BESTEMMINGSPLAN
Schiebroek - zuid
2
Bestemmingsplan
Schiebroek - zuid
Opgesteld door: dS+V Ruimtelijke Ordening, Bureau Bestemmingsplannen Galvanistraat 15 Postbus 6699 3002 AR ROTTERDAM
Vastgesteld d.d. 18 februari 2010 Onherroepelijk d.d. 20 oktober 2010
4
Inhoudsopgave toelichting 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5.
INLEIDING Plangebied Aanleiding Planopzet Juridische vormgeving Vigerende bestemmingsplannen
2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5.
Beleid Planologische en bestuurlijke randvoorwaarden Nationaal beleid Regionaal beleid Stedelijk beleid Deelgemeentelijk beleid
10 10 10 11 12 13
3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7.
Gebiedstypering Archeologie Historische ontwikkeling Stadsgezichten en monumenten Wonen Verkeer Voorzieningen Groen
16 16 18 20 21 22 24 28
4.1. 4.2.
PLANBESCHRIJVING Omgeving Ontwikkelingslocaties
33 33 34
5.1. 5.2. 5.3. 5.4.
WATER Beleid en regelgeving Samenwerking met de waterbeheerder Beschrijving watersysteem Wateropgave
39 39 40 40 41
6.1. 6.2. 6.3. 6.4. 6.5. 6.6. 6.7. 6.8.
MILIEU Beleid Milieuzonering Geluid Luchtkwaliteit Bodem Externe veiligheid Natuur Duurzaamheid en energie
43 43 43 44 48 50 51 54 56
7.1. 7.2.
LEEFBAARHEID EN SOCIALE VEILIGHEID Leefbaarheid Sociale veiligheid
58 58 58
8.
HANDHAVING
59
9.
FINANCIËLE UITVOERBAARHEID
60
2.
3.
4.
5.
6.
7.
7 7 7 9 9 9
10. MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID 10.1. Vooroverleg 10.2. Inspraak Samenvatting schriftelijke inspraakreacties met commentaar
61 61 67 68
Regels
75
5
6
1.
INLEIDING
1.1.
Plangebied
Het plangebied van Schiebroek-zuid wordt begrensd door het Wilgenplaspark aan de noordzijde, de Randstadrail aan de westzijde, de Melanchtonweg aan de zuidzijde en de Ringdijk en de Wilgenlei aan de oostzijde. De grenzen van het bestemmingsplan Schiebroek-zuid zijn gewijzigd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan Schiebroek-zuid, zodat het plan aansluit op de vastgestelde plannen Kleiwegkwartier, RandstadRail II, Schiebroek-noord en het in voorbereiding zijnde plan Kern en Plassen. Het plangebied Schiebroek-zuid is een samenhangend gebied, waarin wonen de belangrijkste functie is.
1.2.
Aanleiding
Schiebroek-zuid, het zuidwestelijk deel van Schiebroek, ligt in de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek in het noorden van Rotterdam. Aanleiding voor het maken van een nieuw bestemmingsplan Schiebroekzuid is een aantal herstructureringsopgaven in het kader van de Overige WijkAanpak (OWA) van Schiebroek, dat in het vigerende bestemmingsplan niet mogelijk is. De Overige WijkAanpak komt voort uit de Wijkaanpak, de Rotterdamse aanpak van stedelijke vernieuwing, waarin gestreefd wordt naar het omhoog brengen van de kwaliteit, het doorbreken van de eenzijdigheid en het aanvullen van de tekorten op de woningmarkt door gelijktijdige economische, sociale en fysieke ingrepen. Per 1 januari 2003 is de Wijkaanpak als programma opgehouden te bestaan. Echter, de plannen uit de Overige WijkAanpakgebieden en de daarbij behorende (Europese, stedelijke en lokale) budgetten zijn gehandhaafd. De OWA-systematiek wordt gecontinueerd. De zorg voor de uitvoering van de projecten in de Overige Wijkaanpakgebieden ligt bij de deelgemeente. De projecten van de Overige Wijkaanpak Schiebroek staan omschreven in de Strategische Investeringsvisie Schiebroek (1999) en de daarbij horende Herziene aanvraag / actualisering Uitvoeringsplan Wijkaanpak Schiebroek 2000 – 2004 (september 2000) en het convenant (2002 en 2005). In Schiebroek-zuid zal in het kader van de Overige Wijkaanpak de komende jaren herstructurering plaatsvinden rondom de Asserweg, de Moltzerhof, de Teldersweg en de Donkersingel. In de Productieovereenkomsten Woningbouw 2000-2010 (2003) zijn per locatie richtinggevende afspraken voor het woningbouwprogramma opgenomen. De locatie ten westen van de Asserweg (tussen Meidoornsingel en Paul Scholtensingel) zal na de herstructurering naast woningbouw ook voorzieningen, waaronder een scholencluster met brede school, bevatten. Op deze locatie dient het vergroten van het wateroppervlak als kwaliteitsimpuls. Ook het gebied tussen de Donkersingel en de Melanchtonweg wordt herontwikkeld. Het vigerende bestemmingsplan Schiebroek-zuid (1986) is in juridisch-planologisch opzicht verouderd. Om de herstructurering van de woningvoorraad in Schiebroek-zuid mogelijk te maken, is het nodig een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Het bestemmingsplan kan bovendien dienen als handhavingsregime, als ruimtelijk kader en als visie op ontwikkelingen in de komende 10 jaar. Daarnaast is een nieuw bestemmingsplan Schiebroek-zuid van belang omdat de bestemmingsregeling in dit gebied geen overzichtelijk geheel meer is. De westelijke rand van het vigerende bestemmingsplan Schiebroek-zuid is opgenomen in bestemmingsplan RandstadRail II. Het zuidelijk deel van het vigerend plan wordt overlapt door het bestemmingsplan Kleiwegkwartier.
7
8
1.3.
Planopzet
Het bestemmingsplan Schiebroek-zuid heeft een planvorm, die zowel enige flexibiliteit biedt als voldoende rechtszekerheid geeft aan de betrokken burger. Het is hoofdzakelijk een gedetailleerd conserverend bestemmingsplan. In het voorontwerp van het bestemmingsplan was nog sprake van een aantal locaties met globale bestemmingen met een uitwerkingsplicht. Deze locaties zijn inmiddels verder gevorderd in de planvorming, zodat ze gedetailleerd bestemd konden worden.
1.4.
Juridische vormgeving
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) regelt de totstandkoming van en wijzigingen op ruimtelijke plannen voor de inrichting van Nederland. Dit bestemmingsplan is gemaakt binnen het kader van de Wro. Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting (A), voorschriften (B), bijlagen (C) en plankaarten (D). De plankaart en de voorschriften vormen het juridisch deel en dat deel is bindend voor zowel overheden als particulieren. De plantoelichting bevat een beschrijving van het plangebied, de te verwachten ontwikkelingen en hoe deze zich verhouden tot rijks-, provinciaal en (deel)gemeentelijk beleid. De plantoelichting vormt de onderbouwing voor de plankaart en voorschriften, maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende gedeelte. Dit geldt ook voor de uitgangspunten voor de ontwikkelingslocaties. Deze illustreren vooral de beleidsvoornemens.
1.5.
Vigerende bestemmingsplannen
In het plangebied Schiebroek-zuid gelden nu de volgende bestemmingsplannen: 1. Bestemmingsplan Schiebroek-zuid (437) (vg. 21-8-1986; ggk. 18-12-1986); 2. Uitbreidingsplan in onderdelen Schiebroek (vg. 01-09-1960; ggk. 11-09-1961), inclusief Herziening voorschriften (vg. 02-11-1961; ggk 12-02-1962) en Gedeeltelijke herziening (vg 03-09-1987); 3. Voorschriften verzamelherziening geluidscontouren Rotterdam Airport (547) (vg. 30-09-2004; ggk. 18-01-2005; onherroepelijk 22-03-20005).
9
2.
Beleid
2.1.
Planologische en bestuurlijke randvoorwaarden
Het kader voor het bestemmingsplan Schiebroek-zuid wordt gevormd door diverse nationale, regionale, stedelijke en deelgemeentelijke nota’s. Hieronder worden de algemene, integrale, nota’s samengevat. De overige, sectorale, nota’s komen elders in de toelichting uitgebreid aan de orde.
2.2.
Nationaal beleid
Nota Ruimte (2004) De Nota Ruimte omvat de visie van het Kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland in de komende decennia tot 2020 met een doorkijk tot 2030. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Gelet op de beperkte ruimte in Nederland dient dit efficiënt en duurzaam te geschieden. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet. Het accent ligt daarbij op ontwikkeling in plaats van op ordening. Zowel de vier grote steden als de middelgrote steden hebben te maken met sociaal-economische en sociaal-culturele problemen, waardoor de leefbaarheid is teruggelopen. Bovendien bestaat er een tweedeling tussen een relatief arme multiculturele stad en een relatief rijk, autochtoon ommeland. De Nota schept voorwaarden om middengroepen voor de stad te behouden. Steden dienen veilig te zijn, een breed scala aan voorzieningen te kennen en meer variatie in het aanbod aan woningen te bieden. Van de totale uitbreiding van de woningvoorraad met 360.000 woningen voor 2030, moet 40 procent plaatsvinden binnen het huidige stedelijke gebied. Daarbij dient ook voldoende aandacht te worden besteed aan ruimte voor (dag)recreatie. Nota Wonen (2000) De nota “Wonen in de 21e eeuw” (2000) is opgezet onder het motto ”de burger centraal”. Daarbij wordt veel aandacht besteed aan de individualisering van de samenleving. De nota gaat uit van: meer keuzevrijheid voor burgers; aandacht voor maatschappelijke waarden; betrokken overheid bij beheerste marktwerking. Aan de hand van deze drie uitgangspunten zijn vijf kernthema’s benoemd: zeggenschap over woning en woonomgeving vergroten; kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities; wonen en zorg op maat bevorderen; stedelijk woonklimaat verbeteren; groene woonwensen faciliteren. De Nota Wonen geeft richting aan veranderingen in het woningbouwbeleid. Van de kwantitatieve woningbouwinspanningen vanuit de VINEX wordt nu de weg ingeslagen van de kwalitatieve woningbouw. Daarbij speelt de overheid een andere, meer betrokken rol. In de interactieve samenleving zal de overheid het in toenemende mate van wilsovereenstemming moeten hebben. Het gaat om het principe van prestatie en tegenprestatie die als basis dient voor transacties tussen de partijen. Dit wil niet zeggen dat er geen wetgeving meer noodzakelijk is. Er wordt in deze nota een integrale ordeningswet gepresenteerd: de Woonwet. Deze zal in de komende jaren worden ingevoerd. Het doel van deze wet is het stelsel onder het woonbeleid integraal en wettelijk te verankeren. Daarmee worden als het ware het speelveld en de spelregels afgebakend, waarbinnen het spel gespeeld kan worden. Nota Mobiliteit De Nota Mobiliteit is het nationale verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer (1998) en is de opvolger van het Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV-2). In de Nota mobiliteit zijn de hoofdlijnen van het verkeers- en vervoersbeleid voor de komende vijftien jaar vastgelegd. Een duurzame samenleving is uitgangspunt. De Nota Mobiliteit werkt het ruimtelijk beleid, zoals beschreven in de Nota Ruimte, verder uit en beschrijft de hoofdlijnen van het nationaal verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Uitgangspunt daarbij is dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling.
10
Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid van deur tot deur worden essentieel geacht om de economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. Permanente verbetering van de verkeersveiligheid door reductie van het aantal verkeersslachtoffers is een belangrijk punt in de Nota Mobiliteit. Daarnaast wordt kwaliteit van de leefomgeving nagestreefd door duurzame mobiliteit. Belangrijke thema's daarin zijn aandacht voor klimaat, luchtkwaliteit, geluid en natuur en landschap. Nota Belvedere (1999) Het beleid in de Nota Belvedere (Ministeries van OCW, VROM, LNV, V&W) is gericht op het scheppen van goede voorwaarden om de cultuurhistorische identiteit meer van invloed te laten zijn op de inrichting van de ruimte en expliciet te betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen en ruimtelijke planvormingsprocessen. Het doel is tweeledig, enerzijds verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en anderzijds behoud van het cultureel erfgoed. Dit wordt onder andere bereikt door het herkenbaar houden van de cultuurhistorische identiteit van zowel het stedelijk als het landelijk gebied, en het erkennen van deze kwaliteit als uitgangspunt voor verdere ontwikkelingen. Het centrale thema is 'behoud door ontwikkeling'. Overig nationaal beleid Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening (2008) Woningwet (2004) Bouwbesluit (2004) 4e Nota Waterhuishouding (1998)
2.3.
Regionaal beleid
Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (2005) Het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam, in opdracht van de stadsregio Rotterdam en de provincie ZuidHolland, is een strategisch ruimtelijk ontwikkelingsprogramma voor de regio Rotterdam voor de periode van 2005 tot 2020. Het project mondt uit in een herzien Streekplan Rijnmond voor de provincie ZuidHolland en een uitvoeringsgericht Regionaal Structuurplan voor de stadsregio Rotterdam. Deelgebied B-driehoek/ HS, waartoe deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek en de gemeenten Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs en Bleiswijk behoren, krijgt steeds meer een centrale positie in de Zuidvleugel. De kernpunten van het streefbeeld voor de B-driehoek/ HS betreffen vooral het gebied ten noorden van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek. Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006 - 2010 (2006) Het beleid van de Provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006 - 2010. In het plan wordt het provinciaal beleid voor milieu en water, en ook voor natuur en landschap geïntegreerd. In het beleidsplan is veel aandacht voor stedelijk waterbeheer met voldoende waterberging in stedelijk gebied. Dit beleidsplan vervult de functie van provinciaal milieubeleidsplan (art. 4.9 Wet Milieubeheer) en van provinciaal waterhuishoudingplan (art. 7 Wet op de waterhuishouding). Met duurzaamheid als uitgangspunt wil de provincie in het handelen op korte termijn de gevolgen op lange termijn meewegen. Daarbij ligt de aandacht bij het belang van een aantrekkelijk, gevarieerd en concurrerend woon- en werkklimaat in Zuid-Holland met een ruime keuze aan recreatiemogelijkheden en een rijke natuur. Het milieu- en waterbeleid krijgt een meer sturende rol in ruimtelijke en economische ontwikkelingen. Het beleid van de provincie volgt twee sporen, het voorkomen van milieu- en waterproblemen en het saneren en beheren ervan. Nota Regels voor ruimte (2005) De Nota Regels voor Ruimte (vastgesteld 8 maart 2005) vormt samen met de streekplannen het beoordelingskader van Gedeputeerde Staten van Zuid Holland (GS) voor gemeentelijke ruimtelijke plannen. Daarmee is de nota samen met de streekplannen het belangrijkste instrument om de provinciale ruimtelijke belangen te beschermen. Hierbij wordt er ruimte gegeven aan lokale overheden om de belangen van lokaal niveau op eigen wijze te beschermen en te ontwikkelen. In de streekplannen zijn de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid en de bijbehorende opgave opgenomen. In deze nota is verwoord waaraan vanuit provinciale optiek gemeentelijke en regionale ruimtelijke plannen moeten voldoen om die opgave te kunnen verwezenlijken.
11
De nota bevat beleidsregels als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. Met deze regels wordt enerzijds een doelmatige vertaling van het algemene ruimtelijke beleid in gemeentelijke ruimtelijke plannen beoogd, anderzijds wordt aangegeven hoe GS met planbeoordeling willen omgaan. Gezien het feit dat de nota alleen de regels geeft die voor GS van wezenlijk provinciaal belang zijn, wordt bij de plantoetsing uitgegaan van één hardheidsgradering. Dit betekent dat bij afwijking van de regels uit het toetsingskader in beginsel goedkeuring wordt onthouden aan (onderdelen van) het vastgestelde bestemmingsplan. De nota is onderverdeeld in de onderdelen: algemeen; economie, mobiliteit en samenleving; landelijk gebied; milieu; water en cultureel erfgoed. Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, CHS (2002) De CHS (provincie Zuid Holland) biedt een overzicht in hoofdlijnen van het cultureel erfgoed van de provincie. Daartoe zijn de belangrijkste archeologische, historisch-landschappelijke en historischstedenbouwkundige structuren, patronen en terreinen op kaart gezet en gewaardeerd. De provincie heeft met de CHS een onderlegger willen verschaffen voor een integraal - in samenhang met overige beleidsvoornemens - en gebiedsgericht monumentenbeleid. Deze CHS legt een basis voor lokaal ruimtelijk beleid en vormt een toetsingsinstrument voor de provincie voor de gemeentelijke plannen. Overig regionaal beleid Regionaal Verkeers- en VervoersPlan 2002-2020 (2003)
2.4.
Stedelijk beleid
Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 (2001) Het Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 (RPR 2010) is het structuurplan van de Gemeente Rotterdam tot 2010. Twee belangrijke speerpunten in het integrale gemeentelijke beleid (1999), Sterke Stad en Wijken van Waarde, zijn in het RPR 2010 uitgewerkt. Om de centrale ambities en sectorale structuurbeelden waar te maken, heeft het RPR 2010 zes strategische Wijk Aanpakgebieden, twee stedelijke strategische gebieden en een tiental extra impulsen gedefinieerd. Schiebroek is in het RPR 2010 aangegeven als tuinstad, die behoort tot Overige WijkAanpak gebieden. Daarnaast is in het RPR 2010 aangegeven dat de westelijke rand van Schiebroek-zuid ontwikkeld kan worden met kantoren/voorzieningen, in relatie tot de ontwikkeling van RandstadRail en Polder Zestienhoven. Polder Zestienhoven is in het RPR 2010 aangewezen als Stedelijk Strategisch gebied. Waterplan 2 (2007) Het Waterplan 2 beschrijft in hoofdlijnen hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen de komende tijd willen omgaan met het water in de stad. Het is nodig om dit vast te leggen, vooral nu steeds duidelijker wordt dat het klimaat verandert. Voor Rotterdam kan die verandering grote gevolgen hebben. Om de stad ‘waterproof’ te maken moet er een nieuwe aanpak komen voor waterberging, de waterkwaliteit en de bescherming tegen water. Waterpleinen en groene daken bieden een oplossing. Stadsvisie Rotterdam (2007) De Stadsvisie Rotterdam is opgebouwd uit drie delen: de ontwikkelingsstrategie, de gebiedsuitwerking en de uitvoeringsstrategie. Met de Stadsvisie geeft Rotterdam de koers aan voor de ontwikkeling tot 2030, maar bij de uitvoering van de plannen is de gemeente grotendeels afhankelijk van de inzet van andere partijen in en buiten de stad. In de voorbereiding is daarom veel overleg gevoerd met bedrijven, projectontwikkelaars, deskundigen, deelgemeenten en andere overheden. Hun inbreng heeft de inhoud versterkt. In de Stadsvisie Rotterdam geeft het gemeentebestuur helderheid over haar plannen. Het document bevat het ruimtelijk kader voor alle plannen, projecten en investeringen in de stad. In de Stadsvisie Rotterdam worden de bijzondere potenties van Schiebroek onderkend. Behalve dat Schiebroek Zuid één van 19 herstructureringsgebieden is, behoort het ook tot het “VIP-gebied Groot Hillegersberg”. Dit is één van de dertien gebieden waarvan de eerste tien jaar de gebiedsontwikkeling op stadsniveau prioriteit heeft. In dit gebied wordt ingestoken op de versterking en ontwikkeling van een groenstedelijk woonmilieu. Monumentenverordening Rotterdam 2003 Het monumentenbeleid van de gemeente Rotterdam is erop gericht de historische gelaagdheid van de stad te behouden voor toekomstige generaties en de kennis over de historische bebouwde omgeving te vergroten (zie verder 3.3). Een van de instrumenten voor de uitvoering van het monumentenbeleid is de Monumentenverordening Rotterdam 2003.
12
Ontwikkelingsvisie Contramal (2003) In de Ontwikkelingsvisie Contramal zijn de gevolgen van de plannen voor Polder Zestienhoven en de Groene Loper voor de ontwikkeling van Hillegersberg-Schiebroek onderzocht. Contramal is het gebied dat ligt ingeklemd tussen Polder Zestienhoven, Schiebroek en Kleiwegkwartier. In de Ontwikkelingsvisie is aangegeven dat de Melanchtonweg de belangrijkste entree wordt voor Schiebroek. Schiebroek blijft gehandhaafd als woongebied. Alleen de randen van Schiebroek kunnen tussen beide RandstadRailhaltes geïntensiveerd worden. In het Uitvoeringsplan Stedelijke Projecten Rotterdam (USPR) (2003) van de Gemeente Rotterdam is aangegeven dat aan de ontwikkeling van Contramal, het gebied gelegen ten westen van Schiebroek-zuid, in de bestuursperiode na 2010 prioriteit wordt gegeven. Overig stedelijk beleid Collegeprogramma Het nieuwe elan van Rotterdam (2002); Actieprogramma Rotterdam zet door (2003); Uitvoeringsplan Stedelijke Projecten Rotterdam (2003); Woonvisie Wonen in Rotterdam (2003); Woningkwaliteit Rotterdam (2002); Rapportage Nieuwbouwprogramma 2002-2007 (2003); Productieovereenkomsten Woningbouw 2000-2010 (2003 e.v.); Verkeers- en VervoersPlan Rotterdam 2002-2020 (VVPR) (2003); Rotterdams Milieuperspectief 2002 – 2007 (2002); Uitvoeringsprogramma Milieu Rotterdam (2003); Strategienota Stedelijk Parkeerbeleid (1998); Horecanota 2007-2011 (2007); Koepelnota Welstand (2004).
2.5.
Deelgemeentelijk beleid
Ontwikkelingsvisie Schiebroek (2004) In opdracht van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek heeft BGSV een visie gemaakt voor Schiebroek voor de komende 10 jaar. Deze visie geeft een overzicht van lopende projecten en mogelijke nieuwe projecten in Schiebroek. De projecten in Schiebroek-zuid betreffen bestaande en toekomstige herstructureringsprojecten, het vergroten van wateroppervlak en het verbeteren/ aanbrengen van speelvoorzieningen in het openbaar gebied. Distributie Planologisch Onderzoek, DPO (2007) In opdracht van de deelgemeente heeft adviesbureau Kolpron in 2007 dit DPO geleverd. In het DPO is het ambitieniveau voor Hillegersberg - Schiebroek vastgesteld. Het onderzoek vormt de grondslag voor verschuivingen in de bestemming van de voormalige winkelstrips. In de strips is veel detailhandel ingeruild voor dienstverlening en veelal niet commerciële voorzieningen. Economisch-ruimtelijke Visie Hillegersberg-Schiebroek (2006) Ondernemers, bestuurders en ambtenaren presenteren in de Economisch Ruimtelijke Visie (ERV) gezamenlijk ideeën voor versterking van de wijkeconomie in Hillegersberg-Schiebroek. De doelstelling van de ERV Hillegersberg-Schiebroek luidt als volgt: ‘Versterken van de wijkeconomie in deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek door en voor het bedrijfsleven’. Zowel het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam, de deelgemeente als het bedrijfsleven hebben zich intensief ingezet om de visie tot stand te laten komen. Bij het opstellen is een verkenning van het economisch functioneren van de deelgemeente en het vigerend integraal beleid een belangrijke onderlegger. Masterplan Schiebroek 2007 De deelraad van Hillegersberg-Schiebroek heeft 3 juli 2007 het Masterplan Schiebroek vastgesteld. Het Masterplan heeft de status van een visie en beschrijft de ambities die de deelgemeente en corporaties voor Schiebroek hebben. De deelgemeente wil op den duur een woonmilieu van hoofdzakelijk eengezinswoningen in Schiebroek Zuid. Verder wil de deelgemeente een forse kwaliteitsimpuls in de singels, de singelstructuur en het openbaar groen. De belevingswaarde van het Melanchtonpark moet verhoogd worden voor de bewoners van Schiebroek-zuid. Als de voetbalvereniging Leonidas verhuist dient op haar terrein woningbouw in een groene en waterrijke omgeving gerealiseerd te worden. Bij de nieuwe Melanchthonhalte wensen de partijen concentratiepunt voor onderwijsvoorzieningen.
13
Voorzieningen voor ouderen moeten op topniveau gebracht worden. En de Peppelweg moet een vitaal winkelgebied worden dat ook in de toekomst goed kan functioneren. In de toekomst zullen de verschillende deelplannen uit het Masterplan in samenspraak met bewoners, corporaties en zorgaanbieders verder worden uitgewerkt. De verbetering van de buitenruimte, meer water, beter groen, zichtbaarder singels, zullen worden uitgewerkt in het Groenstructuurplan. Door het groene karakter van de wijk te versterken en een deel van de goedkope woningbouw te vervangen door middeldure grondgebonden woningen en woningen geschikt voor ouderen, kan Schiebroek als ontspannen, groene, zorgvriendelijke woonwijk een goed alternatief vormen voor de woonmilieus in bijvoorbeeld Lansingerland (Berkel, Bergschenhoek, Bleiswijk). Overig deelgemeentelijk beleid Strategische Investeringsvisie Schiebroek (1999); Convenant Strategische Investeringsvisie Schiebroek (2002); Herijkt convenant Wijkaanpak 2005-2010 (juli 2005); Beleidskader Verkeer en vervoer deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek (2004); Parkeren in Tuinstad Schiebroek (2003); Stedenbouwkundige visie Moltzerhof, Teldersweg, Donkersingel (2004); Nota Horecabeleid Deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek (2009); Economische visie Deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek (2007); Beleidskader zorgvriendelijke wijken - Pilot Schiebroek (januari 2006); IHP Onderwijs 2006-2010; Mastervisie Melanchtonweg (november 2005); Visie Groen (december 2007).
14
Schiebroek-zuid geprojecteerd op de oudste topografische kaart (circa 1850)
Indeling archeologisch waardevolle gebieden: 1) gebied met geulafzettingen in de ondergrond 2) gebied waar veen nog gedeeltelijk aanwezig is 3) gebied waar veen nog geheel aanwezig is
15
3.
Gebiedstypering
3.1.
Archeologie
Beleid Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het Rijk verleende opgravingbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem, te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is en te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. Naar aanleiding van het Verdrag van Malta heeft de gemeente Rotterdam een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP’s) om een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen te waarborgen. Bewoningsgeschiedenis Het plangebied Schiebroek-zuid maakte oorspronkelijk deel uit van een veengebied dat in de 11e/ 12e eeuw is ontgonnen. In een deel van het plangebied Schiebroek-zuid is het veen in subrecente tijden afgegraven om als brandstof te worden benut. In 1772 is het veenwinningsgebied drooggemaakt. Ten gevolge van de veenwinning in een deel van het plangebied Schiebroek-zuid en de daaropvolgende droogmaking liggen oude (prehistorische) landschappen nu dichter aan het oppervlak. Het gaat om geulafzettingen van Calais/Gorcum ouderdom. De oeverzones van geulen werden in de prehistorie als woonplaats benut, zoals onder meer blijkt uit onderzochte bewoningssporen in de Calais-gebieden Bergschenhoek en Berkel en Rodenrijs. Archeologische potentie Vanwege de aanwezigheid van geulafzettingen van Gorcum-ouderdom in de ondergrond van het noordelijk deel van het plangebied Schiebroek-zuid wordt het op de IKAW gekarakteriseerd als een gebied met een hoge archeologische verwachting. Bij een uitgevoerde archeologische kartering van de ten noorden van het plangebied gelegen bouwlocatie Lage Limiet zijn echter geen archeologische indicatoren voor deze diepliggende afzettingen aangetoond (M.C. van Trierum, Verslag van een verkennend booronderzoek op de bouwlocatie Lage Limiet te Rotterdam, BOOR-rapporten 70, 2001). Boven de diepgelegen geulafzettingen bevinden zich Calais-afzettingen. Uit het genoemde booronderzoek blijkt dat de top van deze Afzettingen van Calais is aangetast. Bewoningssporen uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd (en mogelijk ook nog uit de Romeinse tijd) zijn te verwachten in het zuidelijk deel van het plangebied Schiebroek-zuid, waar het veen niet of gedeeltelijk is afgegraven. Aanbevelingen In het gedeelte van het plangebied Schiebroek-zuid waar het veen nog aanwezig is, dient voorafgaande aan grootschalige grondwerkzaamheden (rioleringswerkzaamheden, bodemsanering, nieuwbouw, de aanleg van waterwerken en dergelijke) een AAI (Archeologische Inventarisatie) te worden uitgevoerd. Dit laatste geldt ook voor het deelgebied met de geulafzettingen, indien hier graafwerkzaamheden worden verricht die dieper reiken dan 9 meter beneden NAP. Aanlegvergunning Archeologische bewoningssporen kunnen aanwezig zijn op verschillende dieptes in het gebied. Voor het hele plangebied geldt daarom een aanlegvergunning voor graafwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 200 vierkante meter en dieper dan 0,5 meter beneden maaiveld.
16
Schiebroekse polder (ca. 1920)
Herzien ontwikkelingsplan (Gorter, 1956)
Bouwstromen tuinstad Schiebroek
Verdichtingslocaties jaren ‘80
Tekeningen: dS+V / Bureau Monumenten, Jeroen Ruitenbeek
17
3.2.
Historische ontwikkeling
Beleid De centrale doelstelling van het cultuurhistorisch beleid zoals verwoord in de Nota Belvedere (1999) luidt dat de cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend wordt voor de inrichting van de ruimte, en het rijksbeleid zal daarvoor goede voorwaarden scheppen. Dit wordt onder andere bereikt door het erkennen en herkenbaar houden van cultuurhistorische identiteit in zowel het stedelijk als het landelijk gebied, als kwaliteit en uitgangspunt voor verdere ontwikkelingen. De kansen van cultuurhistorie als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting en het ontwerp worden gestimuleerd. In de Nota zijn zogeheten Belvederegebieden aangewezen: de in cultuurhistorisch opzicht meest waardevolle gebieden van Nederland. Schiebroek maakt geen deel uit van een Belvederegebied. De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) (provincie Zuid Holland, 2002) biedt een overzicht in hoofdlijnen van het cultureel erfgoed van de provincie. Daartoe zijn de belangrijkste archeologische, historisch-landschappelijke en historisch-stedenbouwkundige structuren, patronen en terreinen op kaart gezet en gewaardeerd. De relatie van de stedenbouwkundige opzet van Schiebroek met de landschappelijke ondergrond wordt op de kaart ‘nederzettingen waarden’ van de CHS aangemerkt als ‘redelijk waardevol’. Ontwikkeling Het gebied rond Schiebroek heeft verschillende stadia doorlopen: in feite was het een veenmoeras, dat werd ontgonnen en drooggelegd. Nadat de bodem was uitgeveend, tussen 1700 en 1850, ontstond een plassengebied, dat vervolgens wederom werd ingepolderd en drooggemaakt. Daarbij ontstond een groot aantal aparte polders, waaronder de Schiebroekse Polder. Schiebroek is hoofdzakelijk gebouwd tussen 1920 en 1960. Van voor 1930 staat langs de Ringdijk en de Hoge Limiet wat oude lintbebouwing. De bouw van Schiebroek is gestart met een tuinstad rond de Adrianalaan en tuinstad Molenvliet rond de huidige Molenvijver. Schiebroek-noord, ten noorden van de Wilgenlei, is grotendeels gebouwd volgens het Uitbreidingsplan van de gemeente Schiebroek (1933). Voor het gebied van Schiebroek-zuid, ten zuiden van de Wilgenlei zijn verschillende stedenbouwkundige ontwerpen gemaakt. Het Herzien Ontwikkelingsplan van Gorter (1956) en het Uitbreidingsplan in hoofdzaak Schiebroek omgeving Wilgenplaslaan (1957) waren uiteindelijk de basis voor de ontwikkeling van Schiebroek-zuid. De opzet van Schiebroek-zuid is gebaseerd op de polderverkaveling. De noodzakelijke afwatering maakte het onmogelijk om de poldersloten en -tochten geheel te dempen. Dit betekende in de praktijk dat de afwateringtochten in de stedenbouwkundige structuur werden omgewerkt tot brede vijverpartijen en singels. Zo is de eerste tocht omgevormd tot de vijverpartij in de meest zuidelijke buurttuin en de tweede tocht tot een statige buurtscheidende singel. Structuur Schiebroek heeft een heldere hoofdstructuur van lanen en singels. De Meidoornsingel, die haaks staat op de Peppelweg, scheidt twee woonbuurten. Dwars op de Meidoornsingel ligt de Wilgenplaslaan, de hoofdontsluiting van Schiebroek. De woonbuurten zijn opgebouwd uit zogenaamde stempels, ruimtelijke eenheden met een aantal woningtypes, gecombineerd rond een collectief groen binnenterrein. Voorzieningen liggen in het groen, centraal in of aan de rand van Schiebroek-zuid, en hebben een autonome verschijningsvorm. Sinds 1960 is de structuur van Schiebroek en de bebouwing niet wezenlijk veranderd. Tussen 1985 en 1996 is een aantal woningbouwplannen gerealiseerd op de groene locaties in Schiebroek-zuid, namelijk langs de Donkersingel, de Ringdijk en aan het Meijersplein. Daarnaast is in het noordoostelijk deel van Schiebroek-zuid op forse schaal groot onderhoud uitgevoerd (renovatie, samenvoeging, liftbijplaatsing et cetera). Op korte termijn zal op verschillende locaties in Schiebroek-zuid herstructurering plaatsvinden in het kader van de Overige Wijkaanpak Schiebroek. Het gaat hier vooral om projectmatige sloop/ nieuwbouwplannen. De hoofdstructuur van singels en lanen in Schiebroek zal niet wijzigen. Wel zijn er plannen van Vestia voor het doortrekken van de Asserweg (richting Melanchtonweg) en het aldaar aanbrengen van extra water en heeft de deelgemeente als ambitie de singels een hogere kwaliteit te geven.
18
19
3.3.
Stadsgezichten en monumenten
Algemeen De gemeente Rotterdam kent een groot aantal panden en gebieden die vanwege cultuurhistorische waarden worden beschermd. Voor de bescherming wordt gebruik gemaakt van bestaand instrumentarium. In het bestemmingsplan zijn geen nadere planologische regelingen opgenomen – behoudens (indien aan de orde) de planologische bescherming die overeenkomstig de Monumentenwet (1988) dient te rusten op een beschermd dorps- of stadsgezicht. De gemeente Rotterdam maakt onderscheid tussen de volgende gebieden en gebouwen: Beschermde stadsgezichten (BS) Rotterdam kent door haar stedelijke omgeving alleen beschermde stadsgezichten. Een beschermd stadsgezicht is een groep van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens schoonheid, onderlinge ruimtelijke structurele samenhang of wetenschappelijke waarde. De bescherming richt zich op de stedenbouwkundige karakteristiek en op een samenhangend geheel van straten en bebouwing. Het gaat om gebieden die ouder zijn dan vijftig jaar (Monumentenwet). Na aanwijzing van een beschermd stadsgezicht dient er een bestemmingsplan vastgesteld te worden ter bescherming van het beschermd stadsgezicht. Wederopbouwaandachtsgebieden Naast de van rijkswege beschermde stadsgezichten kent Rotterdam in de binnenstad een aantal wederopbouwaandachtsgebieden met een waardevolle samenhang tussen het stratenplan, de invulling van de bouwblokken en de architectuur. Bij nieuwe ontwikkelingen dient bekeken te worden hoe deze historische kwaliteiten kunnen worden behouden. Betreffende gebieden hebben geen juridische status. Wel heeft BenW in 1998 vastgesteld dat de historische kwaliteiten van deze waardevolle ensembles onderdeel uitmaken van het stedenbouwkundig plan en het bestemmingsplan. Rijksmonumenten (RM) en Gemeentelijke monumenten (GM) Een rijks- of gemeentelijk monument kan zijn een gebouw, water, terrein of een ander object dat van nationaal belang is, of van algemeen belang voor Rotterdam is (gemeentelijk monument), vanwege de schoonheid, betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde. Dit is vastgelegd in respectievelijk de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening Rotterdam 2003. Bij een monument gaat het om één gebouw of complex, zowel buiten als van binnen. Voor een Rijksmonument geldt dat het object tenminste vijftig jaar oud moet zijn. Als vanzelfsprekend is het verboden om wijzigingen aan te brengen aan een beschermd monument zonder vergunning. Beeldbepalende objecten (BO) en Beeldbepalende gevelwanden (BG) In Rotterdam is een groot aantal objecten te vinden die geen status hebben als gemeentelijk monument, maar wel van monumentale waarde zijn, zogenaamde Beeldbepalende objecten. Ook kent Rotterdam monumentale gevelwanden. Deze komen zelden in aanmerking voor een monumentstatus, maar zij bepalen voor een belangrijk deel wel het karakter van de stad. Ten aanzien van beeldbepalende objecten en beeldbepalende gevelwanden zijn geen juridische consequenties verbonden in de voorschriften. Plangebied Binnen het bestemmingsplangebied is geen beschermd stadsgezicht gelegen. Hieronder zijn, op basis van gegevens van het gemeentelijke Bureau Monumenten, de gebouwen en gebieden genoemd die van cultuurhistorische waarde zijn binnen het plangebied. Stedenbouwkundig concept Schiebroek-zuid is één van de tuinsteden die gebouwd zijn in Rotterdam tijdens de wederopbouwperiode. Op basis van een visie op de samenleving die in de jaren ‘60 algemeen gedragen werd, werd een coherent en integraal stedenbouwkundig concept ontwikkeld; de zogenaamde stempel. In Schiebroek-zuid bestaat een stempel uit 1 portieketageflat, 1 galerijflat en 4 blokjes eengezinswoningen met privétuinen rondom een gemeenschappelijke tuin. Kenmerkend voor de stempel in Schiebroek-zuid is dat er relatief weinig verharding is en dat sprake is van lange zichtassen. Tegenwoordig, vijftig jaar later, staat de tuinstad aan de vooravond van een grote herstructureringsoperatie. De maatschappijvisie sluit niet meer aan bij de hedendaagse stedelijke samenleving.
20
Uit onderzoek van de dS+V/Bureau Monumenten (2004), op basis van de diverse stedenbouwkundige plannen voor Schiebroek (tot jaren ‘70/ ‘80), is gebleken dat de cultuurhistorische waarde van de stempels en de blokken in Schiebroek-zuid minimaal is. De kwaliteiten van Schiebroek-zuid anno 2004 zijn de minimale verharding en het maximale doorzicht. Monumenten en panden Binnen het bestemmingsplangebied zijn de volgende Beeldbepalende objecten gelegen: Adres Kastanjeplein 10 Asserweg 360
3.4.
Naam/functie kerk en school onderwijsgebouw
Type BO BO
Bouwjaar 1957 1960
Bouwstijl n.t.b. n.t.b.
Wonen
Beleid Wonen in Rotterdam (2003), de woonvisie van de Gemeente Rotterdam, beschrijft de aanpak van de huisvesting tot 2006 en de koers naar 2017 om van Rotterdam een aantrekkelijke woonstad te maken voor iedereen. In geheel Rotterdam moet gestreefd worden naar woningdifferentiatie, zowel qua prijsklasse (van bereikbaar tot duur), als qua financieringscategorie (huur en koop) en qua type (grondgebonden tot gestapeld). De nadruk ligt op een inhaalslag in kwantiteit (3000 woningen per jaar) én kwaliteit van het woonaanbod (prijsklassen middelduur en duur; Rotterdamse Woningkwaliteit). Schiebroek behoort in Wonen in Rotterdam tot de tuinsteden. Omdat in deze wijken sprake is van een hoge mobiliteit, zullen de oude woningtypen plaats moeten maken voor gewenste woningtypen, namelijk ‘grote’ eengezinswoningen of gestapelde woningen met een lift. Door een gevarieerd aanbod krijgen de tuinsteden in de toekomst nieuwe bewoners. De voortgangsrapportage ‘Monitoren én sturen’ betreft het nieuwbouwprogramma 2002-2007(2003) en de verstedelijkingsafpraken 2000-2010. Per deelgemeente zijn locaties opgenomen. In Schiebroek-zuid worden de mogelijkheden van per saldo verdichting benut. In de Productieovereenkomsten Woningbouw 2000-2010 (2003) tussen gemeente en deelgemeenten zijn per locatie richtinggevende afspraken voor het woningbouwprogramma opgenomen. Voor de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek betreft de minimum taakstelling voor de periode 2000-2010 de nieuwbouw van minimaal 2.150 woningen en het onttrekken van maximaal 1281 woningen, resulterend in een netto toevoeging van 869 woningen. De afspraken in Schiebroek-zuid betreffen de locaties (“zeker” planaanbod) Asserweg 1, Blecourtstraat, Adriaan Kluitstraat, Donkersingel en (onzekere plannen) Moltzerhof en Asserweg 2. Woningtype Per 1 januari 2003 woonden de 7.080 inwoners van Schiebroek-zuid in 3.423 woningen. Dat is een gemiddelde woningbezetting van 2,06 (ter vergelijking: Rotterdam 2,09). Van de 3.423 woningen · is 8% een koopwoning (Schiebroek: 28%; Rotterdam: 21.8%) en · is 82% een sociale huurwoning (Schiebroek: 61%; Rotterdam: 58%); · heeft 22% heeft één of twee kamers en · heeft 13% vijf of meer kamers (Schiebroek: 19% van de woningen heeft vijf of meer kamers); · is 18.4% geschikt voor senioren en minder validen (Schiebroek: 9.9%; Rotterdam: 4.5%). Verdeling naar woningtype: · 15 % eengezinswoning (Schiebroek: 30%) · 2 % benedenwoning (Schiebroek: 3%) · 39% meergezinswoning met lift (Schiebroek: 11%) · 44% meergezinswoning zonder lift (Schiebroek: 45%) Woningoppervlakte 2 Van de woningen heeft 62,5 % een oppervlakte tot 75m . In Schiebroek-zuid staan nog geen 100 kleine eengezinswoningen met een oppervlakte tussen de 75m2 en 90m2. Het overige deel van de woningvoorraad (een derde) heeft een oppervlakte van 90m2 en meer.
21
Bouwperiode Van de voorraad in Schiebroek-zuid is 78 procent gebouwd in de periode 1946 t/m 1968. Nog eens 20 procent dateert uit 1968 t/m 1995. Dit is samen bijna 100 procent. Ter vergelijking: in Hillegersberg-Schiebroek als geheel is nog niet de helft van de voorraad (47%) uit de periode van na 1945; in geheel Rotterdam ruim een kwart. Financieringscategorie Van de huurwoningen in Schiebroek-zuid heeft 94 procent een huurprijs onder de zogenaamde bereikbaarheidsgrens, de huurprijsgrens waar beneden huurders recht hebben op huursubsidie.
3.5.
Verkeer
Beleid Het Regionaal Verkeers- en VervoersPlan Rotterdam 2003-2020, het RVVP uit 2003 is een uitwerking van het Nationale Verkeers- en Vervoersplan (NVVP) voor de stadsregio Rotterdam tot 2020. Ook het Srartprogramma Duurzaam Veilig Verkeer (1997), het voorkomen van verkeersonveiligheid, is in het RVVP meegenomen. Het RVVP stelt de bereikbaarheid van de stad en haven en de leefbaarheid in de wijken centraal om de concurrentiepositie van de Rotterdamse haven en de stedelijke economie versterken en het woon- en leefklimaat in de stad verbeteren. Het uitgangspunt is dat mobiliteit mag en dat burgers moeten kunnen kiezen hoe ze zich willen verplaatsen, binnen de grenzen die milieu, ruimte en financiële mogelijkheden stellen. Het RVVP is uitgewerkt in een Verkeers- en VervoersPlan Rotterdam 2002-2020 (VVPR). In het VVPR is een binnenstedelijk hoofdwegennet (50 km/uur) bepaald, dat zich kenmerkt door grotere mazen (stadsleefgebieden) in vergelijking met het netwerk van Duurzaam Veilig. De deelgemeentelijke Beleidskader Verkeer en Vervoer deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek (2003) geeft het kader aan voor het oplossen van verkeersknelpunten en geeft sturing aan de participatie in stedelijke, dan wel stadsregionale verkeersprojecten. Daarnaast biedt het de mogelijkheid eigen verkeerscirculatieplannen op te stellen. Het beleidskader bevat algemene principes en beleidslijnen, die de aspecten bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid betreffen. Openbaar vervoer Schiebroek ligt binnen de invloedssfeer van twee RandstadRail-haltes, namelijk Station Wilgenplas, in het meest noordelijke puntje van het plangebied Schiebroek-zuid, en Station Melanchtonweg, ten zuiden van het plangebied. RandstadRail verbindt Schiebroek en het Kleiwegkwartier met de binnensteden van Den Haag en Rotterdam. Ten westen van Schiebroek-zuid vormt RandstadRailhalte Melanchthonweg de vervanging van Station Kleiweg. Halte Melanchthonweg heeft een overstap op tram (toekomst: TramPlus) en bus en een P+R van circa 75 plaatsen aan de zuidzijde. Station Wilgenplas wordt vervangen door station Meijersplein. Deze halte heeft aan de zijde van Polder Zestienhoven een overstap met de bus (lokaal en regionaal) en een transferium voor 3000 auto’s. Aan de zijde van Schiebroek is alleen een fietsenstalling voorzien en eventueel een voorrijplek voor de auto. Daarnaast wordt Schiebroek-zuid op de Melanchtonweg, de Wilgenplaslaan en het Kastanjeplein ontsloten door de tramlijn 25, buslijn 35 (NS-station Noord - Capelle a/d IJssel), buslijn 41 (NS-Station Noord – Station Schiedam Centrum). Ten aanzien van busvervoer is het de bedoeling de oost-west verbinding in de deelgemeente te optimaliseren door buslijn 35 te verbeteren, lijn 41 nieuw leven in te blazen en deze samen te voegen. Daarnaast is het plan om op (zeer) lange termijn het Rotterdamse OV-railnet uit te breiden met twee tangenten, de Oosttangent en de Noordtangent. De Noordtangent (bus-/tramlijn) verbindt NS-station Schiedam via Overschie en Polder Zestienhoven met RandstadRail en via Schiebroek en Hillegersberg met Prins Alexander. Voor Schiebroek zijn nog diverse tracévarianten in studie. Auto Schiebroek-zuid wordt doorsneden en begrensd door een aantal wegen met een ontsluitende of een verbindende functie voor autoverkeer (G.K. van Hogendorpweg, Melanchtonweg, Ringdijk, Wilgenplaslaan). De G.K. van Hogendorpweg zal een natuurlijke groei doormaken tot stadsas uitgaande van de aanleg van een rijksweg A13/16 en de aanleg van Polder Zestienhoven. (dS+V, Bundelen en Ordenen).
22
De deelgemeente heeft in het kader van de beleidslijn wegcategorisering (Ontwerp Beleidskader Verkeer en Vervoer 2003) onder meer de Rozenlaan/ Uitweg/ Ringdijk/ Jasonweg/ Wilgenplaslaan/ Kastanjesingel/ Abeelweg/ Melanchtonweg en de G.K. van Hogendorpweg tot verkeersaders benoemd. Achterliggend doel is het creëren van een groter aaneengesloten 30km-zone in het kader van Duurzaam Veilig. Het noordelijk deel van de Wilgenplaslaan is samen met de Kastanjesingel en Abeelweg benoemd tot voorlopige verkeersader, deze worden in de toekomst heringericht als 30km-gebied, maar zullen voorlopig als 50kmweg blijven. Parkeren De Strategienota Stedelijk Parkeerbeleid (1998) is de basis voor het Rotterdamse parkeerbeleid. Het parkeerbeleid maakt onderscheid tussen stallen (lang) en parkeren (kort) en brengt een ordening aan in de verdeling van taken en verantwoordelijkheden. Als het gaat om stallen van eigen auto’s, dan dienen de lasten gedragen te worden door particulieren (bedrijven, instellingen, bewoners). De overheid regelt én exploiteert, al dan niet zelf, het bezoekersparkeren. Daarnaast gelden uitgangspunten die voorgesteld worden in het kader van de herijking van het parkeerbeleid in Blik van Straat, waarin parkeren zowel wordt bezien in termen van (kwaliteit van) buitenruimte als vanuit mobiliteit. De minimum parkeernormen voor nieuwbouw in Rotterdam zijn vastgelegd in de Bouwverordening. In de Bouwverordening wordt onderscheid gemaakt naar functies. Schiebroek behoort tot Overige gebieden en zone C. Ten behoeve van een verbetering van de beleving en het gebruik van de openbare ruimte mogen parkeeroplossingen worden gebouwd in (ondergronds) gebouwde voorzieningen. In de notitie Parkeren in Tuinstad Schiebroek (2003) heeft de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek aangegeven per Wijkaanpak-locatie zogenaamde parkeereisovereenkomsten (maatwerk) op te stellen. Daarnaast is de zogenaamde schillensystematiek van toepassing, welke als uitgangspunt heeft dat in herstructureringsgebieden als Schiebroek (Schil 1) per woning 1 parkeerplaats op eigen terrein dient te worden gerealiseerd. De gemeente Rotterdam realiseert (als de gemeente de grondexploitatie voert) de rest van de parkeernorm in het openbaar gebied. Dit principe geldt voor nieuwbouwprojecten in de periode tot en met 2006. (Nota Parkeren in relatie tot het tempo van de woningbouw 2003) In Schiebroek vindt het parkeren en stallen op dit moment bijna overal plaats in het openbaar gebied, op straat, meestal aan beide kanten. Slechts een klein deel van het stallen vindt plaats in garageboxen. Algemeen kan gezegd worden dat het met de parkeerdruk in Schiebroek meevalt. Overdag is nergens sprake van een hoge parkeerdruk. ’s Avonds ontstaat enigszins een hoge parkeerdruk, vooral in het centrale gebied van Schiebroek. (Parkeertellingen oktober 2002) Bij het NSstation aan de Wilgenplas ligt een P+R-terrein met een capaciteit van 83 parkeerplaatsen en een gemiddelde bezettingsgraad boven de 90%. Opgemerkt moet worden dat deze voorziening binnen 5 jaar zal verdwijnen. De gebieden rond de RandstadRailhaltes zijn potentiële knooppunten van infrastructuur. Deze haltes hebben een transferiumfunctie. Automobilisten kunnen nabij deze haltes hun auto stallen en overstappen op het openbaar vervoer. Deze transferiumfunctie van RandstadRail zal niet leiden tot een toename van het aantal autoverkeersbewegingen in Schiebroek. De haltes zijn voor automobilisten direct via de hoofdwegen te bereiken. Slechts een zeer gering percentage van de bewoners uit Schiebroek zal de auto waarschijnlijk gebruiken als voortransportmiddel. Fiets In Schiebroek is slechts één fietsroute van regionaal belang aanwezig, namelijk het fietspad op de Ringdijk. Deze route verbindt Schiebroek met het centrum van Rotterdam. Dit fietspad is, net als bij de Melanchtonweg en de Wilgenplaslaan, (deels) vrijliggend. Aan de noordzijde van Wilgenlei/ Kastanjeplein/ Wilgensingel wordt een vrijliggend fietspad gerealiseerd. Daarnaast wordt in het kader van de bereikbaarheid van de RandstadRailhaltes gedacht aan een fietsroute langs de spoorlijn of op het bestaande viaduct van de Hofpleinlijn. De aanleg van fietsparkeervoorzieningen wordt gestimuleerd met subsidiemaatregelen uit het Actieplan Fietsparkeren (1998) met het doel het gebruik van fiets en openbaar vervoer aan te moedigen, het ongeordend stallen van fietsen tegen te gaan en het stelen van fietsen zo veel mogelijk te voorkomen. Bewoners en bedrijven die geen ruimte hebben voor een eigen fietsenstalling, kunnen een abonnement aanvragen voor een fietstrommel. Deze voorzieningen wordt over het algemeen geplaatst in de openbare ruimte, waarbij plaatsing op bestaande parkeerplaatsen de voorkeur heeft.
23
3.6.
Voorzieningen
Detailhandel In opdracht van het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam en de deelgemeente heeft adviesbureau Kolpron in 2007 een Distributie Planologisch Onderzoek geleverd. In het onderzoek is het winkelbestand van de deelgemeente onderzocht en worden aanbevelingen gedaan voor de toekomst. Het belangrijkste winkelgebied ten aanzien van het niet-dagelijkse aanbod voor de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek is Hillegersberg-centrum. De Peppelweg, een winkelstraat in Schiebroek-noord met een compleet dagelijks aanbod, heeft een verzorgingsfunctie voor Schiebroek. De Kleiweg is een volwaardig buurt-/ wijkwinkelcentrum met een verzorgingsfunctie voor het Kleiwegkwartier. In Schiebroek-zuid is een winkelstrip gesitueerd aan de Teldersweg. Bij de winkelstrips Meijersplein Noord en Asserweg heeft detailhandel inmiddels plaatsgemaakt voor zakelijke dienstverlening. Opgemerkt moet worden dat ook de winkelstrip aan de Teldersweg onvoldoende draagvlak heeft. Deze winkelstrip met onder meer een supermarkt is aangemerkt als stagnatiegebied. voor een compleet aanbod op buurt/wijkwinkelcentrum. De vrijkomende ruimte wordt ook hier steeds meer opgevuld met veelal niet commerciële voorzieningen (kantoren, dienstverlenende bedrijven en maatschappelijke voorzieningen). Op lange termijn is geen winkelfunctie meer voorzien aan de Teldersweg vanwege de toenemende concurrentie met de Peppelweg en het Kleiwegkwartier. Horeca Rotterdamse Horecanota 2007 - 2011 Centraal in het horecabeleid voor 2007 - 2011 staan minder regels van de gemeente en een grotere eigen verantwoordelijkheid voor de horeca-exploitant. De gemeente gaat haar inspanningen op het gebied van toezicht en handhaving versterken. Dat betekent dat tegen horeca-inrichtingen die overlast veroorzaken streng wordt opgetreden. Met de invoering van de nota zijn de regels voor openingstijden aangepast. Met de horecanota 2007 - 2011 is een nieuwe categorie horecazaken ingesteld: vergunningvrije inrichtingen. In Rotterdam zijn steeds meer zaken die detailhandel of dienstverlening combineren met horeca, zoals de slager die belegde broodjes verkoopt. Deze zaken hebben vanaf april 2007 onder bepaalde voorwaarden geen exploitatievergunning meer nodig. In de horecanota staat vermeld wat de gewenste ontwikkeling is van de horeca in het centrum en de centraal bestuurde gebieden. Hiermee is de horecanota de toetssteen voor de beoordeling van aanvragen voor horecagerelateerde vergunningen. Is er voor een gebied eenmaal beleid bepaald, dan liggen de mogelijkheden voor dat gebied in beginsel vast. Slechts in bijzondere gevallen kan daarvan worden afgeweken. De Nota Horecabeleid Deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek (2004) dient als kader voor deelgemeentelijke advisering ten aanzien van verlening van exploitatievergunningen voor de periode 2004-2007. De nota is een bijstelling van de horecanota uit 1996, waarin de nadruk lag op consolidatie van de bestaande horecafaciliteiten. Aanleiding voor de bijstelling was de stedelijke Horecanota (2002), waarin beleid en regelgeving verruimd zijn om maximale ruimte te geven voor de ontwikkeling van horeca. Doelstelling van de nota is een verruiming van de mogelijkheden voor horeca-inrichtingen in de hoofdwinkelgebieden. Naast het inzicht bieden in het deelgemeentelijk horecabeleid en het bieden van een toetsingskader geldt eveneens als doelstelling het creëren van een dynamisch, doch stabiel evenwicht tussen bescherming van het woon- en leefklimaat en de waarde van horeca in de deelgemeente. De nota bevestigt dat horeca een belangrijke winkelondersteunende functie in de deelgemeente vervult. De nota biedt meer mogelijkheden voor groei en kwalitatieve versterking van het horeca-aanbod ter ondersteuning van recreatief winkelen in de hoofdwinkelgebieden Hillegersberg Centrum, de Peppelweg en het Kleiwegkwartier. Binnen de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek zijn horecagelegenheden vooral geconcentreerd in het Kleiwegkwartier en Hillegersberg-centrum. Het betreft horecavoorzieningen die geen onderdeel zijn van een andere (hoofd)activiteit, bijvoorbeeld (sport)verenigingen. De horecavoorzieningen die wel onderdeel zijn van een andere (hoofd)activiteit bevinden zicht vooral langs de Rotte en op sportterreinen. De overige horeca, die zich in het bijzonder richt op het verstrekken van spijzen en dranken, is gevestigd in de buurt van detailhandel en andere voorzieningen. Schiebroek-noord heeft een beperkt aantal horecavoorzieningen, geconcentreerd aan de Peppelweg.
24
Ook is een horecavoorzining aan de Ringdijk, op de hoek met de Adrianalaan, gelegen. In Schiebroekzuid liggen drie horecavoorzieningen bij de Teldersweg, een bij Meijersplein Noord en een bij de Meidoornhoek. Daarnaast hebben ook veel zorginstellingen zoals Borchsate en de Schiebroekse Parkflat een eigen horecavoorziening.
25
Voor Schiebroek-zuid geldt dat horeca gekoppeld dient te worden aan de bestaande voorzieningenconcentraties rondom de Teldersweg en Meijersplein Noord. Rondom de Teldersweg is alleen horeca toegestaan die het woonklimaat veraangenaamt of de winkelfunctie ondersteunt zoals een buurtcafé, een snackbar of een buurtrestaurant (met openingstijd tot uiterlijk 23.00 uur). Aan Meijersplein Noord is de winkelfunctie zo goed als verdwenen. Hier is alleen horeca toegestaan die het woonklimaat veraangenaamt, zoals een buurtcafé, een snackbar of een buurtrestaurant. Nachtzaken en ochtendontheffingen zijn ongewenst. Met terrassen zal de nodige terughoudendheid worden betracht. Overlastbeperkende voorwaarden dienen te worden gesteld. Belhuizen De aanwezigheid van belhuizen wordt in Rotterdam in menig deelgemeente in toenemende mate als problematisch ervaren. Weliswaar moeten belhuizen die tevens goederen te koop aanbieden zich net als winkels houden aan de Winkeltijdenwet, maar voor sec het bieden van de mogelijkheid om goedkoop te telefoneren geldt de Winkeltijdenwet niet en dat betekent dat die dienst 24 uur per dag, 7 dagen in de week mag worden aangeboden. Dit kan leiden tot overlast door het komen en gaan van klanten op late uren in straten waar wonen en detailhandel van oudsher worden gecombineerd. Het voorkomen van overlast in verband met de bescherming van de leefbaarheid van een gebied, wordt in dit bestemmingsplan vertaald in direct werkende beperkende gebruiksregels. Overeenkomstig Rotterdams beleid in de 'leefmilieuverordening belhuizen' (van kracht geworden op 8 februari 2006) legt dit bestemmingsplan de realisatie van belhuizen aan banden. Het beleid is gericht op het beperken van het aantal belhuizen in Rotterdam tot het aantal dat aanwezig was ten tijde van het van kracht worden van de genoemde leefmilieuverordening. In het plangebied van dit bestemmingsplan komt één belhuis voor welke opgenomen is in de bijlage bij de leefmilieuverordening. Het betreft Belhuis en Internetcafé Gul aan de Teldersweg 207. Dit belhuis mag na beindiging niet terugkeren. Omdat belhuizen doorgaans toelaatbaar zijn in bestemmingen die een winkel mogelijk maken, bepalen de planvoorschriften expliciet dat een belhuis niet onder een winkelfunctie valt. Met dit plan worden hierdoor geen nieuwe belhuizen mogelijk gemaakt. Het opnemen van regeling in de 'leefmilieuverordening belhuizen' in dit bestemmingsplan is overigens ook noodzakelijk omdat een leefmilieuverordening slechts voorrang heeft op een bestemmingsplan dat in werking is getreden voorafgaand aan de inwerkingtreding van een leefmilieuverordening. Kantoren en bedrijven Relatief grootschalige bedrijvigheid in de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek is geconcentreerd op het bedrijventerrein Schiebroek ten noorden van Schiebroek-noord, op het bedrijventerrein aan de Fröbenstraat ten zuidwesten van het plangebied Schiebroek-zuid en op de Ceintuurbaan ten zuiden van het Kleiwegkwartier. In Schiebroek-zuid liggen twee bedrijvenhoven, namelijk Voetiushof en Moltzerhof. Deze hoven waren oorspronkelijk bedoeld voor kleine, ambachtelijke en aan de wijk gebonden bedrijvigheid. Inmiddels is er een schaalvergroting opgetreden. De bedrijvenhoven kampen met leegstand, omdat deze slecht bereikbaar zijn, weinig uitbreidingsmogelijkheden hebben en uit het zicht liggen. De zittende bedrijven zijn van uiteenlopende aard en niet-wijkgebonden. Sommige bedrijvigheid (garagewerkplaats) geeft overlast in de woonbuurt. Daarnaast zijn nog een drietal kleinschalige bedrijven en winkelstrips in het plangebied aanwezig. Deze zijn gelegen aan de Asserweg, Teldersweg en het Meijersplein-Noord. Onderwijs In de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek zijn (nagenoeg) voldoende basisscholen aanwezig. In Schiebroek-noord liggen in totaal vier basisscholen. In Schiebroek-zuid liggen twee basisscholen, namelijk nabij het Kastanjeplein (protestant christelijk) en bij de Asserweg (katholiek). Voortgezet onderwijs in de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek is hoofdzakelijk gesitueerd in Schiebroek-zuid aan de Wilgenplaslaan (dependance Lodewijk Rogier College), aan de Van Bijnkershoekweg (hoofdvestiging Melanchthoncollege) en aan de Teldersweg (Melanchthoncollege Prinses Irene). Andere dependances van het Melanchthoncollege liggen in Schiebroek-noord en 110Morgen. Net buiten het plangebied Schiebroek-zuid, ten zuiden van de Melanchtonweg, ligt het Hout-& Meubileringcollege. Ook het Noordrandcollege is, buiten het plangebied, aan de Hazelaarweg gesitueerd.
26
Speciaal onderwijs wordt aangeboden buiten het plangebied Schiebroek-zuid: – 1e Rotterdamse Openluchtschool, school voor langdurig zieke kinderen aan de Olijflaan; - Mytylschool, voor (voortgezet) speciaal onderwijs aan lichamelijk gehandicapte kinderen aan de Ringdijk; - St. Mattheusschool, speciaal voortgezet onderwijs aan de Larikslaan; - Schreudercollege, VBO voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen aan de Villeneuvestraat; - Stichting Horizon, een instituut voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen aan de Van Enckevoirtlaan. Kinderdagopvang In de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek zijn veel mogelijkheden voor kinderopvang, variërend van opvang door Stichting Kinderopvang Hillegersberg-Schiebroek tot particuliere kinderdagverblijven en bedrijfskinderopvang. In Schiebroek wordt in totaal op zeven locaties (dag- en naschoolse) kinderopvang aangeboden. In Schiebroek-zuid liggen vier kinderdagverblijven voor hele dagopvang, namelijk aan de Donkersingel, de Hamakerstraat, Meidoornsingel en het Kastanjeplein. Peuterspeelzalen liggen aan het Kastanjeplein en de Asserweg. Sociale voorzieningen Sociale voorzieningen liggen verspreid in de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek. In Schiebroek-zuid gaat het om de volgende voorzieningen: algemeen maatschappelijk werk, ouderenwerk en sociaal raadslieden aan de Wilgenlei, bibliotheek aan het Kastanjeplein, lets-ruilwinkel aan de Asserweg,Werkwinkel en Servicepunt Vrijwilligerswerk aan de Teldersweg en Wijkcentrum Schiebroek aan de Teldersweg (ten behoeve van de Wijkwinkel, een opvoedingsondersteuningspunt, cursusruimten en activiteitenruimten voor jeugd- en jongeren, volwassenen- en migrantenwerk). Gezondheidszorg De deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek heeft naast het Sint Franciscus Gasthuis een volledig aanbod ten aanzien van gezondheidszorg (apotheken, artsen, fysiotherapie, tandzorg, thuiszorg, geestelijke gezondheidszorg et cetera). In Schiebroek-zuid is aan het Kastanjeplein het Medisch Centrum Schiebroek gelegen. Hierin zijn onder andere gevestigd een cluster van huisartsenpraktijk en apotheek (De Wilgen) en een fysiotherapeutische centrum (Actief Fysiotherapie). Aan de Asserweg zijn een verloskundig bureau en een homeopaat gevestigd. Voor geestelijk gehandicapten is er aan de Meidoornsingel een gezinsvervangend tehuis (Huize Giovanni). In de Moltzerhof ligt een tandartspraktijk (behorend bij een tandtechnisch laboratorium). Overige medische wijkvoorzieningen (tandartspraktijk, consultatiebureau en schoolartsen-centrum) zijn gevestigd in Schiebroek-noord. Aan het Kastanjeplein aan de zijde van de Wilgenplaslaan wordt een eerstelijns-gezondheidscentrum geopend. Deze HOED, Huisartsen Onder Een Dak, is opgericht conform de eisen van het vigerend bestemmingsplan Schiebroek-zuid en is operationeel in 2008. In het centrum zullen drie huisartsen, een fysiotherapiepraktijk en een apotheek plaatsnemen. Deze functies zijn nu gevestigd aan Meijersplein-Noord. Ouderenvoorzieningen In de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek zijn relatief veel traditionele (intramurale) verpleeg- en verzorgingshuizen voor ouderen gelegen. De meeste instellingen liggen in Schiebroek-zuid. Het gaat om twee serviceflats aan de Wilgenlei (Borghave en Meyburg), een verzorgingshuis aan de Meidoornsingel (Borgsate), een serviceflat en verzorgingshuis aan de Adriaan Kluitstraat (de Wilgenborgh) en een verpleeg- en verzorgingshuis aan de Hamakerstraat (Schiehoven-Wilgenplas). Aan de Adriaan Kluitstraat en Hamakerstraat bevinden zich ouderenwoningen. Daarnaast liggen er levensloopbestendige woningen in de Schiebroekse Parkflat aan de Berberisweg in Schiebroek-noord (Humanitas) en ligt er een aantal ouderenhuisvesting/-zorginstellingen in 110-Morgen en Hillegersberg. Sport en recreatie Sport- en recreatievoorzieningen met een bovenwijkse functie liggen net buiten het plangebied Schiebroek-zuid. Ten zuiden van de Melanchtonweg liggen een sporthal (Sportcomplex Schiebroek De Wilgenring), een zwembad, een tennispark, voetbalvelden (Sportcomplex Leonidas) en een speeltuinvereniging (Melanchton). Ten noorden van het plangebied Schiebroek-zuid ligt een concentratie van sportvoorzieningen in het Schiebroeksepark. Overige recreatieve voorzieningen liggen aan de Van Enckevoirtlaan (bouwspeelplaats), de Ringdijk (Kinderboerderij de Wilgenhof), de Abeelweg ((school)sportvelden) en de Hazelaarweg (voetbalvelden).
27
Speelvoorzieningen bevinden zich onder andere aan de Van Bijnkershoekweg/ Rutgerstraat, Blecourtstraat/ Krabbestraat, Meijersplein-Noord, Donkersingel/ Van Bijnkershoekweg en de Asserweg/ Donkersingel (Stephanusschool). Er is een nieuw gymnastieklokaal aan de Wilgenplaslaan, het gymnastieklokaal aan de Donkersingel is recent gesloopt en maakt plaats voor woningbouwontwikkeling. Overige voorzieningen In Schiebroek-zuid liggen 3 kerken, namelijk de Goede Herderkerk (N.H.) aan het Kastanjeplein, de Verrijzenis van de Heer Parochie (R.K.) en de Vredevorstkerk (Geref.) aan de Wilgenplaslaan. Aan het Kastanjeplein is een gemeentelijke bibliotheek gevestigd. Daarnaast ligt in Schiebroek-zuid een ‘ruilwinkel’ aan de Asserweg. Net buiten het plangebied Schiebroek-zuid liggen een muziekschool aan de Ringdijk en een rouwcentrum aan de Meidoornsingel. De Vredevorstkerk is laatst verkocht aan de SOR, de Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam en maakt deel uit van de locatie Teldersweg die door de SOR en PWS wordt ontwikkeld. Daarnaast is het wijkgebouw De Castagnet binnen het plangebied gelegen, te weten aan de Kastanjesingel/ Larikslaan.
3.7.
Groen
Singels De hoofdgroenstructuur van Schiebroek bestaat uit singels, die zich kenmerken door strakke lijnen en ruime, met grasbedekte taluds en singelkoppen. De volgroeide bomen langs de singels leveren een belangrijke bijdrage aan het groene beeld van Schiebroek. Van oorsprong hebben de singels een eigen karakter, vooral bepaald door de plaatsing en soortkeuze van de bomen. Het karakter van de singels is echter in de loop van de tijd vervaagd. Lanen Haaks op de singels liggen lanen, namelijk de Wilgenplaslaan, de Wilgenlei/ Wilgensingel en de Hofpleinspoorlijn. De Wilgenplaslaan, centraal gelegen in Schiebroek-zuid, heeft een bijzonder karakter door de hagen langs de vrije trambaan in het midden van de laan. Andere wegen in Schiebroek-zuid met een bijzonder profiel zijn de Melanchtonweg, de Ringdijk, het Asserpad en het Wiardapad. De Melanchtonweg wordt tussen de Hofpleinspoorlijn en de Wilgenplaslaan gekenmerkt door een markante laanbeplanting aan weerszijden. Langs het Asserpad en het Wiardapad in Schiebroek-zuid staan indrukwekkende bomenrijen. De Ringdijk, onderdeel van de oude steilrand (scheiding tussen hoog en laag), heeft een grote structurerende en historisch landschappelijke waarde. Door de hoge ligging met water aan de oostkant en de ruime groene taluds aan de westkant is de Ringdijk zeer herkenbaar. Binnenterreinen In Schiebroek-noord dragen privétuinen bij aan de groene woonomgeving. In Schiebroek-zuid maken gemeenschappelijke groene binnenterreinen tussen de stempelbebouwing kwantitatief een groot deel uit van het groen. De gemeenschappelijke binnenterreinen staan onderling en met de singels in (visuele) verbinding. De binnenterreinen zijn openbaar toegankelijk. Het gebruik van de gemeenschappelijke terreinen is tegenwoordig beperkt en minder intensief dan in het verleden. De toegenomen behoefte aan privé ruimte en wijzigingen in recreatief gedrag hebben de behoefte aan ongedifferentieerde groene ruimte in de woonomgeving verminderd. Tuinen In het noordelijk deel van het plangebied Schiebroek-zuid liggen voor- en achtertuinen bij grondgebonden woningen. De voortuinen behorend bij de woningen aan het Cleveringahof en het Wiardapad, centraal in Schiebroek-zuid, functioneren mede als achtertuinen (met bergingen). Parken In de omgeving van Schiebroek bevindt zich een aantal parken. Ten zuiden van Schiebroek ligt het Melanchtonpark. Dit park is landschappelijk ingericht met een open karakter aan de zijde van de Eramussingel. Vanaf de Melanchtonweg is het Melanchtonpark nu moeilijk toegankelijk door het brede en ondoordringbare profiel van de Melanchtonweg. Tussen het park en de Melanchtonweg liggen bovendien sportvelden en een school die vanaf de parkzijde worden ontsloten.
28
In de Ontwikkelingsvisie Contramal (2003) is voorgesteld om het Melanchtonpark en ontwikkelingen aan de zuidzijde van de Melanchtonweg op te nemen in de Groene Loper, een brede ecologische en recreatieve verbinding die een aantal grote groengebieden in noordelijk Rotterdam verbindt. Bij de inrichting van de Groene Loper zal ook herkenning en beleving van de steilrand worden vergroot. Ten noorden van Schiebroek liggen het Wilgenplaspark en het Schiebroeksepark. Het Wilgenplaspark is een relatief open parkachtige ruimte met waterpartijen waar tevens een tennisveld, een accommodatie voor een handboogschiet- en een hondendressuurvereniging zijn gelegen. Het Schiebroeksepark kenmerkt zich door gestileerde waterpartijen met natuurvriendelijke oevers, open weiden, diverse sportvelden en een volkstuincomplex. Het Schiebroeksepark is vrij gesloten door de dichte beplanting langs de randen van het park. Door natuurlijk beheer wordt toegewerkt naar een andere samenstelling van de beplanting en het bomenbestand, waardoor het aantal soorten vogels sterk is toegenomen. Het park wordt gebruikt als uitlooppark voor de buurt en als speelplek voor scholen.
29
30
Ten oosten van Schiebroek liggen het Berg- en Broekpark, het Plaswijckpark en de Bergse Achterplas. Het Berg- en Broekpark is een veenweidegebied aan de rand van de Achterplas. In het zuiden van het park ligt een kinderboerderij met een educatief centrum. Het Berg- en Broekpark is, naast het Schapeneiland, het enige stukje langs de Bergse Achterplas dat nog zichtbaar is en een relatief natuurlijke inrichting kent. Het park heeft hoge natuurwaarden en kent een extensief gebruik. Aan de noordzijde van het Berg- en Broekpark ligt het Plaswijckpark. Het Plaswijckpark is bereikbaar zowel direct over de Ringdijk alsmede via een loopbrug over de Ringdijk. Het Plaswijckpark is omheind (in verband met betaalde entree), heeft een intensieve inrichting, is gesloten en heeft een vrij stedelijk karakter. Het park heeft attracties als een dierenpark, speeltuinen, rondvaartmogelijkheden en verhuur van roeiboten en waterfietsen. De Bergse Achterplas is een rijk geheel aan eilandjes, landtongen, verspringende oevers en open water. De Bergse Achterplas is ruimtelijk gezien gevarieerd en heeft een besloten karakter ten opzichte van de Bergse Voorplas. Door de versnipperde ruimtes kan de Achterplas nooit in geheel worden overzien. Een groot deel van de oevers is niet voor publiek toegankelijk. De eilandjes zijn voor een groot gedeelte eveneens geprivatiseerd. Daardoor kan de Achterplas slechts op enkele punten vanaf de oevers beleefd worden. Randen Schiebroek-zuid wordt omgeven door groengebieden, waarin grote infrastructurele voorzieningen zijn opgenomen. Langs de Hofpleinspoorlijn aan de westkant van Schiebroek-zuid ligt een groenstrook, die voornamelijk bestaat uit gras, bomen en struikbeplanting op het talud van de Hofpleinspoorlijn. Deze groenstrook fungeert vooral als wandelzone en als buffer ten opzichte van de Hofpleinspoorlijn. De groenstrook komt ten noorden van de wijk uit in het Wilgenplaspark. In samenhang met de aanleg van RandstadRailhaltes en nieuwbouw op ontwikkelingslocatie Asserweg zal de groenstrook langs de Hofpleinspoorlijn op een aantal punten versmald worden.
31
Singel
Laan
Binnenterrein
Rand
Foto’s: dS+V/ Bur eau Monumenten, Jer oen R uitenbeek
32
4.
PLANBESCHRIJVING
4.1.
Omgeving
Voor de omgeving van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek bestaan verschillende plannen die van invloed zijn op de ontwikkeling van Schiebroek-zuid. De bereikbaarheid van Hillegersberg-Schiebroek zal verbeteren en de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek zal een meer centrale ligging in de regio krijgen door wijzigingen in de wegenstructuur en het aanbod van openbaar vervoer. Uitgaande van de aanleg van een rijksweg A13/16 zal de G.K. van Hogendorpweg uitgroeien tot stadsas (dS+V, Bundelen en Ordenen). De aanleg van de HSL-zuid tussen Rotterdam en Amsterdam in 2005, de ontwikkeling van RandstadRail en op (zeer) lange termijn de mogelijke ontwikkeling van de Noordtangent, vormen het startsein voor nieuwe ontwikkelingen. In 2015 zal de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek middenin bebouwd gebied liggen. In de omgeving zullen 10.000 tot 13.000 woningen en veel bedrijfsruimtes en kantoorlocaties worden gerealiseerd door de woningbouwopgave in Berkel en Rodenrijs, de ontwikkeling van Polder Zestienhoven, inclusief de ontwikkeling van de Stedelijke Ontwikkelingszone, de ontwikkeling van Schiezone en Schieveen en ontwikkelingen in Contramal, het gebied dat ligt ingeklemd tussen Schiebroek, het Kleiwegkwartier en Polder Zestienhoven. Ten slotte zal in het westen van Schiebroek-noord herstructurering plaatsvinden in Complex 5 en de Ganzerikbuurt.
33
4.2.
Ontwikkelingslocaties
In het kader van de Overige Wijkaanpak Schiebroek is er sprake van een aantal concrete sloop/ nieuwbouwontwikkelingen in Schiebroek-zuid. Het betreft de locaties Asserweg, Moltzerhof, Teldersweg en Donkersingel. De uitwerkingsregels voor de laatstgenoemde drie locaties zijn gebaseerd op de Stedenbouwkundige visie Moltzerhof, Teldersweg en Donkersingel (dS+V, 2004). Asserweg (1) De locatie Asserweg ligt in het noordwesten van Schiebroek-zuid. Het gebied wordt begrensd door de Asserweg, het talud van de Hofpleinlijn / RandstadRail en Zorgcentrum Schiehoven-Wilgenplas (de Stromen).
34
Op de locatie Asserweg zijn in 2004 twee portieketageflats en zes grondgebonden woningen aanwezig. In totaal gaat het om 86 woningen. Daarnaast bestaat de locatie uit een veld met bomen, de Meidoornsingel, een fietspad en een kinderspeelplaats, die in gebruik is als opslagplaats. Aanleiding De woningen in de portieketageflats hebben een lage woontechnische kwaliteit, die niet voldoet aan de actuele eisen. In het kader van de Overige Wijkaanpak Schiebroek is in een aantal plannen gekozen voor verdunning van het woningaantal. Om bewoners van deze herstructureringsplannen in Schiebroek te herhuisvesten, is bepaald dat het woningaantal op locatie Asserweg niet verdund zou worden. Van verdere verdichtingsplannen op deze locatie is afgezien. Op termijn zal aan de noordzijde van de locatie, ter hoogte van Meijersplein, een nieuwe RandstadRailhalte worden ontwikkeld. Aan deze zijde van de halte zijn slechts haltegerelateerde voorzieningen gepland. Uitgangspunten Programma: - maximaal 50 eengezinswoningen in twee of drie lagen met tuinen, bergingen en achterpaden; - appartementsgebouw, maximaal 7 lagen met maximaal 36 woningen; - parkeerplaatsen in de openbare ruimte binnen het plangebied; - voor het aantal parkeerplaatsen geldt de parkeernorm uit de bouwverordening; - aaneensluitend gebied met openbaar groen tussen de eengezinswoningen en het spoor met bijbehorende paden; - mogelijkheid tot het maken van een fietspad parallel aan het spoor. Verkaveling: - de eengezinswoningen worden zodanig gesitueerd dat zo veel mogelijk woningen met minimaal een geluidsluwe gevel ontstaan. Dat wil zeggen in stroken die een geluidwerende werking hebben tegen het geluid van de G.K. van Hogendorpweg en het spoor; - de rijen woningen worden onderbroken met straten die een verbinding vormen tussen Asserweg en het achterliggende groengebied; - het maximum bebouwingspercentage bedraagt 35%; - in het appartementsgebouw in de nabijheid van het station is maximaal 60 m2 haltegerelateerde detailhandel mogelijk op de begane grond; - het wateroppervlak bedraagt ten minste 2500 m2. Het bouwplan is gedetailleerd opgenomen in dit bestemmingsplan.
illustratie: www.wijkaanpakwinkel-schiebroek.nl
35
Moltzerhof (2) Deze ontwikkeling, welke in het voorontwerp uitgebreid werd besproken, is thans gerealiseerd. De woningen zijn in april 2008 opgeleverd. Teldersweg (3) Locatie Teldersweg ligt aan de Wilgenplaslaan en aan de zuidzijde van de Teldersweg. Locatie Teldersweg wordt aan de oostzijde begrensd door een supermarkt, aan de zuidzijde door een openbare groenstrook en eengezinswoningen, aan de westzijde door de Wilgenplaslaan en aan de noordzijde door een strip met dienstverlening en kleinschalige bedrijvigheid. Op locatie Teldersweg staan de Vredevorstkerk, het Melanchthoncollege Prinses Irene en de Petraschool. Aanleiding Aanleiding voor de herstructurering is de verouderde bebouwing, functiewijziging en functieverplaatsing: de Vredevorstkerk is verkocht maar thans nog in gebruik als kerk, de Petraschool heeft tijdelijk de functie buurtcentrum en het Melanchthoncollege Prinses Irene zal op middellange termijn verplaatst worden naar een ‘duo-locatie’ elders in de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek. De deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek streeft naar vestiging van permanente huisvesting van een multifunctioneel wijkcentrum in de omgeving van de Teldersweg. Uitgangspunten Ter ondersteuning van de stedenbouwkundige hoofdstructuur geldt het volgende: - woningbouw gestapeld en woningbouw laagbouw plus een multifunctioneel wijkcentrum; - parkeren voor de woningen op eigen terrein; half verdiept; - parkeren voor het multifunctioneel wijkcentrum in de openbare ruimte; - bebouwing is alzijdig georiënteerd. Programma Op deze locatie zijn maximaal 125 woningen en 2.000m2 maatschappelijke voorzieningen, niet zijnde voorzieningen met geluidsgevoelige functies, toegestaan. Donkersingel (4) Locatie Donkersingel ligt aan de Donkersingel en de Wilgenplaslaan. Locatie Donkersingel wordt aan de noord- en oostzijde begrensd door de watergang van de Donkersingel en aan de westzijde door gestapelde (huur-)woningen aan de Cleveringahof. Aanleiding De herstructurering betreft de gymzaal en (gedeeltelijk) het veld. De gymzaal is inmiddels gesloopt en de functie ervan is overgenomen door de gymzaal aan de overzijde van de Wilgenplaslaan. Uitgangspunten Ter ondersteuning van de stedenbouwkundige hoofdstructuur geldt het volgende: - gestapelde bouw; - parkeren op eigen terrein minimaal 1 plaats per woning; - tbv ‘accent’ maximum bouwhoogte zijde Wilgenplaslaan 7 bouwlagen; - bebouwing georiënteerd op de Wilgenplaslaan. Met het oog op een goede inpassing van de bebouwing in de omgeving geldt het volgende: - afstand minimaal 15 meter tot achtergevel Cleveringahof. Ter versterking van de locatie geldt het volgende: - maximum aantal woningen totaal 52. De globale vlek is omgezet in een gedetailleerde bestemming, omdat het bouwplan nu bekend is. de Wilgenborgh (Donkersingel / Wilgenlei) (5) Het bouwplan voor deze locatie is komen te vervallen zodat de locatie conserverend is bestemd.
36
Melanchthoncollege (Van Bijnkershoekweg) (6) Betreft een uitbreiding (extra bouwlaag) van het schoolgebouw in verband met een concentratie van activiteiten op deze locatie. De uitbereiding is thans gerealiseerd en als zodanig opgenomen op de plankaart. Adriaan Kluitstraat (7) Aan de Adriaan Kluitstraat waren vier blokken met in totaal 48 (duplex)woningen en een blok met acht kleine eengezinswoningen gelegen. Deze zijn in 2007 in het kader van de Overige Wijk Aanpak Schiebroek gesloopt. Het plan voor 38 nieuwe eensgezinswoningen kan, middels de reeds verleende bouwvergunning, gerealiseerd worden. De locatie is overeenkomstig bestemd.
illustratie www.woonwaardevol.nl Ontwikkelingslocaties in studie Naast bovengenoemde ontwikkelingen is in Schiebroek-zuid nog een project in studie, waarvan de uitkomst nog onzeker is. Omdat de verwachting is dat deze ontwikkeling niet binnen 10 jaar zal plaatsvinden, is deze niet opgenomen op de plankaart. Het betreft hier de ontwikkeling van een scholencluster. Ontwikkeling scholencluster In het Masterplan Schiebroek (dS+V, 2007) is aangegeven dat er ten oosten van de RandstadRailhalte Melanchthonweg de mogelijkheid is om een scholencluster te ontwikkelen. Dit scholencluster zal bestaan uit het Hout- en Meubileringscollege en het Albeda College aan de zuidelijke zijde van de Melanchtonweg en een VMBO en een brede school aan de noordelijke zijde van de Melanchtonweg. Voor deze ontwikkeling wordt een modellenstudie gedaan waarna stedenbouwkundige randvoorwaarden worden opgezet.
37
De watergangen in Schiebroek behoren tot oppervlaktebemalingsgebied 68
38
5.
WATER
5.1.
Beleid en regelgeving
Rijksbeleid Het rijksbeleid op het gebied van water is vastgelegd in de Nota Ruimte. De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid die hieruit voortkomen omvatten: borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit. Daarnaast hecht het rijk bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid grote betekenis aan de borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit en van bijzondere, ook internationaal erkende, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) van 2 juli 2003 zijn de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten, waterschappen, zowel qua inhoud als qua financiering, beschreven en is een werknorm voor de kans dat het oppervlaktewater het niveau van het maaiveld overschrijdt (oa in bebouwd gebied) vastgelegd. Daarnaast is sinds 1 november 2003 de watertoets wettelijk verplicht voor streekplannen, streekplanuitwerkingen, regionale en gemeentelijke structuurplannen, bestemmingsplannen en vrijstellingen op grond van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De wijziging op het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro) per 1 november 2003 regelt vooral een verplichte waterparagraaf in de toelichting bij de genoemde ruimtelijke plannen en een uitbreiding van het vooroverleg van artikel 10 Bro. Sinds eind 2000 is ook de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Die richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. Provinciaal beleid Het beleid van de Provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006 - 2010. Het plan is 28 juni 2006 vastgesteld. In het plan wordt het provinciaal beleid voor milieu en water, en ook voor natuur en landschap geïntegreerd. In het beleidsplan is veel aandacht voor stedelijk waterbeheer met voldoende waterberging in stedelijk gebied. Voorts stelt de Provincie ZuidHolland in haar nota ‘Regels voor Ruimte’ het opnemen van een waterparagraaf in een bestemmingsplan verplicht en heeft zij als richtlijn 10% oppervlaktewater in bebouwd gebied geformuleerd, mits er geen overeenstemming met de waterbeheerder wordt bereikt. Is er wel overeenstemming tussen de gemeente en de waterbeheerder over het percentage te realiseren oppervlaktewater, dan gaat de provincie hiermee akkoord. Dit betekent dat zowel percentages beneden als boven de 10% kunnen worden afgesproken. In het RR2020, het ruimtelijk plan voor de regio Rotterdam, staat deze vuistregel ook beschreven. Als nuancering wordt hier genoemd dat al naar gelang de stedenbouwkundige en waterhuishoudkundige toestand op de locatie het percentage kan wijzigen. Daarnaast wordt in het RR2020 aangehaakt bij de trits vasthouden - bergen - afvoeren. Om een goede waterkwaliteit te bevorderen dient volgens het RR2020 aangesloten te worden bij een andere trits uit het nationaal beleid, te weten de trits schoonhouden scheiden - zuiveren. In de deelstroomgebiedsvisies is voor Rotterdam de opgave het ontwikkelen van een duurzaam stedelijk waterbeheer. Rotterdams beleid Op 17 oktober 2007 is Waterplan 2 gepresenteerd en de bijbehorende intentieverklaring door gemeente en waterschappen ondertekend. Eerder had de gemeenteraad van Rotterdam op 18 september 2007 het Waterplan 2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan 2 is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan 2 staat in hoofdlijnen beschreven hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen de komende tijd willen omgaan met het water in de stad. Hierbij wordt vooral gekeken naar drie cruciale ontwikkelingen: een hogere waterstand door de stijging van de zeespiegel. In buitendijkse gebieden ontstaan risico’s op overstromingen. Versterking van waterkeringen is onvermijdelijk. Wateroverlast door toenemende neerslag. Door klimaatsverandering kan er in korte tijd veel neerslag vallen. Om dat water te verwerken is opvang en berging nodig. Strengere eisen aan de kwaliteit van het water. Rotterdam wil een aantrekkelijke waterstad zijn, met schoon, helder en plantenrijk water. De stad moet bovendien voldoen aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Er worden voor alle wateren in de stad kwaliteitsbeelden opgesteld volgens die eisen.
39
Een onderdeel van het Waterplan 2 Rotterdam is het uitvoeringsprogramma 2007 - 2012. Hierin staat welke projecten in de komende 5 jaar worden uitgevoerd en welke projecten worden voorbereid voor uitvoering na 2012. Het Waterplan 2 biedt tevens een perspectief voor Rotterdam als waterstad in 2030. Het waterplan is tevens het kader waarbinnen afstemming met de waterbeheerders plaatsvindt. Het Waterplan Rotterdam zal in de nabije toekomst worden uitgewerkt in een deelgemeentelijk waterplan Hillegersberg-Schiebroek, een startdatum hiervoor is nog niet bekend. Beleid Hoogheemraadschap van Schieland 1 Het Waterbeheersplan van het hoogheemraadschap beschrijft de algemene principes, de doelen en de inzet van middelen op het gebied van waterkwantiteit en kwaliteit. Met betrekking tot de Watertoets hanteert het hoogheemraadschap een eigen notitie met procedurele en inhoudelijke uitgangspunten voor afstemming waterbeheer en Ruimtelijke Ordening. Schielands Keur is de wetgeving op basis waarvan het hoogheemraadschap vergunning verleent voor het uitvoeren van werken. Het gaat daarbij om werken die in, op of langs watergangen of waterkeringen worden gerealiseerd. De vergunningprocedure neemt enkele maanden in beslag. De aanvraag wordt ter inzage gelegd. De in deze keur opgenomen bepalingen zijn gericht op het: 1. in stand houden en het goed functioneren van de waterhuishouding; 2. in stand houden van de waterkeringen.
5.2.
Samenwerking met de waterbeheerder
De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders aan een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de Watertoets en de waterparagraaf. Conform de Watertoets heeft de gemeente overleg gevoerd met de waterbeheerders. Er heeft een aantal keren in algemene zin overleg plaatsgevonden over de watertoets in bestemmingsplannen. Het Hoogheemraadschap van Schieland heeft op 20 oktober 2003 per e-mail zijn wensen kenbaar gemaakt ten aanzien van het bestemmingsplan Schiebroek-zuid. In dit schrijven verzoekt het Hoogheemraadschap om in het bestemmingsplan concreet te omschrijven hoe de herstructurering van de wijk kan bijdragen aan de doelen van het waterbeleid. Tevens wordt de gemeente verzocht om in het bestemmingsplan te omschrijven welke randvoorwaarden zij vanuit de waterhuishouding stelt aan de ontwikkelingen in het plangebied.
5.3.
Beschrijving watersysteem
Bemaling en peilen Schiebroek behoort tot oppervlaktebemalingsgebied 68. Dit bemalingsgebied wordt begrensd door de Doenkade, de Jasonweg, de Ringdijk, de Erasmussingel, de Bovendijk en Rotterdam Airport. Het Melanchtonpark en het Schiebroeksepark behoren ook tot het bemalingsgebied 68 en staan in open verbinding met andere watergangen in het bemalingsgebied. Het peil van het oppervlaktewater binnen Schiebroek is overwegend NAP -5,85 (niet vastgesteld peilbesluit). Overtollig water wordt door het gemaal Ringdijk (gemaal 85) op de Bergse Achterplas geloosd (NAP -2,80). Aan de noordoostzijde en westzijde van bemalinggebied 68 liggen twee onderbemalingsgebieden. Het waterpeil van deze gebieden is respectievelijk NAP -6,00 en NAP -6,30. Het overtollige oppervlaktewater uit deze onderbemalingsgebieden wordt geloosd in bemalingsgebied 68. Waterkeringen en hoofdwatergangen De Ringdijk heeft een waterkerende functie. De Lindesingel, de Kastanjesingel, de Meidoornsingel, de Wilgenlei en de Paul Scholtensingel zijn hoofdwatergangen. Ten oosten van de Ringdijk ligt een boezemwatergang. Deze watergangen zijn primair ten behoeve van de afvoer van overtollig oppervlaktewater, de overige watergangen en -partijen zijn primair voor waterberging. Bij hoofdwatergangen horen onderhoudsstroken van vijf meter aan beide zijden van de watergang.
1 Met ingang van 2005 overgegaan in Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
40
Rioleringsstelsel Schiebroek is voorzien van een gemengd rioolstelsel. Zowel afvalwater als regenwater worden in één rioolstelsel opgevangen en afgevoerd via rioolgemaal Molenplein (locatie Wilgenlei/ Meidoornsingel) naar AWZI-Kralingseveer. Bij hevige neerslag treden de riooloverstorten in werking, waardoor vervuild regenwater op het oppervlaktewater wordt geloosd. Deze overstorten zijn noodzakelijk om wateroverlast te voorkomen.
5.4.
Wateropgave
Waterkwantiteit De toepassing van de landelijke normen van het Nationaal bestuursakkoord water (NBW) betekent voor bestaand stedelijk gebied geldt dat het watersysteem vóór 2015 kwantitatief op orde moet zijn, uitgaande van het huidige klimaat, een bemalingcapaciteit van 18 mm/dag en een toelaatbare peilstijging van 75 cm. Voor nieuw in te richten stedelijk gebied gaat het hoogheemraadschap voor de toename van de neerslagintensiteit, conform het NBW, uit van het klimaat in de 21ste eeuw volgens het ‘middenscenario’. Het percentage oppervlaktewater dient per waterstaatkundige eenheid te worden bezien, in dit geval het oppervlaktewaterbemalingsdistrict Schiebroek (68). Het hoogheemraadschap geeft aan dat het oppervlaktewatersysteem van Schiebroek in 2005 is getoetst aan de kwaliteitsnormen van het Nationaal Bestuursakkoord Water en dat het aan de normen blijkt te voldoen. In dit bemalingsdistrict is het percentage oppervlaktewater circa 5,2%. In het Waterplan Rotterdam is wateroverlast gesignaleerd in kruipruimtes, als gevolg van zettingen in het gebied. Hierdoor zijn de vloeren van de kruipruimtes en kelders lager komen te liggen ten opzichte van het grondpeil, blijkt uit onderzoek van Gemeentewerken. Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard stelt als eis dat bij het toevoegen van meer dan 1 hectare aan verhard oppervlak, dit gecompenseerd dient te worden door de aanleg van extra oppervlaktewater. Gerekend wordt met 10 procent van de extra verharding als toevoeging aan het wateroppervlak. Mogelijkheden voor vergroting van wateroppervlak zijn verbreding van bestaande watergangen, aanleg van natuurvriendelijke oevers (met flauwe taluds, die meedoen in de berging) en/of aanleg van nieuwe watergangen als onderdeel van het gehele watersysteem. De ontwikkelingslocatie Asserweg leidt tot een beperkte toename (0,4 hectare) van de verharding. Bij de ontwikkeling van de locatie kan de singel nabij de Asserweg plaatselijk worden vergroot. Er wordt uitgegaan van een toename van het wateroppervlak van 2100 naar 2500 m2, zodat de extra verharding alsnog wordt gecompenseerd. Deze extra hoeveelheid water is op de plankaart met de bestemming “water” opgenomen. Waterkwaliteit De kwaliteit van het oppervlaktewater wordt negatief beïnvloed door riooloverstorten. De huidige afvoer verloopt via de Bergse Plassen. Beëindiging van de huidige lozing via de Bergse Plassen is gewenst. Vooralsnog heeft het Hoogheemraadschap op basis van kosten, uitvoerbaarheid en technische betrouwbaarheid een voorkeur voor afvoer via de sportvelden ten noorden van Schiebroek naar de polder Bleijswijk. Bij nieuwbouwplannen is een verbeterd en gemengd rioolstelsel het uitgangspunt. Voor de waterkwaliteit is het streven gericht op helder en plantenrijk water. Het water in Schiebroek voldoet in de huidige situatie niet aan de normen. De doorzicht en de hygiënische betrouwbaarheid van het water is onvoldoende als gevolg van de riooloverstorten. Gezien de lage ligging van de polder en het oppervlaktewaterpeil lijkt kwel aannemelijk. Dit houdt in dat er continu vanuit de diepte een bepaalde hoeveelheid grondwater omhoog komt. Zowel de gewenste kwaliteit alsook de kwantiteit van het oppervlaktewater worden hierdoor veelal negatief beïnvloed. Kwantitatief gezien is de aanvoer van kwel (zeer) gering ten opzichte van de neerslag. De invloed op de waterkwaliteit kan volgens het Waterplan worden opgelost door de aanleg van natuurvriendelijke oevers (25%), die een reinigend vermogen hebben. Er wordt over nagedacht om een ecologische verbindingszone te realiseren vanaf Polder Schieveen/Overschiese Plasjes, langs de Rotterdamse Kleiweg, aansluitend op de Erasmussingel en de Bergse Plassen. Dit moet een groen waterrijk lint worden. Verder hangt de toekomstige waterkwaliteit sterk samen met de aanpassingen in het rioleringsstelsel.
41
Bij het streefbeeld hoort een beperkte peilfluctuatie, alsook een beperkte seizoensfluctuatie. Dit om aanvoer van gebiedsvreemd water, wateraanvoer uit een ander gebied, te beperken. Waar mogelijk wordt eigen water vastgehouden, waarbij variatie in het waterpeil mogelijk moet zijn. In stedelijk gebied met riooloverstorten is dat vrijwel onmogelijk. Diffuse bronnen betreffen bronnen in het stedelijk gebied, die problemen veroorzaken voor ondermeer de waterkwaliteit. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gaat het om het voorkómen van diffuse verontreiniging door bijvoorbeeld toepassing van milieuvriendelijke bouwmaterialen en een goed afkoppelbeleid. Wateropgave in relatie tot de plankaart en voorschriften De in het plangebied aanwezige watergangen en -partijen hebben de bestemming Water gekregen. De onderhoudstroken langs de hoofdwatergangen, waarop de Keur van het Hoogheemraadschap van toepassing is, zijn met een aanduiding op de plankaart aangegeven. De Ringdijk is op de plankaart aangegeven met een dubbelbestemming Waterkering. Op grond van de Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (artikel 67 lid 11) is het verboden (behoudens ontheffing) bouwwerken op te richten of houtgewassen te planten binnen een strook van 5 meter (gemeten vanuit de insteek van het talud) langs hoofdwatergangen respectievelijk boezemwatergangen, ten behoeve van het onderhoud van genoemde watergangen. Een belanghebbende met bouwvoornemens in een keurstrook (zoals aangegeven op de plankaart) wordt geadviseerd om contact op te nemen met genoemd hoogheemraadschap over antwoord op de vraag of voor het bouwproject in kwestie ontheffing verleend kan worden van het bouwverbod in de Keur. Voor de uitvoering van werken binnen de voor “waterkering” bestemde zone zoals aangegeven op de plankaart, is onverminderd de bepalingen van het bestemmingsplan terzake, vergunning vereist van het Hoogheemraadschap.
42
6.
MILIEU
6.1.
Beleid
Rotterdam is een compacte stad. Compact bouwen biedt aan de ene kant grote voordelen voor milieu en duurzaamheid op een hoger schaalniveau (minder mobiliteit, minder aantasting van natuurlijk en landelijk gebied). Aan de andere kant kan door compact bouwen de milieubelasting in de stad toenemen; dit wordt de paradox van de compacte stad genoemd. Rotterdam moet bovenal een leefbare stad zijn. Een woonomgeving met weinig milieuhinder is één van de aspecten die de leefbaarheid bepalen naast bijvoorbeeld bereikbaarheid en sociale veiligheid. Het milieubeleid in Rotterdam is er op gericht om ondanks de verdichting en intensivering van de stad toch de milieubelasting terug te dringen. De hoofdlijnen van het Rotterdamse milieubeleid zijn vastgelegd in het Rotterdams Milieuperspectief 2002 - 2007. Dit derde Rotterdamse Milieubeleidsplan (RMP3) ligt in het verlengde van het in 1995 vastgestelde RMP2. De nadruk ligt nu echter meer op de methodes en instrumenten om de geformuleerde beleidsdoelstellingen te bereiken. Om die redenen is de RMP3 gekoppeld aan het Uitvoeringsprogramma Milieu Rotterdam. De collegeprioriteiten zijn daarbij vertaald naar een zevental Speerpunten Milieu, te weten: 1. beperking van eventueel ongemak dat bedrijven ondervinden van milieuregelgeving. 2. Richten van overheidsinspanningen op het gebied van leefbaarheid op wijkniveau. 3. Veilig stellen van ruimte voor stedelijke ontwikkeling in combinatie met verantwoorde leefkwaliteit. 4. Waarborgen van het veiligheidsniveau in de stad en de haven door met een consequente vergunningvergeving en handhaving het bedrijvenbestand bij te houden. 5. Het aantrekken en inzetten van rijksmiddelen voor bodemsanering, gericht op maximale voortgang van stedelijke bouwplannen. 6. Veilig stellen van de commerciële waarden van de grond (uitgeefbaarheid) van het verzelfstandigd Havenbedrijf op lange termijn. 7. De eerstvolgende rapportage luchtkwaliteit wordt van een strategie voorzien, waarbij realistische normen worden gecombineerd met realistische maatregelen. In maart 2001 is het Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 (het structuurplan voor de gemeente Rotterdam) vastgesteld. In het RPR 2010 worden met betrekking tot milieu en gezondheid aandachtsgebieden en kwaliteitsgebieden aangegeven. In de aandachtsgebieden is de milieubelasting zo hoog dat de kans op gezondheidsklachten van de bevolking niet acceptabel is. Kwaliteitsgebieden zijn gebieden waar de milieukwaliteit met betrekking tot geluid, luchtverontreiniging en externe veiligheid juist uitzonderlijk goed is. Deze gebieden zijn in Rotterdam zelf nauwelijks aanwezig. De in het RPR 2010 gestelde ambitie is om de kwaliteitsgebieden te handhaven en uit te breiden en om de aandachtsgebieden in aantal en omvang te verminderen.
6.2.
Milieuzonering
De gemeente Rotterdam stuurt al sinds de jaren ’50 de inpasbaarheid van inrichtingen binnen de gemeentegrens door middel van de Hinderwetverordening. Vanaf de jaren ’70 werkt de gemeente met de Rotterdamse ‘Staat van Inrichtingen’. Deze is afgeleid van de inrichtingen vernoemd in het Hinderbesluit en uitgebreid met een indeling in milieucategorieën. Vanaf het begin van de jaren ’90 wordt gebruikt gemaakt van de bedrijvenlijst die is opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (de zogenaamde VNG-lijst Bedrijven en milieuzonering). De VNG-lijst geeft informatie over de milieuhinder van vrijwel alle bedrijfstypen en andere activiteiten. Hierin zijn voor de milieu-aspecten geur, stof (luchtkwaliteit), geluid en gevaar ‘afstandswaarden’ gegeven.De hinderaspecten zijn bepalend voor de vraag in hoeverre tussen een belastende en een gevoelige functie verweving mogelijk is, dan wel ruimtelijke scheiding noodzakelijk is. Er wordt uitgegaan van de milieugevoelige functie wonen. Deze informatie over milieukenmerken is indicatief en is niet als norm of richtlijn bedoeld. De lijst van bedrijfsactiviteiten bij het bestemmingsplan heeft geen betrekking op activiteiten zoals agrarische doeleinden, kantoren, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, sport of recreatie. In de Rotterdamse praktijk krijgen dergelijke activiteiten een andere bestemming dan bedrijven. De indicatieve afstanden uit de VNG-lijst Bedrijven en milieuzonering worden gebruikt bij het ontbreken van nadere informatie over milieuhinder.
43
De VNG-lijst is vertaald naar de Rotterdamse situatie. Hiervoor is de gemeente Rotterdam verdeeld in vijf gebiedstypen, te weten: 1. ‘rustige woonwijk’; de woonvlekken zijn gescheiden van de werk-, winkel- en verkeersgebieden. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 2; 2. ‘gemengde wijk’; het gaat hier om een bepaalde mate van functiemenging. Er is geen strikte scheiding tussen woon-, werk-, winkel- en verkeersgebieden. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 3; 3. ‘industriegebied I’; dit zijn gebieden met overwegend lichte en middelzware bedrijven. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 4; 4. ‘industriegebied II’; gebieden met overwegend middelzware tot zware bedrijven. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 5; 5. ‘industriegebied III’; overwegend zware bedrijven voeren binnen deze gebieden de boventoon. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 6. Het plangebied van dit bestemmingsplan is volgens de Rotterdamse systematiek aangeduid als rustige woonwijk. Dit houdt in dat binnen het plangebied activiteiten in de milieucategorieën 1 en 2 zijn toegestaan.
6.3.
Geluid
Geluidhinder kan ontstaan door verschillende activiteiten. In de Wet geluidhinder zijn geluidsnormen opgenomen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Deze normen geven de hoogst acceptabele geluidsbelasting bij geluidsgevoelige functies zoals woningen. Bij het bepalen van de maximaal toegestane geluidsbelasting maakt de wet onderscheid tussen bestaande situaties en nieuwe situaties. Nieuwe situaties zijn nieuw te bouwen geluidsgevoelige functies of nieuwe geluidhinder veroorzakende functies. Gemeentelijk ontheffingsbeleid In het ontheffingsbeleid geldt een stelsel van voorkeurswaarden en grenswaarden voor geluid. Vanaf 1-12007 is niet de provincie, maar de gemeente Rotterdam verantwoordelijk voor het ontheffingsbeleid. In het Rotterdamse beleid staat een goede leefomgevingskwaliteit voor bewoners voorop. Bij beperking van geluidhinder hanteert de gemeente een volgorde in prioriteit: eerst bronmaatregelen, daarna overdrachtsmaatregelen en dan ontvangersmaatregelen. Bij het beoordelen van ontheffingsaanvragen besteedt het gemeentebestuur aandacht aan de mate waarin het stedenbouwkundig ontwerp bijdraagt aan de beperking van geluidsoverlast. Zo wordt in ieder geval nagegaan of er minimaal één geluidluwe gevel mogelijk is. In een compacte stad blijven ontheffingen van de voorkeurswaarde geregeld nodig om nieuwbouw te kunnen realiseren. Door beperking van geluidsoverlast vanaf het begin mee te nemen bij gewenste stedelijke ontwikkelingen, gaat de gemeente ervan uit dat de aantrekkelijkheid van de stad gewaarborgd blijft. Wegverkeerslawaai Als in een zone langs een weg nieuwe situaties mogelijk worden gemaakt, dan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximum snelheid. In het akoestisch onderzoek kunnen wegen waar een snelheid van maximaal 30 km/u geldt buiten beschouwing blijven. In de onderstaande tabel is de zonebreedte aangegeven. Breedte geluidszones langs wegen Soort gebied Stedelijk gebied Aantal rijstroken 1 of 2 3 of meer Zonebreedte 200 meter 350 meter
1 of 2 250 meter
Buitenstedelijk gebied 3 of 4 5 of meer 400 meter 600 meter
In nieuwe situaties is de voorkeursgrenswaarde aan de gevel 48 dB. Het college van Burgemeester en Wethouders hebben volgens artikel 83 van de Wet geluidhinder de bevoegdheid om een hogere waarde vast te leggen. De onderbouwing van dit voornemen, het ontwerpbesluit, wordt tegelijkertijd met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd. Om na te gaan in hoeverre aan de normen van de Wet geluidhinder kan worden voldaan zijn geluidsberekeningen uitgevoerd. Ten aanzien van de geluidsinvloed van omliggende wegen op eventuele ‘nieuwe’ situaties in het bestemmingsplan Schiebroek-zuid dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. De te onderzoeken hoofdwegen zijn de G.K van Hogendorpweg, de Wilgenplaslaan, de Ringdijk en de Melanchtonweg. De overige wegen in het plangebied zijn niet relevant.
44
De verwachte etmaalintensiteiten van de binnenstedelijke wegen voor het jaar 2017 zijn verstrekt door dS+V, afdeling Verkeer en Vervoer. In de volgende tabel is een overzicht opgenomen van de gehanteerde etmaalintensiteiten. Tabel 1: etmaalintensiteiten binnenstedelijke wegen Tussen
En
Etmaalintensiteit 2017
G.K. van Hogendorpweg
Van Limburg Stirumplein
Landscheidingsweg
36.550
Melanchtonweg
Van Limburg Stirumplein
Wilgenplaslaan
17.825
Melanchtonweg
Wilgenplaslaan
Ringdijk
11.975
Klinkers
Wilgenplaslaan
Melanchtonweg
Teldersweg
15.500
DAB, dicht asfalt beton
Ringdijk
Melanchtonweg
Peppelweg
15.425
Klinkers
Straatnaam
Wegdektype DAB, dicht asfalt beton DAB, dicht asfalt beton
In het akoestisch rapport is een overzicht gegeven van het gehanteerde rekenmodel. Het model is gemaakt met behulp van het programma Winhavik (versie 6.56) van DirActivity software. Het programma maakt bij de berekeningen gebruik van het Royal Haskoning rekenhart voor wegverkeerslawaai (versie 10) en railverkeerslawaai (versie 6). De rekenharten rekenen volgens SRMII conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006. Tabel 2: resultaten akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Locatie
Zoneplichtige weg
Hoogte (meter)
Lden (incl aftrek art 110 Wgh)
1
Asserweg
Wilgenplaslaan
37,5
40 dB
1
Asserweg
G.K. van Hogendorpweg
19,5 – 25,5
62 dB
2
Moltzerhof
Wilgenplaslaan
13,5
46 dB
3
Teldersweg
Melanchtonweg
28,5
43 dB
3
Teldersweg
Wilgenplaslaan
10,5 – 13,5
61 dB
4
Donkersingel
Melanchtonweg
13,5
46 dB
4
Donkersingel
Wilgenplaslaan
13,5
56 dB
5
De Wilgenborgh
Ringdijk
28,5
53 dB
6
Melanchthoncollege
Melanchtonweg
9,5
49 dB
6
Melanchthoncollege
Wilgenplaslaan
6,5
43 dB
7
Adriaan Kluitstraat
Ringdijk
1,5
46 dB
Locatie 1: Asserweg Op locatie 1 wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai overschreden. De berekende geluidsbelasting bedraagt maximaal 62 dB als gevolg van het verkeer op de G.K. van Hogendorpweg. Locatie 2: Moltzerhof Op locatie 2 wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai niet overschreden. Locatie 3: Teldersweg Op locatie 3 wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai overschreden. In de aanvullende notitie van Gemeentewerken Rotterdam (d.d. 24 januari 2008) is de berekende geluidsbelasting gegeven op 39 meter vanuit de wegas. Bij de berekening is uitgegaan van de huidige situatie waarbij sprake is van een wegdek met klinkers. De berekende waarde bedraagt dan 62 dB. De deelgemeente heeft besloten om de Wilgenplaslaan te asfalteren. De grens van de bebouwing kan dan worden opgeschoven tot 20 meter vanuit de wegas. De geluidsbelasting bedraagt 61 dB. Locatie 4: Donkersingel Op locatie 4 wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai overschreden. De berekende geluidsbelasting bedraagt maximaal 56 dB als gevolg van het verkeer op de Wilgenplaslaan. Locatie 5: Donkersingel/Wilgenlei (de Wilgenborgh) Het bouwplan voor deze locatie is komen te vervallen.
45
Locatie 6: Uitbreiding Melanchthoncollege Van Bijnkershoekweg Op locatie 6 wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai overschreden. De berekende geluidsbelasting bedraagt maximaal 49 dB als gevolg van het verkeer op de Melanchtonweg. Locatie 7: Adriaan Kluitstraat Op deze locatie wordt vervangende nieuwbouw mogelijk gemaakt. In een aanvullende notitie van Gemeentewerken Rotterdam (d.d. 23 mei 2008) is de geluidsbelasting berekend en getoetst aan de Wet geluidhinder. De voorkeurswaarde zoals vastgelegd in de Wgh wordt niet overschreden. Het tramlawaai wordt in overeenstemming met het Rotterdamse ontheffingbeleid niet getoetst aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder, omdat er sprake is van een gezamenlijke verkeersstroom met het wegverkeer. De geluidsbelasting vanwege tramverkeerslawaai is 1-2 dB lager dan de geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai. Overigens wordt de geluidsbelasting vanwege weg en tram wel gecumuleerd voor het beoordelen van het binnenniveau en het bepalen van maatregelen aan de gevel. Conclusie wegverkeerslawaai De geluidsbelasting op de gevel van de afzonderlijke locaties zijn berekend. De geluidsbelasting is getoetst aan de voorkeursgrenswaarde zoals in de Wgh is vastgelegd. Bij locatie 1, 3, 4, 5 en 6 wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. Voor locatie 3, en 6 zijn de hogere grenswaarde door Burgemeester en Wethouders vastgesteld. In de onderstaande tabel wordt per wegvak de hogere grenswaarde aangegeven. Tabel 3: Aanvragen van hogere grenswaarde per wegvak Locatie
Aan te vragen hogere grenswaarde per wegvak wegverkeerslawaai
1
Asserweg*
G.K. van Hogendorpweg
62 dB
3
Teldersweg
Wilgenplaslaan
57 dB
4
Donkersingel*
Wilgenplaslaan
56 dB
6
Melanchthoncollege
Melanchtonweg
49 dB
* De hogere waarde is reeds verleend in het kader van art. 19 WRO. Railverkeerslawaai Overeenkomstig de systematiek van verkeerswegen hebben ook spoorwegen een toetsingzone voor geluidhinder. De omvang van deze zone is per traject opgenomen in het ‘Besluit geluidhinder spoorwegen’ en opgenomen in het akoestisch spoorboekje Aswin. Daarin staan tevens de landelijke emissiegegevens van spoorwegen vermeld. Locatie 1 is gelegen binnen de toetsingszone van Randstadrail en de HSL (toetsingszone 400 meter). De railverkeersintensiteiten, baanbouw en rijsnelheden voor RandstadRail zijn verstrekt door de RET. Voor de haltes van RandstadRail is ervan uitgegaan dat de haltes Kleiweg en Wilgenplas worden vervangen. Deze haltes worden respectievelijk vervangen door de halte Melanchthonweg en de halte Meijersplein. De gegevens van de HSL zijn afkomstig uit het akoestisch spoorboekje Aswin (versie 2007). Randstadrail wordt stapsgewijs geïntroduceerd. De eerste stap, voorloopbedrijf (2006), veroorzaakt lagere geluidsbelastingen dan de tweede stap, eindbedrijf (2008/2009). Derhalve is in het akoestisch onderzoek uitgegaan van het eindbedrijf. In deze situatie wordt ervan uitgegaan dat stiller materieel met een reductie van 3 dB t.o.v. het huidige metromaterieel (categorie 7) gebruik maakt van de spoorverbinding. De voorkeursgrenswaarde voor woningen bedraagt 55 dB, terwijl de maximale ontheffingswaarde 68 dB bedraagt. De toetsing van de gevelbelasting als gevolg van het railverkeer gebeurt per traject. Traject 543, RandstadRail De maximale geluidsbelasting op de gevel bedraagt 65 dB als gevolg van het railverkeer op traject 543. Voor de overschrijding kan een hogere grenswaarde worden aangevraagd. Traject 515, HogeSnelheidsLijn HSL Voor traject 515 is een SRM I berekening uitgevoerd om te bepalen of de voorkeursgrenswaarde binnen de locaties wordt overschreden. De 55dB-contour ligt op 333 meter vanaf de buitenste spoorstaaf. De dichtstbijzijnde locatie ligt op 365 meter. Dit in beschouwing nemend zal de te verwachten geluidsbelasting als gevolg van de HSL de voorkeursgrenswaarde niet overschrijden, temeer omdat bij de SRM I berekening geen rekening is gehouden met afscherming en de verdiepte ligging van het spoor.
46
Conclusie railverkeerslawaai Locatie 1, ontwikkelingslocatie Asserweg, is gelegen in de zone voor het railverkeerslawaai van de Randstadrail (traject 543). De geluidsbelasting op de gevel is maximaal 65 dB. Daarmee wordt de wettelijke voorkeursgrenswaarde overschreden. Voor deze locatie is een hogere waarde verleend in het kader van art.19 WRO, d.d. 1 oktober 2008. Voor traject 515 (HSL) is een SRM I berekening uitgevoerd om te bepalen of de voorkeursgrenswaarde binnen de locaties wordt overschreden. De te verwachte geluidbelasting als gevolg van de HSL zal de voorkeursgrenswaarde niet overschrijden. Luchtvaartlawaai Het bestemmingsplangebied ligt deels binnen de 35 Ke geluidcontour en deels binnen de 20 Ke geluidcontour van Rotterdam Airport. De 35 KE contour loopt in het uiterste noorden van het plangebied en heeft geen betrekking op bebouwde situaties. De 20 KE contour doorkruist het plangebied ten noorden van het Meijersplein noord. Voor wat betreft eventuele nieuwbouw is bepaald dat voor wat betreft woningen slechts vervangende nieuwbouw is toegestaan binnen deze contour. Op locatie 1, de ontwikkelingslocatie Asserweg, zijn nieuwe woningen slechts toegestaan ten zuiden van deze contour. Conclusie luchtverkeerslawaai Ten noord-westen van Schiebroek-Zuid ligt Rotterdam Airport. In principe is nieuwbouw tussen de 20 en 35 Ke niet toegestaan. De locaties zoals weergegeven liggen, zoals reeds in de inleiding is besproken, niet binnen de 20 Ke-contour. Industrielawaai De nieuw te bouwen woningen zijn niet gelegen binnen de zone van een gezoneerd industrieterrein. De nieuwe woningen kunnen dus wat het aspect industrielawaai betreft zonder verdere procedures worden gerealiseerd. De ontwikkelingslocatie Asserweg ligt wel binnen de vergunde 50 dB(A) etmaalwaarde-contour (19-101999) van de NAM locatie Berkel-4. Deze contour is door de minister van Economische Zaken vastgelegd in de vergunning. Binnen deze contour mogen geen geluidsgevoelige bestemmingen worden gesitueerd, tenzij nader onderzoek aantoont dat de vergunde waarde niet wordt overschreden op de nieuwbouw.
figuur: 50 dB(A)-contour NAM-locatie
Conclusie industrielawaai NAM-locatie De 50 dB(A)-geluidscontour rond het terrein van de Nederlandse Aardoliemaatschappij is door de minister van Economische Zaken vastgelegd in de vergunning. In de vergunning van de NAM is opgenomen dat zij niet meer dan 50 dB(A) mogen produceren op de aan de vergunning gekoppelde 50 dB(A)-contour. In de vergunning is geen link gemaakt met eventuele gevels. Een deel van de ontwikkellocatie Asserweg, valt binnen de 50 dB(A) vergunde geluidscontour van de NAM.
47
De NAM geeft in de brief van 30-11-2007 aan de ontwikkelaar BAM aan, dat de geplande woningbouw binnen de huidige geluidscontour in de toekomst niet mag leiden tot eventuele nadelige gevolgen voor de NAM bij een aan te vragen revisievergunning in het kader van de Wet milieubeheer. Gezien de toezegging over te treffen geluidswerende maatregelen aan de woningen stemt de NAM in met de voorgenomen woningbouw. Op basis van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening kan aan een woonwijk nabij een drukke verkeersweg (auto en rail) een grenswaarde van maximaal 55 dB(A) worden toegestaan. Het bouwplan Asserweg is hiermee niet strijdig. Conclusie in verband met cumulatie geluid Voor locatie 1, ontwikkelingslocatie Asserweg, is de geluidsbelasting van het wegverkeerslawaai gecumuleerd met railverkeerslawaai. De maximale gecumuleerde geluidsbelasting voor deze locatie is 65 dB. Conform bijlage I hoofdstuk 2 van het “Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006” zijn bij de berekening van de gecumuleerde geluidsbelasting alleen de geluidswaarden meegenomen die de voorkeursgrenswaarden overschrijden.
6.4.
Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), hierna de Wet luchtkwaliteit genoemd, in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De Wet luchtkwaliteit geeft invulling aan een dubbele opgave. Er is sprake van negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Tegelijkertijd heeft het feit dat er sprake is van overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor de luchtkwaliteit tot gevolg dat de realisatie van grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen onder druk staat. Hierom is er haast geboden met het zo snel mogelijk verbeteren van de luchtkwaliteit en het zo veel mogelijk wegnemen van belemmeringen van gewenste ontwikkelingen. In de Wet luchtkwaliteit zijn grenswaarden opgenomen voor de volgende stoffen; zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (fijnstof), lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof worden in Nederland in bepaalde gevallen overschreden, vooral langs drukke wegen in stedelijk gebied. Aan de andere grenswaarden wordt voldaan. De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In de gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald, gaan de betrokken overheden met gebiedsgerichte programma’s de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL bevat zowel ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren als maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL moet ervoor zorgen dat overal de grenswaarden worden gehaald. Een groot deel van de maatregelen uit het NSL wordt nu al uitgevoerd. Waarschijnlijk kan het NSL in het voorjaar van 2009 in werking treden. Tegelijk met de Wet luchtkwaliteit is het Besluit niet in betekenende mate bijdragen in werking getreden. De wet maakt onderscheid tussen ruimtelijke projecten die in betekenende mate bijdragen aan de luchtvervuiling en projecten die daaraan niet in betekenende mate bijdragen. Het besluit regelt de grens daartussen. Als het NSL in werking is getreden, ligt de grens tussen wel of niet in betekenende mate op 3% van de grenswaarde. Tot die tijd geldt dat ruimtelijke ontwikkelingen die niet meer dan 1% van de grenswaarde bijdragen aan de luchtvervuiling niet in betekenende mate bijdragen. Ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit bij de vaststelling van een ruimtelijk plan. Ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden. De gemeenteraad kan een bestemmingsplan vaststellen als: 1. er door (de ontwikkelingen in) het plan geen grenswaarden worden overschreden; 2. de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof door het plan verbetert of ten minste gelijk blijft; 3. er sprake is van een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof en deze toename wordt gecompenseerd door een met het plan samenhangende maatregel of effect; 4. het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtvervuiling; 5. de in het plan opgenomen ontwikkelingen passen binnen het NSL, of een programma voor het verbeteren van de luchtkwaliteit dat door een ander bestuursorgaan dan het Rijk is opgesteld. Plangebied Ten behoeve van het bestemmingsplan is een onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit in het plangebied. Als onderzoeksgebied zijn de wegen in en rondom het plangebied genomen waar de planontwikkeling mogelijk een merkbare invloed heeft op de verkeersintensiteiten.
48
De luchtkwaliteit is zowel onderzocht bij alleen de autonome ontwikkeling (zonder realisatie van het bestemmingsplan, maar met overige toekomstige ontwikkelingen), als bij de autonome ontwikkeling inclusief de realisatie van het bestemmingsplan. Het onderzoek is uitgevoerd volgens het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit dat sinds 27 november 2006 van kracht is. De concentraties in Schiebroek-zuid worden gevormd door de som van de achtergrondconcentratie en de bijdrage van het plaatselijk verkeer. De bijdrage van het plaatselijk verkeer aan de luchtkwaliteit is berekend met het model CAR II versie 5.1. In onderstaande tabel staan de onderzochte wegvakken weergegeven. Tabel wegvakken Schiebroek-zuid Nr.
Wegvak
Tussen
en
1 2 3 4 5 6 7 8 9
G.K. van Hogendorpweg G.K. van Hogendorpweg G.K. van Hogendorpweg Melanchtonweg Melanchtonweg Ringdijk Wilgenplaslaan Wilgenplaslaan Wilgenplaslaan
verbinding Overschiese Kleiweg Van Limburg Stirumplein 2 Rotterdam Airportbaan Van Limburg Stirumplein Wilgenplaslaan Melanchtonweg Melanchtonweg Teldersweg Meidoornsingel
Van Limburg Stirumplein Rotterdam Airportbaan 2 Landscheiding Wilgenplaslaan Ringdijk Peppelweg Teldersweg Meidoornsingel Kastanjeplein
Voor de achtergrondconcentraties worden de door het RIVM vastgestelde waarden gebruikt, afkomstig uit de GCN-database. Door het RIVM zijn voorspelde achtergrondconcentraties gegeven voor de jaren 2006, 2010, 2015 en 2020. Bij de waarden voor fijn stof is in het onderzoek rekening gehouden met de aftrek van natuurlijke bestanddelen, de ‘zeezoutaftrek’. In de tabellen zijn de fijnstofwaarden weergegeven na aftrek van zeezout. Voor de berekening van de luchtkwaliteit in 2017 is gebruik gemaakt van de voorspelde achtergrondconcentraties van 2015. De voorspelde achtergrondconcentratie voor 2017 zijn niet beschikbaar gesteld door het RIVM. De verkeersgegeven voor de berekening van de luchtkwaliteit zijn aangeleverd door de afdeling Verkeer en Vervoer van de dS+V van de gemeente Rotterdam. De verkeersgegevens zijn bepaald met behulp van de Regionale Verkeersmilieukaart (RVMK). Snelwegen In opdracht van de Provincie Zuid-Holland wordt door TNO regelmatig een zonekaart gemaakt met daarop de grenswaarde voor de jaargemiddelde stikstofdioxide concentratie langs de snelwegen rond Rotterdam in 2010. De zonekaart voor de luchtkwaliteit wordt door de Provincie Zuid-Holland gebruikt voor de toetsing van ruimtelijke ontwikkelingen. Het scenario dat bij deze berekening wordt gebruikt is het ‘UitvoeringsNotitie Referentie Raming scenario’ (UNRR-scenario). Met deze kaart is vastgesteld dat het bestemmingsplangebied Schiebroek-zuid buiten de zones valt waar de grenswaarde voor de jaargemiddelde stikstofdioxide concentratie langs snelwegen wordt overschreden.
2 De Rotterdam Airportbaan is nog in ontwikkeling. Naar verwachting is deze weg in 2010 gerealiseerd.
49
Tabel: Luchtkwaliteit tpv het rekenpunt in 2017 bij autonome ontwikkeling en bij autonome ontwikkeling inclusief planontwikkeling Jaargemiddelde NO2 concentratie 3 (μg/m ) 3 nr wegvak
1 2 3 4 5 6 7 8 9
G.K. van Hogendorpweg G.K. van Hogendorpweg G.K. van Hogendorpweg Melanchtonweg Melanchtonweg Ringdijk Wilgenplaslaan Wilgenplaslaan Wilgenplaslaan
Jaargemiddelde PM 10 concentratie 3 (μg/m )
Aantal overschrijdingen PM 10 dagnorm (dagen) 4
autonoom
Autonoom + plan
autonoom
autonoom + plan
autonoom
autonoom + plan
39.5 37.6 35.2 35.9 34.0 35.2 34.3 33.7 32.0
39.5 37.6 35.2 35.9 34.0 35.3 34.3 33.7 32.0
23.6 23.0 22.3 22.9 22.5 22.9 22.6 22.5 22.0
23.6 23.0 22.3 22.9 22.5 22.9 22.6 22.5 22.0
24 23 21 22 21 22 22 21 20
24 23 21 22 21 22 22 21 20
Conclusie In het luchtonderzoek zijn de mogelijke effecten op de luchtkwaliteit van het bestemmingsplan Schiebroekzuid inzichtelijk gemaakt. De ruimtelijke ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt blijven onder de 1 procent van de grenswaarden voor NO2 en PM10. Het bestemmingsplan draagt derhalve niet in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling, zodat luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan.
6.5.
Bodem
Het wettelijk kader bij de bepaling van de mate en ernst van bodemverontreiniging wordt gevormd door de Wet bodembescherming (Wbb). Op grond van de mate en omvang van een verontreiniging in grond en/of grondwater wordt bepaald of, conform de Wbb, sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hierop is de principiële noodzaak tot sanering gebaseerd. In de Wbb wordt op basis van risico’s voor mens en ecosystemen vervolgens onderscheid gemaakt tussen spoedeisende en niet spoedeisende sanering. Als een sanering spoedeisend is, dient binnen vier jaar aangevangen te worden met de sanering. Als geen sprake is van een spoedeisende sanering, kan sanering worden uitgesteld totdat op de locatie een herinrichting en/of bestemmingswijziging aan de orde is. Voor het verkrijgen van een bouwvergunning, moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit goed genoeg is om te bebouwen ten behoeve van de toegekende bestemming (bodemgeschiktheids-verklaring): er mag pas worden gebouwd als de bodem schoon genoeg is bevonden. In het kader van de bouwplannen zal de bodem ter plaatse nader worden onderzocht. Indien nodig zal de bodem voorafgaand of tijdens de bouw geschikt gemaakt worden op basis van de nota “Naar een gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid in provincie en stad”. Plangebied In 2000 is de Indicatieve Bodemkwaliteitkaart Rotterdam opgesteld. Dit document geeft een indicatie van de mate waarin de bodem in een bepaald gebied is verontreinigd. In de bodemkwaliteitskaart van Rotterdam wordt Schiebroek (ruimtelijke eenheid 60a) beschreven als een goed afgrensbare woonwijk in een droogmakerij. De verschillen in bodemopbouw/kwaliteit zijn beperkt. Hoewel weinig bekend is over het gebied, werd waarschijnlijk vooral zand opgereden. Uit bodemonderzoeken blijkt tevens dat in de diepere lagen her en der sterk vervuild bodemmateriaal voorkomt: oude stortplaatsen, slootdempingen en verharding met koolas (voormalige bebouwingslinten, oudere wijken). Er is een verhoogde kans op puntbronnen aan de linten en HBO-tanks in de jongste delen van de wijk. Er is sprake van licht tot matig verontreinigde grond. Asserweg Voor de locatie Asserweg - Meidoornsingel heeft in 2005 oriënterend bodemonderzoek plaatsgevonden (rapport toetsingscommissie: TC 053002). Uit het rapport blijkt dat de locatie geschikt is voor het beoogde gebruik (wonen).
3
3 De grenswaarde voor de jaargemiddelde NO2 en PM10 concentratie is 40 μg/m . 4 Het maximaal aantal overschrijdingen van de daggemiddelde grenswaarde voor PM10 is 35 dagen.
50
Moltzerhof Ter hoogte van Moltzerhof 16 bevond zich tot 1993 een tankstation. In 1997 is conform de richtlijnen van VROM (handleiding bodemsanering tankstations) een milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd, waarbij een bodemverontreinigingen met motorbrandstoffen (benzine en diesel) is aangetroffen afkomstig van het pompeiland, de voormalige vulpunten en de (voormalige) ondergrondse tanks. Deze verontreiniging is aan te merken als een geval van ‘ernstige bodemverontreiniging’, waarvoor een saneringsnoodzaak bestaat. Voor het gebied is in 1997 een saneringsplan opgesteld met als doelstelling om terug te saneren naar de streefwaarden. Voor het overige deel van Moltzerhof is in opdracht van het OBR in 1999 een bodemonderzoek verricht. De bodem is matig vervuild. Voor de locatie Moltzerhof heeft in 2006 een verkennend onderzoek plaatsgevonden. Volgens het rapport van de toetsingscommissie (TC 060216) is de locatie geschikt voor het beoogde gebruik, wonen met tuin. Teldersweg Indertijd is naar aanleiding van gronduitgifte in opdracht van het OBR een bodemonderzoek verricht, waarbij op de aangrenzende locatie Teldersweg/ Van Poeljeweg/ Donkersingel matige verontreinigingen met o.a. zware metalen zijn aangetroffen. Om de grond geschikt te maken voor de beoogde nieuwbouw van woningen en een supermarkt is er in 1995 gesaneerd, waarbij ter plaatse een leeflaag is aangelegd. Donkersingel Naar aanleiding van gronduitgifte is in opdracht van het OBR voor deze locatie in 2005 een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd. De conclusie in het rapport was o.a. dat er mogelijk sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. In de kleiige toplaag is een matige verontreiniging met drins (bestrijdingsmiddelen) aangetoond. In de kleiige ondergrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd. Voorafgaand aan herinrichting dient nader onderzoek te worden uitgevoerd naar drins in de grond en eventueel dient er een saneringsplan te worden opgesteld. Donkersingel/Wilgenlei (de Wilgenborgh) Hier zijn in het verleden geen bodemonderzoeken verricht. Wanneer in de toekomst bodemverontreiniging wordt geconstateerd, zal er conform de hoofdlijnen van Bobel 3 worden gehandeld.
6.6.
Externe veiligheid
Binnen het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico zegt iets over de theoretische kans op overlijden op een bepaalde plaats voor een persoon die een jaar lang op die plaats zou staan. Hiervoor geldt dat een kans groter dan 1 op de miljoen per jaar (10-6/jaar) als onacceptabel wordt geacht. De norm voor het plaatsgebonden risico is bij kwetsbare objecten een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Bij beperkt kwetsbare objecten is de 10-6/jaar-norm een richtwaarde die alleen mag worden overschreden als daar gewichtige redenen voor zijn. Het is aan het lokale bevoegd gezag, de gemeente, om een invulling te geven aan het begrip “gewichtige reden”. Hierbij kan worden gedacht aan het toestaan van een extensief gebruikt terrein, zoals een sportveld, binnen de 10-6-plaatsgebonden risicocontour. Ook kan worden gedacht aan het opvullen van een open plek in bestaand stedelijk gebied. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico, dat in één getal kan worden uitgedrukt, wordt het groepsrisico door een (grafiek)lijn weergegeven. Naar mate de groep mogelijke slachtoffers groter wordt, moet de kans op zo’n ongeval kleiner zijn. Bij stationaire bronnen ligt de lijn op 10-5/jaar voor tien slachtoffers en 10-7/jaar voor 100 slachtoffers. Voor de transportmodaliteiten weg, rail, water en buisleiding -4 -6 ligt de lijn op 10 /jaar voor 10 slachtoffers en 10 /jaar voor 100 slachtoffers. De normen voor het groepsrisico weerspiegelen geen grenswaarde maar een oriënterende waarde. Dit houdt in dat bij de beoordeling van het groepsrisico het lokaal en regionaal bevoegd gezag de mogelijkheid geboden wordt om gemotiveerd van de oriënterende waarde af te wijken. Een afwijking moet in een openbare en goed inzichtelijke belangenafweging door het bevoegd gezag gemotiveerd worden. Bronnen Voor de externe veiligheid zijn de volgende bronnen relevant: Het LPG-verkooppunt aan de Melanchtonweg, alsmede het transport van LPG via de G.K. van Hoogendorpweg, de NAM-locatie aan de G.K. van Hoogendorpweg en het regionale vliegveld Rotterdam Airport.
51
Wat betreft het transport van LPG ligt alleen de locatie Asserweg binnen een afstand van 150 meter van de mogelijke route; het aantal woningen in de oude en nieuwe situatie blijft gelijk en de risico’s wijzigen derhalve niet. Daarom wordt op deze bron niet verder ingegaan. De overige relevante bronnen worden hieronder behandeld. LPG-verkooppunt Aan de Melanchtonweg is een LPG-station gevestigd. Rondom het vulpunt werd eerder een plaatsgebonden risicocirkel gehanteerd met een straal van 80 meter. Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI5), op enkele onderdelen na, in werking getreden. Op basis van dit nieuwe beleid worden de milieuvergunningen van LPG-stations aangepast, waarbij op basis van het LPG-verbruik nieuwe veiligheidscirkels worden bepaald, waarvan de straal kan variëren van 45 tot 110 meter. De doorzet van het LPG-station bedraagt minder dan 1000 m3/jaar (informatie DCMR), zodat volgens het REVI6 de afstand van de 10-6 plaatsgebonden risicocontour 45 meter vanaf het vulpunt bedraagt. De afstand van het LPG-station als geheel tot aan de meest nabij gelegen woonbebouwing in het plangebied bedraagt ca. 240 meter. De inrichting van het LPG-station ligt derhalve ruim buiten het plangebied en is verder niet relevant voor dit bestemmingsplan. NAM-locatie Deze inrichting valt onder de Mijnbouwwet en de Wet milieubeheer. Beide wetten worden door het Ministerie van EZ uitgevoerd, waar het gaat om vergunningverlening en controle. De controle-instantie is het Staatstoezicht op de Mijnen. De inrichting valt niet onder het BRZO7) en het BEVI is thans nog niet van toepassing op NAM-locaties in zijn algemeenheid. Voor de toetsing van de huidige situatie wordt gerekend met veiligheidscontouren die EZ zelf heeft vastgesteld. Volgens opgave van de controle-instantie (december 2005) liggen de 10-6 en 10-8 plaatsgebonden risicocontouren niet verder dan het hek van de inrichting. Aan de westzijde van de NAM-locatie liggen transportleidingen voor ruwe olie. Deze leidingen liggen ruim buiten het plangebied en zijn niet relevant voor dit bestemmingsplan. Rotterdam Airport Onder externe veiligheid van luchthavens wordt verstaan het risico van vliegtuigongevallen waaraan personen blootstaan die zich buiten de begrenzingen van het aangewezen luchtvaartterrein en eventuele ontheffingsgebieden in het gebied rond de luchthaven bevinden. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico’s. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Tot nu toe bestaat er geen externe veiligheidsregelgeving voor regionale luchthavens. Momenteel wordt wetgeving voorbereid voor de regionale en kleine luchthavens. In een nieuw hoofdstuk van de Wet luchtvaart zal de decentralisatie van luchtvaarttaken naar de provincies worden geregeld en zal ook een normstelling voor geluid en externe veiligheid worden opgenomen. Om te voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen belemmerend werken op de introductie van de nieuwe wetgeving, bestaat het voornemen om met de regionale overheden afspraken te maken over een te voeren ruimtelijk interimbeleid. Net als bij Schiphol zullen in overleg met de betreffende regio’s de mogelijke aanvullende ruimtelijke maatregelen ter beheersing van het groepsrisico worden bezien en zal een stand-still voor externe veiligheid worden uitgewerkt.
5
BEVI = Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen 2004 (Stb 250, 2004) REVI = Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (Stc. 183, 2004) 7 BRZO = Besluit Risico’s Zware Ongevallen 1999 (Stb 234, 1999). 6
52
figuur: PR-contouren van Rotterdam Airport (bron: NLR-rapport 2006)
Bij brief van 29 december 2000 kondigen GS van de provincie Zuid-Holland aan dat zij voornemens zijn tot het van kracht worden van een nieuw beleidskader een tijdelijk toetsingskader te hanteren voor nieuwe bouw- en bestemmingsplannen. Het voorgenomen toetsingskader houdt in dat: binnen de 10-5 plaatsgebonden risicocontour alleen bestemmingen zijn toegestaan waar personen niet langdurig verblijven, zoals groen, verkeersfuncties en dergelijke; tussen de 10-5 en 10-6 plaatsgebonden risicocontour alleen niet-arbeidsintensieve bedrijvigheid en andere beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan; binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour geen nieuwe kwetsbare bestemmingen (woningen, scholen, zorginstellingen) zijn toegestaan; Voorts is er binnen het invloedsgebied een motiveringsplicht voor nieuwbouwplannen die ervoor zorgen dat het groepsrisico verder toeneemt. Het invloedsgebied betreft het gebied binnen de 10-7 plaatsgebonden risicocontour. In het kader van de MER “Zoneaanpassing Rotterdam Airport” zijn door het NLR8 externe veiligheidsberekeningen uitgevoerd op basis van het Interim Externe veiligheidsbeleid voor regionale luchthavens (verder te noemen NLR-rapport 2006). Plaatsgebonden risicocontouren Rotterdam Airport -6 Een klein deel van het plangebied Schiebroek-zuid ligt binnen de 10 plaatsgebonden risicocontour. Op de plankaart is aangegeven dat de contour het plangebied ter hoogte van de Wilgensingel en Klaprooslaan doorkruist. Binnen deze contour zijn geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw aanwezig op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. Binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour liggen geen nieuwe ontwikkelingslocaties. Groepsrisico Rotterdam Airport Het aantal woningen binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour luchthaven Rotterdam Airport blijft gelijk. -7 Binnen de 10 plaatsgebonden risicocontour van de luchthaven is binnen locatie 1 (Asserweg) ruimte voor vervangende nieuwbouw, waarbij het aantal woningen gelijk blijft en binnen locatie 2 (Moltzerhof) neemt het aantal woningen af.
8
NLR-rapport 2006: Extern veiligheidsrisico rond Rotterdam Airport, Externe Veiligheidsberekeningen ten behoeve van Milieu Effect Rapport Zoneaanpassing Rotterdam Airport, N.L.R. d.d. 25 april 2006 (rapport NLR-CR-206-028)
53
Buiten de 10-7 plaatsgebonden risicocontour, in locatie 3 (Teldersweg) maken twee scholen, een kerkgebouw en een gymzaal plaats voor extra woningen, en in locatie 4 (Donkersingel) komen nieuwe woningen. Met die locaties kunnen maximaal 154 woningen aan het totaal van bijna 4000 van het plangebied worden toegevoegd, buiten de 10-7 plaatsgebonden risicocontour. Met de toevoeging kan het woningaantal in het plangebied een paar procent stijgen. Dat het groepsrisico Rotterdam Airport in relatie tot het bestemmingsplan nagenoeg gelijk blijft, blijkt uit het volgende: ® Volgens het NLR-rapport 2006 liggen er binnen de 10-7 plaatsgebonden risicocontour van het vliegveld 12.150 – 15.300 woningen, afhankelijk van het gekozen alternatief. Zoals hierboven aangegeven neemt de hoeveelheid woningen binnen de 10-7 plaatsgebonden risicocontour volgens het bestemmingsplan af. ® Volgens het NLR-rapport 2006 voor al het zwaar en middelzwaar vliegverkeer liggen de vliegroutes van de vliegtuigen, op basis waarvan het groeprisico wordt berekend, buiten de bestemmingsplangrens. Voor 4 van de 14 mogelijke start- en landingsroutes voor propellervliegtuigjes (les- en privévliegtuigen) ligt wel een klein deel van de route boven het bestemmingsplan gebied. Dergelijke kleine vliegtuigen beïnvloeden het Groepsrisico nauwelijks. ® De Groepsrisicoberekening die voor Polder Schieveen is uitgevoerd voor 8.000 arbeidsplaatsen heeft geen noemenswaardige overschrijding van het Groepsrisico opgeleverd. Om deze redenen worden nieuwe Groepsrisicoberekeningen niet zinvol geacht. De verdichting in Schiebroek-zuid vindt plaats in dat deel van het bestemmingsplangebied dat het meest veraf gelegen is van het vliegveld (buiten de 10-7 plaatsgebonden risicocontour). De verdichting leidt tot een lichte toename van het aantal aanwezigen gerelateerd aan de woningen. Hiertegenover staat echter de daling van de gemiddelde woningbezetting. Deze landelijke, algemene trend zorgt juist voor een lichte afname van het aantal aanwezigen. Er is ook een lichte afname van het aantal aanwezigen gerelateerd aan de overige voorzieningen scholen en kerkgebouw, terwijl de uitbreiding van het Melanchthoncollege binnen het bestemmingsplangebied het verst van de bron is gelegen. Echter het interim-beleid van de provincie beschouwt vooralsnog alleen het groepsrisico gerelateerd aan de woningen. De ontwikkelingslocaties van Schiebroek-zuid dragen bij aan een marginale verandering van het groepsrisico. Conclusie In de omgeving van Schiebroek-zuid is alleen sprake van de volgende relevante risicobronnen: een LPGstation, transport van LPG over de G.K. Hoogendorpweg, de NAM-locatie en Rotterdam Airport. Op basis van het bovenstaande is geconcludeerd dat externe veiligheid geen belemmering levert voor de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.
6.7.
Natuur
Inleiding In de ruimtelijke ordening past aandacht voor natuur vanwege de natuurregelgeving. De verplichting rekening te houden met natuur kan aan de orde zijn als gevolg van toepassing van de natuurregelgeving bij aanwezigheid van formeel beschermde natuurwaarden. Aandacht voor natuur in de ruimtelijke ordening is bovendien op zijn plaats als gevolg van ambities voor natuur. De gemeente Rotterdam heeft met het Groenplan en het Waterplan globaal ambities neergelegd voor natuur. Natuurregelgeving algemeen In de natuurregelgeving is gebiedsbescherming en soortenbescherming te onderscheiden. Gebiedsbescherming is niet aan de orde binnen het bestemmingsplangebied vanwege het ontbreken van gebieden waar de natuurfunctie een formeel beschermde status heeft. Soortenbescherming is wel van toepassing op Schiebroek-zuid. De van toepassing zijnde natuurregelgeving betreft: de Flora- en faunawet ter bescherming van bepaalde dier- en plantensoorten; het Compensatiebeginsel Natuur en Landschap ter bescherming van biotopen van Rodelijstsoorten. Dit beginsel is vastgesteld beleid door Provincie Zuid-Holland. Een quick scan is verricht om een indruk te krijgen van de aanwezigheid van de formeel beschermde soorten waarmee rekening dient te worden gehouden in het bestemmingsplan.
54
Flora- en faunawet In de Flora- en faunawet zijn drie categorieën beschermde soorten te onderscheiden met elk een eigen beschermingsregime: streng beschermde soorten, algemene soorten en overige soorten. Streng beschermde soorten Streng beschermde soorten binnen het plangebied zijn vogels en vleermuizen. Alle vogels zijn beschermd. De werkzaamheden die vogels kunnen verstoren moeten in principe buiten het broedseizoen (maart-juli) plaatsvinden. De wettelijke bescherming van vogels in de ruimtelijke planvorming is toegespitst op vaste, in gebruik zijnde nestplaatsen die moeilijk vervangbaar zijn, evenals op zeldzame en bedreigde vogelsoorten. Er zijn geen aanwijzingen dat binnen het plangebied zulke nestplaatsen dan wel zeldzame, bedreigde vogels aanwezig zijn. De wettelijke bescherming van vleermuizen heeft pas dan betekenis voor de ruimtelijke planvorming indien vaste verblijfplaatsen in het geding zijn, en ook – volgens de huidige uitleg van de Flora- en faunawet – indien aantasting aan de orde is van min of meer frequent gebruikte routes door vleermuizen. Verblijfplaatsen kunnen voorkomen in bomen met holtes en spleten, alsmede in gebouwen. Binnen het plangebied is volgens onderzoek in de periode 1989-1995 sprake van één verblijfplaats van vleermuizen: een kolonie gewone dwergvleermuis in de omgeving van de Meidoornsingel, hoogstwaarschijnlijk in bebouwing. Verder is sprake van één route gesitueerd in de groene rand van Schiebroek langs de Hofpleinlijn. Voor ruimtelijke ingrepen die leiden tot aantasting van verblijfplaatsen of routes van vleermuizen geldt de zware toets volgens de Flora- en faunawet. Zo’n ingreep is slechts toegestaan indien hiervoor dwingende redenen van groot openbaar belang gelden en er geen alternatieven en alternatieve locaties zijn. Een voorwaarde blijft dan nog wel dat negatieve effecten dienen te worden gecompenseerd voor de gunstige staat van instandhouding van de soort. Algemene soorten Binnen het plangebied is de aanwezigheid aan de orde van diverse algemeen voorkomende beschermde soorten. Hiertoe horen amfibieën zoals bruine kikker en gewone pad, en veel soorten kleine landzoogdieren zoals de bosmuis en de huisspitsmuis. Van de algemene soorten is de wettelijk vereiste 'gunstige staat van instandhouding' niet in het geding op lokaal, regionaal en nationaal niveau. Toepassing van de Flora- en faunawet brengt derhalve geen verplichting met zich mee om maatregelen te treffen ter instandhouding van leefgebied van deze soorten in het bestemmingsplan. Overige soorten Deze categorie behelst de beschermde soorten die niet behoren tot bovengenoemde categorieën. Het betreft een beperkt aantal soorten. Het bestemmingsplangebied is – afgezien van het oppervlaktewater – voor de soorten uit deze categorie vrijwel ongeschikt gelet op de aanwezige ecotopen (vooral gezien de hoge voedselrijkdom van de bodem) en de gebruiksdruk (vooral de grote menselijke verstoring en het intensieve maaibeheer). Al is een marginaal voorkomen van een enkele soort uit deze categorie (bijv. rietorchis) niet uitgesloten. De wettelijk vereiste gunstige staat van instandhouding van deze soorten staat derhalve niet onder druk. Daarnaast is in het oppervlaktewater de aanwezigheid van een enkele beschermde vissoort niet uitgesloten (kleine modderkruiper, bittervoorn). Deze biotoop is echter niet in het geding. Compensatiebeginsel natuur en landschap Het vastgestelde Compensatiebeginsel Natuur en Landschap door GS van Zuid-Holland voorziet in de bescherming van biotopen van Rodelijstsoorten (1997). Tot de mogelijk voorkomende Rodelijstsoorten binnen het plangebied behoren soorten die tevens wettelijk beschermd zijn (rietorchis, bittervoorn). Reeds is aangegeven dat aantasting van de biotoop met betekenis voor deze soorten niet aan de orde is. Op de recent vastgestelde en geactualiseerde Rode lijsten door de Minister van LNV (5 november 2004) is één nieuwkomer die veel voorkomt in stedelijk gebied en ook in Schiebroek huist: de huismus. Deze soort is weliswaar nog een algemene verschijning, maar is door de sterke achteruitgang in aantal op de Rode lijst opgenomen. Aangezien de soort nog zeer algemeen voorkomt binnen stedelijk gebied, ligt het niet voor de hand hiermee rekening te houden bij ruimtelijke ingrepen. Andere Rodelijstsoorten die mogelijk in het plangebied aanwezig zijn, zijn vooral te verwachten in grasland en oevers (hoogstens incidenteel voorkomen van plantensoorten zoals rode ogentroost) en oppervlaktewater (een vissoort zoals het vetje). Aantasting van biotoop van deze soorten is niet in het geding als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan. Wel kan behoud van de biotoop een aandachtspunt zijn in de uitwerking van inrichtingsplannen binnen het kader van het bestemmingsplan.
55
Ecologische ambities & potenties De gemeente Rotterdam heeft met het gemeentelijke Groenplan en het gemeentelijke Waterplan ecologische ambities neergelegd. In het Groenplan is uitgesproken dat in het algemeen voldoende ruimte aanwezig is voor groen binnen Rotterdam. Zeker voor een tuinstad als Schiebroek geldt dat. De ecologische ambitie betreft vooral het streven naar kwaliteitsverbetering van het groen. Hiertoe behoort o.a. verbetering van de ecologische kwaliteit; een streven dat overigens verder niet is geconcretiseerd. Potenties voor ecologische kwaliteitsverbetering bieden alle singels (water & aangrenzend groen) gezien de beschikbare ruimte. Mede gelet op andere betekenissen van het groen, waaronder de gewenste identiteit, lijkt echter ecologische kwaliteitsverbetering binnen Schiebroek-zuid het meest kansrijk in de groenstrook langs de spoorlijn. Een specifieke ecologische ambitie uit het Waterplan met ruimtelijke consequentie is het streven om over een aanzienlijk deel van de oeverlengte natuurvriendelijke oevers te realiseren. In het eerste waterplan is het streven gegeven om vóór het jaar 2030 25% van de oeverlengte natuurvriendelijk in te richten; dat wil zeggen met oeverbegroeiing. Een kansrijke locatie voor natuurvriendelijke oevers lijkt vooral de watergang langs de spoorlijn. Overigens geldt dat uitwerking van alle genoemde ecologische ambities past op het niveau van Inrichtingsplannen en dat het regelen hiervan in het bestemmingsplan niet nodig is. Vogel- en vleermuisonderzoek rond bouwplan Asserweg Naar aanleiding van de voorgenomen sloop van woningen en de kap van bomen langs de Asserweg is in 2007 nader onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van vogels met een vaste rust- en verblijfplaats en het gebruik van het plangebied door vleermuizen. Uit dat onderzoek komt naar voren dat de kans bestaat dat de bomen in het park naast de flats aan de Asserweg gebruikt worden door vogels met een vaste rust- en verblijfplaats. Ingeval het noodzakelijk blijkt deze bomen te kappen, dient zulks te geschieden buiten het broedseizoen. Voor het kappen van bomen is ontheffing nodig in het kader van de Algemene Plaatselijke Verordening.
Daarnaast wordt het plangebied door de gewone dwergvleermuis gebruikt als foerageergebied. Dit is echter geen essentieel foerageergebied. Voor het kappen van bomen hoeft voor vleermuizen geen ontheffing te worden aangevraagd. In de bebouwing aan de Asserweg zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig. Ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is daarom niet noodzakelijk. Mogelijk wordt, aangezien het opportunistische soorten betreft, door individuen de bebouwing gebruikt als verblijfplaats. In het onderzoek wordt aanbevolen om de volgende maatregelen gedurende de sloop in acht te nemen: het gebouw strippen; indien vleermuizen worden aangetroffen, wordt aangeraden om de dieren met rust te laten en contact op te nemen met een vleermuisdeskundige. Indien watergangen gedempt of vergraven worden, dient de visstand bemonsterd te worden, om na te gaan of beschermde vissen in de watergang aanwezig zijn. Indien deze aanwezig zijn, is een ontheffing in het kader van Flora- en faunawet noodzakelijk. Naar verwachting zal deze worden verleend, aangezien vissen voorafgaand aan de werkzaamheden kunnen worden weggevangen.
6.8.
Duurzaamheid en energie
Duurzaamheid is onder andere zodanig bouwen, renoveren en beheren dat, gedurende de hele kringloop van het bouwwerk en de gebouwde omgeving, het milieu en de menselijke gezondheid zo min mogelijk negatieve effecten ondervinden. Het begrip duurzaamheid speelt op verschillende schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad, de wijk als het gebouw. Rotterdam heeft een ambitieus klimaatprogramma vastgesteld. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het klimaatprogramma van Rotterdam moet bij het ontwerp van gebouwen rekening worden gehouden met duurzaam bouwenprincipes en de energieprestatie eisen. Duurzaam bouwen Het Bouwbesluit vormt het minimaal te realiseren kwaliteitsniveau in Nederland. De gemeente Rotterdam heeft daar boven op het document ‘De Rotterdamse Woningkwaliteit’ (RWK) opgesteld (meest recente versie maart 2005). Het RWK is een eenvoudig systeem van aanvullende kwaliteiten op het Bouwbesluit en bestaat uit zes thema's: oppervlakte, veiligheid, toegankelijkheid, duurzaamheid, flexibiliteit en comfort. Het RWK is vrijblijvend te gebruiken.
56
Hieronder staan een aantal duurzaam bouwen maatregelen, die toegepast kunnen worden bij nieuwe ontwikkelingen in Schiebroek-zuid: Afkoppeling van hemelwater, zodat regen en afvalwater niet in hetzelfde riool terecht komen. Het schone regenwater kan in het gebied zelf worden vastgehouden. Zie hoofdstuk 5. Geen zink gebruiken voor bijvoorbeeld dakgoten. Zink heeft de eigenschap uit te logen waarbij neerslag zink oplost in het regenwater. Een alternatief is het toepassen van stalen dakgoten. Gebruik hout met een milieukeur, bijvoorbeeld FSC. Het keurmerk FSC geeft aan dat het hout uit een goed beheerd bos afkomstig is. Pas waterbesparende maatregelen toe, bijvoorbeeld een waterbesparende douchekop of een waterbesparend toilet. Maak gebruik van zonne-energie zoals een zonneboiler of zonnecellen. Bekijk of nieuwe gebouwen uitgevoerd kunnen worden met een groen dak. Energie Het Rotterdam Climate Initiative is het nieuwe, ambitieuze klimaatprogramma waarbij de gemeente tracht de CO2-uitstoot van Rotterdam fors terug te brengen. Om een belangrijke bijdrage aan deze doelstelling te leveren en energie te besparen, is het beleid van de gemeente Rotterdam er op gericht zoveel mogelijk woningen, bedrijven en voorzieningen aan te sluiten op een collectief warmtenet. Een warmtenet omvat een stelsel van leidingen waardoor warm water wordt gepompt voor verwarming en warm tapwater. Door het toepassen van industriële restwarmte als warmtebron voor het collectieve warmtenet wordt een bijdrage geleverd aan het behalen van de doelstellingen van de gemeente Rotterdam. Bij grootschalige toepassing, op gemeentelijk niveau, wordt een grote milieuwinst behaald op het gebied van het broeikaseffect (CO2) en de lokale luchtkwaliteit (NOx). Met de aanpassing van de bouwverordening op 12 juli 2007 stimuleert de gemeenteraad de aansluiting op het warmtedistributienet. Indien in een deel van de gemeente een warmtedistributienet aanwezig is, dan moet een aldaar te bouwen bouwwerk zijn aangesloten op die publieke voorziening. Dit geldt indien het bouwwerk niet verder dan 40 meter van de dichtstbijzijnde leiding is gelegen, of als de kosten van de aansluiting niet hoger zijn dan bij een afstand van 40 meter. Sinds 1995 is het verplicht een EPC-berekening (EnergiePrestatieCoëfficiënt in te dienen in het kader van het aanvragen van de bouwvergunning).
57
7.
LEEFBAARHEID EN SOCIALE VEILIGHEID
7.1.
Leefbaarheid
Leefbaarheid wordt omschreven als een optelsom van de volgende aspecten: toegankelijkheid van gebouwen en openbare buitenruimten, in het bijzonder voor minder-validen; parkeergelegenheid voor auto’s en stallingmogelijkheid voor fietsen; ruimte voor spelen/recreatief groen; bezonning en uitzicht voor bewoners; consequenties voor beheer van de openbare buitenruimte in sociaal en technisch opzicht; afvalmanagement, ruimte voor containers e.d.
7.2.
Sociale veiligheid
Veiligheid betreft zowel objectieve veiligheid (het voorkomen van criminaliteit) als subjectieve veiligheid (het gevoel van veiligheid dat men ervaart). Vele aspecten spelen een rol bij sociale veiligheid: 1. veiligheid(sgevoel) wordt bevorderd door een zo groot mogelijke overzichtelijkheid. Criminaliteit komt minder voor als de zichtbaarheid groot is; 2. onveiligheid en criminaliteitsgevoeligheden worden verlaagd als bewoners zich verantwoordelijk voelen. Verantwoordelijkheidsgevoel moet worden gestimuleerd, ook ten aanzien van ruimtes die niet binnen de eigen woning zijn gesitueerd; 3. criminaliteit (van buiten) wordt afgeschrikt door (psychologische) barrières: territorialiteit; aantrekkelijk vormgegeven en goed onderhouden gebouwen hebben minder aantrekkingskracht op vandalen en verhogen het veiligheidsgevoel van bewoners. In de beleidsnota Ontwerpen voor een geëmancipeerde samenleving (dS+V, 1996) zijn 3 hoofditems geformuleerd voor het stedenbouwkundig plan: het scheppen van ruimtelijke voorwaarden om desgewenst werken en zorgen te kunnen combineren door (zorgvuldige) menging van de functies, het strategisch plaatsen van voorzieningen, en de bereikbaarheid van de wijken te verzekeren; differentiatie en flexibiliteit van woningen; veiligheid als basisvoorwaarde voor een normaal maatschappelijk leven. De eerste twee punten zijn onderdeel van het bestemmingsplan. In de bijlage is de checklist sociale veiligheid van de dS+V opgenomen. Het handboek Politiekeurmerk Veilig Wonen is uitgangspunt voor elk bouwplan.Toekenning van dit keurmerk geeft aan dat een wijk een beperkt criminaliteitsrisico heeft. Het toetsingsresultaat maakt expliciet deel uit van de besluitvorming over de betreffende uitwerking.
58
8.
HANDHAVING
In tegenstelling tot een buitengebied is het in een omvangrijk en dichtbebouwd stedelijk plangebied als Schiebroek-zuid ondoenlijk alle bestaande illegale bebouwing en gebruik te inventariseren. In de praktijk is het lang niet altijd mogelijk om van buitenaf waar te nemen wat zich in een pand of op een besloten binnenterrein afspeelt en het ontbreekt aan capaciteit om hier in het kader van de opstelling van een bestemmingsplan een stelselmatig onderzoek naar in te stellen. Bovendien zou een dergelijke inventarisatie altijd een momentopname zijn. Het zou te ver voeren om uit de jurisprudentie, die leert dat er in beginsel een handhavingsplicht bestaat, af te leiden dat er ook in alle gevallen een opsporingsplicht bestaat. Uiteraard zal altijd worden gereageerd op klachten van omwonenden. Doordat illegale situaties, die reeds in strijd waren met het voorgaande bestemmingsplan, worden uitgezonderd van het overgangsrecht, bestaat, op grond van de jurisprudentie, ook na langere tijd in beginsel nog de mogelijkheid om handhavend op te treden, indien een situatie aan het licht komt die redelijkerwijze niet eerder bekend kon zijn. Juridisch zijn deze situaties immers wegbestemd. Per geval zal door het bevoegde bestuursorgaan een zorgvuldige belangenafweging worden gemaakt. Op 16 april 2002 hebben burgemeester en wethouders de Kadernota handhaving dS+V vastgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten voor de handhaving van de dS+V zijn vastgelegd. Deze nota wordt door de dagelijks besturen van de meeste Rotterdamse deelgemeenten formeel onderschreven. In de nota wordt de wijze waarop het handhavingsbeleid wordt georganiseerd vastgelegd. Zo is onder andere een Handhavingscommissie ingesteld, die advies uitbrengt. Voorts heeft het college een beleid ingezet dat is gericht op programmatisch handhaven (bijvoorbeeld horeca, kinderdagverblijven, verblijfsinrichtingen). Hierbij ligt de prioriteit bij veiligheid.
59
9.
FINANCIËLE UITVOERBAARHEID
Dit bestemmingsplan bevat twee nieuwe ontwikkellocaties. Teldersweg Ontwikkelingslocatie Teldersweg krijgt de taakstelling mee dat eventuele grondtransacties of andere gemeentelijke inspanningen minimaal budgettair neutraal voor de gemeente dienen te verlopen. Donkersingel Financiële haalbaarheidsstudies, waarin gekeken is naar de belangrijkste kosten en opbrengsten hebben uitgewezen dat de locatie Donkersingel minimaal sluitend te ontwikkelen is. De overige genoemde locaties zijn middels eerdere besluitvorming in ontwikkeling genomen.
60
10.
MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID
10.1. Vooroverleg Resultaten overleg ex artikel 10 Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 voorontwerp-bestemmingsplan Schiebroek-zuid In het kader van het bovengenoemde overleg is het voorontwerp-bestemmingsplan Schiebroek-zuid toegezonden aan : 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, directie DRM VROM-inspectie , regio zuidwest Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek Ministerie van Defensie, dienst gebouwen, werken en terreinen Ministerie van Economische Zaken Rotterdams Milieucentrum Rijksdienst van de Monumentenzorg Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit K.P.N. Telecom Kamer van Koophandel Rotterdam Tennet Zuid-Holland N.V. Nederlandse Gasunie Stadsregio Rotterdam Rijksluchtvaartdienst Dir-Gen Energievoorziening Regionaal Economisch Overlegorgaan GGD Zuid-Hollandse Milieufederatie NS, afd Bedrijfs- en Productontwikkeling ProRail, afd Grondverwerving en Juridische zaken Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam Eneco Netbeheer B.V. Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond
Hieronder volgt een samenvatting van de ontvangen reacties en ons commentaar hierop: 1. 1.1
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, directie DRM Verzocht wordt de 20 KE geluidscontour Rotterdam Airport op de plankaart milieu op te nemen.
Commentaar Dit is gebeurd. 1.2 De ontheffing hogere grenswaarden wegverkeerslawaai dient voor alle te ontwikkelen locaties te zijn verleend voordat het plan wordt vastgesteld. Voor de locatie Asserweg dient tevens de hogere grenswaarde industrielawaai en railverkeerslawaai te zijn verleend. Commentaar Het ontwerpverzoek hogere grenswaarden zal gelijktijdig ter inzage worden gelegd met het ontwerpbestemmingsplan. T.a.v. industrielawaai geldt dat geen sprake is van een gezoneerd industrieterrein. Op de milieukaart is aangegeven de vergunde 50 dB(A) etmaalcontour van de NAM locatie Berkel-4. Een deel van de ontwikkellocatie Asserweg, valt binnen de 50 dB(A) vergunde geluidscontour van de NAM, maar de bestaande rechten van de NAM worden door het bouwplan Asserweg niet anders.
61
1.3 De onderzoeksresultaten van het luchtonderzoek zijn niet bijgevoegd, zodat onduidelijk is waarop de conclusies, zoals verwoord in de toelichting, op zijn gebaseerd. Recentelijk is een nieuwe versie van het CAR II model (versie 5.0) beschikbaar gekomen; verwacht wordt dat bij een herberekening met dit model gunstiger resultaten verkregen worden. Verzocht wordt het onderzoek naar luchtkwaliteit te actualiseren. Commentaar Het onderzoek naar luchtkwaliteit is geactualiseerd. Er is gebruik gemaakt van CAR II versie 5.1. 1.4 In de nabijheid van de buiten het plangebied gelegen NAM locatie, ligt een transportleiding voor ruwe olie. Niet duidelijk is in hoeverre deze leiding zich binnen het plangebied bevindt. Verzocht wordt hierover in de toelichting duidelijkheid te verschaffen en zo nodig plankaart en voorschriften aan te passen. Commentaar De transportleidingen voor ruwe olie liggen aan de westzijde van de NAM-locatie en derhalve ruim buiten het plangebied. De leidingen zijn niet relevant voor het bestemmingsplan. In de toelichting is dit alsnog verduidelijkt. 1.5 Op de plankaart ontbreekt de keurzone langs de Donkersingel. Verzocht wordt deze alsnog op te nemen. Commentaar Bedoelde beschermingszone is opgenomen op de plankaart. 1.6 Het plan geeft geen inzicht in duurzame energievoorziening; verzocht wordt het plan op dit punt aan te vullen. Commentaar In de toelichting is alsnog aangegeven dat het begrip duurzaamheid heel veel omvattend is. Vanaf de beslissing om wel of niet te bouwen tot aan de inrichting van de woning worden keuzes gemaakt die de duurzaamheid van de wijk, woning, energiegebruik of afvalketens beïnvloeden. Aangegeven is dat slechts een aantal aspecten in het bestemmingsplan aan de orde komt. Andere aspecten zullen elders geregeld moeten worden, bijvoorbeeld in een milieuprestatie. 3.
Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond
3.1 DCMR verzoekt het geluidsrapport toe te zenden. Ingeval er een overschrijding is van de geluidsnormen dient een procedure hogere grenswaarden te worden gevolgd. Het besluit hogere grenswaarden dient deel uit te maken van het bestemmingsplan. Aangegeven dient te worden of het tramlawaai meegenomen is. In tabel 1 ontbreken de gehanteerde wegdektypen, verkeersverdeling en –samenstelling en max. toegestane snelheid. In tabel 2 is niet vermeld of de geluidbelasting incl. correctie ex artikel 103 Wgh is. Evenmin op welke hoogte de maximale geluidbelasting is berekend. Commentaar Er is opnieuw akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het rapport is toegezonden aan DCMR. In het rapport is aangegeven op welke manier rekening is gehouden met het tramlawaai. De conclusies uit het onderzoek zijn verwerkt in de toelichting. Er is een hogere grenswaarde procedure noodzakelijk. Het ontwerpverzoek hogere grenswaarden zal gelijktijdig ter inzage worden gelegd met het ontwerpbestemmingsplan.
3.2 De 20 KE contour rond Rotterdam Airport raakt het noordelijk deel van locatie WD UW 1. In de paragraaf “luchtvaartlawaai” wordt niet gemotiveerd waarom dit past in de motie Beijnen. Commentaar De bedoelde ontwikkellocatie Asserweg is in het ontwerp bestemmingsplan gedetailleerd bestemd. De woongebouwen zijn slechts toegestaan ten zuiden van, dat wil zeggen buiten, de 20 KE contour Rotterdam Airport (in het voorontwerp was geregeld dat woongebouwen slechts toegestaan zijn ten zuiden van het Meijersplein-noord).
62
3.3 Voor de NAM locatie aan de Van Hogendorpweg heeft het ministerie van Econ. Zaken in 2000 een nieuwe milieuvergunning afgegeven in het kader van de Mijnwet / Wet milieubeheer. De in deze vergunning berekende 50 dB(A) contour strekt zich uit over een deel van de locatie WD UW 1 aan de Asserweg. Het advies is bij de ontwikkeling van deze locatie rekening te houden met de vergunde geluidsruimte en indien noodzakelijk maatregelen te nemen om geluidshinder te voorkomen. Commentaar Indien noodzakelijk zullen voorzieningen ter wering van geluidsoverlast aan de te bouwen woningen worden aangebracht. Zie tevens punt 1.2
3.4 In het plangebied zijn meer bodemonderzoeken / saneringen uitgevoerd dan beschreven in de toelichting. Geadviseerd wordt na te gaan of de onderzoeksgegevens ouder zijn dan 5 jaar; dan dienen zij te worden geactualiseerd. Voor locaties die niet zijn onderzocht, dient een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Commentaar Paragraaf 6.5. Bodem is geactualiseerd, waarbij de resultaten van de meest recente bodemonderzoeken zijn toegevoegd. Tevens is aangegeven dat voor het verkrijgen van een bouwvergunning moet worden aangetoond dat de bodem goed genoeg is om te bebouwen ten behoeve van de toegekende bestemming. 3.5 Verzocht wordt het luchtkwaliteitsrapport aan DCMR toe te zenden. Het onderzoek is gedaan met het CAR-II model versie 4.0. Thans dient evenwel gewerkt te worden met de versie 5.0 In de toelichting wordt verwezen naar tabellen waarin de resultaten voor fijn stof zijn weergegeven. Deze tabellen ontbreken echter. Commentaar Het onderzoek naar luchtkwaliteit is geactualiseerd. Er is gebruik gemaakt van CAR II versie 5.1. De resultaten van het onderzoek zijn verwerkt in paragraaf 6.4. Het rapport is toegezonden aan de DCMR. 3.6 T.a.v. externe veiligheid wordt geadviseerd in de toelichting te vermelden dat de 10-6 en 10-8 plaatsgebonden risicocontour van de NAM-locatie zich niet buiten de terreingrenzen van de NAM-locatie uitstrekken. Commentaar Dit is alsnog gebeurd.
3.7 Het LPG verkooppunt aan de Melanchtonweg 151 heeft een doorzet van 900 m3 LPG per jaar. –6 Hierdoor heeft het verkooppunt een 10 risicocontour van 45 meter en een invloedsgebied van 150 meter. Aangezien de afstand van het vulpunt tot de plangrens circa 260 meter bedraagt, ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van het verkooppunt. Er loopt thans een procedure waarbij de maximale doorzet (1000 m3 per jaar) wordt vastgelegd in de milieuvergunning. De PR-contour zoals aangegeven op de plankaart milieu moet worden aangepast in die zin dat de contour 45 meter bedraagt, gemeten uit het vulpunt (dus niet vanuit de LPG-tank). Commentaar De plankaart milieu is aangepast.
3.8 T.a.v. Rotterdam Airport dient aangegeven te worden wat het interimbeleid van de provincie is ten aanzien van bouw- en bestemmingsplannen. -6 De 10 plaatsgebonden risicocontour van de luchthaven ligt ter hoogte van de Wilgensingel en Klaprooslaan. Deze contour is op de plankaart milieu circa 200 meter naar het noorden verschoven. Dit dient op de kaart te worden aangepast. Commentaar In paragraaf 6.6. wordt alsnog gewezen op het interimbeleid van de provincie. De 10-6 plaatsgebonden risicocontour is op de plankaart milieu aangepast.
63
3.9 In de paragraaf “externe veiligheid” dient ingegaan te worden op het groepsrisico vanwege Rotterdam Airport. Commentaar Dit is alsnog gebeurd. 3.10 In de natuurparagraaf dient vermeld te worden dat alle vogels beschermd zijn en dat werkzaamheden die vogels kunnen verstoren in principe buiten het broedseizoen (maart-juli) plaats moeten vinden. Commentaar De toelichting is aangepast.
3.11 Op pagina 37 wordt gesproken over watercompensatie i.v.m. de voorgenomen bouw bij de Donkersingel. Voor de volledigheid dient dit ook vermeld te worden in de waterparagraaf. Commentaar Dit is gebeurd. De verschuivingsmogelijkheid richting watergang is inmiddels niet meer aan de orde. De tekst in de toelichting is hierop aangepast.
3.12 In de bedrijvenlijst komen nog mer-plichtige activiteiten voor. Geadviseerd wordt een aangepaste lijst op te nemen zonder mer-plichtige activiteiten. Commentaar Dit is gebeurd. 3.13 T.a.v. bedrijven is het volgende van belang : a. het installatiebedrijf aan de Moltzerhof (pagina 35) is inmiddels verdwenen. b. het tandtechnisch laboratorium en de tandheelkundige praktijk aan de Moltzerhof moeten alsnog in de bedrijvenlijst worden opgenomen. c. ten westen van het plangebied bevindt zich een Roteb-vestiging. Dit bedrijf kan belemmeringen opleveren voor zijn omgeving. Commentaar Hieromtrent merken wij op dat : Ad a. De vermelding naar het installatiebedrijf is geschrapt. Ad b. Het laboratorium en de tandheelkundige praktijk (sbi-code 8512, 8513) zijn alsnog in de bedrijvenlijst opgenomen. Ad c. De Roteb-vestiging aan de Melanchtonweg 139 betreft een afvalinzamelingsdepot. Dit is naar aard en omvang een bedrijfsinrichting in de categorie 3, waarbij indicatief maximale hinderafstanden gelden van niet meer dan 50 meter. De minimale afstand tot het plangebied is ruim 60 meter, de afstand tot woningen is meer dan 110 meter. Het bedrijf zal geen belemmeringen opleveren voor de bestemmingen in dit bestemmingsplan.
3.14 In de voorschriften is gemeld dat woongebouwen slechts mogen worden opgericht buiten de 50 dB(A) contour van de NAM locatie Berkel-4. Dit geldt echter ook voor andere geluidsgevoelige objecten als scholen, verpleeghuizen e.d. Commentaar Andere geluidsgevoelige objecten dan woningen worden niet toegelaten op de locatie WD UW 1, zodat het ook niet nodig is deze uit te sluiten.
64
3.15 a. b. c.
Aanbevolen wordt de volgende aanvullingen op de plankaart milieu op te nemen : de 10-7 plaatsgebonden risicocontour rond Rotterdam Airport; de 20 KE geluidscontour van Rotterdam Airport; de 150 meter contour van het invloedsgebied LPG-tankstation Melanchtonweg 151.
Commentaar De aanbeveling onder b. wordt overgenomen. De aanbeveling onder a wordt niet overgenomen, wel wordt de 10-7 plaatsgebonden risicocontour in een figuur in de toelichting opgenomen. De aanbeveling c. wordt niet overgenomen. 4.
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
4.1 Wateropgave paragraaf 5.4 toelichting. Het oppervlaktewatersysteem van Schiebroek is in 2005 getoetst aan de kwantiteitsnormen van het Nationaal Bestuursakkoord Water en blijkt hieraan te voldoen. In tegenstelling tot wat de tekst van de toelichting nog vermeldt, is er dus geen aanleiding om meer oppervlaktewater in het plangebied te realiseren voor de bestaande situatie. Verzocht wordt de tekst van genoemde paragraaf hierop aan te passen. Commentaar Dit is gebeurd. 4.2 De nieuwe ontwikkelingen waarin het plan voorziet, veroorzaken hun eigen wateropgave, voor zover het verhard oppervlak toeneemt. In paragraaf 5.4. wordt gesuggereerd dat dit niet het geval is. Elders in de toelichting wordt echter gesproken van een verdichting van de woonfunctie. Verder is uit ambtelijke gesprekken gebleken dat bij de toekomstige ontwikkelingen in Schiebroek gezocht zal moeten worden naar ruimte voor water. Volgens paragraaf 5.4 is die ruimte er niet. Verzocht wordt dit nader toe te lichten. Commentaar De toelichting is aangepast, zodat duidelijk wordt dat bij een locatie sprake is van een eigen, maar wel geringe, wateropgave. 4.3 Op de plankaart is een bestaand stuk hoofdwatergang niet aangegeven. Het betreft het gedeelte tussen de Meidoornsingel en de spoorlijn. Verzocht wordt deze watergang de bestemming “water“ te geven en de oever ervan te voorzien van de aanduiding “keurstrook”. Commentaar Bedoeld gedeelte van de watergang valt binnen de globale bestemming WD UW 1. Binnen deze bestemming zijn meerdere functies mogelijk, waaronder water. Het bestaande water is dus niet wegbestemd. 7.
Ministerie van Defensie, dienst gebouwen, werken en terreinen
Heeft bij brief van 2 oktober 2006 medegedeeld dat het plan geen aanleiding geeft tot opmerkingen. 12
K.P.N. Telecom
Heeft bij brief van 20 september 2006 verzocht rekening te houden met voldoende ruimte in openbare grond voor kabels en leidingen, alsmede met het vrijhouden van straalverbindingspaden. Commentaar Hiermede wordt - standaard - rekening gehouden. 13
Kamer van Koophandel Rotterdam
13.1 De Kamer pleit ervoor bij bedrijvigheid aan huis en in praktijkruimten bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten toe te laten.
65
Commentaar Het toelaten van bedrijven in categorie 2 van de bedrijvenlijst in woningen vinden wij onwenselijk, omdat dit een te zware belasting betekent voor de woonfunctie. Bovendien is overlast voor aangrenzende woningen niet uitgesloten. Veelal dienen dergelijke bedrijven een minimum afstand van 30 meter aan te houden tot woningen, teneinde overlast (geluid, stof, geurhinder) te voorkomen.
13.2 In de voorschriften is bepaald dat de woning niet mag worden gebruikt ten behoeve van reclameuitingen. Hiermee wordt voorbijgegaan aan het feit dat reclame en ondernemen hand in hand gaan. De Kamer vindt derhalve dat enige reclame moet worden toegestaan. Commentaar In artikel 2A is geregeld dat de woning niet mag worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen. Het wordt niet wenselijk gevonden dat aan de buitenzijde van woningen reclame-uitingen prijken voor bedrijvigheid in woningen. Er zijn voldoende andere mogelijkheden om reclame te maken.
13.3 De Kamer pleit ervoor om zoveel mogelijk wonen en werken te combineren door een menging van functies. Zo wordt op de locatie Teldersweg slechts de functie wonen en maatschappelijke voorzieningen toegestaan, terwijl op de locatie Donkersingel alleen wonen is toegestaan. Voor deze locaties zou de Kamer graag zien dat ook werken (winkels, praktijkruimten en bedrijven) is toegestaan. Gewezen wordt op het voordeel van minder woon-werk verkeer per auto Commentaar Voor de locatie Donkersingel is een woningbouwplan in voorbereiding, zodat het logisch is daarop de bestemming toe te snijden. Voor wat betreft de Teldersweg is de afgelopen jaren gebleken dat de winkelfunctie niet of nauwelijks levensvatbaar is. Na de bedrijvensanering van de naastgelegen Moltzerhof is het begrijpelijk dat geen nieuwe bedrijvenontwikkeling gestimuleerd wordt aan de Teldersweg. Overigens brengt ook de (brede) functie maatschappelijke voorzieningen werkgelegenheid met zich mee. Verder merken wij op dat naast voordelen in de zin van minder woon-werk verkeer per auto, er ook nadelen aan bedrijven in een woonwijk kleven in de vorm van geluidhinder, bezoekersverkeer, aan- en afvoer van producten. 13.4 D.m.v. wijzigingsbevoegdheden wordt de mogelijkheid geboden winkels aan de Teldersweg en bedrijven aan de Moltzerhof / Moltzerstraat weg te bestemmen. De Kamer vindt dat dit funest is voor de wijkeconomie. De Kamer vindt dat hierdoor de leefbaarheid van de wijk wordt aangetast en plaatselijke werkgelegenheid verloren gaat. Commentaar De wijzigingsbevoegdheid voor de Teldersweg biedt de mogelijkheid om de winkelfunctie (na beëindiging ervan) om te zetten in bedrijven, maatschappelijke voorzieningen of gemengde bebouwing. Er is geen sprake van wegbestemmen, doch het inbouwen van flexibiliteit om andere (werk)functies mogelijk te maken ingeval de winkel zou verdwijnen. Aan de Moltzerhof/Moltzerstraat vindt momenteel een herstructurering plaats, waarbij bedrijfsfuncties worden omgezet in wonen. Aangezien nu ook het laatste (garage)bedrijf is verdwenen, kan de wijzigingsbevoegdheid vervallen en wordt het woningbouwplan (48 laagbouw woningen) gedetailleerd opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan. 14
Tennet Zuid-Holland
Heeft bij brief van 29 september 2006 medegedeeld dat geen eigendommen van dit bedrijf in het plangebied aanwezig zijn. 15
N.V. Nederlandse Gasunie
Heeft bij brief van 20 september 2006 medegedeeld dat in het plangebied geen leidingen of stations van dit bedrijf aanwezig zijn.
66
22
NS, afd Bedrijfs- en Productontwikkeling
Heeft bij brief van 30 oktober 2006 medegedeeld dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen 23
ProRail, afd Grondverwerving en Juridische zaken
Heeft bij brief van 10 oktober 2006 medegedeeld dat het beheer van het tracé van de Hofpleinlijn sinds 3 juni 2006 is overgedragen aan het Stadsgewest Haaglanden. Geadviseerd wordt deze organisatie bij het bestemmingsplan te betrekken. 26
Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond
Het plangebied ligt ten dele binnen de risicobron Rotterdam Airport. De PR contour (10-6) van Rotterdam Airport doorkruist het plangebied ter hoogte van de Wilgensingel en Klaprooslaan. De waarde voor het groepsrisico is niet berekend, omdat het een hoofdzakelijk conserverend plan is, dat een verwaarloosbare verhoging van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico tot gevolg zal hebben. Ingeval van een vliegtuigcrash zijn er geen beperkingen ten aanzien van de mogelijkheid tot ontvluchting binnen genoemde contour. Uit overleg met de Brandweer is gebleken dat er voldoende bluswatervoorzieningen aanwezig zijn. Teneinde de zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor hulpverlening te vergroten, adviseert de VRR om: a. het aantal aanwezigen binnen de PR 10-6 contour Rotterdam Airport te beperken door verdichting zo veel mogelijk te beperken’ b. zo veel mogelijk vluchtwegen open te houden, met aansluiting op bestaande infrastructuur binnen en buiten het plangebied. Commentaar. Zoals uit de plankaart milieu behorende bij het bestemmingsplan blijkt raakt de PR 10-6 contour net de plangrens aan de noordwest zijde. Binnen deze contour maakt het plan geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk.
10.2. Inspraak Eindverslag inspraakprocedure voorontwerpbestemmingsplan Schiebroek-zuid Op grond van de Inspraakverordening Rotterdam 2005 is het genoemde beleidsvoornemen gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd met ingang van 5 oktober 2006, na voorafgaande publicatie in de Postiljon op 4 oktober 2006. Op 16 oktober 2006 is een inspraakbijeenkomst gehouden in de raadszaal van het deelgemeentekantoor Hillegersberg-Schiebroek aan de Melanchtonweg 100, waarbij gelegenheid is geboden mondeling opmerkingen te maken over het voorontwerp bestemmingsplan. Schriftelijke opmerkingen konden worden ingediend tot het einde van de ter inzage termijn. Het verslag van de inspraakbijeenkomst is als bijlage bij dit eindverslag gevoegd.
Schriftelijke opmerkingen zijn ingediend door : 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Com.wonen, postbus 4468, 3006 AL Rotterdam Patrimonium’s Woningstichting, postbus 8113, 3009 AC Rotterdam Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam, postbus 22260, 3003 DG Rotterdam Estrade projecten, postbus 854, 3000 AW Rotterdam C. van Gelder en M. Raadsen, Asserweg 132, 3053 AK Rotterdam A. Commandeur, Molenlaan 151, 3055 GA Rotterdam
67
Deelnemers inspraakbijeenkomst (voorzover niet vermeld onder de schriftelijke reacties): 7. 8. 9. 10. 11.
S.de Lange, Meidoornsingel 363, 3053 BR Rotterdam N. van Kaan, Lindesingel 102, 3053 JM Rotterdam L. van Arkel, Lindesingel 104, 3053 JM Rotterdam K. van Holst, Duizendschoonstraat 7, 3051 SB Rotterdam Visade, t.a.v. de heer F. Hulpush, Laan van Zuid Hoorn 47, 2289 DC Rijswijk
Samenvatting schriftelijke inspraakreacties met commentaar 1.
Com.wonen, postbus 4468, 3006 AL Rotterdam
1.1 Verzocht wordt de locatie Hamakerstraat (met de complexen Schiehoven-Wilgenplas en Wilgenstaete) aan te merken als ontwikkelingslocatie. Commentaar Voor Schiebroek is een masterplan in voorbereiding. Aan dit plan kan evenwel op dit moment nog onvoldoende duidelijkheid worden otleend voor de toekomstige invulling van deze locatie. Vooralsnog is derhalve de bestaande situatie bestemd. In de toelichting is dit als een mogelijke toekomstige ontwikkeling vermeld. 1.2 De woningaantallen voor de locatie Asserweg zijn verouderd. Het huidige plan gaat uit van 80 woningen, doch aangezien het plan nog in de ontwerpfase verkeert, lijkt het beter uit te gaan van maximaal 120 woningen. Commentaar In de stedenbouwkundige randvoorwaarden voor de locatie Asserweg wordt uitgegaan van maximaal 100 woningen. De verwachting is dat deze randvoorwaarden binnenkort kunnen worden vastgesteld. Genoemd aantal woningen zal opgenomen worden in het ontwerpbestemmingsplan. 1.3 Verzocht wordt het complex “Hoge Namod’s” (gelegen in het gebied Meidoornsingel, Asserweg. Asserpad en Wilgenplaslaan) als ontwikkelingslocatie op te nemen (tussen 2015 en 2020). Commentaar De ontwikkeling van deze locatie zal naar verwachting (geheel of ten dele) buiten de planperiode plaatsvinden. Bovendien is nog niet bekend wat er voor de te slopen woningen teruggebouwd kan worden. In verband hiermede is ervoor gekozen dit gedeelte van het plangebied conserverend te bestemmen. 2.
Patrimonium’s Woningstichting, postbus 8113, 3009 AC Rotterdam
2.1 Patrimonium’s Woningstichting (PWS) heeft in samenwerking met de Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam (SOR) het initiatief genomen voor de herontwikkeling van de locatie Vredevorstkerk (Wilgenplaslaan/Teldersweg). Het betreft een nieuw woongebouw met 120 zelfstandige woningen, gecombineerd met maatschappelijke voorzieningen en een parkeergarage. De bebouwingsnormen dienen aangepast te worden in die zin dat het maximum aantal woningen 120 bedraagt en dat hoogte-accenten mogelijk zijn in 8 tot 10 lagen. Rekening houdend met een geasfalteerde Wilgenplaslaan, is een bouwgrens van 18 meter vanuit de wegas van de Wilgenplaslaan mogelijk. Het bouwplan gaat hier vanuit. Verzocht wordt dit plan als uit te werken, globale bestemming op te nemen in het bestemmingsplan. Commentaar In het voorontwerpbestemmingsplan is deze locatie reeds globaal (uit te werken) bestemd. Inderdaad zijn de inzichten voor de ontwikkeling van deze locatie in die zin veranderd, dat achter de bebouwingsgrens tot 37 meter hoogte mag worden gebouwd (over een diepte van 25 meter, gerekend vanaf de bouwgrens), daarachter volgt een strook van maximaal 8 meter hoog (over een diepte van 50 meter), vervolgens een strook met een maximum bouwhoogte van 25 meter (over een diepte van 25 meter). Het maximum aantal woningen bedraagt 120. Voorgesteld wordt het plan in deze zin aan te passen. Aangezien er geen rekening gehouden is met asfaltering van de Wilgenplaslaan, ligt de bebouwingsgrens op 31 meter uit de wegas van genoemde weg.
68
3.
Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam, postbus 22260, 3003 DG Rotterdam
3.1 De SOR is eigenaar van de gebouwen Borghave, Meyburg en Borgsate. De SOR heeft het voornemen de gebouwen Borghave en Borgsate in de periode tussen 2010 en 2015 te transformeren naar een woonzorgcomplex en een serviceflat. Verzocht wordt de betreffende locaties een globale bestemming te geven, zodat ruimte ontstaat om de plannen nader uit te werken. Over de nieuwe stedenbouwkundige opzet wenst de SOR graag te overleggen. Om een indruk te geven van de ideeën voor deze locaties is als bijlage een startnotitie bijgevoegd van de werkgroep, samengesteld uit vertegenwoordigers van Laurens, SOR en Thermiek. Hieruit blijkt dat in de tijdplanning het gebouw Borghave het eerst aan de beurt is (oplevering omstreeks 2012), daarna sloop en nieuwbouw van Borgsate (omstreeks 2015). De bedoeling is dat Borghave een woonzorgcomplex wordt met overwegend bereikbare huurwoningen, een intramurale unit en het dorpsplein`(met daarop voorzieningen zoals restaurant, kleine winkel e.d.). Gedacht wordt aan 150-180 woningen en 30 intramurale plaatsen. Borgsate wordt een serviceflat, met 80 tot 120 woningen, in de nabijheid van de zorg en diensten in Borghave. De bouwhoogte langs de singels kan gelijk blijven aan de huidige situatie; aan het Kastanjeplein zou, bij gelijkblijvend bouwvolume, hogere bebouwing wenselijk zijn, in de vorm van een slanke toren. Commentaar Uit overleg met de Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam is gebleken dat de stichting een stedenbouwkundig ontwerp laat vervaardigen voor de toekomstige invulling van deze locatie. Aangezien het stedenbouwkundig plan voor deze locatie nog niet uitgekristalliseerd is , lijkt het weinig zinvol deze locatie in het ontwerpbestemmingsplan anders te bestemmen dan overeenkomstig de huidige situatie. Mocht ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan een door de deelgemeente goedgekeurd stedenbouwkundig ontwerp voorliggen, dan kan dit alsnog worden opgenomen, mits de milieuonderzoeken hiervoor geen belemmering vormen. 4.
Estrade projecten, postbus 854, 3000 AW Rotterdam
4.1
Merkt op dat de vernieuwingsplannen van Vestia op de volgende punten afwijken van het voorontwerpbestemmingsplan : rond het randstadrailstation Melanchthonweg is een clustering van onderwijsvoorzieningen voorzien. aan de Donkersingel zijn 52 woningen gepland.
-
Een en ander is verduidelijkt in de bijgevoegde prospectus Vernieuwing Schiebroek-zuid d.d. 13 oktober 2006. Hierin komen o.a. diverse suggesties naar voren, zoals : a. voor woningbouw langs de Melanchtonweg . Dit zou kunnen geschieden in de vorm van middeldure en dure huur- en koopwoningen ; deze maken de wijk interessant voor wijkbewoners (sociale stijgers) en mensen met een middeninkomen van buiten de wijk b. voor clustering van scholen rond het randstadrailstation Melanchthonweg. Bestaande woningbouw aan de Asserweg zou vervangen kunnen worden door een brede school formule, alsmede een vernieuwd Hout- en Meubileringscollege. c. een afslag maken van de Melanchtonweg naar de Asserweg, zodat het station beter bereikbaar wordt vanuit de wijk. Rond het station kan dan een cluster groeien van bedrijven, onderwijs en andere voorzieningen. De Melanchtonweg kan zich dan ontwikkelen tot een mooie wijkboulevard. d. verbetering van de toegankelijkheid van het Melanchtonpark, waardoor de gebruiksmogelijkheden van het park worden vergroot. Het park vormt nu een barrière tussen Schiebroek-zuid en het Kleiwegkwartier ; het is door de Melanchtonweg afgesneden van de rest van Schiebroek. Uit de bijgevoegde tijdplanning blijkt dat gestart zal worden in 2008 met de nieuwbouw van de Wilgenborg (Adriaan Kluitstraat) en dat als laatste de parkwoningen in 2015 aan de beurt zullen zijn. Over de financiering van deze projecten is momenteel overleg gaande tussen Vestia en het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam. Het bestuur van Vestia heeft aangegeven om bij het voorgestelde programma en een gemeentelijke bijdrage (subsidie ISV en parkeerfonds) het voorziene tekort van het gehele project te dekken.
69
Commentaar In verband met het probleem van onvoldoende parkeerruimte bij grote woningaantallen op de locatie Donkersingel, is in de stedenbouwkundige randvoorwaarden voor deze locatie het aantal nieuw te bouwen woningen beperkt tot maximaal 45. Dit aantal is derhalve in overeenstemming met hetgeen is vastgelegd in het voorontwerpbestemmingsplan. Het maximum aantal te bouwen woningen is op deze locatie met name afhankelijk van beschikbare ruimte voor parkeren. Randstadrailstation Melanchthonweg Punt a t/m c : de ontwikkelingen voor de omgeving van het randstadrailstation Melanchthonweg zijn nog onvoldoende concreet om vertaald te kunnen worden in nieuw te leggen bestemmingen in dit bestemmingsplan. Inmiddels is wel bekend dat het Hout- en meubileringscollege op de huidige plek gehandhaafd zal blijven. Punt d : het Melanchtonpark maakt onderdeel uit van het nog in procedure zijnde bestemmingsplan “Kleiwegkwartier”. In het kader van het masterplan Schiebroek kan bezien worden of de toegankelijkheid van het park verbeterd kan worden. 5.
C. van Gelder en M. Raadsen, Asserweg 132, 3053 AK Rotterdam
5.1 Vestigen de aandacht op het Asserpark dat een verwaarloosde indruk maakt. Buurtbewoners maken er evenwel druk gebruik van, zodat een opknapbeurt wenselijk zou zijn. Het pad langs de spoorlijn is geen fietspad, doch een voetpad. Commentaar Het onderhoud van een park betreft een uitvoeringskwestie die niet in een bestemmingsplan geregeld worden. De toelichting wordt aangepast op het punt van het fietspad. 5.2 Op pagina 56 van de toelichting staat dat het verharde oppervlak in de toekomst ongeveer gelijk zal zijn aan de huidige situatie. Insprekers menen dat dit niet geldt voor de locatie Asserweg (vlek WD UW 1), waar een meer intensieve bebouwing komt dan voorheen. Aanvullende waterberging is dringend nodig, omdat er nu wateroverlast is. Commentaar Het oppervlaktewatersysteem van Schiebroek is in 2005 getoetst aan de kwaliteitsnormen van het Nationaal bestuursakkoord water en het blijkt hieraan te voldoen. Er is dus geen aanleiding om ten behoeve van de bestaande situatie meer oppervlaktewater in het plangebied te realiseren. De nieuwe ontwikkelingen waarin het plan voorziet, veroorzaken wel hun eigen wateropgave, voor zover het verhard oppervlak toeneemt. Op de locatie Asserweg is sprake van een verdichting van de woonfunctie en een toename van de hoeveelheid verharding van maximaal circa 4.000 m². Uitgaande van 10 % compensatie, dient tenminste 400 m2 extra wateroppervlak mogelijk te worden gemaakt. In de voorschriften voor de uitwerkingsvlek is alsnog een norm van tenminste 2500 m2 opgenomen voor te realiseren oppervlaktewater (2100 m2 bestaand + 400 m² nieuw). Zodoende wordt voldoende compensatie geboden voor de toename van de verharding. Voor de andere globale vlekken (Donkersingel en Teldersweg) geldt dat de hoeveelheid nieuwe verharding in de nieuwe situatie nagenoeg overeenkomst met de hoeveelheid verharding in de oude situatie, zodat hiervoor geen compensatie in de vorm van extra wateroppervlak nodig is. 5.3 Op pagina 48 wordt verwezen naar tabellen inzake fijnstofwaarden; deze tabellen hebben insprekers niet aangetroffen. Juist voor de locatie WD UW 1 is fijnstof een bijzonder punt van aandacht, gelet op de nabijheid van de Van Hogendorpweg, Rotterdam Airport en de hoeveelheid fijnstof in het totale gebied. Commentaar De tabellen waarnaar in de toelichting wordt verwezen, zijn opgenomen in het onderzoek naar de luchtkwaliteit. Inmiddels is opnieuw onderzoek (d.d. 19 januari 2007) verricht in verband met de aanpassingen in de berekeningsmethode en het Meet- en rekenvoorschrift. Tevens is in dit onderzoek gebruik gemaakt van de meest recente verkeersgegevens, zoals die ook gebruikt zijn voor de Milieueffectrapportage Zestienhoven. Uit het nieuwe onderzoek naar luchtkwaliteit blijkt dat in 2006 langs alle wegen in het onderzoeksgebied wordt voldaan aan de jaargemiddelde NO2 plandrempel, de daggemiddelde PM10 grenswaarde en jaargemiddelde PM10grenswaarde. In 2010 wordt langs de G.K. van Hogendorpweg de jaargemiddelde NO2 grenswaarde in zowel de autonome situatie, als bij de planontwikkeling overschreden.
70
Het plan draagt echter niet bij aan een toename van deze overschrijding. In 2010 wordt voldaan aan de PM10 grenswaarden. In 2017 wordt langs alle wegen voldaan aan alle grenswaarden. Hiermee wordt voldaan aan het Besluit luchtkwaliteit 2005. 5.4 Uit het voorontwerp lezen insprekers niet dat er rekening is gehouden met cumulatie van geluid nabij de vlek WD UW 1 (Van Hogendorpweg, Randstadrail en vliegveld). Het is wel de combinatie van geluidhinder welke de (toekomstige) bewoners ervaren. Commentaar Cumulatie van geluid is moeilijk te meten. Probleem hierbij is dat de diverse geluidsbronnen een verschillende hinderbeleving hebben. Dit bemoeilijkt het bepalen van een norm voor gecumuleerde geluidsbelastingen. In het Reken- en meetvoorschrift 2006 voor de Wet geluidhinder is een voorschrift verschenen waarin verder op de cumulatie wordt ingegaan. In het voorschrift wordt aangegeven wanneer en hoe de verschillende geluidsbelastingen gecumuleerd kunnen worden. In een nieuw uit te voeren akoestisch onderzoek zal rekening worden gehouden met de cumulatie. 5.5 De suggestie dat nieuwe bebouwing afschermend zal werken voor achterliggende bebouwing, moet worden afgewacht. Logischer lijkt het de geluidsoverlast bij de bron aan te pakken, d.w.z. op de Van Hogendorpweg een snelheidsbeperking van 70 km/uur instellen, stil asfalt aanbrengen en geluidsschermen aanbrengen langs Randstadrail. Commentaar Niet uitgesloten is dat in het kader van de ontsluiting van de nieuwe wijk Park Zestienhoven een snelheidsbeperking zoals door inspreker bedoeld zal worden gerealiseerd op de G.K. van Hogendorpweg. Hiervan is thans nog geen sprake. De andere door inspreker voorgestelde maatregelen (stil asfalt en geluidsschermen) zijn erg kostbaar, zodat een ontheffingsprocedure in de rede ligt.
5.6 Voor de uitwerking van vlek WD UW 1 wordt voor laagbouw woningen maximaal 3 bouwlagen toegestaan, terwijl voor bestaande laagbouw woningen maximaal 2 lagen zijn toegestaan. Dit lijkt inconsequent en wat aanzicht betreft niet wenselijk. De maximum bouwhoogte voor gestapelde woningen van 15 lagen vinden insprekers volledig buiten proportie in het huidige Schiebroek, als tuinstad. Maximaal 5 lagen lijkt meer passend. Commentaar De regeling voor maximaal 2 bouwlagen betreft bestaande bebouwing. Voor nieuwe situaties, zoals in de uit te werken globale woonvlekken is er geen bezwaar tegen dat laagbouw woningen 3 bouwlagen tellen. Het voornemen voor maximaal 15 bouwlagen op de locatie Asserweg is inmiddels achterhaald. De plannen zijn veranderd. De maximum bouwhoogte voor deze locatie wordt beperkt tot 32 meter (10 bouwlagen) voor het gedeelte van de vlek gelegen tussen Meijersplein-noord en –zuid. Voor het gedeelte van de vlek ten zuiden hiervan zal een maximum bouwhoogte van 10 meter (3 bouwlagen) gelden. Het bestemmingsplan wordt aldus aangepast. 5.7 In de tuinbestemming is geregeld dat aanbouwen en bijgebouwen tenminste 1 meter afstand dienen aan te houden tot erfgrens en/of openbaar gebied. Aangezien veel zijtuinen niet breder zijn dan 3 meter, wordt het onmogelijk om een garage te bouwen. Het parkeren op eigen terrein wordt hierdoor bemoeilijkt. Een ter bescherming van het straataanzicht verplichte ingroening van aan-/bijgebouwen zou praktischer zijn dan deze verplichte afstand. Commentaar Het is op grond van vaste jurisprudentie niet mogelijk in een bestemmingplan een verplichting op te nemen tot realisering/uitvoering van bepaalde zaken, zoals door insprekers bedoeld. Inderdaad is bedoelde regeling (1 meter afstand tot de erfgrens en/of openbaar gebied) opgenomen, teneinde een groene omzoming van de bouwpercelen te behouden c.q. mogelijk te maken. 6.
A. Commandeur, Molenlaan 151, 3055 GA Rotterdam
6.1 Het baart inspreker zorgen dat in het uitwerkingsgebied langs de Asserweg geen maximum bebouwingspercentage is aangegeven op de plankaart.
71
Commentaar Het maximum bebouwingspercentage (35) is vermeld in de planvoorschriften.
6.2 Het plan maakt niet duidelijk welke afweging is gemaakt bij de vaststelling van de uitwerkingsregels ten aanzien van de toegestane maximum bouwhoogte. Inspreker vraagt zich af waarom aan de Asserweg tot 15 bouwlagen gebouwd zou mogen worden, terwijl aan de Donkersingel maar 5 lagen zijn toegestaan. Commentaar De aanvankelijk gekozen bouwhoogte van maximaal 15 lagen voor de locatie Asserweg hield verband met de ligging aan de rand van de woonwijk. De nieuwe plannen voor deze locatie gaan uit van een lagere bouwhoogte, t.w. maximaal 32 meter (10 bouwlagen). De maximum bouwhoogte (16 meter ofwel 5 lagen) voor de locatie Donkersingel is afgestemd op de bouwhoogte van de bestaande, gestapelde woningen in de directe omgeving, welke 4 of 5 lagen tellen. Overigens zijn hier ten behoeve van een stedenbouwkundig accent maximaal 7 bouwlagen toegestaan (max. 23 meter) , in een strook van 50 meter diep , gemeten uit de bestemming “verkeersweg” van de Wilgenplaslaan. 6.3 Uit het onderzoek ten behoeve van de ontwikkellocaties blijkt dat in vrijwel het gehele plangebied de geluidsnormen worden overschreden. In plaats van maatregelen te nemen om dit tegen te gaan, wordt ontheffing gevraagd. Hierdoor wordt geen bijdrage geleverd aan de verbetering van het leefklimaat in de wijk. Commentaar Gebruikelijk is dat er eerst bezien wordt of het mogelijk is maatregelen te treffen ter vermindering van de geluidsoverlast aan de bron of in het overdrachtsgebied. Indien hieraan overwegende bezwaren kleven van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van de geluidsnormen door middel van een zogenaamde hogere waarde(n) procedure. Dit betreft een procedure op grond van de Wet geluidhinder. Hoewel deze procedure op zich losstaat van de bestemmingsplan procedure, dient de ontheffing verleend te zijn voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld.
6.4 Volgens inspreker gaat de tabel op pagina 44 uit van een te lage verkeersintensiteit op de Van Hogendorpweg. In de tabel op pagina 48 ontbreekt de kolom met de berekende fijnstof concentraties. Op de milieukaart is niet de 20 KE contourlijn ingetekend. Volgens inspreker heeft dit gevolgen voor de bebouwingsmogelijkheden op de locatie Asserweg. Commentaar De verkeersgegevens zijn verstrekt door dS+V, afdeling Verkeer & Vervoer. Er is gerekend met te verwachten werkdagintensiteit voor binnenstedelijke wegen. Voor het bestemmingsplan is de etmaalintensiteit voor het jaar 2015 van belang. De verwachtingen zijn bijgesteld naar aanleiding van de meest recente verkeersgegevens, zoals onder meer ook afkomstig uit de MER Zestienhoven. Nieuw akoestisch onderzoek is nodig om de verkeersgegevens van het akoestisch onderzoek en het onderzoek naar de luchtkwaliteit met elkaar in overeenstemming te brengen. In de toelichting zijn geen kolommen opgenomen met de verschillende waarden voor fijnstofconcentraties en toetsing aan de grenswaarden. Voor de details wordt gewezen naar het (nieuwe) onderzoek luchtkwaliteit. De 20 KE-contour wordt alsnog op de plankaart ingetekend. Tevens wordt in de voorschriften hiernaar verwezen. Overigens was in de planvoorschriften reeds een bouwverbod opgenomen voor het gedeelte van de globale vlek WD UW 1 ten noorden van het Meijersplein-noord 6.5 Het plan noemt enige locaties waar in de toekomst (buiten de planperiode) nieuwe ontwikkelingen zijn te verwachten. Inspreker vraagt zich af of de omgeving van het randstadrailstation Melanchthonweg en de strook langs de Paul Scholtensingel niet thans al als ontwikkelingslocatie zou moeten worden aangemerkt. De aankondiging dat er een ontwikkelingsvisie voor dat gebied wordt gemaakt, lijkt inspreker onvoldoende.
72
Commentaar De ontwikkelingen voor de omgeving van het randstadrailstation Melanchthonweg en Paul Scholtensingel zijn nog onvoldoende concreet om vertaald te kunnen worden in nieuw te leggen bestemmingen in dit bestemmingsplan. Vooralsnog is de bestaande situatie vastgelegd. In de toelichting zijn deze locaties vermeld als een (mogelijke) toekomstige ontwikkelingslocaties.
6.6 Inspreker vraagt zich af waarom het gebied tussen Melanchtonweg en Erasmussingel niet tot Schiebroek-zuid wordt gerekend. Commentaar Bedoeld gebied is niet in dit bestemmingsplan opgenomen, omdat het onderdeel uitmaakt van het recentelijk onherroepelijk geworden bestemmingsplan “Kleiwegkwartier”. Mondeling gemaakte opmerkingen tijdens de inspraakbijeenkomst, voorzover niet terugkerend in schriftelijke inspraakreacties en voorzover deze niet tijdens de inspraakbijeenkomst konden worden beantwoord. K. van Holst, Duizendschoonstraat 7, 3051 SB Rotterdam M.1 Inspreker heeft er bezwaar tegen dat op de locatie Donkersingel tot aan de rand van de singel gebouwd zou kunnen worden. Hij pleit voor behoud van een groene rand langs het water. Commentaar De plankaart zal zodanig worden aangepast dat een groenstrook van maximaal 3 meter breed gehandhaafd zal blijven langs de singel. A. Commandeur, Molenlaan 151, 3055 GA Rotterdam M.2 Inspreker constateert dat op meerdere plaatsen de geluidsnormen worden overschreden. In het plan staat dat hiervoor ontheffing zal worden aangevraagd. Hij vraagt zich af hoe dit juridisch in elkaar zit. Verder mist hij in de toelichting het cumulatie-effect van de diverse geluidsbronnen. Commentaar Voor wat betreft de hogere waarde procedure geluid (ontheffing van de geluidsnormen) wordt verwezen naar punt 6.3. Ten aanzien van het cumulatie effect van geluidsbronnen van verschillende aard wordt verwezen naar punt 5.4.
M.3 Verder merkt inspreker op dat de Van Hogendorpweg de komende 10 jaar aanzienlijk zwaarder zal worden belast door de ontwikkeling van Park Zestienhoven en de doortrekking van de N 407. Hij heeft in het plan niet gezien dat rekening is gehouden met de verkeersintensiteiten op genoemde weg in 2015. Die zijn volgens inspreker geen lineaire extrapolatie van wat er nu gebeurt. Commentaar Nieuw onderzoek houdt rekening met ontwikkelingen in de omgeving. Daarin is gebruik gemaakt van de meest recente gegevens, geleverd door dS+V. S.de Lange, Meidoornsingel 363, 3053 BR Rotterdam M.4 Inspreker heeft gelezen dat de verwachting is dat in 2011 35.000 autopassages op de Van Hogendorpweg zullen plaatsvinden. Als de verbinding tussen de A 13 en A 16 tot stand komt wordt deze weg steeds belangrijker. Commentaar In de modellen zijn gemiddelde etmaalintensiteiten gegeven voor werkdagen. In 2010 wordt voor de G.K. van Hogendorpweg tussen het Limburg v Stirumplein en de Rotterdam Airportbaan ruim 27.600 en in 2017 ruim 31.500 aangehouden.
73
De verbinding tussen de A13 en A16 heeft ongetwijfeld effecten op omliggende wegen, zoals de G.K. van Hogendorpweg. De invloed op deze wegen dient te worden meegewogen in het te nemen tracébesluit voor die verbindingsweg Samenvattend worden de volgende aanpassingen voorgesteld in het voorontwerpbestemmingsplan naar aanleiding van de inspraakreacties (de nummering correspondeert met die van de betreffende inspraakreactie) 1.2 / 5.6 Plankaart : de tabel op de plankaart vervalt, omdat het de inzichtelijkheid van hetgeen het plan toelaat vergroot, indien alle bebouwingsnormen bij elkaar gegroepeerd zijn (i.c. in de planvoorschriften). Voorschriften : lid 2.3 van artikel 3 wordt in die zin aangepast dat de maximum bouwhoogte voor deze locatie (vlek WD UW 1) wordt beperkt tot 32 meter (10 bouwlagen) voor het gedeelte van de bestemmingsvlek gelegen tussen Meijersplein-noord en -zuid. Voor het gedeelte van de vlek ten zuiden hiervan zal een maximum van 10 meter (3 bouwlagen) gelden. Tevens regelen dat het maximum aantal woningen 100 bedraagt (in plaats van 256 zoals in de tabel van het voorontwerp-plan was vastgelegd) Toelichting: wordt op bovengenoemde aspecten aangepast.
2.1 Plankaart : de tabel op de plankaart vervalt, omdat het de inzichtelijkheid van hetgeen het plan toelaat vergroot, indien alle bebouwingsnormen bij elkaar gegroepeerd zijn (i.c. in de planvoorschriften). Voorschriften : lid 2.5 van artikel 3 wordt in die zin aangepast dat wat de bebouwing op deze vlek (WD UW 3) betreft, alleen gestapelde woningen en maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan. Achter de bebouwingsgrens, zoals aangegeven op de plankaart, mag tot 37 meter hoogte worden gebouwd (over een diepte van 25 meter, gerekend vanaf de bouwgrens), daarachter volgt een strook van maximaal 8 meter hoog (over een diepte van 50 meter), vervolgens een strook met een maximum bouwhoogte van 25 meter (over een diepte van 25 meter). Het gedeelte van het bouwplan dat direct grenst aan de bebouwingsgrens, dient op de Wilgenplaslaan gericht te zijn. Tevens regelen dat het maximum aantal woningen 120 bedraagt (in plaats van 60 zoals in de tabel van het voorontwerp-plan was vastgelegd). Toelichting: wordt op bovengenoemde aspecten aangepast. 5.1 Toelichting : aanpassen op punt dat langs de spoorlijn geen fietspad, doch een voetpad aanwezig is. 5.2 Voorschriften: artikel 3 lid 2.3 aanpassen op het punt van de norm voor 2500 m² oppervlaktewater. Toelichting: aanpassen op dit punt. 5.3 / 6.4 / M.3 / M.4 Toelichting; aanpassen naar aanleiding van resultaten nieuw onderzoek luchtkwaliteit. 5.4 / 6.4 / M.3 / M.4 Toelichting: aanpassen naar aanleiding van resultaten nieuw akoestisch onderzoek. 6.4 Plankaart: op de plankaart milieu wordt de 20 KE geluidscontour R’dam Airport aangegeven; Voorschriften: tevens wordt deze contour in de voorschriften verklaard. M1 Plankaart : de bestemmingsvlek WD UW 4 (Donkersingel) wordt in die aangepast dat langs de singel een groenstrook van maximaal 3 meter breed wordt aangegeven, welke de bestemming “groen” krijgt. Tevens wordt de bestemmingsvlek zodanig aangepast dat deze in de rooilijn ligt van de naastgelegen bebouwing. Toelichting: wordt op bovengenoemde aspecten aangepast.
74
II
REGELS
75
Regels behorende bij het bestemmingsplan “Schiebroek – zuid”, gemeente Rotterdam
Inleidende bepalingen artikel 1 - begripsbepalingen artikel 2 - algemene bepalingen artikel 2A - gebruiksbepaling woningen / praktijkruimten globale bestemming artikel 3 - vervallen artikel 3A - vervallen gedetailleerde bestemmingen artikel 4 - woningen, gestapeld artikel 5 - woningen, laagbouw artikel 6 - bijzonder woongebouw artikel 7 - maatschappelijke voorzieningen artikel 8 - winkels artikel 9 - gemengde bebouwing artikel 10 - bedrijven artikel 11 - vervallen artikel 12 - garages artikel 13 - verkeersweg artikel 14 - verblijfsgebied artikel 15 - groen artikel 16 - tuin / tuin I / tuin II artikel 17 - erf artikel 18 – voorzieningen van openbaar nut artikel 19 - water artikel 20 - waterkering artikel 21 - archeologisch waardevol gebied artikel 22 - leiding overige bepalingen Artikel 23 - Antidubbeltelbepaling Artikel 24 - Algemene ontheffingsregels Artikel 25 - Algemene procedureregels Artikel 26 - Overige regels Artikel 27 - Wijziging van het plan Artikel 28 - Overgangsrecht Artikel 29 - Naamgeving Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij de "regels Schiebroek-zuid".
76
Artikel 1 - begripsbepalingen Aanduiding Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. Aanduidingsgrens De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. Aan huis gebonden beroep/bedrijf Een beroep/bedrijf dat door de bewoner aan huis wordt uitgeoefend. Aanbouw (uitbouw) Een uitbreiding van het hoofdgebouw in één bouwlaag (hieronder wordt tevens een uitbouw begrepen). Algemene wet bestuursrecht De Algemene wet bestuursrecht zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. Archeologisch deskundige Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) of een andere op archeologisch gebied deskundige adviseur. Achtertuin Tuingedeelte gelegen achter de achtergevel bouwgrens (en de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde hiervan). Bebouwing Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. Bebouwingsnormen De normen aangegeven in de regels en/of plankaart waaraan bebouwing dient te voldoen (zoals bebouwingsgrens, grens bouwhoogten, maximum hoogte in meters, maximum aantal bouwlagen, maximum bebouwingspercentage, plat afgedekt, e.d.) Bebouwingspercentage Een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bouwperceel (bovengronds) door gebouwen mag worden ingenomen. Belhuis Een inrichting waarvan de bedrijfsvoering onder welke benaming dan ook is gericht op het ter plaatse tegen betaling bieden van gelegenheid tot elektronische berichtenuitwisseling in de vorm van telefonie of door middel van toegang tot het internet. Een op de openbare weg geplaatste telefooncel wordt hier niet onder begrepen. Beperkt kwetsbare objecten: a. woningen, kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover deze objecten niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren; b. sporthallen, zwembaden, speeltuinen; c. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren; d. andere objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren; e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
77
Bestemmingsgrens De grens van een bestemmingsvlak. Bestemmingsvlak Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. Bouwen Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van en standplaats. Bouwgrens De grens van een bouwvlak. Bouwlaag Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld. NB: onder het “theoretisch profiel van een kap” wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek tenminste 20 en maximaal 60 graden bedraagt. Bouwperceel Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan. Bouwperceelgrens De grens van een bouwperceel. Bouwverordening Bouwverordening Rotterdam 1993, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. Bouwvlak Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. Bouwwerk Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. Bruto vloeroppervlak (b.v.o.) Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend. Bijgebouw Vrijstaand gebouw dat door constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een hoofdgebouw gelegen op hetzelfde perceel. CNS-apparatuur Communicatie-, Navigatie- en Surveillanceapparatuur van de Luchtverkeersleiding Nederland (of diens rechtsopvolger). Contour, 35 KE Hieronder wordt verstaan de geluidszone rond Rotterdam Airport, welke begrensd wordt door de 35 KE contour voor de grote luchtvaart (vastgesteld door de ministers van Verkeer en Waterstaat en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bij besluit van 17 oktober 2001), zoals aangegeven op de plankaart-milieu behorende bij dit bestemmingsplan.
78
Contour, 20 KE Hieronder wordt verstaan de geluidszone rond Rotterdam Airport, welke begrensd wordt door de 20 KE contour voor de grote luchtvaart (berekend in het kader van het MER rapport nieuwe inrichting Rotterdam Airport d.d. december 1999), zoals aangegeven op de plankaart-milieu behorende bij dit bestemmingsplan. Detailhandel Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Erf Terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen, waterlopen en bouwwerken van lichte constructie, zoals carports, slagbomen, fietsenstallingen e.d. Gebouw Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. Geluidsgevoelige functies / objecten ( in de zin van de Wet geluidhinder) Hieronder worden verstaan : woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen Gestapelde woningen Woningen , gestapeld met woningen (soms ook gestapeld met andere functies, welke dan in de bestemmingsomschrijving vermeld dienen te zijn). Grondgebonden woningen Woningen, met een bij de woning behorende tuin. Hoofdgebouw Gebouw dat door zijn constructie en/of afmeting als dominant is aan te merken ten opzichte van de bijbehorende bijgebouwen gelegen op hetzelfde perceel. Horeca Inrichtingen welke bedrijfsmatig logies verschaffen, dranken en spijzen voor gebruik ter plaatse verstrekken, incl. afhaalcentra. Kap De afdekking van een gebouw met schuine vlakken waarvan de hellingshoek tenminste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt. Kantoren Gebouwen (c.q. deel van gebouwen) ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden van administratieve aard. Kleinschalige speelvoorzieningen Speelvoorzieningen niet hoger dan 4 meter Kwetsbare objecten a. woningen, met uitzondering van: verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare; dienst- en bedrijfswoningen van derden; b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; scholen; gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
79
c. -
d.
gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals: kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van meer dan 1500 m² per object; complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk b.v.o. meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
Laagbouw woningen Woningen, niet gestapeld met woningen of andere functies. Woonwagens c.q. woonwagenstandplaatsen worden niet hieronder begrepen. Maaiveld De hoogte van het terrein nadat het gereed is gemaakt voor bebouwing. Maatschappelijke voorzieningen Voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, cultuur, gezondheidszorg, kinderopvang, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening. Milieudeskundige De directeur van de Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie welke door burgemeester en wethouders wordt aangewezen. N.A.P. Normaal Amsterdams Peil Niet-gestapelde woning Een woning welke niet gestapeld is met een andere woning en/of een andere functie dan woning. Oorspronkelijke zij-/achtergevel resp. achtertuin De zij- /achtergevel resp. achtertuin op het tijdstip van eerste oplevering van het pand. Openbaar nutsvoorzieningen Op het openbaar leidingen net aangesloten voorzieningen op het gebied van gas-, water-, electriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen. Peil (straat-) voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg; indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst : de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein. Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend. Plan Het bestemmingsplan “Schiebroek-zuid” van de gemeente Rotterdam. Praktijkruimte Een werkruimte, welke geen onderdeel uitmaakt van een woning (zie gebruiksbepaling artikel 2A). Publieke dienstverlening Bestuursorganen van de overheid en de daaraan gekoppelde ambtelijke diensten ten behoeve van de beleidsvoorbereiding en -uitvoering, alsmede politie, brandweer, reinigingsdiensten, gezondheidsdiensten. Rijbaan Elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte, met uitzondering van (brom)fietspaden.
80
Rijstrook Gedeelte van de rijbaan van een weg (welke door middel van doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd is, ) van zodanig breedte dat bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen daarvan gebruik kunnen maken. Souterrain Een gebruiksruimte in een gebouw, welke zich gedeeltelijk ondergronds bevindt. Straatmeubilair Voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken, fietstrommels e.d. Toetsingsvlak CNS-apparatuur LVNL Toetsingsvlak Communicatie-, Navigatie-, Surveillanceapparatuur Luchtverkeersleiding Nederland. In de regels en plankaart afgekort als “Toetsingsvlak LVNL”. Tuin Terrein ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, met de daarbij behorende verharding (paden, terrassen) en vijvers, dat in overwegende mate niet voor bebouwing in aanmerking komt. Uitstekende delen aan gebouwen Erkers, luifels, balkons, galerijen, overkragende verdiepingen e.d. Vrije vloeroppervlakte Vloeroppervlakte waarboven zich een vrije hoogte bevindt van tenminste 2,1 meter. Water Sloten, singels, vijvers e.d. ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater ten behoeve van de waterhuishouding in het omliggende gebied, met de daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen, beschoeiingen, duikers, aanlegsteigers e.d. Waterstaatsdoeleinden Voorzieningen ten behoeve van de waterkering en de aan- en afvoer van oppervlaktewater, zoals dijken, duikers, dammen, beschoeiingen, kademuren, taluds, onderhoudswegen e.d. Wet geluidhinder De Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. Wet op de economische delicten De Wet op de economische delicten zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. Wet ruimtelijke ordening De Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. Winkel Detailhandelsvestiging en/of daarmee vergelijkbare vestiging voor de verrichting van diensten aan of ten behoeve van particulier c.q. eindconsument. Een belhuis wordt hier niet onder begrepen. Woningwet De Woningwet zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. Zijtuin Tuingedeelte gelegen tussen de denbeeldige lijnen getrokken in het verlengde van de voor- en achtergevel bouwgrenzen.
81
Artikel 2 - algemene bepalingen 1.
Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten :
a.
De bouwhoogte van een bouwwerk : vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. De goothoogte van een bouwwerk : vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. De oppervlakte van een bouwwerk : tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. De inhoud van een bouwwerk : tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. De dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. De breedte van een gebouw : van de buitenkant van de ene zijgevel tot de buitenkant van de andere zijgevel, dan wel van hart tot hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren. Indien de zijgevels niet evenwijdig aan elkaar lopen, dient de grootste breedte te worden aangehouden. Het meten van de afstand tussen twee gebouwen geschiedt van gevel tot gevel op 1 meter boven peil, op het punt waar beide gebouwen het dichtst bij elkaar zijn gelegen. Het meten van de afstand van een bouwwerk tot een bepaalde grenslijn dient te geschieden op het punt waar het bouwwerk en bedoelde grenslijn het dichtst bij elkaar liggen. Voor het bepalen van het maximum aantal bouwlagen, wordt een souterrain, een zolder, een vliering, een kap resp. een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, niet als een bouwlaag aangemerkt.
b. c.
d. e. f.
g. h. i.
2.
Bebouwingsnormen
a.
Ten aanzien van de toegestane bebouwing op een bepaalde bestemmingsvlek, gelden de bebouwingsnormen vermeld op de plankaart, tenzij in deze regels anders is bepaald (t.w.: bebouwingsgrens, grens bouwhoogten, maximum hoogte in meters, maximum aantal bouwlagen, maximum bebouwingspercentage, plat afgedekt). Ingeval voor gronden met een gedetailleerde bouwbestemming geen maximum bebouwingspercentage op de plankaart is ingeschreven, mogen bedoelde gronden geheel worden bebouwd, uiteraard met inachtneming van eventuele andere bebouwingsnormen voor de gronden in kwestie. Ingeval op de plankaart of in deze regels een maximum aantal bouwlagen is vermeld, mag - voor het berekenen van de maximum toegestane goothoogte – de maximum hoogte van een bouwlaag voor een woonfunctie niet meer dan 3,5 meter bedragen, terwijl een bouwlaag voor een nietwoonfunctie niet meer dan 4,5 meter mag bedragen. Een souterrain mag niet hoger reiken dan 2 meter boven peil. Gebouwen mogen worden afgedekt met een kap/ schuin dakvlak, hetzij met een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap met schuine zijden met een hellingshoek van niet meer dan 60 graden, tenzij elders in deze regels anders is bepaald. Een en ander met dien verstande dat voor woongebouwen het verschil tussen goot- en nokhoogte niet meer dan 7 meter mag bedragen. Dakkapellen op schuine dakvlakken zijn toegestaan, onder de volgende voorwaarden : Ingeval zij geplaatst worden op het voordakvlak of een naar de weg of het openbaar groen gekeerd dakvlak, mogen zij niet breder zijn dan 2/3 deel van bedoeld dakvlak, waarbij tenminste 0,5 meter afstand tot de zijkant van het dakvlak aangehouden dient te worden. Niet meer dan één dakkapel mag in het voordakvlak worden gerealiseerd. Ingeval zij geplaatst worden op een ander dakvlak dan de genoemde, geldt dat zij tenminste 0,5 meter afstand tot de zijkant van het dakvlak dienen aan te houden. Op een aanbouw aan een niet-gestapelde woning is een dakkapel alleen toegestaan op het achterdakvlak. In alle gevallen geldt dat : de bovenzijde tenminste 0,5 meter onder de nok van het pand dient te blijven; de voorzijde tenminste 1 meter dient terug te liggen ten opzichte van de gevel.
b.
c.
d. e.
f.
82
g.
h.
3.
Een overbouwde doorgang mag slechts worden gebouwd mag inachtneming van een vrije doorgang waarvan de breedte en hoogte niet minder dan 2,5 meter mag bedragen, met dien verstande dat ingeval de doorgang tevens voor autoverkeer bestemd is deze niet minder dan 3,5 meter breed resp. 4,2 meter hoog mag zijn. De bebouwingsnormen zoals aangegeven op de plankaart en/of in de regels hebben betrekking op bovengrondse bouw, tenzij elders in deze regels anders is vermeld. Bouwverordening; uitsluiting aanvullende werking Bij globale bestemmingen heeft de bouwverordening geen aanvullende werking voor wat betreft de rooilijnbepalingen.
83
Artikel 2A - gebruiksbepaling woningen / praktijkruimten 1. a. b. c. d.
Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits : de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten; de woning niet wordt gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten.
2.
Praktijkruimten (elk niet groter dan 750 m2 b.v.o.) mogen worden gebruikt ten behoeve van kleine kantoren ( al dan niet met baliefunctie), maatschappelijke voorzieningen (m.u.v. geluidsgevoelige functies), alsmede voor bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels. Detailhandel is niet toegestaan (tenzij als ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsactiviteiten).
3
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke – gehoord de milieudeskundige – daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
Artikel 3 – vervallen Artikel 3A – vervallen Artikel 4 - woningen, gestapeld Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "woningen, gestapeld" zijn bestemd voor : a. gestapelde woningen (incl. inpandige bergingen/garageboxen); b. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21); c. maatschappelijke voorzieningen (met uitzondering van geluidgevoelige functies) op de begane grond, ter plaatse van een zodanige aanduiding op de plankaart. d. overdekte parkeervoorzieningen, ter plaatse van een zodanige aanduiding op de plankaart. Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 2.1 Maatschappelijke voorzieningen mogen niet meer dan 2000 m2 b.v.o. innemen. NB Voor zover de gronden als bedoeld in het eerste lid nader zijn aangeduid als keurstrook, is de Keur van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard mede van toepassing. Artikel 5 - woningen, laagbouw Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "woningen, laagbouw" zijn bestemd voor : a. laagbouw woningen (incl. inpandige bergingen/garageboxen). b. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21). Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie. 2.1 Niet meer dan 2 bouwlagen zijn toegestaan, tenzij op de plankaart anders is vermeld.
84
Artikel 6 - bijzonder woongebouw Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "bijzonder woongebouw" zijn bestemd voor : a. gebouw(en) ten behoeve van bewoning en maatschappelijke voorzieningen, met gemeenschappelijke voorzieningen voor de bewoners zoals keuken- en horecafaciliteiten, recreatieen verpleegruimten, dagverblijven, een kleine winkelruimte en inpandige bergingen, alsmede een dienstencentrum ten behoeve van sociale en/of medische doeleinden; b. gebouwde parkeervoorzieningen, al dan niet (geheel of ten dele) ondergronds, waar zulks op de plankaart is aangegeven; c. horeca, op de begane grond, ter plaatse van een zodanige aanduiding op de plankaart. d. openbaar nutsvoorzieningen; e. de bij hierboven genoemde functies behorende paden, groenvoorzieningen en erf; f. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21). Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 2.1 Gebouwde parkeervoorzieningen mogen niet meer dan 2 bouwlagen tellen. 2.2 Een winkelruimte mag niet groter zijn dan 75 m² (verkoop vloeroppervlak) per gebouw. 2.3 Openbaar nutsvoorzieningen mogen niet meer dan 30 m2 innemen. NB Voor zover de gronden als bedoeld in het eerste lid nader zijn aangeduid als keurstrook, is de Keur van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard mede van toepassing. Artikel 7 - maatschappelijke voorzieningen Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "maatschappelijke voorzieningen" zijn bestemd voor : a. maatschappelijke voorzieningen, met het bijbehorende erf. b. gebouwde parkeervoorzieningen, al dan niet (geheel of ten dele) ondergronds; c. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21). Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 2.1 Gebouwde parkeervoorzieningen mogen niet meer dan 2 bouwlagen tellen; hetzelfde geldt voor geheel of ten dele ondergrondse parkeervoorzieningen. Gebruiksregeling 3. Ten aanzien van de functie maatschappelijke voorzieningen (als bedoeld in het eerste lid) geldt dat waar ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan geen geluidsgevoelige functies in de zin van de Wet geluidhinder gevestigd zijn c.q. daarvoor geen bouwvergunning is verleend, geen (nieuwe) geluidsgevoelige functies zijn toegestaan. Artikel 8 - winkels Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor “winkels” zijn bestemd voor : a. winkels, met de daarbij behorende magazijn- en administratieruimten; b. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21). Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.
85
Artikel 9 - gemengde bebouwing Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor “gemengde bebouwing” zijn bestemd voor : a. woningen, op de verdiepingen; b. praktijkruimten, op de begane grond; c. horeca, op de begane grond, ter plaatse van een zodanige aanduiding op de plankaart; d. winkels, op de begane grond; e. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21). Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 2.1 Praktijkruimten mogen elk niet groter zijn dan 750 m2 b.v.o. Artikel 10 - bedrijven Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "bedrijven" zijn bestemd voor : a. bedrijven en praktijkruimten; b. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21). 1.1
Onder bedrijven als bedoeld in het eerste lid worden verstaan bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.
Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 2.1 Bedrijfsgebonden kantoren mogen per bedrijf niet meer dan 50 % van het bruto vloeroppervlak innemen, met een maximum oppervlak van 2000 m2. 2.2 Praktijkruimten mogen elk niet groter zijn dan 750 m2 b.v.o. Ontheffing 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1.1, ten behoeve van het toelaten van andere dan de aldaar genoemde bedrijven die, gehoord de milieudeskundige, daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn. 3.1 Alvorens ontheffing te verlenen stellen burgemeester en wethouders belanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijzen kenbaar te maken. Hiertoe leggen zij de stukken welke betrekking hebben op het voornemen om vrijstelling te verlenen gedurende 6 weken ter inzage, na voorafgaande bekendmaking. Artikel 11 - vervallen Artikel 12 - garages Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "garages" zijn bestemd voor : a. garages voor de stalling van (motor)voertuigen. b. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21). Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie. 2.1 De maximum goothoogte voor gebouwen bedraagt 3 meter. Gebruiksregeling 3, Garages aks bedoeld in het eerste lid mogen uitsluitend worden gebruikt als stalling van (motor)voertuigen, alsmede als berging voor huishoudelijke doeleinden.
86
Artikel 13 - verkeersweg Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "verkeersweg" zijn bestemd voor : a. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, geluidswerende voorzieningen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen; alsmede voor : -
voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen;
-
groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden, beschoeiingen, duikers e.d.; bouwwerken ten behoeve van kleinschalige voorzieningen van openbaar nut, verkeer en vervoer, alsmede huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) ; uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming. waterkering resp. leiding (als bedoeld in de artikelen 20 en 22) , waar zulks op de plankaart is aangegeven; archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21).
b. c. d.
Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens : a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, abri’s, lichtmasten, geluidsschermen, bovenleidingmasten, portalen ten behoeve van trambanen, keerwanden, beschoeiingen, duikers e.d. ; b. kleine bouwwerken voor openbaar nut, verkeer en vervoer (niet groter dan 80 m3), alsmede huisvuilcontainers (niet groter dan 10 m3); c. uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld; d. bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de bestemmingen waterkering en leiding. NB Voor zover de gronden als bedoeld in het eerste lid nader zijn aangeduid als keurstrook, is de Keur van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard mede van toepassing. Artikel 14 - verblijfsgebied Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "verblijfsgebied" zijn bestemd voor : a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen; alsmede voor : - voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, geluidswerende voorzieningen; - groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden, beschoeiingen, duikers e.d.; b. c. d. e.
bouwwerken voor kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, alsmede huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds); uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming. winkel, uitsluitend ter plaatse van een zodanige aanduiding op de plankaart. leiding ( als bedoeld in artikel 22), waar zulks op de plankaart is aangegeven. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21).
87
Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens : a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, abri’s, lichtmasten, geluidsschermen, bovenleidingmasten, portalen ten behoeve van trambanen, keerwanden, beschoeiingen, duikers e.d.; b. kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer (niet groter dan 80 m3), alsmede huisvuilcontainers (niet groter dan 10 m3); c. uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven d. een winkel welke niet groter mag zijn dan 150 m2 en niet hoger dan 4 meter. e. bouwwerken welke toegestaan zijn krachtens de bestemming leiding. NB Voor zover de gronden als bedoeld in het eerste lid nader zijn aangeduid als keurstrook, is de Keur van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard mede van toepassing. Artikel 15 - groen Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "groen" zijn bestemd voor : a. park, plantsoen, speelgelegenheden, fiets- en voetpaden, waterpartijen en waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden duikers en beschoeiingen; b. kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, alsmede huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds); c. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; d. waterkering (als bedoeld in artikel 20), waar zulks op de plankaart is aangegeven; e. maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van een zodanige aanduiding op de plankaart; f. leiding (als bedoeld in artikel 22), waar zulks op de plankaart is aangegeven; g. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21). Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens : a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, abri’s, kleinschalige speelvoorzieningen, keerwanden, duikers en beschoeiingen; b. kleine bouwwerken voor openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoer (niet groter dan 80 m3), huisvuilcontainers (niet groter dan 10 m3), c. uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld; d. bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de bestemmingen waterkering, maatschappelijke voorzieningen en leiding; e. een gebouw ten behoeve van de functie maatschappelijke voorzieningen mag niet groter zijn dan 235 m2 ; de goothoogte mag niet hoger zijn dan 4 meter. Gebruiksregeling 3. Het gebouw als bedoeld in het tweede lid onder e. mag uitsluitend gebruikt worden ten behoeve van een jeugdhonk. NB Voor zover de gronden als bedoeld in het eerste lid nader zijn aangeduid als keurstrook, is de Keur van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard mede van toepassing.
88
Artikel 16 - tuin / tuin I / tuin II Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "tuin / tuin I / tuin II" zijn bestemd voor : a. tuin; b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming. c. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21). Bouwregeling 2. Op de voor “tuin” bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens : a. in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pergola’s, keermuren en gebouwde terrassen, alsmede hellingbanen en brandtrappen, waarbij gebouwde terrassen niet hoger mogen zijn dan 0,2 meter boven maaiveld; b. uitstekende delen aan gebouwen, mits niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld; c. één bijgebouw ten behoeve van de berging van fietsen in de voortuin van grondgebonden woningen, voor zover het aaneengebouwde woningen (geen hoekpanden) betreft, waarvan de achtertuin niet via een achterpad te bereiken is. Het oppervlak van deze berging mag niet meer dan 4 m2 bedragen, terwijl de hoogte niet meer 1,5 meter mag zijn. d. aanbouwen en bijgebouwen, in de achter- resp. zijtuin van grondgebonden woningen, met dien verstande dat : 1 2 3 4
5 6 7 8 3. a. b. 4. a.
b. c.
niet meer dan 50 % van het oppervlak van de achtertuin bebouwd mag worden; een aanbouw aan de zijgevel niet breder mag zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke zijgevel; een aanbouw aan de achtergevel niet dieper mag zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel; de goothoogte van een aanbouw niet hoger mag zijn dan het vloerniveau (+ 0,25 meter) van het eerste verdieping van het hoofdgebouw, met dien verstande dat een aanbouw mag worden afgedekt met een schuin dakvlak met dezelfde hellingshoek als de kap/schuin dakvlak op het hoofdgebouw; een bijgebouw niet groter mag zijn dan 30 m2; een bijgebouw niet hoger mag zijn dan 3 meter, gemeten vanaf maaiveld; aanbouwen/bijgebouwen een afstand van tenminste 1 meter tot de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw dienen aan te houden. aanbouwen/bijgebouwen een afstand van tenminste 1 meter tot de erfgrens moeten aanhouden aan de zijde waar de kavel grenst aan openbaar gebied.
Op de voor “tuin I” bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens : in de functie tuin passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pergola’s, keermuren en gebouwde terrassen, alsmede hellingbanen en brandtrappen, waarbij gebouwde terrassen niet hoger mogen zijn dan 0,2 meter boven maaiveld; uitstekende delen aan gebouwen, mits niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld. Op de voor “tuin II” bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens : in de functie tuin passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pergola’s, keermuren en gebouwde terrassen, alsmede hellingbanen en brandtrappen, waarbij gebouwde terrassen niet hoger mogen zijn dan 0,2 meter boven maaiveld; uitstekende delen aan gebouwen, mits niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld. bijgebouwen in de voortuin, met dien verstande dat: 1 bij gestapelde woningen een bijgebouw niet groter mag zijn dan 36 m2; 2 bij laagbouw woningen slechts één bijgebouw is toegestaan, niet groter dan 8 m2; 3 een bijgebouw niet hoger mag zijn dan 3 meter, gemeten vanaf maaiveld.
89
Gebruiksregeling 5. Het (platte) dak van een aanbouw mag niet worden gebruikt als dakterras. 5.1 Bijgebouwen mogen slechts worden gebruikt als berging voor huishoudelijke doeleinden, alsmede als garage voor de stalling van personenauto’s. 5.2 Van de gronden als bedoeld in het eerste lid mag uitsluitend de oprit naar een garage / carport voor parkeren worden gebruikt. NB
Voor zover de gronden als bedoeld in het eerste lid nader zijn aangeduid als keurstrook, is de Keur van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard mede van toepassing.
Artikel 17 - erf Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "erf" zijn bestemd voor : a. groenvoorzieningen, parkeren, ontsluitingswegen en –paden, water; b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; c. een luchtbrug (voor voetgangersverkeer tussen 2 gebouwen), uitsluitend waar zulks op de plankaart is aangegeven; d. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21). Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens : a. in de bestemming passende bouwwerken, zoals keermuren, slagboom, erfafscheiding (niet hoger dan 2 meter), fietsenstalling en carport (elk niet groter dan 20 m2 en niet hoger dan 2,7meter) e.d. b. uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld. c. een luchtbrug als bedoeld in het eerste lid. Artikel 18 - voorzieningen van openbaar nut Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "voorzieningen van openbaar nut" zijn bestemd voor : a. openbaar nutsvoorzieningen. b. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21). Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie. 2.1. Bouwwerken mogen niet groter zijn dan 80 m3 ; de maximum bouwhoogte bedraagt 4 meter. NB Voor zover de gronden als bedoeld in het eerste lid nader zijn aangeduid als keurstrook, is de Keur van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard mede van toepassing.
90
Artikel 19 - water Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "water" zijn bestemd voor : a. waterberging, alsmede voor de aan- en afvoer van oppervlaktewater ten behoeve van de waterhuishouding, met de bijbehorende voorzieningen; b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; c. leiding (als bedoeld in artikel 22), waar zulks op de plankaart is aangegeven; d. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21). Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens : a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals keerwanden, beschoeiingen, gemalen, duikers, bruggen e.d. b. uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 1,5 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld. c. bouwwerken welke toegestaan zijn krachtens de bestemming leiding. Artikel 20 - waterkering Bestemmingsregeling 1. de gronden aangewezen voor “waterkering” zijn bestemd voor : a. waterstaatsdoeleinden; b. groen (als bedoeld in artikel 15) resp. verkeersweg (als bedoeld in artikel 13), waar zulks op de plankaart is aangegeven; c. leiding (als bedoeld in artikel 22), waar zulks op de plankaart is aangegeven; d. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 21). Bouwregeling 2. In afwijking van de bouwregeling voor de bestemmingen genoemd in het eerste lid onder b., mag op de betreffende gronden voor zover zij mede voor waterkering zijn bestemd niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de functie waterstaatsdoeleinden. 2.1 Ten behoeve van de functie waterstaatsdoeleinden als genoemd in het eerste lid onder a. mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals kademuren, duikers, keerwanden, beschoeiingen e.d. Ontheffing 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de in het eerste lid onder b.en c. genoemde bestemmingen, mits het waterstaatsbelang hierdoor niet wordt geschaad. Alvorens ontheffing te verlenen winnen zij het schriftelijk advies in van de dijkbeheerder, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de ontheffing, ter bescherming van genoemd belang. 3.1 Alvorens ontheffing te verlenen, stellen burgemeester en wethouders belanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijzen kenbaar te maken. Hiertoe leggen zij de stukken welke betrekking hebben op het voornemen om ontheffing te verlenen gedurende 6 weken ter inzage, na voorafgaande bekendmaking. Artikel 21 - Archeologisch waardevol gebied
Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor “archeologisch waardevol gebied” zijn bestemd voor : a. behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden; b. de bestemming welke vermeld is op de plankaart.
91
Bouwregeling 2. In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager om een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige (Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam) waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om bouwvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de dieptematen en oppervlaktematen welke genoemd zijn in lid 3. 2.1 a. b. c.
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet de volgende regels verbinden : de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
Aanlegvergunning 3. Op de gronden als bedoeld in het eerste lid, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld over een terreinoppervlak vanaf 200 m² : a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook); b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; c. Het indrijven van voorwerpen in de bodem; d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen. Het aanlegvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan; evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. 3.1
Een aanlegvergunning wordt verleend indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens de aanlegvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de aanlegvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen.
3.2 a.
Aan een aanlegvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden: de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
b. c.
Artikel 22 - leiding Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor "leiding" zijn primair bestemd voor : a. b.
een ondergrondse afvalwaterpersleiding (met bijbehorende bovengrondse voorzieningen), met een diameter van 900 mm, waar zulks op de plankaart is aangegeven; verkeersweg, verblijfsgebied, groen, water, waterkering, archeologische waardevol gebied (als bedoeld in resp. de artikelen 13, 14, 15, 19, 20 en 21), waar zulks op de plankaart is aangegeven.
bouwregeling 2. In afwijking van de bouwregeling voor de bestemmingen genoemd in het eerste lid onder b., mag op de betreffende gronden voor zover zij mede zijn bestemd voor leiding niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de functie leiding.
92
2.1
Ten behoeve van de functie leiding als genoemd in het eerste lid onder a. mogen worden gebouwd in de bestemming passende bouwwerken zoals pomp-, regel-, meetstations e.d., elk niet groter dan 60 m3.
ontheffing 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de in het eerste lid onder b. genoemde bestemmingen, ingeval het doelmatig functioneren van de leiding niet onevenredig wordt of kan worden aangetast. Geen ontheffing kan worden verleend voor bebouwing binnen 5 meter uit de hartlijn van de leiding. Alvorens ontheffing te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de vergunning aan burgemeester en wethouders het schriftelijk advies van de leidingbeheerder te overleggen. 3.1 Alvorens ontheffing te verlenen, stellen burgemeester en wethouders belanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijzen kenbaar te maken. Hiertoe leggen zij de stukken welke betrekking hebben op het voornemen om ontheffing te verlenen gedurende 6 weken ter inzage, na voorafgaande bekendmaking. Aanlegvergunning voor werken en/of werkzaamheden 4. Op de in het eerste lid bedoelde gronden is het verboden zonder schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren : a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; b. Het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden); c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen; d. het aanbrengen van gesloten verhardingen; e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen; f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen; g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair. Zulks geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en evenmin voor werken en werkzaamheden welke ten tijde van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren. 4.1
Een aanlegvergunning wordt verleend ingeval het doelmatig functioneren van de leiding niet onevenredig wordt of kan worden belemmerd. Alvorens hierover een besluit te nemen, dient de aanvrager van de aanlegvergunning aan burgemeester en wethouders een schriftelijk advies van de leidingbeheerder te overleggen.
Artikel 23 - Antidubbeltelbepaling Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Artikel 24 - Algemene ontheffingsregels 1. Ontheffing van de maximaal toegestane bouwhoogte Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 meter, uitsluitend toe te passen ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een architectonisch verantwoorde afronding van de bovenste bouwlaag c.q. kap/schuin dakvlak; Artikel 25 - Algemene procedureregels Procedure ontheffing van bouw- en/of gebruiksregels 1. Alvorens ontheffing te verlenen van de bouw- en/of gebruiksregels van dit bestemmingsplan, stellen burgemeester en wethouders belanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijzen schriftelijk kenbaar te maken. De stukken welke betrekking hebben op het voornemen om ontheffing te verlenen, worden gedurende 2 weken ter inzage gelegd, na voorafgaande bekendmaking.
93
Bevoegdheid tot vaststellen exploitatieplan 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van een wijzigingsplan dat voorziet in een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid Wet ruimtelijke ordening vast te stellen. Artikel 26 - Overige regels 1.
Aanvliegroute Rotterdam Airport; beperking bouwhoogte Voor zover de gronden zijn gelegen in de aanvliegroute naar luchthaven Rotterdam Airport, mogen bouwwerken in verband met het bepaalde in de annex 14 van het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart (1944) de hoogtematen (ten opzichte van NAP) welke aangegeven zijn op de plankaart niet overschrijden. Deze bijzondere bouwhoogte regel gaat voor de algemene bouwhoogte regels, elders in dit bestemmingsplan.
2. 2.1
Toetsingsvlak CNS-apparatuur LVNL Verbod Onverminderd het bepaalde in lid 26.1 zijn ter plaatse van de aanduiding "Toetsingsvlak LVNL" geen bouwwerken toegestaan hoger dan hetgeen ter plaatse op de plankaart is aangegeven Deze bijzondere bouwhoogteregel gaat voor de algemene bouwhoogteregels elders in dit bestemmingsplan. Ontheffing Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bouwverbod in lid 26.2.1 na positief advies van de Luchtverkeersleiding Nederland (of diens rechtsopvolger), met dien verstande dat de maximale bouwhoogte zoals geregeld in de algemene bouwhoogteregels, niet overschreden mag worden. Burgemeester en wethouders verlenen geen ontheffing indien correcte werking van de CNSapparatuur niet gewaarborgd kan worden.
2.2
3.
Externe veiligheid Binnen de 10 -6 risicocontour externe veiligheid Rotterdam Airport, zoals aangegeven op de plankaart zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan." Tussen de 10 -5 en 10 -6 risico contour externe veiligheid Rotterdam Airport, zoals aangegeven op de plankaart, zijn alleen beperkt kwetsbare objecten toegestaan.
4.
20 KE geluidscontour Rotterdam Airport In afwijking van hetgeen terzake van het bouwen is geregeld elders in deze regels, mogen binnen de 20 KE geluidscontour Rotterdam Airport, zoals aangegeven op de plankaart, geen geluidsgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder worden gebouwd. Binnen deze contour is het niet toegestaan het bestaande gebruik ten behoeve van een geluidsgevoelig object om te zetten in een gebruik ten behoeve van een ander geluidsgevoelig object.
5. 5.1
Geluidhinder Realisatie van geluidsgevoelige objecten Bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder is de realisatie van geluidsgevoelige objecten voorzover gelegen binnen een geluidzone, alleen mogelijk indien voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder, dan wel aan het besluit hogere grenswaarden dat aan dit bestemmingsplan is toegevoegd.
5.2
Maximum aantal rijstroken wegen Wegen mogen niet meer dan twee rijstroken tellen (voorsorteerstroken en parkeerstroken niet meegeteld).
Artikel 27 - Wijziging van het plan 1.
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen :
94
1.1
a. b. 2 2.1
in die zin dat voor wat betreft de gronden welke gelegen zijn aan de Teldersweg (op de plankaart nader aangeduid met “wijzigingsbevoegdheid 1”), de bestemming “winkels” omgezet kan worden in “bedrijven” of “maatschappelijke voorzieningen” of “gemengde bebouwing”, ingeval de winkelfunctie beëindigd is. Een en ander onder voorwaarde dat : de maximum toegestane bouwhoogte 5 meter bedraagt; bij gebruik van de gronden ten behoeve van de functie maatschappelijke voorzieningen geen medische en onderwijs voorzieningen zijn toegestaan. Bouwen is slechts toegestaan overeenkomstig een inwerking getreden wijzigingsplan. Alvorens een wijzigingsplan vast te stellen bieden burgemeester en wethouders belanghebbenden de gelegenheid zienswijzen tegen het ontwerpwijzigingsplan aan hun college kenbaar te maken door toepassing van het terzake bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening.
Artikel 28 - Overgangsrecht 1. 1.1
Overgangsrecht bouwwerken Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 1.2 Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van lid 1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het lid 1.1 met maximaal 10%. 1.3 Lid 1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 2. 2.1 2.2
2.3
2.4
Overgangsrecht gebruik Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 29 - Naamgeving Deze regels kunnen worden aangehaald onder de naam "regels Schiebroek - zuid", gemeente Rotterdam.
95
Lijst van bedrijfsactiviteiten Toelichting De Lijst van Bedrijfsactiviteiten geeft aan welke bedrijven binnen het plangebied in beginsel zijn toegestaan. Alle bedrijfsactiviteiten zijn ingedeeld in milieucategorieën, waarbij milieucategorie 1 betekent dat een bedrijfstype weinig potentiële milieuhinder veroorzaakt en milieucategorie 5 of 6 veel milieuhinder veroorzaakt. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de lijst van bedrijfstypen ingedeeld aan de hand van de Standaard Bedrijfsindeling uit 1993 (SBI’93) van het CBS. Voor de zonering en de bij de zones behorende bedrijfscategorieën is uitgegaan van de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering - 2007”. Per type bedrijf zijn afstanden gegeven met betrekking tot de milieuhinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De lijst van bedrijfsactiviteiten volgt de publicatie van de VNG, maar met een algemeen verschil. De lijst gaat alleen over activiteiten die in een bedrijfsbestemming zijn toegestaan. Zo zijn bijvoorbeeld sport- en recreatieve voorzieningen niet opgenomen, omdat die in Rotterdam een aparte bestemming zijn. Indicatie milieuhinder Om inzicht te krijgen in de toekomstige invloed die elk bedrijfstype op de woonomgeving heeft, is per type bedrijf de potentiële milieubelasting bepaald. Deze potentiële milieubelasting is een indicatie voor de hinder afkomstig van een bedrijf, wat wil zeggen dat de afstanden niet de feitelijke milieuhinder geven, maar gebaseerd zijn op indicatieve gegevens uitgaande van een gemiddeld modern bedrijf, representatief voor die specifieke bedrijfsvoering. De afstanden hebben derhalve een indicatief karakter. De potentiële milieubelasting wordt bepaald door de activiteiten van een bedrijf. De afstanden zijn onder andere vastgesteld aan de hand van ervaringen in de praktijk. Hierbij is rekening gehouden met het karakter van het plangebied en de omgeving. Continu en zonering In de tabel is achter de afstand voor geluid - waar van toepassing - de letter C voor continu opgenomen. Hiermee is dan aangegeven dat de meeste bedrijven binnen het betreffende type continu in bedrijf zijn met die activiteiten die bepalend zijn voor het geluidniveau. Voorts is achter de afstand voor geluid - waar van toepassing - de letter Z van zonering opgenomen. Het gaat hier om bedrijven die zeer veel geluid produceren en als zodanig in het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit bij de Wet milieubeheer zijn aangewezen. Als deze bedrijven in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, dan moet door de Provincie rondom het betreffende bedrijventerrein een toetsingszone worden vastgesteld. Indices In de tabel zijn indices opgenomen voor verkeer en visuele hinder. De verkeersaantrekkende werking en visuele hinder zijn kwalitatief beoordeeld en weergegeven met een index. De index loopt van 1 tot 3, waarbij 1 staat voor geen of een geringe emissie of hinder, 2 voor aanzienlijke en 3 voor zeer ernstige emissie of hinder. De verkeersaantrekkende werking heeft betrekking op al het autovervoer van en naar de inrichting. De index voor visuele hinder is een zeer grove indicator voor de visuele inpasbaarheid van bedrijven. Opmerkingen In de laatste kolommen van de tabel zijn B, D of L geplaatst voor opmerkingen over Bodem, Divers en Lucht. De letter B is gegeven indien een gemiddeld bedrijf binnen dat type een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft. Daarmee is de index een hulpmiddel bij de selectie van toelaatbare bedrijven op gevoelige gronden. De letter D geeft aan dat het betreffende bedrijfstype zeer divers is en tot een grotere diversiteit in afstanden kan leiden. Dit geldt vaak voor chemische bedrijven. De uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht is vaak niet te vertalen in een standaardafstand tot mensen of gevoelige bestemmingen. Als de letter L in de tabel is vermeld, kunnen er overwegingen zijn om de genoemde grootste afstand te verhogen. De aanbevolen indicatieve afstand tussen een bedrijf en woningen: categorie 1: afstand tot woningen 0 of 10 meter categorie 2: afstand tot woningen 30 meter categorie 3.1: afstand tot woningen 50 meter categorie 3.2: afstand tot woningen 100 meter categorie 4.1: afstand tot woningen 200 meter categorie 4.2: afstand tot woningen 300 meter categorie 5.1: afstand tot woningen 500 meter categorie 5.2: afstand tot woningen 700 meter
96
categorie 5.3: categorie 6:
afstand tot woningen 1000 meter afstand tot woningen 1500 meter
Plangebied Voor dit plangebied zijn geen bedrijven toegelaten uit een categorie hoger dan categorie 2, deze zijn dan ook niet in deze lijst opgenomen. Strategische milieubeoordeling Wanneer de bedrijvenlijst behorend bij het bestemmingsplan mogelijkheden biedt om MER(beoordelings)plichtige bedrijven te vestigen geeft het bestemmingsplan daarmee het kader, zoals bedoeld in de Europese richtlijn (2001/42EG) en zal in dat geval voor het bestemmingsplan een planm.e.r. gevoerd moeten worden. De richtlijn voor de planm.e.r. is bedoeld om milieu-effecten van plannen en programma’s tijdens de voorbereiding daarvan in beeld te brengen in een milieurapport (een PlanMER). Voor de zwaardere milieucategorieën is in de meeste gevallen een planm.e.r. nodig.
97
Schiebroek-zuid SBI-CODE
1/3
1
30 C
10
30
2
1 G
1
10 10 0
30 30 30 C
10 10 0
30 30 30
2 2 2
1 G 1 G 1 G
1 1 1
10
10
30
10
30
2
2 G
2
10
10
30
0
30
2
1 G
1
10 0 30 30 30 0
0 0 0 0 0 0
30 10 30 10 30 10
0 0 0 10 10 0
30 10 30 30 30 D 10
2 1 2 2 2 1
1 1 2 2 2 1
P G G G G G
1 1 1 1 1 1
10
10
30
10
30
2
2 G
1
10
10
30
10
30
2
1 G
1
30
10
30
10
30
2
1 G
1
30
10
30
10
30
2
1 G
1
30
0
30
0
30
2
1 G
1
0 30 30 0
10 10 10 30
10 10 30 30
0 10 10 0
10 30 30 30
1 2 2 2
1 1 2 1
P G G P
1 1 2 1
0
0
30 C
10
30
2
1 P
1
0
0
10 C
10
10
1
1 P
1
30
10
30 30 10
LUCHT
1 G
30
BODEM
C0 C1 D0 D3
2
0
VISUEEL
A 2
30
10
VERKEER
0 2 0 1 A -
CATEGORIE
A B
GROOTSTE AFSTAND
-
GEVAAR
-
INDICES
0
GELUID
-
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN - consumptie-ijsfabrieken, productieoppervlak <= 200 m² Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: - verwerkingscapaciteit < 2.500 kg meel/week Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken, productieoppervlak <= 200 m² - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, productieoppervlak <= 200 m² Vervaardiging van wijn, cider e.d. VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen Grafische afwerking Binderijen Grafische reproductie en zetten Overige grafische activiteiten Reproductiebedrijven opgenomen media VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN Farmaceutische productenfabrieken: - verbandmiddelenfabrieken VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN Aardewerkfabrieken: - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS Kantoormachines- en computerfabrieken VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN Elektrotechnische industrie niet elders genoemd VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN NIET ELDERS GENOEMD Meubelstoffeerderijen bedrijfsoppervlak < 200 m² Fabricage van munten, sieraden e.d. Muziekinstrumentenfabrieken Sociale werkvoorziening PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: - < 10 MVA Gasdistributiebedrijven: - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties cat. A
STOF
2 0 1 0 3 6
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
15 1552 1581 1581 1584 1584 1584 1593 t/m 1595 18 182 20 205 22 2222.6 2223 2223 2224 2225 223 24 2442 2442 26 262, 263 262, 263 30 30 31 316 33 33 36 361 362 363 3661.1 40 40 40 40 40
Lijst bedrijfsactiviteiten 2008 categorie 1 t/m 2 OMSCHRIJVING
B
B B
L
B
B
Schiebroek-zuid SBI-CODE
2/3
30
2
1 P
1
10
0
30 C
10
30
2
1 P
1
0
0
30 C
10
30
2
1 P
1
0
10
30
10
30
2
1 G
1
B
10 0 10 0
0 0 0 0
30 10 30 30
10 10 0 10
30 10 30 30
2 1 2 2
2 1 3 1
P G P P
1 1 1 1
B
10 0 10 10 30 10 10
10 0 0 10 10 10 10
30 30 30 30 30 30 30
0 0 0 0 0 10 10
30 30 30 30 30 30 30
2 2 2 2 2 2 2
2 2 2 2 2 2 2
G G G G G G G
1 1 1 1 1 1 1
0
10
30
10
30
2
1 G
1
0
10
30
0
30
2
1 G
1
0 30 10 0
0 30 10 0
30 30 30 30
0 30 R 10 0
30 30 30 30
2 2 2 2
1 1 2 2
G G G G
1 1 2 1
0
0
10
10
10
1
1 P
1
10 10
0 0
10 C 30 C
10 10
10 D 30
1 2
1 P 1 1 G/P 1
0 0
0 0
30 C 30 C
0 10
30 30 D
2 2
2 P 1 P
1 1
10
0
30 C
0
30
2
3 P
1
LUCHT
10
BODEM
1
30 C
VISUEEL
-
0
VERKEER
-
CATEGORIE
-
GROOTSTE AFSTAND
0 2 4 6 0 2
GEVAAR
-
WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: - < 1 MW BOUWNIJVERHEID - aannemersbedrijven met werkplaats: bedrijfsoppervlak < 1.000 m² HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven Autobeklederijen Autowasserijen Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Groothandel in bloemen en planten Groothandel in dranken Groothandel in tabaksproducten Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen Groothandel in overige consumentenartikelen Groothandel in hout en bouwmaterialen: - algemeen, bedrijfsoppervlak <= 2.000 m² zand en grind: - algemeen, bedrijfsoppervlak <= 200 m² Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: - algemeen: bedrijfsoppervlak < = 2.000 m² Groothandel in kunstmeststoffen Groothandel in overige intermediaire goederen Overige Groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING Kantines Cateringbedrijven VERVOER OVER LAND Taxibedrijven Pomp- en compressorstations van pijpleidingen DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER Autoparkeerterreinen, parkeergarages
INDICES
0
GELUID
B
- gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: - blokverwarming
STOF
D4 E0 E2 B0 B1 3 -
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
40 40 40 41 41 41 41 45 45 50 501, 502, 504 5020.4 5020.5 503, 504 51 5122 5134 5135 5136 5137 5138, 5139 514 5153 5153 5153.4 5153.4 5154 5154 5155.2 5156 517 52 527 55 5551 5552 60 6022 603 63 6321
Lijst bedrijfsactiviteiten 2008 categorie 1 t/m 2 OMSCHRIJVING
B L
Schiebroek-zuid SBI-CODE
3/3
30 10
2 1
2 P 1 P
1 1
0 0
0 0
0 C 0 C
10 10
10 10
1 1
1 P 1 P
2 2
0
0
10
0
10
1
1 P
1
10 10
0 10
30 30
10 10
30 30 D
2 2
2 P 2 G
1 2
0 0
0 0
10 30
1 2
1 P 1 P
1 1
30
10
10 0
10 30 C
0 0
LUCHT
0 0
BODEM
B
30 C 10 C
VISUEEL
0 1
0 0
VERKEER
A B
CATEGORIE
A0 B A0 A7 -
GROOTSTE AFSTAND
-
GEVAAR
A B -
INDICES
0 0
GELUID
A B0 B2 B3 A -
POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten Telecommunicatiebedrijven zendinstallaties: - FM en TV - GSM- en UMTS-steunzenders VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED Verhuur van en handel in onroerend goed VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN Personenautoverhuurbedrijven Verhuurbedrijven voor roerende goederen niet elders genoemd COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. Switchhouses SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING Foto- en filmontwikkelcentrales Veilingen voor huisraad, kunst e.d. MILIEUDIENSTVERLENING RWZI's en gierverwerkingsinrichtingen, met afdekking voorbezinktanks: rioolgemalen Afvalverwerkingsbedrijven: - verwerking fotochemisch en galvano-afval OVERIGE DIENSTVERLENING Chemische wasserijen en ververijen Wasverzendinrichtingen Wasserettes, wassalons Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten Begrafenisondernemingen: - uitvaartcentra Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd
STOF
-
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
64 641 642 642 642 642 70 70 71 711 714 72 72 72 73 731 74 7481.3 7484.4 90 9001 9001 9002.2 9002.2 93 9301.2 9301.3 9301.3 9302 9303 9303 9304 9305
Lijst bedrijfsactiviteiten 2008 categorie 1 t/m 2 OMSCHRIJVING
30
30 R
30
2
1 P
1
0 0
30 C 10
10 0
30 10
2 1
2 G 2 P
1 1
30
0
10 C
0
30
2
1 P
1
10
10
30
30 R
30
2
1 G
1
B
L
30 0 0 0
0 0 0 0
30 30 10 10
30 R 0 0 0
30 30 10 10
2 2 1 1
2 1 1 1
G G P P
1 1 1 1
B
L
0 10 0
0 0 0
10 30 C 10 C
10 30 10 D
1 2 1
2 P 1 P 1 P
1 1 1
0 0 0
B
III
BIJLAGEN
INHOUDSOPGAVE BIJLAGEN - Besluit Hogere Grenswaarden
- Verslag inspraakavond 16 oktober 2006
Besluit hogere waarden Wet geluidhinder Bestemmingsplan Schiebroek Zuid
Kenmerk: 20728335
Bestemmingsplan Schiebroek Zuid Aanleiding voor het maken van een nieuw bestemmingsplan Schiebroek Zuid is een aantal herstructureringsopgaven in het kader van de Overige WijkAanpak (OWA) van Schiebroek, dat in het vigerende bestemmingsplan niet mogelijk is. Tevens zijn de grenzen van het Bestemmingsplan gewijzigd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Het plan sluit nu aan op de vastgestelde plannen Kleiwegkwartier, RandstadRail II, Schiebroek Noord en het in voorbereiding zijnde plan Kern en Plassen. Wonen is de belangrijkste functie in het plangebied. Om de herstructurering van de woningvoorraad in Schiebroek Zuid mogelijk te maken is vervanging van het verouderde vigerende bestemmingsplan Schiebroek Zuid (1986) noodzakelijk. Voor de herstructureringsopgave zijn zes verschillende locaties aangewezen. De locaties zijn de Asserweg, de Moltzerhof, de Teldersweg, de Wilgenborg, het Melanchton college en de Donkersingel. Voor de locatie Donkersingel zijn reeds hogere waarden vastgesteld in het kader van een Artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Het besluit heeft kenmerk 20707659 (16 mei 2008). Voor de locatie Asserweg heeft een ontwerpbesluit hogere waarden met kenmerk 20734345 in het kader van een Artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening ter inzage gelegen tot en met 4 september 2008 en het definitieve besluit is op 1 oktober 2008 vastgesteld. In dit besluit wordt alleen ingegaan op de vier locaties Moltzerhof, de Wilgenborg, het Melanchton college en Teldersweg. Algemeen toetsingskader De Wet geluidhinder beoogt de burger te beschermen tegen een te hoge geluidsbelasting. In deze wet zijn normen voor geluid van weg- en railverkeer en industrie vastgelegd. De Wet geluidhinder hanteert voorkeurswaarden voor geluidsbelasting, waarvan ruimtelijke plannen onder bepaalde voorwaarden mogen afwijken. Het vaststellen van een hogere waarde dan de voorkeurswaarde is mogelijk na bestuurlijke afweging. In de Wet geluidhinder is slechts een algemeen criterium voor het vaststellen van een hogere waarde opgenomen. Het college heeft ervoor gekozen een gemeentelijk ontheffingenbeleid voor woningen te ontwikkelen om enerzijds de mogelijkheid te vergroten om de leefomgevingskwaliteit te verbeteren en anderzijds als onderbouwing te dienen voor de ontheffingsbesluiten. Uitgangspunt van het beleid is dat in het ruimtelijke ontwerp het aantal gehinderden in woningen geminimaliseerd wordt. Bouwplannen worden getoetst aan het ontheffingsbeleid. Akoestisch rapport Voor het Bestemmingsplan Schiebroek Zuid is een akoestisch onderzoek opgesteld door Gemeentewerken Rotterdam, d.d. 10 juli 2007. Aanvullend is een notitie opgesteld voor de locatie Teldersweg Vredevorstlocatie van 24 januari 2008. In het akoestisch onderzoek wordt ingegaan op verschillende bronnen: wegverkeer, trams, railverkeer, bedrijven (NAM-locatie) en luchtvaart. Het geluidsonderzoek voldoet aan de bepalingen van de Wet geluidhinder, die op 1 januari 2007 in werking is getreden.
Wegverkeerslawaai Locatie Moltzerhof Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting de voorkeurswaarde voor wegverkeerslawaai (48 dB) vanwege de Wilgenplaslaan niet overschrijdt. Locatie Teldersweg Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting de voorkeurswaarde voor wegverkeerslawaai (48 dB) vanwege de Wilgenplaslaan met 14 dB wordt overschreden. De geluidsbelasting blijft hiermee echter lager dan maximaal vast te stellen hogere waarde voor nieuwbouwwoningen in de zone van een bestaande binnenstedelijke weg van 63 dB. Dit betekent dat de beoogde woningen slechts na vaststelling van hogere waarden kunnen worden gerealiseerd. Locatie Wilgenborg Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting de voorkeurswaarde voor wegverkeerslawaai (48 dB) vanwege de Ringdijk met 5 dB wordt overschreden. De geluidsbelasting blijft hiermee echter lager dan maximaal vast te stellen hogere waarde voor nieuwbouwwoningen in de zone van een bestaande binnenstedelijke weg van 63 dB. Dit betekent dat de beoogde woningen slechts na vaststelling van hogere waarden kunnen worden gerealiseerd. Locatie Melanchton College Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting de voorkeurswaarde voor wegverkeerslawaai (48 dB) vanwege de Melachtonweg met 1 dB wordt overschreden. De geluidsbelasting blijft hiermee echter lager dan maximaal vast te stellen hogere waarde voor onderwijsgebouwen in de zone van een bestaande binnenstedelijke weg van 63 dB. Dit betekent dat de uitbreiding van het beoogde onderwijsgebouw slechts na vaststelling van hogere waarden kan worden gerealiseerd. Tramlawaai Op de Melanchtonweg en de Wilgenplaslaan is een trambaan gelegen. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van tramverkeer op de locatie Teldersweg 56 dB bedraagt. Voor de tramverkeer worden geen eisen gesteld aan de maximaal vast te stellen toelaatbare geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen. Wel moet de geluidwering van de gevel, conform de eisen van het Bouwbesluit, rekening houden met het aanwezige tramlawaai. Luchtvaartlawaai Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat géén van de bouwlocaties binnen de grenzen van het ontwerpbestemmingsplan Sciebroek Zuid zijn gelegen binnen de 20 Ke-contour van Rotterdam Airport. Railverkeerslawaai en bedrijfslawaai Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat railverkeerslawaai en bedrijfslawaai (NAM-locatie) alleen van invloed is op locatie Asserweg. Op locatie Asserweg wordt ingegaan in besluit met kenmerk 20734345. De geluidbelasting van alle bronnen is betrokken bij de beoordeling van de totale geluidsbelasting (cumulatie). De gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt ten hoogste: • 62 dB ten gevolge van de Wilgenplaslaan op de locatie Teldersweg; • 58 dB ten gevolge van de Ringdijk op de locatie Wilgenborg; • 54 dB ten gevolge van de Melanchtonweg op de locatie Melanchton College. In alle gevallen is één weg bepalend voor de cumulatieve geluidbelasting.
Procedure De beoogde bouwplannen passen niet in het geldende bestemmingsplan. De mogelijkheid om op deze locaties woningen of onderwijsgebouwen te realiseren, wordt in het ontwerpbestemmingsplan Schiebroek Zuid geopend. Conform artikel 76 van de Wet geluidhinder dienen bij de vaststelling van een bestemmingsplan de waarden dan wel de hogere waarden in acht te worden genomen, die in deze wet als ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting worden aangemerkt. De hogere waarden moeten zijn vastgesteld, vóórdat het bestemmingsplan kan worden vastgesteld. Op het besluit tot vaststelling van een hogere waarde is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, afgezien van de uitzondering genoemd in artikel 110c van de Wet geluidhinder. Conform artikel 110c, lid 1 van de Wet geluidhinder is het ontwerpbesluit hogere waarden tegelijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan Schiebroek Zuid ter inzage gelegd. Het besluit tot vaststelling van hogere waarden dient deel uit te maken van het bestemmingsplan. Wanneer het bestemmingsplan zodanig wijzigt dat het besluit hogere waarden niet meer voorziet in de benodigde hogere waarden, zal de procedure voor het vaststellen van hogere waarden opnieuw gevolgd moeten worden. De termijn voor het indienen van een beroepsschrift tegen het besluit hogere waarden vangt aan rnet ingang van de dag waarop beroep kan worden ingesteld tegen het besluit tot de vaststelling van het bestemmingsplan. Motivering van het besluit Conclusie wegverkeerslawaai Het is niet mogelijk zodanige maatregelen te treffen, dat vanwege wegverkeerslawaai aan de voorkeurswaarde van 48 dB wordt voldaan. Snelheidsverlaging. Omdat de Wilgenplaslaan, Ringdijk en Melanchtonweg zijn bedoeld als wijkontsluitingsweg en verbindingsweg zijn deze wegen geschikt om uitgevoerd te worden als 30 km/uur zone. Een andere geluidsreducerende maatregel is het projecteren van een andere soort wegverharding. Hieraan kleven financiële bezwaren voor de Ringdijk en de Melanchtonweg. De Ringdijk en de Melanchtonweg zijn momenteel verhard met gewone elementenverharding. De Wilgenplaslaan is op het moment van opstellen van het akoestisch onderzoek verhard met gewone elementenverharding maar dit is inmiddels vervangen door wegverharding dicht asfalt beton. Deze wijziging van wegverharding levert een geluidsreductie van 5 dB, in het akoestisch onderzoek is hier reeds rekening mee gehouden. Geluidsoverdracht beperkende maatregelen (geluidswal en/of geluidsscherm) zijn in deze situatie niet mogelijk. Een geluidsscherm of-wal verslechtert in deze stedelijke situatie de bereikbaarheid en de verkeersveiligheid is daardoor niet gewenst. Tevens is er niet voldoende ruimte aanwezig om een geluidswal aan te kunnen leggen. De beoogde woningen, waarbij de voorkeurswaarde van 48 dB wordt overschreden, moeten aan de geluidsnormen van het Bouwbesluit voldoen en zullen derhalve worden voorzien van de aanvullende geluidwerende gevelmaatregelen. Het treffen van geluidwerende gevelvoorzieningen zal technisch en financieel haalbaar zijn. Cumulatie van geluid In het akoestisch onderzoek is de cumulatieve geluidbelasting berekend. In deze berekening hoeft alleen de geluidbelasting van geluidbronnen die de voorkeurswaarde overschrijdt te worden meegerekend. In dit geval wordt bij de bouwlocaties alleen de voorkeurswaarde overschreden ten gevolge van één geluidbron. De cumulatieve geluidbelasting is derhalve gelijk aan de geluidbelasting van deze geluidbron. De cumulatie van geluid leidt niet tot een onaanvaardbare geluidbelasting.
Ontheffingsbeleid Het "Ontheffingsbeleid Wet geluidhinder" van de gemeente Rotterdam is door de gemeenteraad op 14 augustus 2007 vastgesteld. Naast de inspanningen die geleverd moeten worden om de geluidsbelasting te beperken, is de aanwezigheid van een geluidluwe gevel bij de beoogde woningen een belangrijke voorwaarde in dit beleid. Alle woningen op de verschillende bouwlocaties zullen worden voorzien van een geluidsluwe gevel. De keuze om op deze locaties, omgeven door diverse geluidsbronnen, te bouwen heeft als gevolg dat alle woningen moeten voldoen aan de voorwaarden uit het Ontheffingsbeleid. Het bouwen op deze locaties past in het gemeentelijk beleid om in bestaand stedelijk gebied de woningvoorraad uit te breiden of te herstructureren. Conclusie Voor wegverkeerslawaai blijkt het niet mogelijk met bron- en/of overdrachtsmaatregelen de geluidsbelasting tot de voorkeurswaarde, 48 dB, te reduceren. Daarnaast blijkt dat cumulatie van geluid voor de bouwlocaties in dit ontwerp-bestemmingsplan Schiebroek Zuid niet tot een onaanvaardbare geluidbelasting leidt. Tevens voldoen alle woningen aan de voorwaarden zoals opgenomen in het Ontheffingenbeleid. Omdat de geluidsbelasting de ten hoogste toelaatbare waarde niet overschrijdt, is het bouwplan te realiseren na het vaststellen van hogere waarden. Zienswijzen Het voornemen tot het nemen van een besluit hogere waarden is in alle edities van Rotterdam Bericht van week 35 (2008) gepubliceerd. Het ontwerpbesluit hogere waarden met de bijbehorende stukken heeft van tot vrijdag 29 augustus 2008 en met donderdag 9 oktober 2008 ter inzage gelegen. Aan belanghebbenden is de gelegenheid geboden om gedurende de hiervoor genoemde termijn zienswijzen mondeling en/of schriftelijk in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend. Besluit Gelet op artikel 83, lid 2 en 110a van de Wet geluidhinder besluiten Burgemeester en Wethouders van Rotterdam voor het ontwerp-Bestemmingsplan Schiebroek Zuid de hogere waarden vanwege wegverkeerslawaai als volgt vast te stellen. Adres Locatie 3, Teldersweg Locatie 5, Wilgenborg Locatie 6, Melanchton College
Bestemming Omschrijving Aantal woning Ca. 125 woning 200 onderwijsgebouw 1
Zoneplichtige weg Wilgenplaslaan Ringdijk Melanchtonweg
Hogere waarde In dB 62 53 49
Beroep Onderhavig besluit tot het vaststellen van hogere waarden wordt tegelijkertijd met het bestemmingsplan ter inzage gelegd. Gedurende zes weken na de dag waarop het besluit ter inzage is gelegd kan beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden ingesteld door: degenen die zienswijzen hebben ingebracht tegen het ontwerpbesluit; de adviseurs die gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid advies uit te brengen over het ontwerpbesluit; degenen die bedenkingen hebben tegen wijzigingen die bij het nemen van het besluit ten opzichte van het ontwerpbesluit zijn aangebracht; belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijzen te hebben ingebracht tegen het ontwerpbesluit.
Het beroepschrift moet in tweevoud worden gezonden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. Het besluit wordt na afloop van de beroepstermijn van kracht tenzij voor deze datum een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan. Het verzoek moet worden gericht aan de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In dat geval wordt het besluit niet van kracht voordat op het verzoek is beslist. Voor het indienen van een beroepschrift en/of een verzoek om voorlopige voorziening zijn griffierechten verschuldigd. Andere wettelijke regelingen Het onderhavige besluit betreft ontheffing op grond van de Wet geluidhinder. Dit besluit laat onverlet dat er voor realisering van het bouwplan mogelijk rekening gehouden dient te worden met andere wettelijke bepalingen.
Rotterdam, NAMENS HET COLLEGE VAN BURGEMEESTERS EN WETHOUDERS VAN ROTTERDAM (voor deze) DE ALGEMEEN DIRECTEUR VAN GEMEENTEWERKEN,
Drs. H. van Sm Directeur Bijzondere Diensten
Samenvattend verslag van de inspraakavond op het Voorontwerp-bestemmingsplan SchiebroekZuid, gehouden op maandag 16 oktober 2006 om 19.30h in de raadszaal van Melanchtonweg 100. Aanwezig: Voorzitter:
Verslag:
de heer Cremers (portefeuillehouder Wijkaanpak Schiebroek) de heer Van der Weijden (communicatiemedewerker deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek) de heer Volman (dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting) de heer Meijer (dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting) mevrouw Rovers (dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting) mevrouw Van de Hoek (procesleider Wijkaanpak Schiebroek) de heer Matheijsen (OM-Notulisten, Leiden)
1. Opening en uiteenzetting van het doel van de avond. De heer Cremers heet iedereen welkom en vertelt kort het programma van deze avond. Het komende jaar zullen er op het punt van ontwikkelingen en de bestemming voor grote delen van Schiebroek-Zuid een aantal vrij ingrijpende besluiten genomen worden. Momenteel voert het DB de discussie of de ambities voor Schiebroek-Zuid in het kader van het Masterplan wel hoog genoeg zijn. Moet er een versnelling plaatsvinden van de herstructurering? Moet daar in dit bestemmingsplan al op vooruit gelopen worden? Hiermee geeft hij aan dat de discussie over dit bestemmingsplan ook voor het DB heel belangrijk is. Het DB en de deelraad hebben in het verdere proces een adviserende rol bij de totstandkoming van het ontwerp-bestemmingsplan. Die zal door de gemeenteraad worden vastgesteld, waarschijnlijk in de loop van 2007. De opmerkingen die vanavond gemaakt worden, worden meegenomen in de procedure als inspraakreactie. 2. Presentatie van het voorontwerp-bestemmingsplan. De heer Meijer presenteert het voorontwerp-bestemmingsplan aan de hand van enkele sheets. De aanleiding om het bestemmingsplan Schiebroek-Zuid te herzien was de wettelijke verplichting om bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar te actualiseren. Ook wordt hiermee een einde gemaakt aan de lappendeken van vaak sterk verouderde bestemmingsplannen. Daarnaast is er het streven van de gemeente naar een uniforme bestemmingsregeling. De laatste reden van aanpassing is het mogelijk maken van de herstructureringsopgave in het kader van de Overige Wijkaanpak. De heer Volman gaat nader in op het plangebied. Het grootste gedeelte van het plangebied is conserverende bestemming, maar op 6 locaties zijn op korte termijn ontwikkelingen te verwachten. Van één van die locaties (Moltzerhof) is de huidige situatie vastgelegd, maar in afwachting van verdere besluitvorming is daar wel een wijzigingsbevoegdheid op van toepassing. Het is bekend dat er een ander plan is, maar omdat het nog niet uitgevoerd kan worden moet in eerste instantie de huidige situatie bestemd worden zoals die nu is. Twee locaties (de Wilgenborgh en het Melanchthoncollege) zijn bestemd overeenkomstig het bouwplan waarvoor een vrijstellingsprocedure is gevolgd. De deelgemeente is hier akkoord met de voorwaarden. Dan zijn er nog drie locaties (Asserweg, Teldersweg en Donkersingel) bestemd om nader uit te werken. Daarvan is niet precies bekend hoe die eruit zien. Er zijn wel begrenzingen opgenomen, maar er moet nog besluitvorming plaatsvinden over hoe het uitgewerkt moet worden. Dat worden ‘uit te werken locaties’ genoemd. Die uitwerking staat min of meer los van de bestemmingsplanprocedure maar is wel belangrijk om op in te haken. Daar zullen de bewoners ook over geraadpleegd worden. Ook is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de Lidl. Het idee is dat daar een ontwikkeling te verwachten is. Door de wijzigingsbevoegdheid is daar evt. op korte termijn iets anders te realiseren. De heer Meijer vertelt vervolgens hoe de procedure m.b.t. het bestemmingsplan verloopt. De heer Cremers legt uit wat de invloed van de deelgemeente en de deelraad is. Op het moment dat het college van B&W het ter goedkeuring aan de gemeenteraad voorlegt, heeft het DB een adviserende bevoegdheid. Het DB kan dan onderhandelen met het college over aanpassingen. Dat geeft het DB de mogelijkheid om de deelraad erbij te betrekken en in beperkte mate ook de bewoners die geen zienswijzen hebben ingediend. Bewoners die geen zienswijzen indienen staan in de verdere procedure buitenspel. Het is essentieel dat bewoners die belangen hebben hun standpunten d.m.v. zienswijzen kenbaar maken. Hij zegt dit met name omdat de deelgemeente geconfronteerd is met situaties zoals het Schippersinternaat. Daar ontstaat maatschappelijke onrust over een bouwplan waarover echter in de bestemmingsplanprocedure geen zienswijze is ingediend. Dan heeft het DB een heel beperkte mogelijkheid om nog iets te betekenen of te veranderen. De heer De Lange vraagt of de bewoners die een inspraakreactie hebben gegeven vanzelf bericht krijgen dat het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage ligt. De heer Meijer antwoordt dat alle insprekers de eindrapportage van de inspraak krijgen toegezonden. Het is niet automatisch zo dat die bewoners worden gewaarschuwd dat het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage ligt. Dat moeten de bewoners zelf bewaken. De heer Cremers zegt dat de bewoners die vanavond aanwezig zijn sowieso een uitnodiging krijgen voor de avond waarop mondelinge zienswijzen kunnen worden ingediend.
Als extra service wil hij de aanwezigen van vanavond attent maken op de ter inzage legging van de volgende fase. Dat is evenwel geen recht dat kan worden geclaimd. Vervolgens schorst hij voor een pauze. De pauze dient ook om naar de plannen te kijken en daar vragen over te stellen.
3. Vragen uit het publiek. De heer De Lange (Actiecomité Asserpark) zegt dat de Samenwerkende Bewonersorganisaties Schiebroek met verbazing kennis hebben genomen van de invulling van de gronden in de zgn. Asserdriehoek. Het Actiecomité Asserpark tekent protest aan tegen het voorontwerp-bestemmingsplan omdat meer dan 300 omwonenden al in juli 2005 tegen dat plan geprotesteerd hebben. Mede naar aanleiding van dat protest is er op 5 oktober 2005 een overleg geweest tussen wethouder Pastors, de deelgemeente en Com.wonen. Toen is besloten dat dit plan geen doorgang zal vinden en dat er een nieuw plan zou worden gemaakt. Dat is o.a. te lezen in het verslag van de commissie Projecten van 7 december 2005. Inmiddels heeft Com.wonen een nieuw plan gemaakt en dit is op 5-9 jl. aan de commissie RO gepresenteerd. Dit plan omvat ± 80 nieuwe woningen, merendeel laagbouw en een torentje van 7 woonlagen. De bestaande 6 eengezinswoningen zijn in dit plan opgenomen. In principe heeft het actiecomité geen problemen met dit plan mits in de buitenruimte voldoende groen overblijft. Het actiecomité rekent erop dat de deelgemeente zich zal verzetten tegen het voorontwerpbestemmingsplan zoals dit nu is vastgelegd en het nieuwe plan van Com. wonen zal ondersteunen. De vraag is dan ook of de deelgemeente wil voortborduren op de plannen die recentelijk door Com.wonen zijn gepresenteerd. De heer Cremers zegt dat er in het kader van de wijkaanpak is besloten tot herontwikkeling van de Asserdriehoek. Er worden momenteel meerdere varianten ontwikkeld door Com.wonen. Met hen is overeenstemming bereikt dat die verder uitgewerkt worden. Er is nog geen keuze uit gemaakt, maar alle varianten gaan uit van hoofdzakelijk laagbouw en behoud van de laagbouwwoningen aan de Meidoornsingel. Daar kan politiek geen misverstand meer over bestaan. Het voorontwerp-bestemmingsplan zoals dat er nu ligt, maakt ontwikkelingen in die zin mogelijk, maar het dwingt verder geen andere ontwikkeling af. De heer Volman beaamt dat het geen andere ontwikkeling afdwingt. Die drie plannen passen binnen het huidige plan. Dat zegt op dit moment helemaal niets zolang er in het plan ook grotere aantallen neergezet kunnen worden. Hij verwacht dat in het ontwerp-bestemmingsplan voor een van de drie plannen gekozen is. Als hij het zo beluistert gaat dat de goede kant op. Dat betekent dat er in de ontwerpfase een beperkter aantal woningen wordt opgenomen. Mevrouw Van der Hoek zegt dat nog dit jaar met de bewoners gesproken zal worden over de stedenbouwkundige randvoorwaarden van de Asserweg. Die passen binnen die drie genoemde varianten. Nadat er met de bewoners gesproken is, alsook de omwonenden, zal het DB cq. de raad hierover een besluit nemen. Dat geeft de zekerheid aan de bewoners over wat er wordt ontwikkeld op die plek. De heer Cremers zegt dat het streven is dat de stedenbouwkundige randvoorwaarden in het ontwerpbestemmingsplan worden opgenomen. Dat betekent dat de ontwikkelingen die daarbuiten vallen zoals de hoogbouwvolumes, niet meer mogelijk zijn. De heer De Lange vraagt op welke termijn dat gebeurt. De heer Cremers antwoordt dat het ontwerp-bestemmingsplan eind februari/begin maart ter inzage wordt gelegd voor inspraak. Dat geeft voldoende tijd om de randvoorwaarden te ontwikkelen en in het ontwerpbestemmingsplan op te nemen. Dat is de inzet van het DB. Daar zal geen enkele partij zich tegen verzetten omdat niemand daar eigenlijk behoefte aan heeft. De heer De Lange vraagt of de sloop van de flats dan per 1-1-2008 kan beginnen zoals Com.wonen voornemens is. De heer Cremers antwoordt dat dat kan. Als de stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn vastgesteld kan er met het proces worden doorgegaan. Dat kan ondanks dat het formeel nog niet is vastgesteld door de Provincie. Dan is het wel door de gemeenteraad vastgesteld. Er is dan nog wel een vrijstellingsprocedure nodig, maar die zal zich baseren op dezelfde inhoud als die in het bestemmingsplan staat die dan in procedure is. De heer Van Holst (OPLW) is tegen het feit dat de bebouwingsgrens op de locatie Donkersingel tot de grens van het water is gepland. De OPLW wil een groene spatiëring langs het water. Ook doet het geen recht aan wat er m.b.t. de Ontwikkelingsvisie in de raad is besproken. Het CDA en de OPLW hebben toen voorgesteld om de open singelstructuur van Schiebroek zoveel mogelijk te handhaven. Daar voldoet dit bestemmingsplan niet aan. De OPLW wil dat graag aangepast zien. De heer Cremers merkt op dat de politieke partijen in de commissie en deelraad de gelegenheid krijgen om het advies dat de deelgemeente geeft, te beïnvloeden. Dat is het moment om daar invloed op uit te oefenen. De heer Meijer zegt dat hij de suggestie van een groene rand aan de stedenbouwkundige zal voorleggen. Die zal het bekijken en de uitkomst daarvan is straks terug te vinden in de inspraakrapportage. De heer Cremers zegt dat er ook een motie is aangenomen door de deelraad waarin is gepleit voor het tot stand komen van een beeldkwaliteitsplan. Ook dat kan daar nog invloed op uitoefenen.
Los van de reactie van de dS+V daarop zou het ook mede de reactie van het DB, cq. de deelgemeente kunnen beïnvloeden tenzij de meerderheid van de deelraad daar anders over zou denken.
De heer Commandeur (werkgroep Planologie van de SBO) zegt dat in de toelichting staat dat voor een aantal bronnen en voor bepaalde wegen de wettelijke geluidsnormen worden overschreden. Vervolgens staat er dat dat geen probleem is en dat het met een aanvraag voor een ontheffing geregeld kan worden. Hij wil weten hoe dat juridisch in elkaar zit want het is een beetje merkwaardige gang van zaken. Voorts mist hij in de toelichting het cumulatie-effect. Bijv. bij de voorgenomen herbouw van de Asser-driehoek is zowel het effect van RandstadRail en de G.K. van Hogendorpweg aan de orde. Misschien ook wel die van Rotterdam Airport. Voor elk van die bronnen wordt afzonderlijk vastgesteld dat ze net niet of net wel binnen de grenzen vallen. Maar wat het opgeteld oplevert, wordt in het geheel niet aangegeven. Dat zou gewoon een optelsom kunnen zijn. De heer Volman zegt t.a.v. de geluidscontouren dat alles dat meer dan 50 dB(A) is, eigenlijk een probleem is. Dat is teveel, maar daar kan een ontheffing voor aangevraagd worden. Die wordt alleen gegeven onder bepaalde voorwaarden. Bijv. als het gaat om vervangende nieuwbouw mag er ontheffing worden gevraagd. Het aanvragen mag ook als het onderdeel is van een stedenbouwkundige wand. Dat heet dan een soort logische lijn. Die zorgt tevens voor de afscherming van alles wat daar achter zit als een soort geluidswal. Die huizen met die hogere geluidsbelasting mogen daar gebouwd worden onder de voorwaarde dat binnen in die woning het geluidsniveau aanvaardbare proporties heeft. Als het buiten lawaaiig is, zal de isolerende werking van de gevel verbeterd moeten worden om er voor te zorgen dat het binnen nog aanvaarbaar is. Dat kan tot bepaalde grenzen. Evenwel wordt er vrij gemakkelijk een hogere waarde verleend in stedelijk gebied, anders moet er ook gesloopt worden wat er al staat. De vraag m.b.t. het cumulatie-effect heeft dezelfde strekking. Dat heeft te maken met het milieutechnisch doorrekenen om te bekijken wat het effect is. Alle soorten lawaai zorgen voor veel omgevingsruis maar wettelijk moeten die stuk voor stuk apart bekeken worden. Het is dus vooral een theoretische berekeningsmanier. Op planniveau zal de vraag aan de orde moeten komen of daar waar alle waarden tezamen komen een slimmer plan te maken is of het plan ergens anders, meer in de luwte te realiseren. De heer Cremers zegt dat er in het kader van de Masterplandiscussie ook nog een relatie ligt tussen geluidsoverlast en het asfalteren van de Wilgenplaslaan. Kan hij daar nog iets over zeggen? De heer Volman zegt dat een hogere waarde geaccepteerd mag worden als andere maatregelen niet meer te treffen zijn, bijv. als de kosten buitenproportioneel zijn. Bepaalde asfaltwegen kunnen stiller aangelegd worden. Dat gebeurt ook, maar dat heeft alles te maken met het kostenplaatje. De heer Cremers zegt dat om die ontheffing te krijgen zou er een inspanningsverplichting van de kant van de deelgemeente of gemeente moeten zijn om de bestrating te veranderen in asfaltering voor een deel van de Wilgenplaslaan. Als dat dan niet gebeurt, zou dat dan voor de Provincie een reden kunnen zijn om de ontheffing niet te verlenen? De heer Volman zegt dat dat klopt. Er kunnen ook aanpassingen aan huizen worden opgelegd, maar dat gebeurt pas als men elders verzuimd heeft geluidsvoorzieningen te treffen. De heer Meijer zegt dat de Wet Geluidshinder voorschrijft dat er pas ontheffing gegeven wordt als het buitenproportionele kosten met zich meebrengt of als er geen maatregelen genomen kunnen worden aan de bron of in het overdrachtsgebied. In de stad is het al snel zo dat men in het overdrachtsgebied geen maatregelen kan treffen. In zo’n situatie vraagt de gemeente dan aan de Provincie om een ontheffing. Daar wordt een aparte procedure voor gevoerd, waar zienswijzen tegen ingebracht kunnen worden. Dat is een procedure op grond van de Wet Geluidshinder. Die staat los van procedure op grond van de Wet Ruimtelijke Ordening. Het wordt wel ongeveer gelijktijdig gevoerd. Er moet een ontheffing zijn voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld. De heer Commandeur zegt dat er een schriftelijke reactie zal worden gegeven op de beantwoording van zijn vragen. Voorts is het zo dat de G.K. van Hogendorpweg in allerlei plannen en ontwikkelingen de komende 10 jaar aanmerkelijk zwaarder belast wordt dan momenteel al het geval is. Met name vanwege de ontwikkelingen van park Zestienhoven en het doortrekking van de N407. Hij heeft niet gezien dat bij de geluidsberekeningen die voor 2015 zijn gemaakt, rekening is gehouden met de verkeersintensiteiten op de G.K. van Hogendorpweg in 2015. Die zijn geen lineaire extrapolatie van wat er nu gebeurt. De heer Volman meent dat de ontwikkelingen op de G.K. van Hogendorpweg meegenomen worden in de autonome ontwikkeling. Er in ieder geval rekening gehouden moeten worden met de hogere verkeersintensiteiten omdat er een optelsom van allerlei situaties plaatsvindt. Dat is met name va belang bij het akoestisch- en vooral ook het luchtonderzoek voor zover die ontwikkelingen er 100% zeker komen.
De heer Cremers zegt dat het ontwikkelingsperspectief van de G.K. van Hogendorpweg niet op zich staat maar onderdeel vormt van de ontwikkeling van een stedelijk knooppunt op die locatie. Dat heeft twee gevolgen die sowieso ook weer andere effecten hebben op de geluidsbelasting en de luchtkwaliteit in Schiebroek. De verkeersintensiteit van de weg zal wel toenemen, maar de maximumsnelheid en de ligging zullen veranderen. Dat laatste is een van de opties die onderzocht wordt. Ook de bebouwing die langs die weg zal komen, zal gevolgen hebben voor de geluidsbelasting en de luchtkwaliteit aan de andere kant van de RandstadRail.
De heer De Lange heeft gelezen dat de verwachting is dat er in 2011 35.000 passages per dag zijn. Als de verbinding tussen de A13 en A16 tot stand komt, wordt die uitvalsweg steeds belangrijker. De heer Volman zegt dat hij nu geen reactie geeft op de getallen. Dat zoekt hij op. Mevrouw Rovers merkt op dat het ook te maken heeft met het moment waarop het doortrekken van de A13-A16 plaatsvindt. De heer Cremers zegt volledigheidshalve in dit verband te willen zeggen dat het de vraag is of die plaatsvindt en onder welke condities dat gebeurt. Dat wordt momenteel uitgezocht. 4. Sluiting. De Voorzitter dankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de vergadering om 21.16h.
IV
KAARTEN
INHOUDSOPGAVE KAARTEN -
Bestemmingsplankaart d.d.28-09-2009 Plankaart-Archeologie d.d.24-08-2009 Plankaart-Milieu d.d.24-08-2009 Huisnummerkaart d.d.24-08-2009