m. er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn; n. indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, de houder van de omgevingsvergunning burgemeester en wethouders daarvan binnen drie maanden schriftelijk in kennis stelt. Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in indien vorenbedoelde noodzaak niet meer bestaat.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
63
Artikel 4 4.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met ten hoogste 2 rijstroken, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, water en waterberging. 4.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
64
Artikel 5 5.1
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, water en waterberging. 5.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
65
Artikel 6 6.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder watergangen en waterberging; b. bruggen ten behoeve van Verkeer - Verblijfsgebied, zoals bedoeld in artikel 5; met de daarbij behorende: c. taluds, bermen, oevers, beschoeiingen en onderhoudspaden; d. nutsvoorzieningen; e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken, kademuren, bruggen, steigers, dammen en/of duikers. 6.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
66
Artikel 7 7.1
Wonen - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; b. extensief en recreatief medegebruik van onbebouwde gronden; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water. 7.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 7.2.1 Gebouwen a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd. 7.2.2 Hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen a. het aantal woningen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het aangegeven aantal. Indien geen aanduiding is aangegeven bedraagt het maximaal aantal woningen 1 woning per bouwvlak; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 11 m; c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5,5 m; d. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien: 1. de afstand tot de dakvoet, en de nok ten minste 0,8 m bedraagt, en de afstand tot de zijkanten van het dakvlak ten minste 1,5 m bedraagt; 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt en niet groter is dan de helft van de vertikaal gemeten afstand tussen de gootlijn en nok; 3. de breedte van dakkapellen en de verhoogde gootlijn zoals bedoeld in sub e tezamen maximaal 30% van de lengte van het dakvlak aan één zijde bedraagt; e. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door een plaatselijk verhoogde gootlijn, indien: 1. de afstand tussen de goothoogte en de verhoogde gootlijn niet hoger is dan maximaal de helft van de vertikaal gemeten afstand tussen gootlijn en nok; 2. de afstand tot de zijkant van het dakvlak ten minste 1,5 m bedraagt; 3. de breedte van de verhoogde gootlijn en de dakkapellen zoals bedoeld in sub d tezamen maximaal 30% van de lengte van het dakvlak aan één zijde bedraagt; f. de afstand van aan- en uitbouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m; g. de afstand van aan- en uitbouwen tot perceelsgrenzen bedraagt ten minste 5 m, indien de afstand van het betrokken hoofdgebouw tot een zijdelingse perceelsgrens minder dan 5 m bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand voor aan- en uitbouwen; h. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m; i. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 4 m; j. de diepte van aan- en uitbouwen, gemeten vanuit de gevel van het hoofdgebouw waaraan de aanof uitbouw wordt gebouwd, bedraagt ten hoogste 2,5 m; k. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 100 m². 3 l. de inhoud van de woning bedraagt ten hoogste 600 m , tenzij sprake is van de volgende uitzonderingen, indien: 1. de inhoud van de bestaande woning inclusief aan- en uitbouwen groter is dan 600 m3, geldt die bestaande inhoud als maximum; 2. de bestaande woning deel uit maakt van een bestaande boerderij, die al groter is dan 600 m3, mag de woning in de boerderij worden vergroot tot maximaal de inhoud van de bestaande boerderij.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
67
7.2.3 Bijgebouwen en overkappingen a. bijgebouwen worden gebouwd op het zij- of achtererf, waarbij de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw ten minste 3 m bedraagt; b. de afstand van bijgebouwen tot perceelsgrenzen bedraagt ten minste 5 m; c. de afstand van bijgebouwen tot het hoofdgebouw inclusief aan- of uitbouw bedraagt ten minste 3 m; d. de afstand van bijgebouwen tot het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 30 m; e. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; f. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 6 m; g. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 100 m². 7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m, indien: 1. op een bouwperceel al een gebouw staat; 2. gebouwd achter de voorgevelrooilijn; 3. gebouwd op meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 7.3
Afwijken van de bouwregels
a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 7.2.4 lid c en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m; b. Afwijken zoals bedoeld in lid a kan worden toegestaan indien het bouwplan niet leidt tot een onevenredige aantasting van het stedenbouwkundige beeld. 7.4
Specifieke gebruiksregels
a. Ten aanzien van het gebruik van de gronden ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen gelden de volgende regels: 1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft; 2. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving; dit betekent onder meer dat: geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die milieuvergunningplichtig is; het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen publieksgerichte voorzieningen betreft; het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is; 3. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten; 4. het onttrekken van (een deel van) het bij de desbetreffende hoofdgebouw behorende garage aan de bestemming slechts is toegestaan, indien op het bij het hoofdgebouw behorende erf minimaal één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd; 5. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit; 6. opslag buiten de gebouwen ten behoeve van de activiteiten niet is toegelaten; 7. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden. Dit betekent dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijgebouwen voor bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn tot een maximum van: 45 m²; in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 750 m², maar niet groter dan 1.250 m², 60 m²; in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 1.250 m², 75 m². b. het is niet toegestaan vrijstaande bijgebouwen of bedrijfsbebouwing te gebruiken als woning.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
68
7.5
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.4 onder b voor het gebruik van een aan- of bijgebouw of een gedeelte van een hoofd- of bedrijfsgebouw of bijgebouwen bij (bedrijfs)woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande, dat: a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een ter zake deskundige commissie/instantie; b. op het perceel een (bedrijfs)woning aanwezig dient te zijn; c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en nabijgelegen bedrijven; d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend; e. alle ruimten dienen te voldoen aan de geldende eisen van het Bouwbesluit en bouwverordening; f. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; g. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) aantoonbaar onredelijk bezwarend is; h. ten behoeve van de inwoning geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen mag worden aangelegd. Er dient gebruikgemaakt te worden van de bestaande aansluiting; i. maximaal 80 m² van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning; j. geen eigen in-/uitrit mag worden aangelegd voor de afhankelijke woonruimte; k. een vrijstaand bijgebouw dat gebruikt wordt voor inwoning op niet meer dan 50 m van de (bedrijfs)woning is gelegen; l. er op basis van een akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder; m. er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn; n. indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, de houder van de omgevingsvergunning burgemeester en wethouders daarvan binnen drie maanden schriftelijk in kennis stelt.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
69
Artikel 8 8.1
Wonen - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; b. bij het wonen behorende parkeervoorzieningen, waarbij geldt dat ten hoogste 0,4 parkeerplaats per woning onoverdekt is; c. extensief en recreatief medegebruik van onbebouwde gronden; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, tuinen en water. 8.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 8.2.1 Gebouwen a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de totale oppervlakte van gebouwen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 30% van het oppervlakte van het bestemmingsvlak; c. het aantal woningen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het aangegeven aantal, indien geen aanduiding is aangegeven bedraagt het maximaal aantal woningen 1 woning per bouwvlak. 8.2.2 Hoofdgebouwen a. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 11 m; b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m; c. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien: 1. de afstand tot de dakvoet, en de nok ten minste 0,8 m bedraagt, en de afstand tot de zijkanten van het dakvlak ten minste 1,5 m bedraagt; 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt en niet groter is dan de helft van de vertikaal gemeten afstand tussen de gootlijn en nok; 3. de breedte van dakkapellen en een verhoogde gootlijn zoals bedoeld in sub d tezamen maximaal 30% van de lengte van het dakvlak aan één zijde bedraagt; d. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door een plaatselijk verhoogde gootlijn, indien: 1. de afstand tussen de goothoogte en de verhoogde gootlijn niet hoger is dan maximaal de helft van de vertikaal gemeten afstand tussen gootlijn en nok; 2. de afstand tot de zijkant van het dakvlak ten minste 1,5 m bedraagt; 3. de breedte van de verhoogde gootlijn en dakkapellen zoals bedoeld in sub c maximaal 30% van de lengte van het dakvlak aan één zijde bedraagt; e. hoofdgebouwen worden gebouwd met een kap, waarbij de dakvlakken een dakhelling hebben van meer dan 15°; f. hoofdgebouwen hebben een lengte van ten minste 15 m; g. als de voorgevel van een hoofdgebouw geldt de meest naar de bestemmingsgrens gerichte gevel, indien op basis van deze regel sprake zou zijn van meerdere voorgevels geldt de langste gevel van deze gevels als voorgevel; 8.2.3 Nevengebouwen a. de bouwhoogte van nevengebouwen bedraagt ten hoogste 6 m; b. de goothoogte van nevengebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; c. de hoogte van de gootlijn van nevengebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; d. nevengebouwen worden gebouwd met een kap, waarbij de dakvlakken een dakhelling hebben van meer dan 15°; e. nevengebouwen hebben een lengte van ten minste 15 m;
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
70
8.2.4 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen Het bouwen van aan-, uitbouwen, bijgebouwen of overkappingen is niet toegestaan. 8.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m, indien: 1. op een bouwperceel al een gebouw staat; 2. gebouwd achter de voorgevelrooilijn; 3. gebouwd op meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 8.3
Afwijken van de bouwregels
a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.2.5 lid c en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m; b. Afwijken zoals bedoeld in lid a kan worden toegestaan indien het bouwplan niet leidt tot een onevenredige aantasting van het stedenbouwkundige beeld. 8.4
Specifieke gebruiksregels
a. Ten aanzien van het gebruik van de gronden ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen gelden de volgende regels: 1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft; 2. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving; dit betekent onder meer dat: geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die milieuvergunningplichtig is; het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen publieksgerichte voorzieningen betreft; het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is; 3. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten; 4. het onttrekken van (een deel van) het bij de desbetreffende hoofdgebouw behorende garage aan de bestemming slechts is toegestaan, indien op het bij het hoofdgebouw behorende erf minimaal één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd; 5. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit; 6. opslag buiten de gebouwen ten behoeve van de activiteiten niet is toegelaten; 7. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden. Dit betekent dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijgebouwen voor bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn tot een maximum van: 45 m²; in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 750 m², maar niet groter dan 1.250 m², 60 m²; in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 1.250 m², 75 m². b. het is niet toegestaan vrijstaande bijgebouwen of bedrijfsbebouwing te gebruiken als woning
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
71
8.5
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.4 onder b voor het gebruik van een aan- of bijgebouw of een gedeelte van een hoofdgebouw of bijgebouwen bij (bedrijfs)woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande, dat: a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een ter zake deskundige commissie/instantie; b. op het perceel een (bedrijfs)woning aanwezig dient te zijn; c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en nabijgelegen bedrijven; d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend; e. alle ruimten dienen te voldoen aan de geldende eisen van het Bouwbesluit en bouwverordening; f. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; g. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) aantoonbaar onredelijk bezwarend is; h. ten behoeve van de inwoning geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen mag worden aangelegd. Er dient gebruikgemaakt te worden van de bestaande aansluiting; i. maximaal 80 m² van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning; j. geen eigen in-/uitrit mag worden aangelegd voor de afhankelijke woonruimte; k. een vrijstaand bijgebouw dat gebruikt wordt voor inwoning op niet meer dan 50 m van de (bedrijfs)woning is gelegen; l. er op basis van een akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder; m. er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn; n. indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, de houder van de omgevingsvergunning burgemeester en wethouders daarvan binnen drie maanden schriftelijk in kennis stelt.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
72
Artikel 9 9.1
Woongebied - Erf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied - Erf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor het in lid 9.2.1 onder x aangegeven maximum aantal woningen; b. aan het wonen ondergeschikte voorzieningen, zoals zorgvoorzieningen, sportvoorzieningen, centrale restauratieve voorzieningen en dienstverlening; c. bij het wonen behorende parkeervoorzieningen, waarbij geldt dat ten hoogste 0,4 parkeerplaats per woning onoverdekt is; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, tuinen, voet- en fietspaden, groen en water. 9.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 9.2.1 Hoofdwoongebouwen en nevengebouwen a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de totale oppervlakte van gebouwen per bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste 30% van het oppervlakte van het bouwvlak; c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten', worden geen woongebouwen gebouwd; d. de voorgevelrooilijn van hoofdwoongebouwen is niet haaks of evenwijdig geordend ten opzichte van de voorgevelrooilijnen van nevengebouwen binnen hetzelfde bouwvlak; e. de voorgevelrooilijnen van nevengebouwen binnen hetzelfde bouwvlak zijn haaks of evenwijdig geordend ten opzichte van elkaar; f. per bestemmingsvlak zijn maximaal 2 nevengebouwen gebouwd in dezelfde rooilijn; g. het hoofdwoongebouw ligt vrij van de collectieve verharding binnen het bestemmingsvlak; h. nevengebouwen liggen direct aan de collectieve verharding binnen het bestemmingsvlak; i. binnen het bouwvlak bedraagt de afstand tussen een nevengebouw en het dichtstbij gelegen nevengebouw ten hoogste 7 m; j. de bouwhoogte van hoofdwoongebouwen bedraagt ten hoogste 11 m; k. de bouwhoogte van nevengebouwen, tevens zijnde woongebouwen, bedraagt ten hoogste 10 m; l. de bouwhoogte van nevengebouwen, niet tevens zijnde woongebouwen, bedraagt 6 m; m. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2', niet meer dan in het dwarsprofiel is weergegeven; n. de hoogte van de gootlijn van hoofdwoongebouwen en nevengebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; o. gebouwen worden gebouwd met een kap, waarbij de dakvlakken een dakhelling hebben van meer dan 15°; p. nevengebouwen hebben een lengte van ten minste 15 m; q. het oppervlak van de gevel is kleiner of gelijk aan het oppervlak van de verticale projectie van het dakvlak boven de desbetreffende gevel; r. in afwijking van sub n is een gootlijn van ten hoogste 5,4 m toegestaan voor nevengebouwen, waarbij geldt dat: 1. de verhoogde gootlijn, met uitzondering van de kopgevels voor ten hoogste 70% van de gevellengte per gebouw mag worden toegepast; 2. de verhoogde gootlijn niet leidt tot een andere dakhelling voor het betrokken gedeelte van het dakvlak; 3. bij ten hoogste twee aangrenzende gebouwen eenzelfde verhoogde gootlijn wordt toegepast; s. in afwijking van sub n is een gootlijn van ten hoogste 5,4 m toegestaan voor hoofdwoongebouwen, waarbij geldt dat: 1. de verhoogde gootlijn, met uitzondering van de kopgevels voor ten hoogste 30% van de gevellengte per gebouw mag worden toegepast; 2. de verhoogde gootlijn niet leidt tot een andere dakhelling voor het betrokken gedeelte van het dakvlak;
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
73
t.
in afwijking van sub n en q is een gootlijn van ten hoogste 4,5 m toegestaan voor nevengebouwen met een asymmetrische kap, ten behoeve van parkeren of het stallen van paarden, waarbij geldt dat: 1. deze hogere gootlijn wordt toegepast aan de langsgevel aan het centrale erf waarin de inritten naar de parkeerplaatsen worden gerealiseerd 2. voor de andere langsgevel sub n en sub q van toepassing blijft. u. de goothoogte van woongebouwen mag worden overschreden door dakkapellen en dakopbouwen indien: 1. de afstand tot de zijkanten van het dakvlak ten minste 1,5 m bedraagt; 2. bouwhoogte ten hoogste 1,5 m bedraagt en niet groter is dan de helft van de vertikaal gemeten afstand tussen de gootlijn en de noklijn van het dakvlak; 3. de totale breedte van dakkapellen en dakopbouwen ten hoogste 30% van de lengte van het dakvlak bedraagt; v. als de voorgevel van een gebouw geldt de meest naar de bestemmingsgrens gerichte gevel, indien op basis van deze regel sprake zou zijn van meerdere voorgevels geldt de langste gevel van deze gevels als voorgevel; w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 2300' en 'specifieke bouwaanduiding – 3100' geldt, dat in afwijking van sub d, sub g, sub j en sub n in plaats van een hoofdwoongebouw een gebouw mag worden gebouwd waarbij geldt dat: 1. het gebouw meerdere woningen en/of een collectieve gebruiksruimte bevat; 2. de dakhelling ten hoogste 45° bedraagt; 3. de goothoogte ten hoogste 3,5 m bedraagt; 4. de bouwhoogte ten hoogste 16 m bedraagt; 5. voor het overige de bouwregels voor nevengebouwen van overeenkomstige toepassing zijn; x. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 2100 tot en met 3200 gelden de in de tabel aangegeven maximum aantal woningen per aanduidingsvlak: specifieke bouwaanduiding
maximum aantal woningen per aanduidingsvlak
2100
25
2110
20
2200
30
2300
35
2400
30
2500
20
2510
25
2700
20
2900
20
3100
20
3200
30 (totaal: 275)
9.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen Het bouwen van aan-, uitbouwen, bijgebouwen of overkappingen is niet toegestaan. 9.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m, indien: 1. op een bouwperceel al een gebouw staat; 2. gebouwd achter de voorgevelrooilijn; 3. gebouwd op meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
74
9.3
Afwijken van de bouwregels
a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.2.1 onder i en gebouwen op een grotere afstand toestaan; b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.2.3 onder c en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m; c. Afwijken zoals bedoeld in lid a en b kan worden toegestaan indien het bouwplan niet leidt tot een onevenredige aantasting van het stedenbouwkundige beeld. d. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.2.1 onder c en de bouw van woongebouwen ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' toestaan, indien: 1. de geurhinderveroorzakende activiteit is beëindigd; of 2. verwijderen van de aanduiding niet in strijd is met geurverordening of de Wet geurhinder en veehouderij; 3. er vanuit het oogpunt van geurhinder er een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. 9.4
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen binnen het bouwvlak ten behoeve van het stedenbouwkundig beeld, mits de nadere eisen niet leiden tot een beperking van in lid 9.2 aangegeven maximum bouwmogelijkheden of tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van het perceel. 9.5
Specifieke gebruiksregels
a. Ten aanzien van het gebruik van de gronden ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen gelden de volgende regels: 1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft; 2. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving; dit betekent onder meer dat: geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die milieuvergunningplichtig is; het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen publieksgerichte voorzieningen betreft; het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is; 3. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten; 4. het onttrekken van (een deel van) het bij de desbetreffende hoofdgebouw behorende garage aan de bestemming slechts is toegestaan, indien op het bij het hoofdgebouw behorende erf minimaal één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd; 5. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit; 6. opslag buiten de gebouwen ten behoeve van de activiteiten niet is toegelaten; 7. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden. Dit betekent dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijgebouwen voor bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn tot een maximum van: 45 m²; in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 750 m², maar niet groter dan 1.250 m², 60 m²; in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 1.250 m², 75 m². b. het is niet toegestaan vrijstaande bijgebouwen of bedrijfsbebouwing te gebruiken als woning.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
75
9.6
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.5 onder b voor het gebruik van een aan- of bijgebouw of een gedeelte van een hoofd- of bedrijfsgebouw of bijgebouwen bij (bedrijfs)woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande, dat: a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een ter zake deskundige commissie/instantie; b. op het perceel een (bedrijfs)woning aanwezig dient te zijn; c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en nabijgelegen bedrijven; d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend; e. alle ruimten dienen te voldoen aan de geldende eisen van het Bouwbesluit en bouwverordening; f. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; g. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) aantoonbaar onredelijk bezwarend is; h. ten behoeve van de inwoning geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen mag worden aangelegd. Er dient gebruikgemaakt te worden van de bestaande aansluiting; i. maximaal 80 m² van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning; j. geen eigen in-/uitrit mag worden aangelegd voor de afhankelijke woonruimte; k. een vrijstaand bijgebouw dat gebruikt wordt voor inwoning op niet meer dan 50 m van de (bedrijfs)woning is gelegen; l. er op basis van een akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder; m. er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn; n. indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, de houder van de omgevingsvergunning het bevoegd gezag daarvan binnen drie maanden schriftelijk in kennis stelt. 9.7
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de aanduiding 'wonen uitgesloten' te verkleinen of te verwijderen, indien: a. de geurhinderveroorzakende activiteit is beëindigd; of b. verwijderen van de aanduiding niet in strijd is met geurverordening of de Wet geurhinder en veehouderij; c. er vanuit het oogpunt van geurhinder er een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd; d. geen andere milieu-technische belemmeringen zijn.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
76
Artikel 10 10.1
Woongebied - Uit te werken - Hof
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied - Uit te werken - Hof' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; b. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water. 10.2
Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in lid 10.1 genoemde bestemming nader uit, met inachtneming van de volgende uitwerkingsregels: a. het aantal woningen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2800' ten hoogste het in de tabel aangegeven aantal, met dien verstande dat het totale aantal woningen binnen de bestemmingen Woongebied - Uit te werken - Hof en Woongebied - Uit te werken Klooster tezamen ten hoogste 425 bedraagt; specifieke bouwaanduiding 2800 b. c. d. e. f.
maximum aantal woningen per aanduidingsvlak 171
woningen worden uitsluitend grondgebonden gebouwd; de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 11 m; hoofdgebouwen worden afgedekt met een kap; bij de situering van hoofdgebouwen dienen de ordeningsprincipes van de enclave hof als uitgangspunt, zoals deze zijn opgenomen in het Kwaliteitshandboek Erpseweg Zuid; er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde functies.
10.3
Bouwregels
Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels. 10.4
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 10.3, indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
77
Artikel 11 11.1
Woongebied - Uit te werken - Klooster
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied - Uit te werken - Klooster' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; b. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water. 11.2
Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in lid 11.1 genoemde bestemming nader uit, met inachtneming van de volgende uitwerkingsregels: a. het aantal woningen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 2600 en 3000' ten hoogste het in de tabel aangegeven aantal, met dien verstande dat het totale aantal woningen binnen de bestemmingen Woongebied - Uit te werken - Hof en Woongebied - Uit te werken - Klooster ten hoogste 425 bedraagt; specifieke bouwaanduiding
maximum aantal woningen per aanduidingsvlak
2600
74
3000
188
b. woningen worden grondgebonden of gestapeld gebouwd; c. de goot- en bouwhoogte van de gestapelde woongebouwen bedraagt ten hoogste respectievelijk 13 m en 16 m; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 1' bedraagt de goot- en bouwhoogte van de gestapelde woongebouwen ten hoogste respectievelijk 16 m en 19 m; e. grondgebonden woningen hebben een maximale bouwhoogte van 11 m; f. hoofdgebouwen worden afgedekt met een kap; g. bij de situering van hoofdgebouwen dienen de ordeningsprincipes van de enclave klooster als uitgangspunt, zoals deze zijn opgenomen in het Kwaliteitshandboek Erpseweg Zuid; h. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde functies; i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3000' akoestisch onderzoek wordt gedaan naar de geluidsbelasting als gevolg van de Erpseweg. 11.3
Bouwregels
Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels. 11.4
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 11.3, indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
78
Artikel 12 12.1
Leiding - Gas
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 168 mm en een druk van ten hoogste 40 bar. 12.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 12.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. 12.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid 12.2 onder b. Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten. 12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 12.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; d. het indrijven van voorwerpen in de bodem; e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren. 12.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 12.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 12.3 bedoeld; b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan. 12.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 12.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. 12.5
Adviesprocedure
Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in lid 12.3 en lid 12.4 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
79
Artikel 13 13.1
Leiding - Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een waterleiding. 13.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. 13.3
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid 13.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. 13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 13.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Water zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; d. het indrijven van voorwerpen in de bodem; e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren. 13.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 13.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 13.3 bedoeld; b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan. 13.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 13.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. 13.5
Adviesprocedure
Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in lid 13.3 en lid 13.4 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
80
Artikel 14 14.1
Waarde - Archeologie
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. 14.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien: 1. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige; c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²; 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst. 14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 14.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; c. het verlagen of verhogen van het waterpeil; d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 14.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 14.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 14.2 in acht is genomen; a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan; c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
81
14.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 14.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien: a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
82
Hoofdstuk 3
Artikel 15
Algemene regels
Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 16
Algemene bouwregels
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door: a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt; b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt; c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
Artikel 17
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De voorschriften van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft: a. de ruimte tussen bouwwerken; b. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
83
Artikel 18
Algemene afwijkingsregels
a. Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken kan worden – bij omgevingsvergunning afwijken van de regels voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. b. Ontheffing wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 19 19.1
Overige regels
Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
84
Hoofdstuk 4
Artikel 20 20.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt: a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan; b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%; c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 20.2
Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 21
Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Veghels Buiten Erpseweg Zuid'.
bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid"
85
kaart(en)
Het verhaal van de vijf zonen Een waargebeurd sprookje door Dini Teunis
Deel 4
Vervolg van: Kwaliteitshandboek Erpseweg Zuid
het landschap verwelkomt Met een weids gebaar gooide de zwarte geklede heks, de wonderlijke wezentjes in de lucht en keek hoe ze een voor een in die poel belandden, die hier niet ver vandaan geweest moet zijn. Een voor een zonken de wezentjes naar de bodem, terwijl de heks haar armen naar de hemel hief, haar ogen tot de aarde wendde en prevelend bad: “Ach moeder aarde, neem deze creaturen tot u, maar geef ze terug aan de nazaten van de jongste zoon van de moeder die zojuist gestorven is en zorg dat vanaf dat moment in heel zijn stad geen enkel verkeerd besluit meer genomen wordt, zodat de stad die deze jongen voort zal brengen niet in vergetelheid kan raken, maar zal bloeien en groeien en een veel geprezen voorbeeld voor andere groeiende steden kon zijn.”
© Dien! - juni 2009. Geschreven in opdracht van Bureau voor Overheidscommunicatie
En toen de heks dat gezegd had verdween ze, zoals alleen heksen dat kunnen doen en niemand, niemand, heeft haar ooit nog terug gezien, hoewel toch heel wat Brabanders ook vandaag de dag nog vaag iets van haar verhaal kunnen herinneren. Vreemd is dat niet, want alles ontwikkelde zich inderdaad zoals de heks had voorzien en de moeder had gewenst. Het bos van de hertog waar haar oudste zoon naar toe was gewenst ontwikkelde zich tot een grote stad. Een stad die niemand over het hoofd kon zien, omdat ‘ie zich overal mee bemoeide en vele touwtjes stevig in handen had. De stad had zoveel aanzien, dat het de hoofdstad van de hele provincie werd en alleen haar naam herinnerde nog aan het bos van de hertog wat het geweest was toen de oudste zoon er lang geleden in een witte wolk ontwaakte: ’s Hertogenbosch. Ook de plek aan het eind van de hoeve, waar de lelijke zoon met de technische knobbel naar toe was gewenst ontwikkelde zich tot een stad met allure. Tot Eindhoven. Een stad, wiens ster dankzij die technische knobbel tot ongekende hoogte reikte, wereldberoemde designers aantrok en waar het, geheel zoals de moeder gewenst had, bijna nooit donker kon worden, omdat het de lichtstad van heel Nederland werd. Ook de wens voor de derde zoon kwam in vervulling. Op de plek waar hij uit die witte wolk werd gespuugd ontstond een grote stad vol kuikezeikers: Tilburg. Een stad met twee gezichten, precies zoals
de moeder dat gewenst had. Aan de ene kant serieus genoeg om zelfs een universiteit te herbergen, aan de andere kant – en dat kwam echt niet alleen door studentikoze grappen – een stad geschikt voor genot en vermaak. Een stad, die zelfs de grootste kermis van Europa wist te herbergen.
en gul gebouwde huizen blaken in de zon
Ook de immer en altijd met stramme benen door het veld marcherende zoon vol militair vertoon kwam op de juiste plek terecht aan de breedste kant van de Aa. Daar ontstond de stad die we nu als Breda kennen. Een grote garnizoensstad, vol banden met het koningshuis én – geheel zoals de moeder gewenst had – geen oorlogskerkhof, maar een taptoe. Ook op de plek waar de jongste zoon achter was gebleven ontstond een stadje. Vanuit dit loo waar de jongen zijn vigge hoedde, ontstond, vlak bij het ven van de molen waar de heks de wonderbaarlijke wezens in had gegooid een stadje. Veghel. Het ontwikkelde zich tot een alleraardigst stadje, een stadje met hard werkende mensen en heel, heel, heel, heel veel bedrijven die iets doen om de inwendige mens smakelijk te bedienen. Maar toch… Op de een of andere manier bleef dit stadje er maar een beetje onzichtbaar in vergetelheid bij liggen. Keer op keer stonden er mensen in Veghel op om daar verandering in te brengen en telkens opnieuw dook het verhaal op van de 30 vreemde wezentjes, die de natuur weer terug zou geven en die een keer genuttigd zichtbare schoonheid en wijsheid garandeerde. “We moeten die beesten uit het water zien te krijgen”, sprak menige bestuurder en tal van pogingen werden ondernomen om die vreemde creaturen boven water en in een pan en op het bord te krijgen. Wordt Vervolgd
Brabant op z’n best
Copyright © Gemeente Veghel 2012. Alle rechten voorbehouden.
Het verhaal van de vijf zonen Een waargebeurd sprookje door Dini Teunis
Deel 4
Vervolg van: Kwaliteitshandboek Erpseweg Zuid
het landschap verwelkomt Met een weids gebaar gooide de zwarte geklede heks, de wonderlijke wezentjes in de lucht en keek hoe ze een voor een in die poel belandden, die hier niet ver vandaan geweest moet zijn. Een voor een zonken de wezentjes naar de bodem, terwijl de heks haar armen naar de hemel hief, haar ogen tot de aarde wendde en prevelend bad: “Ach moeder aarde, neem deze creaturen tot u, maar geef ze terug aan de nazaten van de jongste zoon van de moeder die zojuist gestorven is en zorg dat vanaf dat moment in heel zijn stad geen enkel verkeerd besluit meer genomen wordt, zodat de stad die deze jongen voort zal brengen niet in vergetelheid kan raken, maar zal bloeien en groeien en een veel geprezen voorbeeld voor andere groeiende steden kon zijn.”
© Dien! - juni 2009. Geschreven in opdracht van Bureau voor Overheidscommunicatie
En toen de heks dat gezegd had verdween ze, zoals alleen heksen dat kunnen doen en niemand, niemand, heeft haar ooit nog terug gezien, hoewel toch heel wat Brabanders ook vandaag de dag nog vaag iets van haar verhaal kunnen herinneren. Vreemd is dat niet, want alles ontwikkelde zich inderdaad zoals de heks had voorzien en de moeder had gewenst. Het bos van de hertog waar haar oudste zoon naar toe was gewenst ontwikkelde zich tot een grote stad. Een stad die niemand over het hoofd kon zien, omdat ‘ie zich overal mee bemoeide en vele touwtjes stevig in handen had. De stad had zoveel aanzien, dat het de hoofdstad van de hele provincie werd en alleen haar naam herinnerde nog aan het bos van de hertog wat het geweest was toen de oudste zoon er lang geleden in een witte wolk ontwaakte: ’s Hertogenbosch. Ook de plek aan het eind van de hoeve, waar de lelijke zoon met de technische knobbel naar toe was gewenst ontwikkelde zich tot een stad met allure. Tot Eindhoven. Een stad, wiens ster dankzij die technische knobbel tot ongekende hoogte reikte, wereldberoemde designers aantrok en waar het, geheel zoals de moeder gewenst had, bijna nooit donker kon worden, omdat het de lichtstad van heel Nederland werd. Ook de wens voor de derde zoon kwam in vervulling. Op de plek waar hij uit die witte wolk werd gespuugd ontstond een grote stad vol kuikezeikers: Tilburg. Een stad met twee gezichten, precies zoals
de moeder dat gewenst had. Aan de ene kant serieus genoeg om zelfs een universiteit te herbergen, aan de andere kant – en dat kwam echt niet alleen door studentikoze grappen – een stad geschikt voor genot en vermaak. Een stad, die zelfs de grootste kermis van Europa wist te herbergen.
en gul gebouwde huizen blaken in de zon
Ook de immer en altijd met stramme benen door het veld marcherende zoon vol militair vertoon kwam op de juiste plek terecht aan de breedste kant van de Aa. Daar ontstond de stad die we nu als Breda kennen. Een grote garnizoensstad, vol banden met het koningshuis én – geheel zoals de moeder gewenst had – geen oorlogskerkhof, maar een taptoe. Ook op de plek waar de jongste zoon achter was gebleven ontstond een stadje. Vanuit dit loo waar de jongen zijn vigge hoedde, ontstond, vlak bij het ven van de molen waar de heks de wonderbaarlijke wezens in had gegooid een stadje. Veghel. Het ontwikkelde zich tot een alleraardigst stadje, een stadje met hard werkende mensen en heel, heel, heel, heel veel bedrijven die iets doen om de inwendige mens smakelijk te bedienen. Maar toch… Op de een of andere manier bleef dit stadje er maar een beetje onzichtbaar in vergetelheid bij liggen. Keer op keer stonden er mensen in Veghel op om daar verandering in te brengen en telkens opnieuw dook het verhaal op van de 30 vreemde wezentjes, die de natuur weer terug zou geven en die een keer genuttigd zichtbare schoonheid en wijsheid garandeerde. “We moeten die beesten uit het water zien te krijgen”, sprak menige bestuurder en tal van pogingen werden ondernomen om die vreemde creaturen boven water en in een pan en op het bord te krijgen. Wordt Vervolgd
Brabant op z’n best
Copyright © Gemeente Veghel 2012. Alle rechten voorbehouden.