BESCHERMDE PLANTEN EN DIEREN OP DE STICHTSE ROTONDE
In opdracht van:
Gemeente Amersfoort
BESCHERMDE PLANTEN EN DIEREN OP DE STICHTSE ROTONDE
Januari 2006 Th. de Jong
In opdracht van: Gemeente Amersfoort
BUREAU VIRIDIS
BUREAU VIRIDIS Rijnlaan 25, 4105 GS Culemborg Tel : 0345 476545 / 06 44642269 Fax : 0345 476572 e-mail:
[email protected] http://www.bureau-viridis.nl
Colofon © Bureau Viridis, Culemborg Tekst en samenstelling:
Th. de Jong
Foto’s:
Th. de Jong
In opdracht van:
Gemeente Amersfoort
Wijze van citeren:
Jong, Th. de, 2006. Beschermde planten en dieren op de Stichtse Rotonde. Bureau Viridis, Culemborg.
INHOUD 1
INLEIDING
2
2
WETTELIJKE BESCHERMING EN STATUS VAN DE SOORTEN 2-1 Flora- en faunawet 2-2 Rode Lijst 2-3 Oranje Lijst
3 3 4 4
3
DOELSTELLING
5
4
GEBIEDSBESCHRIJVING
6
5
ONDERZOEKSMETHOEK 5-1 Archief onderzoek 5-2 Veldonderzoek
8 8 8
6
RESULTATEN 6-1 Vleermuizen 6-2 Overige zoogdieren 6-3 Reptielen 6-4 Flora
10 10 11 13 14
7
ANALYSE
15
8
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 8-1 Conclusies 8-2 Aanbevelingen
17 17 17
9
ONTHEFFINGSAANVRAAG FLORA- EN FAUNAWET
19
10
SAMENVATTING
21
11
LITERATUUR
22
Bureau Viridis 1
De Stichtse Rotonde
INLEIDING De Gemeente Amersfoort heeft het voornemen in 2005 het Bestemmingsplangebied Utrechtseweg e.o. te herzien. Het plangebied is ten zuidwesten van Amersfoort gelegen. Binnen het plangebied liggen een aantal zorg- en onderwijsinstellingen, kazernes e.d. Ook het militaire oefenterrein Oude Kamp en een deel van de A-28 vallen binnen het plangebied. Naast de herziening van het bestemmingsplan bestaan er ook vergevorderde plannen voor het verbeteren van de verkeersveiligheid op en bij de Stichtse Rotonde. De bermen en het middenterrein van de Stichtse rotonde zijn voor een groot deel begroet met een heidevegetatie. In het recente verleden zijn in deze vegetaties zandhagedissen aangetroffen. De zandhagedis is een volgens de Flora- en faunawet beschermde diersoort en is opgenomen in tabel 3 van de Algemene Maatregel van Bestuur betreffende de Flora- en Fauna wet. Voorsoorten uit deze tabel dient bij ruimtelijke ingrepen een ontheffing van artikel 75 van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. De gemeente Amersfoort wil bij de uitvoering van de verkeersverbeterende maatregelen op de Stichtse rotonde zoveel mogelijk rekening houden met de bestaande natuurwaarden. Hiervoor is het noodzakelijk inzicht te verkrijgen in de soorten en aantallen van de op en bij de rotonde voorkomende beschermde diersoorten waarbij vooral ingezoomd wordt op de zandhagedis.
Rode Lijsten
2
Bureau Viridis 2
De Stichtse Rotonde
WETTELIJKE BESCHERMING EN STATUS VAN DE SOORTEN 2-1
Flora- en faunawet De Flora en faunawet is alleen (met uitzondering van de zorgplicht) van toepassing op de in de wet aangewezen beschermde soorten. Dit zijn alle van nature in Nederland voorkomende zoogdiersoorten (met uitzondering van bruine rat, zwarte rat en huismuis), alle soorten amfibieën en reptielen, bepaalde soorten vissen (met uitzondering van soorten van de Visserijwet 1963) en alle van nature op het Europese grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie voorkomende vogelsoorten. Bovendien zijn een aantal planten- en diersoorten aangewezen als zijnde beschermde soorten. De Flora- en faunawet bevat een aantal verbodsbepalingen om er voor te zorgen dat de in het wild levende soorten zoveel mogelijk ‘met rust gelaten’ worden. Op 21 februari 2005 is een Algemene maatregel van Bestuur betreffende artikel 75 van de FF-wet van kracht geworden. Hierbij wordt onderscheid tussen de soorten aangebracht, waarbij de volgende groepen worden onderscheiden: 1 ‘Algemene soorten’ Voor deze soorten geldt dat voor ruimtelijke ingrepen een vrijstelling wordt verleend. Er behoeft geen ontheffing van art. 75 van de FF-wet te worden aangevraagd. Wel is op de ingrepen de zorgplicht van toepassing. De zorgplichtbepaling houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor de in het wild levende planten en dieren, alsmede voor hun directe leefomgeving. 2 ‘Overige soorten’ Voor deze soorten geldt dat bij ruimtelijke activiteiten geen ontheffing art. 75 van de FF-wet behoeft te worden aangevraagd, mits de activiteiten worden uitgevoerd volgens een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Zolang een dergelijke gedragscode nog niet is geformuleerd zijn ruimtelijke activiteiten met betrekking tot deze soorten wel ontheffingsplichtig. 3 ‘Bijzondere soorten’. Dit zijn soorten die vermeld staan in bijlagen van de Habitatrichtlijn, alle vogelsoorten en enkele op de Rode Lijsten vermelde soorten. Voor deze soorten geldt dat voor ruimtelijke ingrepen voor deze soorten een ontheffing aangevraagd moet worden van Art. 75 van de FF-wet. Deze ontheffing zal getoetst worden aan drie criteria: Is er sprake van een in bij de wet genoemd belang Is er een alternatief, zo ja, dan geldt dat het alternatief uitgevoerd dient te worden. Zo nee, dan wordt de ingreep aan de wet getoetst. De geplande ingreep doet geen afbreuk aan de duurzame staat van instandhouding van de soort
2-2
Rode lijst Voor een aantal soortengroepen zijn door het Ministerie van Landbouw, natuurbeheer en Voedselkwaliteit landelijke Rode Lijsten van bedreigde en kwetsbaren soorten opgesteld. Deze 'Rode Lijsten' worden gepubliceerd in de Staatscourant en geven op een objectieve
3
Bureau Viridis
De Stichtse Rotonde manier aan hoe goed of slecht het gaat met een bepaalde soortgroep in Nederland .Aan de op deze lijsten voorkomende soorten moet bijzondere aandacht voor instandhouding worden besteed. De volgende Rode lijsten zijn verschenen (Ministerie van LNV, 2004): zoogdieren vogels bijen amfibieën en reptielen vissen kokerjuffers en haften libellenvlinder sprinkhanen en krekels mossen vaatplanten land en zoetwaterweekdieren steenvliegen en platwormen korstmossen en paddestoelen
2-3
Oranje Lijst Bij het natuurbeleid van de Provincie Utrecht staat een ecosysteemgerichte benadering voorop. Als aanvulling hierop wordt het soortenbeleid genoemd. Het is namelijk gewenst om voor bepaalde plant- en diersoorten specifieke maatregelen te treffen voor de instandhouding van die soorten binnen het grondgebied van de provincie Utrecht. Om deze reden zijn door de Provincie Utrecht, analoog aan de nationale Rode Lijsten, Provinciale Oranje Lijsten opgesteld. Deze Oranje Lijsten zijn door Gedeputeerde Staten van Utrecht vastgesteld. De volgende Oranje Lijsten zijn verschenen (Beenen, 1997): zoogdieren amfibieën en reptielen vogels dagvlinders libellen, sprinkhanen en krekels zoetwatervissen mossen en kleibospaddestoelen vaatplanten en kranswieren In dit onderzoek worden, behalve de beschermde soorten uit de tabellen 2 en 3 ook de soorten die voorkomen op de Rode Lijsten en de Oranje Lijsten begrepen. Uitgangspunt bij de presentatie is dat de verspreidingsgegevens van diersoorten niet ouder dan 5 jaar mogen zijn en van plantensoorten niet ouder dan 10 tot 15 jaar (Vogel, 2002).
4
Bureau Viridis 3
De Stichtse Rotonde
DOELSTELLING De doelstelling van het onderhavig onderzoek is vierledig: 1 Vaststellen of en zo ja welke beschermde planten en diersoorten en planten en diersoorten van de Rode Lijst en de Oranje Lijst in het onderzoeksgebied voorkomen. Bij de beschermde soorten gaat daarbij om de in de tabellen 2 en 3 van de Algemene Maatregel van Bestuur betreffende de Floraen faunawet genoemde soorten 2 Aangeven of met voorgenomen ingrepen geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort en zo ja aangeven welke compenserende maatregelen noodzakelijk zijn. 3 Het geven van aanbevelingen voor wat betreft de periode(n) waarin noodzakelijke ingrepen kunnen worden uitgevoerd en waarbij de beschermde soorten zoveel mogelijk worden ontzien. 4 De rapportage dient zodanig opgesteld te worden dat ze de basis kan vormen voor een ontvankelijke aanvraag voor ontheffing art. 75 van de Flora- en faunawet waardoor de werkzaamheden op een verantwoorde en adequate manier kunnen worden uitgevoerd.
5
Bureau Viridis 4
De Stichtse Rotonde
GEBIEDSBESCHRIJVING De Stichtse rotonde is een groot verkeersplein dat een verbinding vormt tussen de N-221 en een drietal wegen naar Amersfoort en Soesterberg. Figuur 1 geeft een overzicht van de rotonde. Het middenterrein van de rotonde (deelgebied 1) is begroeid met een eenvormige, weinig structuurrijke struikheidevegetatie (Calluna vulgaris). Hier en daar zijn stukjes open zand aanwezig. De berm ten noorden van het middenterrein (deelgebied 2) is plaatselijk begroeid met een structuurrijke struikheidevegetatie. Andere delen dragen een meer grasachtige vegetatie en in het westelijk deel komt veel brem (Cytisus scoparius) voor. In de struikheidevegetatie zijn grote delen van de bodem begroeid met een dikke laag mos waardoor een vochtig microklimaat ontstaat. Open zand is nauwelijks aanwezig. Ook de noordwestelijke berm (deelgebied 3) is begroeid met een structuurrijke heidevegetatie met veel mosbegroeiing op de bodem. Het noordoostelijke talud (deelgebied 4) is in 2003 grotendeels geplagd. Hier en daar is wat oudere heidevegetatie gespaard. Op het geplagde deel is plaatselijk hergroei van struikheide te bespeuren. Van het oostelijke talud (deelgebied 5) is een brede strook grenzend aan de wegberm recent geplagd. Er is nog geen hergroei van heideplanten te bespeuren. Hoger op het talud is een structuurrijke struikheidevegetatie aanwezig. Hier en daar komen stekelbrem (Genista anglica) en kruipbrem (Genista pilosa) voor.
De Stichtse Rotonde gezien vanaf deelgebied 5 richting het westen. Vooraan het recent geplagde deel. Het deelgebied 7 bestaat uit een open eikenbos met weinig ondergroei. Het is een restant van het eertijds aanwezige eikenhakhout. De vegetatie op de noordberm van de N221 bestaat voor een groot deel uit een schrale graslandvegetatie, met hier en daar een zeer schrale open vegetatie met een dominantie van schapezuring (Rumex acetosella). De zuidberm draagt een dichte grasvegetatie met plaatselijk een dominantie van Frans raaigras (Arrhenatherum elatius).
6
Bureau Viridis
De Stichtse Rotonde De vegetatie op de andere terreindelen op het rotondeterrein bestaan uit een min of meer grazige vegetatie met hier en daar wat heideplanten, hoog opschietende ruigtekruiden en onbegroeide plaatsen.
Figuur 1.
7
De Stichtse rotonde. De nummers verwijzen naar de in de tekst beschreven gebieden.
Bureau Viridis 5
De Stichtse Rotonde
ONDERZOEKSMETHODE 5-1
Archief onderzoek Gegevens betreffende de flora en fauna zijn deels verkregen via archiefonderzoek en deels via aanvullend veldonderzoek. Voor het achterhalen van bestaande gegevens zijn de volgende archieven geraadpleegd: Archief van het Centrum voor Natuur- en Milieueducatie Landgoed Schothorst te Amersfoort. In het archief zijn maar betrekkelijk waarnemingen betreffende de flora en fauna van het terrein van de rotonde. De gegevens zijn niet systematisch verzameld. Archief van de sector Ecologisch Onderzoek en Groene Regelgeving van de provincie Utrecht. In 2001 is een groot deel van het bestemmingsplangebied Utrechtse weg geïnventariseerd. Het terrein van de Stichtse Rotonde is in 2001, als onderdeel van de provinciale milieuinventarisatie op flora geïnventariseerd. Faunaonderzoek heeft niet plaatsgevonden. Archief van Bureau Viridis Provinciale verspreidingsatlassen (flora en zoetwatervissen) Regionale verspreidingsatlassen, onder andere van dagvlinders. Gegevens van het Natuurloket (natuurloket.nl)
5-2
Veldonderzoek Voor het onderzoek naar de aanwezigheid van beschermde diersoorten zijn aan de Stichtse Rotonde vijf dagbezoeken gebracht: 31 maart, 21 april, 21 april, 11 mei, 9 juni en 5 juli. Daarnaast is het gebied op twee avonden onderzocht op de aanwezigheid van vleermuizen. Tabel 1 geeft een overzicht. Hieronder wordt, per onderzochte soortengroep kort de methode van onderzoek beschreven. Wegens het ontbreken van oppervlaktewater wqordt geen aandacht besteed aan de vissen, amfibieën en libellen. Dagbezoek 31 maart 21 april 11 mei 09 juni 14 juni 05 juli Tabel 1.
Avond - nachtbezoek 22 april 27 april
Bezoekschema deelgebied Stichtse Rotonde
Vleermuizen Het onderzoek naar verblijfplaatsen en vliegplaatsen van vleermuizen is uitgevoerd met een D-100 Pettersson batdetector. Hiermee zijn vrijwel alle in Nederland voorkomende vleermuissoorten herkenbaar. Een uitzondering hierop zijn de gewone baardvleermuis en de
8
Bureau Viridis
De Stichtse Rotonde brandtsvleerrmuis. Deze zijn niet aan de hand van hun echolocatiegeluid te onderscheiden (Helmer et al., 1988). Door middel van vier avond/nachtbezoeken en twee ochtend bezoeken zijn vliegroutes, jachtplaatsen en kolonieplaatsen in beeld gebracht.
Overiges Zoogdieren Tijdens alle bezoeken aan het onderzoeksgebied zijn alle waarnemingen van zoogdieren genoteerd. Er is geen onderzoek met inloopvallen uitgevoerd naar het voorkomen van kleine zoogdieren. Op basis van terreingesteldheid en geografische ligging is het voorkomen van kleine zoogdieren uit de tabellen 2 en 3 bijzonder onwaarschijnlijk. Reptielen Alle geschikte terreindelen op de Stichtse rotonde en de bermen van de N221 zijn op geschikte dagen afgezocht naar zonnende hagedissen. Tijdens de bezoeken is veel aandacht besteed aan structuurrijke randen en open plaatsen in de vegetatie. De ervaring leert dat dergelijke plaatsen favoriete zonplaatsen zijn. Naast dit onderzoek zijn in de voor de zandhagedissen geschikte terreindelen damwandprofielplaatjes uitgelegd. Hagedissen zijn koudbloedige dieren die de benodigde warmte op doen door te zonnen. Indien de weersomstandigheden minder gunstig zijn, of aan het eind van de dag kruipen de hagedissen vaak onder opgewarmde elementen. Uitgelegde damwandprofielplaatjes worden door de zandhagedis, maar ook door de andere hagedissen en slangen, veelvuldig gebruikt. De plaatjes zijn steeds in de late namiddag of vroege ochtend gecontroleerd. De plaatjes zijn op 1 april uitgelegd. Op 12 juni zijn ze weer verwijderd. Een aantal plaatjes is blijven liggen tot in de nazomer. Insecten Gezien de terreingesteldheid en de geografische ligging van het onderzoeksgebied is het niet waarschijnlijk dat er beschermde libellen, dagvlinders, sprinkhanen of andere insecten in het onderzoeksgebied voorkomen. Bovendien kon, gezien de tijdseisen die aan het onderzoek zijn gesteld, een volwaardig onderzoek naar libellen, dagvlinders, sprinkhanen en overige beschermde insecten niet plaatsvinden. Flora Voor het onderzoek naar beschermde plantensoorten zijn alle kansrijke locatie onderzocht. De soorten zijn op een streeplijst genoteerd. Onbekende planten zijn ter plaatse gedetermineerd.
9
Bureau Viridis 6
De Stichtse Rotonde
RESULTATEN 6-1
Vleermuizen Bij het Natuurloket zijn nauwelijks gegevens beschikbaar over de verspreiding van zoogdieren, inclusief vleermuizen op de Stichtse Rotonde. Uit het kilometerhok 153 – 460, waarvan de N221 een klein onderdeel uitmaakt is één beschermde zoogdiersoort bekend. Onbekend is welke soort het betreft. Ook uit de andere literatuur zijn geen gegevens bekend over het voorkomen van vleermuizen . Tijdens het veldonderzoek is de aanwezigheid van één vleermuissoort vastgesteld. Tijdens beide nachtbezoeken zijn enkele foeragerende Laatvliegers waargenomen. Tabel 2 geeft een overzicht van de aangetroffen soorten. In de tabel is tevens aangegeven in welke tabel de soorten opgenomen zijn en of ze voorkomen op de Rode, dan wel Oranje Lijst. Tabel 2
laatvlieger Tabel 2.
Tabel 3 RL OL x In het onderzoeksgebied aangetroffen vleermuizen met vermelding van voorkomen in de tabellen 2 en 3 van de AMvB betreffende de Flora- en faunawet en het voorkomen op de Rode Lijst (RL) en de provinciale Oranje Lijst (OL).
Laatvlieger (Eptesicus serotinus) De laatvlieger is één van de grootste vleermuizen van ons land. Gelijktijdig is het ook één van de meest voorkomende vleermuizen. De laatvlieger is een typische bewoner van gebouwen., zowel ’s zomers als in de winter. Direct na het uitvliegen jagen de dieren eerst enige tijd gezamenlijk op een vaste plaats dicht bij de kolonie. Na een half uur tot een uur verlaten ze deze gezamelijke foerageerplaats en verspreiden zich over een groter gebied (Limpens et al., 1997). De laatvlieger foerageert vaak bij en rond lantaarnpalen. Op het rotondeterrein zijn enkele laatvliegers in het uiterste westen, nabij de Utrechtse weg vastgesteld. Het betroffen overvliegende dieren richting de bebouwing van Amersfoort. De dieren foerageerden kort bij de lantaarnpalen alvorens verder te vliegen. Er zijn geen kolonies of gezamenlijke foerageerplaatsen aangetroffen. Onderzoekskwaliteit Het onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen heeft plaatsgevonden in het voorjaar en vroege zomer van 2005. Gezien de terreingesteldheid is het zeer onwaarschijnlijk dat er op de Stichtse Rotonde of langs de N221 kolonieplaatsen of andere vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Om deze reden is er geen ochtendbezoek aan het gebied gebracht. Conclusie -
-
10
Het onderzoek naar vleermuizen is van voldoende kwaliteit. om uitspraken te doen over het voorkomen van soorten uit de tabellen 2 en 3 van de AMvB of soorten van de Rode Lijst en/of Oranje Lijst. In het onderzoeksgebied is de aanwezigheid van de laatvlieger vastgesteld die beschermd is inzake de Flora- en faunawet.
Bureau Viridis
De Stichtse Rotonde -
6-2
De aangetroffen soort staat vermeld in de Habitatrichtlijn en in tabel 3 van de AMvB betreffende de Flora- en faunawet. Het westelijk deel van het onderzoeksgebied is klein onderdeel van het veel grotere foerageergebied van de laatvlieger.
Overige zoogdieren Tijdens het veldonderzoek in 2005 is op het rotondeterrein en langs de N221 de aanwezigheid van vier zoogdiersoorten vastgesteld. De resultaten zijn verkregen via zichtwaarnemingen, sporenonderzoek, keutels en prooiresten. Zoals eerder vermeld heeft er geen onderzoek met inloopvallen plaatsgevonden. Tabel 3 geeft een overzicht van de aangetroffen soorten. Tabel 1 dwergmuis konijn vos wezel Tabel 3:
Tabel 2
RL
OL
In het onderzoeksgebied aangetroffen ‘overige’ zoogdieren met vermelding van voorkomen in de tabellen 2 en 3 van de AMvB betreffende de Flora- en faunawet en het voorkomen op de Rode Lijst (RL) en de provinciale Oranje Lijst (OL).
Alle aangetroffen soorten staan vermeld in tabel 1 van de AMvB, wat inhoud dat er voor deze soorten bij activiteiten die zijn te kwalificeren als bestendig gebruik en ruimtelijke ontwikkelingen geen ontheffing behoeft te worden aangevraagd. Wel is op deze diersoorten de zorgplicht van toepassing. Dit betekent dat er zorgvuldig dient te worden gehandeld en dat van de werkzaamheden of het gebruik geen wezenlijke invloed uitgaat op de genoemde diersoorten (Flora en faunawet, art 2b, onderdeel b). Dwergmuis Op de helling van deelgebied 5 is bij het eerste bezoek op 31 maart een nest uit 2004 van een dwergmuis aangetroffen in een dikke pol Pijpenstrootje. Bij de bezoeken na 31 maart zijn geen tekenen van de aanwezigheid van dwergmuizen meer aangetroffen. Konijn Verspreid over het gebied zijn op meerdere plaatsen tekenen van de aanwezigheid van konijn vastgesteld. Er zijn echter geen dieren gezien.
11
Bureau Viridis
De Stichtse Rotonde
Vos Na afloop van het avondbezoek op 8 juni werden om 02.30 drie spelende jonge vossen aangetroffen op de rijbaan van de Stichtse Rotonde. Na verstoring vluchtten de dieren naar het dichtstbijzijnde hoge vegetatie. In het eikenbos in deelgebied 7 bevindt zich een burcht. Wezel In de noordberm van de N221 werden onder een groot stuk meubelplaat drie dode muizen aangetroffen. De dieren verkeerden in verre gaande staat van ontbinding, reden waarom de soort niet kon worden vastgesteld. Volgens de literatuur betreft de vindplaats hoogstwaarschijnlijk een voedselverzamelplaats van bunzing, hermelijn of wezel (Diepenbeek, 1999). Gezien de in doorsnede slechts circa twee cm dikke gangen naar de muizen betreft het zonder twijfel een wezel. De wezel is de kleinste marterachtige van Nederland en komt in grote delen van het land vrij algemeen voor (Broekhuizen et al., 1992).
Voedselvoorraad van een wezel langs de N221 Onderzoekskwaliteit Bij het onderzoek naar overige zoogdieren is slechts gebruik gemaakt van zichtwaarnemingen. Hierdoor is het onderzoek van matige kwaliteit. Kleine zoogdieren zijn niet of nauwelijks waargenomen. Conclusie
12
Bureau Viridis
De Stichtse Rotonde -
-
-
6-3
13
Het onderzoek naar overige zoogdieren is van matige kwaliteit. Het is echter van voldoende kwaliteit om uitspraken te doen over het voorkomen van soorten uit de tabellen 2 en 3 van de AMvB betreffende de Flora- en faunawet. In het onderzoeksgebied is de aanwezigheid van vier soorten zoogdieren (m.u.v. de vleermuizen) vastgesteld. Al deze soorten zijn beschermd volgens de Flora- en faunawet. Er komen geen soorten voor die vermeld staan in de tabellen 2 of 3 of soorten die voorkomen op de Rode Lijst of Oranje Lijst. Gezien de geografische ligging en de terreingesteldheid van het onderzoeksgebied (het ontbreken van geschikte biotopen) is het niet te verwachten dat in het onderzoeksgebied beschermde overige beschermde zoogdieren uit de tabellen 2 en 3 of soorten van de Rode Lijst of de Oranje Lijst voorkomen.
Reptielen Bij het Natuurloket zijn uit de periode 1990 – 2004 geen gegevens bekend uit de drie hokken waarin dit deelgebied gelegen. Ook in het RAVON-Utrecht bestand zijn geen gegevens van reptielen uit dit deelgebied bekend. Het onderzoek in 2005 richtte zich, naast het vast stellen van de aanwezigheid van soorten uit de tabellen 2 en 3 van de Flora- en faunawet vooral op het vaststellen van de aanwezigheid van de zandhagedis op de Stichtse Rotonde. Bij het onderzoek zijn alle kansrijke locaties op meerdere momenten in het jaar en op de dag onderzocht. Bovendien is onderzoek verricht met damwandprofielplaatjes. Ondanks dit gerichte onderzoek zijn geen zandhagedissen op de Stichtse Rotonde waargenomen. Na beïndiging van het onderzoek zijn door dhr. H. Jansman en mw.R. van Assema enkele zandhagedissen in het westen van deelgebied 2 gezien. Dit duidt erop dat er nog een kleine restpopulatie zandhagedissen op de Stichtse Rotonde voorkomt. Uit het recente verleden zijn meerdere gegevens over de zandhagedis op de Stichtse Rotonde bekend. Tabel 4 geeft een overzicht van de gegevens. Uit tabel 4 blijkt dat er maar een gering aantal waarneminge bekend zijn van zandhagedissen op de Stichtse Rotonde. Ook het aantal waargenomen dieren is meestal gering. Mogelijk dat er meer zandhagedissen op de rotonde voorkomen, maar dat er in het verleden niet goed is gezocht. Overigens trof G. Verstraeten in 2002 veel hagedissen op meerdere plaatsen op de rotonde aan. Dit is mogelijk een aanwijzing dat er inderdaad meer zandhagedissen aanwezig waren dan tabel 4 doet vermoeden.
Bureau Viridis
De Stichtse Rotonde
datum 6 juni 1997 6 juni 1997 6 juni 1997 21augustus 2001 6 september 2002 ? 2002 ? 2002
volwassen juveniel 7 1 5 1 1 veel
31 maart 2005
-
-
21 april 2005
-
-
11 mei 2005
-
-
9 juni 2005
-
-
14 juni 2005
-
-
deelgebied 2 4 5 5 5 1 2, 3 1, 2, 3, 4, 5 1, 2, 3, 4, 5 1, 2, 3, 4, 5 1, 2, 3, 4, 5 1, 2, 3, 4, 5 1, 2, 3, 4, 5
waarnemer Th. Th. Th. Th.
de de de de
Jong Jong Jong Jong
F. van de Borg G. Verstraeten Th. de Jong Th. de Jong Th. de Jong Th. de Jong Th. de Jong
5 juli 2005 Th. de Jong 16 augustus 2005 2 2 H. Jansman 18 september H. Jansman / 2005 4 2 R. van Assema Tabel 4: Overzicht van de waarnemingen van zandhagedissen op de Stichtse Rotonde. Onderzoekskwaliteit Het onderzoek naar het voorkomen van reptielen is op een goede manier uitgevoerd. Alle mogelijke geschikte biotopen zijn onderzocht op zonnende of zich onder stenen, stronken e.d. verborgen houdende dieren. Er is aanvullend onderzoek verricht door middel van het uitleggen van damwandprofielplaatjes. Conclusie Het onderzoek naar reptielen is van voldoende kwaliteit. om uitspraken te doen over het voorkomen van soorten uit de tabellen 2 en 3 van de AMvB of soorten van de Rode Lijst en/of Oranje Lijst. Op de Stichtse Rotonde komt in deelgebied 2 een kleine populatie zandhagedissen voor. De zandhagedis staat vermeld in tabel 3 van de Flora- en faunawet. 6-4
14
Flora Er zijn bij het Natuurloket en bij de provincie Utrecht recente gegevens over de verspreiding van hogere planten beschikbaar. Volgens het Natuurloket komen in de drie kilometer waarin het onderzoeksgebied is gelegen minimaal vier volgens de Flora- en faunawet beschermde soorten en minimaal zeven soorten van de
Bureau Viridis
De Stichtse Rotonde Rode Lijst voor. Bij de interpretatie van de gegevens moet bedacht worden dat het onderzoeksgebied slechts een klein deel van de betreffende kilometerhokken uitmaakt. Uit de in 2001 door de provincie Utrecht verrichtte onderzoek komen er in het onderzoeksgebied geen beschermde soorten of soorten van de Rode Lijst of Oranje Lijst voor. Tijdens het veldonderzoek in 2005 zijn geen beschermde soorten, noch soorten van de Rode of Oranje Lijst aangetroffen. De vegetatie in deelgebied 7 bestaat uit doorgeschoten hakhout van winter- en zomereik. Het hakhout is al meer dan 60 jaar niet gkapt, terwijl het in de eeuwen ervoor al gauw om de 10 jaar werd afgezet. (Wildschut et al., 2004).
Onderzoekskwaliteit Het onderzoek naar het voorkomen van beschermde planten soorten is op een goede manier uitgevoerd. Tijdens alle bezoeken zijn mogelijke geschikte biotopen zijn onderzocht. Daarnaast is er door de provincie Utrecht in 2001 een grondige inventarisatie van het gebied uitgevoerd. Conclusie -
-
Het onderzoek naar het voorkomen van beschermde plantensoorten is van voldoende kwaliteit om uitspraken te kunnen doen over het voorkomen van soorten uit de tabellen 2 en 3 van de AMvB of het voorkomen van soorten die vermeld staan op de Rode Lijst of de Oranje Lijst. In het onderzoeksgebied zijn geen beschermde plantensoorten gevonden.
Wintereik
15
Bureau Viridis 7
De Stichtse Rotonde
ANALYSE Hieronder wordt kort het belang van het onderzoeksgebied voor de soortengroepen geschetst. Vleermuizen Op het terrein van de Stichtse Rotonde is slechts één vleermuissoort waargenomen. Het betreffen enkele laatvliegers die kort bij lantaarnpalen aan de westzijde van de Rotonde foerageerden. De dieren behoren hoogstwaarschijnlijk tot dezelfde populatie als de dieren op Zon en Schild, Het Hoornbeeckcollege en Sinaï. Kolonies zijn niet aangetroffen. Gezien de terreingesteldheid is het ook niet te verwachten dat er op de Stichtse Rotonde kolonies aanwezig zijn. De Stichtse Rotonde is van gering belang voor vleermuizen. Overige zoogdieren. Er komen minimaal vier andere zoogdiersoorten voor: dwergmuis, konijn, vos en wezel. Vos en konijn komen algemeen voor. Van de wezel en de dwergmuis komen waarschijnlijk maar zeer sporadisch voor. Geen van de soorten komt voor in de tabellen 2 of 3 van de AMvB. De Stichtse Rotonde is van gering belang voor overige zoogdieren. Amfibieën Er zijn geen amfibieën aangetroffen. De Stichtse Rotonde is van zeer geringe betekenis voor amfibieën. Reptielen Op de Stichtse Rotonde komt in deelgebied 2 nog een zeer kleine restpopulatie zandhagedissen voor. In potentie zijn de overige deelgebieden van de rotonde ook een geschikt leefgebied voor de zandhagedis. Een goed en bestendig beheer, gebaseerd op een langjarig beheersplan, is hiervoor van groot belang Bij uitsterven van de huidige kleine populatie is natuurlijke herkolonisatie problematisch in verband met de geïsoleerde ligging van het gebied. De Stichtse Rotonde is van grote betekenis de zandhagedis. Insecten (dagvlinders, sprinkhanen, libellen, kevers) In het onderzoeksgebied zijn geen beschermde, kwetsbare of bedreigde insectensoorten voor. Gezien het ontbreken van geschikte habitats is het ook niet te verwachten dat er beschermde insecten voorkomen. Door het ontbreken van inventarisatiegegevens kan geen uitspraak gedaan worden over de waarde van het gebied voor insecten. Flora In het deelgebied de Stichtse Rotonde komen geen beschermde soorten of soorten van de Rode of Oranje Lijst voor. De Stichtse Rotonde is voor beschermde of bedreigde plantensoorten van zeer geringe betekenis. Wel komt er een waardevol eikenhakhoutrelict voor.
16
Bureau Viridis 8
17
De Stichtse Rotonde
CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN 8-1
Conclusie Op het verkeersplein de Stichtse rotonde nabij Amersfoort is in het voorjaar van 2005 uitgebreid onderzoek verricht naar het voorkomen van beschermde planten en diersoorten uit de tabellen 2 en 3 van de Flora- en faunawet. Bij het onderzoek is speciaal aandacht besteed aan het voorkomen van de in tabel 3 vermelde zandhagedis. Tijdens het onderzoek zijn geen zandhagedissen aangetroffen. Echter, na beëindiging van het onderzoek, zijn in deelgebied 2 toch nog enkele zandhagedissen waargenomen. Behalve de zandhagedis komt ook de in tabel 3 vermelde Laatvlieger op de Stichtse Rotonde voor. Op de Stichtse Rotonde komen twee in tabel 3 van de Flora- en faunawet vermelde diersoorten voor: laatvlieger en zandhagedis.
8-2
Aanbevelingen en maatregelen De deelgebieden worden door wegen van elkaar en de omgeving gescheiden. Hierdoor is herkolonisatie van open gevallen plaatsen door de zandhagedis moeilijk tot zeer moeilijk en een zaak van lange adem. De kleine aanwezige populatie zandhagedissen is dus vrijwel geheel afhankelijk van interne aanwas van jonge dieren. Voor een dergelijke zichzelf in stand houdende populatie op een relatief kleine en versnipperd oppervlak als de Stichtse rotonde zal de habitat aan alle eisen van de soort moeten voldoen. Op veel plaatsen is dat niet het geval. In het geval er ruimtelijke ontwikkeling plaats gaan vinden zullen de volgende maatregelen getroffen moeten worden om de zandhagedis duurzaam op de rotonde te laten voortbestaan. Ruimtelijke ingrepen kunnen alleen plaatsvinden als er goed bereikbare, vervangende leefgebieden voor de zandhagedis aanwezig zijn. In het geval van de Stichtse Rotonde zijn de verschillende leefgebieden door autowegen van elkaar gescheiden. Ruim voordat de werkzaamheden plaatsvinden, moeten de aanwezige zandhagedissen weggevangen worden en waarna ze verplaatst worden naar één van de andere geschikte leefgebieden. Op veel plaatsen is de bodem in de heidevegetaties bedekt met een dikke moslaag. Dit is een ongunstige situatie voor de zandhagedis. Door kleinschalig te plaggen tot op de minerale bodem wordt de humeuze bovenlaag van de bodem afgevoerd. Op de minerale bodem kiemt heidezaad gemakkelijk en waardoor er weer een heidevegetatie kan ontstaan. Hierdoor wordt de variatie en structuur van de heidevegetatie vergroot en zullen er altijd plaatsen met geen of weinig mosgroei aanwezig zijn. In de deelgebieden 1, 2 en 3 zijn nauwelijks of geen geschikte eiafzetplaatsen in de vorm van open zandplaatsen aanwezig. Dergelijke open plaatsen met een grootte van minimaal drie m² zijn eenvoudig aan te leggen door plaatselijk de mosvegetatie te verwijderen of door het zeer kleinschalig plaggen van grasvegetaties. De laatvlieger behoort tot de meest algemene vleermuissoorten van Nederland en komt veel in de bebouwde kom voor. Bij de uitwerking van de plannen ter verbetering van de verkeersveiligheid zullen de lantaarnpalen niet verdwijnen, mogelijk zal het aantal zelfs toenemen. Hierdoor
Bureau Viridis
De Stichtse Rotonde komt het marginale belang van de Stichtse Rotonde voor laatvliegers niet in het gedrang. Mogelijk zal het zelfs aan importantie winnen. Ter bescherming van de laatvlieger zijn met betrekking tot de werkzaamheden geen specifieke maatregelen noodzakelijk.
18
Bureau Viridis 9
De Stichtse Rotonde
ONTHEFFINGSAANVRAAG FLORA- EN FAUNAWET In het deelgebied Stichtse Rotonde is tijdens de onderzoeksperiode slechts één soort (de laatvlieger) uit tabel 3 van de AMvB van de Flora- en fauawet vastgesteld. Na afloop van het veldonderzoek is de aanwezigheid van de zandhagedis vastgesteld. Soorten uit tabel 2 komen niet voor. De laatvlieger behoort tot de meest algemene vleermuissoorten van Nederland en komt veel in de bebouwde kom voor. Op de Stichtse Rotonde is de soort slechts in het uiterste westen van het gebied, grenzend aan het deelgebied Hoornbeeckcollege overvliegend en kort foeragerend bij lantaarnpalen vastgesteld. Bij de uitwerking van de plannen ter verbetering van de verkeersveiligheid zullen de lantaarnpalen niet verdwijnen, mogelijk zal het aantal zelfs toenemen. Hierdoor komt het marginale belang van de Stichtse Rotonde voor laatvliegers niet in het gedrang. Mogelijk zal het zelfs aan importantie winnen. De zandhagedis komt nog in zeer klein aantal op de rotonde voor. Het leefgebied ligt niet in het deel van de rotonde waar maatregelen worden getroffen om de verkeersveiligheid te verbeteren. Omdat het een gering aantal zandhagedissen betreft, is de kans op uitsterven van deze kleine populatie groot. Bij het uitvoeren van werkzaamheden zal dan ook de nodige voorzichtigheid in acht genomen moeten worden. Bij eventuele ruimtelijke ingrepen in het gebied zal voor de zandhagedis een ontheffing van de geldende verbodsbepalingen van artikel 75 van de Flora- en faunawet dienen te worden aangevraagd. Voor de soorten uit tabel 3 van de AMvB (laatvlieger en zandhagedis) moeten de activiteiten getoetst aan de criteria: is er sprake van een in of bij de wet genoemd belang er is geen alternatief doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Tabel 5 geeft een overzicht van de verbodsbepalende handelingen van de Flora- en faunawet Ook bij het vaststellen van een (nieuw) bestemmingsplan speelt de Flora- en faunawet een rol, met name bij de uitvoerbaarheid van het op te stellen bestemmingsplan. Als het waarschijnlijk is dat voor de realisering van een project een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet noodzakelijk is, dient bij de vaststelling van het bestemmingsplan de nodige duidelijkheid te bestaan over de verleenbaarheid van een dergelijke ontheffing.
19
Bureau Viridis
De Stichtse Rotonde
Verboden handelingen met betrekking tot beschermde dieren: ● het vernietigen van nesten, holen of andere voortplantingsplaatsen of andere vaste rust- of verblijfplaatsen ● het beschadigen van nesten, holen of andere voortplantingsplaatsen of andere vaste rust- of verblijfplaatsen ● het verplaatsen van dieren ● het doden van dieren ● het bemachtigen van dieren ● het verontrusten van dieren ● het (opnieuw) uitzetten van dieren ● het vangen van dieren.
Tabel 5:
Verboden handelingen met betrekking tot beschermde planten: ● vernielen van planten op de groeiplaatsen ● het ontwortelen van planten ● het vernietigen van planten op de groeiplaatsen /
De verbodsbepalende handelingen volgens de Flora- en faunawet
Hoewel het nog onduidelijk is om welke verbodsbepalingen het handelt, geeft tabel 5 geeft een overzicht van de verbodsbepalingen waarvoor een ontheffing dient te worden aangevraagd. Soort
Verbodsbepaling
Zandhagedis
Vernietigen vaste verblijfplaatsen
Tabel 5:
20
Maatregel rust-
en Zie 8 - 2
Soorten waarvoor een ontheffing voor artikel 75 van de Flora- en faunawet dient te worden aangevraagd.
Bureau Viridis 10
De Stichtse Rotonde
SAMENVATTING De Gemeente Amersfoort heeft Bureau Viridis verzocht op de Stichtse Rotonde onderzoek te verrichten naar het voorkomen van beschermde soorten uit de tabellen 2 en 3 van de AMvB betreffende de Flora- en faunawet. Naast literatuuronderzoek heeft er in het voorjaar van 2005 een uitgebreid veldonderzoek plaatsgevonden. Van de volgende soortengroepen is het voorkomen van beschermde soorten onderzocht: vleermuizen overige zoogdieren amfibieën reptielen planten insecten (beperkt) Tijdens het onderzoek is in het deelgebied De Stichtse Rotonde is slechts van de laatvlieger, een soort uit tabel 3 voorkomt vastgesteld. Deze vleermuissoort komt overal in Nederland algemeen voor. Op de Stichtse Rotonde is de soort overtrekkend en kort foeragerend vastgesteld. Er zijn op het terrein minimaal vier andere zoogdiersoorten aangetroffen. Geen van de soorten staat vermeld in de tabellen 2 of 3 van de AMvB. Tijdens het veldonderzoek zijn geen reptielen in dit deelgebied aangetroffen. Na beïndiging van het onderzoek zijn in deelgebied 2 toch nog enkele zandhagedissen aangetroffen. Tot 2002 kwam de zandhagedis nog op meerdere plaatsen voor. De oorzaken voor het op veel plaatsen verdwijnen van deze kwetsbare hagedis zijn waarschijnlijk: ongeschikt raken van biotoop. Door nog onbekende oorzaak wordt de bodem onder de heidevegetatie op veel overgroeid met mossen. Hierdoor ontstaat een te vochtig microklimaat. Verkeerd beheer. Er is op sommige plaatsen te grootschalig geplagd waardoor geschikt leefgebied vernietigd is. Isolatie en versnippering van het leefgebied. Door versnippering worden leefgebiedjes opgedeeld in te kleine gebiedjes, die bij tijdelijk uitsterven van de populatie vanwege de isolatie niet meer geherkoloniseerd kunnen worden. Voor zover bekend komen er geen beschermde insecten voor. Het onderzoek naar deze groep is echter niet volledig. In hoofdstuk 8 worden adviezen gegeven betreffende uit te voeren maatregelen. Deze adviezen richten zich met name het heidebeheer op de rotonde.
21
Bureau Viridis 11
De Stichtse Rotonde
LITERATUUR Assema, R. van en H.J. Poppe, 1992. Flora en vegetatie van het Landgoed Coelhorst. Natuur, Landschap en Milieu van Amersfoort. Gemeente Amersfoort, vakdienst Stadsbeheer en Milieu, Centrum voor Natuur- en Milieueducatie. Amersfoort. Beenen, R, (red) 1997. Werkdocument Soortenbeleid, Onderdeel Fauna. Provincie Utrecht, Dienst Ruimte en Groen, Sector Ecologisch onderzoek en Groene regelgeving. Utrecht. Benen, R., E. van den Dool en W. Timmers, 2001. Werkdocument Soortenbeleid, Onderdeel Flora. Provincie Utrecht, Dienst Ruimte en Groen, Sector Ecologisch onderzoek en Groene regelgeving. Utrecht. Bergmans en Zuiderwijk, 1986. Atlas van de Nederlandse Amfibieën en Reptielen en hun bedreiging. Vijfde herpetogeografisch Verslag. KNNV en de Nederlandse Vereniging voor herpetologie en terrariumkunde “Lacerta”. Brombacher, A.A., R. Beenen en W. Hoogendoorn (red), 2000. Toestand van de Utrechtse Natuur. Provincie Utrecht, sector Ecologisch onderzoek en Groene regelgeving. Utrecht. Broekhuizen, S., B. Hoekstra, V. vam Laar, C. Smeenk en J.B.M. Thissen,1992. Atlas van de Nederlandse Zoogdieren. Uitgeverij KNNV, Utrecht. Diepenbeek, A. van, 1999. Veldgids Diersporen. KNNV Uitgeverij, Utrecht. Grimbergen, A., K. Veling & R. van Assema, 2001. Vlinderatlas, dagvlinders in en om Amersfoort. Gemeente Amersfoort, Amersfoort. Haarsma, A., R. van der Kuil, John van Vliet, Floor van der Vliet, Rob Vermeulen, F. Bongers, H. Limpens en G. Achterkamp. 2003. Vleermuizen, bomen en bos; de betekenis van bomen en bos voor vleermuizen. Stichting Vleermuis Bureau, 2003. Utrecht. Helmer, W., H.J.G.A. Limpens en W.Bongers, 1988. Handleiding voor het inventariseren en determineren van Vleermuizen met behulp van batdetectors. Stichting Vleermuisonderzoek (Dr. L. Bels Stichting). Hom. C.C., P.H.C. Lina, G. van Ommering & H.J.R. Lenders, 1996. Bedreigde en kwetsbare reptielen en amfibieën in Nederland. Toelichting op de Rode Lijst. IKC, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en visserij. Wageningen. Jong, Th. de, 1990. De zandhagedis (Lacerta agilis) in de provincie Utrecht. In : Waarnemingen van amfibieën en reptielen in Nederland, 1990: 71 – 76. Stichting RAVON, Nijmegen. Limpens, H., K. Mosterd en W. Bongers (red), 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen. KNNV Uitgeverij,
Utrecht. Ministerie van Verkeer en Waterstaat/Rijkswaterstaat en de Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming (VZZ)., 2004. Met Vleermuizen overweg. Brochure over bescherming en beheer van vleermuizen. Rijkswaterstaat, Delft. 22
Bureau Viridis
De Stichtse Rotonde Provincie Utrecht, sector Ecologisch onderzoek en Groene regelgeving, 2000 – 2005. Gegevens natuurwetenschappelijk archief. Provincie Utrecht, sector Ecologisch onderzoek en Groene regelgeving, 2002. De Zandhagedis, Brochure over verspreiding, beheer en behoud van de zandhagedis in de provincie Utrecht. Stichting Ecologisch Advies, 2000.
Bermscan A28. Stichting Ecologisch Advies, Utrecht. Te Velde. Diverse jaargangen. Tijdschrift van de Veldbiologische werkgroep Gelderse Vallei en Eemland. Amersfoort. Vogel, R.L., 2002. Inventarisatie van het aanbod van de verspreidingsgegevens van flora en fauna in Nederland, vereniging Onderzoek Flora en Fauna, Nijmegen. Wildschut, J,T,, H.J. Brijker en E. van den Dool, 2004. Oude boskernen van de Utrechtse Heuvelrug. Provincie Utrecht, sector RER. Utrecht.
23