n
ed erl an d s
-
v Ia a
mse
a
ccr ed
i
tati eo rga
ni
s
ati
e
Besluit
datum
Besluit strekkende tot het verlengen van de geldigheidsduur van het accreditatiebesluit van 25 februari 2010 zoals bedoeld in artikel 5a.12a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) van de opleiding woonderzoeksmaster Research master in Law (research) van de Tilburg University tot en met 29 novembe¡ 2017
30 november 2015 ondenrerp
Gegevens
instelling opleiding
: :
aanvraag opleiding Locatie opleiding Datum hoorzitting Datum KNAW-advies
: : : : :
Naam accreditatie Onderzoeksmaster Naam Besluit
wo-master Research master ¡n Law (research) van de
Tilburg University (003201 ) Uw kenmerk 21 3.5980
ons kenmerk
Tilburg University wo-onderzoeksmaster Research master in Law (research) (120 ECTS)
17 juli2014 voltijd Tilburg 21 november2}14 23 februari2015 Datum KNAW-advies herstelplan: 5 oktober 2015 lnstellingstoets kwaliteitszorg : ja, positief besluit van 3 april 2013 Datum
Variant
NVAO/2o1 53026/ND
Bijtage(n) Beoordel ingskaders
o
-
Beoordelingskader beperkte opleidingsbeoordeling onderzoeksmasters van 22 november 2011; Artikel 5a.12a van de WHW (Stb. 2010,293); Accreditatiebesluit WHW (Stb. 2011, 536).
Bevindingen De NVAO stelt vast dat in het KNAW-advies deugdelijk en kenbaar is gemotiveerd op welke gronden de commissie de kwaliteit van de opleiding onvoldoende heeft bevonden.
Advies van de KNAW-commissie Standaard 1 : Beoogde eindkwalificaties De ondezoeksmaster "Research master in Law" heeft als doel om studenten een algemene en brede opleiding tot onderzoeker aan te bieden waarbij de studenten zich tevens kunnen specialiseren in een of meer vakgebieden van het recht. De opleiding geeft aan dat de doelstellingen van deze ondezoeksmaster duidelijk afwijken van de doelstellingen van de reguliere eenjarige masters in Tilburg. De opleiding heeft ervoor gekozen het programma zo in te richten dat studenten de benodigde kennis en vaardigheden opdoen voor een ondezoeksfunctie, maar ook civiel effect behalen, waardoor de'togaberoepen' binnen hun bereik liggen.
lnlichtingen Lisette Winsemius
+31 (0)70 312 23
81
Lwinsemius@nvao net
Parkstraat 2812514 JK I Postbus 85498 I 2508 CD Den Haag P O Box 85498 I 2508 CD The Hague lThe Netherlands T + 31 (0)70 312 23OO info@nvao net
I
www nvao net
pagina2van 12 De opleiding biedt drie verschillende tracks aan. Het reguliere tweejarige programma voor
studenten die een bachelor rechten hebben gevolgd; een verkort programma voor studenten die al een master in de rechten hebben afgerond en de Montesquieu track, een track van twee jaar voor studenten die twee masters doen: een reguliere master binnen de research master. Deze studenten volgen een combinatie van vakken uit de onderzoeksmaster en vakken uit een reguliere LLM. De beoogde eindkwalifìcaties van de Reseach master in Law weerspiegelen het onderzoekskarakter alsook het gevorderde masterniveau. De opleiding beschrijft in de zelfevaluatie dat de eindtermen zich sterk richten op het (bedrijven van) wetenschappehjk onderzoek, terwijl de eindtermen van de reguliere opleidingen meer gericht zijn op het vergaren van kennis en inzicht in specifieke gebieden van het rechtsgebied. De eindkwalificaties zijn volgens de opleiding zo geformuleerd dat studenten na afloop zelfstandig en kritisch wetenschappelijk onderzoek kunnen verrichten, de methoden om rechtswetenschappelijk ondezoek te verrichten beheersen, sociale en intellectuele vaardigheden hebben ontwikkeld en grondig vertrouwd zijn geraakt met een rechtsgebied naar keuze. De commissie acht de eindkwalificaties helder en op het juiste niveau omschreven. De opleiding vergelijkt zich in de zelfevaluatie met de rechtswetenschappelijke ondezoeksmasters in Amsterdam en Utrecht. De opleiding geeft aan zich te onderscheiden door drie speerpunten van het facultaire onderzoeksbeleid: de nadruk op methodologie, de multi-, en interdisciplinaire benadering van ondezoek en de internationalisering in ondenarijs en ondezoek, waaryan de samenwerking met de Katholieke Universiteit Leuven een goed voorbeeld is. De opleiding heeft aangegeven dat zij zich internationaal gezien moeilijk laat vergelijken. Een vergelijking kan gemaakt worden met in PhD trajecten ondergebrachte ondezoeksopleidingen die zich richten op het schrijven van een thesis als opstap naar een PhD ondezoek. Voorbeelden van zulke opleidingen zijn te vinden bij de Universiteit van Edinburgh, Dickson Poon School of Law en Sciences Po Law School (Parijs). De commissie acht de eindkwalificaties passend bij het onderzoeksmasterniveau. De beoogde eindkwalifìcaties zijn volgens de commissie zowel gericht op een vervolg in een PhD-traject alsook relevant voor functies als onderzoeker buiten de academische wereld, bij de overheid en de'togaberoepen'. Dit alles in ovenrreging nemend stelt de commissie vast dat de eindkwalificaties voldoen aan het criterium dat een ondezoeksmaster dient op te leiden tot functies waarin onderzoeksvaardigheden en --ervaring vereist zijn, en die uitgaan boven hetgeen op grond van de gebruikelijke koppeling van onderzoek en onderwijs kan worden ven¡¡acht. De commissie beoordeelt om die redenen Standaard 1: Beoogde eindkwalificaties, als voldoende. Sta nd a a rd
2
:
On de
rwij sle e romg evi ng
Programma Het programma beslaat vier semesters van 30 EC. Het programma is opgebouwd uit acht domeinvakken (48 EC), twee themavakken (12 EC), drie methodenvakken (18 EC), twee contextvakken (12 EC) en twee vakken waarin de focus ligt op het verrichten van zelfstandig onderzoek, te weten lndividual Research Training en Joint Research Training
pas¡na 3 van 12
(12 EC) en de thesis (18 EC). Volgens de commissie dekt de opleiding met deze onderdelen de eindkwalifìcaties af en stelt het programma haar studenten in staat om de beoogde eindkwalificaties te realiseren. De kern van het programma richt zich volgens de opleiding specifiek op ondezoek en bestaat uit de methodenvakken, de contextvakken, de vakken om zelf onderzoek te doen en de thesis. De drie methodenvakken zijn gericht op het doen van rechtswetenschappelijk ondezoek. ln deze vakken veruerven studenten de kennis en vaardigheden die zij nodig hebben om goed rechtswetenschappelijk onderzoek te doen. ln de twee contextvakken reflecteren studenten op de grondslagen van het recht en maken zij kennis met de interdisciplinaire beoefening van het recht. De vakken lndividual Reseach Training en Joint Research Training zijn gericht op het zelf doen van ondezoek, in nauwe samenwerking met een van de senior onderzoekers van Tilburg Law School. Deze twee vakken bouwen op elkaar voort en vormen een samenhangend traject waarvan de masterthesis het sluitstuk is. ln totaal is 72 EC aan vakken speciaal voor de onderzoeksmaster ontwikkeld. De themavakken zijn volgens de opleiding niet specifìek gericht op het doen van onderzoek, maar wel direct verweven met het onderzoek binnen de Tilburg Law School. Uit acht vakken, die gezamenlijk de ondezoeksprogramma's van de Tilburg Law School bestrijken, kiezen de studenten er twee uit. ln deze vakken staan de studenten in direct contact met de onderzoekers van de Tilburg Law School en het onderzoek dat door hen verricht wordt. De domeinvakken worden ondenryezen in de reguliere LLM's en dus gevolgd door zowel reguliere masterstudenten als ondezoeksmaster-studenten. Uit de aanvullende informatie en de gesprekken met zowel de studenten als docenten is duidelijk geworden dat er in deze vakken wat betreft de gestelde eisen en de beoordeling geen onderscheid gemaakt wordt tussen de studenten uit de reguliere masters en de onderzoeksmaster-studenten. De opleiding geeft in de aanvullende informatie aan dat hiervoor is gekozen omdat de onderzoeksmaster niet alleen opleidt tot onderzoeker, maar ook vakinhoudelijke kennis aanbiedt zodat studenten civiel effect kunnen behalen en daarmee toegang hebben tot de togaberoepen. De docenten gaven in de gesprekken met de commissie aan wel een duidelijk onderscheid te zien in de participatie en motivatie van de ondezoeksmasterstudenten in vergelijking met de reguliere masterstudenten. De docenten spelen hier volgens eigen zeggen op in door de ondezoeksmaster-studenten in hun lessen meer "uit te dagen". De ondezoeksmaster-studenten gaven daarnaast aan dat zij bij de opdrachten vaak voor een lastiger ondenverp kiezen en zo hun eigen uitdaging creëren. De commissie waardeert de inzet van docenten en studenten om onderzoeksmaster-studenten een extra uitdaging te bieden, maar is van mening dat ondezoeksmaster-studenten in de vakken die zij met reguliere masterstudenten volgen altijd speciaal op hen toegesneden opdrachten dienen te krijgen en dat ook de beoordeling aan hun niveau aangepast dient te zijn. Deze differentiatie zou volgens de commissie niet afhankelijk moeten zijn van de inzet en inschatting van de individuele docent en de motivatie van de student, maar zou formeel in het programma besloten moeten liggen. Mede omdat het aantal vakken dat de ondezoeksmaster-studenten samen met reguliere masterstudenten volgen substantieel is (48 EC), beveelt de commissie met klem aan een differentiatie in eisen en beoordeling tussen ondezoeksmaster-studenten en reguliere masterstudenten formeel in het programma vast te leggen. De opleiding heeft in de zelfevaluatie en de aanvullende informatie aangegeven dat de integratie van methodologie en vakinhoud met name plaatsvindt in het vak Joint Research
Pagina 4 van 12
Training, waarbij studenten een onderzoeker assisteren bij onderzoeksactiviteiten. Studenten herkennen de integratie van vakinhoud en methoden in dit vak. De opleiding geeft daarnaast aan dat de vakken van de ondezoeksmaster een geintegreerd karakter hebben en dat de onderzoeksmaster-studenten de ondenserpen waarmee zij in de domeinvakken in aanraking zijn gekomen op een meer onderzoeksmatige manier bekijken. De docenten gaven daarnaast aan dat zij in de begeleiding van de studenten constant de nadruk leggen op de integratie van de vakinhoud met de methoden van ondezoek. De commissie vindt het positief dat de docenten het belang van integratie tussen vakinhoud en methoden van onderzoek erkennen, maar heeft geconstateerd dat deze integratie niet door studenten herkend wordt. De studenten gaven in de gesprekken met de commissie aan dat zij de domein-, en themavakken zien als een apart onderdeel van het programma waarin een meer toegepaste en vakinhoudelijke benadering van hen wordt verwacht. Dat de studenten deze integratie niet beleefden, geeft volgens de commissie aan dat de opleiding op dit punt nog verbetering behoeft. De opleiding beschrijft in de zelfevaluatie dat zij een programma aanbiedt van twee jaar, waarin intensief aandacht besteed wordt aan onderzoeksmethodologie, onderuijs wordt gegeven dat een sterke venryevenheid met onderzoek vertoont en dat zij werkt met individueel gerichte werkvormen. De betrokkenheid van het wetenschappelijke personeel bij de onderzoeksmaster-studenten is volgens de opleiding groot. Deze betrokkenheid wordt verder gestimuleerd doordat de studenten tijdens vakken als lndividual Research Training en Joint Research Training directe begeleiding van een onderzoeker krijgen. Zowel de studenten als docenten gaven aan dat mede door deze individuele aandacht en grote betrokkenheid van het wetenschappelijk personeel een hoog niveau wordt bereikt. Het aantal contacturen verschilt volgens de opleiding per studiejaar en al naargelang de keuzes die de student maakt in de domein- en themavakken, maar ligt gemiddeld tussen de vier en acht contacturen per week. Het internationale karakter van de opleiding is onder meer terug te zien in de samenwerking met de KU Leuven. Docenten van de KU Leuven en Tilburg University werken nauw samen en geven zowel in Tilburg als in Leuven les. Ook de studenten volgen op beide locaties vakken. De studenten gaven aan eens in de 1 à 2 weken met een bus naar Leuven af te reizen om daar een dag college te volgen van de Leuvense docenten. De commissie meent dat de opleiding hiermee de vruchten plukt van de sterktes van de complementaire onderzoeksgroepen in Tilburg en Leuven.
Instroom ln de zelfevaluatie geeft de opleiding aan studenten voor de ondezoeksmaster te selecteren in een open competitie. De selectie wordt uitgevoerd door een commissie die bestaat uit de director of studies en twee docenten van de onderzoeksmaster. ln totaal is er ruimte voor 24 studenten, waarvan er 8 plekken gereserveerd worden voor studenten die de Leuvense faculteit selecteert onder haar beste 3% studenten. De overige 16 plaatsen worden door Tilburg zelf ingevuld en bieden plaats aan 8 buitenlandse studenten en 8 Nederlandse studenten. De selectieprocedure bestaat uit een sollicitatie door middel van een dossier en een interview. Voor buitenlandse studenten geldt daarnaast dat zij de resultaten van een TOEFL, IELTS, of Cambridge taaltest moeten laten zien. Het management heeft in de gesprekken met de commissie aangegeven dat er in de toeleverende bacheloropleidingen weinig aandacht wordt besteed aan onderzoeksmethoden en - technieken vanuit het perspectief 'hoe doe je onderzoek?'
deze bachelors meer op de juridisch-methodologische basis met vakken als grondslagen van het recht, rechtstheorie en rechtsfìlosofie. Dit bemoeilijkt volgens het management de selectie van studenten voor de onderzoeksmaster aangezien het perspectief 'hoe doe je ondezoek?' in deze onderzoeksmaster juist centraal komt te staan. De aansluiting met de Tilburgse bachelors is de afgelopen jaren wel verbeterd. Sinds 2011 is het vak Methoden en Technieken van Ondezoek aan het curriculum van de bachelors is toegevoegd. Hierdoor is volgens het management het aanleren van onderzoeksmethodologische vaardigheden meer evident geworden. De commissie is verheugd over de verbeterde aansluiting met de Tilburgse bachelors, maar merkt ook op dat de aansluiting tussen het niveau van de instromende studenten en het programma van de onderzoeksmaster een aandachtspunt blijft voor de komende jaren.
Pagina 5 van 12 De nadruk ligt in
Docenten en onderzoek Het onderwijs wordt voor 95% vezorgd door docenten die ook onderzoeker zijn. De opleiding geeft in de zelfevaluatie aan dat de kernhoogleraren vertrouwd zijn met hoogstaand juridisch onderwijs en ervaring hebben met het begeleiden van jonge ondezoekers. ln de aanvullende informatie en tijdens de gesprekken met het management werd duidelijk dat voor zittende docenten en voor zittende en nieuwe universitaire hoofddocenten en hoogleraren het veruerven van een BKO niet verplicht is. Aangezien het onderwijs in de ondezoeksmaster wordt verzorgd door ervaren docenten op het niveau van UHD of hoogleraar, hebben deze docenten geen BKO-plicht. ln de zelfevaluatie stond vermeld dal0o/o van de docenten voor de ondezoeksmaster een basiskwalifìcaties ondenruijs heeft gehaald. Tijdens de gesprekken met de commissie gaven twee docenten aan wel over een basiskwalificatie onderwijs te beschikken. Toch acht de commissie het percentage docenten met een BKO erg laag en adviseert zij het management om hier meer aandacht aan te besteden, zoals eveneens het geval is bij vergelijkbare ondezoekmasteropleidingen. Het ondenvijs van de opleiding is ingebed in het onderzoek van de Tilburg Law School. De docenten van de opleiding zijn werkzaam als onderzoeker binnen dit ondezoeksinstituut. De Tilburg Law School is in 2009 voor het laatst beoordeeld door de Evaluatiecommissie Rechtswetenschappelijk Ondezoek en scoorde tussen de 4 en 5 voor de verschillende beoordelingsaspecten. ln mei 20'l 3 is een midterm review gehouden. Ook hier scoorde de opleiding tussen de 4 en 5 op de verschillende aspecten. Voor de kwaliteit van de ondezoeksomgeving scoorde de opleiding in deze midterm review een 4.5. De commissie heeft aanvullende informatie opgevraagd om de kwaliteit van de onderzoeksomgeving van het ondezoeksinstituut van de KU Leuven te kunnen beoordelen waarmee de opleiding intensief samenwerkt. De commissie heeft hiervoor een intern onderzoeksrapport kunnen inzien waarvoor de beoordeling is uitgevoerd door een externe beoordelingscommissie. De commissie heeft aan de hand van dit document kunnen vaststellen dat de kwaliteit van de onderzoeksomgeving van het onderzoeksinstituut in Leuven van vergelijkbare kwaliteit is als de onderzoeksomgeving van het onderzoeksinstituut van Tilburg University. De commissie stelt op basis van het onderzoeksvisitatierapport vast dat het ondenrvijs is ingebed in een excellente onderzoeksomgeving. Het niveau van de opleiding is op adequate wijze geborgd doordat zij is ingebed in een academische omgeving met voldoende onderzoekscapaciteit van bewezen zeer goed niveau.
Samenvattend is de commissie van mening dat de opleiding beschikt over een programma dat een aantoonbaar ondezoekskarakter heeft.
Pagina 6 van 12
Ook is de commissie positief over de kwaliteit van het personeel en de kwaliteit van de onderzoeksomgeving. Wel is de commissie van mening dat er vanuit het management meer aandacht uit kan gaan naar het behalen van een BKO kwalificatie. De commissie ziet daarnaast twee fundamentele verbeterpunten die volgens de commissie een wezenlijk onderdeel zijn van standaard 2. De commissie is van mening dat ondezoeksmasterstudenten in de vakken die zij met reguliere master studenten volgen altijd speciaal op hen toegesneden opdrachten dienen te krijgen en dat de beoordeling aan hun niveau aangepast dient te zijn. Dat de opleiding in zo'n substantieel onderdeel van het programma (48 EC) niet helder, formeel en navolgbaar differentieert, vindt de commissie niet acceptabel en behoeft verbetering. Daarnaast vindt de commissie dat de integratie tussen methodologie en vakinhoud steviger in het programma geplaatst en geëxpliciteerd moet worden. De opleiding gaat er volgens de commissie teveel vanuit dat deze integratie vanzelf plaatsvindt wanneer de studenten vakinhoud en methodologie parallel kr¡gen aangeboden. De nadruk op de integratie in de begeleiding door docenten is volgens de commissie niet voldoende en dient daarom meer in de structuur van het programma geborgd te worden. Aangezien het hier om substantiële verbeterpunten gaat die een wezenlijk onderdeel zijn van standaard 2 beoordeelt de commissie deze standaard als onvoldoende. Het geheel oveziend beoordeelt de commissie Standaard 2: Onderwijsleeromgeving als onvoldoende. Standaard 3: Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties De opleiding hanteert verschillende toetsvormen voor de afsluiting van de verschillende opleidingsonderdelen. ln de domeinvakken wordt veel gewerkt met schriftelijke tentamens, in de vakken specifiek voor de onderzoeksmaster krijgen studenten opdrachten waarmee zij hun onderzoeksvaardigheden trainen. De commissie is hier over het algemeen positief over. De commissieleden hebben ieder twee scripties beoordeeld. De commissie acht de scripties aan de maat in verhouding tot de 18 EC die voor de scripties staat. De eis van 18 EC voor een scriptie van een ondezoeksmaster vindt de commissie echter te beperkt. Daarnaast is zij van mening dat de grondigheid en de omvang van het methodologische deel van de scriptie onvoldoende is om aan de scripties de waardering substantieel toe te kennen. Dat er slechts 3 tot 5 EC verschil zit tussen het aantal EC dat staat voor een scriptie voor een reguliere master en een onderzoeksmaster is volgens de commissie niet acceptabel. De kwaliteit van de verslaglegging van de beoordeling die bij de scripties was gevoegd vond de commissie onder de maat. Op deze formulieren trof de commissie geen overtuigende evidenties aan van de feedback die wordt geleverd aan de studenten, noch verbale adstructies van het cijfer. Opvallend vond de commissie daarnaast dat op het beoordelingsformulier geen aandacht wordt besteed aan de relatie tussen vraagstelling en onderzoeksmethoden. Volgens de docenten is de relatie tussen de vraagstelling en de methode wel degelijk onderwerp van gesprek en geven zij hier mondeling veel feedback op. Het effect van deze feedback heeft de commissie echter onvoldoende terug gezien in de scripties. De docenten legden de commissie uit dat er in de digitale leeromgeving wordt gewerkt met een scriptiedossier waar de student meer informatie over de beoordeling van de docent kan vinden. Voordat het dossier kan worden afgesloten dient er een toelichting bij de beoordeling te worden gegeven. Aangezien dit onderdeel is van een digitaal programma is deze feedback waarschijnlijk niet bij de commissie terecht gekomen. De commissie is positief over het werken met een digitaal scriptiedossier, maar vernam vervolgens van het
Pagina 7 van 12
management dat deze scriptiedossiers niet altijd en vaak onvolledig worden ingevuld. Ook miste de commiss¡e een gevoel van urgentie bij het management om de formele borging van de kwaliteit en transparantie van de beoordeling te verbeteren. Het management gaf aan zich ervan bewust te zijn dat de feedback niet altijd goed wordt geregistreerd en de scriptiedossiers niet altijd goed worden ingevuld, maar zag het scriptiedossier slechts 'als een staartje waar dan minder tijd aan wordt besteed'. Doordat de onderzoeksmasterstudenten intensief worden begeleid en voldoende mondelinge feedback krijgen was het volgens het management niet nodig strak op de scriptiedossiers te controleren. De commissie is van mening dat de borging van de kwaliteit van de beoordeling op dit punt verbeterd moet worden. Wat betreft de arbeidsmarktpositie heeft het panel geconstateerd dat de studenten van de researchmaster over het algemeen goed terechtkomen. Wel heeft zij opgemerkt dat het aantal studenten, dat voor een PhD positie aan Tilburg Law School in aanmerking komt, de afgelopen jaren is gedaald. Deze indruk van de commissie werd door het management bevestigd.
Alles samenvattend is de commissie van mening dat met de huidige opzet van de scriptie de eindkwalifìcaties niet adequaat worden getoetst. Voor een proeve van onderzoeksbekwaamheid vindt de commissie het niveau te laag. Dat er daarnaast slechts zeer beperkt wordt gedifferentieerd in het aantal EC dat staat voor een scriptie voor een reguliere master en een ondezoeksmaster is volgens de commissie niet acceptabel. Ten slotte miste de commissie overtuigende evidenties van de feedback die wordt geleverd aan studenten alsook van de verbale adstructies van het cijfer. Dat er vanuit het management geen urgentie werd getoond om de formele borging van de kwaliteit van de beoordeling te verbeteren, bevestigde het beeld van de commissie dat de opleiding op dit punt verbetering behoeft. Dit alles ovenaregende beoordeelt de commissie deze standaard als onvoldoende. Het geheel oveziend beoordeelt de commissie Standaard : Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties als onvoldoende.
Advies De commissie komt op basis van de informatie in het aanvraagdossier, de bestudeerde scripties, de antwoorden op de door haar gestelde vragen en de hoorzitting, tot een negatief eindoordeel over de aanvraag. Voor de ondenvijsleeromgeving is de commissie van mening dat in het programma voor een te groot gedeelte een differentiatie tussen reguliere masterstudenten en ondezoeksmaster-studenten ontbreekt, dat de integratie van de vakinhoud met de meer methodologische vakken te zwak en te weinig geborgd is in het programma, Voor de gerealiseerde eindkwaliflcaties is de commissie ook van mening dat de opleiding onvoldoende laat zien dat zij differentieert tussen ondezoeksmaster-studenten en reguliere masterstudenten. Dat voor de scripties van de ondezoeksmaster slechts 3 tot 5 EC meer aan studielast staat dan voor scripties van reguliere eenjarige masters vindt het panel niet acceptabel. Het methodologische deel van de thesis dient daarnaast versterkt te worden. Ten slotte is de commissie van mening dat de formele borging van de kwaliteit van de beoordeling verbetering behoeft. Zijtof geen overtuigende evidenties aan van de feedback die wordt geleverd aan de studenten, noch van de verbale adstructies van het cijfer. De commissie is van mening dat de opleiding (nog) niet voldoet aan de eisen die gesteld worden aan een onderzoeksmaster. Gezien het voorgaande, de goede ondezoeksomgeving en de intentie van de docenten om vorm te geven aan een
Pagina
I
van 12
differentiatie tussen reguliere masterstudenten en onderzoeksmaster-studenten ziet de commissie wel mogelijkheden voor herstel. Concluderend is de commissie van oordeel dat de onderzoeksmasteropleiding wo-master Research master in Law (research) niet voldoet aan de door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie gestelde eisen aan ondezoeksmasters, zoals neergelegd in het 'Beoordelingskader onderzoeksmasters' uan 22 november 2011 . De commissie kwalifìceert de kwaliteit van de opleiding als onvoldoende
Hersteltraject Bij brief van 1 6 april 2015 heeft de NVAO de instelling geïnformeerd dat de opleiding niet kan worden geaccrediteerd. ln deze brief is de mogelijkheid geboden van het indienen van een herstelplan. Op basis van het herstelplan en de beoordeling ervan door de KNAWcommissie zal de NVAO vervolgens een besluit nemen inzake het al dan niet toekennen van een herstelperiode, als bedoeld in artikel 5a.12a van de WHW, van twee jaar te rekenen vanaf het moment van het definitieve besluit dienaangaande. Bij brief van
1
'l juni 2015 heeft Tilburg University het herstelplan ingediend
lnhoud herstelplan Het verbeterplan gaat hoofdzakelijk in op de maatregelen die worden genomen met betrekking tot de als onvoldoende beoordeelde standaarden 2 en 3, met bijzondere aandacht voor: - het ontbreken van een heldere, formele en navolgbare differentiatie in opdrachten en beoordeling tussen reguliere masterstudenten en onderzoeksmaster-studenten in de vakken die zij gezamenlijk volgen; het gebrek aan een formele en voor studenten herkenbare integratie van methodologie en vakinhoud in het programma; - de opzet van de scriptie die de commissie voor een proeve van onderzoeksbekwaamheid te beperkt acht - het verbeteren van de formele borging van de kwaliteit van de beoordeling.
Beoordeling herstelplan door KNAW-commissie De commissie heeft het herstelplan bestudeerd en besproken tijdens haar overleg op september 2015.
1
De commissie ziet dat de opleiding serieus met de verbeterpunten aan de slag is gegaan en is van mening dat de geplande maatregelen goed doordacht zijn en aansluiten bij de
genoemde verbeterpunten. De commissie ziet daarnaast dat het verbeterplan wordt gedragen door het opleidingsmanagement, de examencommissie en de opleidingscommissie. Volgens de commissie toont dit aan dat alle betrokken partijen bereid zijn te investeren en dat dit de kans op een goede realisatie van het herstelplan vergroot. Voor standaard 2 is de commissie met name positief over de manier waarop de opleiding een formele en herkenbare integratie van vakinhoud en methodologie adresseert. De opleiding zet hier met de tweede Joint Research Training duidelijk op in en zorgt voor meer aandacht en borging op dit punt door een programmacommissie in te stellen en expliciet aandacht aan de integratie te besteden in de template die ontwikkeld gaat worden. Wat betreft de differentiatie in opdrachten en beoordeling van de reguliere masterstudenten en de onderzoeksmaster-studenten is de commissie van mening dat de opleiding een mooie eerste stap heeft gezet.
Pagina 9 van 12
Alle ingrediënten voor een betere formele en navolgbare differentiatie zijn hiermee aanwezig. Wel merkt de commissie op dat de verbetermaatregelen nu nog erg open zijn geformuleerd. Docenten worden met de template ondersteund en gaan de template in overleg met elkaar ontwikkelen. Dit maakt op de commissie de indruk dat de template nu vrijblijvend gebruikt mag worden. De commissie raadt de opleiding aan om te zorgen voor een betere borging door de template een dwingend karakter te geven en de programmacommissie te laten toezien op de daadwerkelijke differentiatie in de opdrachten en de beoordeling. Over de aanpassingen in het beoordelingsformulier voor de thesis en de verhoging van het aantal EC voor de thesis is de commissie te spreken. Daarnaast stelt de commissie vast dat de opleiding op verschillende manieren de kwaliteit van de beoordeling van de scriptie borgt. Dit geeft de commissie het vertrouwen dat de kwaliteit van de beoordeling de komende tijd zal verbeteren.
Alles ovenvegende is de commissie van mening dat de opleiding de verbeterpunten van de commissie goed heeft geadresseerd. Te spreken is de commissie over het feit dat de opleiding op drie van de vier verbeterpunten naast concrete maatregelen ook zorgt voor een goede borging. Voor de differentiatie in opdrachten en beoordeling tussen reguliere en ondezoeksmaster-studenten moet de opleiding deze borging nog verder doordenken en expliciteren. De commissie adviseert de NVAO om de opleiding twee jaar herstel toe te kennen, aangezien het effect van de verbetermaatregelen, met name de kwaliteit van de scripties dan te beoordelen is.
Conclusie Op basis van de positieve beoordeling door de KNAW-commissie van de toereikendheid en haalbaarheid van het herstelplan besluit de NVAO tot toepassing van het bepaalde in artikel 5a.12a van de WHW (herstelperiode). Naar het oordeel van de NVAO is met de positieve beoordeling van het herstelplan voldoende aannemelijk gemaakt dat de opleiding alsnog aan de eisen van het accreditatiekader kan voldoen. De instelling dient uiterlijk 30 mei 2017 een nieuwe aanvraag voor de opleiding in, gericht op de vaststelling dat de opleiding alsnog aan de eisen uit het accreditatiekader voldoet. De aanvraag bevat een kritische reflectie met betrekking tot standaard 2 ('onderwijsleeromgeving') en standaard 3 ('toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties') .
Aanbeveling De NVAO onderschrijft de aanbeveling van de commissie om de borging van de verbetermaatregelen voor een verdere differentiatie in opdrachten en beoordeling tussen reguliere masterstudenten en onderzoeksmaster-studenten verder te doordenken en te expliciteren.
Pagina 1o van
12 Beslu¡t lngevolge het bepaalde in artikel 5a.10, derde lid, van de WHW heeft de NVAO het college van bestuurr van de Tilburg University te Tilburg in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze op het voornemen tot besluit van 26 oktober 2015 naar voren te brengen. Bij e-mail van 13 november 2015 heeft mr. J.A.C. Schiejen, beleidsmedewerker ondenruijs, namens het college van bestuur van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Dit heeft geleid tot een tekstuele aanpassing. De NVAO besluit tot verlenging van de geldigheidheidsduur van het accreditatiebesluit van 25 februari 2010 van de wo-ondezoeksmaster Research master in Law (research) (120 ECTS; variant: voltijd; locatie: Tilburg) van Tilburg University te Tilburg tot en met 29 november 201 7.
lngevolge het bepaalde in artikel 5a.12a vierde lid, van de WHW dient het instellingsbestuur een aanvraag om een besluit tot vaststelling dat de opleiding alsnog aan het toepasselijke kader voldoet, uiterlijk in te dienen op 30 mei 2017. Den Haag, 30 november 2015 De NVAO
Voor deze
Dr
Tegen dit besluit kan op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht door een belanghebbende bezwaar worden gemaakt bij de NVAO. De termijn voor het indienen van bezwaar bedraagt zes weken.
Pagina 1 't van
t
z Bijlage I : Schematisch overzicht oordelen KNAW-commissie Onderwerp
Standaard
Beoordel¡ng door het KNAW-Commissie
Voltijd
L
Beoogde e¡ndkwal¡f¡cat¡es
De beoogde eindkwalifìcaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen
2.
On
derwijs leeromgevi n g
Het programma, het personeel en de
o
opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalifi caties te realiseren 3. Toetsing en gerealiseerde
De opleid¡ng beschikt over een
eindkwalificaties
adequaat systeem van toetsing en
o
toont aan dat de beoogde eindkwalificat¡es worden gerealiseerd
Eindoordeel
Onvoldoende
De standaarden krijgen het oordeel onvoldoende, voldoende, goed of excellent Het eindoordeel over de opleiding als geheel wordt op dezelfde schaal gegeven.
Pagina12 van
12 Bijlage 2: panelsamenstelling KNAW-commissie Maatschappijwetenschappen
-
prof. dr. P. Scheepers (voozitter), hoogleraar Methoden en technieken van sociaalwetenschappelijk ondezoek, Radboud Universiteit Nijmegen ; Prof. dr. J. Plantenga, hoogleraar Economie van de welvaartsstaat, Universiteit Utrecht Prof. mr. T.A. de Roos, emeritus hoogleraar Straf- en Strafprocesrecht, Tilburg University; Prof. dr. F. Witlox, gewoon hoogleraar Economische Geografle, Universiteit Gent; M. Postma MSc (student-lid), recent afgestudeerd aan de research master Social and Cultural Science, Radboud Universiteit Nijmegen.
Dhr. de Roos heeft vanwege zijn betrokkenheid bij Tilburg University niet deelgenomen aan deze beoordeling. Prof. mr. A. Soeteman heeft als referent voor deze beoordeling opgetreden.
Het panel werd ondersteund door drs. L. Winsemius, secretaris (gecertifìceerd).