Besprekingsverslag Bespreking
Datum
Dialoogtafel (Grond)water en economie 10.00 - 12.30 uur - Provincie Noord-Brabant
6 juni 2014 Van
Ingrid Roelse Aanwezig
Bavaria: Martijn Junggeburth; Brabantse Milieu Federatie: Annelies Luteijn; Brabant Water: Guïljo van Nuland; BZW: Jan van Mourik; Fuji: Dick Notenboom, Peter Struijk; Provincie Noord-Brabant: Jan Eerhart, Roger Heijltjes, Katrien de Jong, Marije Koopman, Ingrid Roelse, Peter Struijk, Desirée van Zwieten; Telos: Wim Konz, Han van Kasteren; SER: Gerard van Oosten; VIW: Wilfried Aarsen, Peter-Paul Huynen, Wil Mercx, Monique Soeters; Waterschap Aa en Maas: Lambert Verheijen; Waterschap Brabantse Delta: Theo Schots; Waterschap de Dommel: István Koller; Waterschapsbond: Ton Boer; ZLTO: Johan Elshof; Wing: Henk Smit, Ytsen Deelstra
Peter Struijk Telefoon
(073) 681 2753 (073) 680 8057 Email
[email protected] [email protected]
Afwezig
Kopie aan
BZW: Jacqueline Buster Provincie Noord-Brabant: Trees Swaans
Opening Ingrid Roelse, projectleider voor de Herziening van het Provinciaal Waterplan, opent de bijeenkomst. Zij bedankt de BZW voor de mogelijkheid om deze groep, die al bestond in het kader van een eerder gevoerde discussie over de strategische grondwatervoorraad, te mogen benutten als ontwikkelingsdialoog voor de herziening van het Provinciaal Waterplan en het Provinciaal Milieubeleidsplan. Ingrid licht toe dat de ontwikkeldialogen voortvloeien uit de bestuurlijke beeldvormingsdag van PS met maatschappelijke partners op 28 februari jongstleden. Het is de nadrukkelijke wens van het bestuur van de provincie om beleid in samenspraak met partners te ontwikkelen. Recent is intern besloten om, vooruitlopend op de Omgevingswet, het Provinciaal Waterplan en het Provinciaal Milieubeleidsplan te integreren. Het geïntegreerde plan wordt na de provinciale verkiezingen vastgesteld. Mede vanwege het besluit de twee plannen te integreren is nog niet duidelijk welke dialoogtafels er nog meer georganiseerd worden. De provincie houdt de partners daar uiteraard van op de hoogte. Naar aanleiding van de vorige bijeenkomst en het kader waarin deze vervolgbijeenkomst plaatsvindt, merkt Lambert Verheijen op dat het verslag van de vorige bijeenkomst geen enkele formele status kan hebben omdat besluiten over de zaken die toen zijn besproken goedkeuring van zijn bestuur vergen.
Actie door
Guïljo van Nuland benadrukt, in aansluiting daarop, dat het belangrijk is om met elkaar af te spreken hoe de bestuurlijke dialoog over de strategische grondwatervoorraad gevoerd moet worden. Vanwege de mogelijk verschillende verwachtingen over de bijeenkomst inventariseren we eerst de verwachtingen van de deelnemers: Gerard Oosten (Taskforce Economie en Natuur) verwacht een gesprek over de verbinding tussen waterbeheer en economisch gebruik van water. Wim Konz (Telos) verwacht dat de waterbalans die Telos gemaakt heeft, kan helpen om het systeem van (diep)grondwater, onttrekkingen daaruit en de relatie met oppervlaktewater en infiltratie veel beter te begrijpen. Han van Kesteren (Telos) verwacht dat de dialoogtafel gaat over de drie P’s in het kader van duurzaamheid. Johan Elshof (ZLTO) verwacht dat het gesprek over de sluiting van waterkringlopen gaat. Wil Merx (VIW) verwacht dat het gesprek gaat over de waterbalans en de beschikbaarheid van water voor bedrijven. Marthijn Junggeburth (Bavaria) verwacht dat we vandaag elkaars verwachtingen gaan leren kennen. Roger Heijltjes (PNB) verwacht dat de deelnemers vandaag aangeven hoe zij tegen het bestaande beleid van de provincie aankijken en aangeven waar knelpunten en kansen in het beleid zitten. Monique Soeters (VIW) verwacht dat het gesprek zal gaan over de vraag hoe het bedrijfsleven meer van het aanwezige grondwater gebruik kan maken. Peter-Paul Heijnen (VIW) verwacht dat het gaat over de balans en hoe bedrijven meer water kunnen gebruiken. Wilfried Aarsen (VIW) verwacht dat het gaat over de vraag hoe bedrijven duurzaam grondwater kunnen blijven gebruiken. István Koller (WS de Dommel) verwacht dat het gesprek zal gaan over de verduurzaming van het waterbeheer. Guïljo van Nuland (Brabant Water) verwacht dat het zal gaan over innovatieve oplossingen om tot kringloopsluiting te komen en de nieuwe structuren en principes (governance) die daarvoor nodig zijn. Lambert Verheijen (WS Aa en Maas) verwacht dat het over governance lokaal maatwerk gaat. Theo Schots (WS Brabantse Delta) verwacht dat het over waarde creatie gaat. Annelies Luteijn (Brabantse Milieufederatie) verwacht dat het zal gaan over knelpunten en oplossingsrichtingen. Centrale vraag voor de bijeenkomst De door de provincie voorgestelde centrale vraag voor de bijeenkomst wordt in overleg aangescherpt tot: “Hoe kan toekomstig waterbeleid perspectief creëren voor het bedrijfsleven, terwijl waterkwaliteit en –kwantiteit duurzaam beschermd blijven?” Presentaties Om inspiratie op te doen uit de praktijk volgen eerst vier presentaties. 1. Dick Notenboom van Fuji vertelt over zijn ervaringen rond bedrijventerrein
2/5
De Vossenberg. 2. Aansluitend vertelt István Koller kort over de misinvestering in de Blauwe Doos (Ultra Filtratie) nabij De Vossenberg doordat het niet lukte om langdurige contracten te sluiten over het gebruik van de Blauwe Doos. 3. Marthijn Junggeburth van Bavaria vertelt over hun project om rondom de onttrekking van Bavaria in Lieshout te werken aan verduurzaming van het waterbeheer en betere infiltratie. 4. Vervolgens presenteert Jan Eerhart van Provincie Noord-Brabant de getallen over vergunde hoeveelheden onttrekkingen ten opzichte van de hoeveelheden die volgens het stand-still principe mogen worden gebruikt. Zie de bijlagen voor de gepresenteerde powerpoints. De Dialoog: hoe te werken aan “Blue Deals”? Naar aanleiding van de presentaties ontstaat een levendig gesprek. De deelnemers willen dit gesprek plenair voortzetten en niet zoals voorgesteld in groepen uiteen gaan. We vervolgen de dialoog daarom plenair. Al snel wordt in het gesprek duidelijk dat de casussen Vossenberg en Bavaria voorbeelden zijn van gebiedsgerichte collectieve arrangementen waar bedrijfsleven samen met waterschap, gemeenten en provincie de waterbalans duurzaam weten in te richten. Aan deze arrangementen zitten overheadaspecten zoals de casus de blauwe doos laat zien. Een gebiedsgericht lokaal arrangement slaagt alleen als er geen free-riders zijn. De reden dat er gebiedsgerichte arrangementen nodig zijn is dat vanwege de ondergrond (bodemopbouw) de situatie van gebied tot gebied sterk verschilt. Het stand-still beginsel is in de jaren ’90 ingezet als generiek beleid om verdere verdroging tegen te gaan. Zoals uit de presentatie van de provincie blijkt heeft dit generiek beleid bijgedragen aan een extreme afname van het grondwatergebruik binnen Brabant. Maar het beleid is ook weinig gebiedsspecifiek. Vanuit een aantal situaties bestaat behoefte aan maatwerk. Een gebiedsgerichte aanpak kan veel preciezer sturen op de gewenste kwaliteiten enerzijds en het mogelijke gebruik anderzijds. Het grondwatersysteem van Brabant kenmerkt zich door enerzijds een zone oostwest waar grondwater van uitstekende kwaliteit te winnen is. Dit is voor bedrijven zoals Coca Cola en Bavaria aanleiding geweest zich hier te vestigen. Haaks daarop lopen de beekdalen in zuid-noordelijke richting. Deze grondwatersystemen zijn vooral belangrijk voor de aanwezige natuurwaarden. Een generiek grondwaterbeleid middels een stand-still op alle onttrekkingen voor het gehele Brabantse grondgebied heeft duidelijkheid gebracht en de hoeveelheid grondwater dat jaarlijks onttrokken wordt, teruggedrongen. Tijdens de dialoog heeft het bedrijfsleven de behoefte uitgesproken voor gebiedsspecifiek maatwerk en hebben waterschappen en Brabant Water aangegeven hiervoor mogelijkheden te zien. Provincie en Waterschappen hebben ook aangegeven dat het verlaten van het generieke stand-still beleid voor enkele knelpunten onwaarschijnlijk is.
3/5
In dat geval zal eerder sprake zal zijn van enkele arrangementen die het mogelijk maken om uitzonderingen op het stand-still principe te kunnen maken. Daarom is stil gestaan bij criteria die kunnen gelden om gebiedsgerichte collectieve arrangementen te kunnen ontwikkelen. Gebiedsgerichte collectieve arrangementen De criteria die uit de dialoog naar voren komen zijn: 1. Er moet een link zijn tussen onttrekkingsomvang, onttrekkingsdiepte en verdroging waarbij er een maatstaf is om de schaal van het gebied vast te stellen. 2. Mitigatie en compensatie van (verdrogings)effecten moet mogelijk zijn. 3. Er is een geaccepteerde systematiek voor de monitoring van effecten nodig (model, werkwijze en afspraken over bijsturing). Waterkwaliteit is een belangrijk toe te voegen aspect aan deze systematiek. 4. Per gebied moet het dan mogelijk zijn te beoordelen wat de effecten van een onttrekking zijn en deze te vergelijken met de vergunde rechten. 5. Dan wordt het ook mogelijk om per gebied te specificeren: - Welke maatregelen bedrijven moeten treffen; - Welke ruimte voor gebruik en ontwikkeling je aan de bedrijven biedt. 6. De kern van de systematiek is inzichtelijk te hebben hoe grondwatervoorraad, effect van onttrekking en bedrijfszekerheid op elkaar inwerken. 7. Een indeling in gebieden is niet eenvoudig: het is een mozaïek. Brabant Water en de 4 waterschappen kunnen vanuit hun specifieke gebiedskennis een bijdrage leveren aan het identificeren van deze gebieden. 8. Om tot gebiedsgerichte collectieve arrangementen te komen is er behoefte aan een regisseur die partijen bijeenbrengt: van probleemeigenaar naar een gezamenlijk initiatief. 9. Grondwatercollectieven in het kader van de bodembeschermingswet zijn voorbeelden van collectieve arrangementen die kunnen werken. Daar kunnen er meer van worden opgericht. Provinciale regie om collectieve arrangementen te creëren Op basis van de criteria hebben we gesproken over de vraag wat de provinciale regie moet inhouden. Uit de dialoog komt daarover het volgende naar voren: 1. De provincie moet een aantal principes vastleggen, zoals de doelen ten aanzien van verdroging. 2. Regie houdt in dat samenwerking wordt vormgegeven: eerste stap is het op gebiedsniveau bepalen welke partijen dat zijn. 3. De collectieve arrangementen zijn oplossingsgericht en hebben tot doel om extra watervolume voor bedrijven te creëren mits het gaat om consumptieve toepassing, het zijn dus “blue deals”. Regie is daarmee meer dan partijen bij elkaar brengen. In ruil voor de inspanningen van bedrijven geeft de provincie ontwikkelruimte. 4. Voor deze ontwikkelruimte is een openbaar register/boekhouding nodig waarin wordt provincie en waterschappen aangegeven waar het stand-still wel en niet geldt en waarom. 5. Via vergunningen in het kader van de Waterwet kunnen provincie en waterschappen bovendien sturen op het voorkomen van free-riders.
4/5
6. Het ontwikkelen van blue deals onder regie van bijvoorbeeld de provincie noemen we: “de consortium aanpak”. 7. Uit de dialoog blijkt dat het belangrijk is om te weten of de portefeuillehouder van de provincie zich wil committeren aan de consortium aanpak. Werkafspraken De dialoog heeft geleid tot de volgende werkafspraken tussen de deelnemers: 1. PNB werkt samen met Wing de provinciale regierol (inclusief de inzet van grondwatercollectieven) nader uit en gaat hierover in de nazomer in gesprek met de gedeputeerde.
PNB Wing
2. PNB werkt de principes voor de consortium aanpak verder uit samen met: PNB, SER, VIW, Taskforc Economie, VIW, Brabant Water, ZLTO en Telos. Wing faciliteert. Brab.Water, Dit kan in een volgende dialoogtafel worden gedaan. ZLTO, Telos Wing 3. VIW inventariseert knelpunten bij bedrijven en eigen initiatieven van VIW bedrijven om slimmer met gebruikt grondwater om te gaan en inventariseert waar latente vergunningsruimte aanwezig is. Deze inventarisatie matchen we met gebieden waar verdroging aan de orde is. Vervolgens bepalen we in welke gebieden de consortium aanpak toegepast kan worden. Doel is om te bepalen op hoeveel plekken behoefte is aan gebiedsspecifiek maatwerk.
5/5