bestemmingsplan drinkwaterkelder De Planck gemeente Gulpen-Wittem
1
status: datum: projectnummer: adviseur:
vastgesteld 18 oktober 2011 402010 Rnu
Inhoudsopgave 1
Inleiding
1
1.1
Aanleiding
1
1.2
Het vigerende bestemmingsplan
1
1.3
Ligging van het plangebied
2
1.4
Leeswijzer
3
2
Beleid
4
2.1
Inleiding
4
2.2
Rijksbeleid
4
2.3
Provinciaal beleid
6
2.4
Gemeentelijk beleid
8
3 3.1 4
Huidige situatie Huidige situatie Projectprofiel
10 10 11
4.1
Inleiding
11
4.2
Het planvoornemen
11
4.3
Locatiekeuze
12
4.4
Inpassing planvoornemen
14
4.5
Nieuwe bestemmingsplan
16
5
Planologische verantwoording
18
5.1
Algemeen
18
5.2
Bodemkwaliteit
18
5.3
Geluidhinder
19
5.4
Luchtkwaliteit
19
5.5
Kabels en leidingen
19
5.6
Archeologie en cultuurhistorie
20
5.7
Flora en Fauna
23
5.8
Externe veiligheid
25
5.9
Watertoets
25
5.10 6
Haalbaarheid
26
Juridische opzet
28
6.1
Algemeen
28
6.2
De verbeelding
28
6.3
De regels
28
bestemmingplan drinkwaterkelder De Planck
Locatie aanduiding 7
Overleg en inspraak
29
7.1
De te volgen procedure
29
7.2
Het vooroverleg (artikel 3.1.1. Bro)
29
7.3
Inspraak
30
7.4
Ontwerp
30
Bijlage 1 Reacties vooroverleg Bijlage 2 Nota zienswijzen
vastgesteld - toelichting
locatie nieuwe drinkwaterkelder
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
uitsnede plankaart
Waterleiding Maatschappij Limburg (hierna: WML) beheert een aantal drinkwaterkelders op een perceel gelegen aan de Planckweg (N598) nabij de Belgische kern De Planck. De huidige kelders vormen een cruciale schakel in de drinkwaterlevering binnen de regio en met name de gemeente Gulpen-Wittem; hun hoge ligging is noodzakelijk om ook bij uitval van pompcapaciteit een bepaalde tijd onder natuurlijk verval drinkwater te kunnen leveren. Sinds 1 juli 2011 is de nieuwe Drinkwaterwet en het Drinkwaterbesluit van kracht geworden. Op termijn is de capaciteit van de bestaande kelders echter te klein om een adequate levering te blijven waarborgen overeenkomstig artikel 52 (voortzetting levering) van het Drinkwaterbesluit. WML is daarom voornemens om de huidige drie kelders te vervangen door een grote drinkwaterkelder die qua inhoud wel voldoet aan de hieraan gestelde toekomstige eisen; de gewenste hoogteligging en de aanwezige leidinginfra maken het noodzakelijk om nieuwbouw in de directe omgeving van de bestaande kelders te plannen. Het huidige gebruik van een gedeelte van het plangebied waar de nieuwe drinkwaterkelder gerealiseerd wordt is agrarisch. Het gedeelte waar de huidige drinkwaterkelders zijn gelegen heeft nu een nutsbestemming. Het gebruik van dit gedeelte van het plangebeid zal worden teruggegeven ten behoeve van een agrarische bestemming. 1.2
Het vigerende bestemmingsplan
Het plangebied is gelegen binnen het vigerende bestemmingsplan „Buitengebied‟, dat door de raad is vastgesteld op 2 april 2009. Het plangebied is gelegen binnen de bestemming „Agrarisch‟ en „Bedrijf - Nutsvoorziening‟. Tevens is het plangebied gelegen binnen de dubbelbestemmingen „Waarde - Archeologie‟ en „Waarde – Erosie‟. Het planvoornemen gaat uit van de realisatie van een drinkwaterkelder en het op termijn slopen van de bestaande drinkwaterkelder. Door deze bestemmingsplanherziening „drinkwaterkelder De Planck‟ zijn de beoogde ontwikkelingen mogelijk te maken.
bestemmingplan drinkwaterkelder De Planck
1
bestaande drinkwaterkelder
nieuwe drinkwaterkelder
Image © 2010 Aerodata International Surveys, © 2010 GOOGLE
locatie aanduiding plangebied
De nieuwe drinkwaterkelder is gepland ter plaatse van de agrarische bestemming. Binnen deze bestemming is het realiseren van een dergelijke drinkwaterkelder niet mogelijk. Door de bouw van de nieuwe drinkwaterkelder wordt de bestaande drinkwaterkelder overbodig. Deze drinkwaterkelder zal dan ook op termijn gesloopt worden en de gronden zullen weer agrarisch in gebruik genomen worden. 1.3
Ligging van het plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Planckweg, gemeente Gulpen-Wittem, nabij de grens met België. Ten zuiden grenst het plangebied aan de wijngaard en de wijnboerderij van Wijndomein De Planck. Het landschap bestaat voornamelijk uit wei, wijngaarden en akkerlanden afgewisseld met enkele bospartijen gelegen in een heuvellandschap. Het plangebied bestaand uit twee driehoeken, die aan elkaar verbonden zijn en ingeklemd tussen de Planckweg en de Planckerweg. Het perceel met de bestaande drinkwaterkelder staat kadastraal bekend als gemeente Wit2
tem, sectie G, nummer 30 en meet circa 2400 m . Het perceel voor de nieuwe drinkwaterkelder staat kadastraal bekend als gemeente Wittem, sectie G, nummer 31 (gedeeltelijk) 2
en is circa 6800 m .
2
vastgesteld - toelichting
1.4
Leeswijzer
Hiervoor is in het kort aangegeven wat het planvoornemen inhoudt, in de hierna volgende hoofdstukken van deze toelichting komen verder de volgende elementen nog aan de orde:
project- en gebiedsbeschrijving;
toetsing aan het geldende beleid;
toetsing aan milieuwetgeving en andere ruimtelijke wetgeving met betrekking tot bestaande of potentiële belemmeringen in de omgeving van het plangebied (bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, geluidhinder, waterparagraaf, aanwezige leidingen, archeologische waarden en natuurlijke en landschappelijke aspecten);
haalbaarheid;
procedurele voortgang.
bestemmingplan drinkwaterkelder De Planck
3
2
Beleid
2.1
Inleiding
Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. De belangrijkste kaders van Rijk en de provincie Limburg zijn de Nota Ruimte en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL). Hierna worden in het kort de voornaamste zaken uit beide plannen voor het plangebied weergegeven, omdat deze zoals gezegd mede uitgangspunt voor het lokale maatwerk zullen zijn. 2.2
Rijksbeleid
Nota Ruimte De Nota Ruimte omvat in hoofdlijnen het ruimtelijk beleid van Nederland. In de Nota Ruimte wordt ruimte voor ontwikkeling als uitgangspunt centraal gesteld. Het kabinet gaat uit van een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen rijk en decentrale overheden. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk (platte)land. Het beleid met betrekking tot de basiskwaliteit van steden, dorpen en bereikbaarheid kent vier pijlers: bundeling van verstedelijking en economische activiteiten; bundeling van infrastructuur en vervoersstromen; aansluiting van Nederland op de internationale netwerken van luchtvaart en zeevaart; borging van milieukwaliteit en externe veiligheid. Het vierde punt is van toepassing op het plangebied. In de meer landelijke gebieden van Nederland vraagt een aantal ontwikkelingen om een adequaat, deels ruimtelijk, antwoord. In de Nota Ruimte worden voorwaarden gecreëerd voor een vitaal platteland. De drinkwaterkelder komt ter vervanging van een oude drinkwaterkelder. Deze oude drinkwaterkelder is op circa 50 meter gelegen van het plangebied. Drinkwaterkelders zijn noodzakelijk om het verschil in nacht- en dagverbruik op te vangen en de drinkwaterlevering te kunnen garanderen bij calamiteiten. Deze borging van de levering van drinkwater is cruciaal omdat drinkwater de levensbehoefte is voor mensen. De realisatie van de nieuwe drinkwaterkelder is een vorm van de borging van de kwaliteit en de veiligheid van drinkwater. Daarnaast wordt de oude drinkwaterkelder op termijn gesloopt en zal het terrein ingericht worden tot agrarisch gebied, dus passend in de omgeving. Aangaande water, natuur en landschap is in de nationale ruimtelijke hoofdstructuur het plangebied aangeduid als nationaal landschap. Aan dit gebied wordt prioriteit gegeven voor wat betreft het behoud, duurzaam beheer en waar mogelijk versterking van het landschap. Beleidsstrategieën hierbij zijn “investeren in de kwaliteit van de natuur” en “landschap ontwikkelen met kwaliteit”.
4
vastgesteld - toelichting
uitsnede Belvedère gebieden
Het beleid is gericht op behoud door ontwikkeling. Uitgangspunt is dat mits de kernkwaliteiten behouden of versterkt worden (ja, tenzij principe) er binnen de nationale landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn (zie paragraaf 2.3). Belvedère Beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke ordening In de Nota Belvedère (1999) wordt de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting nader belicht. De hoofddoelstelling luidt: de cultuurhistorische identiteit wordt sterker richtinggevend voor de inrichting van de ruimte en het rijksbeleid zal daarvoor goede voorwaarden scheppen. Deze wordt vertaald in twee doelstellingen voor het ruimtelijk beleid: het erkennen en herkenbaar houden van de cultuurhistorische identiteit en het versterken en benutten van de cultuurhistorische identiteit en de daarvoor bepalende kwaliteiten van de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden van Nederland, de zogenaamde Belvedère-gebieden.
Op de bij de nota gevoegde Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland is het Heuvelland, inclusief het grondgebied van de gemeente Gulpen-Wittem, aangeduid als gebied met hoge gecombineerde cultuurhistorische waarden en Belvedère-gebied. Binnen het Belvedère-gebied Heuvelland wordt concreet gestreefd naar: het beter beschermen van de vele kleine landschapselementen en het continueren van het beheer van kleine landschapselementen door eigenaren en IKL; meer aandacht schenken aan het in stand houden en herstellen van kleinschalige cultuurhistorische patronen en elementen, bij nieuwe landinrichtingen in zeer oude ruilverkavelinggebieden (Ransdalerveld), waarbij de grote landschapstypen beter herkenbaar worden; het herstellen en aanleggen van landschapselementen die erosie voorkomen, in plaats van het bestrijden van wateroverlast; het starten van erfbeplantingsproject van DLG, LLTB en IKL; het ondersteunen van de aanplant en de instandhouding van hoogstamboomgaarden;
bestemmingplan drinkwaterkelder De Planck
5
het zoeken naar extra inzet en extra middelen voor instandhouding en herstel van grootschalige bouwkundige monumenten (kastelen); het in stand houden van het gebruik van de wandelpaden over landbouwgronden; dat de inkomsten via de (hogere) toeristenbelasting voor het gebied bijdragen aan de instandhouding van het landschap omdat de recreatie potentieel een krachtige drager voor het gebied vormt; het benutten van kansen voor een aangepaste ecologische landbouw, cultuurtoerisme en het in stand houden van kleine landschapselementen door particulieren; het behoud en de versterking van de cultuurhistorische identiteit door een bundeling van krachten van de diverse betrokken instanties en integrale planvorming. Het aanwijzen van een initiatiefnemer voor actief behoud en/of de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden kan hier ook een rol bij spelen; het creëren van meer beleid en middelen voor archeologisch onderzoek. Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden of kleine landschapselementen gelegen waarmee rekening gehouden moet worden bij de verdere planvorming. Wel grenst het plangebied aan een klein landschapselement in de vorm van een oude weg. Het planvoornemen betreft geen wijzigingen van deze weg. Wel zal via deze weg de nieuwe drinkwaterkelder te bereiken zijn. 2.3
Provinciaal beleid
Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2006) ‘ruimte voor Limburg’ Het POL 2006 is in 2008, 2010 en 2011 geactualiseerd en onder andere aangepast aan de Wro die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Inhoudelijk is het beleid niet veranderd. In het POL heeft de provincie Limburg haar beleid op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu en water samengebracht. Het beleid is daarbij zoveel mogelijk geïntegreerd, waarbij een sterk gebiedsgericht plan is ontstaan. Per (deel)gebied is af te lezen welk beleid voor zowel ruimte, milieu als water wordt nagestreefd. Het POL start met een integrale visie op het omgevingsbeleid voor de provincie als geheel, de „kwaliteitsregio Limburg‟. De variatie in landschappen en natuurlijke kwaliteiten, in woongebied en werkmilieus en de bereikbaarheid dragen bij aan deze regio. Inspelend op de aanwezige kwaliteiten en ontwikkelingsmogelijkheden worden negen perspectieven onderscheiden, waarvan er ter plaatse van het plangebied één voorkomt. Daarnaast bevat het POL een thematische uitwerking, waarin voor het buitengebied van belang zijnde thema‟s als de natuurlijke waarden en de economie, uitgesplitst naar toerisme en recreatie en landbouw aan de orde komen.
6
vastgesteld - toelichting
uitsnede POL kaart
Ter plaatse van het plangebied komt het perspectief Vitaal landelijk gebied (P4) voor. Dit perspectief heeft betrekking op landbouwgebieden met een van gebied tot gebied grote variatie van aard en dichtheid aan landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. Bescherming van de aanwezige waarden gaan hier hand in hand met kwaliteitsverbetering van vooral bestaande landbouw-, toeristische bedrijven en kleinschalige dienstverlenende bedrijven (onder meer in vrijkomende agrarische bebouwing). Binnen dit perspectief is de realisatie van een drinkwaterkelder alsmede agrarisch gebruik van de gronden toegestaan waardoor het planvoornemen niet in strijd is met de regels die gesteld zijn in het POL. POL-aanvulling Nationaal Landschap Zuid-Limburg De POL-aanvulling Nationaal Landschap van Zuid-Limburg (2005) is de provinciale uitwerking van de aanwijzing van het Heuvelland als Nationaal Landschap in de Nota Ruimte. De ambitie voor dit gebied is in samenhang met de stedelijke gebieden ontwikkelen van het Nationaal Landschap als welvarend gebied waar het goed wonen, werken en recreeren is. De maatschappelijke en toeristische voorzieningen staan op een hoog peil terwijl de zorg voor en de versterking van de landschappelijke en ecologische kernkwaliteiten duurzaam is gewaarborgd. Om dit te bereiken zal gewerkt moeten worden aan behoud, herstel en duurzaam beheer van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kernkwaliteiten is samenhang met de betekenis van de toeristisch-recreatieve sector en het behoud van de landbouwsector die rekening houdt met de kernkwaliteiten en bijdraagt aan de instandhouding daarvan.
bestemmingplan drinkwaterkelder De Planck
7
De landschappelijke kernkwaliteiten zijn er binnen het plangebied volgens de „Natuurgegevens broedvogels en planten Limburg‟ van de provincie Limburg niet. Ten zuiden van het plangebied is een holle weg gelegen. De planontwikkeling heeft hierop geen invloed. Het plangebied, zal net als de reinwaterkelder in zijn huidige situatie, landschappelijk worden ingepast. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen cultuurhistorische elementen gelegen die van invloed kunnen zijn op het planvoornemen. Andersom is ook te concluderen dat het planvoornemen geen invloed zal uitoefenen op de cultuurhistorische elementen uit de wijdere omgeving. Hierdoor zijn de cultuurhistorische kernkwaliteiten binnen het plangebied gewaarborgd. Natuurlijke kernkwaliteiten zijn met name aanwezig in de EHS en POG-gebieden. Het doel in deze gebieden is instandhouding en versterking van de samenhang tussen de abiotische (niet-levende natuur) en biotische (levende natuur). Het planvoornemen is niet gelegen in maar grenst in zuidelijke richting wel aan de EHS of POG. De planontwikkeling heeft geen nadelige invloed op mogelijk aanwezige flora en fauna in het plangebied. Dit blijkt eveneens uit het onderzoek flora en fauna dat is uitgevoerd (zie paragraaf 5.7). Derhalve kan gesteld worden dat de invloed van het planvoornemen op de kernkwaliteiten vanuit het Nationaal Landschap nihil is. Daarbij betreft het een verplaatsing van de reinwaterkelder waardoor de verstoring van het landschap door de kelder in de huidige en toekomstige situatie gelijk gesteld kan worden. 2.4
Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Gulpen-Wittem Ideeën voor een buitengebied waarvan het plangebied onderdeel uitmaakt, komen niet zomaar uit de lucht vallen. Middels streefbeelden is dit door de gemeente in de structuurvisie verwoord. De streefbeelden van de structuurvisie zijn: steven naar een duurzame leefomgeving, waarbij de sterke verbondenheid met het fraaie heuvellandschap uitgangspunt vormt voor de verdere versterking van het welzijn en de leefbaarheid van de kernen en het omringende landelijke gebied; voorzien in voldoende en passende huisvesting voor primair de eigen inwoners binnen de daarvoor aanwezige ruimtelijke kaders; het inrichten van duurzaam leefbare kernen op basis van volwaardige participatie van alle inwoners in relatie tot een krachtige sociale infrastructuur; het behouden en verder ontwikkelen van een goed en veilig wegennet, ook voor het langzaam verkeer, met een goede bereikbaarheid van woongebieden en voorzieningen en een zodanige ontsluiting van het buitengebied dat dit niet, anders dan strikt noodzakelijk, ten koste gaat van het basiskapitaal natuur en landschap; behoud en ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden met een duurzame ontwikkeling en afname van de belasting van het milieu;
8
vastgesteld - toelichting
een visueel-ruimtelijk aantrekkelijke leefomgeving die bijdraagt aan de leefbaarheid en het welzijn van de bevolking en aan de diversiteit en identiteit van de afzonderlijke kernen; een levenskrachtige en duurzame landbouw ten behoeve van gebiedseigen bedrijvigheid en werkgelegenheid alsmede van het beheer van het buitengebied met de landschappelijke, toeristisch-recreatieve functie en zorgfuncties; behoud van en indien mogelijk streven naar selectieve versterking van de toeristische functie en de betekenis van de gemeente in regionaal en nationaal opzicht; duurzame vormen van werkgelegenheid, die niet ten koste gaan van het landschappelijk basiskapitaal en de leefbaarheid. Binnen het plangebied wordt voorzien in een drinkwaterkelder en agrarisch gebruik van gronden die bijdragen aan een duurzame leefomgeving voor de bewoners die van het planvoornemen afhankelijk kunnen zijn.
bestemmingplan drinkwaterkelder De Planck
9
huidige drinkwaterkelder
huidige drinkwaterkelder
west grens plangebied
route naar Verviers
3
Huidige situatie
3.1
Huidige situatie
de onverharde Planckweg
Het plangebied is gelegen ten westen van de kern Slenaken in de gemeente GulpenWittem. Het plangebied wordt begrensd aan de westzijde door De Planckweg (N648/N598), een provinciale weg die Magraten en Gulpen verbind met Verviers (België). Het plangebied van de nieuwe drinkwaterkelder wordt aan de oostzijde begrensd door de Planckerweg. Deze onverharde weg komt uit in de kern Slenaken. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door agrarische gronden in de vorm van een boomgaard en weiland. Ten zuiden grenst het plangebied aan de wijngaard en de wijnboerderij van Wijndomein De Planck. Het plangebied is dus gelegen in een landelijke omgeving. Tussen de weilanden door zijn diverse boomgaarden en de wijngaard van het wijndomein te vinden. Hierdoor krijgt het landschap een gemengd karakter. In de wijdere omgeving worden deze weilanden en boomgaarden afgewisseld met bospartijen. De huidige drinkwaterkelder, gelegen in het noorden van het plangebied, bestaat uit 3 gescheiden reservoirs en ligt op circa 50 meter van de nieuwe drinkwaterkelder. Deze drinkwaterkelder is afgedekt met grond en begroeid met gras. Aan de zijde van De Planckweg is het plangebied bebost, aan de achterzijde staan enkele bomen. De oude drinkwaterkelder heeft een hoogte van ongeveer 4 meter inclusief de grondafdekking. De voorruimte, het gebouwtje bovenop de drinkwaterkelder, is ongeveer 6 meter hoog vanaf wegniveau en is 4 bij 8 meter groot. Dit gebouw is uitgevoerd in een robuuste steen en enkele kleine ramen. Het perceel is omheind met een hekwerk. Het perceel voor de nieuwe drinkwaterkelder is in gebruik als weiland en wordt door menselijk handelen onderhouden.
10
vastgesteld - toelichting
planvoornemen schets met daarin: rood: perceel oude drinkwaterkelder oranje: perceel nieuwe drinkwaterkelder omkadering cyaan: begrenzing drinkwaterkelders donker groen: verharding tbv parkeren licht groen: ruimtebeslag grondafdekking/talud paars: voorruimte donker groen: ruimte voor parkeren geel: ruimte voor buffervijver
4
Projectprofiel
4.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het te realiseren planvoornemen beschreven. Hierbij wordt expliciet aandacht besteed aan de situering, de oppervlakte, ruimtelijk inpassing en afwerking van het project. 4.2
Het planvoornemen
Op het perceel gelegen tussen De Planckweg (N648/N598) en de Planckerweg (oude landweg) heeft WML het planvoornemen een oude drinkwaterkelder te vervangen voor een nieuwe met een grotere capaciteit. Hierdoor zal de grond ter plaatse van de oude drinkwaterkelder worden omgezet naar een agrarische bestemming en de grond van de nieuwe drinkwaterkelder naar de bestemming „Bedrijf – Nutsvoorziening‟. Een deel van het plangebied zal hierdoor worden ingericht met een nieuwe drinkwaterkelder welke door middel van grondafdekking voorzien van een inheemse gras- en kruidenbegroeiing natuurlijk ingepast wordt in de omgeving.
bestemmingplan drinkwaterkelder De Planck
11
De oude drinkwaterkelder zal op termijn gesloopt worden waarna de gronden weer een agrarische functie krijgen. De nieuwe drinkwaterkelder is buitenwerks circa 27,5 bij 36,8 meter. Hierbinnen worden twee gescheiden reservoirs gerealiseerd die 25,2 bij 18 meter meten en een hoogte hebben van circa 3 meter. De nieuwe drinkwaterkelder heeft een op3
slag capaciteit van circa 1.360 m waarmee het aan de wettelijke eisen voldoet. De grondafdekking van de drinkwaterkelder neemt maximaal 4 meter aan alle zijden in beslag. Bovenop de drinkwaterkelder komt ongeveer tussen de 0,4 en 0,5 meter grond. Mede doordat de drinkwaterkelder gedeeltelijk wordt ingegraven is de hoogte vanaf de weg ongeveer 3,5 meter. Een landschappelijk inpassing ontstaat door de inzaaiing van inheemse grasen kruidenbegroeiing. In het midden van de drinkwaterkelder op de zuidelijke bebouwingsgrens wordt een voorruimte gemaakt. De voorruimte zal gebruikt worden voor de aansluitingen voor de besturing en als toegang tot de drinkwaterkelder. De bebouwing bestaat uit een beganegrond en een kelder. De keldervloer van de voorruimte ligt ongeveer 0,5 meter lager dan de vloer van de drinkwaterkelder. Het dak van de voorruimte steekt ongeveer 4,5 meter boven het maaiveld uit (zie afbeelding op pagina 15). Binnen het plangebied blijft naast de ruimte voor de nieuwe drinkwaterkelder en de grondafdekking aan de zuidkant ruimte over voor parkeergelegenheid en een buffervijver. De buffervijver is nodig voor het overstorten van water bij een volle kelder en het opvangen van spuiwater dat vrijkomt bij het spuien van leidingen. Spuien houdt in dat leidingen vanaf het laagste niveau (pompopstelling) tot het hoogste niveau (drinkwaterkelders) worden schoongespoeld. Het water dat hierbij vrijkomt wordt in de buffervijver opgevangen en vandaar gecontroleerd in de naast de Planckweg gelegen afvoergreppel geloosd. Het perceel van de nieuwe drinkwaterkelder zal verder, net als de oude drinkwaterkelder worden afgezet met hekken, zodat het terrein voor niet bevoegden niet toegankelijk is. 4.3
Locatiekeuze
WML beheert een aantal drinkwaterkelders op het perceel gelegen nabij de Planckweg te Slenaken. Deze kelders vormen een cruciale schakel in de drinkwatervoorziening bi nnen de regio en met name binnen de gemeente Gulpen-Wittem. Drinkwaterkelders zijn noodzakelijk om het verschil tussen het nachtverbruik op te vangen en om in de behoefte aan drinkwater te blijven voorzien bij calamiteiten. Fluctuaties in het drinkwaterverbruik kunnen worden opgevangen zodat fluctuaties in de productie worden voorkomen. Deze waarborg tot het leveren van drinkwater is cruciaal, drinkwater is immers een eerste levensbehoefte. Deze wettelijke verplichting van WML is in het Drinkwaterbesluit opgenomen. Verder is een deel van de berging nodig om het voorzieningsgebied van water te kunnen blijven voorzien gedurende een storing van maximaal 2 uur; de zogenaamde calamiteitenberging. Voor onderhavige drinkwaterkelder is een systeemkeuze gemaakt waarbij is berekend dat er een bergingstekort in het westelijk deel van Zuid-Limburg is van 6.174 m³,
12
vastgesteld - toelichting
waarbij het tekort op De Planck 1.679 m³ bedraagt. Doordat er op sommige andere locaties een overschot is aan berging, is geadviseerd om De Planck met 623 m³ uit te breiden van 1.177 tot 1.800 m³ netto. Hierdoor is er naast de calamiteitenberging meer berging om fluctuaties in de drinkwatervraag op te vangen. Dit heeft een gunstig effect op de verversing en de verblijftijden van het water in de berging. In de huidige situatie bestaat de berging op De Planck uit meerdere drinkwaterkelders die met elkaar verbonden zijn. Uitbreiding met nog een drinkwaterkelder erbij zou problemen op kunnen leveren met de verversing en lange verblijftijden. Hierdoor kunnen problemen met de drinkwaterkwaliteit ontstaan. Op de bestaande locatie is onvoldoende plaats om de benodigde berging te bouwen. De benodigde berging kan alleen op de bestaande locatie gebouwd worden als de huidige drinkwaterkelders eerst worden gesloopt. In de periode van sloop van de huidige drinkwaterkelders tot het in bedrijf nemen van de nieuwe drinkwaterkelder is er in dat geval echter geen buffer om de piekafname op te vangen. Het tekort in het westelijk deel van ZuidLimburg neemt hierdoor nog verder toe wat tot problemen kan leiden in perioden met hoog verbruik. Om de piekafname op te vangen dient de installatie van de toevoer aangepast te worden om de druk in het leidingnet constant te houden. Verder zou er in de periode van de sloop van de huidige drinkwaterkelders tot het in bedrijf nemen van de nieuwe drinkwaterkelder geen calamiteitenberging aanwezig zijn. Dit maakt het onmogelijk om de nieuwe drinkwaterkelder op de huidige locatie te realiseren. Buiten het feit dat de huidige kelders onvoldoende capaciteit hebben om aan de leveringsnormen te voldoen, hie rnaast geldt dat de huidige kelders gezien hun leeftijd niet voor uitbreiding in aanmerki ng komen. Om deze redenen dienen te drinkwaterkelders te worden vervangen. Opgemerkt dient te worden dat het initiatief tot de bestemmingsplanprocedure louter voort komt uit deze problematiek en los staat van de reconstructieplannen voor de Planckweg van de provincie Limburg in het kader van het aan te leggen fietspad. Voor de drinkwaterkelders is een hoge ligging noodzakelijk om zo ook bij uitval van pompcapaciteit gedurende een bepaalde tijd door natuurlijk verval drinkwater te kunnen blijven leveren. Zoals hiervoor aangegeven is de capaciteit van de bestaande kelders reeds te klein om een adequate levering van drinkwater te garanderen. WML zal daarom de huidige ke lders dienen te vervangen door een grote drinkwaterkelder die qua inhoud wel voldoet aan de hieraan gestelde eisen. De gewenste hoogteligging en de reeds aanwezige leidinginfra maken het noodzakelijk om de drinkwaterkelder in de directe omgeving van de bestaande kelders te realiseren. De realisatie van de nieuwe drinkwaterkelder is een vorm van borging van de kwaliteit en de leveringszekerheid van drinkwater. WML is verantwoordelijk voor een adequate levering van drinkwater. De huidige bestemming van het gebied waar de nieuwe drinkwaterkelder gerealiseerd dient te worden is agrarisch en wordt middels onderhavig bestemmingsplan omgezet naar „Bedrijf - Nutsvoorziening‟. Dit perceel is echter niet in eigendom van WML. WML tracht overeenstem-
bestemmingplan drinkwaterkelder De Planck
13
ming te krijgen met de grondeigenaar. Mocht het zo zijn dat er geen overeenstemming tussen de beide partijen wordt bereikt zal een gedoogprocedure danwel een onteigeningsprocedure worden gestart. Ten aanzien van de onteigeningsprocedure geldt dat er sprake dient te zijn van een onherroepelijk bestemmingsplan. In dit kader geldt dat WML wettelijk verplicht is tot het tot stand brengen van een duurzame en doelmatige openbare drinkwatervoorziening. Gezien de noodzaak van uitbreiding op genoemde locatie is er sprake van een zwaarwegend belang welk belang leidend is in een eventuele procedure. De realisatie van de nieuwe drinkwaterkelder is, zoals hiervoor aangegeven, ruimtelijk gebonden aan een locatie in de omgeving van de bestaande drinkwaterkelder door de hoge ligging en de aanwezige leidinginfra. Ruimtelijk gezien zijn er geen bezwaren tegen het planvoornemen aangezien de nieuwe drinkwaterkelder wordt ingepast in de omgeving (zie paragraaf 4.4) en doordat de bestaande locatie wordt herbestemd als zijnde agrarisch. De nieuwe locatie heeft zelfs enkele voordelen ten opzichte van de bestaande locatie. Zo vindt de ontsluiting van de voorziening niet direct op de Planckweg plaats maar via de landweg Planckerweg. Hierdoor ontstaat een overzichtelijkere en verkeersveiligere situ atie. Daarnaast is de nieuwe locatie in de hoek van de Planckweg en de Planckerweg g eprojecteerd in de hoek van het betreffende perceel. De bestaande locatie wordt bestemd als agrarisch. Door deze verplaatsing ontstaat een beter werkbaar agrarisch perceel. Geconcludeerd kan dan ook worden dat de beoogde locatie zowel ruimtelijk als tec hnisch de beste locatie is voor de nieuwe drinkwaterkelder. 4.4
Inpassing planvoornemen
Het planvoornemen betreft een omzetting van bedrijfsmatige grond naar agrarische grond en van agrarische grond naar bedrijfsmatig gebruik. De drinkwaterkelder wordt zo goed mogelijk ingepast in de omgeving. Hiervoor wordt de drinkwaterkelder gedeeltelijk verdiept aangelegd. De afgegraven gronden worden hierbij gebruikte om, het gedeelte van de drinkwaterkelder wat boven maaiveld uitsteekt, af te dekken. De grond op en aan de zijkant van de drinkwaterkelder zorgen niet alleen voor een betere landschappelijke inpassing maar ook voor een stabiele temperatuur van het opgeslagen water. De grond zal enkel begroeid met inheemse gras- en kruidenbegroeiing omdat deze vegetatie de drinkwaterkelder met zijn wortels niet kan beschadigen. De onderhoudvijver is in wezen niet meer zijn dan een talud waarin water opgevangen wordt. Deze zal ook ingezaaid worden met inheemse gras- en kruidenbegroeiing. De gronden die hierbij vrij komen zullen ook gebruikt worden om de drinkwaterkelder af te dekken. Het groen (voornamelijk gras) in het plangebied wordt volgens de laatste duurzaamheids eisen onderhouden. Dit houdt in dat rekening gehouden wordt met broedseizoenen en dergelijke.
14
vastgesteld - toelichting
bestemmingplan drinkwaterkelder De Planck
15
verduidelijking ligging peil – maaiveld - bouwhoogte
4.5
Nieuwe bestemmingsplan
De nieuwe bestemming voor het plangebied is de bestemming „Bedrijf - Nutsvoorziening‟ ter plaatse van het perceel van de nieuwe drinkwaterkelder. Ter plaatse van de huidige drinkwaterkelder zijn de gronden bestemd als „Agrarisch‟ in overeenstemming met het aangrenzende agrarisch gebied. Tevens wordt ter plaatse van de oude drinkwaterkelder het aanwezige bouwvlak verwijderd, zodat elke vorm van bebouwing ter plaatse is uitgesloten. Een bouwvlak is toegevoegd op de locatie van de nieuwe drinkwaterkelder binnen de bestemming „Bedrijf-Nutsvoorziening‟. Binnen het bouwvlak kan de drinkwaterkelder met voorruimte gerealiseerd worden. Omdat op dit moment nog niet exact duidelijk is waar de drinkwaterkelder met voorruimte binnen het bouwvlak gerealiseerd wordt, is een ruim 2
bouwvlak opgenomen. Ter plaatse van de bouwvlak mag in totaal 1.100 m bebouwd worden. Binnen het bouwvlak is een strook over de gehele breedte van 10 meter aangegeven waarbinnen een bouw- en goothoogte gerealiseerd mag worden van 7 meter met een 2
maximum oppervlakte van 70 m . Hierbinnen dient de voorruimte gerealiseerd te worden 2
met een maximale oppervlakte van 70 m . De toegestane hoogtes van de drinkwaterkelder en voorruimte lijken op dit moment erg hoog in het landschap te zijn. Echter dit wordt genuanceerd door de bepaling van het peil binnen het plangebied en de koppeling met de regels. De bouwhoogte wordt namelijk gemeten vanaf het peil. Het peil voor de drinkwaterkelder is bepaald op de vloer van de drinkwaterkelder en is vastgelegd op 228,17 +NAP. Deze vloer (het peil) is ongeveer, gemeten vanaf de zijde van de voorruimte, 2 meter onder het maaiveld gelegen.
16
vastgesteld - toelichting
In de regels zal zodoende worden opgenomen dat er respectievelijk 4,5 meter (drinkwaterkelder) en 7 meter (voorruimte) hoog gebouwd mag worden. Dit is ongeveer 2 meter respectievelijk 5 meter boven maaiveld. De dubbelbestemming „Waarde – Archeologie‟ blijft ongewijzigd binnen het plangebied. De dubbelbestemming „Waterstaat – Erosie‟ is over de agrarische bestemming gelegen.
bestemmingplan drinkwaterkelder De Planck
17
5
Planologische verantwoording
5.1
Algemeen
In het volgende hoofdstuk worden de keuzes uit de voorgaande hoofdstukken verantwoord. Dit wordt gedaan aan de hand van (noodzakelijke) onderzoeken. 5.2
Bodemkwaliteit
Als gevolg van de bestemmingswijziging ten behoeve van de realisatie van de drinkwaterkelder is een bodemonderzoek ter plaatse noodzakelijk. Daardoor is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Econsultancy, 21 september 2009 met nummer 09041243). Conclusie Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie „onverdacht‟. Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is. De bodem bestaat voornamelijk uit zwak zandige leem. De bovengrond is bovendien plaatselijk zwak humeus. Verder is de bodem plaatselijk zwak tot matig mergelhoudend en zwak vuursteenhoudend. Ter plaatse van boring 13 (traject 0,0-0,5 m -mv) is de bovengrond zwak baksteenhoudend. Er zijn op basis van het vooronderzoek, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. De bovengrond is licht verontreinigd met cadmium en zink. Het cadmiumgehalte overschrijdt hierbij tevens de vastgestelde achtergrondgrenswaarde van de gemeente GulpenWittem in de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen. Daar het grondwater zich dieper dan 5,0 m -mv bevindt, heeft er conform de NEN 5740 geen grondwateronderzoek plaatsgevonden. De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als „onverdacht‟ kan worden beschouwd wordt, op basis van de lichte verontreinigingen, verworpen. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging en gelet op het feit dat uit de doelmatigheidstoets blijkt, dat saneringsmaatregelen niet doelmatig zijn, bestaat er geen reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmeringen voor de voorgenomen realisatie van de drinkwaterkelder op de onderzoekslocatie. Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.
18
vastgesteld - toelichting
Vanwege de verlegging van de noordelijke plangrens van het plangebied voor de nieuwe drinkwaterkelder is een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd, Econsultancy, april 2010, met nummer 10031177, waarin de onderstaande conclusie is opgenomen. De bovengrond is licht verontreinigd met cadmium en zink. Het aangetroffen gehalten aan cadmium overschrijdt tevens het vastgestelde achtergrondgehalte van de gemeente Gulpen-Wittem. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging bestaat er geen reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmeringen voor de voorgenomen realisatie van een drinkwaterkelder op de onderzoekslocatie. Gezien de twee conclusies en aanbevelingen uit de bodemonderzoeken mag geconcludeerd worden dat er geen reden bestaat tot nader onderzoek naar de bodemkwaliteit binnen het plangebied. 5.3
Geluidhinder
Het planvoornemen betreft de realisering van niet geluidgevoelige bestemmingen (Bedrijf Nutsvoorziening en „Agrarisch‟) in het kader van de Wet geluidhinder. Derhalve is een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk. 5.4
Luchtkwaliteit
Conform de Wet Luchtkwaliteit zijn er meerdere mogelijkheden om kleine bouwprojecten door te laten gaan. Voor projecten die de hoeveelheid fijn stof en stikstofdioxide in de lucht met maximaal 3% verhogen hoeven geen aanvullende maatregelen getroffen te worden. Het project draagt dan niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging. Binnen het plangebied blijft 1 drinkwaterkelder aanwezig waarbij de controle, net als in de huidige situatie, op afstand plaatsvindt. Uitgaande van het 3% criterium is binnen het plangebied geen sprake van een project dat in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Geconcludeerd mag worden aan de hand van het NIBM-model en het planvoornemen dat voor het planvoornemen geen onderzoek luchtkwaliteit behoefd te worden uitgevoerd. 5.5
Kabels en leidingen
In of nabij het plangebied liggen geen leidingen en het plangebied valt ook niet binnen de beschermingszone of het veiligheidsgebied van leidingen die niet met het planvoornemen te maken hebben. Er zijn dan ook geen kabels en of leidingen die een belemmering vormen voor het planvoornemen.
bestemmingplan drinkwaterkelder De Planck
19
Waarde Archeologie
5.6
Archeologie en cultuurhistorie
Cultuurhistorie In de directe omgeving van het plangebied zijn geen cultuurhistorische elementen gelegen die van invloed kunnen zijn op het planvoornemen. Andersom is ook te concluderen dat het planvoornemen geen invloed zal uitoefenen op de cultuurhistorische elementen uit de wijdere omgeving. Archeologie Voor het plangebied is een archeologisch onderzoek uitgevoerd door Econsultancy in september 2009 met project nummer 09041244. Conclusie In het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen gesteld: Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisaties, diepploegen of landinrichting? Voor zover bekend is het plangebied tenminste vanaf begin 19e eeuw in gebruik als akker- en grasland. In het plangebied zijn, afgezien van grondwerkzaamheden voor agrarisch gebruik, voor zover bekend geen grondwerkzaamheden uitgevoerd. Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid, welke vanuit archeologisch oogpunt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of -rug, nabij een veengebied, een beekdal)? Het plangebied ligt op een (klein) plateau, waarvan de randen in ieder geval vanaf het Neolithicum bewoond zijn geweest, mede door de daar dagzomende vuursteenlagen. Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied en wat is naar verwachting de locatie, omvang, aard, kwaliteit, datering en de landschappelijke context van (eventueel aanwezige) archeologische waarden? Het plangebied heeft een hoge archeologisch verwachting voor vondsten uit alle perioden. De archeologische resten bestaan hoofdzakelijk uit aardewerk- of vuursteenstrooiingen. Organische resten en bot zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn gecon-
20
vastgesteld - toelichting
serveerd. Het complextype en de omvang kunnen niet nader worden gespecificeerd door de beperkte gegevens. Als er in het plangebied echter bergbrikgronden aanwezig zijn, dan is de oorspronkelijke top van het bodemprofiel waarschijnlijk door erosie verdwenen. Deze erosie vond voornamelijk in de Romeinse tijd en de Middeleeuwen plaats. In dat geval zal het plangebied nog een hoge verwachting hebben voor archeologische resten uit de Romeinse tijd en Middeleeuwen, maar een lage verwachting voor archeologische resten uit het Paleolithicum tot de IJzertijd. Wat voor vervolgonderzoek is noodzakelijk om de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde verwachting aan te vullen en te toetsen? Teneinde een beeld te verkrijgen van de gaafheid van de bodem, wordt geadviseerd om een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uit te laten voeren. Advies Econsultancy adviseert om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van een verkennend booronderzoek, teneinde de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde verwachting aan te vullen en te toetsen. Tevens dient het verkennend booronderzoek om een betrouwbaar beeld te krijgen van de gaafheid van de bodem. Gezien de bovenstaande conclusies en advisering is een archeologisch booronderzoek uitgevoerd, door ARC september 2009 met nummer 2009-215. Samenvatting en conclusie Volgens het bureauonderzoek door Econsultancy ligt de planlocatie op een Schiervlakterestplateau. Deze schiervlakte is een restant van het in het Tertiair opgeheven Leisteenplateau, bestaand uit kalksteenafzettingen uit het Krijt (Formatie van Gulpen). Gedurende het Tertiair heeft er onder (sub)tropische omstandigheden een intensieve chemische verwering plaatsgevonden. De kalksteenafzettingen werden hierbij sterk aangetast. Wat overbleef waren afzettingen van meer resistente vuursteen in een bruin getint verweringsresidu van de kalksteen met lokaal uitgeloogde Tertiaire zanden, in dolinen voorkomend (Formatie van Tongeren). In de directe omgeving van het plangebied worden deze Tertiaire afzettingen en de onderliggende Krijtafzettingen van de Formatie van Gulpen aan het maaiveld aangetroffen, vooral aan de randen van de plateaus. Uit de landschappelijke ligging binnen het Zuid Limburgse loessgebied en de waarnemingen in de omgeving blijkt dat het plangebied vanaf het Midden-Paleolithicum gunstig is geweest voor jagers-verzamelaars en vanaf het Neolithicum voor landbouwers. In het hele plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden. De kans op het voorkomen van archeologische resten is hoog. De omgeving van het plangebied is getuige de vele vuursteenvondsten in ieder geval vanaf het Neolithicum bewoond geweest. De bewoning is geconcentreerd op de randen van het plateau en de overgang naar de dalen. Dit hangt ook mede samen met het daar dagzomen van sterk vuursteenhoudende lagen. De landschappelijke ligging van de waarnemingen in de omgeving van het plangebied onderschrijft dit beeld, de meeste vuursteenvondsten zijn op de randen van het plateau gedaan. Als er in
bestemmingplan drinkwaterkelder De Planck
21
het plangebied echter bergbrikgronden aanwezig zijn, dan is de oorspronkelijke top van het bodemprofiel waarschijnlijk door erosie verdwenen. Deze erosie vond voornamelijk in de Romeinse tijd en de Middeleeuwen plaats. In dat geval zal het plangebied nog een hoge verwachting hebben voor archeologische resten uit de Romeinse tijd en Middeleeuwen, maar een lage verwachting voor archeologische resten uit het Paleolithicum tot de IJzertijd. De archeologische resten komen voor direct aan of onder het maaiveld. De vondstenlaag wordt verwacht in de eerste 30 cm beneden het maaiveld. Archeologische sporen (uitgezonderd diepe paalsporen en waterputten) worden binnen 50 cm beneden het maaiveld verwacht. De archeologische resten bestaan hoofdzakelijk uit aardewerk- of vuursteenstrooiingen. Organische resten en bot zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. Het complextype en de omvang kunnen niet nader worden gespecificeerd door de beperkte gegevens. Het verkennend inventariserend booronderzoek heeft bevestigd dat binnen het plangebied een bergbrikgrond aanwezig is in een dun loesspakket op vuursteeneluvium. Hierdoor blijft de hoge archeologische trefkans voor de onderzoekslocatie bestaan. Doordat bij een bergbrikgrond de top van het loessdek is geërodeerd, is de kans op archeologische resten uit de steentijden klein. De hoge verwachting geldt dus voor resten uit latere periodes, voornamelijk uit de Romeinse Tijd en de Middeleeuwen. Aanbeveling Vanwege de landschappelijke ligging van het plangebied, de waarnemingen uit de omgeving van het plangebied en de aangetroffen bodemprofielen in het verkennend booronderzoek, is de verwachting dat er (nog) archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn hoog. Geadviseerd wordt dan ook om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P), teneinde gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische resten te onderzoeken. Het is vooralsnog niet mogelijk om op basis van de resultaten van het verkennend booronderzoek een vindplaats te waarderen. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE). Het bevoegd gezag beslist of het door ARC bv geadviseerde vervolgonderzoek wordt overgenomen in het selectiebesluit. Gezien de bovenstaande conclusies uit het archeologisch onderzoek wordt het uitvoeren van inventariserend veld onderzoek door middel van proefsleuven gekoppeld aan de bouwvergunning. Hiervoor zal in de regels van dit plan een regeling worden opgenomen. Met betrekking tot de vergroting van het plangebied ten op zichten van het onderzochte plangebied wordt dezelfde conclusie overgenomen. Ondanks dat het archeologisch onderzoek niet heeft plaats gevonden binnen het uitgebreide gedeelte gaan wel de gekoppelde regels hiervoor gelden. Op deze wijze worden ook de eventuele archeologische waarden binnen het gebied beschermd.
22
vastgesteld - toelichting
5.7
Flora en Fauna
Het planvoornemen betreft de realisering van een drinkwaterkelder nabij de kern De Plank (België). Ten behoeven van het planvoornemen is een quickscan Flora en Fauna opgesteld, door Econsultancy september 2009 met nummer 09041245, voor het plangebied. Hierin is het volgende onderzocht: Te verwachten werkzaamheden en ingrepen Ten behoeve van de voorgenomen aanleg van een drinkwaterkelder zal een deel van het bestaande grasland verdwijnen. De locatie zal bouwrijp worden gemaakt waarna graaf- en bouwwerkzaamheden zullen plaatsvinden. Waarnemingen en te verwachten soorten De onderzoekslocatie is weinig geschikt voor broedvogels. Echter, in het vroege voorjaar kan op de onderzoekslocatie incidenteel een broedgeval van de kievit worden aangetroffen. De aanwezige bomen en struiken op naastgelegen perceel en de haag aan de oostzijde van het grasland bieden wel geschikte broedmogelijkheden aan algemeen voorkomende soorten als heggenmus, roodborst en winterkoning. Er zijn geen aanwijzingen gevonden die er op duiden dat de onderzoekslocatie dient als nestlocatie voor vogelsoorten waarvan het nest en/of leefgebied jaarrond beschermd is. Tijdens het veldbezoek zijn de huiszwaluw en zwarte kraai in de directe omgeving van de onderzoekslocatie waargenomen. De onderzoekslocatie zal naar verwachting worden gebruikt om te foerageren door mogelijk in de omgeving verblijvende vleermuizen als laatvlieger. Het aanbod van foerageermogelijkheden zal echter door de ingreep niet in het geding komen. De onderzoekslocatie vormt een geschikt habitat voor een algemene soort als mol. Verder kan incidenteel een algemene soort als konijn en haas van de locatie gebruik maken. Het is aannemelijk dat de onderzoekslocatie wordt gebruikt door, de in de omgeving voorkomende, das om te foerageren. De ingreep zal echter een minimaal gedeelte van het grasland laten verdwijnen. Er zijn geen indicaties aangetroffen welke duiden op de aanwezigheid van een dassenburcht op de onderzoekslocatie. Verstoring van een vast rust- of verblijfplaats en/of aanwezige migratieroute is ten aanzien van de voorgenomen ingreep niet aan de orde. Het incidenteel voorkomen van algemene soorten als bruine kikker en gewone pad zijn op de onderzoekslocatie niet uit te sluiten. Voor de overige soorten uit de verschillende soortgroepen vormt de onderzoekslocatie geen geschikt habitat. Maatregelen ter voorkoming van negatieve effecten Over het algemeen kan schade aan broedvogels worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen te starten of geheel buiten het broedseizoen uit te voeren. Tevens kan het uitvoeren van een controle op de aanwezigheid van een broedgeval voor aanvang van de werkzaamheden en/of het ongeschikt maken voor broedvogels voor aan-
bestemmingplan drinkwaterkelder De Planck
23
vang van het broedseizoen, voorkomen dat er verstoring van broedvogels plaatsvindt. Tevens dient, om verstoring te voorkomen, de haag gelegen langs de Planckerweg te worden ontzien. Algemene zorgplicht Hoewel op de onderzoekslocatie zelf geen beschermde soorten te verwachten zijn (met uitzondering van broedvogels), neemt dat niet weg dat aan de algemene zorgplicht moet worden voldaan. Deze zorgplicht houdt in dat een ieder die redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen nadelige gevolgen voor de fauna kunnen ontstaan, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten of maatregelen te nemen om de nadelige gevolgen te voorkomen. Gebiedsbescherming De EHS zal niet worden aangetast door het planvoornemen binnen het plangebied. Externe werking op Natura 2000-gebieden en POG is niet aan de orde. Noodzaak tot nader onderzoek Nader onderzoek naar het voorkomen van verschillende soortgroepen wordt niet noodzakelijk geacht. Noodzaak aanvraag ontheffing Flora- en faunawet artikel 75c Ontheffingsaanvraag voor overtreding van verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet ten aanzien van het verstoren van vaste rust- en verblijfplaatsen is niet noodzakelijk, vooropgesteld dat er op het moment van ingrijpen geen broedgeval aanwezig is. Met betrekking tot de vergroting van het plangebied ten op zichten van het onderzochte plangebied wordt dezelfde conclusie overgenomen. Ondanks dat de quickscan niet heeft plaats gevonden binnen het uitgebreide gedeelte. Het huidig gebruik, inrichting en verleden is volledig conform het onderzochte gebied en daarom vergelijkbaar.
24
vastgesteld - toelichting
uitsnede Risicokaart
5.8
Externe veiligheid
Het planvoornemen betreft de bouw van een nieuwe drinkwaterkelder en de sloop van een oude waarbij op beide percelen de bestemming wordt gewijzigd. De huidige situatie met betrekking tot externe veiligheid verandert hierdoor niet. In en rond het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen, die zijn opgenomen in de lijst met risicovolle inrichtingen in de gemeente Gulpen-Wittem en die van invloed kunnen zijn op de plangebieden. Vlak langs het plangebied zullen transporten van gevaarlijke stoffen niet of nauwelijks voorkomen. In deze situatie zijn geen veranderingen voorzien. Daardoor hoeft een aanvullend onderzoek omtrent de externe veiligheid niet te worden uitgevoerd. 5.9
Watertoets
Het doel van de watertoets is om water een uitgesproken en inhoudelijke betere plaats te geven bij het opstellen en beoordelen van alle waterhuishoudkundig relevante plannen. De watertoets vraagt niet alleen een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie en de invloed die de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen hebben, maar ook een vroegtijdig overleg met waterbeheerders. Het planvoornemen wordt in het kader van de Watertoets voorgelegd aan het watertoetsloket van het Waterschap Roer en Overmaas. De reactie van het waterschap zal in dit plan worden verwerkt. Waterhuishoudkundige situatie In het plangebied en in de directe omgeving ervan is geen oppervlaktewater gelegen. Het plangebied is gelegen in een infiltratiegebied. Conform POL moet in deze gebieden bij nieuwe bouwlocaties minimaal 80% van het verhard oppervlak afgekoppeld worden van het rioolstelsel. Gestreefd dient echter te worden naar 100% afkoppeling. Dit moet voor zover mogelijk binnen het plangebied geborgen en geïnfiltreerd worden. Aangezien het nieuwbouw van een drinkwaterkelder betreft zou dit haalbaar moeten zijn. Het planvoornemen voorziet in de sloop van een drinkwaterkelder en van de bouw van een nieuwe drinkwaterkelder. Het totale verhard oppervlak zal hierdoor niet toenemen daar de
bestemmingplan drinkwaterkelder De Planck
25
drinkwaterkelder afgedekt wordt met grond, de voorruimte van dezelfde grootte blijft en de terreinverharding, het parkeren, van overeenkomstige oppervlakte blijft. Invloed van het planvoornemen In aansluiting op het landelijke beleid (NW4, WB21) hanteert het Waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater. Hierbij worden de volgende afwegingsstappen doorlopen: hergebruik, infiltratie, berging, lozing op het oppervlaktewater, lozing op de riolering. Het planvoornemen zal niet leiden tot een afname van de infiltratiecapaciteiten van de grond ter plaatse. Al het hemelwater wat ter plaatse van het plangebied valt zal worden afgevoerd op het maaiveld waarna het kan infiltreren in de bodem. De nieuwe drinkwaterkelder wordt afgedekt met een zandpakket welke het hemelwater opneemt en af laat vloeien langs de drinkwaterkelder de bodem in. Dit geldt tevens ook voor de voorruimte. De parkeerplaatsen die gerealiseerd worden ten behoeve van het onderhoudspersoneel worden verhard uitgevoerd. Ook de afvoer van het hemelwater welke ter plaatse van deze verharding valt zal direct op het maaiveld afgevloeid waardoor het hemelwater kan infiltreren. Het planvoornemen zal zodoende geen hemelwater afvoeren maar alles ter plaatse laten infiltreren. Hiermee sluit het planvoornemen aan op het beleid uit het POL en wordt de 80% norm ruimschoots behaald tot een infiltratie van 100%. Riolering De nieuwe drinkwaterkelder wordt niet aangesloten op een rioleringsstelsel. Het toilet wat gerealiseerd wordt zal worden aangesloten op een interne afvalwaterbuffer welke geregeld door een derde partij geleegd en verwerkt zal worden. Waterkaarten Roer en Overmaas Op de waterkaarten van het Waterschap Roer en Overmaas staan naast het infiltratiegebied betreffende het plangebied geen gegevens die van invloed zijn op het planvoornemen. 5.10 Haalbaarheid Economische en financiële haalbaarheid Het betreft hier een ontwikkeling van Waterleiding Maatschappij Limburg. De met de realisering van het planvoornemen gepaard gaande kosten worden gedragen door de initiatiefnemer. Het risico zal dan ook geheel gedragen wordt door WML. Bijkomende kosten, zoals voor de aansluiting op de nutsvoorzieningen en de aanleg van parkeervoorzieningen, komen eveneens voor rekening van de initiatiefnemer. Voor de gemeente Gulpen-Wittem zijn er geen kosten aan het plan verbonden.
26
vastgesteld - toelichting
Maatschappelijk haalbaarheid Het planvoornemen betreft de realisering van een nieuwe drinkwaterkelder en de sloop van een oude drinkwaterkelder. Hierbij krijgt de nieuwe drinkwaterkelder een grotere capaciteit dan de oude. Binnen het plangebied worden de twee bestemmingen uitgewisseld. Qua ruimte beslag zal het perceel van de nieuwe drinkwaterkelder ruim twee maal zo groot zijn. De inpassing in de omgeving zal geschieden zoals de oude drinkwaterkelder er ook bij ligt. Dit wil zeggen afgedekt met grond en begroeid met inheemse grassen en kruiden. Ruimtelijk gezien zijn er geen overdadige veranderingen binnen het plangebied en voor de omgeving, aanwezig. Uit deze toelichting is bovendien gebleken dat de beoogde locatie het beste aansluit bij de eisen voor een nieuwe drinkwaterkelder. Aangezien het in het planvoornemen gaat over een verplaatsing en vergroting van een drinkwaterkelder in de omgeving van De Planck, mag aangenomen worden dat tegen het planvoornemen geen overwegende bezwaren bestaan. Het bestemmingsplan wordt echter wel conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder reageren op het planvoornemen en zijn of haar zienswijzen indienen. Conclusie Het planvoornemen zal gezien het bovenstaande niet leiden tot overwegende planologische bezwaren. De bestemmingswijziging betekent, na een afweging van de verschillende belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied. De gronden binnen het plangebied worden bestemd tot „Bedrijf – Nutsvoorziening‟ en „Agrarisch‟.
bestemmingplan drinkwaterkelder De Planck
27
6
Juridische opzet
6.1
Algemeen
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008, bepaalt een drietal zaken de opzet en inrichting van de bestemmingsplanregels, te weten: de digitale raadpleegbaarheid; de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2008); de Woningwet. Bij het opstellen van de inhoud van de regels wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan „Buitengebied‟. De structuur van het plan is zodanig dat de kaart de primaire informatie geeft over waar en hoe gebouwd mag worden. Bij het raadplegen van het bestemmingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden. Vervolgens kan men in de regels teruglezen welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan. 6.2
De verbeelding
Op de verbeelding zijn aangegeven: de grens van het plangebied; de (dubbel)bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden; bouwvlakken; maatvoeringen. 6.3
De regels
De regels zijn conform de SVBP 2008 als volgt opgebouwd: inleidende regels; bestemmingsregels; algemene regels; overgangs- en slotregels.
28
vastgesteld - toelichting
7
Overleg en inspraak
7.1
De te volgen procedure
Het bestemmingsplan doorloopt als (voor)ontwerp respectievelijk vastgesteld plan de volgende procedure: a. Voorbereiding:
vooroverleg met overheidsinstanties: betrokken diensten van rijk en provincie, waterschap (watertoets), eventueel buurgemeenten.
Inspraak
b. Ontwerp:
publicatie en terinzagelegging overeenkomstig afdeling 3.4 Awb en Wro
een ieder kan gedurende deze terinzagelegging een zienswijze indienen bij de gemeenteraad
c.
Vaststelling:
vaststelling door de raad
mogelijkheid reactieve aanwijzing
publicatie en terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan gedurende de beroepstermijn
d. Inwerkingtreding:
na afloop van de beroepstermijn (tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan)
Beroep:
beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
In het kader van deze procedure is een inspraakprocedure mogelijk waarbij eenieder zijn/haar inspraakreactie (bij de gemeenteraad) kenbaar kan maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Wanneer beroep wordt ingesteld, beslist uiteindelijk c.q. in hoogste instantie, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan. 7.2
Het vooroverleg (artikel 3.1.1. Bro)
Tot de voorbereiding van dit bestemmingsplan behoort het overleg met de daarvoor in aanmerking komende besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met diensten van Rijk en provincie (tevens VROM inspectie). Instanties die blijkens hun werkterrein, belangen vertegenwoordigen of bevoegdheden krachtens de Wro hebben worden bij de totstandkoming van bestemmingsplannen betrokken bij het artikel 3.1.1. Bro overleg. Op het voorontwerp bestemmingsplan is gereageerd door de Provincie Limburg, VROMinspectie en Waterschap Roer en Overmaas. De reacties zijn opgenomen in bijlage 1. Hierna zijn de reacties samengevat en van een gemeentelijke standpunt voorzien. Het bestemmingsplan is overeenkomstig dit standpunt aangepast.
bestemmingplan drinkwaterkelder De Planck
29
7.2.1 Reactie Waterschap Roer en Overmaas Samenvatting De verwachting is dat het plan geen of slechts een zeer geringe invloed heeft op de waterhuishouding. Het waterschap heeft besloten dat dit soort plannen onder de zogenaamde ondergrens van de watertoets vallen. Derhalve stelt het waterschap dat het de eigen verantwoordelijk is dat in het plan een korte waterparagraaf is opgenomen. Standpunt gemeente In dit plan is onder paragraaf 5.9 een waterparagraaf opgenomen. Derhalve voldoet het plan aan de wens van het waterschap. Het bestemmingsplan hoeft hierop dan ook niet te worden aangepast of aangevuld. 7.2.2 Reactie provincie Limburg De provincie Limburg geeft in haar advies aan dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. 7.2.3 Reactie VROM-Inspectie Samenvatting De VROM-inspectie verzoekt om te onderbouwen dat door de ontwikkeling de kernkwaliteiten van het landschap niet worden aangetast (ja-mits principe). Geadviseerd wordt om de landschappelijke inpassing in de regels adequater te regelen. Door opname onder „nadere eisen‟ wordt de invulling niet direct gewaarborgd. Geadviseerd wordt om het als voorwaarde te stellen bij de bouwregels. Standpunt gemeente In de toelichting zal in paragraaf 2.2 nader ingegaan worden om de ontwikkeling in relatie tot de kernkwaliteiten van het landschap. In de regels zal de voorwaarde van landschappelijke inpassing toegevoegd worden als voorwaarde aan de bouwregels. Het bestemmingsplan zal overeenkomstig dit standpunt worden aangepast. 7.3
Inspraak
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft voor inspraak ter inzage gelegen vanaf 21 juli 2010 tot en met 1 september 2010. Gedurende deze termijn zijn geen inspraakreacties ingediend. 7.4
Ontwerp
Het ontwerp bestemmingsplan „Drinkwaterkelder De Planck‟ en de daarop betrekking hebbende stukken hebben van 28 oktober 2010 tot en met 8 december 2010 ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn 2 zienswijzen ingekomen. De zienswijzen en de beantwoording daarvan zijn samengevat in de „Nota van Zienswijzen‟ die is opgenomen in bijlage 2 bij deze toelichting.
30
vastgesteld - toelichting
Bijlage 1 Reacties vooroverleg
bestemmingplan drinkwaterkelder De Planck
vastgesteld- toelichting
bestemmingplan drinkwaterkelder De Planck
vastgesteld- toelichting
bestemmingplan drinkwaterkelder De Planck
Bijlage 2 Nota zienswijzen
vastgesteld- toelichting
Bp ‘Drinkwaterkelder De Planck’ Nota zienswijzen 1. Ontwerp bestemmingsplan ‘Drinkwaterkelder De Planck’ Waterleiding Maatschappij Limburg (WML) beheert een aantal drinkwaterkelders op een perceel gelegen nabij de Planckweg nabij de Belgische kern De Planck. Op termijn is de capaciteit van de bestaande kelders te klein om een adequate levering van drinkwater te waarborgen overeenkomstig de „Aanbevelingen Leveringszekerheid‟ van de Vereniging van Waterbedrijven in Nederland welke in de toekomstige Waterwet is overeengekomen. Het ontwerpbestemmingsplan „Drinkwaterkelder de Planck‟ voorziet in de realisering van een nieuwe drinkwaterkelder die qua inhoud wel voldoet aan de hieraan gestelde toekomstige eisen. Het huidige gebruik van een gedeelte van het plangebied waar de drinkwaterkelder gerealiseerd wordt, is agrarisch en wordt omgezet naar de bestemming „Bedrijf- Nutsvoorziening‟. Het gedeelte waar de huidige drinkwaterkelders zijn gelegen heeft nu een nutsbestemming. Het gebruik van dit gedeelte van het plangebied zal worden teruggegeven ten behoeve van een agrarische bestemming. 2. Procedure Het ontwerpbestemmingsplan „Drinkwaterkelder De Planck‟ heeft van 28 oktober 2010 tot en met 8 december 2010 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode was het voor eenieder mogelijk om een zienswijze naar voren te brengen. 3. Ingekomen zienswijzen Met betrekking tot het ontwerpbestemmingsplan „Drinkwaterkelder De Planck‟ zijn de volgende zienswijzen binnen de daartoe gestelde termijn ingekomen: zienswijze 1 d.d. 30 november 2010, ingekomen op 2 december 2010 en afkomstig van mevrouw B. Crijns en de heer R. Janssen namens Wijndomein De Planck, De Planckweg 25 te Slenaken; zienswijze 2 d.d. 7 december 2010, ingekomen op 8 december 2010 en afkomstig van Achmea Rechtsbijstand, namens de heer Debougnoux en mevrouw Debougnoux- Huijnen, De Planckweg 21 te Slenaken. 4. Behandeling zienswijzen De ingekomen zienswijzen zijn hierna samengevat en van het standpunt van de gemeente voorzien. De samenvattingen van de zienswijzen hebben tot doel om de leesbaarheid van dit rapport te vergroten. Bij de beoordeling van de zienswijzen zijn de volledige stukken met bijlagen, zoals deze bij de gemeente zijn ingediend, betrokken. Zienswijze 1 De zienswijze bevat vier bezwaren en kan als volgt worden samengevat:
bestemmingplan drinkwaterkelder De Planck
1. Door toestemming te geven voor de aanleg van een nieuwe drinkwaterkelder wordt de waarde van het Wijndomein flink geschaad. Dit komt doordat als gevolg van de te bouwen nieuwe drinkwaterkelder het totale vooraanzicht wordt verstoord en het vergezicht vanuit de wijnboerderij volledig wordt belemmerd. Het derde argument is dat het gebouw van zeven meter hoog de namiddagzon van de wijngaard wegneemt. Reactie: Op grond van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is bepaald dat degene die in de vorm van vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een planologische maatregel, binnen vijf jaar na onherroepelijk worden van deze maatregel, een aanvraag om tegemoetkoming in planschade kan indienen, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming in planschade niet voldoende anderszins verzekerd is. Een mogelijk terechte planschadeclaim staat echter de uitvoerbaarheid van het ontwerp bestemmingsplan niet in de weg. Overigens is voorafgaand aan de bestemmingsplanprocedure in kaart gebracht of ten gevolge van het genoemde plan gerechtvaardigde claims zijn te verwachten. Door WML is destijds aan Tonnaer Adviseurs in Omgevingsrecht B.V. opdracht verstrekt om een planschaderisicoanalyse (verder: PSRA) op te stellen. Aan de hand van de PSRA en de op basis daarvan door een taxateur opgestelde taxatie blijkt dat geen van de belanghebbenden planologisch nadeel zullen ondervinden als gevolg van deze planologische maatregel met dien verstande dat het nadeel op geld waardeerbaar is. De geschatte schade is nihil. De PSRA en het taxatierapport worden als bijlagen 1 en 2 bij deze Nota van zienswijzen gevoegd. Met betrekking tot het derde argument wordt verwezen naar pagina 13 en 14 van de toelichting, waarin gemotiveerd wordt aangegeven hoe het planvoornemen landschappelijk wordt ingepast. Hieruit blijkt ook dat de bouwwerken ongeveer 2 meter (drinkwaterkelder) respectievelijk 5 meter (voorruimte) boven maaiveld zichtbaar zullen zijn. Daarnaast ligt het plangebied ten noorden van het Wijndomein waardoor de namiddagzon op de wijngaard niet belemmerd kan worden door de te realiseren drinkwaterkelder. Voorgesteld wordt dit deel van de zienswijze ongegrond te verklaren. 2. Concreet wordt gewezen op enkele passages uit de toelichting van het ontwerp bestemmingsplan „Drinkwaterkelder De Planck‟ en beleidsuitgangspunten van de provincie Limburg en de gemeente Gulpen-Wittem. Indieners stellen dat zij hebben voldaan aan de uitgangspunten van de gemeente (website en Structuurvisie) en van de provincie (POL-aanvulling Nationaal Landschap van Zuid Limburg
vastgesteld- toelichting
2005). De wijziging van het vigerende bestemmingsplan zou echter met de Structuurvisie en de genoemde POL-aanvulling in strijd zijn. Reactie: De stellingen van indieners dat het ontwerp bestemmingsplan in strijd zou zijn met gemeentelijk en provinciaal beleid worden niet nader onderbouwd. In de toelichting van het bestemmingsplan is echter op pagina 8 gemotiveerd aangegeven dat het ontwerpplan wèl past binnen de POL-aanvulling Nationaal Landschap van Zuid Limburg 2005 en de invloed van het planvoornemen op de kernkwaliteiten vanuit het Nationaal Landschap nihil is. Daar komt bij dat in het kader van het vooroverleg op grond van 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan de provincie Limburg gevraagd is het voorontwerpbestemmingsplan te beoordelen op de adequate doorwerking van provinciale belangen. De beoordeling heeft echter geen aanleiding gegeven om in de verdere procedure een zienswijze in te dienen, aldus de provincie. Vervolgens is op pagina 9 van de toelichting gemotiveerd aangegeven dat de drinkwaterkelder en het agrarisch gebruik van gronden binnen het plangebied bijdragen aan een duurzame leefomgeving voor de bewoners, die van het planvoornemen afhankelijk zijn. Daarmee past het plan binnen de streefbeelden van de gemeentelijke structuurvisie. Voorgesteld wordt dit deel van de zienswijze ongegrond te verklaren. 3. Aangegeven wordt verder dat de tekst op pagina 2 van de toelichting bij het bestemmingsplan niet juist is. Ten zuiden grenst het plangebied aan de wijngaard en de wijnboerderij van Wijndomein De Planck en op geen enkel punt aan de Belgische kern De Planck. Daarnaast wordt het frappant gevonden dat het Wijndomein De Planck in de hele toelichting van het ontwerpplan niet wordt genoemd. Daarnaast wordt een algemene opmerking gemaakt over de toelichting dat het er de schijn van heeft dat de toelichting gebaseerd is op verouderd onderzoek van voor de tijd van het wijndomein werd gerealiseerd. Reactie: Geconstateerd is dat Wijndomein De Planck inderdaad niet vermeld staat in de toelichting. De toelichting zal daarom aangepast worden aan de hand van de thans bestaande en feitelijke situatie. Voorgesteld wordt dit deel van de zienswijze gegrond te verklaren en de toelichting aan te passen. 4. Indieners stellen bij wijze van alternatief voor de uitbreiding van de drinkwaterkelder aan de noordzijde te realiseren van de thans bestaande drinkwaterkelder.
bestemmingplan drinkwaterkelder De Planck
Hierdoor zou het landschap veel minder worden verstoord en wordt ook nog aan alle andere voorwaarden voldaan. Verzocht wordt om dit serieus te onderzoeken. Reactie: WML heeft voor de zuidzijde van het perceel gekozen, omdat zij van mening was dat dit deel van het perceel door zijn vorm en ligging het minst waardevol voor de huidige eigenaar zou zijn; de aanwezige infrastructuur (ondergrondse kabels en leidingen) is bij het gebruik van dit perceel ook het meest gemakkelijk aan te sluiten op de nieuwe kelder. Daar komt bij dat in overleg met de provincie is besloten om de toegang tot het terrein niet via de rijksweg te laten plaatsvinden, maar vanaf de aanliggende veldweg. Bij deze geopperde alternatieve locatie is het niet mogelijk de aanliggende veldweg daarvoor te gebruiken. Ook een eventuele uitbreiding aan de achterzijde van de huidige drinkwaterkelder behoort vooralsnog niet tot de mogelijkheden. WML heeft meerdere keren getracht daarover met de eigenaren overeenstemming te krijgen, maar dat is tot op heden niet gelukt. WML houdt derhalve vast aan haar huidige plannen. Voorgesteld wordt dit deel van de zienswijze ongegrond te verklaren en het ontwerpplan niet aan te passen. Zienswijze 2 Gestart wordt met een aantal inleidende opmerkingen dat het betreffende perceel waarop de nieuwe drinkwaterkelder wordt gerealiseerd nog niet in eigendom is van WML. Verder zou geen sprake zijn geweest van enig vooroverleg en was indiener niet op de hoogte dat er een voorontwerp ter inzage heeft gelegen. Reactie Al vanaf januari 2009 zijn indieners op de hoogte gesteld van de plannen respectievelijk heeft er overleg met hen plaatsgevonden. Ook zijn indieners op enig bepaald moment bijgestaan door de heer ing. Aelmans van Aelmans Agrarisch advies. Deze gesprekken zijn schriftelijk bevestigd aan de indieners. De zienswijze bevat dertien inhoudelijke bezwaren die als volgt kunnen worden samengevat: 1. Indieners stellen dat onvoldoende onderbouwd is dat er in de toekomst meer vraag is naar drinkwater als gevolg waarvan de drinkwaterkelder moet worden vergroot. Reactie: In het princiepverzoek is zorgvuldig gemotiveerd dat de huidige drinkwaterreservoirs te klein en ongunstig van opbouw zijn om een adequate levering te blijven waarborgen overeenkomstig de “Aanbevelingen leveringszekerheid” van de Ver-
vastgesteld- toelichting
eniging van Waterbedrijven in Nederland (VEWIN) welke in de toekomstige Waterwet worden overgenomen. De huidige reservoirs zijn bijvoorbeeld te klein om te voldoen aan de wettelijke normen inzake levering tijdens calamiteiten. Gezien de leeftijd van de bestaande reservoirs (bouwjaar 1955/1961) is een uitbreiding uit het oogpunt van bouwkundige levensduur niet aan te bevelen. WML is daarom voornemens om de huidige kelders te vervangen door een grotere kelder die qua inhoud wel voldoet aan de hieraan gestelde toekomstige eisen. Voorgesteld wordt dit deel van de zienswijze ongegrond te verklaren. 2. Indieners stellen dat de vergroting niet noodzakelijk is en daarmee in strijd met de regels in het POL en de POL-aanvulling Nationaal Landschap van Zuid Limburg 2005. Reactie Hiervoor wordt verwezen naar de reactie zoals die verwoord is onder zienswijze 1 onder punt 2. Voorgesteld wordt dit deel van de zienswijze ongegrond te verklaren. 3. De stelling dat sprake is van borging van kwaliteit en externe veiligheid van drinkwater is onvoldoende onderbouwd. Reactie In de toelichting wordt op pagina 4 aangegeven dat drinkwaterkelders noodzakelijk zijn om de drinkwaterbehoefte te kunnen garanderen bij calamiteiten of wanneer het systeem deze vraag niet aankan.. Deze borging van de levering van drinkwater is cruciaal, omdat drinkwater een eerste levensbehoefte betreft. Daarmee is een gegeven dat de nieuwe drinkwaterkelder een vorm van borging van de kwaliteit en de veiligheid van drinkwater is. Hiermee is de stelling voldoende onderbouwd. Voorgesteld wordt dit deel van de zienswijze ongegrond te verklaren. 4. Indieners suggereren dat er een andere, hogere reden, als aanleiding aanwezig is om de drinkwaterkelder te verplaatsen naar het beoogde plangebied als gevolg waarvan het ontwerp bestemmingsplan in procedure is gebracht. Reactie Deze stelling wordt niet onderschreven. Het eerste principeverzoek d.d. 20 mei 2009 toonde al dat er sprake was van planontwikkeling op de huidige nieuwe locatie, kadastraal bekend als sectie G nummer 31 gemeente Wittem. Als gevolg van de plannen van de provincie Limburg om een fietspad aan te leggen met alle in-
bestemmingplan drinkwaterkelder De Planck
frastructurele aanpassingen is het plan later ietwat aangepast, zodat in het plan daarvoor de nodige ruimte ontstaat. Dit is aan de gemeente kenbaar gemaakt per brief d.d. 26 januari 2010. Voorgesteld wordt dit deel van de zienswijze ongegrond te verklaren. 5. Gesteld wordt dat aanvankelijk 5.585 m² grond geclaimd werd. In dit plan is nu opeens 6.820 m² nodig. Indieners vinden dat niet of onvoldoende onderbouwd is waarom thans meer grond nodig is voor het beoogde plan. Reactie Per brief d.d. 17 maart 2009 is schriftelijk aan indieners aangegeven dat zoals WML het thans berekend had een perceelgedeelte nodig was van 5.585 m². Naar later bleek en als gevolg van een aanpassing (zie onder punt 4), onder andere verwoord in een brief aan de indieners d.d. 15 september 2010, bleek circa 6.820 m² nodig te zijn. Voor wat betreft de onderbouwing van de maatvoering wordt verwezen naar het kaartmateriaal dat hoort bij het bestemmingsplan. Voorgesteld wordt dit deel van de zienswijze ongegrond te verklaren. 6. De massaliteit en/of omvang past niet in de omgeving en/of het landschap. Reactie Deze stelling wordt niet onderbouwd. Voor de goede orde wordt verwezen naar pagina 14 van de toelichting, waarin gemotiveerd wordt aangegeven hoe het planvoornemen landschappelijk wordt ingepast. Voorgesteld wordt dit deel van de zienswijze ongegrond te verklaren. 7. Indieners hebben geen toestemming gegeven voor de uitvoering van een aantal onderzoeken ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing van het plan. Als gevolg van het feit dat zij hiervoor geen toestemming hebben gegeven en de onderzoeken zijn uitgevoerd op hun grond mogen deze onderzoeken geen rechtsgevolg hebben en moeten de resultaten worden vernietigd. De onderzoeken leverden bovendien schade op voor de indieners. Reactie Dit standpunt houdt geen stand. Allereerst hangt de juridische bruikbaarheid van de onderzoeken niet af van de toestemming die, naar zeggen van de indieners, niet zou zijn gegeven. Ten tweede hebben de indieners nimmer aangegeven geen medewerking te willen verlenen aan de uitvoering van de onderzoeken. Ook van een onderbouwing van de beweerde schade is geen sprake.
vastgesteld- toelichting
Voorgesteld wordt dit deel van de zienswijze ongegrond te verklaren. 8. WML dient alle kosten voor haar rekening te nemen die verband houden met het voorgenomen bouwplan. Indieners dienen dan ook gevrijwaard te worden van alle kosten die verband houden met de realisatie van de nieuwe drinkwaterkelder. Reactie Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 5.10 van de toelichting van het bestemmingsplan, waarin wordt aangegeven dat alle (bijkomende) kosten geheel worden gedragen door WML. Voor zover wordt gedoeld op kosten in de privaatrechtelijke sfeer wordt opgemerkt dat die discussie in deze planologische procedure niet thuishoort. Civielrechtelijk kunnen hier wellicht afspraken over worden gemaakt. Voorgesteld wordt dit deel van de zienswijze ongegrond te verklaren. 9. Eventuele archeologische vondsten dienen eigendom te blijven van indieners. Zo niet, dan levert dit schade op. Reactie Het eigendomsrecht betreft een privaatrechtelijke aangelegenheid. Zoals eerder werd aangegeven gaat dit de planologische procedure te buiten en hoeft daar in dit kader niet op te worden ingegaan. Voorgesteld wordt dit deel van de zienswijze ongegrond te verklaren. 10. Het ontwerpplan leidt in een aantal genoemde gevallen tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden van indieners. Als gevolg hiervan dient de gemeente voorwaarden te stellen. Reactie Als de stelling van de indieners correct is, zal hier bij de totstandkoming van een koopovereenkomst of een andere privaatrechtelijke procedure rekening mee gehouden moeten worden, hetzij bij de totstandkoming van de koopprijs, hetzij middels het opnemen van voorwaarden. Ook heeft de gemeente aandacht gevraagd voor een optimale landschappelijke inpassing. Hoe het planvoornemen wordt ingepast is vermeld in de toelichting op pagina 13 e.v.. Voorgesteld wordt dit deel van de zienswijze ongegrond te verklaren. 11. Het planvoornemen mag geen negatieve invloed hebben op de waterhuishouding op het perceel van indiener. De waterbuffer heeft daarop een negatieve werking, omdat deze twee meter boven het maaiveld ligt.
bestemmingplan drinkwaterkelder De Planck
Reactie Verwezen wordt naar paragraaf 7.2.1. waarin de reactie van het Waterschap Roer en Overmaas staat verwoord in het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Bro. Daarin staat vermeld dat de verwachting is dat het plan geen of slechts een zeer geringe invloed heeft op de waterhuishouding. Ook wordt in paragraaf 5.9 ingegaan op de waterhuishoudkundige situatie en de invloed van het planvoornemen. De beweerde negatieve werking kan nergens worden teruggelezen en wordt dan ook niet onderschreven. Voorgesteld wordt dit deel van de zienswijze ongegrond te verklaren. 12. Gesteld wordt dat de plek waarop de oude drinkwaterkelder ligt een te verwaarlozen waarde heeft. Reactie Onduidelijk is wat de indiener met deze stelling wenst te bereiken. Indien indieners doelen op een eventuele schadevergoeding waar zij wellicht recht op hebben dient de beweerde schade in kaart te worden gebracht en kunnen hier, voor zover noodzakelijk, afspraken over een eventuele vergoeding daarvan worden gemaakt. Deze planologische procedure is daar niet voor bedoeld. Voorgesteld wordt dit deel van de zienswijze ongegrond te verklaren. 13. Indieners stellen dat er sprake is van waardevermindering van het perceel en van planschade. Reactie Hiervoor wordt verwezen naar de reactie onder punt 1 van zienswijze 1 en de reactie onder punt 10 van zienswijze 2. Voorgesteld wordt dit deel van de zienswijze ongegrond te verklaren. 5. Ambtshalve wijzigingen 1. De verbeelding wordt aangehaald als bestemmingsplan „reinwaterkelder De Planck‟. Dit wordt aangepast naar „drinkwaterkelder De Planck‟.
Bijlagen: 1. Planschaderisicoanalyse reinwaterkelder De Planck d.d. 7 mei 2010 2. Taxatierapport Pickée Makelaardij B.V. d.d. 16 juni 2010
vastgesteld- toelichting