Beschrijving van de verschillende wijzen van winterbeslag bij het paard, of van het zoogenaamde op scherp-zetten
http://hdl.handle.net/1874/30303
Beschrijving van de verschillende wijzen van winterbeslag bij het paard, of van het zoogenaamde op scherp-zetten C SpfiJi 327? BESCHRIJVING VAN DE VERSCHILLENDE WIJZEN VAN WINTERBESLAG B IJ HET PAARD, OF VAN HET ZOOGENAAMDE OP SCHEEP-ZETTEN. DOOR F. C. EEEIEIJER. Leeraar aan 's Rijks-Veeartsenijschool.DERDE, VEEL VERMEERDERDE DRUK. MET PLATEN. G. B. van GOOR ZONEN,18 76,
Beschrijving van de verschillende wijzen van winterbeslag bij het paard, of van het zoogenaamde op scherp-zetten VOORBERICHT. Het werkje, dat hiermede den liefhebbers van paarden enhoefsmeden wordt aangeboden, werd het eerst gedrukt in hetTijdschrift van den Hoogleeraar L. Mulder te Deventer, jet.:de Boerengoudmijn, VI Jaarg. 1860, bladz. 129. De vele aan-vragen om afzonderlijke afdrukken er van, waaraan niet voldaan kon worden, hebben mij genoopt, het nauwkeurig te her-zien, ten gevolge waarvan er onderscheidene verbeteringen envermeerderingen in zijn aangebracht, en het als afzonderlijkwerkje op nieuw uit te geven. Ik heb gemeend, al het omtrent dit onderwerp bekende bijelkander te moeten voegen, al zijn daaronder ook nuttelooze enzeer kostbare wijzen van winterbeslag. Daardoor meen ik an-deren, die zich soms met dit gedeelte van het hoefbeslag beziijhouden, voor de dwaling te behoeden, waarin ik vroeger verval-len ben, van
namelijk te meenen, eene nieuwe wijze om de lossekalkoenen aan de ijzers te bevestigen te hebben gevonden, diemij later bleek, reeds jaren lang bekend te zijn. Utrecht, April 1862. F. C. Hekmeijer.
Beschrijving van de verschillende wijzen van winterbeslag bij het paard, of van het zoogenaamde op scherp-zetten 17 beveling verdient. Op de plaats, voor den kalkoen of stootbestemd, wordt een vierkant gat in het ijzer gemaakt, endaarin past de vierkante hals van den kalkoen. Het op debovenvlakte van het ijzer uitkomende gedeelte van den halswordt daarop omgeslagen en vastgeklonken. /.) Het balk- of gesloten-ijzer met scherpe kalkoenen. Wanneer het paard dunne, zwakke hoeven heeft, met.zwakke en lage verzenen, dan moet men, bij het aanwezigzijn van ijs of sneeuw op den weg, zegt Goodwin *), een ge-sloten ijzer (fer a planche; das Stegeisen) onder liggen enin het midden van den dwarsbalk een scherpen kalkoen(vaste of losse, beter de laatste) aanbrengen, die echtervooral niet te hoog mag zijn. Is het paard om andere rede-nen beslagen met een gesloten 'ijzer, dan kan dit insgelijksworden verricht; of wel, hetgeen
mijns inziens beter is, menplaatst aan elk uiteinde er van, op de hoogte der verzeneneen scherpen kalkoen. De laatste wijze heb ik dikwerf metgoed gevolg aangewend. g.) Het scherpe- of winter- complementijzer van Erdt. Erdt -J-) heeft zijn complementijzer ook als winterbeslag ofscherp beslag ingericht. Daartoe wordt aan de ondervlaktevan het aan den binnenkant uitstekend gedeelte (Eckstre-bentrager) eene scherpe verhevenheid of kalkoen (Stollen-leiste) (Fig. 44 a. a.) aangebracht, die in den regel ietshooger dan de dikte van hel ijzer is. Zij is zoo langals de verhevenheid aan de bovenvlakte, die tusschen dezool en de steunsel moet liggen en van onder mesvormigscherp en zit met breeden basis op den steunseldrager,(Fig. 44 a. a.) Van buiten is deze kalkoen convex, van bin-nen concaaf, zoodat die met de steunselverhevenheid eene iefsingebogene vlakte aanbiedt, die naar den sfraal toegekeerd is.Daar de onderste rand
van deze kalkoen scherp is, zoo voor- *) Ibid. p. 176. t) Die rationelle Hufbeschlagslehre oder u. b. w. Breslau 1868. S. 148. 2
Beschrijving van de verschillende wijzen van winterbeslag bij het paard, of van het zoogenaamde op scherp-zetten 21 meening uit, dat het beter is om voor winterbeslag in dentoon te scherpen dan aan de kalkoeneinden; dat het beteris stompe kalkoenen en scherpen sloot te bezigen, dan om-gekeerd. Om nu het al te dikwijls vernieuwen van hetbeslag te voorkomen, moet de scherpe stoot z66 gemaaktworden, dat die even gemakkelijk aangelegd als wegge-nomen kan worden. De heeren Schultze zeggen daarom-trent: »Mogen schroefkalkoenen aan de uiteinden der tak-ken van het ijzer geplaatst nut hebben, in den toon ge-plaatst missen zij dit doel en moet men naar eene betere wijzevan scherpen omzien. Maar hoe moet. die ingericht zijn?Vooreerst herinnere men zich, dat de hoef van het paardvan voren het meest afsl'y't, als niet stooten of eene andereinrichting hem beschut, een geval dat wij niet vooropwillen stellen. Het
middel moet dus even gemakkelijk aan-wendbaar zijn bij nieuwe als by afgesleten lioeven. Het moetverder door ieder even gemakkelijk aan te wenden als wegte nemen zijn. Het mag den hoef van achteren niet sluiten,want dan kan zich sneeuw en vuil tusschen het ijzer en denhoef plaatsen en den gang van het dier onzeker maken. Hetmoet verder van eenvoudige constructie zijn, zoodat zelfs eendorpssmid bet vervaardigen kan." Fig. 46, 47, 48, 49 zijn afbeeldingen van het Schultzeijzer. No. 48 en 49 vertoonen de gescherpte toestel, die aanhet hoefijzer bevestigd wordt en wel van de boven en onder-vlakte; a. is de scherpe stoot, welke op de plaat c. bevestigdis. De laatste wordt. zoo aan het ijzer aangelegt dat h en ivan de plaat in ingevijlde verdiepingen aan de binnenrandenvan het begin van de takken des ijzers passen, terwijl hetomgeslagen deel b, Fig. 48, van de plaat het van eene uitsnijdingvoorzien toongedeelte van
het hoefijzer van binnen naarboven en buiten omvat. Een nagel of cylinder (k. Fig. 47),door eene opening van den arm van het ijzer gestoken (Fipf.46 en 47), komt onmiddellijk onder de plaat te leggen enhoudt de laatste volkomen vast. »Het is duidelijk dat de plaat, Fig. 48, fabriekmatig voorverschillende hoeven zal moeten vervaardigd worden. Bij
Beschrijving van de verschillende wijzen van winterbeslag bij het paard, of van het zoogenaamde op scherp-zetten '24 den tak des ijzers opgenomen. Deze moeten zeer nauwkeu-rig in elkander passen, zoodat geen gedeelte van den halsaan de onderylakte van het ijzer zigtbaar is, en de breederegedeelten van den kop nauwkeurig tegen de ondervlaktevan het ijzer komen te liggen, en daar tegen kunnen dragen.De hals mag verder vooral niet langer zijn dan het ijzerdik is, want dan komt die boven het ijzer uit en kan dezool of de steunsels drukken, en kreupelheid veroorzaken. Deze kalkoenen hebben het voordeel, dat z'y kunnen wor-den weggenomen, wanneer men het paard niet gebruikt, of dewegen plotseling niet meer glad zijn. Velen hebben als dande gewoonte om ze door stompe kalkoenen te vervangen,Fig. 16 Deze hebben vierkante koppen, zij dienen om bijde aanwezigheid van een kalkoen aan den anderen tak eenscheeven stand der
hoeven voor te komen, en tevens om. tebeletten, dat zich vuiligheid in de moerschroeven plaatst.Het in- en uitschroeven geschiedt door een schroefsleutel,dien men steeds bij zich dient te hebben, om, vooral bylangdurige marschen, de stomp gewordene door andere tekunnen vervangen. De scherpe kalkoen, die v66r den gewonen kalkoen ge-plaatst wordt, is veel meer in gebruik dan die, welke denlaatsten vervangt, omdat men in het eerste geval bij het op-houden der gladheid, den scherpen kalkoen eenvoudig be-hoeft weg te nemen en het ijzer verder kan blijven liggen,terwijl men in het laatste geval, wanneer n. 1. het paardmet kalkoenen was beslagen, er of de stompe kalkoenen inmoet laten, of het ijzer afnemen, om er op nieuw kalkoenenaan te smeden. Wanneer men den scherpen kalkoen op de plaats van dengewonen zet, dan wordt of de tak van het ijzer eenigszinsdikker gesmeed, of men maakt het uiteinde alleen een weinigdikker, zooals
Fig. 17 aanduidt. In de meeste gevallen is het zaak, ten einde gevaarlijkstrijken en kwetsingen der ledematen te voorkomen, en hetuitglijden nog meer tegen te gaan, zich van twee soortenvan kalkoenen te bedienen, en dan plaatse men in den binnen-
Beschrijving van de verschillende wijzen van winterbeslag bij het paard, of van het zoogenaamde op scherp-zetten 25 tak die met een pyramidaalvormigen kop, aan den buiten-tak een met wig- en bijtelvormigen kop, en wordt deze tevensover dwars aangezet. Bedient men zich allien van kalkoenenmet wigvormige koppen, dan moet die aan den binnen-tak overlangs geplaatst zijn. Is men overigens voor strijken of kroon-betrappingen bevreesd, of vermoedt men dat de vorst nietlang zal aanhouden, dan is bet voldoende alleen den buiten-tak van een scherpen kalkoen te voorzien, die iets langer isdan de stompe. Het scherpen van den buiten-kalkoen isook daarom beter, wijl die, bij verre de meeste paarden,vroeger den grond raakt dan de binnenste. Vele klachten hoort men altijd over het gemakkelijk losworden en vooral af breken dezer kalkoenen, dat ook daaromnadeelig is, wijl de hals in het ijzer blijft zitten en dus geenandere kalkoen kan worden
aangewend. De schuld hiervanHgt alleen daarin, dat ze slecht gemaakt en de halzen tedun en van een te grove schroefdraad voorzien zijn. Deonderwyzer in het praktische hoefbeslag aan 's Rijks Vee-artsenijschool te Utrecht, (nu wijlen) J. van der Klugt, vroe-ger militaire hoefsmid, gebruikt alleen den vierhoekigen, pun-tigen schroefkalkoen, en zet er meestal in elken tak van hetijzer een. *) De door hem sedert 40 jaren vervaardigde, ensedert dien tijd door hem steeds voor de gewone kalkoenengeplaatste, breken bijna nimmer af; immers de voorbeeldendaarvan zijn zeer zeldzaam; en al breekt er ook een af, deoverblijvende is voldoende om uitglijden voor te komen Staalis voor het vervaardigen dezer kalkoenen niet goed, omdatdaarin moeielijk een goede schroefdraad kan gemaakt worden,en ze gemakkelijk af breken, terwijl ijzer te week en te buig-zaam is. Men vervaardigt de beste op de volgende wijze:een staafje vederstaal wordt tusschen 2
staafjes ijzer van on-geveer dezelfde grootte gelegd, en deze voorzichtig tot eenstaaf van de dikte der kalkoenen te zamen geweld. Wat de waarde van deze wijze van scherpen betreft, zij *) De tegenwoordige onderwijzer in het praktische Hoefbeslag aan de school, W. A.H. van Horsen, maakt de schroefkalkoenen even deugzaam, en levert die a 10 centsper stuk af.
Beschrijving van de verschillende wijzen van winterbeslag bij het paard, of van het zoogenaamde op scherp-zetten 28 geen gedeelte van den kop grooter of dikker is dan de schroefof den hals, en dus niet op de grondvlakte van het ijzerrust; alsmede dat de vaarschroef, om het af breken voor tekomen, dikker is dan gewoonlijk. Verder is de kop vierkanten de schroef van een fijnere draad dan gewoonlijk voor-zien. Het laat zich begrijpen, dat wanneer die van goedstaal vervaardigd is, hij minder gemakkelijk zal afbreken dande gebruikelijke. Hij blijft zegt M. tot dat hij bijna geheelversleten is steeds puntig en scherp. 4. Het schroefkalkoenijzer van Neuschild. Cl. Neuschild te Dresden raadt een door hem van staalvervaardigd ijzer, met schroefkalkoenen voor rijpaarden, zeeraan. Het verschilt van het gewone van schroefkalkoenenvoorziene ijzer. De teekening (Fig. 50) stelt de grondvlakte van het ijzervoor. Er is een vrij diepe rits in aanwezig, waarin de
na-gelgaten geplaatst zijn a. Nabij het einde van de armen desijzers loopt die rits niet door. Naar binnen van de rits b.is eene zeer sterke helling (Abdachung), waardoor het bal-len van sneeuw en ijs wordt belet. Deze helling gaat rechtsen links tot aan den inwendigen rand van de rits ter breedtevan 10 millimeters. Aan de einden van de takken, waargeen rits is, wordt de helling ongeveer 17 millimeters hoogen loopt tot aan den onderrand van den toon, zoodat daareene soort van scherpe stoot gevormd wordt. Het ijzer isaan den toon en de einden der takken dikker dan aan deoverige deelen, en wel in den toon 14 millimeters evenalsaan de kalkoeneinden c. Aan het uitwendige kalkoeneinde,waarin de pyramiedvormige kalkoen geschroefd wordt, ishet ijzer 10 millimeters dik *). 5. Het ijzer van Lang. Het is bekend, dat bij verre het grootste getal paarden deijzers in den toon het meeste en het spoedigste afslijten, endat dit vooral het geval is met de
achterijzers bij rijpaar- *) Zerrenner, t. a. p. S. 217.
Beschrijving van de verschillende wijzen van winterbeslag bij het paard, of van het zoogenaamde op scherp-zetten 40 of uit 2 te zamen te smeden stukken ijzei-. of wel uit eenstuk- De scherpe kalkoen wordt op dezelfde w'yze aange-bracht als men een stoot in den toon smeedt. De eindenvan het lengie- en dwarsstuk, die omgebogen moeten wor-den, moeten zeer taai zijn, waartoe men ze goed laat uit-gloeien Dat aan den toon moet, telkens wanneer de spoorwordt ondergelegd of afgenomen, worden omgebogen. De gereed gemaakte spoor wordt aan den voet van hetpaard gepast en bewaard, tot die gebruikt kan worden.Wanneer men tegen den winter, als er sneeuw en ijs wordtte gemoet gezien, het paard, waarbij men later de spoor wilgebruiken, laat beslaan, dan moet op de plaatsen, waar deuiteinden van het lengte- en dwarsstuk van de spoor tegenden draagrand van den hoornwand komen te liggen, ietsmeer van den draagrand worden
weggenomen, zoo dat diehier niet op het hoefy'zer draagt. Is de straal groot en dik,of vet, dan moet die zoo veel worden weggenomen, dat hetdwarsstuk niet op hem drukt. De scherpe kalkoen heeft eene verschillende werking, naarmate van de plaats, waar hij wordt aangebracht. Plaatstmen hem naby den toon, dan belet hij op gladde hellingzeer goed het uitgl'y'den, maar de spoor gaat spoedig verlo-ren, doordien hij met elke beweging tegen den bodem stoot.Wordt de scherpe kalkoen in het midden van het lengtestukgeplaatst, dan is het stooten met de spoor tegen den gronden elke verhevenheid, minder sterk dan in het vorige gevalen gaat hij niet zoo spoedig verloren, maar staat het paarder minder vast en zeker mede. Het best is, om de scherpekalkoen te plaatsen op het midden van het dwarsstuk, Fig.35, 36. De stelling van den voet is hierbij niet zoo wan-kelende, als in de beide voorgaande gevallen. Voor rij- enzelfs voor trekpaarden is daarom deze
spoor op steile wegenzeer aan te bevelen. Moet daarentegen het paard, op dezew'yze gescherpt, tegen eene helling opgaan, dan gly'dt hetzoo lang, totdat de scherpe kalkoen den bodem raakt. Ditglijden wordt intusschen verminderd, wanneer men de kal-koen iets hooger maakt. Daarentegen staat het paard er
Beschrijving van de verschillende wijzen van winterbeslag bij het paard, of van het zoogenaamde op scherp-zetten 47 wijze van een houtschroef in den buitenrand worden inge-laten, om het losgaan te voorkomen. Janne heeft later de bevestiging van den dwarsbalk inzoo verre vereenvoudigd en verbeterd, dat hij de insnijding inden buitenrand van den buitentak laat vervallen; daar ligtde dwarsbalk tegen den kalkoen, en tegen de grondvlaktevan het ijzer. De bevestiging van den dwarsbalk geschiedtnu niet door een schroef in den buitenrand van het ijzer,maar door een gewonen scherpen schroefkalkoen, die metzijn vaarschroef door het dwarsstuk en het ijzer gaat *). Bij beide wijzen van scherpen is het noodzakelijk dat hetijzer kalkoenen bezit. 16. De ijsspoor van R. A. L. Pelerin. De heer Pelerin, thans gepensioneerd L\ Kolonel der ka-vallerie hier te lande, heeft eene andere wijze om paardenop scherp te zetlen uitgevonden, iets
overeenkomende metNeuschild's hoefscherper, maar op eene andere wijze, watde bevestiging van den dwarsbalk, waaraan de scherpe kal-koenen bevestigd zijn, betreft. Fig. 65. De dwarsbalk bestaatuit 2 stukken; fig. 1. het stuk aan den binnentak bevestigd,is hoi. en van een moerschroef voorzien; het buiten stuk2, is doorboord en daardoor gaat de moerschroef, 3 dieeen spleet of verdieping in den kop heeft, om die meteen sleutel stevig in 1 aan te schroeven; de kop van deschroef moet op de wijze van een houtschroef, in het bui-teneinde van 2 (zie 4) ingelaten worden. Ook bij deze ijs-spoor moet het ijzer, zooals duidelijk is, van kalkoenen voor-zien zijn. Bij de aanvvending van deze spoor behoeft aande buitenranden van het ijzer nabij de kalkoenen geene ver-diepingen te worden gevijld, zooals bij die van Janne ?]-). De Heer Pelerin schrijft mij (15 Augustus 1875): »Ditwinterhulp hoefbeslag is door mij, tijdens dat ik als Ritmees-
*) Zie: Scherpbealag, door A. J. Janne. medegedeeld door F. C. Hekmeijer in:Tijdschrift voor Vccartsenijknndt en Veeteelt 2" Jaarg. 1805. biz. 180. t) Ook deze wijze van scherpen wordt hier voor het eerst bekend gemaakt. De heerPELERIN heeft daartoe zijne toestemming gegeven.
Beschrijving van de verschillende wijzen van winterbeslag bij het paard, of van het zoogenaamde op scherp-zetten 48 ter Escadrons Kommandant bij het 2e Regiment Dragondersdiende uitgedaclit, beproefd en jaren laug met het bestesuc-ces toegepast, niet alleeu bij mijne dienstpaarden, maar ookbij mijn tuigpaard. Later in garnizoen zijnde te Roermondebleek de praktische deugdzaamheid er van, daar zelfs deslechte bestrating (veld keien) aldaar j.',een invloed op hetdagelijks gebruik er van uitoefende." 17. De scherpe kalkoen van Lijdtin. Aan een gewoon engelsch ijzer van Field of Einsiedel,dat aan de grondvlakte van een aan den toon doorloopenderits voorzien is, die niet tot het einde van het kalkoeneindedoorloopt, maar ongeveer 30 millimeters daarvoor eindigt,zijn 2 scherpe insteekstooten en aan elk einde der armeneen scherpe kalkoen aangebracht (Fig. 66). De eerste zittenin afzonderlijke openingen binnen de beide
toonnagelgaten,zij gaan door het ijzer, zoodat de klingen of lemnetten derscherpe stooten aan den voorrand van het ijzer omgebogenkunnen worden; daardoor worden de stooten be/estigd.Beide stooten staan ongeveer 34 millimeters van elkander afen elke scherpe kalkoen wordt bevestigd, even als de stoo-ten, doordien de klingen of lemnetten derzelve langs denbuitenrand worden omgebogen. c c."" en b. Uit den wand van den hoef moet met een klein scherpmes eenige hoorn worden weggenomen om de klingen ofhalsen plaats te geven en om de afgesleten kalkoenen, doorhet ombuigen der halsen gemakkehjk weg te nemen, endoor anderen te kunnen vervangen. *) 18. De scherpe kalkoen van Lijdtin verbeterd door Dominik. De hiervoor beschreven wijze van scherpen heeft Do-minik beproefd te verbeteren. Fig. 67 geeft de afbeeldingvan zoodanig ijzer. Het is zeer sterk geritst; de rits is bijnazoo diep als bij het winterijzer
van Einsiedel, hij looptdoor tot aan het uiteinde der armen van het ijzer, maarniet aan den toon. In deze diepe groeve staan de koppen *) Zerhenner. t. a p. Seite 222.
Beschrijving van de verschillende wijzen van winterbeslag bij het paard, of van het zoogenaamde op scherp-zetten 50 3.
Het paard behoeft des winters geen byzonder beslag,en kan op de zomerijzers blijven loopen. 4.
De hoefijzers behoeven dus des winters niet meer dandes zomers worden vernieuwd. Daardoor wordt de hoefverschoont en kosten en tijd bespaard. 5.
Het nadeelige en schadehjke afbreken der kalkoenenwordt daardoor voorkomen. 6.
Het is niet noodig om de paarden ten einde de kal-koenen te scherpen naar de smedery te b,rengen. 7.
Kalkoenen en stoot, zijn even hoog, waardoor hetpaard een natuurlijke gang heeft. Fig. 69. 8.
Deze w'y'ze van scherpen is goedkooper dan elke an-dere w'y'ze van scherpen. *) 20. Dominik's patent hoefschcrper voor rijpmrden. Het hiervoor beschreven scherpbeslag van Dominik, werddoor velen als het hoefijzer te
zwaarmakende gehouden envooral ongeschikt voor r'y'paarden en lichte paarden in hetalgemeen. Daarom heeft Dominik eene andere wijze vanop scherpzetten uitgedacht, waarbij de van een scherpe stootvoorziene overlangsche balk (Fig. 71) wegvalt. Fig. 72 stelt het nieuwe ijzer aan de grondvlakle te zienvoor. Het ijzer heeft een vlakke draagrand en helt van daarnaar den binnenrand toe af. De afhelling loopt niet doortot aan de kalkoeneinden, maar daar wordt de vlakte hori-zontaal en breeder en wel z66 dat voor den inwendigenrand, deze (achter d.) eene insnijding is, waarin de dwars-balk, waaraan de scherpe kalkoenen zijn (als bij den vori-gen hoefscherper) ingrypt. De dwarsbalk wordt in zijn lig-ging gehouden, doordien nit de einden een ronden dwarsarmof anker /. /'. in sleufvormige verdiepingen in de uiteindender kalkoenen, aangebracht ingrijpt; het middenstuk van ditanker
heeft een vaarschroef a. die door eene van vorengrootere van achteren kleinere ronde opening in den dwarsbalk *) Dominik. Der rationnette HufbescUag 2 Aufl. 1875 S. 17. Zerrenner's Citr-undHttfscknicd, durchZuRN 1874. S. 94. Deze patenthoefscherper is te verkijgen bij Jak. Ravene Sohne, te Berlijn, Stralauerstrasse, 28.
Beschrijving van de verschillende wijzen van winterbeslag bij het paard, of van het zoogenaamde op scherp-zetten 51 aanwezig heen gaat en daar door van eene 4 hoekige kopvoorziene moerschroef b. vastgehouden wordt; het konischegedeelte van de moerschroef zakt in den dwarsbalk, daar-door wordt een en ander vastgehouden. Het geheel kandoor het omdraaien van de schroef gemakkelijk losgemaakten verwijderd worden. Ook deze nieuwe wijze van scherpenzou zeer voldoen. *) 21. Neuschild's hoefscherpcr. Neuschild heeft beproefd om de patent hoefscherper vanDominik te verbeteren en evenzoo door het weglaten vanden overlangschen balk. De geheel op dezelfde wijze alsbij de uitvinding van Dominik gemaakte en in den binnen-rand van de einden der takken passende dwarsbalk a. isin tweeen gedeeld; de eene helft heeft een schroef, de an-dere is uitgeboord. De
schroef is van een moerschroef voor-zien c. welke de beide deelen van den balk uit elkanderdringt en tegen het ijzer bevestigd. Door losschroeven kanmen alles zeer spoedig wegnemen (Fig. 73). f) 4/ Andere wijzen van winterbeslag.1. De hoef schoenen van Bergemann. De wagenfabrikant Bergemann, te Berlijn, heeft in 1854,volgens de dagbladen, zoogenaamde hoefschoenen uitgevon-den, die elk ander winterbeslag zouden kunnen vervangen,en algerneene belangstelling verwekten. Daarover heeft Prof.Hertwig, Hoogleeraar aan de veeartsenijschool te Berhjn,volgens diezelfde berichten, een hoogst gunstig getuigschriftafgegeven. Volgens dit getuigschrift sluiten deze, uit eigen-aardige, slechts uit henneptouw met teer besmeerd bestaandeschoenen, goed en vast om den hoef, zonder de kroon ofde koot te drukken, en geven zelfs aan slechte, murwe,afgebrokkelde en onbeslagen
hoeVen, op gladden, oneffen en *) Zerrinner t. a. p. S. 218.t) Zerremner t. a. p. S. 219. 4'
Beschrijving van de verschillende wijzen van winterbeslag bij het paard, of van het zoogenaamde op scherp-zetten 53 gat. Fig. 74 75. Het van scherpe kalkoenen voorzien tweedeijzer past aan de kalkoeneinden, met een rond uiteinde, Fig.76, in de gaten van-die kalkoenen; de toon van het losseijzer wordt met een schroef in het vastliggende bevestigdDe scherpe kalkoenen steken onder de aan het vastliggendeijzer aanwezige kalkoenen uit, Fig. 75. 4. Het engelsche dubbelijzer bestaande in een gewoon ijzer, waaronder door middel vanschroeven, een ander van scherpe kalkoenen voorzien en somsook scherpen stoot, wordt bevestigd, heeft in der tijd veelopgang gemaakt, maar het heeft niet op den duur voldaan- 5. Het dubbelijzer van Neumann. Fig 77 is eene afbeelding van dit ijzer, dat zeer doelma-tig is. Men ziet daaraan zijne wijze van scherpen en welhoe dat op het eigenlijke ijzer
a., dat aan den hoef beves-tigd is, het driehoekige, van een zeer scherpen rand voor-zien, ijzer is geschroefd. Het laatste heeft aan den tooneene uitsnijding en daarin een gat waardoor een schroefgaat c. Aan elk einde van den tak des ijzers is een platgedeelte evenzoo van een gat voorzien, waardoor evenzooeen schroef gaat (c. c.) Het ijzer waartegen het tweede ijzer vastgeschroefd wordt,moet vooraf van de besprokene schroefgaten voorzien wor-den. Dit ijzer is in den toon ongeveer 11 millimeters dik,naar achter, naar de kalkoeneinden toe, wordt het iets dik-ker, zoodat de dikte aan de afgeronde einden ongeveer 13millimeters is. Dit ijzer schijnt zwaarder dan het inderdaadis. Het weegt zoo wat 820 grammen. 6. De ijsschoen van Amelli *). Dit scherp beslag, ook de hoef klemmer van Amelli (Huf-klammer) genoemd, bestaat uit een omgebogen stuk plaat-ijzer of ijzerblik, dat de
geheele onderste vlakte van denhoef bedekt, en door middel van sterke banden van ijzer, *) Hamh's Agron. Zdtmg. 1860. S. 729. No. 46.
Beschrijving van de verschillende wijzen van winterbeslag bij het paard, of van het zoogenaamde op scherp-zetten 58 44. Het driehoekige winterijzer van Dominik. Het ijzer heeft eene hoefvlakte met breeden draagrand,die aan de einden der takken nog breeder wordt en smalle,zeer afhellende grondvlakte. Van den binnen naar den bui-tenrand toe loopt het ijzer scherp uit, zoodat het op dedwarse doorsnede driehoekig is Fig. 83. Aan den toon is eeneverdieping a., en is het ijzer in den toon wat opwaarts ge-bogen. De nagelgaten zijn op de hellende binnenvlakte vande driehoekige verhevenheid geplaatst, nauwelyks 2 millime-ters van den ondersten scherpen rand af; zij hebben groote,vierhoekige, ongeveer 9 millimeters lange en 6 millimeterbreede, met verzinkingen voorziene openingen. De nagelga-ten worden n. 1. naar de bovenvlakte van het ijzer toe klei-ner, zoodat de
bovenopeningen er van slechts 4 millimeterslang en 3 millimeters breed zijn. Deze gaten zijn zoodaniggestampt, dat de nagel slechts in de richting naar boven ennaar buiten kan indringen *). 12. Het zekerheidsijzer van GoonwrN, of het gewijzigde Fran-sche ijzer (fer de surete, fer Francais modifie) ?}?). Ofschoon dit ijzer niet strikt wordt opgegeven als een win-terbeslag, had G. toch het doel, om het uitglijden er doortegen te gaau. Wij kunnen het geenszins als winterbeslagaanraden. Zooals bekend is, was G. zeer met het Franscheijzer ingenomen; hij meende echter eene wijziging daarvante moeten voorslaan. Zijn ijzer wijkt daardoor van het Fran-sche af: 1°. dat de ondervlakte van den eenen rand naarden anderen rand uitgehold is; en, daar de uitwendige randdikker is, en van boven naar beneden schuins afloopt, zoo-dat de bovenvlakte grooter is dan de ondervlakte, krijgt delaatste,
even buiten de nagelgaten, een scherpen rand, diehet uitglijden moet beletten; dat 2° het ijzer in den tooneen opzet heeft; 3°datde uitwendige tak 4 en debinnen-tak3 nagelgaten bezit, en dat 4°, de nagelkoppen niet zoo verbuiten de zink-nagelgaten zijn geplaatst als bij het Fr. ijzer *) Zebrenner t. a. p. S. 225. t) L. c. pag. 124. *- Schwab, 1. c. S. 1H.
Powered by TCPDF (www.tcpdf.org)