Beste student (e) In deze bundel vind je informatie over de opleiding waarvoor je gekozen hebt. In de lerarenopleiding krijg je de begeleiding en de ondersteuning om een goed leraar te worden. Daarom wil onze opleiding studentgericht en beroepsgericht zijn. Wij willen je vormen zodat je de basiscompetenties van een leraar verwerft. Dit zijn de vaardigheden, de kennis en de attitudes waarover iedere afgestudeerde moet beschikken om op een volwaardige manier als beginnend leraar te fungeren. In het opleidingsprogramma (aantal contacturen, studiepunten en studieomvang per opleidingsonderdeel) vind je een gedetailleerde beschrijving van de opleidingsonderdelen en de onderwijsleeractiviteiten. Dit geeft je een goed beeld van de doelstellingen, inhoud, werkvormen en evaluatie verbonden aan ieder opleidingsonderdeel. Bij de aanvang van het academiejaar is het belangrijk de onderwijsregeling en het examenreglement van de KHBO, alsook het aanvullend examenreglement van het departement door te nemen. De stageafspraken vind je in de stagegids. Je vindt dit allemaal op TOLEDO. Als student willen we je de nodige voorzieningen aanbieden en kansen bieden om jezelf te kunnen vormen. Er is een uitgebreide bibliotheek, er zijn computerlokalen en er is een cursusdienst. De cursusdienst levert kant en klare cursussen en boeken en studiematerialen (dat laatste in samenwerking met een boekhandel). Het hele jaar verzorgt de cursusdienst ook de bijkomende tekstbladen of cursusdelen die je nodig hebt. Sinds dit academiejaar kan je met je laptop ook draadloos op het internet in de bibliotheek en op andere werkplekken. Er is een studie- en trajectbegeleider, een ombudspersoon en een vertrouwenspersoon. Bij de studieen trajectbegeleider kan je terecht voor advies over je studieprogramma (vrijstellingen, spreiding van onderdelen, enz.…). De studie- en trajectbegeleider helpt je studietraject op te stellen, faciliteiten aan te vragen als je een functiebeperking hebt (bv. dyslexie) of topsporter bent. De studie- en trajectbegeleider geeft ook advies over studiemethodiek en bij eventuele heroriëntering. Tijdens en rond de examens is de ombudspersoon het aanspreekpunt voor alle vragen met betrekking tot examens (bv. je wordt ziek tijdens de examens, je komt te laat op een examen, je twijfelt of je nog examen zou afleggen…). Het hele jaar door is er een vertrouwenspersoon beschikbaar voor meer persoonlijke problemen (bv. je voelt je onheus behandelt, je ervaart pestgedrag of je wordt lastig gevallen…). Voor alle andere problemen en vragen rond stage, onderwijsorganisatie enz.… kan je terecht bij je opleidingshoofd of bij de stageondersteuning. Je kan eventueel ook terecht, als al deze mensen je niet kunnen helpen, bij het departementshoofd. Er zijn sociale voorzieningen voor studenten (STUVO). Bij STUVO kan je terecht voor sociale, psychologische en financiële hulp als je in de problemen komt. Binnen het departement is er een actieve werking rond internationalisering (Europa) en ontwikkelingssamenwerking (Noord-Zuid-relaties). Over al deze voorzieningen word je bij de start van het academiejaar en/of in de loop van je studieloopbaan nog uitvoerig geïnformeerd (o.a. via de informatiebundel die je ontvangt aan het begin van het academiejaar). Via o.a. studentenraad, academische raad, krijg je medezeggenschap in de lerarenopleiding en in de hogeschool KHBO. We hopen dat je met deze programmagids een duidelijk beeld krijgt van het aanbod en de werking van onze lerarenopleiding en de KHBO.
Johan L. Vanderhoeven Departementshoofd lerarenopleiding KHBO
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
1
2
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
PROGRAMMAGIDS 3 BALO 2006-2007 INHOUDSTAFEL 1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Basiscompetenties voor de onderwijzer(es)................................................................... 6 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen ........................................... 6 De leraar als opvoeder......................................................................................................... 6 De leraar als inhoudelijk expert............................................................................................ 6 De leraar als organisator...................................................................................................... 6 De leraar als onderzoeker - de leraar als innovator............................................................. 6 De leraar als partner van de ouders/verzorgers .................................................................. 7 De leraar als lid van een schoolteam................................................................................... 7 De leraar als partner van externen ...................................................................................... 7 De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap ................................................................. 7 De leraar als cultuurparticipant ............................................................................................ 7
2
Attitudes.............................................................................................................................. 8
3
Opleidingsprogramma..................................................................................................... 10
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.6.1 4.6.2 4.7 4.7.1 4.7.2 4.7.3 4.7.4 4.7.5 4.7.6 4.8 4.9 4.10 4.11 4.12 4.13 4.14 4.15
Opleidingsonderdelen ..................................................................................................... 11 Brede zorg.......................................................................................................................... 11 Intercultureel en mondiaal leren......................................................................................... 15 Evaluatie ............................................................................................................................ 17 Katholieke godsdienst 3: schoolpastoraal ......................................................................... 19 Frans 3 ............................................................................................................................... 22 Werken in het onderwijs (regulier programma).................................................................. 25 Onderwijsleeractiviteit: onderwijs in Vlaanderen ............................................................... 25 Onderwijsleeractiviteit: instappen in het beroep ................................................................ 27 Stage 3a lager onderwijs (regulier programma) ................................................................ 29 Stage eerste leerjaar.......................................................................................................... 29 Stage Buitengewoon onderwijs.......................................................................................... 29 Openluchtklas en andere schoolopdrachten ..................................................................... 30 Ingroeistage: klasniveau .................................................................................................... 31 Ingroeistage: schoolniveau ................................................................................................ 32 Supervisie .......................................................................................................................... 33 Actieonderzoek (regulier programma) ............................................................................... 35 Keuzemodule: muzische vorming 3a: kunststromingen (regulier programma) ................. 37 Keuzemodule: muzische vorming 3b: podiumkunsten (regulier programma) ................... 38 Keuzemodule: leerproblemen en leerstoornissen: speciale behoeften (regulier programma)........................................................................................................................ 40 Keuzemodule: ICT (regulier programma) .......................................................................... 43 Keuzemodule: wetenschappen en techniek (regulier programma) ................................... 46 Keuzemodule: project gelijke onderwijskansen (regulier programma) .............................. 49 Keuzemodule: educatief werken binnen en buiten de school (regulier programma) ........ 52
5 5.1 5.1.1 5.1.2 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4
Opleidingsonderdelen keuzetraject Erasmusuitwisseling .......................................... 54 Werken in het onderwijs..................................................................................................... 54 Onderwijsleeractiviteit: Onderwijs in Vlaanderen............................................................... 54 Onderwijsleeractiviteit: Instappen in het beroep ................................................................ 54 Stage 3b lager onderwijs ................................................................................................... 54 Stage eerste leerjaar.......................................................................................................... 54 Stage Buitengewoon onderwijs.......................................................................................... 54 Ingroeistage: klasniveau .................................................................................................... 54 Erasmusuitwisseling .......................................................................................................... 54
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
3
6 6.1 6.1.1 6.1.2 6.2 6.2.1 6.2.2 6.2.3 6.2.4 6.3
Opleidingsonderdelen keuzetraject Noord/Zuid-uitwisseling..................................... 55 Werken in het onderwijs..................................................................................................... 55 Onderwijs in Vlaanderen.................................................................................................... 55 Instappen in het beroep ..................................................................................................... 55 Stage 3c lager onderwijs.................................................................................................... 55 Stage eerste leerjaar.......................................................................................................... 55 Stage Buitengewoon onderwijs.......................................................................................... 55 Ingroeistage: klasniveau .................................................................................................... 55 Ingroeistage: schoolniveau ................................................................................................ 56 Noord/Zuid-uitwisseling...................................................................................................... 57
7 7.1 7.1.1 7.1.2 7.2 7.2.1 7.2.2 7.2.3 7.3 7.4 7.5 7.6
Opleidingsonderdelen Keuzetraject Internationale klas.............................................. 58 Werken in het onderwijs..................................................................................................... 58 Onderwijsleeractiviteit: Onderwijs in Vlaanderen............................................................... 58 Onderwijsleeractiviteit: Instappen in het beroep ................................................................ 58 Stage 3b lager onderwijs ................................................................................................... 58 Stage eerste leerjaar.......................................................................................................... 58 Stage Buitengewoon onderwijs.......................................................................................... 58 Ingroeistage: klasniveau .................................................................................................... 58 Flemish culture en society ................................................................................................. 58 Euro-class: Teaching in Europe......................................................................................... 59 Communication, emotion and expression.......................................................................... 59 Diversity and education...................................................................................................... 59
8 8.1 8.2 8.2.1 8.2.2 8.2.3 8.2.4 8.2.5 8.3 8.4 8.5
Opleidingsonderdelen keuzetraject onderwijskunde (i.s.m. K.U.Leuven) ................. 60 Actieonderzoek .................................................................................................................. 60 Stage 3e lager onderwijs .................................................................................................... 60 Stage eerste leerjaar.......................................................................................................... 60 Stage Buitengewoon onderwijs.......................................................................................... 60 Ingroeistage: klasniveau .................................................................................................... 60 Openluchtklas en andere schoolopdrachten ..................................................................... 60 Instappen in het beroep ..................................................................................................... 60 Geschiedenis van de gedragswetenschappen .................................................................. 60 Onderwijskunde 2: schoolorganisatie ................................................................................ 60 Principes en modellen van levenslang leren ..................................................................... 61
4
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
5
1
Basiscompetenties voor de leraar lager onderwijs
De Dienst voor Onderwijsontwikkeling bepaalde de basiscompetenties die nagestreefd en gerealiseerd moeten worden tijdens de opleiding. Basiscompetenties zijn een set van vaardigheden, kenniselementen en attitudes waarover een beginnende leraar moet beschikken om in het beroep te stappen en om door te groeien in zijn professionele ontwikkeling. De vaardigheden en kenniselementen werden gegroepeerd in de volgende tien onderdelen.
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
3 3.1 3.2 3.3
4 4.1 4.2 4.3 4.4
5 5.1 5.2 5.3 6
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen de beginsituatie van kinderen en van de groep bepalen doelstellingen kiezen en formuleren de leerinhouden/leerervaringen selecteren leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in onderwijsaanbod een aangepaste werkvorm en groeperingsvormen bepalen individueel en in team ontwikkelingsmaterialen kiezen en aanpassen realiseren van een ontwikkelingsbevorderende omgeving observatie voorbereiden observeren met het oog op bijsturing en differentiatie
De leraar als opvoeder In overleg een positief leefklimaat creëren voor de kinderen in de groep en op school de emancipatie van het kind bevorderen door attitudevorming kinderen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context omgaan met kinderen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met kinderen met leer- en gedragsmoeilijkheden het fysieke welzijn van kinderen bevorderen
De leraar als inhoudelijk expert basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m. inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen de verworven kennis en vaardigheden aanwenden in de pedagogisch-didactische praktijk het eigen aanbod situeren en integreren in het geheel van het onderwijsaanbod
De leraar als organisator een gestructureerd speel-leerklimaat bevorderen een kindgericht dagverloop creëren op correcte wijze administratieve taken uitvoeren een stimulerende en werkbare leefruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de kinderen
De leraar als onderzoeker - de leraar als innovator vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen kennis nemen van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek relevant voor de eigen praktijk het eigen functioneren bevragen en bijsturen Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
6 6.1 6.2 6.3 6.4
De leraar als partner van de ouders/verzorgers zich op de hoogte stellen van en discreet omgaan met gegevens over het kind met ouders/verzorgers communiceren over hun kind in de school in overleg met het team ouders/verzorgers informeren over en betrekken bij het klas- en schoolgebeuren, rekening houdend met de diversiteit van de ouders met ouders/verzorgers in dialoog treden over opvoeding en onderwijs
7 7.1 7.2 7.3 7.4
De leraar als lid van een schoolteam overleggen en samenwerken binnen het schoolteam binnen het team over een taakverdeling overleggen en deze naleven de eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in team bespreekbaar maken zich documenteren over de eigen rechtspositie en die van de leerlingen
8 8.1
De leraar als partner van externen contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden
9 9.1 9.2
De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap deelnemen aan het maatschappelijk debat over onderwijskundige thema’s dialogeren over het beroep van de leraar en de plaats ervan in de samenleving
10
De leraar als cultuurparticipant
10.1 actuele maatschappelijke thema’s en ontwikkelingen identificeren en kritisch benaderen rond: • • • • •
het sociaal-politieke domein het sociaal-economische domein het levensbeschouwelijke domein het cultuur-esthetische domein het cultureel-wetenschappelijke domein
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
7
2
Attitudes
Volgende attitudes gelden voor alle functionele gehelen. A1 beslissingsvermogen: durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor opnemen A2 relationele gerichtheid: in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen A3 kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving in vraag te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen A4 leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen A5 organisatievermogen: erop gericht zijn de taken zodanig te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden A6 zin voor samenwerking: bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken A7 verantwoordelijkheidszin: zich verantwoordelijk voelen voor de school als geheel en zich engageren om een positieve ontwikkeling van het kind te bevorderen A8 creatieve gerichtheid: erop gericht zijn om uit diverse situaties en informatiebronnen ideeën te genereren en deze op een originele manier gestalte te geven in een ontwikkelingsaanbod voor de kinderen A9 flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, o.m. middelen, doelen, mensen en procedures A10 gerichtheid op correct taalgebruik en communicatie: in de mondelinge en schriftelijke communicatie met kinderen, ouders, leden van het schoolteam en externen, erop gericht zijn een adequaat en correct taalgebruik te hanteren en aandacht te hebben voor het belang van non-verbale communicatie
8
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
9
3
Opleidingsprogramma Opleidingstabel lager onderwijs 3e programmajaar
SP 8 3 3 3 3 3 2 1 23 4 5 5 10 10 5 5 5 3 2 1 17 20 3 2 1 17 20 3 2 1 17 5 5 5 5 4 21 5 5 5
10
Programmaonderdeel 3: brede zorg 3: intercultureel en mondiaal leren 3: evaluatie 3: katholieke godsdienst 3 : schoolpastoraal 3: Frans 3 Globale keuzeoptie: keuzetraject 1: regulier traject 3: werken in het onderwijs 3: onderwijs in Vlaanderen 3: instappen in het beroep 3: stage 3a lager onderwijs 3: actieonderzoek 3: muzische vorming 3a 3: muzische vorming 3b 3: leerproblemen en leerstoornissen: speciale behoeften 3: ICT 3: wetenschappen en techniek 3: project gelijke onderwijskansen 3: educatief werk binnen en buiten de school Globale keuzeoptie: keuzetraject 2: Erasmusuitwisseling 3: werken in het onderwijs 3: onderwijs in Vlaanderen 3: instappen in het beroep 3: stage 3b lager onderwijs 3: Erasmusuitwisseling Globale keuzeoptie: keuzetraject 3: Noord/Zuid-uitwisseling 3: werken in het onderwijs 3: onderwijs in Vlaanderen 3: instappen in het beroep 3: stage 3c lager onderwijs 3: Noord/Zuid-uitwisseling Globale keuzeoptie: keuzetraject 4: internationale klas 3: werken in het onderwijs 3: onderwijs in Vlaanderen 3: instappen in het beroep 3: stage 3d lager onderwijs 3: Flemisch culture and society 3: Euro-class: Teaching in Europe 3: Communication, Emotion and Expression 3: Diversity and Education Globale keuzeoptie: keuzetraject 5: onderwijskunde (i.s.m. K.U.Leuven) 3: actieonderzoek 3: stage 3e lager onderwijs 3: geschiedenis van de gedragswetenschappen 3: onderwijskunde 2: schoolorganisatie 3: principes en modellen van levenslang leren
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4
Opleidingsonderdelen
4.1
Brede zorg
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
8
contacturen
(64 jaaruren)
titularis
?
docenten
?
O M S C H R I J V I N G
In het derde en vierde semester werd je steeds meer betrokken op het leerproces van kinderen. Je werd er je er ook van bewust dat leren individueel verschillend is en je leerde inspelen op deze diversiteit met eenvoudige vormen van differentiatie. In het vijfde semester diepen we het zorgbreed werken verder uit. We hebben hierbij oog voor het zorgbreed werken op kindniveau, klasniveau en schoolniveau. 1. Brede zorg in het eerste leerjaar Aansluitend bij de stage eerste leerjaar gaan we exemplarisch dieper in op het omgaan met de diversiteit in de beginsituatie van kinderen in het eerste leerjaar. Hoe kan ik er zorg voor dragen dat elk kind, met zijn specifieke behoeften aan zijn trekken komt, zich prettig voelt in de klas, vertrouwen heeft in zichzelf? Welke zijn de specifieke problemen bij de overgang van kleuter- naar lagere school en hoe kan ik er rekening mee houden? Hoe voorkom ik dat kinderen vastlopen in het lees-, reken- en schrijfproces? Hoe kan ik op het juiste moment ingrijpen wanneer een ontwikkeling van een kind blokkeert? Hoe kan ik kinderen helpen die achterstand opgelopen hebben? Bij het in kaart brengen van de beginsituatie hebben we aandacht voor: • • •
het observeren van de werkhouding het situeren op de leerlijnen rekenen, lezen en schrijven het screenen van welbevinden en betrokkenheid op kindniveau en op klasniveau (klasklimaat)
Vanuit een visie op brede zorg willen we zowel preventief als remediërend inspelen op de diversiteit in de beginsituatie: • • • • • •
een kader voor kwalitatief differentiëren verschillende vormen van klasmanagement in dienst van omgaan met diversiteit, b.v. verlengde instructie, gedifferentieerde inoefening, hoekenwerk, contractwerk voorbereidend rekenen, lezen en schrijven schrijfdans aangepaste leermiddelen voor kinderen die meer moeite hebben met het aanvankelijk rekenen, lezen en schrijven ( met specifieke aandacht voor spellen met zelfcorrectie) werken aan de preventieve maatregelen rond welbevinden en betrokkenheid, zowel op kindniveau als op klasniveau (klassfeer)
2. Brede zorg op schoolniveau Brede zorg is niet alleen een opdracht voor de leraar in zijn klas, maar voor het hele schoolteam. We gaan dan ook na op welke manier de zorg georganiseerd wordt op schoolniveau. Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
11
Hoe gaat de school om met kinderen die extra zorg nodig hebben? Doet elke leerkracht dit op zijn manier of maken we binnen de school afspraken? Zijn er naast de leerkracht ook andere mensen in de school die de zorg om kinderen ondersteunen? We bekijken de huidige tendensen en opvattingen rond zorg ook vanuit een breder historisch en internationaal perspectief.. Tijdens de studiereis Nederland kan je kennismaken met de leerlingenzorg in de Nederlandse basisschool. We besteden ook aandacht aan het ontwikkelen van communicatievaardigheden in functie van: • •
teamoverleg communicatie met ouders: slechtnieuwgesprek, 10-minutengesprek, adviesgesprek…
3. Kinderen met specifieke behoeften Naast gewone zorgvragen zijn er ook meer specifieke zorgvragen van kinderen. Het is belangrijk dat de leraar deze kan signaleren, b.v. op het MDO en in samenwerking met het zorgteam kan omgaan met een handelingsplan. Volgende problemen en/of stoornissen komen hier aan bod: • • • • • • • • • • •
gedragsproblemen en socio-emotionele problemen problemen rond sociale competentie dyslexie dyscalculie psychomotorische problemen NVL AD(H)D autisme visuele en auditieve handicap hoogbegaafdheid problematische thuissituaties (POV)
In functie van een verwijzing naar het BuO en/of een samenwerking met het Buitengewoon onderwijs kan je ook een kennismaken met de verschillende types BuO. De stage BuO die bij deze module aansluit biedt je kansen om de specifiek werking van het BuO beter te leren kennen en ook de eigen handelingsbekwaamheid t.a.v. kinderen met specifieke behoeften te vergroten. In het kader van de recente ontwikkelingen denken we ook na over de betekenis van het huidige denken rond integratie en plaatsen dit binnen de brede historische en internationale context. We gaan ook na op welke manier inclusie concreet gerealiseerd kan worden binnen de basisschool. D O E L S T E L L I N G E N
1. Naar een brede zorg in het eerste leerjaar De leraar als begeleider van leerprocessen • • • • • • • • •
De specifieke problemen bij de overgang van kleuter naar lagere school kennen, herkennen en er rekening mee willen houden. (1.1.1) De verschillende elementen van diversiteit in de beginsituatie onderkennen (1.1.1) Welbevinden en betrokkenheid screenen, op kindniveau en klasniveau (1.1.1) Kinderen situeren op de leerlijnen rekenen, lezen en schrijven (1.1.1, 1.1.2) Doelstellingen kiezen op basis van leerlijnen rekenen,lezen en schrijven (1.2.1) Doelstellingen kiezen rekening houdend met de beginsituatie van de kinderen en met de kenmerken en diversiteit van de groep.1.2.3, 1.2.5) Leerlijnen wiskunde in het leerplan en in leerboeken herkennen (1.2.4) Zorgverbreding realiseren door de aanpak te differentiëren waar dit nodig is (1.5.4) (1.7.1) Leermiddelen kiezen rekening houdend met de specifieke noden van de kinderen en de kenmerken van de doelgroep en zo nodig aanpassen (1.6.1, 1.6.2, 1.6.3) (1.7)
De leraar als opvoeder • 12
Het onderscheid zien tussen gedragsproblemen en werkhoudingsproblemen (2.5) Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
•
Preventieve maatregelen nemen rond welbevinden en betrokkenheid, zowel op kindniveau als op klasniveau. (2.1, 2.2)
De leraar als inhoudelijk expert • •
Het verband zien tussen voorbereidend en aanvankelijk rekenen, lezen en schrijven (3.3.1) Bij problemen terugkeren naar een onderliggende stap in de leerlijn rekenen, lezen en schrijven (3.3.1)
De leraar als organisator • •
Taakgericht gedrag stimuleren (4.1.1) Een aangepast klasmanagement als middel tot omgaan met diversiteit realiseren (o.a. hoekenwerk, contractwerk…) (4.1.1, 4.4.1)
De leraar als innovator-onderzoeker •
De eigen aanpak kunnen motiveren vanuit een visie op zorg (5.1.2)
2. Brede zorg op schoolniveau De leraar als partner van ouders •
Gesprekken met ouders voeren (10-minuten gesprek, slechtnieuwsgesprek, adviesgesprek) (6.2)
De leraar als lid van een team • • • •
De structuur van de zorg op schoolniveau in kaart brengen volgens de stappen in het planmatig handelen (Van der Leij) (7.1) De verschillende niveaus van zorgtaken bespreken en illustreren met concrete initiatieven (7.1) De taken van de zorgcoördinator weergeven en illustreren met concrete initiatieven (7.1) Vaardig communiceren binnen teamoverleg (7.1)
De leraar als partner van externen •
Vaardig communiceren met externen binnen het MDO (8.1)
De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap • •
De huidige tendensen rond zorg situeren binnen een historische en internationale context (9.1) Met collega’s in discussie treden over visie op brede zorg en de realisering ervan in de basisschool
3. Kinderen met specifieke behoeften De leraar als begeleider van leerprocessen • • • • •
Bij de kinderen specifieke kenmerken achterhalen die van invloed zijn op hun leren (1.1.1) Specifieke opvoedings- en onderwijsbehoeften van kinderen signaleren (1.1.1) Voor kinderen met specifieke behoeften omgaan met een aangereikt handelingsplan (1.2.2) Kennis hebben van leermiddelen voor kinderen met specifieke onderwijsbehoeften (1.6) In functie van het geven van adviezen i.v.m. de schoolloopbaan van kinderen kennis hebben van de structuur en de eigenheid van het BuO. (1.9.5)
De leraar als opvoeder • • • • •
De leerlingen vertrouwd maken met een breed gamma relatiewijzen (2.1.1, 2.2.2) Maatregelen nemen om pesten en andere vormen van agressie te voorkomen of af te remmen (2.1.1, 2.2.1) De leerlingen leren constructief met conflicten om te gaan (2.1.1, 2.2.2) De eigenheid van het individuele kind met specifieke behoeften en van de sociale groepen herkennen, bespreekbaar maken en hanteren met het oog op zelfontplooiing en sociale integratie van de kinderen.(2.2.1) De basisprincipes van inclusief onderwijs toelichten en concretiseren (2.3)
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
13
• • •
Met ondersteuning signalen van probleemgedrag dat kan wijzen op sociaal-emotionele problemen bij kinderen herkennen en de hulpvraag van kinderen expliciteren (2.5) Met ondersteuning met het geconstateerde probleemgedrag adequaat omgaan. (2.5) Bereid zijn en in staat zijn om een ontwikkelingsbevorderende relatie met kinderen na te streven. (A2)
De leraar als inhoudelijk expert •
Het werken met ontwikkelingsdoelen toelichten. ( 3.3.2)
De leraar als lid van een team •
Een concrete hulpvraag omschrijven in functie van een doelgericht MDO-overleg (7.1.2)
De leraar als partner van externen •
Initiatieven en instanties die ondersteuning bieden bij specifieke opvoedings- en onderwijsbehoeften van kinderen kennen en kunnen opsporen (8.1.1)
De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap • •
De tendens naar integratie situeren binnen de internationale en Vlaamse ontwikkelingen (9.1) Een eigen visie formuleren rond de huidige integratietendens (9.1, A1)
O N D E R W I J S V O R M E N
doceren, bezoeken aan scholen BuO, lezingen door mensen uit het werkveld, getuigenissen van ouders, onderzoeksopdracht in de stageschool , werken rond een casus, discussie, lectuuropdracht, bezoek spellenarchief S T U D I E M A T E R I A A L
modulemap: Brede zorg E V A L U A T I E M E T H O D E N
1e examenkans 1e examenperiode januari
Individuele stage-opdracht rond omgaan met diversiteit in het eerste leerjaar, met mondelinge toelichting 40 %
2e examenperiode juni
Presentatie portfolio rond kinderen met specifieke behoeften in het gewoon en buitengewoon onderwijs 60%
3e examenperiode september
2e examenkans
Herwerken stage-opdracht rond diversiteit met vervangende leesopdracht + mondelinge toelichtinig (40%) Presentatie herwerkte portfolio rond kinderen met specifieke behoeften met aanvullende leesopdracht (60%)
14
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4.2
Intercultureel en mondiaal leren
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
3
contacturen
23
titularis
Koen Crul
docenten
Sofie Bamelis, Koen Crul, Sofie De Jonckheere, Yvonne Van Eeckhoutte, Pieter Boussemaere, Ann Bossaert, Sofie Thoen
O
M S C H R I J V I N G
Om in staat te zijn een antwoord te geven op de mondialisering en de groeiende diversiteit in de samenleving is er in de opleiding ook aandacht voor intercultureel (ICO) en mondiaal leren (MOVO). We gaan uit van een visie op intercultureel onderwijs als leren omgaan met diversiteit in de klas en de samenleving. Het uiteindelijk doel is het werken aan een meer inclusieve samenleving waarin iedereen optimale kansen krijgt en vanuit verschillende achtergronden zijn bijdrage kan leveren aan het maatschappelijk leven. In de module brede zorg kwamen de verschillen in lichamelijke en verstandelijke mogelijkheden aan bod. In deze module willen we focussen op verschillen op het vlak van sociale achtergrond, levensbeschouwing en etniciteit. We denken concreet na over de doelen en de manieren waarop ICO gerealiseerd kan worden in de basisschool. Enkele onderwerpen zijn: coöperatieve werkvormen, CLIM, beeldvorming en vooroordelen, NT2, communicatie met ouders uit een andere cultuur, omgaan met kansarmoede, werken rond andere muziekculturen, werken aan beeldvorming vanuit kinderboeken… Naast ICO waarin het omgaan met verscheidenheid binnen onze eigen samenleving centraal staat, besteden we ook aandacht aan leren over en van diversiteit wereldwijd: mondiaal leren. Centraal staat het ‘project India’ in samenwerking met studio Globo. Hierin kunnen de studenten kennismaken met de principes om een mondiaal thema uit te werken en om aan een WO-thema een mondiale dimensie te geven. Om mondiale en interculturele thema’s met voldoende diepgang te kunnen uitwerken en zelf een kritische houding te kunnen aannemen, besteden we ook aandacht aan een verruiming van de achtergrondkennis t.a.v. de diversiteit in de samenleving, de migraties, de kolonisatie en dekolonisatie, de Noord-Zuid-verhoudingen… D
O E L S T E L L I N G E N
De leraar als begeleider van leerprocessen • • • • • • • • • •
Een invulling geven aan de begrippen intercultureel en mondiaal leren Op de hoogte zijn van diverse leef- en kinderculturen en cultuurverschillen tussen verschillende sociale en etnische groepen die deel uitmaken van de beginsituatie van de kinderen ( 1.1) De waarde en doelstellingen van intercultureel en mondiaal leren toelichten (1.2) Leerinhouden en leerervaringen selecteren die aansluiten bij het aanbod thuis en gebruik maken van de sociale en culturele diversiteit (1.3.1, 1.4.3) Een mondiale en interculturele dimensie aanbrengen binnen een WO-thema (1.4) een mondiaal thema uitwerken (1.4) inzicht krijgen in de problematiek van het leren van het Nederlands door anderstaligen en in de algemene aanpak van NT2-onderwijs en daarvoor geschikte werkvormen kunnen gebruiken (1.4, 1.5) Kennis hebben van en kunnen gebruiken van een aantal coöperatieve werkvormen, o.a. CLIM (1.5, 1.7.2) nagaan hoe andere culturen in kinderboeken aan bod kunnen komen en hoe je met die kinderboeken zinvol kunt omgaan in de klas (1.5, 1.6) Materialen voor intercultureel en mondiaal leren kunnen opzoeken, beoordelen, kiezen en aanpassen vanuit een visie op ICO (1.6)
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
15
De leraar als opvoeder • •
inzicht hebben in beeldvorming, in het ontstaan van vooroordelen en in het omgaan daarmee (2.2, 2.4) aantonen op welke wijze gewerkt kan worden aan attitudevorming t.a.v. omgaan met diversiteit (2.3)
De leraar als inhoudelijk expert • •
Kennis hebben van achtergrondgegevens rond migratie, kolonisatie, dekolonistaie, N-Zverhoudingen… Kennis van verschillende muziekculturen
De leraar als innovator-onderzoeker een eigen visie ontwikkelen rond omgaan met culturele diversiteit (5.1.2) De leraar als partner van ouders Kennis hebben van de diversiteit in thuisculturen en aandachtspunten bij de communicatie met ouders van diverse sociale groepen (6.3, 6.4) De leraar als partner van externen Kennis hebben van het aanbod van ondersteunende externe instanties (8.1) De leraar als cultuurparticipant Zicht hebben op de culturele diversiteit in de samenleving en in de wereld en kritisch omgaan met informatie hieromtrent (10.1) O
N D E R W I J S V O R M E N
discussie, coöperatieve werkvormen, probleemgestuurd leren: uitwerken van een casus volgens de methodiek van de zevensprong, inleefspel India, bezoeken aan externe instanties S T U D I E M A T E R I A A L
verplicht STUDIO GLOBO, Voorbij de kleuren. Intercultureel en mondiaal leren in het basisonderwijs. Brussel, 2002, 76 p. Modulemap: Intercultureel en mondiaal leren E V A L U A T I E
1e examenkans
2e examenkans
1e examenperiode januari 2e examenperiode juni
3e examenperiode september
16
Portfolio met het uitwerken van een casus, een werothema en een hoekenwerk (100% Herwerken van de portfolio van een casus, een wero-thema en een hoekenwerk (100%)
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4.3
Evaluatie
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
3
contacturen
(24 jaaruren)
docent
Lieven Desmet
O
M S C H R I J V I N G
In deze module staat het opvolgen van het leerproces centraal. Evaluatie speelt hierbij een belangrijke rol. We gaan in op verschillende evaluatievormen die relevant zijn voor de lagere school. Naast kiezen en opmaken van evaluatie-instrumenten, komen ook beoordelen en rapporteren aan bod. In het kader van een meer systematisch verzamelen van gegevens over het leer- en ontwikkelingsproces, maken we kennis met een aantal leerlingvolgsystemen. Omdat evaluatie geen doel op zich is maar in dienst staat van het bevorderen van het leerproces, besteden we ook aandacht aan foutenanalyse en remediëring. D
O E L S T E L L I N G E N
De leraar als begeleider van leerprocessen • • • • • • • • • • • • •
Een visie op de evaluatie hebben die rekening houdt met de wenselijke zorgbreedte van de school. In deze visie is de evaluatie in eerste instantie gericht op diagnose, bijsturing en remediëring en pas in tweede instantie op oriëntering en selectie(1.8) Op de hoogte zijn van de verschillende vormen van evaluatie, van de grote evaluatieprincipes en van de verschillende evaluatietechnieken en instrumenten (1.8, 1.9) Voor de verschillende leerdomeinen doelstellingvalide opdrachten en vragen onder diverse vormen kiezen en/of opstellen (1.8.1) die beantwoorden aan de gangbare criteria In overleg passende observatie-instrumenten kiezen, eventueel opstellen (1.8) en ook hanteren (1.8.2) De functie van een specifiek evaluatie-instrument bepalen, waarbij de evaluatie geen doel op zich is maar het leerproces ondersteunt.(1.8.3) Mits ondersteuning ook beoordelingscriteria bepalen (1.8.4), Op systematische wijze gegevens verzamelen i.v.m. het leer- en ontwikkelingsproces van het kind, via toetsen, observaties, gesprekken en zelfevaluaties van de lerende. (1.9.1) Kennen en hanteren van leerlingvolgsystemen (1.9.2) De vorderingen en prestaties correct en objectief beoordelen (1.9.3), Studieresultaten rapporteren en bespreken en, met ondersteuning van het team, adviezen geven over de voortgang van de kinderen in hun schoolloopbaan (1.9.4) Een foutenanalyse uitvoeren (1.9.5) Adviezen en activiteiten voor remediëring voorstellen (1.9.6), hierbij rekening houdend met de leerprincipes van Prof. Ruyssenaers. In staat en bereid over zijn eigen handelen kritisch te reflecteren en dit te toetsen aan de bekomen evaluatiegegevens. (1.9.7) (A3)
De leraar als partner van ouders •
O
Rapporten kritisch bespreken vanuit het standpunt van de ouders en voorstellen ter verbetering formuleren (6.2.1)
N D E R W I J S V O R M E N
Als onderwijsvormen maken we gebruik van onderwijsleergesprek, doceren, discussie, groepswerk en zelfstandig werk. Via een verwerkingsopdracht in de stage worden de opgedane theoretische inzichten getoetst aan de praktijk.
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
17
S
T U D I E M A T E R I A A L
modulemap evaluatie E
V A L U A T I E M E T H O D E N
1e examenkans
2e examenkans
1e examenperiode januari 2e
examenperiode juni
3e
examenperiode september
18
Opdracht (40 %) Mondeling examen ( 60 %) Opdacht (40 %) Mondeling examen (60%)
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4.4
Katholieke godsdienst 3: schoolpastoraal
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
3
contacturen
24 jaaruren
docent
Geertrui Verdonck
O
M S C H R I J V I N G
Aansluitend bij het semesterthema staan we stil bij de impact van de christelijke godsdienst & de rol van de godsdienstleerkracht op schoolniveau. Op dit metaniveau van de schoolpastoraal verkennen we o.a. • • •
sacramenten: doopsel, eucharistie & vormsel vierbeleid visie en materiaal van christelijke organisaties als Missio, Welzijnszorg, Broederlijk Delen
We beperken ons hierbij niet tot bestaande theoretisch kaders maar werken ook exemplarisch praktijkvoorbeelden uit. We gaan in dit semester ook niet voorbij aan tendensen in de samenleving die een impact hebben op godsdienst & godsdienstonderwijs. Bewust van het feit dat onze samenleving steeds pluriformer wordt, gaan we enerzijds in een open sfeer de dialoog aan met andere godsdiensten en proberen anderzijds de specificiteit van het christelijk opvoedingsproject en onze taak daarin als toekomstig (godsdienst-)leerkracht onder woorden te brengen. Verder worden in de loop van dit semester een aantal eerder aangereikte thema's verder uitgediept (o.a. het verhaal als vindplaats van waarheid en het kerkelijk jaar) en oefenen we enkele didactische werkvormen als FMK, werken met filmfragmenten, bibliodrama (verder) in. D
O E L S T E L L I N G E N
1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen de leraar kan… • algemene kenmerken van de beginsituatie van kinderen en de leerlingengroep m.b.t. levensbeschouwelijke groei achterhalen • zelfstandig gebruik maken van het leerplan R.K.G. • n.a.v. een opgegeven lesonderwerp leerinhouden/leerervaringen selecteren & structureren tot een zinvolle lessenreeks • didactisch verantwoord beeldmateriaal selecteren rekening houdend met de verschillende stadia in het omgaan met bijbelverhalen • filmfragmenten selecteren die inzetbaar zijn bij interreligieus leren • gebruik maken van werkvormen als bibliodrama, FMK,... • een verantwoorde kinderbijbel kiezen en zijn keuze motiveren • relevante leerinhouden & zinvolle verwerkingssuggesties selecteren aansluitend bij de sterke tijden ven het liturgisch jaar & rekening houdend met de beginsituatie van de lln • wijdt leerlingen in in het ritme van het liturgisch jaar d.m.v. gevarieerde lesactiviteiten en/of een zinvolle (gebeds)viering • kan een aantal traditiegebonden begrippen zinvol naar kinderen doorvertalen • … 2. De leraar als opvoeder • heeft oog voor de interesses en de leefwereld van de leerlingen bij de keuze van opdrachten en werkvormen
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
1.1 1.2 1.3/1.4 1.5 1.5 1.5 1.6 1.2/1.3 1.7 1.7
2.1
19
3. De leraar als inhoudelijk expert de leraar kan…
•
• •
kenmerken van de huidige samenleving die een impact hebben op godsdienst en godsdienstonderwijs toelichten; hun voor-, nadelen & gevolgen verduidelijken verschillende stadia in het omgaan met bijbelverhalen onderscheiden en typeren de criteria om te kunnen spreken van een goede kinderbijbelvertaling opsommen en toepassen op een willekeurige tekst
de leraar… • beheerst de basiskennis i.v.m. liturgisch jaar & sacramenten • heeft weet van de visie & de werking van christelijke organisaties Missio, Welzijnszorg en Broederlijk Delen • kan de symboliek eigen aan de christelijke feesten & sacramenten toelichten • … 5. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker de leraar kan …
• •
• •
• •
• •
•
levert een actieve bijdrage aan het pastorale team van de school toont zich bekommerd om en werkt waar mogelijk mee aan de uitbouw van een vierbeleid op school kan samen met collega’s klasoverschrijdende pastorale activiteiten/projecten opzetten die enerzijds aanleunen bij het christelijke opvoedingsproject maar die anderzijds ruimte laten voor de eigenheid van elk individu …
kan in overleg contacten leggen met onderwijsinitiatieven van christelijke organisaties zoals Welzijnszorg en Broederlijk delen ziet de dialoog met andere godsdiensten als een verrijking en moedigt deze houding ook aan bij collega’s en leerlingen …
• •
O • • • • • 20
8.1
9.1
een zinvolle inbreng doen in een gesprek/discussie over de eigenheid van het katholiek onderwijs in Vlaanderen reflecteren over de rol van het katholiek onderwijs in de samenleving
10. De leraar als cultuurparticipant de leraar…
•
3.2
7.1
9. de leraar als lid van een onderwijsgemeenschap De leraar kan
•
3.1 3.1
5.1
8. De leraar als partner van externen De leraar
•
3.1 3.1
recente kinderbijbels kritisch beoordelen heeft oog voor nieuwe publicaties die m.b.t. het vak godsdienst op de markt komen en treedt daarover in gesprek met collega’s bestaande lesvoorbereidingen/leermiddelen godsdienst kritisch evalueren en op een verantwoorde manier aanwenden in de praktijk …
7. de leraar als lid van een schoolteam De leraar
• •
3.1
10.1
toont een brede interesse voor elementen uit de joods-christelijke traditie die nog steeds ons (dagdagelijks) leven beïnvloeden toont interesse voor de positie van kerk en geloof in de hedendaagse samenlevin stelt zich respectvol op t.o.v. mensen (o.a. ouders, lln) met een andere levensbeschouwing dan de zijne
10.1 10.1 10.1
N D E R W I J S V O R M E N
hoorcolleges individuele- en groepsopdrachten bijwonen van spreekbeurt(en) filmfragmenten hoekenwerk Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
• •
nabespreking van stages …
S T U D I E M A T E R I A A L
De cursustekst wordt in de loop van semester 5 via het leerplatform Toledo ter beschikking gesteld. Niet verplicht: Janssen, K., Een jaar vol kleuren, Averbode, 2001. E V A L U A T I E
1e examenkans 1e examenperiode januari e
2 examenperiode juni 3e examenperiode september
2e examenkans
schriftelijk examen 50% mondelinge verdediging van opdrachten 50% herwerken opdrachten 50% schriftelijk examen 50%
Taken: (1) (2) (3)
Lessenreeks eerste leerjaar volgens afspraken 2 BALO Bespreking van een film bruikbaar in het kader van interreligieus onderwijs (a.d.h.v. artikel van Ronald Sledsen) Uitwerken van een viering op klas- of schoolniveau op basis van de cursustekst ‘Vieren op de basisschool’ & in kaart brengen van het vierbeleid van een stageschool
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
21
4.5
Frans 3
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
3
contacturen
?
docent
Leen Van Craesbeek
M
O T I V E R I N G
V A N U I T
D E
I N H O U D E L I J K E
O P B O U W
Tijdens verschillende werksessies bestudeer je enkele specifieke aspecten van het vreemdetalenonderwijs: de overgang tussen lagere school en middelbare school, uitspraakproblemen, het gebruik van verhalen en muziek in je les, het gebruik van spelvormen, evaluatie van vaardigheden. Je zoekt actief naar creatieve oplossingen die de lessen Frans in de basisschool aangenamer en efficiënter maken. Ondertussen onderhoud je je kennis van woordenschat en grammatica. De vier vaardigheden worden op een interactieve manier ingeoefend. D O E L S T E L L I N G E N
1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen • geschikte teksten en luisterfragmenten selecteren voor gebruik in de lagere school • kennis en vaardigheden adequaat evalueren en remediëren • een volgsysteem voor de evaluatie van spreekvaardigheid opstellen
BaCo’s 1.1 1.3 1.8 1.9
3. De leraar als inhoudelijk expert • de Franse uitspraak beheersen • uitspraakfouten herkennen en verbeteren • de Franse basiswoordenschat beheersen • een conversatie voeren in het Frans • de basisregels van de Franse grammatica praktisch toepassen • de grammatica voor de basisschool op een duidelijke manier te verwoorden
3.1 3.2 3.3
5. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker • een alledaagse Franse (geschreven of gesproken) tekst begrijpen • vakliteratuur doornemen en kritisch beoordelen
5.2
10. De leraar als cultuurparticipant • informatie verzamelen over de Franse cultuur uit verschillende bronnen • deze informatie kritisch bestuderen en onderscheid maken tussen feiten en cultuurverschillen enerzijds en clichés en vooroordelen anderzijds
10.1.1 10.1.2 10.1.4 10.1.5
O N D E R W I J S V O R M E N
1
E N
O P D R A C H T E N
Onderwijsvormen
hoor- en werkcolleges
22
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
2
Opdrachten
PORTFOLIO Je maakt rond elk onderwerp uit de lessen een opdracht. Drie van de vijf opdrachten pas je effectief toe in je stages doorheen het jaar. (Opdracht 1 en 5 moet je sowieso uitproberen). Bij die drie opdrachten schrijf je een reflectie in het Nederlands. Alle opdrachten samen bundel je in een portfolio. Je licht dit toe op het mondeling examen in juni. •
Opdracht 1: uitspraak Doel herkennen en remediëren van uitspraakproblemen Opdracht Tijdens je stage in de derde graad volg je één leerling op met uitspraakproblemen. Je stelt een passende remediëring voor. Je maakt hiervan een verslag (in het Nederlands).
•
Opdracht 2: leesvaardigheid Doel -
eigen lees- en schrijfvaardigheid bevorderen zoeken naar motiverende (lees)oefeningen voor de les Frans beheersen van de basiskennis
Opdracht -
jullie zoeken, in groepjes van twee, naar een Frans sprookje / stripverhaal / verhaal jullie passen dit verhaal aan aan het niveau van de leerlingen (basiswoordenschat en – grammatica) aan de hand van het verhaal geven jullie enkele lessuggesties
Vermoedelijke werktijd Afhankelijk van de zoektocht naar het onderwerp. De uitwerking duurt ongeveer 5u. Wijze van voorstelling Schriftelijk. Het verhaal wordt in een passende lay-out uitgewerkt. Het moet klaar zijn voor gebruik in de lagere school. Je dient ook het originele verhaal in. De lessuggesties worden in het Nederlands uitgeschreven. Deze uitwerking moet voldoende concreet zijn (met inbegrip van doelen, timing, eventuele werkblaadjes) •
Opdracht 3: luistervaardigheid Doel -
Zoeken naar motiverende (luister)oefeningen voor de les Frans
Opdracht -
Je zoekt naar een Frans liedje dat bruikbaar is in de lagere school. Je maakt hiermee een lesvoorbereiding waarin verschillende vaardigheden en verschillende werkvormen aan bod komen. Je eerste doel: motivatie.
Vermoedelijke werktijd Afhankelijk van de zoektocht naar het onderwerp. De uitwerking duurt ongeveer 2u. Wijze van voorstelling Schriftelijk. Je maakt een klassieke lesvoorbereiding. Je dient uiteraard ook het liedje en de songtekst in.
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
23
•
Opdracht 4: evaluatie aan de hand van een spel Doel -
Vaardigheden leren evalueren Zoeken naar motiverende (evaluatie)oefeningen voor de les Frans
Opdracht -
tijdens je stage in de derde graad ontwikkel je een spel. Dit spel dient om de vaardigheden van de leerlingen (en eventueel de geziene leerstof) te evalueren.
Vermoedelijke werktijd Ongeveer 8u. Wijze van voorstelling Schriftelijk: je dient een lesvoorbereiding in en een evaluatie van je les. Voeg het gebruikte materiaal toe. •
Opdracht 5: Doel kennis evalueren in de les Frans op een communicatieve manier Opdracht Dien 2 toetsen is (niet het spel!) die je tijdens je stage in de derde graad gegeven hebt. Voeg hierbij enkele kopieën van de leerlingen met jouw verbeteringen. Maak een overzicht van de resultaten per onderwerp. Stel een passende remediëring voor. Dit alles in het Nederlands.
S T U D I E M A T E R I A A L
verplicht RAES, M., DE CLERCQ, F., LEROY, J., Grammaire Trajet, Kapellen, Pelckmans, 2000, 159 blz. DE CLERCQ, F., et al., Exercices Trajet 2, Kapellen, Pelckmans, 1995, 110 blz. Handwoordenboek naar keuze Leerplan Frans, Vlaams Verbond van het Katholiek Basisonderwijs, 1998. VAN CRAESBEEK, L., Cours de français 2 BALO. E V A L U A T I E M E T H O D E N M E T H O D E N
1STE EXAMENKANS 1STE EXAMENPERIODE JANUARI
Schriftelijk examen rond basiswoordenschat en – grammatica (25%)
2DE EXAMENPERIODE JUNI
Mondeling examen met voorstelling van portfolio (75%)
3DE EXAMENPERIODE SEPTEMBER
2DE EXAMENKANS
Schriftelijk examen rond basiswoordenschat en – grammatica (25%) Mondeling examen met herwerkte portfolio (75%)
24
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4.6
Werken in het onderwijs (regulier programma)
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
3
contacturen titularis docent
4.6.1
Onderwijsleeractiviteit: onderwijs in Vlaanderen
basisopleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
2
contacturen docent O
Johan L. Vanderhoeven
M S C H R I J V I N G
Voor deze cursus sluiten we aan bij de groeiende organisatiebetrokkenheid van de derdejaarsstudent en werken vooral aan de competenties van de leraar als lid van een team en lid van de onderwijsgemeenschap. Het gaat hier om de studie van het onderwijs op macro- en mesoniveau en van het statuut en de deontologie van de leraar met zijn concrete administratieve verplichtingen en organisatorische vaardigheden. We hebben hierbij aandacht voor de recente ontwikkelingen, gesitueerd binnen een historische en internationale context. D
O E L S T E L L I N G E N
1
Historische schets van het Belgisch onderwijs
1.1
In het kader van het maatschappelijk debat en de discussie met onderwijsbetrokkenen, op de hoogte zijn van de politieke geschiedenis van het Belgisch onderwijs. (9.1) Aspecten uit de huidige onderwijspolitiek, zoals die in de media naar voren komen toelichten uitgaande van die historische schets. (9.1) (9.2)
1.2
2
Structuur van het onderwijs
2.1
In het kader van de situering van het eigen vormingsaanbod en het deelnemen aan het maatschappelijk debat, inzicht hebben in de structuur en het aanbod van het Vlaams onderwijs (3.3) (9.1)(9.2) Met het oog op (her)oriëntering inzicht hebben in het voorafgaande en volgende onderwijsniveau (1.9)
2.2
3
Onderwijs aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften
3.1 3.2
De historiek van het BuO toelichten en actuele vraagstukken hiertegenover situeren. (9.1) Met het oog op(her)oriëntering de structuur van het BuO (types en opleidingsvormen) toelichten (1.9)(7.1) De plaats van het BuO, GON en Onderwijs aan huis toelichten (1.9)(7.4) De procedure voor overgang naar het BuO, Gon en onderwijs aan huis toelichten (1.9)(7.4) De tendens naar integratie situeren binnen de internationale en Vlaamse ontwikkelingen (9.1)(10.1) Een eigen mening formuleren rond de huidige integratietendens (2.3)(9.1)(10.1)A1
3.3 3.4 3.5 3.6
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
25
4
Lestijdenpakket en aanvullende omkadering
4.1 4.2
4.3 4.4 4.5
Op de hoogte zijn van het begrip lestijdenpakket en de principes van de aanwending ervan.(7.1) De voornaamste initiatieven die de Vlaamse overheid in het verleden genomen heeft i.v.m. brede zorg, toelichten en in verband brengen met de huidige omkadering voor brede zorg. (9.1) (9.2) Voorbeelden geven van het aanwenden van het lestijdenpakket (7.1) Het gelijke kansendecreet (Gok 1 en 2) toelichten (9.1) De huidige ontwikkelingen opvolgen (9.1)
5
Leerplicht
5.1 5.2 5.3 5.4
De inhoud van het begrip ‘leerplicht’ omschrijven. De verschillende mogelijkheden van aanvang en duur van de leerplicht aangeven Op de hoogte zijn van de administratieve verplichtingen i.v.m. het aanwezigheidsregister en van het doel ervan (4.3). Op correcte wijze het aanwezigheidsregister kunnen invullen (4.3)
6
Aanstelling en benoeming
6.1
Op de hoogte zijn van de eigen rechtszekerheid i.c. begrippen in verband met de loopbaan, zoals het bekwaamheidsbewijs, de anciënniteit en van procedures in verband met de aanwerving, de aanstelling, de voorrangsregels, de benoeming en het ontslag. (7.4) Op de hoogte zijn van de functiebeschrijving, de hoofd- en schoolopdracht van het personeelslid in het basisonderwijs. (7.4)
6.2
7
Vakantie- en verlofregeling
7.1 7.2
Op de hoogte zijn van de eigen rechtszekerheid i.c. allerlei vormen van verloven (7.4) De procedure en controle bij ziekteverlof en arbeidsongeval toelichten (7.4)
8
Terbeschikkingstelling en reaffectatie
8.1
De verschillende vormen van TBS toelichten en de gevolgen voor tijdelijke leerkrachten (7.4)
9
Burgerlijke aansprakelijkheid
9.1
Inzicht hebben in de deontologie van de leerkracht i.c. de verschillende vormen van burgerlijke aansprakelijkheid (7.4)
10
Onderwijsbeleid
10.1 Op de hoogte zijn van de verschillende instanties die betrokken zijn bij het beleid ( beleidsvorming en beleidsvoering) van het departement onderwijs (9.1) 10.2 Op de hoogte zijn van het netgebonden beleid (beleidsvorming en beleidsvoering) (9.1) 10.3 Op de hoogte zijn van begrippen als pedagogisch project en schoolwerkplan (2.3) 10.4 Op correcte wijze deze administratieve taken kunnen uitvoeren. (4.3) 10.5 Op de hoogte zijn van overlegorganen zoals de schoolraad, het lokaal onderhandelingscomité, de oudervereniging, het MDO, het lerarenteam, de personeelsvergadering (7.1)(9.1)(9.2) 10.6 Inzicht hebben in de opbouw van het schoolreglement en mogelijke inspraakorganen voor de leerlingen en de ouders. Zich daarover ook kunnen documenteren.(7.4) 10.7 Gebruik kunnen maken van de website van het partemnet onderwijs en van andere bronnen i.v.m. het onderwijsbeleid. (7.4) 11
Inspectie en begeleiding
11.1 De volgende instanties i.v.m. beleidscontrole voorstellen en hun bevoegdheden toelichten: DVO, gemeenschapsinspectie, pedagogische begeleidingsdiensten (9.1) 11.2 Toelichten wat op een schooldoorlichting aan bod komt (9.1) (7.4) 11.3 De betekenis van de termen ‘ontwikkelingsdoelen’ en ‘eindtermen’ uitleggen en de verhouding eindtermen en leerplannen weergeven. (1.2) 11.4 Op de hoogte zijn van de voorschriften en de administratieve verplichtingen van het personeelslid in het vrij gesubsidieerd onderwijs o.a. het jaarplan, de agenda, het opvolgen van het leerproces …(4.3)
26
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
O
N D E R W I J S V O R M E N
hoorcolleges, discussie, opdrachten, gesprekken met mensen uit het beroepsveld. In de ingroeistage worden de opgedane theoretische inzichten getoetst aan de praktijk. S
T U D I E M A T E R I A A L
verplicht DESLYPERE, M., Onderwijs in Vlaanderen.(syllabus) Brugge, KHBO. E V A L U A T I E
1e examenkans
2e examenkans
1e examenperiode januari 2e examenperiode juni
Portfolio onderwijsactualiteit (25 %) Mondeling examen (open boek) (75 %)
3e examenperiode september
4.6.2
Onderwijsleeractiviteit: instappen in het beroep
basisopleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
1
docent
verschillende docenten
D • • • • • • •
Mondeling examen (open boek)(100 %)
O E L S T E L L I N G E N
Op de hoogte zijn van je rechten en plichten als beginnend leraar zodat je in concrete situaties adequaat kunt handelen. Op een doelgerichte manier naar werk zoeken. Een goede sollicitatiebrief schrijven. Een sollicitatiegesprek voeren. Vertrouwd zijn met de verschillende taken en de typische aanpak van een opvoeder en een klassenleraar. Basisbeginselen van EHBO (brevet helper) verwerven. Stemgebruik als leraar inoefenen.
(vnl. Baco 7.4) I • • • • • • O
N H O U D
Rechten en plichten Op zoek naar werk Solliciteren Specifieke opdrachten: opvoeder, klassenleraar EHBO Stembeheersing N D E R W I J S V O R M E N
Werkcollege, onderwijsleergesprek, individuele opdracht Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
27
S
T U D I E M A T E R I A A L
Syllabus, losbladig lesmateriaal E
V A L U A T I E M E T H O D E N
De eindevaluatie van deze onderwijsleeractiviteit berust op permanente evaluatie. Voor het onderdeel EHBO kan een “brevet helper” worden behaald. 1e examenkans
2de examenkans
1ste examenperiode januari 2de examenperiode juni
3de examenperiode september
28
Solliciteren: 33% permanente evaluatie Instappen in het beroep: 33% permanente evaluatie EHBO: examen: 34% Solliciteren: geen tweede examenkans Instappen in het beroep: geen tweede examenkans EHBO: examen 34%
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4.7
Stage 3a lager onderwijs (regulier programma)
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
23
effectieve stage titularis
4.7.1 O
Lieve Lootens
Stage eerste leerjaar
M S C H R I J V I N G
De nadruk ligt hier op het opbouwen van lessenreeksen en het realiseren van (preventieve) zorgverbreding door in te spelen op de verschillen in de beginsituatie. Als antwoord op de specifieke noden van kinderen in het eerste leerjaar, willen we ook aandacht besteden aan het stimuleren van taakgericht gedrag. Naast realiseren van brede zorg op klasniveau, is er ook een eerste verkenning van de zorgstructuur van de school. D
O E L S T E L L I N G E N
•
opbouwen van een logische en gestructureerde lessenreeks aanvankelijk lezen en rekenen (1.2)(1.4) opbouwen van een lessenreeks wereldoriëntatie (1.4) de beginsituatie van de individuele kinderen achterhalen (1.1) preventieve zorgverbreding realiseren door in te spelen op de verschillen in de beginsituatie taal en rekenen (1.2) (1.3) (1.4) (1.5) hoekenwerk en/of contractwerk realiseren in functie van brede zorg (1.6) (1.7) stimuleren van taakgericht gedrag (2.1) (4.1) de structuur van de zorg op schoolniveau in kaart brengen (7.2)
• • • • • •
4.7.2 O
Stage Buitengewoon onderwijs
M S C H R I J V I N G
Tijdens de stage in het BuO krijgen de studenten de kans om kennis te maken met de manier waarop het BuO de zorgbreedte van het onderwijs realiseert, nl. een specifiek antwoord geeft op specifieke hulpvragen van kinderen. Hiermee willen we de studenten niet alleen voorbereiden op een eventuele keuze voor lesgeven in het BuO, maar ook op een samenwerking met het BuO in het kader van Gon en op hun taak binnen de zorgverbreding in het gewoon onderwijs. D • • • •
O E L S T E L L I N G E N
de typische mogelijkheden en de eigen aanpak van het BuO leren kennen, wat betreft organisatie en pedagogische en didactische aanpak ( 1.9) (2.5) (2.6) de eigenheid van de kinderen binnen een bepaald type leren kennen en respect opbrengen voor hun anders zijn (2.2) (2.3) (6.1) (A2) eigen gevoeligheden ontdekken i.v.m. het werken met kinderen met specifieke hulpvragen (2.3) (A2) eigen vooroordelen t.a.v. een verwijzing naar het BuO afbouwen en bereid zijn om met het BuO samen te werken (1.9)
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
29
•
de kindgerichte en individuele benaderingswijze van BuO-leerkrachten leren kennen en leren gebruiken (1.2) (2.2) vaardigheden ontwikkelen in het afstemmen van het eigen pedagogisch en didactisch handelen op de individuele opvoedingsvraag van ieder kind (1.5) (A2) in contact komen met specifieke methodieken die ook interessant zijn voor het gewoon onderwijs (1.4) (1.5) omgaan met een aangereikt handelingsplan (1.2)
• • •
4.7.3 O
Openluchtklas en andere schoolopdrachten
M S C H R I J V I N G
1
begeleiding sneeuwklassen/openluchtklassen
In samenwerking met het VOK staan studenten onder begeleiding van een lector van de lerarenopleiding in voor de begeleiding van de kinderen tijdens een sneeuwklasperiode. Iedere student wordt toegewezen aan een bepaalde klas en assisteert de klasleerkracht bij dagelijkse activiteiten en bij de leerwandelingen. De studenten zijn ook zelf verantwoordelijk voor een aantal activiteiten met hun klas en voor klasoverstijgende activiteiten: animatieproject, de organisatie van een monitorenspel, een viering, de muzische avondactiviteiten, een dankavond en één leerwandeling en verwerking ervan. Bij deze activiteiten staat de rol van de leraar als opvoeder centraal. Doordat het hier gaat om een groepsstage worden ook veel kansen geboden tot het ontwikkelen van competenties van de leraar als lid van een team. Studenten die om één of andere reden niet kunnen deelnemen aan de sneeuwklassen begeleiden een openluchtklas in België. Samen met de klasleerkracht begeleiden ze de klasgroep bij de verschillende activiteiten. Omwille van de grote verscheidenheid in de organisatie van de openluchtklassen laten we de concrete invulling van de taak van de stagiair over aan de stageschool. 2
andere schoolopdrachten
Als partner van het werkveld willen we als lerarenopleiding ook diensten verlenen aan onze stagescholen. Iedere student zorgt in de loop van het jaar voor minstens één activiteit in een stageschool. Volgende activiteiten komen hiervoor in aanmerking: • • • • D 1
vervanging van een leerkracht van de basisschool in het kader van mentorenopleiding, een studiedag… begeleiding bij een sportdag, een muzische dag, een project…. geven van een demonstratieles voor eerstejaarsstudenten …
O E L S T E L L I N G E N
begeleiding sneeuwklassen / openluchtklassen
de leraar als opvoeder • Interesse tonen voor wat de kinderen bezighoudt (2.1) • een positief leefklimaat creëren waarin elk kind zich goed voelt (2.1) • bij niet passend gedrag alternatieven zoeken voor het geven van staf ((2.1) • problemen in de leerlingengroep bespreekbaar maken (2.3) • de relatie tussen kinderen stimuleren en werken aan een groepsidentiteit (2.1) • op respectvolle wijze omgaan met verschillen in de thuissituatie (2.2) • inspraak van kinderen stimuleren (2.2) • kinderen motiveren voor het nastreven van waarden en die ook voorleven (2.2) • Kinderen ondersteunen bij een moeilijke situatie (2.5) • ervoor zorgen dat kinderen veilig gedrag stellen t.o.v. zichzelf en de anderen (2.6) • gezonde leef- en eetgewoonten stimuleren (2.6) de leraar als organisator • efficiënt inspelen op onvoorziene omstandigheden (4.2) (A9) 30
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
•
gericht zijn op een eficiënte organiatie (A5)
de leraar als lid van een team • rekening houden met de andere teamleden bij het maken van afspraken (7.2) • een klasoverstijgende activiteit organiseren en hierbij een taakverdeling overleggen en naleven (7.2) (A5) (A6) • het initiatief nemen om andere teamleden om advies te vragen over het eigen functioneren (7.3) (A3) 2
andere schoolopdrachten
• • •
efficiënt inspelen op onvoorziene omstandigheden (4.2) (A9) de administratieve taken zelfstandig uitvoeren (4.3) blijk geven van verantwoordelijkheid (A7)
4.7.4 O
Ingroeistage: klasniveau
M S C H R I J V I N G
We kiezen bewust voor een langere stage van 4 weken op het einde van de opleiding. De studenten kunnen we op dat moment bijna beschouwen als beginnende leraren die willen ingroeien in de complexe beroepspraktijk. De student neemt dan ook de volledige taak van de mentor over. Deze taak is ruimer dan lesgeven en omvat heel wat taken die te maken hebben met klashouden, b.v. overgangen tussen lessen, zorgen dat het schoolagenda is ingevuld, de taken verbeterd zijn, de boekentas gemaakt is, de klas netjes blijft, de geplande activiteiten uitgevoerd zijn … De langere stageperiode biedt de student meer kansen om het leerproces van kinderen op te volgen. De toekomstige leraar kan beter ervaren wat elk kind nu eigenlijk geleerd heeft en zijn onderwijs hierop afstemmen m.a.w. meer diagnosticerend onderwijzen. Als de student langer met een groep kinderen werkt, leert hij ze beter kennen en kan hij ook meer aandacht besteden aan werkhouding, aan het sociaal-emotionele en aan waardenopvoeding Door in toenemende mate zelfstandig voor de klas te staan komt de student in een authentieke situatie. Er is geen toeschouwer, die op de vingers kijkt, wat door veel studenten als bevrijdend wordt ervaren. Er is ook niemand die kan bijspringen om je uit de nood te helpen wanneer iets misloopt. Op dit moment wordt de student geconfronteerd met de vrijheid en ook met de problemen, waar een pas beginnende leerkracht tegenaan loopt. Hij moet hier zijn verantwoordelijkheid nemen en zelf oplossingen zoeken. Meer zelfstandigheid betekent ook meer indirecte begeleiding door de mentor meer zelfsturing door de student. D
O E L S T E L L I N G E N
de leraar als begeleider van leerprocessen • voor alle vakken gestructureerde lessenreeksen opbouwen, met oog voor vakkenintegratie ( 1.4) (1.7) • gedifferentieerd lesgeven met aandacht voor individuele verschillen (1.5) • een adequate leeromgeving creëren (1.7) de leraar als opvoeder (A2) • een positief leefklimaat creëren waarin ieder kind zich thuis voelt en waarin kinderen waarderend met elkaar omgaan (2.1) • inspraak van kinderen stimuleren (2.2) • adequaat omgaan met kinderen met problemen (2.3) de leraar als organisator (A5) • • • •
een hanteerbare, heldere en gestructureerde lesvoorbereiding opstellen (4.2) (4.3) uitvoeren van de in de school gangbare administratieve taken van de leerkracht (4.3) het eigen werk op korte en langere termijn plannen (4.2) afspraken maken met kinderen en die consequent naleven (4.1)
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
31
• een stimulerende en werkbare klasruimte inrichten (4.4) de leraar als innovator-onderzoeker (A8) (A4) • uitproberen van vernieuwingsideeën, vanuit een persoonlijke onderwijsvisie ( • over het eigen functioneren reflecteren en bijsturen E
V A L U A T I E M E T H O D E N
Iedere student krijgt een stagebezoek van een lector van de lerarenopleiding die metalle betrokkenen komt praten. Alleen bij studenten met en C als tussentijdse evaluatie of op vraag van de mentor of de student, woont de lector ook een les bij. De stagebezoeker maakt een evaluatie van de stage op basis van - de gesprekken met de directeur, de mentor en de student tijdens het stagebezoek - het evaluatieformulier van de mentor - de stagemap met de lesvoorbereidingen en vult een beoordelingsformulier in dat aan de student wordt bezorgd. In juni wordt in overleg tussen alle lectoren, die betrokken zijn bij de stagebegeleiding een stand van zaken opgemaakt van de voorbije stages en een eindbeoordeling gegeven. Bij de beoordeling wordt nagegaan in welke mate de vooropgestelde doelen bereikt zijn. Het gaat hier om een afweging en geen optelsom. Het eindcijfer komt op het rapport.
4.7.5 O
Ingroeistage: schoolniveau
M S C H R I J V I N G
De taak van de leraar is breder dan het werken binnen de klas. Reeds in de opleiding willen we de student laten kennismaken met de bredere werking van de school, b.v. het beleid van de school, het pedagogisch project, het zorgbeleid, de taak van de verschillende personeelsleden, de overleg- en participatiestructuren… Ook de school werkt niet geïsoleerd maar in communicatie met ouders en in samenwerking met andere scholen en externe instanties. Om hiermee kennis te maken krijgen de studenten een aantal onderzoeksopdrachten op schoolniveau. Ze werken ook een eigen onderzoek uit vanuit een eigen onderzoeksvraag. D • • • • • • • • • • • • • 32
O E L S T E L L I N G E N
zicht hebben op het algemeen beleid van de school en op het zorgbeleid (7.1) kennis hebben van het schoolwerkplan en het pedagogisch project van de school en dit confronteren met de praktijk (7.1) (A3) participeren aan het pedagogisch gebeuren van de school (7.2) kennis hebben van de prakijk van de besteding van het lestijdenpakket (7.1) het eigen vormingsaanbod situeren binnen het geheel van het onderwijsaanbod: werken met leerlijnen en jaarplannen (3.3) Zicht hebben op de overgang kleuterschool – lagere school en lagere school – secundair onderwijs (3.3) Kennis hebben van het schoolreglement (4.1) Kennis hebben van de manier waarop de vorderingen van de kinderen worden bijgehouden (1.9) (4.3) Zicht hebben op de onderwijs- en schooltaken van de leraar (7.4) een klasoverstijgende activiteit organiseren en hierbij een taakverdeling overleggen en naleven (7.2) (A6) (A7) het initiatief nemen om andere teamleden advies te vragen over het eigen functioneren (5.3) (A3) in overleg met het team ouders informeren over en betrekken bij initiatieven (6.3) in overleg met het team ouders informatie verstrekken over leervorderingen en gedrag van de kinderen (6.2) Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
• • • •
initiatief nemen om met ouders in dialoog treden over opvoeding en onderwijs (6.4) zicht hebben op de externe instanties waarmee de school samenwerkt (8.1 contact nemen en samenwerken met een externe instantie (8.1) een thema uit de onderwijsactualiteit uitdiepen in gesprek met leden van het schoolteam (9.1) (9.2) een eigen onderzoeksvraag uitdiepen of vernieuwingsidee uittesten (5.1) (A4) (A8)
•
4.7.6
Supervisie
O M S C H R I J V I N G Met het oog op het toekomstig functioneren van de student in zijn beroep, wordt er in het derde jaar gekozen voor supervisie. We kunnen supervisie situeren naast werkoverleg, mentorschap, coaching, collegiale consultatie en intervisie als een vorm van praktijkbegeleiding, die gericht is op het optimaal functioneren van de leraar. “Supervisie is een methode waar systematisch leren aan ervaring wordt beoogd, meer bepaald praktijkervaring, die door mensen wordt opgedaan in hun concreet beroepsmatig handelen. Er wordt op geregelde tijdstippen een leergesprek georganiseerd, waarin werkervaringen door de betrokkenen (op dat moment supervisant) worden nageproefd. Dit leerzaam omzien gebeurt onder deskundige begeleiding van een supervisor. De supervisant bereidt zich persoonlijk voor op dit leren-gericht samenspreken, speciaal door het uitschrijven van een werkverslag. Hij verwerkt het ook achteraf, vooral door in een supervisieverslag te formuleren wat hij uit de reflectie op zijn werkervaring in de supervisie heeft geleerd en door een oprecht pogen het geleerde in praktijk te brengen. Dit alles moet mogelijk maken (handelingsgeoriënteerd leren) dat hij zich beter voelt in zijn beroepsvel en dat zijn beroepsmatig functioneren wordt geoptimaliseerd.” uit Praktijkbegeleiding van docenten, J. Stevens e.a., Garant, 1998
D O E L S T E L L I N G E N Omdat de student zijn eigen leerweg uitstippelt en daardoor ook zijn doelstellingen zelf bepaalt als werker, in functie van zijn werk en binnen een welbepaald werkkader, geven we slechts algemene doelstellingen weer. Ze hebben hoofdzakelijk te maken met de competenties: het eigen functioneren kunnen bevragen en bijsturen. (5.3) en het bespreekbaar maken van eigen pedagogische en didactische opdracht in teamverband. (7.3) • • • • • • • O
een functionele relatie hanteren; doelgericht met interacties omgaan; communicatieve vaardigheden ontwikkelen; leren om zelfstandig te leren van praktijkervaringen zodat de student het eigen leerproces nadien verder kan zetten; reflecteren, gericht op het verwerven van inzicht, zodat dit kan leiden tot (meer) bewust of nieuw handelen in de praktijk; concretiseren, problematiseren, generaliseren, ontwikkelen van leervragen, evalueren. bereidheid tot het openstaan voor het eigen leerproces en dat van de anderen. N D E R W I J S V O R M E N
supervisie S
T U D I E M A T E R I A A L
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
33
E
V A L U A T I E M E T H O D E N
Tijdens de stages 1e leerjaar, de stage BuO en de ingroeistage krijgt iedere student minstens één stagebezoek per stage, telkens door een andere docent van de opleiding. In de stage sneeuwklassen is een docent aanwezig als begeleider. De stagebezoeker maakt een evaluatie van de stage op basis van - de gesprekken met de directeur, de mentor en de student tijdens het stagebezoek - het evaluatieformulier van de mentor - de bijgewoonde les(sen) - de stagemap met de lesvoorbereidingen en vult een beoordelingsformulier in dat aan de student wordt bezorgd. In februari wordt in overleg tussen alle lectoren, die betrokken zijn bij de stagebegeleiding een stand van zaken opgemaakt van de voorbije stages en een tussentijdse beoordeling gegeven. Bij de beoordeling wordt nagegaan in welke mate de vooropgestelde doelen bereikt zijn. Het gaat hier om een afweging en geen optelsom. De student krijgt een schriftelijke neerslag van die beoordeling (deliberatiefiche) met vermelding van een zone (AA, A, B, C,D) De eindbeoordeling komt op een analoge wijze tot stand. Het eindcijfer komt op het rapport. Voor de evaluatie van de opdrachten op schoolniveau is er een • •
evaluatie van vaardigheden en attitudes door de stageschool (apart formulier) presentatie portfolio voor een lector en een groep studenten Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met: - de volledigheid (via een steekproef), - de mate waarin blijk is gegeven van eigen initiatief - de persoonlijke verwerking en de kritische zin
Voor de supervisie is er een procesevaluatie op grond van volgend beoordelingsmodel: •
•
•
•
34
In welke mate heeft de supervisant zich aan de afspraken gehouden? Het gaat hier om het naleven van afspraken, de aard en de kwaliteit van de verslagen, het tijdig inleveren van verslagen, de aanwezigheid op de zittingen, de medewerking op de zittingen en het doornemen van de verslagen van de anderen; In welke mate is de supervisant gaan bezitten over vaardigheden om van supervisie te kunnen profiteren en erin te kunnen participeren? Het gaat hier om: het (durven) laten zien van het eigen denken en doen, zich vragen durven stellen bij de eigen opvattingen, belevingen en handelingen, de problemen onder woorden kunnen brengen, een bijdrage willen leveren aan het leerproces van de anderen en ervoor openstaan. In welke mate is de supervisant in staat tot beroepsmatig denken en handelen? Het gaat hier over: behoorlijk schriftelijk kunnen rapporteren, machtsaspecten in relaties doorzien en ermee kunnen omgaan, op basis van zelfreflectie zichzelf persoonlijke leerdoelen kunnen stellen met het oog op het beroepsfunctioneren. In welke mate is de supervisant in staat om passende leerdoelen te formuleren bij de eigen beroepsontwikkeling en daarmee gericht aan de slag te gaan?
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4.8
Actieonderzoek (regulier programma)
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
4
titularis
Lieve Lootens
O
M S C H R I J V I N G
In het derde jaar van je opleiding wordt van je verwacht dat je een actieonderzoek uitwerkt. Het actieonderzoek is een vorm van zelfstandig werk dat in het verlengde ligt van de verschillende “geleide” of “begeleide”, individueel of in samenwerking uit te voeren opdrachten tijdens je opleiding. Het actieonderzoek mag je opvatten als een mooie afsluiting van je opleiding. Het gaat om de grondige uitwerking van één (beperkt) onderwerp dat relevant is voor je later functioneren in het onderwijs. Deze grondigheid berust op de te volgen weg van het ”probleemoplossend leren’. Vanuit een goed geselecteerd theoretisch inzicht zet je een praktijkonderzoek op, waarin de praktijkgerichte uitwerking en reflectie wezenlijke onderdelen zijn. Je demonstreert in dit proces al je verworven beroepsvorming in (vak)inhoud, (vak)didactiek en didactische praktijk, op het vlak van inzichten, attitudes en vaardigheden. Belangrijk is daarbij eveneens dat je het geheel gestructureerd en in klare taal schriftelijk en nadien ook mondeling moet kunnen vormgeven om anderen over je werk te informeren. D
O E L S T E L L I N G E N
Volgende basiscompetenties komen alvast voor alle studenten aan bod: 5. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker 5.1 Vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen 5.1.1 De leraar kan vernieuwende inzichten uit de opleiding in de klas aanwenden5.1.2 Vanuit begeleide reflectie over nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen en de eigen schoolcultuur brengt hij vernieuwende inzichten in de klaspraktijk in. 5.2 Kennisnemen van de resultaten van onderwijsonderzoek 5.2.1 De leraar kan gemakkelijk toegankelijke literatuur inzake onderwijsonderzoek, aansluitend bij de eigen praktijk, selecteren en raadplegen 5.3 Het eigen functioneren kunnen bevragen en bijsturen 5.3.1 De leraar kan de klaspraktijk vanuit reflectie op eigen ervaringen bijsturen, onder meer door het onder begeleiding uitvoeren van een eenvoudig actie-onderzoek. 7. De leraar als lid van een schoolteam 7.2 Binnen het team over een taakverdeling overleggen en die naleven 7.2.1 De leraar kan regels en afspraken met collega’s overleggen en naleven wat afgesproken is. 7.3 De eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in teamverband bespreekbaar maken. 9. De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap 9.1 9.1.1 9.2. 9.2.1
Deelnemen aan het maatschappelijke debat over onderwijskundige thema’s. De leraar kan met collega’s in discussie treden over onderwijskundige thema’s Reflecteren over het beroep van de leraar en de plaats ervan in de samenleving De leraar kan met collega’s in discussie treden over de rol van het onderwijs in de samenleving en over de plaats van de leraar daarin.
Alle attitudes kunnen aan bod komen. 1. Beslissingsvermogen 2. Relationele gerichtheid 3. Kritische ingesteldheid Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
35
4. Leergierigheid 5. Organisatievermogen 6. Zin voor samenwerking 7. Verantwoordelijkheidszin 8. Creatieve gerichtheid 9. Flexibiliteit 10. Gerichtheid op correct taalgebruik O
N D E R W I J S V O R M E N
zelfstandig werk, gesprekken met mensen uit het beroepsveld, concrete praktijkacties en reflecties S
T U D I E M A T E R I A A L
leidraad actieonderzoek 2006 - 2007 –Lieve Lootens E
V A L U A T I E M E T H O D E N
Er is 1 examenkans per academiejaar (100%).
36
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4.9
Keuzemodule: muzische vorming 3a: kunststromingen (regulier programma)
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
5
contacturen
16
titularis
Sofie Thoen
docenten
Koen Crul, Els Desmedt, Brigitte Grillet en Sofie Thoen
O M S C H R I J V I N G
In het keuzetraject kunststromingen diep je twee deeldomeinen van muzische vorming uit op eigen niveau en maak je de vertaling in het beschouwend werken met kinderen. D O E L S T E L L I N G E N
• • • • • • • • • • • • • O
Doelgericht werken, selecteren, keuzes maken (BACO 1.2; Attitudes) Linken met leerplannen leggen (BACO 1.2/ Attitudes) Actief beschouwend kunnen werken met kinderen (BACO 1.5/1.7/ Attitudes) Reflecteren over kunst (BACO 1.7/Attitudes) Proces en product in evenwicht brengen (BACO 1.9/ Attitudes) Respect hebben voor meningen van kinderen (kunstbeleving)(BACO 2.1/2.2/2.3/Attitudes) Afspraken maken, organiseren, veiligheid, planning, project ontwikkelen (BACO 2.6/8.1/Attitudes) Zelf leren genieten van beschouwend werken (BACO 3.1/Attitudes) Aangepaste didactische werkvormen gebruiken (BACO 5.1/Attitudes) Vernieuwend werken (BACO 5.1/5.2/5.3/ Attitudes) Reflecteren over eigen functioneren (BACO 5.3/Attitudes) Cultuurparticipatie bevorderen (BACO 10.1/Attitudes) Muzische grondhouding voeden (beseffen, bewust worden, beheersen) (BACO 10.1/Attitudes) N D E R W I J S V O R M E N
actieve werkvormen, kunstbeleving, probleemstellende werkvormen, zelfstudie, projectwerk, coöperatieve werkvormen, discussie, presentatie, practicum. S T U D I E M A T E R I A A L
Het studiemateriaal wordt via toledo ter beschikking gesteld van de studenten. E V A L U A T I E M E T H O D E N
De evaluatie voor deze module bestaat uit drie onderdelen: • • •
het bijhouden van een logboek met zelfreflectie het geven van een interactieve presentatie waarvan de neerslag op cd-rom aan medestudenten wordt meegegeven. De presentatie wordt beoordeeld door docenten en medestudenten. peer-assessement
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
37
4.10
Keuzemodule: muzische vorming 3b: podiumkunsten (regulier programma)
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
5
contacturen
16
titularis
Koen Crul
docenten
Koen Crul, Els Desmedt, Brigitte Grillet en Sofie Thoen
O M S C H R I J V I N G
In het keuzetraject podiumkunsten werk je vanuit een inspiratiebron aan een theaterproject voor kinderen. Je beleeft op eigen niveau de verschillende aspecten van het podiumgebeuren onder begeleiding van specialisten. Daarna volgt er een reflectie en intensieve verwerking naar de lagere school. Dit resulteert in een voorstelling voor kinderen met een muzische verwerking. D O E L S T E L L I N G E N
• • • • • • • • • • • • • • • • • • O
Doelgericht werken, selecteren, keuzes maken (BACO 1.2; Attitudes) Linken met leerplannen leggen (BACO 1.2/ Attitudes) Actief beschouwend kunnen werken met kinderen (BACO 1.5/1.7/ Attitudes) Reflecteren over kunst (BACO 1.7/Attitudes) Proces en product in evenwicht brengen (BACO 1.9/ Attitudes) Respect hebben voor meningen van kinderen (kunstbeleving)(BACO 2.1/2.2/2.3/Attitudes) Afspraken maken, organiseren, veiligheid, planning, project ontwikkelen (BACO 2.6/8.1/Attitudes) Zelf leren genieten van creatief bezig zijn (BACO 3.1/3.2/Attitudes) Aangepaste didactische werkvormen gebruiken (BACO 5.1/Attitudes) Vernieuwend werken (BACO 5.1/5.2/5.3/ Attitudes) Reflecteren over eigen functioneren (BACO 5.3/Attitudes) Cultuurparticipatie bevorderen (BACO 10.1/Attitudes) Muzische grondhouding voeden (beseffen, bewust worden, beheersen) (BACO 10.1/Attitudes) Voorstelling voor- en naverwerken met kinderen (BACO 1.7/Attitudes) Product gericht werken en reflecteren over proces (BACO 1.9/Attitudes) Geïntegreerd muzisch werken (BACO 1.7/Attitudes) Doorzettingsvermogen ontwikkelen in eigen proces (Attitudes) Effecten van verschillende aspecten van een muzische beleving kunnen inschatten (Attitudes) N D E R W I J S V O R M E N
actieve werkvormen, kunstbeleving, probleemstellende werkvormen, zelfstudie, projectwerk, coöperatieve werkvormen, discussie, presentatie, practicum. S T U D I E M A T E R I A A L
Het studiemateriaal wordt via toledo ter beschikking gesteld van de studenten. E V A L U A T I E
De evaluatie voor deze module bestaat uit drie onderdelen: • 38
het bijhouden van een logboek met zelfreflectie Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
• •
het geven van een interactieve presentatie waarvan de neerslag op cd-rom aan medestudenten wordt meegegeven. De presentatie wordt beoordeeld door docenten en medestudenten. peer-assessement
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
39
4.11
Keuzemodule: leerproblemen en leerstoornissen: speciale behoeften (regulier programma)
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
10
contacturen
32
titularis
Danny Wyffels
docenten
Els Van Doorslaer, Danny Wyffels, Erik Billiaert
coördinatie
Lieven Desmet
O M S C H R I J V I N G • • • •
lezen schrijven wiskunde hoogbegaafdheid
D O E L S T E L L I N G E N ALGEMENE DOELEN • • • • • • •
Het verband begrijpen, verwoorden en in concrete situaties vertalen tussen leer- en gedragsproblemen. Factoren onderkennen die het optreden van zorgvragen kunnen beïnvloeden o.a. veranderende gezinssituaties, kindermishandeling en seksueel misbruik, problematische opvoedingssituaties, allochtone en (kans)arme gezinnen. Leerproblemen: inleidende achtergronden Inzicht krijgen in de belangrijkste verschillen tussen de procedurele aanpak van leerproblemen volgens het ability-model en het leertheoretisch model. Inzicht krijgen in het feit dat de leertheoretische aanpak voor een klasleraar meer perspectieven opent om zelf kinderen met leerproblemen te helpen. Inzicht verwerven in het hoe en waarom van orthodidactische hulp.. Leerprincipes in het orthodidactisch handelen kunnen hanteren.
LEZEN • • • • • •
Kennen en herkennen van de kenmerken van een kind met leesproblemen. Kennis nemen van de krachtlijnen die noodzakelijk zijn bij goede leeshulp. Een preventieve instelling aannemen bij dreigende leesproblemen Kennis bijbrengen over en leren werken met bestaande orthodidactische hulpmiddelen. Attent maken voor het toepassen van leerprincipes bij het geven van leeshulp. Kenmerken van dyslexie kennen en symptomen vroeg herkennen en bij jonge kinderen.
SCHRIJVEN • • • • •
Els Van Doorslaer
Erik Billiaert
Kennen en herkennen van de kenmerken van een kind met spellingsproblemen. Kennis verwerven over verantwoorde methodes en materialen voor orthodidactische spellinghulp. Deze middelen kritische beoordelen op basis van kenmerken van goede leerhulp en leerprincipes. Deze middelen kunnen hanteren bij het opstellen en gebruiken van een handelingsplan. Kenmerken van dysgrafie kennen en symptomen vroeg herkennen bij jonge kinderen.
WISKUNDE • 40
Kennen en herkennen van de kenmerken van een kind met rekenproblemen. Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
• • • •
Kennis verschaffen van de krachtlijnen die noodzakelijk zijn bij goede rekenhulp. Ideeën helpen opdoen rond handelingsalternatieven voor het werken met getalbeelden. In staat stellen leerprincipes toe te passen bij het geven van rekenhulp. Kenmerken van dyscalculie kennen en symptomen herkennen bij jonge kinderen
HOOGBEGAAFDHEID • •
Danny Wyffels
Kennen en herkennen van een hoogbegaafd kind Kennis verschaffen van de krachtlijnen die nodig zijn bij de ondersteuning van hoogbegaafde kinderen
O
N D E R W I J S V O R M E N
Als onderwijsvormen maken we gebruik van onderwijsleergesprek, doceren, discussie, groepswerk, coöperatieve werkvormen, zelfstandig werk. Bij het uitvoeren de praktijkopdracht worden de opgedane theoretische inzichten getoetst. S T U D I E M A T E R I A A L
VAN DOORSLAER, E.. Preventie, signalering en aanpak van leesproblemen BILLIAERT, E. Handelingsgerichte diagnostiek en behandeling van spellingproblemen THUYTTEN, J. Rekenen 1: Leerlijnen THUYTTEN, J. Rekenen 2: Rekenproblemen en rekenstoornissen WYFFELS, D. Hoogbegaafdheid E V A L U A T I E
De module wordt afgesloten met een schriftelijke, praktijkgerichte opdracht over één van de onderwerpen. Eerste examenkans
Tweede examenkans
Januari Juni September
A
C T I V I T E I T E N
Lesdagen telkens op woensdag van 14 tot 18 uur samen met het tweede jaar BNBZRL 15
24/1
Leerproblemen 1: lezen
Els Van Doorslaer
18
31/1
Leerproblemen 2: lezen
Els Van Doorslaer
18
7/2
Leerproblemen 3: lezen
Els Van Doorslaer
19
14/2
Leerproblemen 4: spelling
Erik Billiaert
20
28/2
Leerproblemen 5 : wiskunde
21
7/3
Leerproblemen 6 : wiskunde
22
14/3
Leerproblemen 7: wiskunde
23
21/3
Leerproblemen 8: wiskunde
24
28/3
Leerproblemen 9: hoogbegaafdheid
Danny Wyffels
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
41
Bezoeken Er worden minstens 4 schoolbezoeken gepland waarbij we de zorgwerking van de basisschool gaan observeren en bevragen. Stage Je loopt twee dagen per week stage met een zorgcoördinator die: • de opleiding al volgde. • nu het tweede jaar van de opleiding volgt. Evaluatie Je gaat zelf aan de slag in samenwerking met je mentor-zorgcoördinator om een kind met leerproblemen op te volgen. Dit behelst minstens: • • • • • •
observatie, diagnose, opstellen handelingsplan, opvolgen handelingsplan, verslag van de resultaten, reflectie op het verloop en vooruitzichten op de toekomst.
Je stelt het werk voor en beantwoord verdere vragen tijdens een mondelinge proef. Hierbij toon je aan dat je gebruik maakte van de theoretische kaders en hoe je die praktisch toepaste.
42
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4.12
Keuzemodule: ICT (regulier programma)
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
10
contacturen
32
titularis
Jeroen Van Hijfte (?)
O
M S C H R I J V I N G
Het doel van deze keuzemodule is de studenten klaar te stomen voor een baan als ICT-coördinator in een basisschool. In de module komen zowel technische als didactische aspecten aan bod. D
O E L S T E L L I N G E N
Algemene aspecten (+/- 2 CU) De algemene taken van een ICT-coördinator begrijpen en kunnen uitleggen. De visie van het departement onderwijs en VVKBaO op de integratie van ICT in het basisonderwijs begrijpen en kunnen uitleggen Technische aspecten Netwerken (+/- 15 CU) • •
Kennis van peer-to-peer netwerken Computers kunnen verbinden in een eenvoudig peer-to peer netwerk
Installatie van software (+/- 2 CU) • •
Softwarepakketten kunnen installeren, desinstalleren en onderhouden, zowel op een standalone computer als op een netwerk Instellingen van een computer bekijken en eventueel wijzigen om bepaalde software te kunnen draaien
Computerkennis (+/- 3 CU + opdrachten BZW) • • •
De belangrijkste onderdelen van een computer kunnen benoemen en herkennen en hun functie kunnen uitleggen Advertenties voor computers kunnen begrijpen en vergelijken Eenvoudig onderhoud van computers kunnen verzorgen
Didactische aspecten •
•
•
Nieuwe softwarepakketten die nuttig kunnen zijn voor gebruik in de klas (vb. programma’s voor fotobewerking, video- en geluidbewerking, webpublicatie, leerlingvolgsystemen, rapportprogramma’s … leren gebruiken en kunnen uitleggen aan leerlingen en collega’s (+/- 5 CU + opdrachten BZW) Weten hoe je de schoolwebsite, elektronische leeromgeving, klas- of schoolblog, … kan gebruiken als medium voor een betere communicatie tussen de school, de leerlingen, de ouders en externe partners en als middel om de integratie van ICT in de lessen te bevorderen (+/- 2 CU + stageopdracht) Kwaliteitsvolle educatieve software kunnen ontwerpen en gebruiken aan de hand van daarvoor bestemde pakketten als hot potatoes, j-clic, microsoft office… (+/- 3 CU + opdrachten BZW + stageopdracht)
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
43
O
N D E R W I J S V O R M E N
Algemene aspecten Doceren, onderwijsleergesprek, schoolbezoek Technische aspecten Netwerken •
Onderwijsleergesprek, demonstratie, hands-on training, schoolbezoek
Installatie van software •
Onderwijsleergesprek, hands-on training
Computerkennis •
Onderwijsleergesprek, hands-on training, groepswerk
Didactische aspecten • • S
Onderwijsleergesprek, groepswerk volgen van een bijscholing i.s.m. Eekhoutcentrum en/of REN
T U D I E M A T E R I A A L
nog niet bekend A
C T I V I T E I T E N
Lesdagen Een aantal lessen (netwerken, gebruik van softwarepakketten) worden gegeven in samenwerking met docenten en studenten van het keuzevak informatica (BASO). Andere lesactiviteiten worden verzorgd door gastdocenten of docenten BALO. Gedurende de rest van de week heb je tijd om wat je geleerd hebt toe te passen in groepswerk of d.m.v. individuele inoefening. Op regelmatige tijdstippen komen de verschillende groepen opnieuw samen om samen met de docent het geleverde werk te evalueren en bij te sturen. Bezoeken Er worden een aantal schoolbezoeken gepland waarbij we de organisatie van ICT in van de basisschool gaan observeren en bevragen. Bijscholing Om je didactische kennis bij te schaven en om kennis te maken met het nascholingsaanbod, volg je minstens één ICT-bijscholing. Het kan zowel gaan om een technische bijscholing (leren gebruiken vaneen bepaald softwarepakket) als om een didactische bijscholing. Stage Je loopt gedurende een tiental dagen stage. Deze dagen zijn vooral geconcentreerd rond het einde van de periode. Daarbij is het de bedoeling dat je ‘meeloopt’ met een ICT-coördinator en dat je een ICT-bijscholing geeft over een onderwerp naar keuze voor de geïnteresseerde leerkrachten van je stageschool.
44
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
E
V A L U A T I E M E T H O D E N
Gedurende de module krijg je verschillende opdrachten rond de onderwerpen die behandeld worden. Je houdt deze opdrachten bij in een portfolio, samen met een verwerking van je ervaringen op stage. Deze portfolio wordt mondeling toegelicht . Eerste examenkans
Tweede examenkans
Januari Juni September
voorstelling portfolio 100 % herwerking portfolio 100 %
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
45
4.13
Keuzemodule: wetenschappen en techniek (regulier programma)
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
5
contacturen
16
titularis
Ann Bossaert
docenten
Ann Bossaert, Tommy Vandendriessche
O
M S C H R I J V I N G
We breiden onze eigen vakkennis uit en we maken kennis met actieve werkvormen en geschikt werkmateriaal voor de leerlingen. Studie van enkele interessante praktijkvoorbeelden rond wetenschap en techniek. Deze keuzemodule verdiept je opleiding tot ‘wetenschapscoördinator‘ in een basisschool. D
O E L S T E L L I N G E N
ALGEMENE DOELEN • • • • •
De eigen vakkennis uitbreiden in het domein wetenschap en techniek Basistechnieken verwerven om deze te hanteren in praktijklessen techniek Inzicht verwerven om een kijkwijzer op te maken om kinderen actief te betrekken bv. in studie van een historisch gebouw Kennismaken met bestaande koffers, internetsites en doemappen voor basisonderwijs Het materiaal uit deze didactische middelen kunnen gebruiken op een verantwoorde manier
BOUWEN • • • •
exemplarisch toegepast op dit thema eigen maken van doelstellingen uit het leerplan W.O. exemplarisch toegepast op dit thema verschillende bestaansdimensies uitdiepen voor 3e graad waarneming van een historisch gebouw opstellen vaneen kijkwijzer voor een historisch gebouw voor ll.3e graad
DAT ZIT VAST • • •
invullen van de doelstellingen techniek rond ‘verbindingen’ vaardigheid verwerven voor lessen praktijk in de basisshool uitproberen en evalueren van doemappen rond het maken van werkstukken in de basisschool
ENERGIE • •
achtergrondkennis verwerven en inzicht opbouwen in verband met dit thema zelfstandig proefjes kunnen selecteren, opstellen en uitvoeren rond dit thema
VANBUITEN VERSCHILLEND, VANBINNEN GELIJK • •
46
achtergrondkennis verwerven en inzicht opbouwen in menskunde actieve lessen kunnen realiseren rond menskunde met het oog op interculturele opvoeding en seksuele opvoeding
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
O
N D E R W I J S V O R M E N
Gebruik van onderwijsleergesprek, doceren, waarneming, uitstap, praktijk techniek, discussie, groepswerk, coöperatieve werkvormen, zelfstandig werk. Bij het uitvoeren de praktijkopdracht worden de opgedane theoretische inzichten getoetst. S T U D I E M A T E R I A A L
Ann Bossaert, cursus KHBO, ‘Keuzemodule wetenschap en techniek, 2006’ Tjitse Bouwmeester, Maak ’t maar, bronnenboek techniek voor het primair onderwijs, Meulenhof educatief bv, Amsterdam E V A L U A T I E
Eerste examenkans
Tweede examenkans
Januari Juni September
A
C T I V I T E I T E N
Lesdagen telkens op woensdag van 14 tot 18 uur samen met het tweede jaar BNBZRL 15
24/1
Leerproblemen 1: lezen
Els Van Doorslaer
18
31/1
Leerproblemen 2: lezen
Els Van Doorslaer
18
7/2
Leerproblemen 3: lezen
Els Van Doorslaer
19
14/2
Leerproblemen 4: spelling
Erik Billiaert
20
28/2
Leerproblemen 5 : wiskunde
21
7/3
Leerproblemen 6 : wiskunde
22
14/3
Leerproblemen 7: wiskunde
23
21/3
Leerproblemen 8: wiskunde
24
28/3
Leerproblemen 9: hoogbegaafdheid
Danny Wyffels
Bezoeken Er worden minstens 4 schoolbezoeken gepland waarbij we de zorgwerking van de basisschool gaan observeren en bevragen. Stage Je loopt twee dagen per week stage met een zorgcoördinator die… … de opleiding al volgde. … nu het tweede jaar van de opleiding volgt. Evaluatie Je gaat zelf aan de slag in samenwerking met je mentor-zorgcoördinator om een kind met leerproblemen op te volgen. Dit behelst minstens: • observatie, Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
47
• • • • •
diagnose, opstellen handelingsplan, opvolgen handelingsplan, verslag van de resultaten, reflectie op het verloop en vooruitzichten op de toekomst.
Je stelt het werk voor en beantwoord verdere vragen tijdens een mondelinge proef. Hierbij toon je aan dat je gebruik maakte van de theoretische kaders en hoe je die praktisch toepaste.
48
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4.14
Keuzemodule: project gelijke onderwijskansen (regulier programma)
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
5
contacturen titularis
?
docenten
?
O 1
M S C H R I J V I N G
’t Scharnier
De studenten participeren aan het project studieondersteuning aan huis: ’t Scharnier. Dit is een project voor leerlingen basisonderwijs en secundair onderwijs uit kwetsbare gezinnen uit de regio Brugge-Blankenberge. De bedoeling van het project is om via ondersteuning aan huis, aangeboden door studenten lerarenopleiding en sociale verpleegkunde, het schoolgebeuren een volwaardige plaats te geven binnen het gezin en op die wijze de onderwijskansen van de kinderen en jongeren te verhogen. Dit gebeurt door respectvol in dialoog te gaan met de leerling en de ouders met als doel het gezin te versterken en de relatie gezin en school wederzijds te optimaliseren. Gedurende 3 maanden is de student gedurende twee avonden per week in het gezin aanwezig. De belangrijkste inbreng van de student is zijn creatieve zoektocht naar oplossingsstrategieën bij de moeilijkheden die zich voordoen bij het studeren en in de thuissituatie van de kansarme leerling. Hierbij ligt de uitdaging om de ouders op hun manier in interactie te laten gaan met dit onderwijsgebeuren, zowel naar de kinderen als naar de school. Bij de confrontatie met opvoedingsvragen en problematische opvoedingssituaties treedt de student niet op als hulpverlener maar kan die wel bespreken met de ankerfiguur, die dan verder stappen kan zetten. Via een leesopdracht verdiept de student verdiept zich ook in de problematiek. Hij maakt een synthese van minsten één relevante bron en brengt zijn ervaringen in verband met de literatuurgegevens. 2
Een alternatief voorstel
Er kan ook ingegaan worden op voorstellen vanuit het werkveld of vanuit de student. Dit voorstel wordt voorgelegd aan het opleidingshoofd. Op basis van dit voorstel kan een student in het project instappen. D
O E L S T E L L I N G E N
Dit is een uitgeschreven voorbeeld van de doelen binnen ’t scharnier. Andere projecten zullen een iets andere invulling krijgen. De student schrijft zelf de competenties uit die zullen worden nagestreefd. Deze kunnen worden aangevuld vanuit de hogeschool of vanuit de organisatie. De functionele gehelen die zeker aan bod zullen komen zijn de leraar als partner van externen, de leraar als partner van ouders, de leraar als lid van het team en de leraar als lid van de onderwijsgemeenschap. • • • •
Meer inzicht hebben in de problematiek van kansarmoede (2.2.1) (6.1) Beter omgaan met het anders zijn van leerlingen en hun gezin (2.2.2) (6.2) Zicht krijgen op de gave gebieden in het gezin en leren omgaan met het sociaal en psychologisch kapitaal van het gezin. (6.2) Adequate oplossingsstrategieën bedenken en daarnaar handelen als er zich moeilijkheden voordoen met betrekking tot studeren en de thuissituatie van de kansarme leerling (6.3) (6.4)
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
49
•
Oog hebben voor eventuele problematische opvoedings- en gezinssituaties en die bespreken – zoals bij aanvang afgesproken is met de ouders- met de ankerfiguur. De student treedt hierbij niet op als hulpverlener, maar laat dit over aan de ankerfiguur. De student is hierbij enkel de intermediair. (2.5)(8.1)
O 1
N D E R W I J S V O R M E N
’t Scharnier
Het project wordt gedragen door een projectteam dat bestaat uit een methodisch medewerker die het methodisch kader introduceert bij de studenten, een ankerfiguur die de studenten coacht in het concrete werk met de gezinnen en een brugfiguur die zorgt voor de contacten met de scholen en hogescholen. Na elk contact met het gezin is er een gezamenlijk terugkommoment met de ankerfiguur en andere studenten zodat de studenten systematisch gecoacht worden bij hun functioneren in het gezin en via intervisie alle nieuwe ontwikkelingen doorgesproken worden. Volgende zaken worden zeker verwacht in een uitgewerkte portfolio: • • • • • • • •
een overzicht van de competenties die zullen nagestreefd worden door de student een uitgewerkt voorstel dat in samenspraak met de organisatie is opgesteld een overzicht van activiteiten waardoor deze competenties worden ontwikkeld een concrete tijdsplanning een dagboek waarin alle activiteiten kort worden weergegeven uitgeschreven reflecties per activiteit verwijzingen naar literatuur en een selectie van geraadpleegde bronnen als evaluatie een sterkte- zwakteanalyse ter gekoppeld aan de doelen
2
Alternatieve projecten
Er wordt naar gestreefd om zeer analoog te werken binnen projecten die door het werkveld of door de student worden aangebracht. In samenspraak met de organisatie worden de taken afgebakend en de concrete afspraken gemaakt. Volgende zaken worden zeker verwacht in een uitgewerkte portfolio: • • • • • • • •
een overzicht van de competenties die zullen nagestreefd worden door de student een uitgewerkt voorstel dat in samenspraak met de organisatie is opgesteld een overzicht van activiteiten waardoor deze competenties worden ontwikkeld een concrete tijdsplanning een dagboek waarin alle activiteiten kort worden weergegeven uitgeschreven reflecties per activiteit verwijzingen naar literatuur en een selectie van geraadpleegde bronnen als evaluatie een sterkte- zwakteanalyse ter gekoppeld aan de doelen
Op regelmatige basis zijn er terugkommomenten. S 1
T U D I E M A T E R I A A L
’t Scharnier Projecttekst
2
2)Alternatieve projecten handleiding: kiezen voor een project
E
V A L U A T I E M E T H O D E N
Eerste examenkans
Tweede examenkans
Januari
50
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Juni
(75%) voorstellen van de portfolio en een drieluikgesprek (student, organisatie, hogeschool) (25%) leesopdracht
September
100% herwerken portfolio met een meer uitgebreide leesopdracht en terugkoppeling naar eigen ervaringen en een mondelinge toelichting
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
51
4.15
Keuzemodule: educatief werken binnen en buiten de school (regulier programma)
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
5
contacturen titularis O
Lieve Lootens
M S C H R I J V I N G
De studenten kunnen participeren aan een educatief project buiten de school. Ze kunnen zelf een voorstel doen vanuit een aanbod van een organisatie of zich aanbieden in een organisatie om een thema uit te werken. Via een leesopdracht verdiept de student verdiept zich ook in de problematiek. Hij maakt een synthese van minsten één relevante bron en brengt zijn ervaringen in verband met de literatuurgegevens. D
O E L S T E L L I N G E N
Rond volgende functionele gehelen wordt zeker gewerkt binnen elk project. Andere doelen zijn eigen aan het project en dienen worden omschreven door de student. BaCo’s 7. De leraar als lid van een schoolteam • •
Binnen het team over een taakverdeling overleggen en deze naleven De eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in team bespreekbaar maken
8. De leraar als partner van externen •
7.3
8.1
Contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties 10.1
10. de leraar als cultuurparticipant
O
7.2
N D E R W I J S V O R M E N
Het project wordt voorgesteld door de student en ter goedkeuring voorgelegd aan het opleidingshoofd. In samenspraak met de organisatie worden de taken afgebakend en de concrete afspraken gemaakt. Volgende zaken worden zeker verwacht in een uitgewerkte portfolio: • • • • • • • • 52
een overzicht van de competenties die zullen nagestreefd worden door de student een uitgewerkt voorstel dat in samenspraak met de organisatie is opgesteld een overzicht van activiteiten waardoor deze competenties worden ontwikkeld een concrete tijdsplanning een dagboek waarin alle activiteiten kort worden weergegeven uitgeschreven reflecties per activiteit verwijzingen naar literatuur en een selectie van geraadpleegde bronnen als evaluatie een sterkte- zwakteanalyse ter gekoppeld aan de doelen Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Op regelmatige basis zijn er terugkommomenten. S
T U D I E M A T E R I A A L
handleiding: kiezen voor een educatief werk buiten de school E
V A L U A T I E M E T H O D E N
Eerste examenkans
Tweede examenkans
Januari Juni
(75%) voorstellen van de portfolio en een drieluikgesprek (student, organisatie, hogeschool) (25%) leesopdracht
September
100% herwerken portfolio met een meer uitgebreide leesopdracht en terugkoppeling naar eigen ervaringen en een mondelinge toelichting
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
53
5
Opleidingsonderdelen keuzetraject Erasmusuitwisseling
5.1
Werken in het onderwijs
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
3
contacturen titularis docent
5.1.1
Onderwijsleeractiviteit: Onderwijs in Vlaanderen
Zie pagina 25
5.1.2
Onderwijsleeractiviteit: Instappen in het beroep
Zie pagina 27
5.2
Stage 3b lager onderwijs
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
17
effectieve stage titularis
5.2.1
Lieve Lootens
Stage eerste leerjaar
Zie pagina 29
5.2.2
Stage Buitengewoon onderwijs
Zie pagina 29
5.2.3
Ingroeistage: klasniveau
Zie pagina 31
5.2.4
Erasmusuitwisseling
opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
20
titularis
Vanessa Vanthournout
Het programma – equivalent aan 20 studiepunten – wordt vastgelegd in samenspraak met de buitenlandse partners 54
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
6
Opleidingsonderdelen keuzetraject Noord/Zuiduitwisseling
6.1
Werken in het onderwijs
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
3
contacturen titularis docent
6.1.1
Onderwijs in Vlaanderen
Zie pagina 25
6.1.2
Instappen in het beroep
Zie pagina 27
6.2
Stage 3c lager onderwijs
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
17
effectieve stage titularis
6.2.1
Lieve Lootens
Stage eerste leerjaar
Zie pagina 29
6.2.2
Stage Buitengewoon onderwijs
Zie pagina 29
6.2.3 O
Ingroeistage: klasniveau
M S C H R I J V I N G
We kiezen bewust voor een langere stage van 2,5 weken op het einde van de opleiding. De studenten kunnen we op dat moment bijna beschouwen als beginnende leraren die willen ingroeien in de complexe beroepspraktijk. De student neemt dan ook de volledige taak van de mentor over. Deze taak is ruimer dan lesgeven en omvat heel wat taken die te maken hebben met klashouden, b.v. overgangen tussen lessen, zorgen dat het schoolagenda is ingevuld, de taken verbeterd zijn, de boekentas gemaakt is, de klas netjes blijft, de geplande activiteiten uitgevoerd zijn … De langere stageperiode biedt de student meer kansen om het leerproces van kinderen op te volgen. De toekomstige leraar kan beter ervaren wat elk kind nu eigenlijk geleerd heeft en zijn onderwijs hierop afstemmen m.a.w. meer diagnosticerend onderwijzen. Als de student langer met een groep kinderen werkt, leert hij ze beter kennen en kan hij ook meer Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
55
aandacht besteden aan werkhouding, aan het sociaal-emotionele en aan waardenopvoeding Door in toenemende mate zelfstandig voor de klas te staan komt de student in een authentieke situatie. Er is geen toeschouwer, die op de vingers kijkt, wat door veel studenten als bevrijdend wordt ervaren. Er is ook niemand die kan bijspringen om je uit de nood te helpen wanneer iets misloopt. Op dit moment wordt de student geconfronteerd met de vrijheid en ook met de problemen, waar een pas beginnende leerkracht tegenaan loopt. Hij moet hier zijn verantwoordelijkheid nemen en zelf oplossingen zoeken. Meer zelfstandigheid betekent ook meer indirecte begeleiding door de mentor meer zelfsturing door de student. D
O E L S T E L L I N G E N
de leraar als begeleider van leerprocessen • voor alle vakken gestructureerde lessenreeksen opbouwen, met oog voor vakkenintegratie ( 1.4) (1.7) • gedifferentieerd lesgeven met aandacht voor individuele verschillen (1.5) • een adequate leeromgeving creëren (1.7) de leraar als opvoeder (A2) • een positief leefklimaat creëren waarin ieder kind zich thuis voelt en waarin kinderen waarderend met elkaar omgaan (2.1) • inspraak van kinderen stimuleren (2.2) • adequaat omgaan met kinderen met problemen (2.3) de leraar als organisator (A5) • • • • •
een hanteerbare, heldere en gestructureerde lesvoorbereiding opstellen (4.2) (4.3) uitvoeren van de in de school gangbare administratieve taken van de leerkracht (4.3) het eigen werk op korte en langere termijn plannen (4.2) afspraken maken met kinderen en die consequent naleven (4.1) een stimulerende en werkbare klasruimte inrichten (4.4)
de leraar als innovator-onderzoeker (A8) (A4) • uitproberen van vernieuwingsideeën, vanuit een persoonlijke onderwijsvisie ( • over het eigen functioneren reflecteren en bijsturen E
V A L U A T I E M E T H O D E N
Iedere student krijgt een stagebezoek van een lector van de lerarenopleiding die metalle betrokkenen komt praten. Alleen bij studenten met en C als tussentijdse evaluatie of op vraag van de mentor of de student, woont de lector ook een les bij. De stagebezoeker maakt een evaluatie van de stage op basis van - de gesprekken met de directeur, de mentor en de student tijdens het stagebezoek - het evaluatieformulier van de mentor - de stagemap met de lesvoorbereidingen en vult een beoordelingsformulier in dat aan de student wordt bezorgd. In juni wordt in overleg tussen alle lectoren, die betrokken zijn bij de stagebegeleiding een stand van zaken opgemaakt van de voorbije stages en een eindbeoordeling gegeven. Bij de beoordeling wordt nagegaan in welke mate de vooropgestelde doelen bereikt zijn. Het gaat hier om een afweging en geen optelsom. Het eindcijfer komt op het rapport.
6.2.4
Ingroeistage: schoolniveau
Zie pagina 32
56
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
6.3
Noord/Zuid-uitwisseling
opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
programmajaar
3
studiepunten
20
titularis
Vanessa Vanthournout
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
57
7
Opleidingsonderdelen Keuzetraject Internationale klas
7.1
Werken in het onderwijs
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
3
contacturen titularis docent
7.1.1
Onderwijsleeractiviteit: Onderwijs in Vlaanderen
Zie pagina 25
7.1.2
Onderwijsleeractiviteit: Instappen in het beroep
Zie pagina 27
7.2
Stage 3b lager onderwijs
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
17
effectieve stage titularis
7.2.1
Lieve Lootens
Stage eerste leerjaar
Zie pagina 29
7.2.2
Stage Buitengewoon onderwijs
Zie pagina 29
7.2.3
Ingroeistage: klasniveau
Zie pagina 31
7.3
Flemish culture en society
opleiding
Bachelor in het onderwijs: lageronderwijs
programmajaar
3
studiepunten
5
titularis
Lieve Lootens
58
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
7.4
Euro-class: Teaching in Europe
opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
5
titularis
Lieve Lootens
7.5
Communication, emotion and expression
opleiding
Bachelor in het onderwijs: lageronderwijs
programmajaar
3
studiepunten
5
titularis
Lieve Lootens
7.6
Diversity and education
opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
5
titularis
Lieve Lootens
Voor de modules 7.3, 7.4, 7.5 en 7.6 zijn beschrijvingen van de modules beschikbaar in het gezamenlijke programmaboek van de organiserende partnerinstellingen van het Interactumsamenwerkingsverband: KHBO, EHSAL, KdG en KHK-Vorselaar.
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
59
8
Opleidingsonderdelen keuzetraject onderwijskunde (i.s.m. K.U.Leuven)
8.1
Actieonderzoek
Zie pagina 35
8.2
Stage 3e lager onderwijs
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
17
effectieve stage titularis
8.2.1
Lieve Lootens
Stage eerste leerjaar
Zie pagina 29
8.2.2
Stage Buitengewoon onderwijs
Zie pagina 29
8.2.3
Ingroeistage: klasniveau
Zie pagina 31
8.2.4
Openluchtklas en andere schoolopdrachten
Zie pagina 30
8.2.5
Instappen in het beroep
Zie pagina 27
8.3
Geschiedenis van de gedragswetenschappen
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
5
titularis
Lieve Lootens
8.4
Onderwijskunde 2: schoolorganisatie
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
5
60
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
titularis
8.5
Lieve Lootens
Principes en modellen van levenslang leren
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
3
studiepunten
5
titularis
Lieve Lootens
De onderdelen 8.3, 8.4 en 8.5 zijn opleidingsonderdelen van de K.U.Leuven, academische bachelor onderwijskunde. De gedetailleerde programmagidsen zijn opgenomen in de databanken van de K.U.Leuven.
Programmagids 2006-2007 - lerarenopleiding: leraar lager onderwijs – Derde programmajaar
61