Bes te m mi ngs p l an K a n too r S ch oo l st r aa t 6 en 8 te Wes te rve l de
VAS T G ES T EL D
Bes te m mi ngs p l an K a n too r S ch oo l st r aa t 6 en 8 te Wes te rve l de
VAS T G ES T EL D
Inhoud
Toelichting en bijlagen Regels Verbeelding
7 november 2012 Projectnummer 160.41.50.00.00
O v e r z i c h t s k a a r t
Gemeente Noordenveld, bron: Topografische Dienst
T o e l i c h t i n g
160.41.50.00.00.toe
I n h o u d s o p g a v e
1
Inleiding
2
Planbeschrijving
11
2.1
Algemeen
11
2.2
Huidige situatie plangebied
11
2.3
Toekomstige situatie plangebied
13
3
4
5
9
Beleidskader
17
3.1
Rijksbeleid
17
3.2
Provinciaal beleid
17
3.3
Regionaal beleid
19
3.4
Gemeentelijk beleid
19
3.5
Beleidskader paardenbakken en paardenhouderij
20
3.6
Conclusie
21
Randvoorwaarden en potentiële belemmeringen
23
4.1
Milieuhygiënische gesteldheid van de bodem
23
4.2
Archeologie
24
4.3
Cultuurhistorie
25
4.4
Luchtkwaliteit
25
4.5
Geur
27
4.6
Geluid
28
4.7
Milieuzonering
28
4.8
Externe veiligheid
29
4.8.1
Algemeen
29
4.8.2
Inrichtingen
29
4.8.3
Vervoer van gevaarlijke stoffen
30
4.8.4
Buisleidingen
31
4.9
Water
31
4.10
Flora en fauna
33
Juridische vormgeving
37
5.1
Algemeen
37
5.2
Planvorm
37
6
Economische uitvoerbaarheid
39
7
Inspraak en overleg
41
7.1
Voorontwerpbestemmingsplan
41
7.2
Ontwerpbestemmingsplan
41
160.41.50.00.00.toe
1
I n l e i d i n g
Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld naar aanleiding van het voor-
AANLEIDING
nemen tot de oprichting van een kantoor aan de Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde. Het vigerende bestemmingsplan voor het plangebied is het bestemmingsplan Westervelde herziening 2003 (vastgesteld d.d. 25 maart 2004 en goedgekeurd d.d. 24 mei 2004). De realisatie van het kantoor op het perceel Schoolstraat 6 en 8 is op basis van het vigerende bestemmingsplan niet mogelijk. Derhalve is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld, die voorziet in een toegesneden regeling ter realisatie van het planvoornemen. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de huidige situatie en toekomstige situatie.
LEESWIJZER
Hoofdstuk 3 gaat vervolgens in op het relevante beleid. In het daaropvolgende hoofdstuk worden de verschillende, te verrichten, onderzoeken beschreven. Geëindigd wordt met de juridische vorm van het plan en de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
9
2
P l a n b e s c h r i j v i n g
2.1
Algemeen Westervelde ligt even ten zuidwesten van Norg, westelijk van Zuidvelde en ten noordoosten van Veenhuizen. Het is een authentiek esdorp met een brink. Het dorp telt ongeveer 170 inwoners, verspreid over circa 70 huizen. Westervelde wordt gekarakteriseerd door de brinkenstructuur en de daaraan gelegen boerderijen. Vanuit dit centrum zijn langs de diverse wegen, met name langs de doorgaande weg, nieuwere boerderijen gebouwd. Bijzonder is de bouw van twee grote boerderijcomplexen aan de zuidkant van het dorp. Met name aan de noordwestelijke kant van het dorp heeft zich een bescheiden verdichting voorgedaan. Naast enkele nieuwe boerderijen zijn daarbij ook woonhuizen en een school gerealiseerd. In het dorp is de oorspronkelijke structuur en de daaraan gelegen bebouwing duidelijk dominant. Mede de vorengenoemde karakteristieken maken dat Westervelde is aangemerkt als een beschermd dorpsgezicht.
2.2
Huidige situatie plangebied Het plangebied ligt aan een van de doorgaande wegen door Westervelde, de
LIGGING
Schoolstraat, waarmee het gebied deel uit maakt van de hoofdstructuur van dit dorp. Het gebied ligt aan de oostzijde van het dorp. De navolgende figuur geeft de ligging van het plangebied weer.
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
11
BEBOUWING
In het plangebied zijn momenteel een aantal bouwwerken aanwezig. Het betreft een karakteristieke boerderij: een woonhuis met achterhuis. Aan de achterzijde van dit achterhuis zijn twee schuren gebouwd. Tot slot zijn in het plangebied een garage, een kapschuur (beiden liggen aan de westzijde van het plangebied) en een karakteristieke stookhut aanwezig.
GROEN- EN WATERSTRUC-
Groen is op het perceel aanwezig in de vorm van een aangelegde tuin met
TUUR
enkele bomen. Het noordelijk deel van het perceel bestaat uit gras. Daarnaast wordt de noordzijde van het perceel begrensd door een sloot en een karakteristieke houtsingel.
12
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
2.3
Toekomstige situatie plangebied Ten behoeve van het planvoornemen worden op het perceel schuur 2,
BEBOUWING
schuur 3, de kapschuur en de garage gesloopt (zie vorenstaande afbeelding). Het karakteristieke woonhuis met bijbehorend achterhuis en de stookhut blijven behouden. De karakteristieke woning wordt in de toekomstige situatie gehandhaafd als woning. Op de plaats van de kapschuur wordt het kantoor gerealiseerd. Voor de uitstraling van het kantoor zie de navolgende gevelaanzichten. In het noordelijk deel van het plangebied wordt tevens een tuinhuis opgericht.
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
13
Oostgevel kantoor
Noordgevel kantoor INRIT EN PARKEREN
De bestaande in-/uitrit op de Schoolstraat blijft behouden, waardoor deze weg als ontsluitingsweg blijft dienen. Voor een kantoor, commerciële dienstverlening met baliefunctie, moet op drie parkeerplaatsen per 100 m² bvo worden gerekend. Ten behoeve van het kantoor zijn in het verlengde van de oprit drie parkeerplaatsen en voor de woning twee parkeerplaatsen geprojecteerd. Gelet op de grootte van het perceel en de inrichting van het plangebied is er niettemin voldoende ruimte voor het parkeren op eigen terrein.
GROEN EN WATER
De bestaande erfbeplanting blijft gehandhaafd en wordt in de nieuwe situatie aangevuld met enkele bomen. Met name is het behoud van de karakteristieke houtsingel van belang; deze is in het voorliggende bestemmingsplan voorzien van een beschermende regeling.
14
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
De ruimtes die ontstaan na de sloop van de schuren worden voornamelijk ingericht als groen.
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
15
3
B e l e i d s k a d e r
3.1
Rijksbeleid De kern Westervelde, waarvan het plangebied deel uitmaakt, is in 1991 aangewezen als een beschermd dorpsgezicht. De wettelijke bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten is geregeld in de Monumentenwet 1988. Nederland heeft ruim 350 beschermde stads- en dorpsgezichten. Het zijn gebieden met een bijzonder, historisch karakter. Op grond van zorgvuldig onderzoek stelt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een beschermingsvoorstel op met een begrenzing en een toelichting. Dit voorstel wordt ter advisering voorgelegd aan de betreffende gemeente en de provincie, de Raad voor Cultuur en de Rijksplanologische Commissie. Op grond van deze adviezen komen de bewindspersonen van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het Ministerie van Onderwijs en Cultuur en Wetenschap tot een gezamenlijk aanwijzingsbesluit. Het doel van de aanwijzing van Westervelde als beschermd dorpsgezicht is de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als een zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te geven voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruikmaakt en daarop verder voortbouwt. Nieuwe gebouwen kunnen worden toegevoegd in een beschermd dorpsgezicht en ook de functie van een gebouw kan veranderen, mits deze past in het historisch gegroeide karakter. Daarnaast is voor alle bouwwerken een vergunning vereist. Ook dient voor elke voorgenomen sloop een vergunning te worden aangevraagd.
3.2
Provinciaal beleid Omgevingsvisie Drenthe De provinciale Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijkeconomische ontwikkeling van Drenthe tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk voor de periode daarna. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
17
Op 2 juni 2010 is de Omgevingsvisie door Provinciale Staten van de provincie vastgesteld. Momenteel is de provincie bezig met de uitwerking van de visie in een uitvoeringsparagraaf (Omgevingsverordening). RUIMTELIJKE KWALITEIT
In de Omgevingsvisie hamert de provincie sterk op het behouden en creëren van ruimtelijke kwaliteit, die zij definieert als de optelsom van de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van omgevingen. De provincie onderscheidt een aantal kernkwaliteiten die samen voor een hoge ruimtelijke kwaliteit in Drenthe zorgen. Behoud en ontwikkeling van deze kernkwaliteiten staat centraal in het provinciale beleid. Voor het onderliggende planvoornemen en haar omgeving dienen onder andere de volgende kernkwaliteiten in de planvorming te worden betrokken: -
Oorspronkelijkheid (cultuurhistorische, archeologische en aardkundige waarden);
-
Noaberschap en menselijke maat (leefbaarheid, passend bij Drenthe).
De kernkwaliteit oorspronkelijkheid is vertaald in cultuurhistorische, archeologische en aardkundige waarden. De provincie heeft het provinciaal belang voor cultuurhistorie, archeologie en aardkundige waarden gedefinieerd. Cultuurhistorie, aardkundige waarden en archeologie maken deel uit van de Kernkwaliteitenkaart. Met het Cultuurhistorisch Kompas geeft de provincie Drenthe aan hoe zij wil sturen op cultuurhistorische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Westervelde maakt deel uit van een van de gebieden (het esdorpenlandschap rond Norg) waarop de provincie zich wat betreft cultuurhistorie concentreert. De focus ligt daarbij onder andere op het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. ZORGVULDIG RUIMTEGE-
Naast ruimtelijke kwaliteit staan in de Omgevingsvisie milieu- en leefomge-
BRUIK
vingkwaliteit en zorgvuldig ruimtegebruik centraal. Voor het zorgvuldig inpassen van ruimtevragende functies hanteert de provincie de zogenaamde SERladder. Deze methode, geïntroduceerd door de Sociaal-Economische Raad, helpt een goede afweging te maken bij het inpassen van nieuwe ruimtelijke elementen. Het model stelt onder meer dat extra ruimte voor wonen, werken en voorzieningen zo veel mogelijk moet worden gezocht in of aansluitend aan bestaand bebouwd gebied: 1.
gebruik de ruimte die al beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie of door herstructurering beschikbaar kan worden gemaakt;
2.
maak optimaal gebruik van de mogelijkheden om door meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit te verhogen;
3.
indien het voorgaande onvoldoende soelaas biedt, is de optie van uitbreiding in het landelijk gebied aan de orde. In zo'n geval moet door investeringen in kwaliteitsverbetering van de omliggende groene ruimte worden verzekerd dat de uitbreiding van het ruimtegebruik de kwaliteit van natuur en landschap respecteert en waar mogelijk versterkt.
18
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
Daarnaast noemt de provincie het een belangrijke taak om bij het ontwerpen
OVERIG
en inrichten van de fysieke leefomgeving rekening te houden met milieuaspecten als water, bodem en luchtkwaliteit, externe veiligheid, geluid-, geur- en lichthinder.
3.3
Regionaal beleid Regiovisie Groningen -Assen 2030 In het kader van de Regiovisie Groningen-Assen 2030 is de gemeente Noordenveld een samenwerkingsverband met de omliggende gemeenten en de provincies Groningen en Drenthe aangegaan om mee te werken aan de versterking van de economische kernregio Groningen-Assen. De regiovisie beschrijft dat de kernkwaliteiten waaraan de regio zijn kracht mede ontleent, gerespecteerd en versterkt moeten worden, waaronder de gebiedseigen natuurlijke en cultuurhistorische karakteristieken. De regionale agenda beschrijft deze punten. Hoewel de kern Westervelde niet expliciet wordt benoemd in de regiovisie, dienen wel de kernkwaliteiten van deze kern in acht te worden gehouden bij nieuwe ontwikkelingen. In dit geval is de belangrijkste hiervan het aspect cultuurhistorie.
3.4
Gemeentelijk beleid Welstandsnota In december 2008 is de (geactualiseerde) Welstandsnota voor Noordenveld vastgesteld. De nota geeft criteria ten aanzien van nieuw op te richten bebouwing. Naast algemene criteria geeft de Welstandsnota ook gebiedsgerichte criteria. Het plangebied maakt deel uit van het welstandsgebied 'Westervelde, dorp'. Het beleid in dit deelgebied is, mede vanwege de aanmerking als beschermd dorpsgezicht, gericht op de handhaving en versterking van de structuur en de bebouwing (aanwezige ruimtelijke kwaliteiten). Enkele welstandscriteria van toepassing op het gebied zijn: -
de overwegend vrijstaande bebouwing dient min of meer vrij in de ruimte te liggen (conform huidige situatie);
-
bijgebouwen zijn ondergeschikt; bij boerderijen bij voorkeur op het achtererf;
-
nieuwe invullingen kunnen anders zijn dan voorgeschreven wat betreft gevelbouw, mits respect wordt getoond voor de omliggende kwaliteiten;
-
gevels met toepassing van steenachtige materialen in aardkleuren en/of hout.
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
19
Bestemmingsplan Zoals reeds in de inleiding is aangegeven valt het plangebied onder de werkingssfeer van het bestemmingsplan Westervelde herziening 2003 van de gemeente Noordenveld (vastgesteld d.d. 25 maart 2004 en goedgekeurd d.d. 24 mei 2004). Op dat bestemmingsplan zijn de bestemmingen Dorpsbebouwing en Dorpskarakteristiek van toepassing. In de bestemming Dorpsbebouwing is de oprichting van een kantoor (anders dan bedrijf aan huis) niet toegestaan. De bestemming Dorpskarakteristiek is een dubbelbestemming die de beschermende regeling van het beschermd dorpsgezicht omvat. Overigens heeft de boomsingel aan de noordzijde van het perceel ook de dubbelbestemming Dorpskarakteristiek. Deze bestemming bevat een algemene beschrijving in hoofdlijnen, waarin per deelgebied de karakteristiek van het dorp is verwoord. Daarnaast zijn in deze bestemming bebouwingsbepalingen en een aanlegvergunningstelsel opgenomen. In het voorliggende bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde zijn vier bestemmingen opgenomen, namelijk Wonen, Tuin, Waarde Archeologie en Waarde – Cultuurhistorie. De bestemming Wonen maakt de realisering van het kantoor mogelijk. De bestemming Tuin geldt voor de voorkant van het perceel. Hier mogen geen gebouwen worden gebouwd. De bestemming Waarde – Cultuurhistorie sluit zoveel mogelijk aan bij de voorheen geldende bestemming met betrekking tot de regeling van het beschermde dorpsgezicht (dubbelbestemming Dorpskarakteristiek). De bestemming Waarde – Archeologie beoogt de hoge archeologische waarden te borgen.
3.5
Beleidskader paardenbakken en paardenhouderij In de door de gemeenteraad vastgestelde beleidsnotitie zijn criteria ontworpen waaraan individuele aanvragen om vergunningen kunnen worden getoetst. Het realiseren van een paardenbak is, gelet op de stof- en stankoverlast die het houden van paarden met zich mee kan brengen, niet op elk perceel binnen de bebouwde kom op voorhand mogelijk. Daarom is onder andere als norm gesteld dat ter voorkoming van hinder naar derden als gevolg van de vestiging van een paardenbak een minimale afstand van 30 m is vereist tussen enig punt van de paardenbak en het erf van derden. Daarnaast geldt als algemene norm dat aangetoond moet worden dat geen sprake is van onevenredig negatieve effecten op de omgeving en de kwaliteit van het woongenot van derden. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de beleidsnotitie.
20
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
3.6
Conclusie Het planvoornemen wordt mogelijk gemaakt binnen de voorwaarden die de status beschermd dorpsgezicht met zich meebrengt, onder meer ten aanzien van de bouwregels. De karakteristieken van de ruimtelijke structuur en de bebouwing blijven gehandhaafd; de karakteristieke woning blijft behouden en de erfinrichting sluit aan op de omgeving. Tevens sluit de nieuwbouw qua uitstraling aan bij de bestaande bebouwing. Er wordt een kapvorm toegepast die qua bebouwingskarakteristiek aansluit bij die van in de omgeving bestaande bebouwing. De bouwregels (goothoogte, dakhelling) sluiten aan bij die van het bestemmingsplan Westervelde herziening 2003. Ook wordt voldaan aan de andere voorwaarden van dit bestemmingsplan, namelijk dat de afdekking en de gevel van de kapschuur moeten aansluiten bij die van de bestaande bebouwing. De afdekking bestaat uit riet, terwijl de gevel uit hout met een aardekleur zal worden opgetrokken. Uit cultuurhistorisch oogpunt past de voorgenomen bebouwing binnen de bestaande bebouwing. De nieuwe ontwikkeling past hiermee binnen zowel het rijksbeleid als het provinciaal en gemeentelijk beleid.
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
21
4
R a n d v o o r w a a r d e n e n
p o t e n t i ë l e
b e l e m m e r i n g e n
4.1
Milieuhygiënische gesteldheid van de bodem Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden gekeken naar mogelijke verontreini-
INLEIDING
ging van bodem en grondwater. Door middel van een verkennend bodemonderzoek wordt bepaald of er vanuit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen zijn voor de bouwactiviteiten. Als verontreinigingen worden aangetroffen, kan dat aanleiding geven tot vervolgonderzoek en eventueel bodemsanering. In het kader van het voorliggende plan is een bodemonderzoek uitgevoerd naar de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem (Wiertsema & Partners raadgevend ingenieurs; Verkennend milieukundig bodemonderzoek Schoolstraat 6-8 te Westervelde; 10 juli 2009). In het navolgende worden de conclusies uit dit onderzoek weergegeven. Het gehele onderzoek is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. Uit de resultaten van het bodemonderzoek blijkt dat op de onderzochte plaat-
ONDERZOEK
sen zintuiglijk aan het opgeboorde bodemmateriaal geen bijmenging is waargenomen. Ook ter plaatse van de voormalig bovengrondse tank zijn zintuiglijk geen bijzonderheden waargenomen. In de geanalyseerde mengmonsters van de boven- en ondergrond zijn geen verontreinigingen vastgesteld. In het grondwater is een lichte verontreiniging met naftaleen aangetoond. Dit vormt geen verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of milieu in algemene zin, waardoor de noodzaak voor vervolgonderzoeken niet aanwezig is. Algemeen wordt opgemerkt dat het multifunctionele karakter van de grond plaatselijk is aangetast. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt behoeven geen beperkingen aan de gebruiksc.q. bestemmingsmogelijkheden van het terrein te worden gesteld.
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
23
4.2
Archeologie INLEIDING
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Op grond van deze wet dienen archeologische waarden te worden
mee
gewogen
in
de
besluitvorming
over
ruimtelijke
ingrepen.
Uitgangspunten van de wet zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en hantering van het zogenaamde 'veroorzakerprincipe'. Dit principe houdt in dat degene die in de bodem ingrijpt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen en voor het onderzoek naar eventueel aanwezige archeologische waarden. ONDERZOEK
Ligging De locatie ligt in de historische kern van Westervelde. Westervelde is een laat esdorp. Onder de kern bevinden zich mogelijk sporen van vroegere bewoning. Het is een gebied dat op de Archeologische Monumentenkaart van Drenthe (AMK) staat aangeduid als terrein van hoge archeologische waarde (zie bijlage). Beleid Aangezien de gemeente Noordenveld nog geen eigen archeologische beleidsadvieskaart heeft (daar wordt momenteel aan gewerkt) wordt het provinciale archeologiebeleid gevolgd. Dit betekent dat voor gebieden met een hoge archeologische waarde een vrijstelling van archeologisch onderzoek geldt als de oppervlakte van nieuwe bodemverstoringen beperkt blijft tot 70 m2. In het geval van de locatie Schoolstraat 6-8 is sprake van de bouw van een kantoor op de plek van een bestaande kapschuur; hier vindt dus geen of minimale nieuwe bodemverstoring plaats. Het nieuw te bouwen tuinhuis van circa 76 m2 zit heel dichtbij de vrijstellingsgrens van 70 m2. Advies Dit alles overwegend wordt een archeologisch vooronderzoek niet noodzakelijk geacht. Wel blijft voor deze locatie de meldingsplicht conform artikel 53 van de Monumentenwet van kracht. Dit houdt in dat mochten tijdens de uitvoering van de werkzaamheden toch archeologische resten worden gevonden, de initiatiefnemer dit onmiddellijk dient te melden bij provinciaal archeoloog de heer Wijnand van der Sanden (telefoon 0592-305932). Het gehele advies, inclusief de uitsnede van de Archeologische Monumentenkaart, is toegevoegd aan de bijlagen van dit bestemmingsplan.
24
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
Bestemmingsplan Ter bescherming van de hoge archeologische waarde is in het bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde – Archeologie opgenomen, zowel in de regels als in de verbeelding.
4.3
Cultuurhistorie Het dorpje Westervelde is in zijn huidige vorm vermoedelijk in de veertiende eeuw ontstaan. Het dorp heeft zich ontwikkeld volgens het vaste stramien van een esdorpje rond een brink. Vanaf het begin heeft er een adellijke behuizing gestaan, het latere Huis te Westervelde, met een naastgelegen herenboerderij. De boeren pachtten stukken land bij de ‘jonkers en juffers’ en om de behuizing werd in de loop der tijd een soort landgoed aangelegd. Dit heeft het aangezicht van Westervelde mede bepaald, want langs de doorgaande traditionele klinkerweg is er daardoor altijd een statige beplanting van bomen gebleven en is het dorpje ingeklemd tussen diverse, zeer oude bossen. Het oorspronkelijke karakter is goed bewaard gebleven, waardoor het dorp in zijn geheel dan ook is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. In paragraaf 3.4 is al ingegaan op de welstandscriteria die voor het beschermde dorpsgezicht van toepassing zijn. Het bouwplan is zodanig opgesteld dat de nieuwe bebouwing past binnen de cultuurhistorische structuur. In paragraaf 3.6 is dit toegelicht. Ook in de bouwregels zijn de randvoorwaarden vastgelegd. Ter bescherming van de cultuurhistorische waarden is in het bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde – Cultuurhistorie opgenomen.
4.4
Luchtkwaliteit Sinds mei 2008 is er een nieuwe EU richtlijn 2008/50/EG betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa. Deze nieuwe richtlijn vervangt de tot dan toe geldende EU richtlijnen betreffende de luchtkwaliteit (behalve de 4e dochterrichtlijn). Ten opzichte van de vorige regelgeving zijn onder ander de volgende zaken gewijzigd. -
die locaties waarop de regelgeving van toepassing is;
-
de definitie van natuurlijke bronnen;
-
mogelijkheden tot uitstel.
De Nederlandse regelgeving voor de luchtkwaliteit is aan deze nieuwe richtlijn aangepast. Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmple-
REGELGEVING NEDERLAND
menteerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstan-
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
25
dighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben'. NSL/NIBM
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
BESTEMMINGSPLAN
Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van een kantoor en een tuinhuis. De bestaande woning en het achterhuis worden gehandhaafd. Op basis van de CROW-publicatie nr. 256 'Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden' (oktober 2007) is de ritproductie van een bedrijf bepaald op 2,3 ritten per medewerker per etmaal. Aangezien binnen het nieuw te realiseren kantoorgebouw volgens informatie van de initiatiefnemer ruimte is voor maximaal vijf medewerkers, zal de ritproductie maximaal 11,5 ritten per etmaal bedragen. De ritproductie van het aantal bezoekers wordt bepaald op vier ritten per etmaal. De ritproductie van het architectenbureau bedraagt derhalve 15,5 (afgerond 16) ritten. Voor een burgerwoning is de ritproductie bepaald op zeven ritten per etmaal. Omdat dit een bestaande woning betreft, hoeft de ritproductie van de woning niet te worden meegenomen. De totale ritproductie bedraagt derhalve 15,5 (afgerond 16) ritten. Daarbij moet worden bedacht dat het bedrijf kan groeien tot vijf medewerkers. Op dit moment werken er drie medewerkers. Per saldo zal de toename derhalve geringer zijn.
NIBM-TOOL
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in samenwerking met InfoMil de nibm-tool mei 2010 ontwik-
26
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
keld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.
Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.
4.5
Geur Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij worden bij vergunningverle-
INLEIDING
ning aan veehouderijen afstandseisen gesteld. Voor grondgebonden veehouderijen gelden vaste afstanden (geurcontour) van maximaal 100 m. Voor intensieve veehouderijen bepaalt een specifieke modelberekening of aan de geurnorm wordt voldaan. Deze normen geldt ter plaatse van geurgevoelige objecten, zoals een woning of in dit geval een kantoor. De contour is in dat geval onregelmatig, niet cirkelvormig. In alle gevallen is het onwenselijk om geurgevoelige objecten binnen de geurcontour op te richten. De gemeente Noordenveld heeft geen geurbeleid vastgesteld waardoor rekening dient te worden gehouden met een afstand van 100 m tot grondgebonden veehouderijen. Uit onderzoek blijkt dat binnen 100 m van de nieuwe kantoorfunctie een ma-
ONDERZOEK
nege is gelegen. Op nog kortere afstand bevinden zich nu reeds (bedrijfs)woningen die een belemmering vormen voor mogelijke uitbreiding van de manege wat betreft het aantal dieren. Een kantoorfunctie moet ook als geurgevoelig object worden beschouwd. Het nieuwe kantoor ligt binnen 100 m van de paardenstallen. In dit geval maakt deze belemmering de ontwikke-
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
27
lingsmogelijkheid niet anders, omdat al bestaande belemmeringen aanwezig zijn.
4.6
Geluid De nieuwbouw, het kantoor en het tuinhuis, worden niet aangemerkt als geluidsgevoelige functies in het kader van de Wet geluidhinder. Binnen de bestemming Wonen is het kantoor als zodanig aangeduid, met uitsluiting van de functie wonen. Wat betreft de woonfunctie is sprake van een bestaande situatie. Een onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder kan hiermee achterwege blijven.
4.7
Milieuzonering INLEIDING
Milieuaspecten worden weliswaar geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, maar daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten rekening te worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering van milieugevoelige objecten ten opzichte van milieuhinderlijke objecten. Om te bepalen welke afstanden tussen beide dienen te worden aangehouden, is de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering (2009) geraadpleegd. In deze brochure staan richtafstanden van milieuhinderlijke bedrijven tot milieugevoelige bebouwing aangegeven
ONDERZOEK
Een kantoor wordt aangemerkt als een Categorie 1-object als bedoeld in de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering, waarvoor in beginsel een afstandsnorm ten opzichte van de omliggende bebouwing van 10 m geldt, althans indien het gelegen is in een rustige woonwijk of vergelijkbaar omgevingstype. Gelet op het feit dat aan de Schoolstraat niet uitsluitend woningen zijn gelegen, maar ook andere functies binnen de bestaande bebouwing voorkomen, kan worden gesproken van een gemengd gebied. Hiervoor gelden in beginsel andere afstandsnormen. Het naastgelegen perceel heeft in zijn geheel een woonbestemming. De afstand van het kantoor tot de woning is minder dan 10 m. Vanwege de aanwezige functiemenging kan, aldus de VNG-brochure, een kleinere afstand worden aangehouden. Verder is voor de toelaatbaarheid van belang dat er geen sprake is van aanpandigheid en dat de milieubelasting van een kantoorfunctie (geluid, verkeersaantrekkende werking) gering is. Gelet op de geringe milieubelasting staat dit de uitvoerbaarheid niet in de weg.
28
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
4.8
Externe veiligheid 4 . 8 . 1
Algemeen
Recent is door de gemeente Noordenveld de Visie externe veiligheid opgesteld. In deze visie zijn de gemeentelijke ambities ten aanzien van het onderwerp externe veiligheid verwoord. Met de visie worden een aantal ambities onderschreven. Samengevat hanteert de gemeente voor nieuwe situaties de navolgende uitgangspunten:
4 . 8 . 2
Inrichtingen
Op 13 februari 2009 is het gewijzigde Besluit externe veiligheid inrichtingen
INLEIDING
(Bevi) in werking getreden. Dit besluit geeft voorwaarden voor nieuwe en bestaande situaties ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van inrichtingen waarin bepaalde gevaarlijke stoffen worden gebruikt, opgeslagen of geproduceerd. Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats waarbij het niet van belang is of op die plaats daadwerkelijk een persoon aanwezig is. In het besluit is het plaatsgebonden risico gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Ten tweede kent het besluit het zogenaamde groepsrisico. Hierbij gaat het om de kans per jaar dat een groep mensen in minimaal een bepaalde omvang slachtoffer wordt van een ongeval. In het besluit wordt dit gedefinieerd als de (cumulatieve) kansen dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als direct gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van de inrichting en van één ongeval in die inrichting, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Het groepsrisico moet worden bepaald binnen het invloedsgebied van de inrichting. Voor het groepsrisico gelden, anders dan voor het plaatsgebonden risico, geen grenswaarden, maar slechts oriënterende waarden. Het gaat om een maatschappelijke verantwoordingsplicht aan de hand van het risico. Ten aanzien hiervan moet een belangenafweging plaatsvinden. De wijze waarop met het groepsrisico moet worden omgegaan, blijkt uit de Regeling externe veiligheid inrichtingen en de beschikbare 'Handreiking Groepsrisico'.
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
29
ONDERZOEK
Om te bepalen of in en in de directe omgeving van het plangebied risicovolle inrichtingen liggen, is de risicokaart van de provincie Drenthe geraadpleegd. De hierna volgende kaart betreft een uitsnede van deze kaart.
Op 1.100 m ten noordoosten van het plangebied ligt een lpg-tankstation. De grootste risicoafstand van deze inrichting bedraagt 150 m (groepsrisico). Het plangebied valt hiermee ruimschoots buiten de invloedssfeer van de inrichting. Overige risicovolle inrichtingen zijn niet aanwezig in en in de nabijheid van het plangebied. CONCLUSIE
Ten aanzien van het planvoornemen treden geen belemmeringen op. 4 . 8 . 3
Vervoer van gevaarlijke stoffen INLEIDING
Het thema vervoer van gevaarlijke stoffen kan worden onderverdeeld in wegen, spoor en water. Het Rijk is op dit moment bezig met het opstellen van nieuwe wetgeving rond transportroutes; het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). Deze wetgeving gaat de huidige Circulaire Risiconormering Vervoer van Gevaarlijke Stoffen vervangen en treedt naar verwachting in 2012 in werking. Het Btev is van toepassing op de rijksinfrastructuur die onderdeel uitmaakt van de Basisnetten weg, water en spoor. Hierbij wordt vastgehouden aan de volgende zaken:
30
-
vaste afstanden voor het plaatsgebonden risico;
-
vaste invoergegevens voor de berekening van het groepsrisico;
-
aanwijzing plasbrandaandachtsgebieden.
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
Het Besluit transportroutes externe veiligheid kan óók van toepassing zijn op wegen die door gemeenten en provincies zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (routering). Respectievelijk de gemeenteraad en Provinciale Staten zullen dit dan moeten vaststellen. Op circa 700 m ten oosten van het plangebied ligt de provinciale weg N373.
ONDERZOEK
Deze weg staat niet bekend als een weg waarover een dusdanig vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt dat belemmeringen ontstaan voor de omgeving. Overige wegen die een externe veiligheidsprobleem opleveren, waaronder ook spoor- en waterwegen, zijn niet aanwezig in de nabijheid van het plangebied. Ten aanzien van het onderwerp vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
CONCLUSIE
treden ook geen belemmeringen op. 4 . 8 . 4
Buisleidingen
Aardgastransportleidingen zijn voor het plangebied relevant vanwege de regel-
INLEIDING
geving op het gebied van externe veiligheid. Deze regels zijn vastgelegd in de Circulaire Zonering langs hogedrukaardgastransportleidingen (1984). De Circulaire onderscheidt toetsings- en bebouwingsafstanden. Het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is bezig met het vernieuwen van het externe veiligheidsbeleid rondom aardgasleidingen (het Besluit externe veiligheid buisleidingen, Bevb). Deze nieuwe wetgeving en de bijbehorende nieuwe afstanden (voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico) zijn nog niet definitief vastgesteld. De verwachting is dat de nieuwe wetgeving begin 2011 in werking treedt. Naast inrichtingen, geeft de risicokaart van de provincie ook de ligging van
ONDERZOEK
buisleidingen weer. De dichtstbijzijnde aardgastransportleiding ligt op een afstand van circa 900 m ten oosten van het plangebied, waardoor het gebied buiten de invloedssfeer van de leiding ligt. Ook met oog op de aanwezige aardgastransportleidingen ontstaan geen be-
CONCLUSIE
lemmeringen ten aanzien van het planvoornemen.
4.9
Water In elk ruimtelijk plan moet aandacht worden geschonken aan de wateraspec-
INLEIDING
ten. In de toelichting bij ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. In een dergelijke paragraaf wordt uiteengezet of en in welke mate het plan gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grond- en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zoge-
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
31
naamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'. In de Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet, die beide in 2008 van kracht werden, is de positie van deze toets nog versterkt. BELEID
Het kader voor de watertoets is het beleid in de Vierde Nota Waterhuishouding, Waterbeleid 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water en de beleidslijn Ruimte voor de Rivier. Voor details wordt verwezen naar deze beleidsdocumenten. In het beleid staat duurzaam omgaan met water centraal. Gelet op de noodzakelijke drooglegging van bebouwing en buitenruimte zijn voor het plangebied vooral de grondwaterspiegel en het overstromingsrisico belangrijke aspecten. Uit het oogpunt van duurzaam waterbeheer is het daarnaast gewenst dat hemelwater op de locatie zelf in de bodem kan worden geïnfiltreerd en/of kan worden geborgen in sloten of waterpartijen, voordat het - bij zeer natte omstandigheden - naar elders moet worden afgevoerd.
UITGANGSPUNTEN WATER-
Op basis van haar notitie Stedelijk Waterbeheer hanteert het Waterschap
SCHAP NOORDERZIJLVEST
Noorderzijlvest voor bebouwde gebieden en uitbreidingen een aantal uitgangspunten. Het waterschap geeft aan dat, indien van toepassing, aandacht dient te worden geschonken aan riolering, grondwater, waterberging, infiltratiemogelijkheden, diffuse bronnen, water aan- en -afvoer en peilbeheer. Het waterschap schrijft voor dat het aan te leggen rioleringssysteem een verbeterd gescheiden stelsel dient te zijn. In een dergelijk stelsel worden het afvalwater en het regenwater afzonderlijk afgevoerd. Het eerst gevallen regenwater gaat (met oppervlaktevervuiling) naar het vuilwaterriool. Het daarna gevallen regenwater wordt van dit riool afgekoppeld. Door regenwater af te koppelen, wordt tevens een hoger zuiveringsrendement van rioolwaterinstallaties bereikt en wordt de riooloverstortproblematiek verminderd. Dit doel kan worden bereikt door: -
beperking van de verharde oppervlakken;
-
geen uitlogende bouwmaterialen gebruiken;
-
afkoppeling van hemel- en drainagewater van het vuilwaterriool;
-
infiltratie van hemelwater in de bodem;
-
oppervlakteberging;
-
combinatie van deze maatregelen.
De afvoer van water uit het gebied mag niet groter zijn dan de huidige afvoer. Is wel sprake van een toename van de afvoer van water door uitbreiding van verhard oppervlak, dan dienen op het terrein zelf waterbeheersingsmogelijkheden te worden gecreëerd. Norm hierbij is dat een waterbergende capaciteit wordt gecreëerd die overeenkomt met 10% van de te verharden oppervlakte.
32
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
In het kader van het voorliggende plan is contact gezocht met het Waterschap
WATERTOETS
Noorderzijlvest. In hun reactie hebben zij aangegeven geen waterhuishoudkundige problemen te voorzien; het waterschap gaat akkoord met het voorliggende plan. De reactie van het waterschap is toegevoegd aan de bijlagen van dit bestemmingsplan.
4.10
Flora en fauna Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een ecologische
INLEIDING
inventarisatie van de natuurwaarden in het plangebied uitgevoerd. De resultaten van deze inventarisatie zijn in de volgende alinea (Soortenbescherming) beschreven. Tevens is gekeken naar de effecten op beschermde gebieden in de omgeving. Het doel hiervan is om na te gaan of een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en/of een oriënterend onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 of de Ecologische Hoofdstructuur noodzakelijk is. Het plangebied is daartoe op 5 november 2010 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs. Dit moment valt buiten het geschikte seizoen, maar gezien de aard van de locatie en de beschikbare gegevens kan met dit veldbezoek worden volstaan.
Situatie plangebied op 5 november 2010
Soortenbescherming
ONDERZOEK
Flora- en faunawet Met ingang van 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Floraen faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde soorten worden opgesomd in de ‘lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten’. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van plan-
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
33
ten- en diersoorten (licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd). INVENTARISATIE
Het plangebied bestaat uit het erf van een woonboerderij met daarbij een keet, kapschuur en een voormalige ligboxstal. De laatste drie objecten zullen worden gesloopt, waarna op de locatie van de kapschuur een kantoor zal worden gebouwd. De woonboerderij werd ten tijde van het veldbezoek verbouwd en de rieten kap was recentelijk vervangen. Uit de informatie van Het Natuurloket1 (kilometerhok 225-563, d.d. 17-10-2010) blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied naast enkele in het kader van de Flora- en faunawet licht beschermde diersoorten, ook enkele (middel)zwaar beschermde diersoorten voorkomen. Op basis van het veldbezoek blijkt echter dat het plangebied een beperkte natuurwaarde kent. Gezien de inrichting en het gebruik van het plangebied worden alleen enkele algemene, licht beschermde soorten (zoals spitsmuizen) en zwaarder beschermde vogels in en direct rond het plangebied verwacht. Alle inheemse vogelsoorten zijn in het kader van de Flora- en faunawet zwaar beschermd. Tijdens het veldbezoek werd onder andere houtduif, boomklever, merel en huismus in en rondom het plangebied aangetroffen. Nestplaatsen van huismus zijn onder de Flora- en faunawet jaarrond beschermd, ook wanneer ze tijdelijk niet in gebruik zijn (buiten het broedseizoen). Tijdens de inspectie van de te amoveren bebouwing zijn echter geen nestplaatsen van huismus aangetroffen. Het waargenomen paartje zal naar alle waarschijnlijkheid een nestplaats hebben in de bebouwing op naastgelegen percelen. De volgens Het Natuurloket waargenomen streng beschermde zoogdiersoorten betreffen zeer waarschijnlijk allen vleermuizen. In het plangebied zijn geen potentiële verblijfplaatsen (gebouwen/bomen) voor vleermuizen aanwezig. Door de ontwikkelingen zullen geen negatieve effecten op vleermuizen optreden.
EFFECTEN
De aanwezige licht beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Flora- en faunawet. Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te vernietigen of te verstoren. Met betrekking tot de uitvoering van de (sloop)werkzaamheden dient derhalve rekening te worden gehouden met het broedseizoen. De Floraen faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.
1
Het Natuurloket is een onafhankelijke informatiemakelaar die gegevens over beschermde soorten toegankelijk maakt. Deze gegevens zijn afkomstig uit de databanken van talloze organisaties, verenigd in de Vereniging Onderzoek Flora en Fauna (VOFF). Het Natuurloket bezit zelf geen gegevens. Het Natuurloket is een initiatief van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw (www.natuurloket.nl).
34
en
Innovatie
en
de
organisaties
binnen
de
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
VOFF
Gebiedsbescherming Natuurbeschermingswet 1998 Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1989 van kracht geworden. Deze wet bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder de Natuurbeschermingswet worden drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, Staats- en Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands. Verder is deze wet de basis voor het nationale Natuurbeleidsplan waarin de Ecologische Hoofdstructuur is geregeld. Ecologische Hoofdstructuur De Ecologische Hoofdstructuur is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. De Ecologische hoofdstructuur is als beleidsdoel opgenomen in de Nota Ruimte en de Omgevingsvisie Drenthe 2010. Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een beschermd gebied in het
INVENTARISATIE
kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Het meest nabijgelegen gebied uit de Natuurbeschermingswet 1998 betreft het Natura 2000-gebied Norgerholt, dat is gelegen op een afstand van een kleine 300 m ten oosten van het plangebied. Dit is tevens het dichtstbijzijnde begrensde gebied uit de Ecologische Hoofdstructuur. Het dorp Westervelde is echter aan de zuid- en westzijde (onder andere beekdal De Slokkert en de Tempelstukken) omgeven door gebieden die onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur. De weilanden tussen het Norgerholt en het plangebied zijn daarnaast aangewezen als zoekgebied voor een ecologische verbindingszone. Tussen het plangebied en de hiervoor genoemde (natuur)gebieden zijn geen bijzondere ecologische relaties aanwezig. Beschermde gebieden liggen, gezien de beperkte omvang van de ingrepen, op
EFFECTEN
voldoende afstand van het plangebied. Er zijn geen negatieve effecten als gevolg van de ontwikkelingen te verwachten. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig. De voorgenomen activiteit is ook niet in strijd met het ‘nee, tenzij’-beleid uit de Nota Ruimte en de uitwerking daarvan in Omgevingsvisie Drenthe 2010 voor de Ecologische Hoofdstructuur. Deze inventarisatie geeft geen aanleiding voor verder onderzoek. Conclusie Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat, wanneer bij de planning en werkzaamheden voldoende rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels, er geen noodzaak bestaat voor een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet. Het plan is wat betreft de Flora- en faunawet uitvoerbaar.
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
35
Voorts is naar voren gekomen dat geen noodzaak bestaat een oriëntatiefase in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, dan wel een analyse van de Ecologische Hoofdstructuur uit te voeren. Het is aan het bevoegd gezag, College van Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe, om de visie ten aanzien van beschermde gebieden te bevestigen.
36
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
5
J u r i d i s c h e v o r m g e v i n g
5.1
Algemeen Het bestemmingsplan is opgezet overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2008). Deze landelijke standaard, vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), heeft betrekking op de presentatie van de verbeelding en de hoofdopzet van de regels en niet op de toelichting. Volgens het Bro wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige verbeelding van het bestemmingsplan op papier. De standaarden hebben geen betrekking op de inhoud van een bestemmingsplan. Dit blijft een zaak van het bevoegd gezag, meestal de gemeenteraad. Er wordt echter wel gestreefd naar zoveel mogelijk standaardisering.
5.2
Planvorm Qua planvorm is uitgegaan van een gedetailleerd postzegelbestemmingsplan om met name de bouw van een gebouw ten behoeve van een kantoor mogelijke te maken. Dit bestemmingsplan bestaat uit vier bestemmingen, namelijk de bestemming Wonen, Tuin, de bestemming Waarde – Cultuurhistorie en de bestemming Waarde – Archeologie. De bestemming Wonen omvat de bestaande woonboerderij (voorhuis en achterhuis) met bijbehorend stookhok, alsmede het te realiseren gebouw ten behoeve van het kantoor. Omtrent maatvoering en regels is aangesloten bij de regeling zoals die is opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Westervelde herziening 2003. Hetzelfde geldt voor de dubbelbestemming Waarde – Cultuurhistorie. De aan de voorkant van het perceel gelegen tuin is bestemd als Tuin. Hier mogen geen gebouwen worden gebouwd. De bestemming Waarde – Archeologie beoogt de hoge archeologische waarden te borgen.
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
37
6
E c o n o m i s c h e
u i t v o e r b a a r h e i d
De kosten voor de realisatie van het plan komen ten laste van de initiatiefnemer. De gemeentelijke kosten worden gedekt door de leges.
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
39
I n s p r a a k
7
e n
o v e r l e g
7.1
Voorontwerpbestemmingsplan Het voorontwerpbestemmingsplan is, in het kader van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening, naar de wettelijke overlegpartners verzonden en ook heeft het plan van 5 januari 2012 tot en met 16 februari 2012 voor een ieder ter inzage gelegen in het gemeentehuis in Roden. Er zijn overlegreacties binnengekomen van de provincie Drenthe en van het waterschap. Deze reacties leiden niet tot aanpassing van het plan. De overlegreacties zijn als bijlage bij dit plan opgenomen. Er zijn geen inspraakreacties ontvangen. Er zijn wel een aantal ambtelijke wijzigingen in het voorontwerpbestemmingsplan doorgevoerd, deze hebben geen betrekking op inhoudelijke wijzigingen.
7.2
Ontwerpbestemmingsplan Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 11 juli 2012 tot en met 23 augustus 2012 ter inzage gelegen. Er zijn reacties binnengekomen van de provincie Drenthe en van het Waterschap Noorderzijlvest. Deze reacties leiden niet tot aanpassing van het plan. De reacties zijn als bijlage aan dit plan toegevoegd. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
160.41.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Kantoor Schoolstraat 6 en 8 te Westervelde 7 november 2012
41