Lezing voor de Nederlandse Nationale UNESCO Commissie; Tropenmuseum Amsterdam, 18 februari 2005
Bescherming van levend erfgoed: Het ondersteunen van de technologie van de betovering Wim van Zanten, Universiteit Leiden 1. Inleiding Al vele jaren heb ik mij verbaasd over de geringe aandacht van de (Westerse) antropologie voor de uitvoerende kunsten. Ik heb deze houding van antropologen wel eens een etnocentrisme in de antropologie genoemd; het gaat namelijk volstrekt voorbij aan de belangrijke rol die de uitvoerende kunsten in Azië, Afrika en Zuid-Amerika spelen en kunnen spelen in, bij voorbeeld, ontwikkelings- en democratiseringsprocessen. In deze presentatie zou ik willen ingaan op dit verschijnsel, dat wil zeggen de manier waarop vanuit de antropologie/ sociale wetenschappen tegen het verschijnsel ‘kunst’ wordt aangekeken, omdat het ook een rol speelt bij de opstelling van een aantal ‘Westerse’ landen ten aanzien van de UNESCO conventie van oktober 2003 voor de bescherming van levend erfgoed. Antropologen hebben moeite met het definiëren van het begrip ‘kunst’, met name de antropologen in noord en noordwest Europa en Noord Amerika. Ik zal proberen een aantal redenen daarvoor uiteen te zetten, maar eerst wil ik iets zeggen over mijn ervaringen op het gebied van muziek en met muzikanten in Malawi en Indonesië.
2. Muzikanten, technische kennis en waardeoordelen In zuid Malawi heb ik muziekopnames gemaakt van de citer speler Luwizi Nyapyache. Hij zat op de grond in het stof en speelde zijn geagiteerde citermuziek terwijl hij met zijn zang commentaar leverde op mensen in zijn dorp en zichzelf. Hij zong bij voorbeeld over zichzelf: ‘Je speelt de citer alsof je geestelijk ziek bent! Dat is Luwizi’. De wat verlegen Luwizi heeft diepe indruk op mij gemaakt door de gedrevenheid waarmee hij muziek maakte en commentaar gaf op dorpsgenoten en de samenleving. Wim van Zanten: Bescherming van levend erfgoed: Het ondersteunen van de technologie van de betovering, 18 febr. 2005
1
Ik zal ook niet de gongsmid Sukarna van Bogor in Indonesië vergeten, die met een paar slagen van zijn hamer het aantal periodes in het vibrato van een grote gong kon veranderen. Een staaltje van grote technische kennis. Deze praktijkmensen, de muzikanten en de bouwers van muziekinstrumenten, hebben grote muzikale kennis en technische kunde. Zij hebben voor een belangrijk deel mijn visie op levende cultuur bepaald: zij waren mijn leermeesters toen ik wilde leren hoe ik de muziek moest uitvoeren. Door de serieuze beoefening van hun vak herinneren de citerspeler Luwizi en de gongsmid Sukarna ons er aan dat het in een mensenleven niet alleen om materiële aspecten gaat; de spirituele aspecten – de ideeën – zijn minstens even belangrijk. Er is geen samenleving zonder muziek en muzikanten: wij kunnen kennelijk niet zonder de technische kennis en creativiteit van muzikanten in onze samenleving.1 De huidige etnomusicologen moedigen het zelf actief beoefenen van de muziek die je bestudeert sterk aan. Het is een non-verbale vorm van communicatie en daarom heel geschikt om inzicht te verschaffen in de complexe werkelijkheid van het muziek maken. Maar op deze manier wordt de onderzoeker als ‘meetinstrument’ ook heel nauw betrokken bij zijn of haar onderzoek en dat brengt allerlei problemen met zich mee. Als muzikant moet je bij voorbeeld ‘mooi’ of ‘goed’ spelen volgens de normen van een bepaalde muziekcultuur - wat dat dan ook moge zijn – en ben je dus bezig met waardeoordelen uit te spreken. Dat is etnocentrisch en dat willen antropologen ten koste van alles vermijden.
3. Theoretische beschouwingen: de antropologie van de kunst volgens Alfred Gell De antropoloog Alfred Gell (1999:159) formuleert de houding van antropologen tegenover kunst als negatief; antropologen zijn in wezen ‘anti-kunst’:
1
Dit laat uiteraard onverlet dat deze technische kennis en creativiteit ook op een destructieve wijze kan worden gebruikt. Als wij, wetenschappers, overheden en UNESCO, programma’s willen maken voor het beschermen van levende cultuur zullen we deze mogelijke schadelijke aspecten moeten proberen te vermijden. Wim van Zanten: Bescherming van levend erfgoed: Het ondersteunen van de technologie van de betovering, 18 febr. 2005
2
‘… de verwaarlozing van kunst in de moderne sociale antropologie is noodzakelijk en bewust; het komt voort uit het feit dat de sociale antropologie in wezen en van nature erg tegen kunst is gekant.’2 Waarom dat zo is? De houding van het kunstminnende publiek ten aanzien van het tentoongestelde in de National Gallery of het Museum of Mankind noemt Gell een ‘onvergeeflijk etnocentristische houding, hoe loffelijk ook in alle andere opzichten.’3 Die empathie, of de bereidheid om je te laten ‘betoveren’ door de kunst, is tegelijkertijd een struikelblok voor antropologen. Gell (1999:160-1) wijst er op dat het in de antropologie redelijk normaal is om bij de studie van religie een ‘methodologisch atheïstische’ benadering toe te passen. Dit is het methodologische principe dat, ongeacht de religieuze overtuiging van de onderzoeker (of de afwezigheid daarvan), het geloof in god en mystiek sociologisch worden onderzocht onder de aanname dat dit niet letterlijk waar is. Voor onderzoek van kunst zou je dezelfde soort benadering moeten toepassen: door Gell een ‘aculturele methodologie’ of ‘Filistijnse methodologie’ genoemd. Deze ‘methodologische barbaarsheid’4 bestaat uit het gebruik van een volstrekt onverschillige houding ten aanzien van de esthetische waarde van een kunstobject – een esthetische waarde die zij hebben in de onderzochte samenleving of vanuit het standpunt van een universele esthetiek. Tot zover is dit voor antropologen niet veel nieuws, maar Alfred Gell vervolgt zijn betoog met zich af te zetten tegen sociologen als Bourdieu, die niet echt naar het kunstobject kijken als een concreet product van menselijk vernuft, maar alleen maar uitvoerig naar de gerepresenteerde symbolische betekenissen (Gell 1999:162). Gell stelt daarentegen voor om in de antropologie naar kunst te kijken als een ‘component of technology’. We noemen iets een kunstwerk als het een uitkomst is van een technisch process, het soort technische processen waarin kunstenaars bedreven zijn. Hij benadrukt dat er meer ‘mooie’ zaken zijn dan kunstwerken, zoals mooie mensen, mooie paarden en een mooie zonsondergang, maar dat het de kunstwerken zijn die ‘mooi’ worden gemaakt door mensen.
2
‘…the neglect of art in modern social anthropology is necessary en intentional, arising from the fact that social anthropology is essentially, constitutionally, anti-art.’ 3 ‘…unredeemably ethnocentric attitude, however laudable in all other respects.’ 4 ‘methodological philistinism’ Wim van Zanten: Bescherming van levend erfgoed: Het ondersteunen van de technologie van de betovering, 18 febr. 2005
3
Gell (1999:163) beschouwt de verschillende kunsten – schilderen, beeldhouwen, uitvoerende kunsten, literatuur, enz. – als componenten van een uitgebreid een vaak niet onderkend technisch systeem, dat essentieel is voor de reproductie van menselijke samenlevingen. Hij noemt dat systeem de ‘technologie van de betovering’ (technology of enchantment). De kracht van kunstwerken komt voort uit de technische processen die ze belichamen: de ‘technologie van de betovering’ is gebaseerd op de ‘betovering door de techniek’. Deze betovering door de techniek is de kracht die technische processen hebben om ons te zodanig te biologeren, dat wij de werkelijke wereld zien in een betoverde vorm.5 De plaats die de antropoloog Gell geeft aan het kunstobject zelf en de technische processen die aan het maken daarvan ten grondslag liggen is een goed uitgangspunt voor de ontwikkeling van de antropologie van de kunst. Het gaat er niet om of dingen ‘mooi’ zijn, maar het gaat er om wat voor rol deze technische processen, beheerst door kunstenaars, in een samenleving spelen. We moeten niet alleen kijken naar de symbolische functies van kunstwerken, want dan missen we het punt van de ‘betovering’ die wordt bewerkstelligd door techniek.
4. Beschermen van levend of immaterieel erfgoed Naar mijn idee zijn deze overwegingen van Gell heel relevant voor de NUC, regeringen en UNESCO omdat het aanknopingspunten biedt voor de manier waarop met levend erfgoed dient te worden omgegaan door beleidsinstanties. In de aanloop naar de totstandkoming van de UNESCO conventie voor de bescherming van levend erfgoed heeft het Meertens Instituut eind november 2002 advies uitgebracht aan de Nederlandse beleidsinstanties (Meertens Instituut 2002). Deze kritische beschouwingen gaan geheel voorbij aan de technische processen die ten grondslag liggen aan het maken van kunstwerken. Het gaat alleen over de symbolische aspecten van de kunstwerken, hun relatie met sociale verschijnselen. Daarmee zijn deze beschouwingen van het Meertens Instituut eenzijdig, hoewel er ook een aantal terechte opmerkingen richting UNESCO in staan. Als je deze benadering hanteert is het natuurlijk erg problematisch om immaterieel erfgoed te 5
‘The enchantment of technology is the power that technical processes have of casting a spell over us so that we see the real world in an enchanted form.’ Wim van Zanten: Bescherming van levend erfgoed: Het ondersteunen van de technologie van de betovering, 18 febr. 2005
4
beschermen: hoezo ideeën, symbolen, het denken van mensen beschermen? Dat kan natuurlijk helemaal niet en het zal alleen maar leiden tot een hoop ellende: ‘… het risico van het ontstaan van archaïsering, fossilisering, folklorisering en musealisering’ (Meertens Instituut 2002:2)! Inderdaad. Ook in de aanbevelingen gaat het Meertens Instituut (2002:10) geheel niet in op die materiële, technische kant van de zaak. Er is wel een rol weggelegd voor de wetenschappers: ‘Uit respect voor de dynamiek van cultuur en de onmogelijkheid (en onwenselijkheid) om immateriële cultuur in een bepaalde vorm te willen beschermen of te behouden is het beter als de conventie zich zou beperken tot het documenteren, vastleggen en eventueel onderzoeken van immateriële cultuurverschijnselen.’ Dit is natuurlijk een zeer loffelijke zaak, maar ik zou toch ook graag willen dat er aandacht wordt besteed aan de de kunst zelf als een component van technologie, de ‘technology of enchantment’, zoals Gell het heeft genoemd. Ik mis in het commentaar van het Meertens Instituut vooral de stem van de muzikanten en anderen die zich bezig houden met de technologie van de betovering. UNESCO moet oog hebben voor deze technische aspecten van kunst en niet alleen maar bezig zijn met de symbolische aspecten, die sommige antropologen in noord Europa en Noord Amerika voorstaan. Uiteraard betekent ‘beschermen’ voornamelijk voorwaarden scheppen en dit moet gespeend zijn van waardeoordelen. Er moet worden gekeken naar de processen van kunstproductie en de vraag moet worden gesteld of deze ‘technologie van de betovering’ van belang is in een bepaalde samenleving en of dit ondersteuning verdient.6
6
Ik merk hierbij op dat UNESCO ook aandacht moet besteden aan begrip voor en zichtbaarheid van levend erfgoed. Dit moet niet alleen op het brede publiek zijn gericht, maar ook op eng-economisch denkende politici die moeten leren dat de mens niet bij brood alleen leeft. Het Masterpieces programma, dat onderdeel zal worden van de 2003 conventie, is zo’n poging. Dit programma staat op gespannen voet met een waardevrije benadering van het levende erfgoed, maar is mijns inziens nodig in de internationale context. Bovendien moeten we niet vergeten dat er binnen de Westerse landen aan de lopende band onderscheidingen voor kunstuitingen worden uitgereikt. Als men serieus is in de opvatting dat er geen ‘Masterpieces’ moeten worden gekozen, moet er heel hard gewerkt worden aan het afschaffen van allerlei literatuurprijzen, muziekprijzen, toneelprijzen en prijzen voor architecten in Nederland. Ook zou NWO dan moeten worden afgeschaft, want natuurlijk is alle wetenschap even waardevol en het past niet om geld te verdelen volgens de maatstaf van kwaliteit, een waardeoordeel. Wim van Zanten: Bescherming van levend erfgoed: Het ondersteunen van de technologie van de betovering, 18 febr. 2005
5
5. Materieel en immaterieel erfgoed Materieel en immaterieel erfgoed zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Maar er zijn wel degelijk verschillen en het is goed om die te benadrukken. We moeten er voor oppassen dat er klakkeloos wordt aangenomen dat je immaterieel erfgoed wel kan beschermen met dezelfde methoden als die van de 1972 UNESCO conventie over gebouwen, monumenten en landschappen. Objecten kunnen worden bewaard in een museum, maar dat geldt niet voor levende cultuur, want dan zal het dode cultuur worden omdat het is gescheiden van het dagelijkse leven van de leden van een samenleving. Levende cultuur wordt telkens opnieuw gecreëerd, zoals de UNESCO definitie terecht vermeldt.7 Dit impliceert ook dat het begrip ‘authenticiteit’ van een kunstwerk, dat gebruikt wordt om het kunstwerk al of niet toe te voegen aan de World Heritage List van de UNESCO conventie van 1972, niet bruikbaar is voor levend erfgoed.8 Talen – bij uitstek vormen van levende cultuur – zijn niet meer of minder ‘authentiek’ en dat geldt ook voor muziek. Wat moeten we met de vraag of de muziek gemaakt door Surinamers die twintig jaar in Amsterdam of Delfzijl wonen ‘authentiek’ is? Die vraag is irrelevant. Wel relevant is de vraag of deze muziekgroep in staat zal zijn om voor de gespeelde muziek een publiek te vinden en of ze de muzikale kennis weten over te dragen aan anderen. In Artikel 8 van de Yamato declaration (2004) wordt de irrelevantie van het begrip ‘authenticiteit’ voor levend erfgoed verwoord: ‘… considering that intangible cultural heritage is constantly recreated, the term ‘authenticity’ as applied to tangible cultural heritage is not relevant when identifying and safeguarding intangible cultural heritage.’ Tenslotte wil ik wijzen op een ander verschil tussen levend en dood erfgoed. Veel ‘Westerse’ landen hebben weinig moeite met het beschermen van materieel erfgoed van de wereld, zoals monumenten, gebouwen, plaatsen en landschappen. Zodra het echter immaterieel - of levend erfgoed betreft wordt het beschermen hoofdzakelijk als zeer problematisch ervaren: het kan 7
‘… This intangible cultural heritage, transmitted from generation to generation, is constantly recreated by communities and groups in response to their environment, their interaction with nature and their history, and provides them with a sense of identity and continuity, thus promoting respect for cultural diversity and human creativity.’ Zie ook van Zanten 2004a. 8 Artikel 10 van de Nara declaration of authenticity (1994) luidt: ‘Authenticity […] appears as the essential qualifying factor concerning values. The understanding of authenticity plays a fundamental role in all scientific studies of the cultural heritage, in conservation and restoration planning, as well as within the inscription procedures used for the World Heritage Convention and other cultural heritage inventories.’ Wim van Zanten: Bescherming van levend erfgoed: Het ondersteunen van de technologie van de betovering, 18 febr. 2005
6
leiden tot archaïsering, fossilisering, folklorisering, musealisering en bovendien religieuze spanningen oproepen. Dit is een etnocentristische zienswijze, met weinig oog voor de creatieve kracht van het levende erfgoed en het duidt op een onderwaardering van orale tradities. Condominas (2004:22,26) zegt dat er een serieus gevoel is van minachting voor alle uitingen van orale cultuur, hetgeen, zoals bijna al het menselijk handelen, contradictoir is. Verder merkt hij op dat mensen geschreven zaken prima vinden, maar zodra het over orale tradities gaat beginnen ze meteen met hun kritiek. Dit is met name problematisch voor culturen in Afrika en Oceanië. Het is naar mijn idee niet verstandig als ‘Westerse’ landen, zoals Nederland, weinig haast maken met de ratificatie van de 2003 conventie ter bescherming van levend erfgoed, omdat dit kan worden uitgelegd als een ‘minachting voor orale cultuur’.9
Referenties - Arizpe, Lourdes (2004), ‘Intangible cultural heritage; Diversity and Coherence,’ Museum International 221-222: 130-136. - Condominas, Georges (2004), “Researching and safeguarding the intangible heritage”, Museum International 221-222: 21-30. - Gell, Alfred (1999), ‘The technology of enchantment and the enchantment of technology’, in Gell, Alfred, The art of anthropology, edited by Eric Hirsch, pp.159-186. London & New Brunswick, NJ: The Athlone Press. - Meertens Instituut (2002), ‘Commentaar van het Meertens Instituut op de “First priliminary draft of an international convention for the safeguarding of the intangible cultural heritage” van de UNESCO’. Amsterdam, 26 November 2002. http://www.meertens.knaw.nl/etnologie/unesco.pdf - Nara declaration of authenticity (1994)
- Yamato declaration (2004) “Yamato declaration on integrated approaches for safeguarding tangible and intangible cultural heritage” adopted at the International conference on the safeguarding of tangible and intangible cultural heritage: Towards an integrated approach, Nara, Japan, 20-23 October 2004, organised by UNESCO, the Agency for Cultural Affairs, Nara Prefecture, Nara City and the Asia/Pacific Cultural Center for UNESCO. - Zanten, Wim van (2004a) “Constructing new terminology for intangible cultural heritage”, Museum International 221-222: 36-44. - Zanten, Wim van (2004b), ‘Towards a programme for safeguarding living culture: Using the power of creativity’, International Symposium on Preservation of the Intangible Cultural Heritage, organised by the Chinese Academy of Arts, Beijing, China, 16-18 November 2004.
9
Zie voor een nadere uitwerking hiervan van Zanten 2004b. Wim van Zanten: Bescherming van levend erfgoed: Het ondersteunen van de technologie van de betovering, 18 febr. 2005
7
Eventueel ter inleiding van de discussie, eindigen met de volgende drie stellingen: 1. Materieel erfgoed wordt positief gewaardeerd, maar immaterieel erfgoed wordt als potentieel gevaarlijk gezien; dit is onder andere een gevolg van de ‘minachting voor orale tradities’ (Condominas) [in mijn betoog uiteengezet] 2. Culturele globalisatie gaat sneller dan economische globalisatie De geringe aandacht voor de ontwikkeling van nieuwe politieke filosofieën heeft ertoe geleid dat culturen en religies steeds meer worden gebruikt als politieke ideologieën (Arizpe 2004:132). Politici gaan nog te veel uit van economische modellen die weinig aandacht besteden aan culturele factoren, en voornamelijk het immateriële of levende erfgoed negeren. Dit leidt tot grote instabiliteit, doordat culturele groepen te snel naar nieuwe representaties van hun cultureel erfgoed moeten zoeken. 3. De nieuwe vijand is culturele trivalisering Er bestaat de neiging – vooral ook onder invloed van de snelheid waarmee de media zich wereldwijd manifesteren – om culturele uitingen te ontdoen van hun betekenis. Bij voorbeeld, alleen de klinkende muziek wordt beschouwd als de representatie van het totaal van culturele gedachtepatronen, sociale context waarin de muziek wordt gespeeld en de klinkende muziek. Dit geeft blijk van weinig respect voor culturele diversiteit.
Wim van Zanten: Bescherming van levend erfgoed: Het ondersteunen van de technologie van de betovering, 18 febr. 2005
8