BEROEPSOPDRACHT EN LEERMENU 10 ZORGVRAAG BEHANDELEN
Werkprocessen 1.2 voorlichting en advies geven 3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep 3.2 Werkt aan bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg
Competenties I: presenteren K: vakdeskundigheid toepassen L: materialen en middelen inzetten P: leren R: op de behoefte en verwachting van de klant richten S: kwaliteit leveren T: instructies en procedures opvolgen
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4, versie juni 2013
Pagina 0
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4, versie juni 2013
Pagina 1
Inhoudsopgave beroepsopdracht 10 Inhoudsopgave…………………………………………………………………………………..1 Inleiding beroepsopdracht………………………………………………………………………2 Resultatenoverzicht……………………………………………………………………………...3 Oriëntatie………………………………………………………………………………………….4 Taakopdracht 1: zorgvraag behandelen aan de telefoon……………………………………5 Taakopdracht 2: zorgvraag behandelen aan de balie……………………………………….7 Taakopdracht 3: plannen en organiseren van werkzaamheden en administratie………..9 Taakopdracht 4: reflecteren…………………………………………………………………...11 Afronding reflectie………………………………………………………………………………13
Inhoudsopgave leermenu 10 Inleiding………………………………………………………………………………………….19 Inhoudsopgave………………………………………………………………………………….20 Overzichten ziektekunde, geneesmiddelenkennis, casuïstiek…………………………….21 Betrouwbare sites en boeken………………………………………………………………....23 Thema 1: Diabetes mellitus…………………………………………………………………...24 Thema 2: Gastro- intestinale klachten……………………………………………………….29 Thema 3: Oncologie……………………………………………………………………………33 Thema 4: Voeding en voorlichting…………………………………………………………....39 Thema 5: Anemie en schildklieraandoeningen……………………………………………..42 Thema 6: Problemen bij plassen……………………………………………………………..46 Thema 7: Urine- incontinentie………………………………………………………………...49 Thema 8: Duizeligheid…………………………………………………………………………51 Thema 9: Cardiovasculaire problemen………………………………………………………53 Bijlage leermenu 10……………………………………………………………………………57
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4, versie juni 2013
Pagina 2
Beroepsopdracht: zorgvraag behandelen
Inleiding: Tijdens de opleiding werk je elke periode van 10 weken met een andere beroepsopdracht. Hierin werk je aan echte taken waar je als doktersassistent in de praktijk mee te maken kan krijgen. Bij elke beroepsopdracht hoort een leermenu. In dit leermenu staan leeropdrachten beschreven die onderliggend zijn aan je taakopdrachten. Het werk van een doktersassistente bestaat voor een groot deel uit het te woord staan van zorgvragers. Maar dit is niet zomaar te woord staan want daarbinnen krijg je te maken met een grote verscheidenheid aan zorgvragen. Daarnaast zijn de zorgvragers heel verschillend in leeftijd, leefstijl, mondigheid en cultuur. Dat vraagt dus heel wat van een doktersassistente. Want naast kennis van zaken hebben om de zorgvraag helder te krijgen, heb je te maken met een verscheidenheid aan zorgvragers die allemaal om een andere benadering vragen. In deze beroepsopdracht gaat het om het aannemen en behandelen van de zorgvraag in allerlei verschillende situaties. Bespreek de taakopdrachten met je praktijkbegeleider en maak een planning wanneer je wat kan gaan uitvoeren en aftekenen (zie hiervoor de beoordelingscriteria). Naast het behandelen van de zorgvraag ga je in deze beroepsopdracht ook werkzaamheden uitvoeren zoals plannen en organiseren. Daarvoor ga je in het leermenu eerst goed oefenen met administreren, archiveren, verwijsbrieven en machtigingen uitgeven en nog meer administratieve taken die je in de praktijk uitvoert. Op school ga je in het leermenu aan het werk met onderstaande onderwerpen. Sommige zijn al eerder aan bod geweest maar het is belangrijk dat je in je werk verdieping gaat aanbrengen. Zodat je in staat bent de zorgvraag deskundig in goede banen te leiden. Triage is hierbij een belangrijk element waarmee je gaat werken en oefenen in de praktijk en op school. Verdiepende onderwerpen: Diabetes Mellitus Gastro- intestinale klachten Oncologie Aandoeningen tractus digestivus Urineweginfecties Urineverlies Draaiduizeligheid Cardiovasculaire aandoeningen Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4, versie juni 2013
Pagina 3
Resultatenoverzicht Beroepsopdracht 10 Naam student:
Groep:
School of BPV
Onderdeel
O / V omcirkelen
Handtekening
S
Opstellen PAP en POP Reflectie verslag is besproken
O/V
Studieloopbaan begeleider
BPV
Beroepsopdracht 1 Zorgvraag behandelen aan de tel. (zie beoordelingscriteria) Beroepsopdracht 2 Zorgvraag behandelen aan de balie (zie beoordelingscriteria) Beroepsopdracht 3 Organiseren en plannen van werkzaamheden en administratie (zie beoordelingscriteria) Beroepsopdracht 4 Reflectieverslag (zie beoordelingscriteria) Medische Zorg praktijkopdrachten en leerdoelen zijn besproken
O/V
Praktijkbegeleider
O/V
Praktijkbegeleider
O/V
Praktijkbegeleider
O/V
Praktijkbegeleider
O/V
Praktijkbegeleider
S
Alle opdrachten uit het leermenu zijn afgerond (zie PAP)
O/V
Docentcoach op school
S
IVA leeropdrachten zijn afgerond volgens afspraak (zie PAP)
O/V
Docent IVA
S
ADM leeropdrachten zijn afgerond volgens afspraak (zie PAP)
O/V
Docent ADM
S
OMK opdrachten zijn afgerond volgens afspraak met de OMK docent Opdrachten Lifestyle zijn afgerond volgens afspraak met de Lifestyle docent
O/V
Docent OMK
O/V
Docent Lifestyle
BPV
BPV
BPV
BPV
S
Onvoldoende / Voldoende
Datum afronding:
Naam studieloopbaanbegeleider:
Naam student:
Handtekening:
Handtekening:
Toelichting / leerpunten:
Dit resultatenoverzicht opnemen in je portfolio. Alle onderdelen dienen minimaal voldoende te scoren voor een voldoende. Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4, versie juni 2013
Pagina 4
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4, versie juni 2013
Pagina 5
Oriënteren Om je te oriënteren ga je jezelf de vraag stellen wat je allemaal al weet en wat je nog moet leren over het voeren van een basisgesprek. Om goed aan het werk te kunnen met deze beroepsopdracht ga je hem eerst kritisch doorlezen. Gebruik hiervoor de onderstaande vragen om de beroepsopdracht helder te krijgen. Je gaat op deze manier ontdekken hoe een beroepsopdracht in elkaar zit en welke stappen je moet nemen om de beroepsopdracht uiteindelijk af te ronden.
Wat weet ik allemaal van de beroepsopdracht en de opdrachten (leermenu) Wat wil ik weten over hoe het onderwijs vorm krijgt. Welke vragen heb ik hierover? Welke competenties ga ik laten zien bij deze beroepsopdracht? Kijk nog eens op het voorblad van deze beroepsopdracht om te zien welke competenties van belang zijn bij het werken aan deze beroepsopdracht. Welke zijn zinvol om te doen en op te nemen in je POP? Wat voor criteria wil ik zelf nog aanvullen om de opdracht te behalen Welk gedrag dien ik te laten zien bij het uitvoeren van de beroepsopdracht? (neem hiervoor de beoordelingscriteria door) Welke resultaten moet ik aantonen om de beroepsopdracht af te sluiten? Wat voor werkafspraken moet ik met mijn vakdocent maken? Wanneer leg ik mijn planning (PAP) aan de docent voor en wanneer plannen we het gesprek? Wat verwacht ik van de begeleiders bij deze beroepsopdracht? Welke samenwerkingsafspraken maak ik? Wat wil ik zelf doen (of terug laten komen in deze beroepsopdracht) om de proeve straks goed af te ronden?
Aan de hand van je oriëntatie ga je het PAP invullen. Dit leg je voor aan de docent, zodat je gericht aan de opdracht kan gaan werken op school.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4, versie juni 2013
Pagina 6
TAAKOPDRACHT 1: Zorgvraag behandelen aan de telefoon
Een belangrijk deel van de dag ben je in de praktijk bezig met het behandelen van zorgvragen. Je bent immers altijd het eerste aanspreekpunt wanneer een zorgvrager naar de praktijk belt. Tijdens deze taak laat je in meerdere situaties zien, dat je in staat bent om gerichte vragen te stellen en dat je gebruik kunt maken van de triagewijzer bij het in kaart brengen van de zorgvraag. Het gaat hier om zorgvragen die binnenkomen via de telefoon. Als assistente zal jij je tijdens deze gesprekken tegenover patiënten altijd klantvriendelijk en professioneel moeten gedragen. Dat betekent dat de kwaliteit van je aanname en afhandeling van een hulpvraag aan de telefoon optimaal moet zijn. In ieder geval is het belangrijk dat je een correcte beroepshouding laat zien, respect hebt voor de zorgvrager, discreet om kan gaan met vertrouwelijke informatie, actief kan luisteren, vragen stelt en doorvraagt om de situatie goed in te kunnen schatten, voorlichting en advies kan geven en patiëntgericht kan werken. Opdracht 1 Zet voor jezelf nog eens kort het volgende op een rij en maak er een notitie van: - wat houdt voor jou een professionele beroepshouding in tijdens een gesprek aan de telefoon? - wat houdt voor jou een klantvriendelijke benadering in tijdens een gesprek aan de telefoon? - hoe pas je in de praktijk actief luisteren toe tijdens een gesprek aan de telefoon? - hoe laat je zien dat je respect toont tijdens een gesprek aan de telefoon? - wat zullen jouw sterke en wat jouw zwakke punten zijn tijdens een gesprek aan de telefoon? - observeer collega’s en noteer wat jou opvalt over het aannemen en afhandelen van zorgvragen tijdens een telefonisch gesprek. - wat kan je vertellen over de bereikbaarheid van de praktijk? Bespreek bovengenoemde punten met je praktijkbegeleider en bespreek ook jouw leerdoelen die je ter voorbereiding op je stage hebt genoteerd ten aanzien van het aannemen en afhandelen van een zorgvraag.
Opdracht 2 In de NHG- Triagewijzer vind je triagecriteria vinden. Zo kun je zien wanneer iemand met spoed, dringend of routinematig gezien moet worden. Vaak maken huisartsen en assistenten op de praktijk hier ook (aanvullende) afspraken over. Bespreek op je stage wat het beleid is ten aanzien van spoedafspraken en –visites als het gaat om gastro-intestinale klachten. Vraag ook naar praktijkvoorbeelden. Verwerk je bevindingen en bespreek deze met je praktijkbegeleider en de docent op school.
Opdracht 3 Bij diabetes en anemie wordt de diagnose vaak (mede) gesteld met behulp van de uitslagen van het bloedonderzoek. Bespreek op je stage welke bloedonderzoeken er in deze gevallen aangevraagd worden en hoe de uitslagen weer op de praktijk komen. Hoe worden ze verder verwerkt en hoe krijgt de patiënt uiteindelijk de uitslag? Vraag bovendien naar het beleid bij afwijkende uitslagen. Behandelt de huisarts de patiënten zelf of worden ze verwezen? En welke medicijnen worden er eventueel voorgeschreven? Maak hier aantekeningen van voor in je werkmap.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4, versie juni 2013
Pagina 7
TAAKOPDRACHT 1 Telefonische zorgvraag behandelen School BPV
Beoordelingscriteria
V
O
A
Werkproces 1.1 Staat de zorgvrager te woord en kanaliseert de zorgvraag BPV
Staat de zorgvrager vriendelijk in correct Nederlands te woord en vraagt naar reden van contact Toont discreet om te gaan met vertrouwelijke informatie: - Praat niet over informatie met anderen dan behandelaar - Spreekt op gepaste toonhoogte tijdens het telefoongesprek Geeft vertrouwelijke informatie niet zomaar door of spreekt deze niet uit in aanwezigheid van anderen Toont belangstelling voor de zorgvraag en vraagt door, gericht op de aard van de klacht Checkt de NAW gegevens en verzekeringsgegevens van de zorgvrager Stelt de aard van de klacht vast en de spoedeisendheid m.b.v. standaard vragenlijsten, protocollen en triage Raadpleegt de behandelaar bij twijfel over de urgentie of informeert behandelaar bij urgentie Blijft in stressvolle en drukke situaties gericht op het telefonisch gesprek, wanneer de zorgvrager te woord gestaan wordt Is tijdens het gesprek in staat de vraag in kaart te brengen door de juiste vragen te stellen en de zorgvrager op het gemak te stellen Koppelt de vervolgstappen die genomen worden terug aan de zorgvrager Checkt bij de zorgvrager of de informatie of te nemen vervolgstappen duidelijk zijn, door het samen te vatten en hier naar te vragen Verwerkt het gesprek volgens de richtlijnen van de praktijk in de administratie Neemt de noodzakelijke vervolgstappen of draagt deze over aan de behandelaar door activiteiten uit te voeren of in te plannen
Toelichting / leerpunten: Criteria in het gekleurde gebied dienen altijd voldoende te zijn. 2 Criteria buiten het gekleurde gebied mogen onvoldoende zijn voor een voldoende. Zijn alle criteria voldoende, dan goed. O= onvoldoende, V= voldoende, A= afwezig, dit betekent: niet voorgekomen. Bij een A score wordt gekeken hoe en wanneer dit vervangend behaald kan worden.
Resultaat opnemen in het portfolio.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4, versie juni 2012
Pagina 8
TAAKOPDRACHT 2: Zorgvraag behandelen aan de balie
Opdracht 1 Zoals je inmiddels weet krijg je ook regelmatig te maken met zorgvragen aan de balie. Je krijgt bijvoorbeeld te maken met patiënten die een herhaalrecept of verwijzing komen afhalen en daarbij uitleg van jou willen hebben. Maar ook komt men voor een geruststelling, een advies, vervolgafspraak en uitleg over onderzoeken bij jou aan de balie. Met deze taakopdracht ga je laten zien dat je in meerdere situaties een zorgvraag aan de balie kan behandelen. Het is hierbij belangrijk dat je weet waarvoor de zorgvrager komt en wat er allemaal gedaan moet worden. Ook hier kan doorvragen een belangrijke rol spelen. Er wordt verwacht dat jij het visitekaartje bent in de praktijk: - hoe ga jij er voor zorgen dat je representatief bent op de praktijk? - welke beroepshoudingaspecten ga je laten zien als je in de praktijk werkzaam bent achter de balie? - waar denk je tegenaan te lopen als je in de praktijk werkzaam bent achter de balie? En hoe denk je dat op te lossen? - aan welke kennis wil je nog werken om een zorgvraag aan de balie goed af te kunnen handelen? - welke leerdoelen wil je deze 10 weken bereiken, als je in de praktijk werkzaam bent achter de balie? Maak van bovengenoemde punten een notitie en bespreek deze met je praktijkbegeleider en de docent op school.
Opdracht 2 Op je stage kom je ongetwijfeld regelmatig patiënten tegen met een urineweginfectie. Beschrijf het ziektebeeld en de zorgvraag van één zorgvrager uit de praktijk. - Welke vragen heb je gesteld? - Welk onderzoek deed je en met welke uitkomst? - Welke informatie heb je vooraf gegeven om een betrouwbare uitslag te krijgen van het urine onderzoek? - Maak je in de praktijk gebruik van een dergelijk UWI formulier? Waarom wel/ niet? Wat vind jij van zo’n formulier? - Wat vindt de praktijk van het werken met een dergelijke formulier? - Wat was het gekozen beleid naar aanleiding van de uitslag? - Wat was jouw rol en die van de assistente en de dokter? - Is de afhandeling van de zorgvraag naar wens verlopen? Laat je beschrijving beoordelen door je praktijkbegeleider en de docent DA.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 9
Datum: ..............……………… Tijd opvang urine: ………………… Naam : ….…………………………………………….. Geb.datum: ………………………………………………... man/vrouw/kind In te vullen door de cliënt bij verdenking van blaasontsteking Klachten:
Pijn bij plassen Vaak plassen Bloed bij urine Flankpijn (pijn in zij) Koorts . . . . . º C Diabetes Eerder gehad Gebruikt u anti-kanker middelen of heeft u die recent gebruikt?
O Komt u voor deze klacht vandaag bij de huisarts:
ja/nee ja/nee ja/nee ja/nee ja/nee ja/nee ja/nee ja/nee
O Controle urine na antibioticakuur O Zwanger: ja / nee, laatste menstruatie…..-…..-….. O Nog klachten na antibioticakuur Overig, namelijk ………………………………………..
Laboratoriumonderzoek bij verdenking blaasontsteking: Sticks Kleur Sediment
Nitriet + / ………………………….. Bacteriën …………….. Leukocyten …………….. Erytrocyten …………….. Epitheel …………….. Overig ……………..
O Zwangerschapstest:
+/-
O Uricult :
datum:
…..-…..-…..
tijdstip inzetten: ….. uur
Uitslag: …………………..........................
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 10
TAAKOPDRACHT 2 Balie zorgvraag behandelen School BPV
Beoordelingscriteria
V
O
A
Werkproces 1.1 Staat de zorgvrager te woord en kanaliseert de zorgvraag BPV
Staat de zorgvrager vriendelijk in correct Nederlands te woord, zoekt oogcontact en vraagt naar reden van contact Toont discreet om te gaan met vertrouwelijke informatie door op gepaste toonhoogte te spreken en vertrouwelijke informatie niet zomaar door te geven of uit te spreken in aanwezigheid van anderen Toont belangstelling voor de zorgvraag, door met vragen door te vragen gericht op de aard van de klacht Checkt de NAW gegevens en verzekeringsgegevens van de zorgvrager Stelt de aard van de klacht vast en de spoedeisendheid m.b.v. standaard vragenlijsten, protocollen en triage Raadpleegt de behandelaar bij twijfel over de urgentie of informeert behandelaar bij urgentie Blijft in stressvolle en drukke situaties gericht op het gesprek, wanneer de zorgvrager te woord gestaan wordt Is tijdens het gesprek in staat de vraag in kaart te brengen door de juiste vragen te stellen en de zorgvrager op het gemak te stellen Koppelt de vervolgstappen die genomen worden terug aan de zorgvrager Checkt bij de zorgvrager of de informatie of te nemen vervolgstappen duidelijk zijn door het samen te vatten en hier naar te vragen Verwerkt het gesprek volgens de richtlijnen van de praktijk in de administratie Neemt de noodzakelijke vervolgstappen of draagt deze over aan de behandelaar door activiteiten uit te voeren of in te plannen
Toelichting / leerpunten: Criteria in het gekleurde gebied dienen altijd voldoende te zijn. 2 Criteria buiten het gekleurde gebied mogen onvoldoende zijn voor een voldoende. Zijn alle criteria voldoende, dan goed. O= onvoldoende, V= voldoende, A= afwezig, dit betekent: niet voorgekomen. Bij een A score wordt gekeken hoe en wanneer dit vervangend behaald kan worden.
Resultaat opnemen in het portfolio.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 11
TAAKOPDRACHT 3: Plannen en organiseren van werkzaamheden en administratie
In de praktijk ben je continue bezig met het plannen en organiseren van werkzaamheden. In deze taakopdracht laat je zien dat je over een langere periode in staat bent om je werk te organiseren en te plannen. Daarvoor is afstemming met collega’s belangrijk, prioriteiten stellen en bekend zijn met de procedures in de praktijk, zodat je hier naar kunt handelen. Overleg vooraf goed met je begeleider wat er van jou verwacht wordt, omdat elke werkplek andere eisen stelt aan organiseren en plannen. Opdracht 1 Maak een verslag over jouw werksituatie. Met welke personen heb je allemaal binnen de praktijk/ afdeling te maken? Hoe ziet een planning van werkzaamheden er voor jou uit? Noteer hoe jij activiteiten af gaat stemmen met collega’s en hoe je methodisch te werk gaat in de praktijk. Zo ook hoe er binnen de praktijk/ afdeling wordt omgegaan met onderling overleg (afstemmen) en overdracht op het gebied van plannen en organiseren. Waar loop jij tegen aan? Wat kan jou helpen om onduidelijkheden/ onbegrip uit de weg te gaan? Bespreek deze punten aan het begin van je stage met de jouw praktijkbegeleider en bespreek in week 7 of 8 wat je hierin al kan toepassen/verbeterd is en wat nog niet. Maak hier zo nodig leerdoelen van.
Opdracht 2 Maak een notitie van de volgende punten en bespreek deze met je praktijkbegeleider: - wanneer en hoe ga jij zorgdragen voor het plannen van consulten en visites? - wanneer en hoe ga jij zorgdragen voor het archiveren en registreren van patiëntengegevens? - wanneer en hoe kan jij zorgdragen voor het bestellen van materialen voor de praktijk? - wanneer en hoe kan jij zorgdragen voor het opbergen van bestelde materialen? - wanneer en hoe kan jij zorgdragen voor het samenvatten en invoeren van specialistenbrieven in het HIS/ZIS? Ook voor bovengenoemde punten geldt, dat je jouw notities aan het begin van de stage bespreekt met je praktijkbegeleider en in week 6 of 7 bespreekt welke vorderingen je hebt gemaakt. Maak een afspraak wanneer je deze beroepsopdracht in de praktijk kan laten beoordelen.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 12
TAAKOPDRACHT 3 Plannen en organiseren van werkzaamheden en administratie School BPV
Beoordelingscriteria
V
O
A
Werkproces 3.1 Zorgt voor logistiek en beheer Werkproces 3.2 Zorgt voor de planning en administratie van de praktijk/organisatie BPV
Plant dagelijks de werkzaamheden: - stemt activiteiten op elkaar af - doet dit in een logische volgorde stelt prioriteiten Overlegt regelmatig met collega’s en andere disciplines om werkzaamheden af te stemmen en werkzaamheden over te dragen Plant werkzaamheden zo, dat benodigde werkzaamheden in beschikbare tijd worden uitgevoerd Bestelt tijdig benodigde en juiste materialen en let daarbij op vervaldata en tijdig vervangen Onderhoudt contacten met leveranciers en dienstverleners, waarbij deze aangeven tevreden te zijn over de communicatie Verwerkt, archiveert en registreert relevante gegevens inzichtelijk en overzichtelijk in medische dossiers en informatiesystemen volgens de regels van de praktijk Zorgt voor juist onderhoud van de materialen en dat ze gebruiksklaar staan Bergt materialen op de juiste wijze en plek op en let daarbij op first in en first out Administratie is in correct Nederlands uitgevoerd
Schrijft of verwerkt in het HIS in opdracht verwijsbrieven, machtigingen en receptuur
Toelichting / leerpunten:
Criteria in het gekleurde gebied dienen altijd voldoende te zijn. 2 Criteria buiten het gekleurde gebied mogen onvoldoende zijn voor een voldoende. Zijn alle criteria voldoende, dan goed. O= onvoldoende, V= voldoende, A= afwezig, dit betekent: niet voorgekomen. Bij een A score wordt gekeken hoe en wanneer dit vervangend behaald kan worden.
Resultaat opnemen in het portfolio.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 13
TAAKOPDRACHT 4: Reflecteren
Wanneer je de onderdelen hebt afgerond, ga je reflecteren op je eigen handelen in de praktijkinstelling waar je stage loopt, zo ook over de samenwerking met je mede collega’s. Het gaat erom dat je leert terug te kijken op je eigen handelen en gericht gaat kijken wat je hieruit kunt leren. Reflectie opdracht: Om bewust terug te kijken naar jouw leerproces/ leeractiviteiten in de praktijk maak je een reflectieverslag van minimaal 1 A4-tje en maximaal 1½ A4-tje. Verwerk de reflectie volgens de STARRT methode. Zie ook afronding reflectie op blz. 16. Geef ook het volgende in je verslag aan: - Heb je al je taakopdrachten van de beroepsopdracht afgerond en afgetekend? Waarom wel/ waarom niet? Wat ga je hier aan doen? Wanneer en met wie? - Wat vond je tijdens je werkzaamheden in de praktijk het meest verrassend en waarom? - Hoe heb je in de praktijk samengewerkt? Waar liep je tegenaan? Hoe denk je dat op te lossen? - Ging het werken met met de NHG-Triagewijzer op stage jou al vlot en professioneel af? Wat wel/ wat niet? En hoe kwam dat? Wat ga je daar aan doen? - Wat denk je dat jouw praktijkbegeleider over jouw beroepshouding, inzet, kennis en vaardigheid binnen de praktijk gaat vertellen? - Wat zijn jouw sterke punten en zwakke punten tijdens een intake gesprek in de praktijk? Beargumenteer je antwoord. Noteer ook hoe je dit denkt te verbeteren en wie of wat je hier voor nodig hebt. - Wat zijn jouw sterke punten en zwakke punten tijdens een gesprek aan de balie in de praktijk? Beargumenteer je antwoord. Noteer ook hoe je zwakke punten denkt te verbeteren en wie of wat je daar voor nodig hebt. - Wat zijn jouw sterke punten en zwakke punten tijdens de organisatie en administratieve werkzaamheden in de praktijk? Beargumenteer je antwoord. Noteer ook hoe je dit denkt te verbeteren en wie of wat je daar voor nodig hebt. - Hoe is je samenwerking met collega’s verlopen in de praktijk? - Welk(e) leerdoel(en) neem je mee naar de volgende periode? Maak deze SMART. - Eigen inbreng. Bespreek dit verslag met je praktijkbegeleider en je studieloopbaanbegeleider.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 14
TAAKOPDRACHT 4 Reflectie School BPV
Beoordelingscriteria:
V
O
A
Werkproces: 3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en kwaliteit BPV
Situatie Beschrijft in het reflectieverslag de situatie tijdens het eigen handelen in de praktijkinstelling en de samenwerking Taak Je beschrijft wat je taken waren in situaties tijdens jouw handelen en de situaties tijdens je samenwerking Activiteiten Beschrijf welke activiteiten je hebt uitgevoerd Resultaat Je beschrijft wat het uiteindelijke resultaat was van je activiteit Reflectie Je reflecteert op het eigen handelen: · Welk gedrag was effectief? Welk gedrag was ineffectief? Op welke andere manieren kun je deze situatie uitvoeren?
Hoe wil je het in de toekomst aanpakken? Welke competenties wil je versterken? Wat wil je hiervoor leren? Toepassing Je beschrijft wat je hebt geleerd Je beschrijft welke competenties je gaat laten zien Je beschrijft hoe je het geleerde kan toepassen in andere werksituaties
Gekleurde criteria moeten voldoende zijn voor een voldoende score en daarnaast minimaal 6 witte criteria voor een voldoende. Wanneer alle gekleurde criteria voldoende en 8 of meer witte criteria voldoende gescoord dan een goed. Resultaat opnemen in het portfolio.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 15
Afronding Reflectie Na afronding van de deze beroepsopdracht maak je een reflectieverslag. Criteria: Het reflectieverslag beslaat minimaal 1 en maximaal 1½ A4. Maak gebruik van de STARRT methode Goed Nederlands. Het verslag is getypt in lettergrootte 11. Het reflectieverslag gaat bijvoorbeeld over jouw gedrag wat hoort bij het gesprek dat je gevoerd hebt bijvoorbeeld: jouw ideeën en vaardigheden betreffende het benaderen van een zorgvrager aan de balie of aan de telefoon; jouw ideeën en vaardigheden betreffende het omgaan met deze zorgvrager wanneer deze een vraag heeft die je niet kunt beantwoorden; op welke manier er verschil is tussen vóór en ná het werken aan deze beroepsopdracht. je leerpunten opnemen in je POP hoe verloopt het plannen van de activiteiten; wat voor keuzes maak je bij het bepalen van je stappenplan; hoe verloopt het sociaal-communicatief tussen jou en je collega’s, welke rol heb je daarin; Hoe ga je om met feedback; Hoe maak je gebruik van literatuur en media, nodig voor de verwerking van beroepsopdrachten. Begeleidingsvragen (wat kun je minder goed en wat wil je hierover nog leren) Je beschrijft in minimaal 10 regels en maximaal een ½ A4 wat je van deze beroepsopdracht vond/ wat het aan jouw leerproces heeft bijgedragen. Situatie Je benoemt / beschrijft de situatie waarin de samenwerking plaats vond. Taak Je benoemt wat je wilde bereiken. Je geeft een toelichting op je plan van aanpak. Activiteiten Je verantwoordt jouw rol in het organiseren en plannen van de werkzaamheden Resultaat Je benoemt wat het uiteindelijke resultaat was Je benoemt de toegepaste kennis, vaardigheden en houding Reflectie Je reflecteert op je eigen handelen: · - welk gedrag was effectief? - welk gedrag was ineffectief? - op welke andere manieren kun je het plannen en organiseren uitvoeren? - hoe wil je het in de toekomst aanpakken? - welke competenties wil je versterken? - wat wil je hiervoor leren? Toepassing - je benoemt wat je hebt geleerd - je benoemt welke competenties je hebt laten zien - je benoemt hoe je het geleerde kunt toepassen in andere meer complexe situaties - je neemt je leerdoelen op in je POP/ PAP.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 16
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 17
LEERMENU 10 BOL/ DA ZORGVRAAG BEHANDELEN
Werkprocessen 1.2 Voorlichting en advies geven 3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep 3.2 Werkt aan bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg Competenties I: presenteren K: vakdeskundigheid toepassen L: materialen en middelen inzetten P: leren R: op de behoefte en verwachting van de klant richten S: kwaliteit leveren T: instructies en procedures opvolgen
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 18
Leermenu 10 DA: Zorgvraag behandelen
Inleiding. Voor je ligt leermenu 10 behorende bij beroepsopdracht 10 ‘Zorgvraag behandelen’. Als doktersassistente help je de arts zo veel mogelijk bij veelvoorkomende werkzaamheden. Omdat je nog niet in het bezit bent van een diploma en nog maar net stage loopt, valt er voor jou zowel in de praktijk als ook op school nog veel te leren en te oefenen. In de praktijk heb je hier ondersteunende taakopdrachten voor (zie beroepsopdracht 10) en op school ga je aan de slag met leeropdrachten (zie leermenu 10). Net als vorig jaar vind je in de inhoudsopgave 9 thema’s. De thema’s zijn onderverdeeld in weer een aantal leeropdrachten voor ziektekunde, geneesmiddelenkennis, intake, voorlichting, administratie. Als je klaar bent met alle leeropdrachten en taakopdrachten zorg je dat je de kennis en vaardigheid kan toepassen. Dit houdt in dat je regelmatig jezelf, of samen met anderen je kennis laat blijken. Het spreekt voor zich dat je jouw kennis ook in de praktijk kan toepassen! Daarnaast mag je op de leervloer ook werken aan vakken buiten het leermenu (Medische Zorg, Nederlands, Engels, rekenen, anatomie, etc.).
Veel plezier en succes!
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 19
Inhoudsopgave leermenu 10
Inleiding…………………………………………………………………………………………19 Inhoudsopgave…………………………………………………………………………………20 Overzichten ziektekunde, geneesmiddelenkennis, casuïstiek…………………………….21 Betrouwbare sites en boeken………………………………………………………………....23 Thema 1: Diabetes mellitus…………………………………………………………………...24 Thema 2: Gastro- intestinale klachten……………………………………………………….29 Thema 3: Oncologie…………………………………………………………………………...33 Thema 4: Voeding en voorlichting…………………………………………………………...39 Thema 5: Anemie en schildklieraandoeningen……………………………………………..42 Thema 6: Problemen bij plassen……………………………………………………………..46 Thema 7: Urine- incontinentie………………………………………………………………...49 Thema 8: Duizeligheid…………………………………………………………………………51 Thema 9: Cardiovasculaire problemen………………………………………………………53 Bijlage leermenu 10……………………………………………………………………………57
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 20
Overzicht: zorgvraag behandelen en afhandelen Week Onderwerpen ziektekunde
Werkvorm
Bronnen
1
Geen les
2
Diabetes mellitus
Leeropdr.1.1 Quiz
Eigen spreekuur en chron. ziekten, hfdst. 4 (leervloer) www.eerstelijnsprotocollen.nl zie ook genoemde sites leeropdr 1
3
Gastro- intestinale aandoeningen
Leeropdr.2.1, vragen van deelnemers beantwoorden
www.agcontext.nl zie verpleegk. vademecum
4
Oncologie tractus digestivus
Leeropdr. 3.1 Vragen casus mevr. Kaya maken en inleveren
Inleiding medische kennis, hfdst. 10
5
Over- en ondergewicht en voeding
Leeropdr. 4.1, vragen van deelnemers beantwoorden
Zie genoemde sites bij intake, voorl. en advies overzicht
6
Anemie en schildklieraandoeningen Leeropdr. 5.1 Quiz Extra bron: Eigen spreekuur en chron. ziekten: hoofdstuk 7
Anat. + fysiologie, paragraaf 3.3 en 10.1, www.agcontext.nl zie verpleegk. vademecum, NHG standaarden M76 en M31
7
UWI
Leeropdr.6.1 Power Point presentatie
Anat. + fysiologie, paragraaf 7.2, verpleegk. vademecum, boek polikliniek, jeugdgezondheid en arbodienst : hfdst. 14 (leervloer)
8
Incontinentie
Leeropdr. 7.1 Overzicht maken en inleveren
Zie genoemde sites bij intake, voorl. en advies overzicht
9
Duizeligheid
Leeropdr. 8.1 vragen van deelnemers beantwoorden
Anat. + fysiologie zie hfdst. 8, evenwichtszintuig
10
Cardiovasculaire aandoeningen
Leeropdr. 9.1, vragen van deelnemers beantwoorden
Anat. + fysiologie: hfdst. 3 en eigen spreekuur en chron. ziekten
Onderwerpen GMK
Werkvorm
Bronnen
1
Geen les
2
Antidiabetica
Hoorcollege, leeropdracht 1.2
Geneesmiddelenkennis voor doktersass. hfdst 11
3
Medicatie bij Gastro- intestinale aandoeningen
Hoorcollege, leeropdracht 2.2
Geneesmiddelenkennis voor doktersass. hfdst 8
4
Cytostatica en pijnbestrijding bij oncologie
Hoorcollege, leeropdracht 3.2
Geneesmiddelenkennis voor doktersass. hfdst 18
5
Afslankmiddelen en vitaminepreparaten
Hoorcollege, leeropdracht 4.2
Zie sites
6
Middelen bij anemie en schildklieraandoeningen
Hoorcollege, leeropdracht 5.2
Geneesmiddelenkennis voor doktersass. hfdst 11
7
Medicatie bij UWI en prostaathypertrofie
Hoorcollege, leeropdracht 6.2
Geneesmiddelenkennis voor doktersass. hfdst 14
8
Medicatie bij urine-incontinentie
Hoorcollege, leeropdracht 7.2
Geneesmiddelenkennis voor doktersass. hfdst 14
9
Medicatie bij draaiduizeligheid
Hoorcollege, leeropdracht 8.2
Zie sites
10
Medicatie bij cardiovasculaire aandoeningen
Hoorcollege, leeropdracht 9.2
Geneesmiddelenkennis voor doktersass. hfdst 7
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 21
Week Casuïstiek voor intake, voorlichting, advies en Bronnen administratie 1
Geen les
2
Diabetes mellitus, IVA leeropdracht 2.3 ADM: aandacht voor beroepsopdracht + gegevens Petra Hofmans in medicom verwerken + formulieren LM invullen
3
Gastro- intestinale klachten, IVA leeropdracht 2.3 NHG-Triagewijzer en sites zie vermelding ADM: materialen controleren en bestellen en 2 Zo werkt het in de HA praktijk, hoofdstuk specialistenbrieven invoeren in medicom huishoudelijke zaken en voorraadbeheer
4
Oncologie, IVA leeropdracht 3.3 ADM: aanvraagformulieren en receptuur verwerken plus brief samenvatten en invoeren
NHG-Triagewijzer en sites zie vermelding Zo werkt het in de HA praktijk, hoofdstuk formulieren en brieven
5
Voeding en voorlichting, IVA leeropdracht 4.3
Zie de vermelde sites + Inleiding Med. kennis, zie hfdst. 5 + Med. Handboek Zo werkt het in de HA praktijk, hoofdstuk financiële administratie
ADM: declaraties verwerken (verrichtingen, keuringen, passanten etc.) en verwijsbrief bespr.
NHG-Triagewijzer, Zo werkt het in de HA praktijk, hoofdstuk patiëntenadministratie.
6
Anemie en schildklieraandoeningen, IVA NHG-Triagewijzer en sites zie vermelding leeropdracht 5.3 ADM: brieven samenvatten en invoeren, moeilijke Zo werkt het in de HA praktijk, hoofdstuk woorden opzoeken, + extra opdracht op verzoek praktijkorganisatie + zakwoordenboek Coëlho
7
Urineweginfecties, IVA leeropdracht 6.3 ADM: sociaal schriftelijke communicatie bespreken, start ICPC kwartet maken
NHG-Triagewijzer en sites zie vermelding Zo werkt het in de HA praktijk, hoofdstuk patiëntenadministratie + ICPC codes
8
Urineverlies, IVA leeropdracht 7.3 ADM: ICPC kwartet spelen + voorb. diagn. toets
NHG-Triagewijzer en sites zie vermelding
9
Duizeligheid, IVA leeropdracht 8.3 NHG-Triagewijzer en sites zie vermelding ADM: diagnostische toets, evt. medicomopdracht
10
Cardiovasculaire aandoeningen, IVA leeropdr. 9.3 NHG-Triagewijzer en sites zie vermelding ADM: herhaalrecepten verwerken, brief invoeren Zo werkt het in de HA praktijk, hoofdstuk Korte evaluatie + extra opdracht (indien tijd) praktijkorg. en formulieren en brieven
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 22
Betrouwbare sites voor gebruik van de leeropdrachten: www.thuisarts.nl:
voor ziektebeelden a t/m z, huisartsenzorg en zoeken op lichaamsdeel www.medicinfo.nl: voor med. encyclopedie, geneesmiddelen atlas virtueel lichaam en interactief www.consumed.nl: voor ziektebeelden A t/m Z, allerlei video beelden, zelftests en medicijnen, www.artsenapotheker.nl: voor aandoeningen, voorlichting en bijsluiters www.spreekuurassistent.nl: voor NHG standaarden, probleeminfo, filmpjes, voorlichting, organisatie www.ziekenhuis.nl: voor ziektebeelden en filmpjes www.eerstelijnsprotocollen.nl:zie: inhoudsopgave en bijlagen voor diabetes anamnese, diagnose, onderzoeken, verwijzing, controle, stappenplan en leefstijl www.fk.cvz.nl: voor het farmacotherapeutisch kompas www.agcontext.nl: voor allerlei informatie via google: naar NHG patiëntenfolders www.uroloog.nl, www.prostaat.nl www.hartwijzer.nl
Leervloerkastboeken die goede informatie geven: zie lokaal 405 Medisch Handboek (Lifetime of Merck) Eigen spreekuur en chronische ziekten Poliklinieken, jeugdgezondheidszorg en arbodienst voor info onderzoeken en aandoeningen Triage voor klacht- en patiëntgerichte telefonische communicatie, Zakwoordenboek Coëlho
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 23
Thema 1: Diabetes mellitus.
Week 2
Diabetes onder controle houden! Je werkt sinds kort in een groepspraktijk. De praktijk heeft voor diabetes patiënten een speciaal diabetesspreekuur. Iedere week komen een aantal patiënten met diabetes bij jou langs voor de drie maandelijkse controles. Je meet dan de volgende waarden: Glucose nuchter Gewicht Bloeddruk Het aantal diabetespatiënten in Nederland is al groot en zal zich ook nog eens uitbreiden. In de toekomst zal er daarom vanuit de praktijk meer aandacht gevestigd moeten worden op individuele zorgplannen, zelfcontrole en 3- maandelijkse en jaarlijkse controles in de praktijk, risico’s en preventie. De patiënt heeft zelf grote invloed op het verloop van zijn of haar diabetes mellitus. Het is dus belangrijk dat de praktijk deze patiënten een goed inzicht krijgen in het ziekteverloop, de therapietrouw en de leefstijl. De praktijk verwacht daarom van jou, dat jij diabetes patiënten gaat informeren, adviseren en motiveren om hun diabetes goed onder controle te houden. Maar, o jee, weet je er wel genoeg van?! Je gaat deze week verdiepend op onderzoek uit!
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 24
Leeropdracht 1.1: Ziektekunde. Zoek voor het hoorcollege ziektekunde informatie over diabetes mellitus en bestudeer deze. Door middel van een quiz zal jullie kennis over diabetes worden getoetst. Leeropdracht 1.2: Geneesmiddelenkennis. Tijdens het hoorcollege geneesmiddelenkennis kunnen jullie vragen stellen over medicatie bij diabetes mellitus. Kijk voor de criteria in de bijlage van dit leermenu. Leeropdracht 1.3: Casuïstiek. Bereid de casuïstiek voor op de IVA les. Zoek ook nog eens het verschil tussen een hypo en een hyper op in je aantekeningen en wat kan je vertellen over een betere levenswijze en voedingswijze bij diabetes mellitus. Zie ook leeropdracht 1.5. Maak gebruik van de NHGTriagewijzer of een andere bron zoals het Medisch Handboek voor Specialisten van Lifetime/Merck. Tijdens de IVA les oefenen jullie met onderstaande praktijksituaties. Het kan ook zijn dat de docent een andere opdracht geeft. - Mevr. Jansma (58 jaar) belt naar de praktijk. Zij is de laatste tijd toenemend moe en slaperig, ook moet zij (vooral ’s nachts) vaker plassen. Vorige week heeft ze de urine bij een waarnemer laten nakijken. Ze had geen urineweginfectie en eigenlijk had ze – behalve het vaak moeten plassen - geen andere klachten die op een blaasontsteking konden duiden. - Dhr. Spitshoven (68 jaar) komt voor de drie maandelijkse controle van zijn diabetes. Hij vindt dat maar een gedoe. Hij wil een jaarrecept, zodat hij maar één keer per jaar hoeft langs te komen. - Dhr. Verbaan (64 jaar) is bekend met diabetes, waar hij tabletten voor krijgt. Zijn vrouw belt ongerust naar de praktijk, omdat haar man ineens zo verward is en bovendien erg beeft. - Bij Mw. Talsma (68 jaar) is onlangs diabetes mellitus geconstateerd, zij wil hier graag meer informatie over krijgen.
Leeropdracht 1.4: Administratie. Neem je boek ‘Zo werkt het in de huisartsenpraktijk’ mee naar de
les. Lees tijdens de les administratie zo nodig nog eens het hoofdstuk patiëntenadministratie in het boek ‘Zo werkt het in de huisartsenpraktijk’. Volg de administratie les, waarin je gegevens van Petra Hofmans in medicom gaat verwerken. Vraag de docent om de opdracht. Besteed ook aandacht aan het diabetes e invulformulier (1 bezoek). Let op de Beroepsopdracht organiseren en plannen van werkzaamheden en de administratie. Bespreek de taakopdracht met je praktijkbegeleider en vraag wanneer je hier aandacht aan kan besteden in de praktijk.
Leeropdracht 1.5: Diabetes onder controle houden! Zie de inleiding van dit thema. Patiënten zullen eerder gehoor geven aan een oproep voor controle als ze begrijpen waarom dit nodig is. Hiervoor zullen ze ook hun ziekte moeten begrijpen en weten wat de risico’s zijn. Zoek informatie op om als doktersassistent een patiënt goed te kunnen informeren, adviseren en motiveren. Verdiep je daarom ten aanzien van diabetes mellitus type II in de gevolgen van deze aandoening en maak gebruik van de 4 sites. Je kan ook gebruik maken van het leervloerboek ‘Eigen spreekuur en chronische ziekten’, zie hoofdstuk 4. http://www.diabetesfonds.nl http://www.diabetes2.nl http://www.kijkopdiabetes.nl (ga naar: website voor professionals + goed om te weten + video) http://www.eerstelijnsprotocollen.nl (zie Inhoudsopgave en Bijlagen en klik hier op door) Werk de op de volgende bladzijde genoemde veelvoorkomende aandoeningen/ problemen als gevolg van diabetes type 2 uit in een schema/ overzicht en neem daar de oorzaak, klachten, behandeling en wat men er zelf aan kan doen in op: Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 25
- oogaandoeningen - hart- en vaat aandoeningen - nieraandoeningen - hersenaandoeningen - zenuwaandoeningen - seksualiteit problemen - maag- en darm aandoeningen - gewrichtsaandoeningen - huidaandoeningen - depressie problemen Leeropdracht 1.6: De diabeteszorg wordt door en POH, maar in sommige praktijken ook deels door een diabetesverpleegkundige uitgevoerd. Maak een afspraak met een POH of een diabetes verpleegkundige binnen jouw praktijkinstelling en interview diegene over de werkzaamheden. Zorg dat je het interview goed voorbereid. Kijk voor de criteria in de bijlage van dit leermenu. Vraag binnen de klas, wie er in de praktijk werken met een POH of diabetes verpleegkundige en vraag of je met een klein groepje het interview op die praktijk mag houden. Ben je in een ziekenhuis werkzaam, dan kan je wellicht op het diabetesplein binnen het ziekenhuis een afspraak maken met iemand die daar werkt.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 26
e
Invulformulier 1 bezoek Datum: ….. - ….. - ……….
Uitgevoerd door:…………………….…………..
Naam patiënt: ……………………. M / V
Geboortedatum: ….. - ….. - ……….
Adres: ……………………………………………
Huisarts: …………………………………………
Reden van bezoek: ……………………………………………………………………………………. Voorgeschiedenis diabetes Diabetes sinds: …………………………………
Zelfcontrole: N / J sinds ….……………….….
Laatste controle oogarts: ……………………… Bekend met retinopathie: N / J
Laatste bezoek diëtist: ……………………..….
Leefstijl Roken: N / J (gestopt in …………..)
Alcoholgebruik N / J
……. sigaretten/dag
…….. consumpties per dag/week
Hoeveel beweegt u per week? ……………………………………...……………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………. Voorgeschiedenis Allergieën: N / J ………………..………………………………………………………………………. Hartproblemen: N / J (infarct / angina pectoris / hartfalen) …..….…………….. Vaatproblemen: N / J Claudicatio Intermittens, arteriële vaatoperaties) ……………….……….. CVA / TIA: N / J …………………………………………………………………..……………………. Overige aandoeningen:
…………………………………………
…………………………………………
…………………………………………
………………………………………… Familie-anamnese
…………………………………………
Zijn er familieleden (ouders, broers of zussen) met hartproblemen voor het 60 N/J
ste
levensjaar:
Speciele anamnese Hyperglycemische klachten: …………………………………………………………………...……… ……………………………………………………………………………………………………………... Overige klachten: ………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………….……………………….
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 27
Laboratoriumonderzoek: …………..
Lichamelijk onderzoek
Nuchter glucose
…….. mmol/l
HbA1c
……. %
Cholesterol
……. mmol/l
HDL-cholesterol
……. mmol/l
Chol/HDL-ratio
…….
LDL-cholesterol
……. mmol/l
Triglyceriden
……. mmol/l
Creatinine
……. mol/l
Taille
Albumine/creatinineratio in urine
…….
RR
Lengte
Gewicht
Body Mass Index
Urine: eiwit / glucose
Actieplan
Recept
……………………………………………………………………………..
Recept
……………………………………………………………………………..
Overleg arts
……………………………………………………………………………..
Volgende bezoek
……………………………………………………………………………..
Datum jaarlijkse controle met voetonderzoek
……………………………………………………………………………..
Verwijzing naar
………………… Datum volgende bezoek
Diëtiste / podotherapeut / oogarts …………………………………………………………………………….. ……………………………………..……………………….
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 28
Thema 2: Gastro- intestinale klachten
Week 3
Leeropdracht 2.1: Ziektekunde. Zoek informatie over gastro-intestinale klachten (zie leeropdracht 2.7). Tijdens het hoorcollege ziektekunde kun je vragen stellen over deze klachten en aandoeningen. Leeropdracht 2.2: Geneesmiddelenkennis. Tijdens het hoorcollege geneesmiddelenkennis worden enkele veel gebruikte medicijnen voor gastro-intestinale aandoeningen behandeld. Leeropdracht 2.3 Casuïstiek. Bestudeer vooraf aan de les intake in de NHG-Triagewijzer de volgende onderwerpen: braken, buikpijn, diarree, maagklachten en obstipatie. Zo ook leeropdracht 2.4 en de casus van de familie Bliemert, zie leeropdracht 2.5. Noteer eventuele onduidelijkheden en vragen en stel deze aan de docent. Lees de casussen en bedenk wat er mogelijk aan de hand kan zijn. Welke extra vragen zou je willen stellen om de situatie goed in te kunnen schatten? Tijdens de IVA les oefen je met onderstaande praktijksituaties + voorlichting over reizigersdiarree en scopieën (zie leertaak 2.6 en 2.8). Monica Janssen (20 jaar) heeft vaker last van buikpijn, obstipatie en diarree. De laatste tijd voelt ze zich ziek. Ze is twee kilo afgevallen en heeft af en toe koorts.
Mevrouw de Boer (45 jaar) gaat niet snel naar de dokter. De laatste tijd merkt ze dat de ontlasting niet altijd zo gemakkelijk komt. Gister zag ze plotseling een beetje bloed op het toiletpapier. Buikpijn of andere klachten heeft ze niet. Dhr. Kroeze (39 jaar) rookt veel en drinkt veel alcohol. Hij heeft al jaren last van zuurbranden en een vol gevoel in zijn maag. Meestal helpen maagmiddeltjes van de drogist wel, maar nu is hij ook erg misselijk en hij heeft twee keer gebraakt.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 29
Jan Vrins (7 jaar) wil sinds vanmorgen niet naar school omdat hij buikpijn zegt te hebben. Hij is niet misselijk en braakt niet. Ook de ontlasting zou normaal zijn. Wel heeft hij lichte verhoging. Dhr. Nanhekhan (54 jaar) heeft al sinds vijf dagen geen ontlasting gehad. Normaal gaat hij om de dag naar de wc. Hij heeft sinds een half uur een hevige krampende pijn midden in de buik. Zijn buik voelt strak en opgeblazen, hij is misselijk en heeft en zojuist overgegeven. De pijn straalt niet uit. Hij vertelt dat hij de dag ervoor ook al de hele dag misselijk was en daardoor weinig heeft gegeten. Mw. Kaya (28 jaar) heeft sinds twee dagen waterdunne diarree. Ze is niet ziek en gebruikt geen medicatie. De moeder van Niels (2 weken) belt omdat Niels onafgebroken huilt. Zij geeft hem borstvoeding. Het huilen begint een half uur na elke voeding. Het kind trekt dan zijn knietjes tegen zijn buik. De moeder van Niels is ten einde raad.
Mw. Kieft belt over haar man (67 jaar). Hij heeft net bloed gebraakt. Ook blijkt hij al twee dagen zwarte ontlasting te hebben. Mw. Baay (31 jaar) is 7 maanden zwanger. Ze heeft sinds 3 weken last van obstipatie. Ze wil graag advies wat ze hier aan moet doen. Mw. Baay gebruikt sinds een maand ferrofumaraat voor haar bloedarmoede. Mw. Westerink vraagt of ze haar dochtertje Tessa (8 jaar) loperamide kan geven voor de diarree die ze sinds vannacht heeft. Tessa heeft vanmiddag namelijk een verjaardagsfeestje. Ze heeft gehoord dat dit middel snel helpt tegen diarree. Michelle van der Zee (15 jaar) heeft plotseling een toename van haar buikpijn. Sinds vanmorgen voelt zij zich niet lekker. Zij is misselijk en heeft vanmorgen twee keer moeten overgeven. Haar temperatuur is 37,8 graden. Michelle heeft totaal geen trek in eten. De pijn is twee dagen geleden begonnen, zat niet echt op één plek en was toen nog niet zo hevig. De pijn is sinds vanmorgen acuut erger geworden en zit nu rechts in de onderbuik.
Dhr. Tjon (65 jaar) is ongerust. De internist waar hij naar toe verwezen is voor zijn buikklachten, heeft een afspraak gemaakt voor een gastroscopie. In alle stress heeft hij echter niets van de uitleg begrepen. Wat gaan ze met hem doen? Mw. de Mitri (57 jaar) wil weten wat een hernia diafragmatica is. En wat daaraan te doen is.
Leeropdracht 2.4: Administratie. Lees ter voorbereiding op de les administratie nog eens het hoofdstuk huishoudelijke zaken en voorraadbeheer uit het boek ‘Zo werkt het in de huisartsenpraktijk’. Volg de administratie les waarin je een medicom opdracht gaat uitvoeren. Zie de beroepsopdracht. Extra opdracht: Op de volgende bladzijde vind je 2 specialistenbrieven. Het is de bedoeling dat je de brieven tijdens de les gaat samenvatten en invoeren in medicom. Kijk voor de criteria in de bijlage van dit leermenu. Je zoekt vooraf aan de les eerst alle moeilijke woorden op, zodat je weet waar het over gaat.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 30
Brief 1:
Geachte collega, Uw patiënt dhr. Kortman (76 jaar) was van 28 april t/m 7 mei opgenomen in verband met sinds vier weken moeizame ontlasting met daarbij misselijkheid en braken. Patiënt is 10 kilo afgevallen. CT-abdomen: vrije lucht passend bij perforatie. Proces in het colon descendens ter hoogte van de nier. Tevens enig vrij vocht. Diagnose: Tumor in flexura lienalis. Ingreep: Subtotale colectomie met aanleggen van ileo- en colostoma. Er bleek sprake te zijn van een afgedekte perforatie in het coecum. PA: matig gedifferentieerd adenocarcinoom van het colon bij de flexura lienalis. De tumor infiltreert tot in het omliggende vetweefsel van de darm. De sneevlakken van de darm zijn vrij van tumor. In totaal 16 lymfeklieren, waarvan in 6 metastasen worden aangetroffen (T3N1M0), het coecum toont een tweetal perforatieopeningen. Patiënt werd in klinisch goede toestand met een verhoogde CRP en leucocyten aantal ontslagen. Een afspraak bij de oncoloog werd aangevraagd. Gezien de positieve klieren en de perforatie bestaat er een indicatie voor adjuvante chemotherapie. Controle op de polikliniek over drie weken. Met vriendelijke groet, J. Siep- Borsboom, chirurg.
Brief 2: Geachte collega, Op het diabetesplein wordt dhr. P. de Haan, geboren 23-1-1963, gecontroleerd wegens diabetes mellitus type II sinds 2005 bestaand. Interval anamnese: Patiënt heeft geen klachten. Wel heeft hij ten gevolge van een blessure de afgelopen weken minder kunnen sporten. De bloedsuikers nuchter schommelen tussen de 5 en 7 mmol/l en postprandiaal blijven de suikers onder de 9 mmol/l. Recentelijk is de Metformine opgehoord wat resulteerde in betere bloedsuikers. Patiënt wordt jaarlijks gezien door de oogarts en heeft geen cardiovasculaire klachten. Hij rookt niet. Lichamelijk onderzoek: tensie 120/85. Laboratorium onderzoek: kalium 4.5, kreat 99, chol. 4.54, TG 0,56, HDL 1.74, LDL 2,55, HbA1c 7,5, TSH 2,0. Urine-onderzoek: albumin kreatinine ratio 0 Conclusie: Het betreft een 46 jarige man met een acceptabele gereguleerde diabetes type II. Na het aanvankelijk oplopen van het HbA1c tot 8.1 treedt er na het toevoegen van Metformine weer een verbetering op. Met name zijn de postprandiale en nuchtere glucoses onder controle. Geen aanwijzingen voor secundaire complicaties. E
Huidige medicatie: Lantus 24 , Metformine 3x500 mg. Met vriendelijke groet, J. Janssens, internist
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 31
Leeropdracht 2.5: Kennis, inzicht en toepassingsvragen bij diarree: Kennis: 1. Wat is de officiële medische naam voor acute diarree? 2. Wat is de meest voorkomende oorzaak van acute diarree? 3. Bij welke personen met diarree moet je als doktersassistent gealarmeerd zijn? 4. Hoe is aan te tonen wat de oorzaak is van diarree? Inzicht:
5. Waarom beïnvloeden diareeremmers eigenlijk de duur van de aandoening?
Toepassing:
6. Wat zijn je overwegingen bij de casuïstiek van leeropdracht 2.3? Welk beleid kies je (advies, verwijzing telefonisch spreekuur, consult, enz.). Beargumenteer je beleid. 7. Hoe kun je tekenen van uitdroging herkennen. Wie zijn daar extra gevoelig voor? 8. Zoek uit welke tips je preventief kan geven met betrekking tot reizigersdiarree? 9. Wat is en doet het middel ORS? 10. Wat adviseer je personen met diarree die b.v. diuretica, anti- epileptica of de pil gebruiken?
Leeropdracht 2.6: De familie Bliemert, bestaande uit vader (36 jaar), moeder (34 jaar), Paul (12 jaar) en Mirjam (10 jaar), hebben de zon opgezocht in Turkije. Helaas kregen ze de dag voor de terugreis naar Nederland wisselende ernstige buikklachten en diarree.
De heer Bliemert heeft vooral last van buikkrampen en dunne ontlasting zonder bloed of slijm. Mevrouw Bliemert heeft diarree en is misselijk. Ze heeft niet gebraakt. Mirjam heeft voortdurend diarree en heeft tijdens de reis ook twee keer gebraakt. Paul heeft slechts eenmaal wat dunne ontlasting gehad maar ook twee dagen koorts. Nu is hij weer levendig en druk als altijd. Zoek informatie op over reizigersdiarree. Welke voorlichting en adviezen zou je de familie Bliemert geven? Speel deze casus uit voor de groep. En vraag de rest van de groep en de docent om feedback. Leer(praktijk)opdracht 2.7: Ga naar AG-context en zoek in het verpleegkundig vademecum de hoofdstukken ‘appendicitis’, ‘colitis ulcerosa’, ‘diarree’, ’gastritis’, ’hernia diafragmatica’, ‘ileus’, ‘obstipatie’, ‘oesophagitis’, ‘ulcus pepticum’, ‘spastisch colon’/ ‘IBS (irritable bowel syndrome) en ‘ziekte van Crohn’ op. Maak een SOEP overzicht, waarin je duidelijk de aandoening noteert, de klachten, of het kan worden aangezien, spoed of zeer urgent is, de adviezen, onderzoek(en) en de behandeling(en). Zo nodig aanvullen met extra aandoeningen. Ziektebeeld: …………………. S
Verschijnselen/ klachten:
O
Welke onderzoeken:
E
Diagnose (latijnse benaming):
P
Medicatie: Adviezen: Urgentie: Aandachtspunten:
Leeropdracht 2.8: In leermenu 2 heb je al informatie opgezocht voor een groepsvoorlichting van maagdarm onderzoeken. Je gaat je er nu verder in verdiepen. Bekijk ook op YouTube filmpjes over sigmoïdoscopie, colonscopie en gastroscopie (maag-darm-lever onderzoek). Vul jouw eerder verkregen informatie aan en maak vervolgens aantekeningen om zorgvragers voorlichting over de onderzoeken te kunnen geven. Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 32
Thema 3: Oncologie
Week 4
In deze opdracht gaat het over kanker en dan vooral over kanker in het maag-darmkanaal. Leeropdracht 3.1: Ziektekunde. Hieronder vind je een casus van een patiënte met maagkanker. Lees deze casus goed door en beantwoord de vragen. Lever je vragen in bij de docent ziektekunde. Tijdens het hoorcollege ziektekunde zullen de vragen besproken worden. Casus Mw. Kaya (maagcarcinoom):
Wat vooraf ging: Mevrouw Kaya is een Turkse mevrouw van 53 jaar die sinds zeven jaar in Nederland woont. Ze komt van een plattelandsdorpje ver van de stad. Er was daar geen elektriciteit. Omdat er geen koelkasten waren werd het voedsel vaak gerookt of gezouten. Ze had daar al jaren klachten van branderige pijn in de maagstreek bij het eten. Toen ze in Nederland kwam is ze ermee naar de dokter gegaan. Die heeft haar ranitidine (Zantac®) voorgeschreven, waarop de klachten over waren gegaan. Ze heeft er in de jaren daarna nog wel eens last van gehad, waar ze dan weer wat ranitidine voor kreeg. De huisarts had al eens gezegd dat het eigenlijk gewenst zou zijn om een kijkonderzoek van de maag (gastroscopie) te doen, om te kijken wat er precies aan de hand was en te onderzoeken of er een bepaalde bacterie in de maag zat die deze klachten kon geven. Mevrouw Kaya had dit echter nooit gewild omdat ze tegen dat onderzoek opzag. Eerst enige toelichting.... Wat precies de redenen zijn waarom iemand maagkanker krijgt, weten we niet. Wel zijn er wat zaken bekend die een risicofactor lijken te zijn. Het gaat om allerlei zaken die de maagwand chronisch prikkelen. Ten eerste denkt men aan gerookt, gezouten of aangebrand (barbecue!) voedsel. In landen waar dit veel gebruikt wordt, komt meer maagcarcinoom voor. Sinds de komst van andere voedselbewaringsmethoden, met name koelkasten en diepvriezers, is het vóórkomen van maagcarcinoom sterk gedaald. De laatste jaren is verder steeds duidelijker geworden dat de bacterie die maagzweren geeft, de Heliobacter pylori, ook een belangrijke risicofactor is. Wie 'm heeft, krijgt een - vaak ongemerkte - chronische gastritis (maagontsteking), wat op den duur tot maagcarcinoom kan leiden. En dan nu de vraag: 1. Kun je verklaren hoe het komt dat chronische beschadiging of prikkeling van een weefsel tot kanker kan leiden? Vage buikklachten De laatste maanden heeft mevrouw Kaya soms een wat vol gevoel in de bovenbuik en 'valt' het eten wat minder goed: het is niet echt pijn, maar een wat opgeblazen gevoel en misselijkheid na het eten. Het eten is haar dan ook minder goed gaan smaken, met name tegen vlees heeft ze een tegenzin gekregen en ze is de laatste twee maanden dan ook wel afgevallen: zo'n zes kilo. De laatste weken heeft ze soms ook wel echt pijn bij het eten. Bovendien voelt ze zich eigenlijk al maanden moe. Alles bij elkaar reden voor een bezoek aan de huisarts. Deze onderzoekt de buik waarbij hij geen bijzonderheden vindt. Ook laat hij wat bloedonderzoek doen, waarbij bloedarmoede (Hb = hemoglobine: 5,9 mmol/l) en een verhoogde bezinking (BSE = 41) blijkt. Mevrouw Kaya is al enkele jaren in de menopauze en er is ook verder geen direct aanwijsbare reden voor de bloedarmoede. Er is geen zichtbaar bloed in de ontlasting en ook het ontlastingspatroon is niet gewijzigd, wel is de ontlasting soms donker. Gezien de klachten en de anemie verwijst de huisarts mevrouw Kaya naar de internist voor een endoscopie.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 33
Weer even wat theorie... Maagkanker is berucht om het feit dat het pas laat en vage klachten geeft. De beschreven klachten van vol gevoel in de buik, enz. komen bovendien bij verschillende andere aandoeningen voor. 2. Toch is er in de beschrijving in dit stukje één symptoom dat altijd verdacht is voor kanker. Welk symptoom is dit? 3. Wijs nog drie symptomen in de casus aan die kunnen wijzen op kanker (hoewel ze ook door verschillende andere oorzaken veroorzaakt kunnen worden). Juist omdat maagcarcinoom zo laat en vaag klachten geeft, is het bij ontdekking vaak al te laat om de patiënt nog te kunnen redden en heeft het een matige prognose. 4. Wat is er gebeurd in de tijd tussen het beginstadium en het gevorderde stadium wat kenmerkend is voor kwaadaardigheid en wat de prognose in het gevorderde stadium zoveel slechter maakt? Het is mis
Bij de gastroscopie vindt de internist een maligne (= kwaadaardig) uitziende zweer in het onderste deel van de maag. Hieruit neemt de internist biopten (= ‘hapjes’) voor weefselonderzoek. De P.A. toont een carcinoom dat doorgegroeid is in de spierlaag van de maagwand. Bovendien toont kweek aanwezigheid van Helicobacter pylori aan. Vervolgens wordt onderzoek ingezet om mogelijke metastasen (= uitzaaiingen) aan te tonen of uit te sluiten. Hematogene (= via het bloed) metastasen zouden in eerste instantie verwacht worden in de lever (vanaf de maag wordt het bloed afgevoerd via de poortader naar de lever) en vervolgens in longen of botten (hier zijn veel fijne haarvaten waar metastasen kunnen vastlopen). Een X-thorax toont geen afwijkingen in de longen. Bloedonderzoek toont normale ‘leverfuncties' en normaal 'bot-enzym’ Een Echo van de bovenbuik geeft geen aanwijzingen voor metastasen in de lever. Tot slot wordt een CT-scan van de bovenbuik gedaan. Deze toont geen doorgroei van de tumor in de omgevende organen aan, ook zijn er geen vergrote lymfeklieren op de CT-scan zichtbaar. Gezien het ontbreken van zichtbare doorgroei of metastasen is een in opzet curatieve operatie mogelijk. Mevrouw Kaya wordt één week later opgenomen op de chirurgie-afdeling voor operatie. 5. Welk soort onderzoek is in het algemeen doorslaggevend om te bewijzen dat het kanker is?. Is dat in deze casus ook zo? 6. Nadat aangetoond is dat mevrouw Kaya maagkanker heeft wordt nog allerlei ander onderzoek gedaan: X-thorax, echo, CT-scan, bloedonderzoek. Wat is het nut hiervan, men weet toch al dat er maagkanker is? 7. Er wordt systematisch naar verschillende mogelijke uitbreidingswijzen van de tumor gezocht. Hoe wordt in de casus naar deze drie uitbreidingswijzen gezocht? 8. Is het altijd zo dat het onderzoek bij een patiënt met kanker verloopt in de volgorde 'eerst primaire tumor aantonen, dan uitzaaiingen zoeken'? Zo nee, hoe anders? 9. In mevrouw Kaya geval wordt gekozen voor chirurgie als behandelingswijze. Kun je argumenten geven waarom chirurgie hier eerste keus is en niet radiotherapie of chemotherapie? 10. In mevrouw Kaya’s geval is in opzet curatieve therapie mogelijk. a. Wat betekent dit? b. Leg uit in welke gevallen in het algemeen curatieve therapie mogelijk is. c. Wat voor therapie komt aan de orde als curatieve therapie niet mogelijk is? d. Maakt het uit of de therapie curatief dan wel zoals onder (c) bedoeld is, voor de mate van agressiviteit en bijwerkingen van de therapie die acceptabel is? Leg uit. e. Kunnen alle soorten therapieën (chirurgie, radiotherapie, chemotherapie) in principe curatief in opzet zijn? Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 34
Operatie Tijdens de operatie wordt ook geen doorgroei gevonden, wel lijkt één lymfeklier wat verdikt. De P.A. (= uitslag van de patholoog-anatoom) van het operatiepreparaat toont een ulcererend (ulcus = zweer) carcinoom dat geheel verwijderd is met vrije snijvlakken en in drie van de direct naast de maag gelegen lymfeklieren zitten metastasen. De overige klieren zijn vrij. Chemotherapie is tot nu toe bij maagcarcinoom nog niet erg zinvol gebleken en wordt dus niet gegeven aan mevrouw Kaya. De tumor wordt op grond van de bevindingen geclassificeerd als T 2N1M0, hetgeen voor een maagcarcinoom inhoudt dat de prognose ongeveer een vijfjaarsoverleving van 15-30% is. Classificatie maagtumoren T1 = tumor alleen in slijmvlieslaag van de maag T2 = tumor-doorgroei in spierwand van de maag T3 = tumor-doorgroei in buitenlaag maagwand (serosa) T4 = tumor-doorgroei in omgevende organen N0 = geen lymfekliermetastasen bij P.A. N1 = positieve klieren alleen direct naast de maag N2 = regionale lymfekliermetastasen die kunnen worden verwijderd N3 = uitgebreide lymfekliermetastasen, volledige verwijdering onmogelijk M0 = geen metastasen op afstand M1 = metastasen op afstand De chirurg vertelt aan mevrouw Kaya dat het gezwel compleet weggehaald is, evenals enkele beperkte uitzaaiingen in lymfeklieren en dat er verder geen uitzaaiingen aangetroffen zijn. Wel is het belangrijk dat ze in de toekomst regelmatig op controle komt om in de gaten te houden of er wellicht toch ongemerkte uitzaaiingen zouden zijn die dan klachten zouden kunnen gaan geven. Vooralsnog zijn daar echter nog geen aanwijzingen voor. Bij situatie 4: 11. Bij de operatie worden behalve de maag óók een stuk duodenum, lymfeklieren in de omgeving en het vetschort weggehaald. Kun je verklaren waarom in het algemeen bij operaties voor kanker veel meer wordt weggehaald dan alleen de zichtbare tumor? Evenals bij de diagnosestelling is ook voor de prognose de PA van doorslaggevend belang! 12. 13. 14. 15.
Vaak zegt men ook dat de klieren 'positief' of 'negatief' zijn. Wat wil dat zeggen? Er zijn drie manieren waarop een kwaadaardig gezwel zich kan uitbreiden. Hoe komen deze drie uitbreidingswijzen terug in de TNM-tumor-classificatie? Verklaar waarom de TNM-classificatie samenhangt met de prognose. In mevrouw Kaya’s geval wordt gesteld dat de vijfjaarsoverleving 15-30% is. Wat betekent dit, vertaald in gewoon Nederlands? 16. Vaak hoort men stellen: "Als men vijf jaar na de behandeling gezond gebleven is, is men genezen". Is deze uitspraak juist, onjuist, of deels juist. Het gaat een tijdje goed... Gedurende twee jaar gaat het goed met mevrouw Kaya. Ze heeft geen klachten, voelt zich goed en bij de controles en de controle-bloedonderzoeken zijn er geen afwijkingen. Op een gegeven moment krijgt ze echter rugpijn die ondanks fysiotherapie niet overgaat. In verband hiermee stuurt de huisarts mevrouw Kaya door naar het ziekenhuis voor een botscan. De botscan toont actieve haarden, vermoedelijk metastasen, in enkele wervels. Besloten wordt deze palliatief te bestralen. Mevrouw Kaya wordt verwezen naar de afdeling radiotherapie waar ze poliklinisch vijf keer een bestraling op de aangedane wervels krijgt, waardoor de pijn aanzienlijk vermindert. Tegen de restpijn krijgt ze paracetamol voorgeschreven. 17. Waarom worden de wervelmetastasen palliatief en niet curatief behandeld? 18. Heeft de bestraling dan wel zin als het niet curatief is?
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 35
Nog meer metastasen gaat weer enkele maanden goed. Dan krijgt ze echter pijn in de buik en ook wordt ze toenemend moe. Ze is weer 4 kilo afgevallen. De internist besluit haar opnieuw op te nemen voor onderzoek. Buikonderzoek toont drukgevoeligheid in de leverregio. Een Echobovenbuik toont uitgebreide schaduwen in de lever, verdacht voor metastasen. CT-scan bovenbuik toont een lever vol met vlekken, zeer waarschijnlijk berustend op metastasen. Een cytologische punctie uit de lever toont carcinoomcellen en bevestigt daarmee de diagnose. Deze situatie biedt geen mogelijkheid voor genezing meer. Aangezien de 6 paracetamoltabletten die mevrouw Kaya gebruikt, niet meer voldoende helpen wordt gestart met morfine-tabletten per os (MS Contin®), lactulose-stroop (tegen obstipatie door de morfine) en dexamethason-tabletten tegen de zwelling bij de levermetastasen en bij de wervelmetastasen. Hiermee is de pijn redelijk onder controle. Ze wordt met deze medicatie en controle 1x per maand naar huis ontslagen. Het
Twee maanden later is ze opnieuw 5 kg. afgevallen. Ze is nu door uitputting bijna helemaal bedlegerig geworden en krijgt drie maal daags thuiszorg om haar te verzorgen. Op een gegeven moment heeft ze koorts die op een urineweginfectie blijkt te berusten, deze wordt met een antibioticum behandeld. Aan haar stuit heeft ze oedeem en krijgt ze decubitus. Deze wordt dagelijks schoongemaakt en verbonden. Haar Hb is op een gegeven moment gezakt tot 5,5 mmol/l, reden waarom ze in een dagopname een bloedtransfusie met 2 zakken ‘packed cells’ (rode bloedcellen) krijgt. Ze krijgt meer pijn en de morfinedosering moet opnieuw verhoogd worden. Haar toestand gaat steeds verder achteruit. Ze eet amper meer, drinkt voornamelijk (sapjes, thee, water). Ze is tot 43 kg. afgevallen en ziet er grauw en uitgeteerd uit. Ze heeft oedemen en de decubituswonden willen niet meer genezen. In verband hiermee krijgt ze elke twee uur wisselligging. De familie helpt hierbij mee. Op een gegeven moment gaat het slikken steeds moeilijker; er wordt nu overgeschakeld op morfine-injecties i.m. Haar leverfunctie wordt steeds slechter waardoor ze suffig wordt en steeds wegdoezelt. Twee dagen later verliest ze blijvend het bewustzijn. De morfine i.m. wordt gecontinueerd. Alle verdere medicatie en eten en drinken is nu gestopt. Anderhalve dag later overlijdt ze 's nachts rustig. Leeropdracht 3.2: Geneesmiddelenkennis: Tijdens het hoorcollege geneesmiddelenkennis wordt ingegaan op jullie vragen over chemotherapie en pijnbestrijding. Leeropdracht 3.3: Casuïstiek. Bereid je voor op de casuïstiek. Tijdens de IVA les oefen je met anderen onderstaande praktijksituaties. Het kan ook zijn dat de docent andere of extra casussen geeft. De heer Wanders (67 jaar) is zich dood geschrokken. Vanmorgen zag hij allemaal bloed bij zijn ontlasting. Hij is bang dat het iets ernstigs is. Mw. Ramkison (56 jaar) wordt behandeld met chemotherapie. Ze heeft leverkanker. Vandaag is ze beroerd opgestaan. Ze heeft koorts en is erg misselijk. Wat moet ze doen? Mirjam van Geest (35 jaar) heeft veel moedervlekken en sproetjes. Ze heeft gelezen dat je die goed in de gaten moet houden. Maar wat betekent dat? Moet ze ieder jaar een afspraak maken? Mw. van Vliet (67 jaar) wil graag haar verhaal kwijt. Ze komt aan de balie en begint tegen je te praten. “Ik had al een paar jaar last van een rokershoestje. Maar de laatste tijd werd het erger. En ik begon ook opeens bloed op te hoesten. Daar schrok ik enorm van. Dus toen jullie laatst met vakantie waren ben ik naar dokter Vrij gegaan en die heeft mij naar het ziekenhuis gestuurd voor een foto. De foto was maar net gemaakt of ik zat al bij de longarts. De röntgenoloog had meteen die foto doorgestuurd. En de maandag erna heeft de longarts nog een paar onderzoeken laten doen en nu..…” Ze begint te huilen. Met horten en stoten vertelt mevrouw van Vliet dat bij haar een gemetastaseerd longcarcinoom is vastgesteld.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 36
Leeropdracht 3.4: Administratie. Lees ter voorbereiding op de les administratie nog eens het hoofdstuk formulieren en brieven uit het boek ‘Zo werkt het in de huisartsenpraktijk’. Volg de administratie les waarin je aanvraag- formulieren gaat verwerken. Zie de beroepsopdracht. Neem je boek ‘Zo werkt het in de praktijk’ mee. Ook ga je onderstaande brief samenvatten en invoeren in de computer. Je zoekt eerst alle moeilijke woorden op. “Geachte collega, Uw patiënt dhr. Kortman (76 jaar) was van 28 april t/m 7 mei opgenomen in verband met sinds vier weken moeizame ontlasting met daarbij misselijkheid en braken. Patiënt is 10 kilo afgevallen. CT-abdomen: vrije lucht passend bij perforatie. Proces in het colon descendens ter hoogte van de nier. Tevens enig vrij vocht. Diagnose: Tumor in flexura lienalis. Ingreep: Subtotale colectomie met aanleggen van ileo- en colostoma. Er bleek sprake te zijn van een afgedekte perforatie in het coecum. PA: matig gedifferentieerd adenocarcinoom van het colon bij de flexura lienalis. De tumor infiltreert tot in het omliggende vetweefsel van de darm. De sneevlakken van de darm zijn vrij van tumor. In totaal 16 lymfeklieren, waarvan in 6 metastasen worden aangetroffen (T3N1M0), het coecum toont een tweetal perforatieopeningen. Patiënt werd in klinisch goede toestand met een verhoogde CRP en leucocyten aantal ontslagen. Een afspraak bij de oncoloog werd aangevraagd. Gezien de positieve klieren en de perforatie bestaat er een indicatie voor adjuvante chemotherapie. Controle op de polikliniek over drie weken. Met vriendelijke groet, J. Siep- Borsboom, chirurg.” Leeropdracht 3.5: Surf eens uitgebreid door de site van het Koningin Wilhelmina Fonds. www.kwfkankerbestrijding.nl. Welke onderdelen spraken je aan? Aan welke delen zou je in het contact met een patiënte als Mw. Kaya iets kunnen hebben? Beargumenteer dit en maak hier een kort verslagje van (minimaal ½ A4 en maximaal 1 A4).
Leeropdracht 3.6: Als patiënten met darmkanker geopereerd worden, krijgen ze soms een stoma. In deze leeropdracht is het de bedoeling dat je informatie gaat zoeken over een stoma. Wat is een stoma? Hoe ziet het er uit? Wanneer krijgt men een stoma? Waarmee krijgt zo’n patiënt allemaal te maken? Wat kan men doen om het omgaan met een stoma ‘leefbaar’ te maken. Welke complicaties kunnen er optreden? Welke materialen zijn er nodig? Wat is de prognose van een patiënt met een stoma? Met deze informatie bereid je een verslag voor. Zie voor de criteria de bijlage van dit leermenu.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 37
Leeropdracht 3.7: Darmkanker is een veel voorkomende vorm van kanker. Maar welke vormen komen nog meer vaak voor? Maak een top tien van de meest voorkomende kankersoorten en vul de tabel in. Soort
1
borstkanker
2
darmkanker
Verhouding man/ vrouw
Symptomen
Prognose en behandeling
3 4 5 6 7 8 9 10
Leeropdracht 3.8: Kanker kun je – zoals je inmiddels weet – op verschillende manieren proberen te behandelen. Chemotherapie is één manier. Berucht zijn de bijwerkingen van chemotherapie. Zoek hier meer over op. Welke bijwerkingen worden zoal gezien? Hoe kun je deze bijwerkingen verminderen? Maak hier een samenvatting van.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 38
Thema 4: Voeding en voorlichting
Week 5
In de vorige opdrachten ging het over diabetes, gastro-intestinale aandoeningen en kanker. Bij al deze aandoeningen kunnen voedingsproblemen een rol spelen. Daarnaast zijn er nog veel meer aandoeningen waarbij voeding van belang kan zijn. Denk maar eens aan overgewicht. Obesitas wordt een steeds groter probleem in onze maatschappij! Maar je kunt ook denken aan ondergewicht, allergie en voedselintolerantie, preventie van hart- en vaatziekten, voedingsproblemen na CVA en bij dementie, enzovoorts. In deze opdracht staan voedingsproblemen en voorlichting over voeding centraal. Voor de eventuele criteria bij de diverse leeropdrachten kijk je in de bijlage van dit leermenu. Leeropdracht 4.1: Ziektekunde. In het hoorcollege ziektekunde wordt aandacht besteed aan voedingsproblemen bij ouderen. Zoek op internet naar informatie (zie betrouwbare sites bij de overzichten). Leeropdracht 4.2: Geneesmiddelenkennis in het hoorcollege geneesmiddelenkennis kun je vragen stellen over de zin en onzin van afslankmiddelen en vitaminepreparaten. Leeropdracht 4.3: Casuïstiek. Zoek informatie over onderstaande casussen zodat je tijdens de IVA les weet welke vragen je moet stellen en ook weet waar je over praat. Zie ook leeropdracht 4.7 en 4.8. Bereken van iedere patiënt de BMI en vul het verwijsformulieren voor de diëtist in en bespreek dit kort met de docent die de les administratie verzorgt. Ulas Kara (12 jaar) weegt 80 kilo bij een lengte van 1.65. Zij is verder gezond en komt vrijwel nooit bij de dokter. Zij wordt op school geplaagd omdat zij zo zwaar is. Sport vindt zij niet leuk. Spelen met de iphone en TV kijken wel. De schoolarts stuurde Ulas naar de huisarts. Na consult stuurt de huisarts Ulas door naar een diëtist. De arts vraagt aan jou om de moeder en Ulas voorlichting te geven over een gezondere leefstijl. Bovendien moet het verwijsformulier voor de diëtist worden ingevuld (zie de volgende bladzijde). Dhr. Abdoel, 70 jaar, weegt 63,5 kg bij een lengte van 1.75. Hij heeft een CVA gehad waardoor hij rechtzijdig verlamd is. Ook zijn mondhoek hangt omlaag. Hij woont in een verzorgingshuis waar zijn kinderen hem vaak bezoeken. Hij toont steeds minder interesse, maakt een depressieve indruk, maar moppert niet. Ook eet hij minder en het lekkere Surinaamse eten dat zijn dochter regelmatig voor hem kookt laat hij staan. Inmiddels is hij 7 kilo afgevallen. Dit wordt gemeld aan de verzorging maar deze doet er niet zo veel mee. Als dhr. Abdoel 10 kilo is afgevallen trekt de familie echter aan de bel. Mirjam van Uffelen is een 30 jarige moeder van twee kinderen. Chris van drie en Bart van vijf. Naast de zorg voor haar kinderen werkt Mirjam in een verpleegtehuis. Mirjam doet haar werk graag, maar vindt het ook wel zwaar. Bij een lente van 1.70 weegt zij 100 kilo. Haar huisarts heeft haar gewaarschuwd voor grote problemen in de toekomst. Haar risico op diabetes is aanzienlijk. Bovendien zal haar werk lichamelijk een stuk minder zwaar zijn als zij zelf een wat gezonder gewicht zou hebben. Mw. Groenteman is 79 jaar. Zij heeft COPD en is eigenlijk altijd kortademig. Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 39
Zij is vaak moe en zit het liefst de hele dag in zijn stoel met de krant of voor de televisie. Nadat zij gestopt is met roken is zij echter flink gaan snoepen. Bij een lengte van 1.68 weegt zij maar liefst 98,3 kilo. Dhr. Wiegman heeft de ziekte van Alzheimer. Dhr. Wiegman is een 89 jarige weduwnaar. Het is een stille man, die veelal in zijn stoel zit te slapen. Omdat hij zo rustig is en weinig aandacht vraagt wordt hij door de verzorging wel eens vergeten. Eén keer per week komt zijn dochter een hele dag bij hem. Zij probeert hem te stimuleren met het eten, maar dit valt niet mee. Hij gaat steeds minder eten. Zijn gewicht is 53 kilo bij een lengte van 1.73.
Leeropdracht 4.4: Administratie. Lees ter voorbereiding op de les administratie nog eens het hoofdstuk financiële administratie uit het boek ‘Zo werkt het in de huisartsenpraktijk’. Volg de adm. les waarin je een medicom opdracht declareren (receptaanvraag, verrichtingen, passanten, keuringen etc. gaat uitvoeren. Zie de beroepsopdracht. Bespreek ook de verwijsbrief opdracht. Inventariseer met de docent welke extra vaardigheid jullie volgende week willen uitvoeren/herhalen. VERWIJSBRIEF DIËTIST Naam cliënt: ……………………………………………… Adres ……………………………………………………… Postcode en plaats………………………………………. Geboortedatum…………………………………………… Verzekeraar en polisnummer……………………………… BSN nr………………………………………………………… Diagnose □ Overgewicht □ Hyperlipidemie □ Diabetes mellitus □ Hypertensie
□ Ondergewicht □ COPD □ Voedselovergevoeligheid voor……………….. □……………………………………………………..
Onderzoek □ lengte □ gewicht □ BMI □ glucose nuchter / niet-nuchter □ HbA1c □ totaal cholesterol
□ HDL cholesterol □ LDL cholesterol □ Cholesterol/HDL ratio □ Triglyceriden □ Bloeddruk □………………………………………..
Medicatie………………………………………………………………………………………………………… Aanvullende gegevens:………………………………………………………………………………………….. Vraagstelling aan diëtist…………………………………………………………………………………………. Huisbezoek geïndiceerd ja/nee Telefonisch contact met verwijzer gewenst ja/nee Naam arts……………………………………………………..
Handtekening arts:
Adres arts……………………………………………………. Postcode en plaats…………………………………………… Telefoonnummer……………………………………………….
Datum……………………………….
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 40
Leeropdracht 4.5: Zoals in de inleiding al vermeld staat is obesitas een steeds groter wordend probleem in onze maatschappij. Het aantal Nederlanders met overgewicht stijgt snel. In 1981 was 37% van de Nederlandse mannen te zwaar. Nu is dat al ruim 55%. Voor vrouwen geldt hetzelfde. In 1981 was 30% te dik. Nu is dat al meer dan 50%. Naast de gezondheidsrisico’s brengt dat voor veel mensen een hoop ellende met zich mee. De commercie springt daar handig op in. De boekhandel ligt vol met boeken over afvallen en je kunt geen tijdschrift open slaan of een nieuwe ‘veel belovende methode’ wordt aangekondigd. En zoals iedereen eigenlijk wel weet, is afvallen niet makkelijk. De diëtist speelt een belangrijke rol als het over voedingsproblemen gaat. Hij of zij kan in dienst zijn van een zorgorganisatie maar ook zelfstandig gevestigd zijn. In deze leeropdracht zoek je antwoord op de volgende vragen: - wat zijn de taken van een diëtist? - wat is de werkwijze aanpak van een diëtist? - waar kan een diëtist allemaal werkzaam zijn? - wanneer kan men een beroep doen op een diëtist? Noem tenminste 5 problemen buiten overgewicht en ondergewicht. - wordt een bezoek aan de diëtist vergoed? - wat is het tarief voor 1 bezoek? Leeropdracht 4.6: Voeding en ziekte hebben soms met elkaar te maken. In deze leeropdracht ga je hier mee aan de slag. Zoek informatie over de relatie van voeding en klachten van ten minste twee van de volgende aandoeningen en maak hiervan een verdiepende samenvatting (in eigen woorden, dus geen knip en plakwerk). Zorg dat je de opdrachten als ‘expert’ klassikaal verdeelt en deelt! - Kanker - Gal- en leverziekten - Maagdarmontstekingen - Nierziekten - Koemelkallergie - Glutenintolerantie - Jicht - Hart en vaatziekten Leeropdracht 4.7: Voorlichting geven volgens de voorlichtingspijl. Ten aanzien van leermenu 2 heb je deze voorlichtingspijl moeten uitdraaien, dus pak deze er nog eens bij of maak er een extra kopie van. De heer F.G. Verlinde (58 jaar) heeft sinds een half jaar een hoge bloeddruk, waarvoor hij medicijnen kreeg voorgeschreven. De huisarts vindt het echter verstandig om hem naast de medicatie ook een zoutarm dieet te laten volgen. Bedenk voor elke stap van de voorlichtingspijl een reden waardoor die voorlichting een goede kans van slagen heeft. Reden 1: De heer Verlinde staat open voor de boodschap, omdat: Reden 2: De heer Verlinde begrijpt jouw verhaal, omdat: Reden 3: De heer Verlinde wil jouw advies opvolgen, omdat: Reden 4: Het gaat de heer Verlinde straks lukken om over te stappen op een zoutarm dieet, omdat: Reden 5: De heer Verlinde blijft na 2 maanden het zoutarme dieet volgen, omdat: Voer vervolgens in de rol van assistent, patiënt en beoordelaar de voorlichting uit en bespreek de voorlichting na: TOP: dit ging goed. TIP: Dit ging minder goed. IDEE: Dit zag ik iemand anders doen. Leeropdracht 4.8: Maak voor overgewicht en ondervoeding een eigen advieskaart voor in de NHGTriagewijzer. Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 41
Thema 5: Anemie en schildklieraandoeningen
Week 6
In deze opdracht staan twee problemen centraal: bloedarmoede, ook wel anemie genoemd en schildklieraandoeningen.
Leeropdracht 5.1: Ziektekunde. Quiz maken. Verdeel de groep in tweeën. De ene helft bestudeert het onderwerp anemie, de andere hypo- en hyperthyreoïdie. Gebruik de betreffende hoofdstukken van het Verpleegkundig vademecum (te vinden op AG context) en de NHG standaarden anemie M76 en schildklieraandoeningen M31. Maak vervolgens quiz vragen op kaartjes. Zet aan de ene kant de vraag en aan de andere kant het juiste antwoord. Tijdens de les ziektekunde zal de quiz gespeeld worden.
Leeropdracht 5.2: Geneesmiddelenkennis. Tijdens het hoorcollege geneesmiddelenkennis zal worden ingegaan op jullie vragen over medicatie bij anemie en schildklieraandoeningen. Maak ter voorbereiding op het hoorcollege notities over voorbeelden van medicatie. Zo ook van mogelijke bijwerkingen, voorzorgsmaatregelen en interacties. Leeropdracht 5.3: Casuïstiek. Bereid je goed voor op de IVA les (zie casuïstiek). Wanneer is het bloedarmoede en wanneer een schildklieraandoening? Welke vragen wil je nog stellen? Tijdens de IVA les oefenen jullie met onderstaande praktijksituaties. Er kunnen ook andere of extra casussen worden behandeld. Maak gebruik van de NHG-Triagewijzer. - Myriam Dalnaay (16 jaar) is de laatste tijd zo moe. - Mevrouw El Mahdaoui (59 jaar) belt op en zegt: ‘Ik kom net bij u vandaan voor die vitamine B12-injectie en nu voel ik mij zo raar, ik heb het benauwd en ik ben een beetje duizelig. Kan dit door de injectie komen? - Dhr. Den Brabander (32 jaar) is de laatste tijd zo moe en futloos, verder geeft hij aan last te hebben van gewichtstoename,bovendien heeft het regelmatig koud en is nerveuzer dan anders. e - Mevrouw van Geest (33 jaar) is voor de 1 keer zwanger en vertelt dat zij sinds 2 weken zo duizelig is. Zij is nu 8 weken ver in de zwangerschap. - Bij mevrouw Van Straaten (76 jaar) is een Hb onderzoek uitgevoerd. De De HemoCue gaf een waarde van 6,9 mmol/l aan. De arts vroeg of jij mevrouw van Straaten voorlichting wil geven over bloedarmoede. Weet je nog wat de stappen zijn van de voorlichtingspijl? Zoek deze zo nodig op. Je hebt dit in LM 1 uit moeten printen. - De arts vraagt jou om Mw. van Maurik (29 jaar) voorlichting te geven in verband met haar hyperthyreoïdie.
Leeropdracht 5.4: Administratie. Lees ter voorbereiding op de les administratie nog eens de voorwaarden voor een goed recept zie het hoofdstuk praktijkorganisatie uit het boek ‘Zo werkt het in de huisartsenpraktijk’. Werk de casus opdrachten ter voorbereiding op de les administratie uit (zie volgende bladzijde). Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 42
Tijdens de les zal de docent de casus opdracht bespreken en extra opdrachten aanbieden vanuit de inventarisatie vorige week. Neem je boek ‘Zo werkt het in de praktijk’ mee. Hè wat vervelend, de printer is stuk!!! Je hebt de leverancier al gebeld, maar er kan pas morgen een monteur langs komen. Dat betekent dat je vandaag alles met de hand zult moeten doen!
Mw. G. Kaya (15-3-66), Schoemakersstraat 5, 2512 GH den Haag, DSW 102289113 heeft een receptje voor euthyrox 0.15 aangevraagd. Ze gebruikt het één maal daags.
Dhr. H.K.M. Vermeulen (12-4-39) Prinses Marijkelaan 43, 2535 AG den Haag, Zilveren Kruis 23239087601 heeft een recept voor thyrax 0,25 nodig. Hij gebruikt één maal daags 1,5 tablet. Je ziet in zijn dossier dat ook zijn schildklierfunctie weer gecontroleerd moet worden, dus vul je ook een labformulier voor hem in.
Mw. S. Martina (24-11-69) Meidoornlaan 18, 2545 GF den Haag, Azivo 1234880010 heeft bloed laten prikken. Haar Hb blijkt 6.5 mmol/l te zijn. De huisarts vraagt jou een receptje ferrofumaraat 200 mg met het gebruik van drie maal daags één tablet klaar te leggen voor één maand.
De moeder van Mienke van Veenhoven (24-12-2000) Zuideindseweg 12, 2545 FD Den Haag, DSW 1027893401 heeft net met de dokter gebeld tijdens het telefonisch spreekuur. De dokter heeft met de moeder afgesproken dat er een lab-formulier klaar gelegd zal worden. De volgende bepalingen moeten worden onderzocht: BSE, Hb, Ht, ery, MCV, leuco, leucodiff, TSH en vrije T4.
Schrijf bovenstaande recepten en labformulieren uit en laat ze controleren door de administratie docent. De huisarts ontving de volgende specialistenbrieven. Zoek de moeilijke woorden op, vat de brieven samen en voer ze in. Kijk voor de criteria in de bijlage van dit leermenu. Brief A: ‘Den Haag, 27 juni 2009. Geachte collega, Recentelijk zag ik nog enkele malen mw. J.G. Schimmel- Jansen, geboren 17-5-1918. Patiënte meldde zich onveranderd redelijk goed te voelen. Er is nog wel sprake van een persisterende anemie met een krappe ijzerstatus. Gezien haar uiterst respectabele leeftijd en forse co-morbiditeit is invasieve diagnostiek geen haalbare kaart en zou overigens ook niet veel therapeutische consequenties hebben, wel deed ik een Xmaag, die behoudens een hernia diafragmatica geen grove pathologie aan het licht bracht. Ik startte derhalve met Ferrofumaraat 200 1dd1. Het kost patiënte erg veel moeite om naar het ziekenhuis te komen. Daarom wil ik U vragen de controles weer over te nemen. Ik verwacht zeker dat het Hb zal stijgen; als het daarentegen daalt tot beneden de 6.8 mmol/l dan zou eventueel Neorecormon overwogen kunnen worden. In dat geval verzoek ik U contact met mij op te nemen, ik zal dan een machtiging bij de verzekeraar aanvragen. Voor het overige veranderde ik niets aan de medicatie. Met vriendelijke groet, J.S. Kerklaan, internist.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 43
Brief B: Den Haag, 18 januari 2009. Geachte collega, Mw. A.P. Pieterse- de Bruyn, geboren 22 maart 1976, wordt naar U terugverwezen. Zij stond onder controle op de polikliniek endocrinologie wegens hyperthyreoïdie op basis van morbus Graves. In verband met recidief hyperthyreoïdie bij M. Graves werd zij in juni j.l. behandeld met radioactief jodium. Gedurende de weken hierop werd zij hypothyreoot en werd zij behandeld met Thyrax. Bij de laatste controle was patiënte klinisch en biochemisch euthyreoot: TSH 0.54, Vrije T4 15,9. Gedurende follow-up voelt patiënte zich goed en bedraagt de bloeddruk 140/90. Zij heeft uitleg gekregen dat zij bij eventueel volgende zwangerschap zij de Levothyroxinedosering met 25 microgram moet verhogen gevolgd door laboratoriumonderzoek 3-4 weken hierna. Indien nodig kan zij dan weer naar mij worden terugverwezen. Conclusie: iatrogene hypothyreoïdie na behandeling met radioactief jodium in verband met recidiverende morbus Graves. Huidige medicatie: Thyrax 112,5 microgram; Metoprolol retard 100 1dd1. Met vriendelijke groet, B.J.M. Wolf, internist-endocrinoloog. Leeropdracht 5.5: Hoe zat het ook al weer met de anatomie en fysiologie van de schildklier en van bloed? Als je het niet allemaal precies meer weet is het een goed idee dat weer eens te herhalen. Lees paragraaf 3.3 en 10.1 in het anatomieboek (Anatomie & fysiologie van Baar, Bastiaansen en Jochems) en maak hier zo nodig aantekeningen van. Leeropdracht 5.6: Hypo- en hyperthyreoïdie. In het eerste geval werkt de schildklier te traag in het tweede te snel. Maar wat zijn verder de verschillen? Maak de tabel af. Hypothyreoïdie
Hyperthyreoïdie
Ziektedefinitie Oorzaak Verschijnselen Diagnostiek Behandeling Complicaties Prognose
Leeropdracht 5.7: Een veelvoorkomende vorm van bloedarmoede is een tekort aan hemoglobine (een ijzerhoudend eiwit dat zich in de longen aan zuurstof bindt en zorgt voor transsport van zuurstof naar de cellen). Een minder vaak voorkomende vorm van bloedarmoede wordt veroorzaakt door een gebrek aan vitamine B12, waardoor er een storing ontstaat in de aanmaak van rode bloedlichaampjes. Ook in deze opdracht ga je op zoek naar verschillen en verwerk je jouw gevonden informatie in een tabel. Tekort aan hemoglobine Oorzaak: Klachten:
Tekort aan vitamine B12 Oorzaak: Klachten:
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 44
Leeropdracht 5.8: Zoek van de volgende laboratoriumbepalingen de referentiewaarden op en noteer ze. Noteer ook wat het doel van deze bloedonderzoeken is. Let op: sommige uitslagen verschillen per leeftijd en geslacht. Hemoglobine Ht Erythrocyten MCV
Reticulocyten Ferritine Foliumzuur Vitamine B12
TSH Vrije T4
Extra leeropdracht: Deze leeropdracht is niet verplicht, maar wel aan te raden om jouw kennis te toetsen omtrent dit thema onderwerp. Vragen: 1. Waar bevindt de schildklier zich? 2. Welke voedingsstof is van groot belang voor een goede werking van de schildklier? 0 Jodium 0 IJzer 0 Magnesium 0 Vitamine K 3. Welke symptomen kunnen zich voordoen bij een hyperthyreoïdie? 4. Welke symptomen kunnen zich voordoen bij een hypothyreoïdie? 5. Welke bloedonderzoeken ten aanzien van de schildklier worden meestal aangevraagd? 6. Wat is een struma? Zoek er een afbeelding bij ter verduidelijking. 7. De basis van een behandeling van hypothyreoïdie zijn leefstijladviezen.
Juist / Onjuist
8. Medicatie voor hypothyreoïdie (bijvoorbeeld levothyroxine) zorgen ervoor, dat de schildklier geprikkeld wordt om meer hormonen te gaan maken.
Juist / Onjuist
9. Welke bijwerkingen en interacties zijn er bij gebruik van thyreostatica? 10. Patiënten met een schildkliernodus worden door de huisarts verwezen naar het ziekenhuis. Noteer naar welke specialisten dit kan zijn. Noteer ook wat een schildkliernodus is.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 45
Thema 6: Problemen bij het plassen
Week 7
In deze opdracht gaat het over problemen bij het plassen. Je kunt dan denken aan een blaasontsteking, maar bijvoorbeeld ook aan een nierbekkenontsteking of prostaatproblemen. Leeropdracht 6.1: Ziektekunde. Tijdens het hoorcollege ziektekunde kunnen vragen naar aanleiding van leeropdracht 6.5, 6.7 en 6.8 gesteld worden. Bovendien geven jullie een PowerPoint presentatie in groepjes van maximaal 6 deelnemers over één van de onderwerpen: urineweginfecties, nierbekkenontsteking of prostaathypertrofie, prostaatkanker. Hier nemen jullie ook de behandeling en de mogelijke complicaties in op. Kijk voor de criteria in de bijlage van het leermenu. Leeropdracht 6.2: Geneesmiddelenkennis. Tijdens het hoorcollege geneesmiddelen kennis wordt aandacht besteed aan geneesmiddelen die gebruikt worden bij urineweginfectie en prostaathypertrofie. Leeropdracht 6.3: Casuïstiek. Bereid je voor op de IVA les zodat je tijdens de IVA les onderstaande situaties en die van leeropdracht 6.6 en 6.9 met jouw opgedane kennis goed toe kan passen. Maak gebruik van de NHG- Triagewijzer.
Mevrouw Romijn zet, terwijl je in gesprek bent aan de telefoon, een potje urine voor je op de balie. ‘Kan je het even nakijken? Ik bel straks wel voor de uitslag’ zegt ze en wil al weer weglopen. Gelukkig weet je mevrouw Romijn nog net tegen te houden, omdat je nog het één en ander van haar wilt weten.
Mevrouw Buur belt op met de vraag: ‘Mijn man (75 jaar) heeft al de hele nacht pijn onder in zijn buik en hij kan niet meer plassen. Kan dit een blaasontsteking zijn? Hij heeft al langer problemen met plassen: hij heeft een slappe straal, hij druppelt lang na en hij moet heel vaak naar de wc.”
Mevrouw Jansen belt op met de vraag: “Ik zag vanmorgen bloed bij mijn urine, bovendien deed het plassen pijn en voel ik mij niet zo lekker. Kan ik een afspraak maken?”
Dhr. Wiersma wil graag een voorlichting over zijn prostaatklachten. De dokter heeft aangegeven dat hij prostaathyperplasie heeft.
Bij Jani Bosch (9 jaar) moet een urodynamisch onderzoek worden gedaan. De moeder vraagt jou alvast uitleg hierover.
Leeropdracht 6.4: Administratie. Lees ter voorbereiding op de les administratie hoofdstuk patiëntenadministratie uit het boek ‘Zo werkt het in de huisartsenpraktijk’. Bespreek met de docent de sociale schriftelijke communicatie met patiënten. Starten met het maken van een kwartet. Je gaat in een groepje van 4 studenten een ICPC code kwartet maken. Zorg dat je per tractus (zie farmacotherapeutisch kompas) vier ICPC codes uitwerkt op kaartjes in het formaat van een kwartet. Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 46
Leeropdracht 6.5: Herhaal – als je het niet meer precies weet- de anatomie van de urinewegen. Zie paragraaf 7.2 van het anatomieboek en maak minimaal tien oefenvragen over deze paragraaf. Leeropdracht 6.6: Werk onderstaande casussen uit en laat je uitwerking controleren. Mw. Peters is 34 jaar en heeft al enkele dagen pijn bij het plassen. De urine ruikt sterk en is soms rood gekleurd, ze heeft geen koorts. Beantwoord de volgende vragen: 1.Wat is hier waarschijnlijk aan de hand 2. Wat is het vervolg onderzoek dat de huisarts zal doen? 3. Welke afwijkingen denk je dat de arts hierbij zal vinden? De huisarts stelt therapie in. Anderhalve dag later voelt ze zich zieker; ze heeft koorts en wat pijn in de rechter flank. 4. Waar denk je in dit geval aan? 5. Waaruit zal de therapie voor de eerste en de tweede aandoening bestaan? 6. Schrijf mevrouw in en maak een briefje voor de vorige huisarts waarin je het oude dossier opvraagt. Dhr. Zandstra is 76 jaar. Hij heeft sinds enkele jaren moeite met plassen: ‘s nachts moet hij wel vier keer plassen, de plas komt moeizaam op gang en heeft een slappe straal. Ook druppelt het altijd wat na. Sinds gisteravond moet hij echter elke anderhalf uur plassen en soms komt er niks of kleine beetjes donkere stinkende urine. Er is een drukgevoel in de buik en het plassen is pijnlijk. 7. Wat was er waarschijnlijk al enkele jaren aan de hand? 8. Welke complicatie is er nu vermoedelijk bijgekomen? De huisarts geeft een antibioticum en verwijst de heer naar de uroloog. Hij vraagt jou het verwijsbriefje in orde te maken. 9. Maak een verwijsbriefje aan de uroloog voor dhr. W. Zandstra. (geboren 15-11-19..) Wielengahof 48, 2525 LK Den Haag, verz: DSW 10122334901; BSN 034501791. Lees echter eerst paragraaf 3.2 van ‘werkprocessen in de huisartsenpraktijk’. De uroloog doet onderzoek en stelt vervolgens een operatie voor. 10. Welke onderzoeken zouden er gedaan kunnen worden? 11. Zoek eens uit welke operatie de uroloog zou kunnen voorstellen.
Leeropdracht 6.7: Zoek via AG context in het verpleegkundig vademecum de onderwerpen ‘Urineweginfecties’ en ‘Prostaathyperplasie’ op en maak van beide een samenvatting. Kijk voor de criteria in de bijlage van dit leermenu. Leeropdracht 6.8: ‘In het begin van de ziekte geeft prostaatkanker geen klachten. Pas in een verder gevorderd stadium ontstaan symptomen zoals een pijnlijk branderig gevoel bij het plassen; vaker plassen, nadruppelen, recidiverende urineweginfecties en hematurie.’ Zoals je in bovenstaand citaat kunt lezen geeft prostaatkanker klachten die lijken op, of gepaard gaan met urineweginfecties. Als het over ‘problemen bij het plassen’ gaat kan er dus ook sprake zijn van prostaatkanker. Zoek hier informatie over op en maak ook hier een samenvatting van. Kijk voor de criteria in de bijlage van dit leermenu.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 47
Leeropdracht 6.9: In het ziekenhuis kan verder onderzoek worden gedaan bij problemen aan de blaas en aan de prostaat. Zet van de volgende onderzoeken in schema wat er gedaan wordt, hoe, hoe lang, wat de eventuele voor- en nazorg is en geef elkaar hier vervolgens tijdens de IVA les uitleg (voorlichting) over. - IVP (intraveneus pyelogram) - cystoscopie - cystogram - urodynamisch onderzoek - CT scan - MRI onderzoek - echografie
Leeropdracht 6.10: Deze opdracht is onderdeel van taakopdracht 2 van je beroepsopdracht: Beschrijf het ziektebeeld en de zorgvraag van één zorgvrager uit de praktijk. Laat je beschrijving beoordelen door je praktijkbegeleider en de docent DA.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 48
Thema 7: Urine-incontinentie
Week 8
Urineverlies is voor veel mensen meer dan een lichamelijk ongemak of een medisch probleem. Vaak schamen ze zich en proberen ze hun probleem verborgen te houden. Urineverlies kan echter vaak goed worden verholpen of sterk worden verminderd. In deze opdracht ga je op zoek naar informatie over urineincontinentie en over mogelijke oplossen hiervoor. Leeropdracht 7.1: Ziektekunde: Er zijn verschillende vormen van urine-incontinentie. Te weten: - Stress incontinentie - Urge- incontinentie - Overloopincontinentie - Reflex incontinentie - Volledige incontinentie - Functionele incontinentie Zoek informatie over deze verschillende vormen van urine-incontinentie op en denk daarbij aan oorzaak, symptomen, diagnostiek, behandeling, complicaties en prognose. Maak hiervan een overzicht en lever dit bij de docent ziektekunde in vóór het hoorcollege ziektekunde. Leeropdracht 7.2: Geneesmiddelenkennis. Bij urineverlies worden niet vaak medicijnen gebruikt. Alleen bij urge- incontinentie kunnen medicijnen soms nuttig zijn. Vrouwen die na de overgang last krijgen van urineverlies, krijgen soms hormonen (oestrogeen). In het hoorcollege geneesmiddelenkennis wordt hier verder op in gegaan. Ook zal er aandacht worden besteed aan incontinentiematerialen.
Leeropdracht 7.3: Casuïstiek. Bereid je goed voor op de IVA les. Het onderwerp urineverlies kom je niet in de NHG- Triagewijzer tegen. Het kan natuurlijk toch gebeuren dat jij een patiënt met vragen over urineverlies aan de telefoon of balie krijgt. Het kan dan handig zijn om vragen over urineverlies paraat te hebben. Bedenk een aantal vragen die je dan zou stellen. Bedenk of zoek op welke tips je kan geven (zie leeropdrachten 7.5 en 7.6). Bespreek ze in de groep en oefen hiermee aan de balie of telefoon.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 49
Mw. Beck (80 jaar) zorgt voor haar demente echtgenoot. Het is een zware taak, maar met de hulp van haar dochter en kleindochters lukt het allemaal net. Vandaag belt mw. Beck huilend op ‘het gaat niet meer’’, haar man heeft vannacht weer twee keer het bed nat geplast.
Dhr. Raghoe (63 jaar) wil niet zeggen waarvoor hij een afspraak wil maken. Hij wil een afspraak voor vandaag, terwijl het spreekuur eigenlijk al helemaal vol staat. ‘Waarom zou hij zijn klachten met jou moeten bespreken?’
Mw. van Zoomeren (58 jaar) vraagt een receptje voor incontinentie verband. Ze kan haar plas n.l. niet goed ophouden.
Dhr. van Rensen: ‘Ik heb lang met mijn klachten rondgelopen voordat ik het aan iemand durfde te vertellen. Ik schaamde mij verschrikkelijk. Een volwassen man die het in zijn broek doet…..! Pas na maanden durfde ik een afspraak bij de huisarts te maken’.
Mw. van Bohemen: ‘ Ik voel mij zo onzeker omdat ik vaak kleine beetjes in mijn broek plas Ik durf eigenlijk de deur niet meer uit!
Mw. Woudstra: ‘Ik ben vorige maand bevallen van een gezonde zoon. Maar nu kan ik soms mijn plas niet goed ophouden. Is dat normaal?’
Leeropdracht 7.4: Administratie. Speel met je klasgenoten het kwartetspel. En wissel een keer van groep. Indien er nog tijd is, voer je de ICPC codes in medicom in. De docent kan ook kiezen voor een andere opdracht. Bereid je voor op de diagnostische toets in week 9 en denk na welke administratie ondersteuning je nog nodig hebt. Dit kan ook iets zijn op het gebied van receptuur. Leg dit voor aan de docent in week 9. Let ook op je af te tekenen beroepsopdrachten in de praktijk. Leeropdracht 7.5: In deze leeropdracht is het de bedoeling dat je gaat uitzoeken hoe jij iemand met urineverlies kunt helpen in het omgaan met deze kwaal. Welke tips zou je kunnen geven? Noteer deze. Leeropdracht 7.6: Ook fysiotherapeuten en oefentherapeuten kunnen een rol spelen in de behandeling van urineverlies. Training van de bekkenbodem kan soms (afhankelijk van de soort urine-incontinentie) de klachten doen verdwijnen of flink doen afnemen. Ga op zoek naar informatie over training van de bekkenbodem en maak hier een samenvatting van. Noteer tips/ adviezen die jij als doktersassistent kan geven aan een patiënt met stress- incontinentie. Leeropdracht 7.7: Zoek informatie over een TVT operatie (tension-free vaginal tape), die kan worden toegepast indien er sprake is van inspanningsincontinentie. Werk je gevonden informatie uit in een kort verslag (zie criteria in de bijlage).
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 50
Thema 8: Duizeligheid.
Week 9
Duizeligheid is voor de patiënt een vaak moeilijk te omschrijven gevoel dat veel onzekerheid oproept. Het is een moeilijk te objectiveren klacht. De patiënt kan er van alles mee bedoelen: loopstoornissen, angst, het gevoel bijna weg te raken, draaierigheid, een licht gevoel in het hoofd, enzovoorts. Achter de klacht duizeligheid kunnen dan ook vele oorzaken zitten. In deze opdracht richten we ons vooral op de draaiduizeligheid en de aandoeningen die deze klacht kunnen veroorzaken.
Leeropdracht 8.1: Ziektekunde. Tijdens het hoorcollege ziektekunde zal in worden gegaan op jullie vragen ten aanzien van draaiduizeligheid, zie leeropdracht 8.5 en 8.6 Leeropdracht 8.2: Geneesmiddelenkennis. Tijdens het hoorcollege geneesmiddelenkennis zullen geneesmiddelen die gebruikt worden bij draaiduizeligheid worden behandeld. Zoek op welke medicijnen er bij duizeligheid gegeven kunnen worden en schrijf er minimaal drie uit op een recept. Zorg dat je ook de contra-indicaties en bijwerkingen kent. Leeropdracht 8.3: Casuïstiek. Bereid je voor op de IVA les (zie o.a. de NHG-Triagewijzer. Tijdens de les oefenen jullie onder andere met onderstaande praktijksituaties. Mevrouw Graus belt op en zegt: ‘Mijn man (56 jaar) is plotseling heel erg duizelig geworden. Hij voelt zich heel ziek en braakt. Het ongeveer een uur geleden begonnen. Ook hoort hij met zijn linkeroor minder en hij kan niet recht lopen, hij valt steeds om. Mijn man wordt er steeds angstiger door’. Ina Verbaan (28 jaar) belt op en zegt: ’Vanmorgen bij het opstaan uit bed werd ik enorm duizelig. Het leek wel of de vloer op me af kwam. Omdat ik zwanger ben, maak ik mij hier best zorgen om’.
Anne Gruiters belt op en zegt: ‘Ik bel voor mijn collega Emira Bladovic (30 jaar) die bij u patiënt is. Zij is plots erg duizelig geworden. Ze draaide zich lachend op haar bureaustoel naar mij om en toen ging het mis. Ze werd duizelig, misselijk en ze heeft overgegeven. Ze vertelde dat het net lijkt alsof ze in een draaimolen zit. Ze zit nu op een bank. Wat moeten we doen?’ Meneer Hanssens (80 jaar) belt op en zegt: ‘Ik ben vannacht gevallen. Ik ben de laatste tijd vaak duizelig en nadat ik een extra pil moest slikken van de dokter voor mijn hoge bloeddruk is het nog erger geworden. Ik ben bang dat ik zomaar kan vallen, vooral 's nachts. Nu ben ik misselijk en heb ik hoofdpijn.’
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 51
Leeropdracht 8.4: Administratie. Volg de les administratie, waarin je een diagnostische toets gaat maken. Bespreek met de docent welke ondersteuning je nog nodig hebt om jouw administratieve taken in de praktijk goed uit te voeren. Leeropdracht 8.5: Draaiduizeligheid kan een oorzaak in de hersenen (centraal) of daar buiten (perifeer), bijvoorbeeld in het evenwichtsorgaan, hebben. Maar weet je nog hoe het met het evenwichtsorgaan zit? Zo niet, zoek het op in het anatomie en fysiologieboek (Anatomie & fysiologie van Baar, Bastiaanssen en Jochems) en bestuur dit hoofdstuk goed.
Leeropdracht 8.6: Hieronder zie je een tabel met mogelijke oorzaken van draaiduizeligheid. Er staat bij of dit vaak, soms, of zelden de oorzaak van draaiduizeligheid is. Draaiduizeligheid
Perifeer
Centraal
BPPD
vaak
Neuritis vestibularis
soms
M.Ménière
zelden
Reisziekte
soms
CVA
soms
Migraine
zelden
Multiple sclerose
zelden
Hersentumor
zelden
Kies één perifere en één centrale oorzaak en ga op zoek naar informatie over deze aandoeningen. Maak een samenvatting van je gevonden informatie en tien juist-onjuist-vragen. Schrijf deze met het juiste antwoord op een blaadje en lever deze in bij de docent ziektekunde. De docent zal ze proberen te gebruiken in de oefentoets in week 10. Wissel andere onderwerpen met elkaar uit. Leeropdracht 8.7: In de behandeling van BPPD worden vaak oefeningen gebruikt. Zoek uit welke oefeningen dit zijn en bereid een mini-workshop voor waarin je deze oefeningen aan je klasgenoten leert. Geef daarbij ook een korte uitleg over de aandoening BPPD.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 52
Thema 9: Cardiovasculaire problemen.
Week 10
Angina Pectoris, hypertensie, decompensatio cordis, atriumfibrilleren, cardiomyopathie, pericarditis, myocardinfarct, endocarditis, perifeer vaatlijden, hypercholesterolemie, arteriosclerose, hartklepafwijkingen. Moeilijke woorden voor vaak ingewikkelde aandoeningen. Je gaat je verdiepen in hart- en vaatziekten. Leeropdracht 9.1: Ziektekunde. Tijdens het hoorcollege ziektekunde kun je vragen stellen over cardiovasculaire aandoeningen (zie leeropdracht 9.8). Leeropdracht 9.2: Geneesmiddelenkennis. Tijdens het hoorcollege geneesmiddelenkennis wordt ingegaan op een aantal veel gebruikte geneesmiddelen bij cardiovasculaire aandoeningen. Maak hier aanvullende notities van voor in je ABC map. Leeropdracht 9.3: Casuïstiek. Zoek ter voorbereiding op de IVA les informatie over onderstaande aandoeningen (zie ook leeropdracht 9.6 en 9.7). Tijdens de IVA les oefenen je met deze en of andere praktijksituaties. Gebruik de NHG- Triagewijzer. Een spreekuur vol hart- en vaatziekten: Mw. Cefin (27 jaar) belt omdat ze last heeft van een stekende pijn links op de borst. Bovendien heeft ze regelmatig last van hartbonzen. Ze is erg bezorgd. De assistente probeert haar gerust te stellen en zegt dat ze zich geen zorgen hoeft te maken: Ze is nog te jong voor hartproblemen. Heeft de assistente goed gehandeld? Leg uit waarom je dat wel of niet vindt. Dhr. van Adrichem (57 jaar) belt ongerust naar de praktijk. Hij kreeg tijdens het fietsen opeens een pijnlijk en drukkend gevoel midden op de borst. Hij had het ook een beetje benauwd. Mw. Jurgens (62 jaar) belt omdat zij zich afvraagt waarom haar buurman met een even hoge bloeddruk (155/95 mmHg), wel medicijnen krijgt voor de hoge bloeddruk en zij niet? Mw. Waalewijn (58 jaar) belt naar de praktijk. Ze zegt dat zij bekend is met angina pectoris, maar nu ineens pijn op de borst heeft met een uitstralende pijn. De klachten verdwijnen niet met de nitrolingual spray. Zij voelt zich erg beroerd. Dhr. Voets (53 jaar) wil weten of zijn bloedneuzen te maken kunnen hebben met zijn verhoogde bloeddruk? Mw. Roelink belt in paniek naar de praktijk omdat haar man (78 jaar) plotseling erg benauwd is en pijn op de borst heeft. Hij ziet ook asgrauw. Mw. Bertram (46 jaar) wil graag voorlichting over het hartkatheterisatie onderzoek en de dotterbehandeling die zij beiden binnenkort moet ondergaan. Dhr. Kok (49 jaar) wil uitleg over zijn sterk verhoogd cholesterol. Hij snapte niks van de uitleg van de arts.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 53
Leeropdracht 9.4: Administratie. Werk vooraf aan de les administratie onderstaande geneesmiddelen opdrachten en het samenvatten van een brief uit. Volg de les administratie, waarin je een diagnostische toets bespreekt. Zo ook de receptuur opdrachten, de samenvatting van de specialistenbrief plus eventuele eigen inbreng gaat bespreken. Evalueer deze 10 weken. Heb je alles begrepen? Heb je de beroepsopdrachten afgetekend? Waarom wel/ waarom niet? Wat ga je nog bestuderen/ oefenen op school of op stage? Hoe, wanneer en met wie? Dhr. Karatas heeft herhaalrecepten nodig. Hij vraagt het volgende aan: Adalat oros 60 mg 1dd1 Ascal 100 1dd1 Zocor 40 1dd1 Zoek de generieke naam op en schrijf het recept uit. Waar dienen deze middelen voor? Mw. Boekee heeft ook nieuwe receptjes nodig: Selokeen zoc 100 1dd1 Acenocoumarol 1 mg gebruik volgens lijst Lipitor 20 mg 1dd1 Nitrolingual spray, zo nodig bij aanval Lasix 40 1dd1 Zoek de generieke naam op en schrijf het recept uit. Waar dienen deze middelen voor? De huisarts ontving onderstaande brief betreffende één van zijn patiënten. Lees de brief, vat hem samen en voer hem in Medicom in. Zoek alle moeilijke woorden op waarvan jij de betekenis nog niet weet. Geachte collega, De heer Janssen was opgenomen van 6 t/m 7 mei 2009. Voorgeschiedenis: cholecystectomie, maagklachten, bifurcatieprothese. Anamnese: Patiënt heeft nu sinds anderhalf uur een drukkend gevoel op de borst met uitstraling naar keel en schouders. Hierbij was hij grauw, zweterig en slap in de benen. Hij voelde zich benauwd en had last van hartbonzen. Klachten verbeterde op NTG spray. Deze klachten had hij afgelopen donderdag ook toen zakte de klachten spontaan na twee uur. Geen pijn op de borst bij inspanning, wel met enige regelmaat palpitaties die maximaal een uur aanhouden. Lichamelijk onderzoek: Algemene indruk: niet ziek. CVD: niet verhoogd. Carotiden: goede pulsaties geen souffles. Cor: normale harttonen geen souffles. Pulmones: vesiculair ademgeruis, geen bijgeluiden. Abdomen: soepel, mediaan litteken. Extremiteiten: slank. Laboratorium: Hb 8.2, Natrium 134, Kalium 4.4, Ureum 5.1, Kreat 116, Trop-I <0.0. e ECG: sinusritme 70/min, intermediaire as, 1 graads AV Block, QRS 110 ms, geen repolarisatie stoornissen, ecg conform eerder. Fietsergometrie: Normbelasting 101, maximale belasting 100, rustpols 60, behaalde polsfreq. 157, rusttensie 144/76, maximale tensie 205/89; reden tot stoppen: duizeligheid. VES + .Concl: goede belastbaarheid, geen aanw. Cor insuf. Bespreking: Deze 76-jarige man werd opgenomen met thoracale pijnklachten, dyspnoe en palpitaties. Ook tijdens opname uitte hij nog enkele malen dergelijke klachten op onvoorspelbare momenten. Echter bleven de hartenzymen negatief en waren er geen ischemische afwijkingen te zien op de herhaalde ecg’s. Bij het ergometrisch onderzoek waren er inspanningsgebonden ritmestoornissen te zien, zonder aanwijzingen voor acuut coronair syndroom. Patiënt werd gerustgesteld en kon in goede conditie het ziekenhuis verlaten. Medicatie: geen. Conclusie: Thoracale pijnklachten zonder aanwijzingen voor coronaire insufficiëntie. Met vriendelijke groet, G. de Boer, cardioloog.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 54
Leeropdracht 9.5: Om cardiovasculaire aandoeningen te kunnen begrijpen is een goede kennis van de anatomie en fysiologie van hart en bloedvaten onmisbaar. Weet je het allemaal nog precies? Zo niet, herhaal hoofdstuk 3 uit ‘Anatomie & fysiologie – Baar, Bastiaanssen en Jochems’ en zorg dat je de circulatie kunt tekenen. Leeropdracht 9.6: In de inleiding staan een heleboel moeilijke woorden: Angina Pectoris, hypertensie, decompensatio cordis, atriumfibrilleren, cardiomyopathie, myocardinfarct, perifeer vaatlijden, hypercholesterolemie, arteriosclerose, hartklepafwijkingen. Zoek de betekenis van deze woorden op en maak een schema/ overzicht, waarin je onder genoemde punten verwerkt: - Aandoening (ziektedefinitie) - Oorzaak - Klachten - Diagnostiek - Behandeling/ meest geschikte geneesmiddelen (vragen in de praktijk en/of docent GMK) - Complicaties/Prognose Leeropdracht 9.7: Zoek informatie over volgende onderzoeken/ behandelingen op het gebied van hart en vaatziekten: Echocardiografie, Isotopenonderzoek, Hartkatheterisatie en Dotteren. Wat weet je nog over het holteronderzoek en een inspanningstest (zie aantekeningen leermenu 2). Maak zo nodig nog aanvullende aantekeningen. Doel onderzoek/ behandeling Voorbereiding op het onderzoek/ behandeling Duur onderzoek/ behandeling Werkwijze in grote lijnen Nazorg Resultaat Leeropdracht 9.8: Beantwoord de volgende vragen (zie ook de volgende bladzijde): Let op: wanneer je geen antwoord op een vraag kan vinden, of omdat er voor jou onduidelijkheden zijn, noteer je leervragen en stel je deze aan de docent ziektekunde. 1.
2.
3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Probeer door uitwisseling van gegevens met anderen een goed beeld te krijgen van de risicofactoren, de klachten die erbij op kunnen treden, de verschillende behandelingsmogelijkheden en de gevolgen van een hartinfarct voor het dagelijks leven. Je kent ongetwijfeld iemand die een CVA heeft doorgemaakt. Probeer, met de kennis die je hebt van het menselijk lichaam, te verklaren waarom iemand met een infarct in de linkerhelft van de hersenen verlamd is aan de rechterzijde van zijn lichaam. En wat betekenen de gevolgen van een CVA voor de patiënt? Waarom is de term aderverkalking eigenlijk onjuist? Wat is het verschil tussen een trombus en een embolie? Geef een overzicht van de ziekten en risicofactoren die worden veroorzaakt door arteriosclerose. Risicofactoren versterken elkaar. Zoek hier op de site www.hartwijzer.nl/risicofactoren.php informatie over op en maak er een aantekening van. Leg uit waarom bij een verhoogd cholesterolgehalte het voor de patiënt belangrijker is om met roken te stoppen dan het cholesterolgehalte te verlagen. Wat verstaat men onder essentiële hypertensie en noem drie belangrijke gevolgen van hypertensie. Wat zijn de twee belangrijkste oorzaken van hartfalen? Vraag 10 vind je op de volgende bladzijde.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 55
10. Combineer met behulp van pijlen de woorden (links) met de omschrijving (rechts). trombus
arteriosclerotische ziekten in het been
TIA
hartfalen
decompensatio cordis
voortekenen van een CVA
PAV
losgeraakt stolsel
embolie
natuurlijke omleiding van bloedvaten
collateralen
groot stolsel
Reflectie opdracht: Om bewust terug te kijken naar jouw leerproces/ leeractiviteiten van de afgelopen 10 weken op stage maak je een reflectieverslag van minimaal 1 A4-tje en maximaal 1½ A4-tje. Verwerk de reflectie volgens de STARRT methode. Deze opdracht is onderdeel van de beroepsopdacht (zie taakopdracht reflectie). Bespreek dit reflectieverslag met je praktijkbegeleider en je studieloopbaanbegeleider.
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 56
Bijlage leermenu 10
Criteria. Criterialijst: voorlichtingsfolder maken
Een voorlichtingsfolder moet aantrekkelijk zijn voor degene voor wie deze bedoeld is. Zowel qua uiterlijk als qua inhoud. (de folder is getypt en voorzien van illustraties) De informatie moet juist zijn en passen bij de behoefte van de doelgroep De folder moet in correct Nederlands geschreven zijn en mag niet letterlijk van internet zijn overgenomen De folder bevat een bronvermelding
Criterialijst: Een presentatie houden
Om een goede en duidelijke presentatie te houden zijn de volgende criteria punten van belang om een voldoende te halen: > Duidelijke opening: - Jezelf of het groepje voorstellen - Doel van de presentatie - Wie zegt wat. Taak verdeling moet duidelijk zijn voor de luisteraars > Inhoudelijk: - Informatie moet goed verteld worden - Deelnemer mag evt. een blad met korte aantekeningen/punten bij zich hebben - Informatie moet overeenkomen met het doel van de presentatie - De deelnemer verteld uit verschillende oogpunten en niet steeds over het zelfde > Samenwerking: - Duidelijke taakverdeling - Goede voorbereiding van de inhoud > Houding: - Representatieve uitstraling - Duidelijk spreken - De groep aankijken en aanspreken - Als groep afspreken wie waar staat > Tot slot: - Duidelijke afsluiting voor de luisteraars - De luisteraars activeren door ze vragen te stellen of misschien hebben zij vragen
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 57
Criterialijst: Een werkstuk maken Je werkstuk moet minimaal vijf en maximaal tien A4-tjes getypt zijn (Arial lettertype grootte 11) en moet als volgt opgebouwd zijn: - Titel en inhoud - Inleiding (korte beschrijving onderwerp, motivatie van onderzoek, kort overzicht werkstuk) - Hoofdstukken - Conclusies (hier kun je eventuele slotopmerkingen maken, open vragen aan de orde stellen of beschrijven hoe resultaten verbeterd kunnen worden) - Samenvatting - Bronvermelding. De vormgeving moet aantrekkelijk zijn en de tekst moet in goed Nederlands zijn geschreven
Criterialijst: Een samenvatting maken
De samenvatting bevat begrijpelijke en relevante informatie De informatie heeft betrekking op de titel en de rode draad Er worden alinea’s gebruikt De samenvatting is in goed Nederlands geschreven De samenvatting is niet te lang: 500 worden moeten teruggebracht worden tot circa 120 woorden
Criterialijst: Een verslag schrijven
Het verslag bevat een omschrijving van het onderwerp De taak of de opdracht De uitwerking van de opdracht De evaluatie Het verslag is in goed Nederlands geschreven
Criterialijst: Het bijwonen van een hoorcollege
Voorbereiding: op tijd aanwezig zijn, inlezen in de stof, zo nodig stof herhalen Effectief luisteren, concentreren, gericht vragen stellen Aantekeningen maken: kernwoorden noteren, hoofd- en bijzaken onderscheiden, feiten noteren, logisch structureren, samenvatten, schematiseren Het verwerken van de gegevens: aantekeningen uitwerken, vragen noteren
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 58
Criterialijst: Het afnemen van een interview
Voorbereiding: omschrijving van probleem en doel; verdieping in het onderwerp; het maken van een vragenlijst; afspraak maken met de persoon die geïnterviewd wordt. Tijdens het interview: inleiden van het gesprek; structureren van het gesprek; actief luisteren; het noteren van hoofdzaken; afsluiten van het interview, geïnterviewde bedanken. Verslag schrijven: beschrijving van taak, onderwerp, doel, geïnterviewde; duidelijke alinea’s, evaluatie; geschreven in goed Nederlands. Versturen van kopie verslag met bedankje aan geïnterviewde.
Criterialijst: Een PowerPoint presentatie houden De volgende taken, binnen een groepje, moeten worden verdeeld: 1. Één of twee personen presenteren (voor de rest van de klas) 2. Eén of twee (andere) personen beantwoorden de vragen die worden gesteld na afloop 3. Eén of twee personen zorgen dat ervoor dat de PowerPoint presentatie een vloeiend geheel wordt (denk aan opmaak, lettertype, etc.) Uiteraard moet iedereen zijn/ haar bijdrage leveren in het opzoeken en verwerken van informatie. Waar letten we op; Uiteraard de inhoud. Deze moet natuurlijk wel kloppen De presentatie mag niet van een blaadje worden opgelezen. Gebruik de PowerPoint presentatie als spiekbrief De leerlingen die luisteren, moeten actief zijn en vragen bedenken die ze na afloop kunnen stellen Van de leerlingen die de vragen moeten beantwoorden wordt natuurlijk verwacht dat ze dat kunnen
Criterialijst: een film maken
Voorbereiden: bedenk waar de film over moet gaan. Zoek achtergrond informatie. Verdeel de taken Maak een ‘script’: bedenk van te voren welke zaken je op welke manier en in welke volgorde wilt laten zien Zorg dat de informatie die je geeft inhoudelijk juist is Maak je film aantrekkelijk voor het publiek en niet te lang Als je mensen wilt filmen vraag dan eerst toestemming en leg het doel van je film uit Bij gebruik van een videocamera, reserveer je deze tijdig in het OLC
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 59
Beroepsopdracht en Leermenu 10, zorgvraag behandelen; DA BOL/ niveau 4 versie juni 2013
Pagina 60