BEOORDELINGSCRITERIA VAN ONDERWIJSKWALIFICATIES Versie juli 2008 Toelichting Om te kunnen beoordelen of aan een docent een bepaalde onderwijskwalificatie (start-, basis-, uitgebreide - of volledige kwalificatie) kan worden toegekend, zijn eenduidige criteria nodig. In het beleidsplan docentprofessionalisering worden per onderwijsvorm (theoretisch onderwijs en praktisch klinisch onderwijs) en docentniveau, verschillende competenties genoemd. Deze competenties zijn echter niet zo ver uitgewerkt dat zij ook dienst kunnen doen als criteria voor beoordeling omtrent onderwijskwalificaties. Daarom zijn er op basis van deze competenties concretere gedragscriteria geformuleerd, aan de hand waarvan beoordeling kan plaatsvinden. In deze notitie is voor iedere onderwijskwalificatie eerst een tabel opgenomen met de bijbehorende competenties zoals geformuleerd in het beleidsplan. Ten bate van de uniformiteit rondom selectieprocedures, worden de competenties in deze tabel gerelateerd aan de algemene gedragscompetenties die het UMC St. Radboud hanteert. Vervolgens zijn per onderwijskwalificatie uitgewerkte beoordelingscriteria opgenomen, gebaseerd op de competenties uit het beleidsplan. De beoordelingscriteria in dit document zijn genummerd, zoals in onderstaande tabel staat weergegeven: onderwijslijn Theoretisch Onderwijs kwalificatie Start Basis Uitgebreid Volledig
1 3 6 9
Praktisch Klinisch Onderwijs Begeleiden van onderzoeksstages 2 4 7 10
5 8 -
NB: De beoordelingscriteria hebben betrekking op alle initiële opleidingen. Voor Tandheelkunde en Biomedische Wetenschappen geldt dat in de tekst: - voor “stage” ook “onderwijsblok” kan worden gelezen. - voor “co-assistent” ook “masterstudent” kan worden gelezen. 1
1. Criteria startkwalificatie Theoretisch onderwijs Categorie Communiceren
Kennis Begeleiding onder supervisie De docent is op de hoogte van de inhoud, uitgangspunten, doelen en werkwijze van de relevante curricula. De docent is op de hoogte van de rol die de docent heeft in de verschillende onderwijsvormen. De docent is op de hoogte van zijn/haar sterke punten en ontwikkelpunten op het gebied van werkgroeponderwijs en practica. De docent is op de hoogte van de doelen van practica en werkgroeponderwijs. De docent kent de verwachtingen van zichzelf en van studenten over doel en uitvoering van werkgroepen en de invloed die dit heeft op het welslagen van de werkgroep.
Professionele focus
Zelfreflectie De docent weet wat er onder zelfreflectie verstaan wordt.
Vaardigheden Begeleiding onder supervisie De docent kan zich gestructureerd voorbereiden op werkgroepen en practica. De docent is in staat om op adequate wijze een werkgroep/ practicum op te starten. De docent is in staat om een passende vorm te geven aan hun aanwezigheid en de docentrol als zij midden in de werkgroepopdracht binnenkomen. De docent kan op juiste wijze inhoudelijke interventies plegen in een werkgroep of practicum. De docent brengt de juiste informatie over het vakgebied in. De docent kan op juiste wijze procesgerichte interventies plegen in een werkgroep of practicum. De docent is in staat om volgens de regels feedback te geven. De docent is in staat om op adequate wijze een werkgroep of practicum af te sluiten. De docent is in staat om met lastige situaties in de werkgroepen en tijdens practica om te gaan. De docent is in staat om op basis van zijn/ haar ervaringen met het onderwijs aandachtspunten voor een volgende uitvoering te formuleren De docent geeft de aandachtspunten door aan de blokcoördinator of seniordocent van de afdeling Zelfreflectie De docent houdt de eigen vakkennis up to date en vult ervaren kennis- of vaardigheidslacunes aan. De docent bekijkt na iedere onderwijsbijeenkomst wat goed en minder goed ging. De docent werkt aan zijn/haar ontwikkelpunten op het gebied van onderwijs.
Onderwijsontwikkeling De docent is goed op de hoogte van de relevante vakinhoud voor het onderwijs. De docent is op de hoogte van de evaluatieprocedure.
Onderwijsontwikkeling De docent brengt inhoudelijke juiste informatie over het vakgebied over. De docent neemt verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs waarbij hij/zij betrokken is door verbetervoorstellen/ aandachtspunten door te geven.
Zelfontwikkeling De docent is op de hoogte van de taken die op het gebied van onderwijs de komende periode verwacht worden. De docent is op de hoogte van voor hem/haar relevante onderwijscompetenties. De docent is op de hoogte van het cursusaanbod op het gebied van onderwijs.
Zelfontwikkeling De docent is in staat om onderwijstaken naast de overige taken uit te voeren. De docent betrekt onderwijscompetenties aantoonbaar in het eigen leertraject. De docent heeft de relevante cursussen gevolgd.
2
2. Criteria startkwalificatie Praktisch Klinisch Onderwijs Categorie Communiceren
Kennis Begeleiding onder supervisie De docent is op de hoogte van zijn/haar sterke punten en ontwikkelpunten op het gebied van de dagelijkse begeleiding van co-assistenten. De docent is op de hoogte van de inhoud van de relevante curricula. De docent is op de hoogte van de doelen van de co-schappen. De docent is op de hoogte van de doelen van de dagelijkse begeleiding. De docent kent de taken die van hem/haar verwacht worden op het gebied van de dagelijkse begeleiding. De docent is op de hoogte van de persoonlijke leerdoelen van de co-assistent. De docent kent de verwachtingen van zichzelf en van studenten over doel en uitvoering van de begeleiding en de invloed die dit heeft op het welslagen van de begeleiding. De docent weet wat KKB’s zijn.
Professionele focus
Zelfreflectie De docent weet wat er onder zelfreflectie verstaan wordt.
Vaardigheden Begeleiding onder supervisie De docent maakt zijn/ haar verwachtingen van de co-assistent duidelijk kenbaar. De docent identificeert voor een co-assistent relevante onderwijsmomenten De docent biedt de co-assistent de mogelijkheden om voor de opleiding relevante zaken te leren De docent bereidt met de co-assistent de visite voor De docent bespreekt met co-assistent de visite na in het licht van de voor de opleiding relevante punten De docent weet op juiste wijze vorm te geven aan zijn functie als rolmodel De docent bespreekt op adequate wijze de status met de co-assistent door en besteedt daarbij aandacht aan voor de opleiding relevante punten De docent observeert de co-assistent en is in staat om volgens de regels feedback te geven; zowel op inhoud, vaardigheid als professioneel gedrag. De docent kan in zijn begeleiding op adequate wijze gebruik maken van KKB’s De docent is in staat op om juiste wijze begeleidingsgesprekken te voeren met de coassistent. De docent is in staat om met lastige situaties in begeleiding om te gaan. De docent is in staat om op basis van zijn/ haar ervaringen aandachtspunten voor een volgende uitvoering te formuleren. De docent geeft aandachtspunten voor de stage als geheel of voor specifieke onderdelen door aan de stagecoördinator of opleider van de afdeling. Zelfreflectie De docent houdt de eigen vakkennis up to date en vult ervaren kennis- of vaardigheidslacunes aan. De docent bekijkt wat goed en minder goed ging in zijn/ haar rol als begeleider. De docent werkt aan zijn/haar ontwikkelpunten op het gebied van de begeleiding.
Onderwijsontwikkeling De docent is goed op de hoogte van de relevante vakinhoud voor het onderwijs. De docent is op de hoogte van de evaluatieprocedure.
Onderwijsontwikkeling De docent brengt inhoudelijke juiste informatie over het vakgebied over. De docent neemt verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs waarbij hij/zij betrokken is door verbetervoorstellen/ aandachtspunten door te geven.
Zelfontwikkeling De docent is op de hoogte van de taken die op het gebied van onderwijs de komende periode verwacht worden. De docent is op de hoogte van voor hem/haar relevante onderwijscompetenties. De docent is op de hoogte van het cursusaanbod op het gebied van onderwijs.
Zelfontwikkeling De docent is in staat om onderwijstaken naast de overige taken uit te voeren. De docent betrekt onderwijscompetenties aantoonbaar in het eigen leertraject. De docent heeft de relevante cursussen gevolgd.
3
3. Criteria basiskwalificatie Theoretisch onderwijs VW: de docent is in het bezit van een startkwalificatie Theoretisch Onderwijs Categorie Communiceren
Kennis Begeleiding De docent kan uitleggen welke functie het responsiecollege vervult binnen de onderwijsaanpak van een blok. De docent kan kort uitleggen welke basale aspecten van het communicatieproces belangrijk zijn voor het geven van een responsiecollege. Hetzelfde geldt voor enkele regels bij het geven van feedback.
Vaardigheden Begeleiding De docent kan adequaat en zelfstandig werkgroepen en practica begeleiden. De docent kan een responsiecollege voorbereiden. De docent is in staat om op adequate wijze een responsiecollege op te starten. De docent is in staat op juiste wijze een responsiecollege te geven. De docent is in staat om op adequate wijze om te gaan met inhoudelijke vragen van studenten; hij/zij kan een goede afweging maken tussen uitleggen, doorvragen, voorleggen aan anderen etc. De docent brengt de juiste informatie over het vakgebied in. De docent is in staat om met lastige situaties tijdens responsiecolleges om te gaan. De docent is in staat om op basis van zijn/ haar ervaringen met het onderwijs aandachtspunten voor een volgende uitvoering te formuleren De docent brengt relevante praktijkvoorbeelden in zijn/haar onderwijs in. De docent houdt zich in zijn/haar onderwijs aan de doelen van het betreffende onderwijsmoment. De docent waarborgt dat de studenten voldoende leermomenten hebben. Toetsing De docent informeert de blokcoördinator over onprofessioneel gedrag van individuele studenten.
Toetsing -
Professionele focus
Onderwijsontwikkeling onder supervisie De docent kent de in het curriculum gehanteerde uitgangspunten, doelen en werkwijze. De docent is op de hoogte van de opbouw van de opbouw en de globale inhoud van het onderwijsprogramma. De docent kent de in het curriculum gehanteerde evaluatieprocedure en kent de resultaten van de meest recente evaluatie van het blok waarin hij/zij optreedt. De docent is op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen in het curriculum. De docent is goed op de hoogte van de relevante vakinhoud voor het onderwijs. De docent is op de hoogte van de evaluatieprocedure. Zelfreflectie -
4
Onderwijsontwikkeling onder supervisie De docent kan, op basis van de in het curriculum gehanteerde uitgangspunten, doelen en werkwijze, onderwijs en de bijbehorende onderwijsmaterialen (onder andere werkgroepopdrachten en zelfstudie-opdrachten) ontwikkelen. De docent kan de doelgerichtheid van de werkgroepen en zelfstudie-opdrachten waarborgen, deze middelen afstemmen op de plaats in het onderwijsprogramma en de voorkennis van de studenten. De docent kan zelfstudie-opdrachten, werkgroepopdrachten e.d. aanpassen o.b.v. evaluatieresultaten en ontwikkelingen in het curriculum. De docent neemt verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het blok waarbij hij/zij betrokken is door verbetervoorstellen/ door te geven.
Zelfreflectie De docent bekijkt wat goed en minder goed ging in zijn/ haar rol als docent.
De docent werkt aan zijn/haar ontwikkelpunten op het gebied van het onderwijs. Onderwijsontwikkeling onder supervisie Zie boven.
Onderwijsontwikkeling onder supervisie Zie boven. De docent neemt verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het blok waarbij hij/zij betrokken is door verbetervoorstellen/ door te geven.
Toetsing/beoordeling De docent is op de hoogte van de regels omtrent toetsing geldend voor het blok.
Toetsing/beoordeling De docent kijkt op juiste wijze de hem/haar toegewezen onderdelen van de toets na. De docent informeert de blokcoördinator over onprofessioneel gedrag van individuele studenten.
Onderwijsuitvoering De docent is op de hoogte van de doelen van het onderwijs wat hij/zij uitvoert.
Onderwijsuitvoering De docent houdt zich in zijn/haar onderwijs aan de doelen van het betreffende onderwijsmoment. De docent waarborgt dat de studenten voldoende leermomenten hebben.
Zelfontwikkeling De docent is op de hoogte van de taken die op het gebied van onderwijs de komende periode verwacht worden. De docent is op de hoogte van voor hem/haar relevante onderwijscompetenties. De docent is op de hoogte van het cursusaanbod op het gebied van onderwijs.
Zelfontwikkeling De docent is in staat om onderwijstaken naast de overige taken uit te voeren. De docent betrekt onderwijscompetenties aantoonbaar in het eigen leertraject. De docent heeft de relevante cursussen gevolgd.
5
4. Criteria basiskwalificatie Praktisch Klinisch Onderwijs VW: de docent is in het bezit van een startkwalificatie Praktisch Klinisch Onderwijs Categorie Communiceren
Kennis Begeleiding De docent is op de hoogte van de doelen en de opzet van het portfolio. De docent kent de rol van het portfolio in de begeleiding.
Vaardigheden Begeleiding De docent is in staat om de student zelfstandig op adequate wijze te begeleiden (zie criteria voor startkwalificatie). De docent kan in zijn begeleiding op adequate wijze gebruik maken van een portfolio De docent is in staat om in de dagelijkse klinische praktijk aandacht te besteden aan de onderwijsdoelen. De docent waarborgt dat de co-assistenten voldoende leermomenten hebben.
Professionele focus
Toetsing -
Toetsing De docent informeert de stagecoördinator over het functioneren van de co-assistent.
Onderwijsontwikkeling De docent is op de hoogte van de evaluatiegegevens en de wetenschappelijke ontwikkelingen op het vakgebied.
Onderwijsontwikkeling De docent geeft aandachtspunten voor de stage als geheel of voor specifieke onderdelen door aan de stagecoördinator of opleider van de afdeling. De docent overlegt met mededocenten en opleider over het verbeteren van onderwijs/ begeleiding
Zelfreflectie -
Zelfreflectie De docent bekijkt wat goed en minder goed ging in zijn/ haar rol als docent. De docent werkt aan zijn/haar ontwikkelpunten op het gebied van het onderwijs.
Onderwijsontwikkeling De docent is op de hoogte van de evaluatiegegevens en de wetenschappelijke ontwikkelingen op het vakgebied.
Onderwijsontwikkeling Verbeteren van onderwijs/ begeleiding onder supervisie o.b.v. wetenschappelijke ontwikkelingen en evaluatie De docent neemt verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het blok waarbij hij/zij betrokken is door verbetervoorstellen/ door te geven.
Toetsing/beoordeling De docent is op de hoogte van de regels omtrent toetsing geldend voor de stage.
Toetsing/beoordeling De docent vormt zich op basis van de toetscriteria van de stage een beeld van de coassistent. De docent informeert de stagecoördinator over het functioneren van de co-assistent aan de hand van de criteria en voorbeelden uit de praktijk.
Onderwijsuitvoering De docent is op de hoogte van de doelen van stage.
Onderwijsuitvoering De docent weet in de dagelijkse klinische praktijk aandacht te besteden aan de onderwijsdoelstellingen van de stage. De docent waarborgt dat de studenten voldoende leermomenten hebben.
6
Zelfontwikkeling De docent is op de hoogte van de taken die op het gebied van onderwijs de komende periode verwacht worden. De docent is op de hoogte van voor hem/haar relevante onderwijscompetenties. De docent is op de hoogte van het cursusaanbod op het gebied van onderwijs.
7
Zelfontwikkeling De docent is in staat om onderwijstaken naast de overige taken uit te voeren. De docent betrekt onderwijscompetenties aantoonbaar in het eigen leertraject. De docent heeft de relevante cursussen gevolgd.
5. Criteria basis kwalificatie Onderzoeksstages Categorie Communiceren
Professionele focus
Kennis Begeleiding onder supervisie De docent is op de hoogte van de inhoud, uitgangspunten, doelen en werkwijze van de relevante curricula. De docent is op de hoogte van de rol die de docent heeft bij het begeleiden van onderzoeksstages. De docent is op de hoogte van zijn/haar sterke punten en ontwikkelpunten op het gebied van begeleiden van onderzoeksstages. De docent is op de hoogte van de doelen van de onderzoeksstage. De docent kent de verwachtingen van zichzelf en van studenten over doel en uitvoering van de onderzoeksstage. De docent is op de hoogte van de persoonlijke leerdoelen van de student.
Vaardigheden Begeleiding onder supervisie De docent maakt zijn/ haar verwachtingen van de student duidelijk kenbaar. De docent identificeert voor een student relevante onderwijsmomenten tijdens de onderzoeksstage. De docent biedt de student de mogelijkheden om voor de opleiding relevante zaken te leren De docent weet op juiste wijze vorm te geven aan zijn functie als rolmodel De docent bespreekt structureel met de student de voortgang in de onderzoeksstage en stelt daarbij voor de opleiding relevante leerpunten aan de orde. De docent observeert de student en is in staat om volgens de regels feedback te geven; zowel op inhoud, vaardigheid als professioneel gedrag. De docent is in staat om met lastige situaties in begeleiding om te gaan.
Beoordeling De docent is op de hoogte van de gehanteerde beoordelingscriteria.
Beoordeling De docent informeert de eindverantwoordelijke voor de stage over het functioneren van de student en maakt daarbij gebruik van duidelijke voorbeelden die aansluiten bij de beoordelingscriteria.
Evaluatie De docent is op de hoogte van de kwaliteitseisen die aan onderzoeksstages gesteld worden. De docent is op de hoogte van de evaluatieprocedure.
Evaluatie De docent is in staat om op basis van zijn/ haar ervaringen aandachtspunten voor een volgende uitvoering te formuleren. De docent geeft aandachtspunten voor de stage als geheel of voor specifieke onderdelen door aan de stagecoördinator van de afdeling. Zelfreflectie De docent bekijkt wat goed en minder goed ging in zijn/ haar rol als begeleider. De docent werkt aan zijn/haar ontwikkelpunten op het gebied van de begeleiding. De docent houdt de eigen vakkennis up to date en vult ervaren kennis- of vaardigheidslacunes aan.
Zelfreflectie De docent weet wat er onder zelfreflectie verstaan wordt.
Stage-onwikkeling De docent is goed op de hoogte van de relevante vakinhoud voor de stage. De docent is op de hoogte van de evaluatieprocedure.
Zelfontwikkeling De docent is op de hoogte van de taken die op het gebied van onderwijs de komende periode verwacht worden. De docent is op de hoogte van voor hem/haar relevante onderwijscompetenties. De docent is op de hoogte van het cursusaanbod op het gebied van onderwijs.
8
Stageontwikkeling De docent brengt inhoudelijke juiste informatie over het vakgebied over. De docent neemt verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de stage waarbij hij/zij betrokken is door verbetervoorstellen/ aandachtspunten door te geven. Zelfontwikkeling De docent is in staat om onderwijstaken naast de overige taken uit te voeren. De docent betrekt onderwijscompetenties aantoonbaar in het eigen leertraject. De docent heeft de relevante cursussen gevolgd.
6. Criteria uitgebreide kwalificatie Theoretisch Onderwijs VW: de docent is in het bezit van een basiskwalificatie Theoretisch Onderwijs Categorie Communiceren
Kennis Begeleiding De docent kan uitleggen welke functie het hoorcollege vervult binnen de onderwijsaanpak van een blok.
Vaardigheden Begeleiding De docent kan adequaat en zelfstandig werkgroepen, practica en responsiecolleges begeleiden De docent is in staat om op adequate wijze een hoorcollege voor te bereiden; hij/zij sluit daarbij aan bij de voorkennis van de studenten en de plek van het college in het blok. De docent gebruikt het hoorcollege volgens de onderwijskundige uitgangspunten van het curriculum. De docent is in staat om op duidelijke en begrijpende wijze de stof van het hoorcollege over te brengen op de studenten. De docent is in staat om op adequate wijze om te gaan met inhoudelijke vragen van studenten; hij/zij kan een goede afweging maken tussen uitleggen, doorvragen, voorleggen aan anderen etc. De docent brengt de juiste informatie over het vakgebied in. De docent is in staat om op basis van zijn/ haar ervaringen met het hoorcollege aandachtspunten voor een volgende uitvoering te formuleren
Professionele focus
Onderwijsontwikkeling -
Onderwijsontwikkeling De docent ontwikkelt en verbetert zelfstandig onderwijs voor een blok.
Zelfreflectie -
Zelfreflectie De docent bekijkt wat goed en minder goed ging in zijn/ haar rol als docent. De docent werkt aan zijn/haar ontwikkelpunten op het gebied van het onderwijs.
Onderwijsontwikkeling De docent is op de hoogte van de evaluatiegegevens van het blok. De docent is op de hoogte van nieuwe onderwijskundige inzichten. De docent is op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen in het vakgebied.
Onderwijsontwikkeling De docent past onderwijs aan op basis van de evaluatiegegevens. De docent past onderwijs aan op basis van nieuwe onderwijskundige inzichten. De docent past onderwijs aan op basis van recente ontwikkelingen in het vakgebied.
Toetsing De docent is op de hoogte van de mogelijkheden tot kwaliteitswaarborging van toetsen.
Toetsing De docent is in staat om, uitgaande van de toetsmatrix van het blok, toetsopgaven te maken die valide en betrouwbaar zijn. De docent heeft een goed beeld van zijn competenties op het gebied van toetsing en van wat hij verder wil ontwikkelen. De docent is in staat collega's te ondersteunen bij verbetering van toetsopgaven. De docent is in staat om de toets- en itemanalyse op een adequate wijze te hanteren en een onderbouwd oordeel te formuleren over de kwaliteit van (de
9
items van) een toets.
Relatie tot anderen
Leidinggeven
Zelfontwikkeling De docent is op de hoogte van de taken die op het gebied van onderwijs de komende periode verwacht worden. De docent is op de hoogte van voor hem/haar relevante onderwijscompetenties. De docent is op de hoogte van het cursusaanbod op het gebied van onderwijs. Samenwerken De docent weet welke andere docenten betrokken zijn bij het onderwijs dat hij/zij geeft. De docent is bekend met de visie en mogelijkheden van de afdeling op het gebied van onderwijs. De docent is op de hoogte van de externe ontwikkelingen op het gebied van onderwijs binnen zijn vakgebied. De docent is op de hoogte van externe mogelijkheden voor onderwijs binnen zijn vakgebied.
Begeleiden mededocenten De docent is bekend met de verschillende soorten van begeleiding van mededocenten. De docent weet de verschillen tussen de verschillende methoden van begeleiding. De docent weet wanneer hij/zij welke methode van begeleiding in moet zetten. De docent is bekend met zijn eigen sterke en ontwikkelpunten in de begeleiding van mededocenten. Coördinatie De docent is op de hoogte van de werkzaamheden, die horen bij het coördineren van een blok De docent is op de hoogte van de voor een coördinator relevante procedures binnen het onderwijs oa. evaluatie, doorgeven van wijzigingen, blokboeken en rooster aanleveren, studiegidsteksten aanleveren etc. De docent kent de sterke en ontwikkelpunten van het blok
10
Zelfontwikkeling De docent is in staat om onderwijstaken naast de overige taken uit te voeren. De docent betrekt onderwijscompetenties aantoonbaar in het eigen leertraject. De docent heeft de relevante cursussen gevolgd.
Samenwerken De docent neemt initiatieven tot afstemming van het onderwijs met collega’s binnen en buiten het eigen vakgebied. De docent neemt initiatieven tot samenwerking cq. uitwisseling van ervaringen met docenten binnen en buiten het eigen vakgebied. De docent neemt initiatieven tot samenwerking met collega’s binnen en buiten het eigen vakgebied op het gebied van verbetering en ontwikkeling van onderwijs. De docent brengt de visie en mogelijkheden van de afdeling/ discipline in bij overleg over onderwijs. De docent onderhoudt de voor het onderwijs relevante externe contacten. De docent legt voor het onderwijs relevante externe contacten. Begeleiden van mededocenten De docent is in staat inzicht te krijgen in de ontwikkelpunten en/of ontwikkelwensen van mededocenten. De docent is in staat om mededocenten te begeleiding bij de bewustwording van eigen sterke en ontwikkelpunten. De docent hanteert in de begeleiding van mededocenten op adequate wijze de verschillende vormen van begeleiding. De docent streeft in de begeleiding aantoonbaar naar het vergroten van de zelfstandigheid van de mededocenten. Coördinatie De docent organiseert regelmatig overleg met blokdocenten. De docent coördineert het doorvoeren van voorgenomen verbeteringen in het blok. De docent levert tijdig rooster, blokboek, copyrightformulieren en toetsen bij OSZ aan. De docent vergaart zowel bij docenten als studenten en zowel voor, tijdens als na het blok informatie over het verloop (organisatorisch en inhoudelijk) van het blok. De docent stelt zich op de hoogte van eventuele problemen/ moeilijkheden bij of met individuele studenten binnen het blok en spreekt hem/ haar indien nodig hierop aan. De docent is bereikbaar voor docenten en studenten tijdens het blok. De docent coördineert de verwerking van de toets en zorgt daarbij voor het tijdig
aanleveren van de cijfers bij OSZ. De docent organiseert een inzage in de toets voor studenten. De docent coördineert het opstellen van de evaluatierapportage en zorgt er daarbij voor dat de rapportage tijdig bij de hiervoor verantwoordelijke commissie is.
11
7. Criteria uitgebreide kwalificatie Praktisch Klinisch Onderwijs VW: de docent is in het bezit van een basiskwalificatie Praktisch Klinisch Onderwijs Categorie Communiceren
Professionele focus
Relatie tot anderen
Kennis Begeleiding De docent is bekend met hetgeen professioneel gedrag in het kader van zijn/haar stage wil zeggen. De docent is op de hoogte van de regelingen rondom studenten, die onvoldoende professioneel gedrag laten zien.
Vaardigheden Begeleiding De docent spreekt studenten met onvoldoende professioneel gedrag hierop aan. De docent is in staat om met lastige situaties in de begeleiding van de student om te gaan. De docent is in staat om bij problemen in de interactie, waarbij de co-assistent betrokken is, indien nodig, als bemiddelaar op te treden.
Onderwijsontwikkeling -
Onderwijsontwikkeling De docent voert verbeteringen in de stage of in stageonderdelen door. De docent is in staat om het leerklimaat op de afdeling aantoonbaar te verbeteren. Zelfreflectie De docent bekijkt wat goed en minder goed ging in zijn/ haar rol als docent. De docent werkt aan zijn/haar ontwikkelpunten op het gebied van het onderwijs.
Zelfreflectie -
Onderwijsontwikkeling De docent is op de hoogte van de evaluatiegegevens van de stage. De docent is op de hoogte van nieuwe onderwijskundige inzichten. De docent is op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen in het vakgebied.
Onderwijsontwikkeling De docent past onderwijs/stage aan op basis van de evaluatiegegevens. De docent past onderwijs/stage aan op basis van nieuwe onderwijskundige inzichten. De docent past onderwijs/stage aan op basis van recente ontwikkelingen in het vakgebied.
Toetsing De docent is op de hoogte van de mogelijkheden tot kwaliteitswaarborging van de toetsing.
Toetsing De docent is in staat om valide en betrouwbaar te toetsen. De docent heeft een goed beeld van zijn competenties op het gebied van toetsing en van wat hij verder wil ontwikkelen. De docent is in staat collega's te ondersteunen bij verbetering van toetsing.
Zelfontwikkeling De docent is op de hoogte van de taken die op het gebied van onderwijs de komende periode verwacht worden. De docent is op de hoogte van voor hem/haar relevante onderwijscompetenties. De docent is op de hoogte van het cursusaanbod op het gebied van onderwijs. Samenwerken De docent weet welke docenten betrokken zijn bij de stage. De docent is bekend met de visie en mogelijkheden van de afdeling op
Zelfontwikkeling De docent is in staat om onderwijstaken naast de overige taken uit te voeren. De docent betrekt onderwijscompetenties aantoonbaar in het eigen leertraject. De docent heeft de relevante cursussen gevolgd.
12
Samenwerken De docent neemt initiatieven tot afstemming van het onderwijs/stageactiviteiten met collega’s binnen en buiten het eigen vakgebied.
het gebied van onderwijs. De docent is op de hoogte van de externe ontwikkelingen op het gebied van onderwijs binnen zijn vakgebied. De docent is op de hoogte van externe mogelijkheden voor onderwijs binnen zijn vakgebied.
Leidinggeven
Begeleiden mededocenten De docent is bekend met de verschillende soorten van begeleiding van mededocenten. De docent weet de verschillen tussen de verschillende methoden van begeleiding. De docent weet wanneer hij/zij welke methode van begeleiding in moet zetten. De docent is bekend met zijn eigen sterke en ontwikkelpunten in de begeleiding van mededocenten. Coördinatie De docent is op de hoogte van de werkzaamheden, die horen bij het coördineren van een stage of groot stageonderdeel. De docent is op de hoogte van de voor een coördinator van de stage of groot stageonderdeel relevante procedures binnen het onderwijs oa. evaluatie, doorgeven van wijzigingen etc. De docent kent de sterke en ontwikkelpunten van de stage.
13
De docent neemt initiatieven tot samenwerking cq. uitwisseling van ervaringen met docenten binnen en buiten het eigen vakgebied. De docent neemt initiatieven tot samenwerking met collega’s binnen en buiten het eigen vakgebied op het gebied van verbetering en ontwikkeling van onderwijs/ stage. De docent brengt de visie en mogelijkheden van de afdeling/ discipline in bij overleg over onderwijs/ stage. De docent onderhoudt de voor het onderwijs/stage relevante externe contacten. De docent legt voor het onderwijs/stage relevante externe contacten. Begeleiden van mededocenten De docent is in staat inzicht te krijgen in de ontwikkelpunten en/of ontwikkelwensen van mededocenten. De docent is in staat om mededocenten te begeleiding bij de bewustwording van eigen sterke en ontwikkelpunten. De docent hanteert in de begeleiding van mededocenten op adequate wijze de verschillende vormen van begeleiding. De docent streeft in de begeleiding aantoonbaar naar het vergroten van de zelfstandigheid van de mededocenten. Coördinatie De docent organiseert regelmatig overleg met docenten. De docent coördineert het doorvoeren van voorgenomen verbeteringen in de stage of op de afdeling. De docent levert tijdig informatie aan bij OSZ of de stagecoördinator. De docent vergaart zowel bij docenten als studenten informatie over het verloop (organisatorisch en inhoudelijk) van de stage. De docent stelt zich op de hoogte van eventuele problemen/ moeilijkheden bij of met individuele studenten en spreekt hem/ haar indien nodig hierop aan. De docent is bereikbaar voor docenten en studenten. De docent coördineert de verwerking van de toetsing en zorgt daarbij voor het tijdig aanleveren van de cijfers bij OSZ of de stagecoördinator. De docent coördineert het opstellen van de evaluatie voor de stage of zijn/haar afdeling en zorgt er daarbij voor dat de gegevens tijdig bij de hiervoor verantwoordelijke commissie of de stagecoördinator is.
8. Criteria uitgebreide kwalificatie Onderzoeksstage Categorie Communiceren
Kennis Begeleiding De docent is bekend met hetgeen professioneel gedrag in het kader van zijn/haar stage wil zeggen. De docent is op de hoogte van de regelingen rondom studenten, die onvoldoende professioneel gedrag laten zien.
Professionele focus
Zelfreflectie -
Stageontwikkeling De docent is op de hoogte van de evaluatiegegevens van de stage. De docent is op de hoogte van nieuwe onderwijskundige inzichten. De docent is op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen in het vakgebied. De docent is op de hoogte van relevante maatschappelijke ontwikkelingen.
Beoordeling De docent is op de hoogte van de mogelijkheden tot kwaliteitswaarborging van de toetsing/ beoordeling. De docent weet wat van hem/haar verwacht wordt als hij/zij als tweede beoordelaar moet optreden.
Relatie tot anderen
Zelfontwikkeling De docent is op de hoogte van de taken die op het gebied van onderwijs de komende periode verwacht worden. De docent is op de hoogte van voor hem/haar relevante onderwijscompetenties. De docent is op de hoogte van het cursusaanbod op het gebied van onderwijs. Samenwerken De docent weet welke docenten betrokken zijn bij de stages op zijn/haar vakgebied.
14
Vaardigheden Begeleiding De docent is in staat om de student zelfstandig op adequate wijze te begeleiden. De docent is in staat om in de dagelijkse klinische praktijk aandacht te besteden aan de onderwijsdoelen. De docent waarborgt dat de student voldoende leermomenten heeft. De docent spreekt studenten met onvoldoende professioneel gedrag hierop aan. De docent is in staat om met lastige situaties in de begeleiding van de student om te gaan. De docent is in staat om bij problemen in de interactie, waarbij de student betrokken is, indien nodig, als bemiddelaar op te treden. De docent plaatst de ervaringen van de student in de context van de ontwikkelingen in het vakgebied. Zelfreflectie De docent bekijkt wat goed en minder goed ging in zijn/ haar rol als docent. De docent werkt aan zijn/haar ontwikkelpunten op het gebied van het onderwijs. Stageontwikkeling De docent past onderwijs/stage aan op basis van de evaluatiegegevens. De docent past onderwijs/stage aan op basis van nieuwe onderwijskundige inzichten. De docent past onderwijs/stage aan op basis van recente ontwikkelingen in het vakgebied. De docent past stage aan op basis van maatschappelijke ontwikkelingen. De docent creëert een aanbod van relevante en goed beschreven onderzoeksstages, die passen bij de aandachtsgebieden van de afdeling. Beoordeling De docent is in staat om valide en betrouwbaar te beoordelen. De docent heeft een goed beeld van zijn competenties op het gebied van beoordelen en van wat hij verder wil ontwikkelen. De docent is in staat collega's te ondersteunen bij verbetering van toetsing. Zelfontwikkeling De docent is in staat om onderwijstaken naast de overige taken uit te voeren. De docent betrekt onderwijscompetenties aantoonbaar in het eigen leertraject. De docent heeft de relevante cursussen gevolgd.
Samenwerken De docent neemt initiatieven tot afstemming van stageactiviteiten met collega’s binnen en buiten het eigen vakgebied.
De docent is bekend met de visie en mogelijkheden van de afdeling op het gebied van onderzoeksstages. De docent is op de hoogte van de externe ontwikkelingen op het gebied van stages binnen zijn vakgebied. De docent is op de hoogte van externe mogelijkheden voor stages binnen zijn vakgebied.
Leidinggeven
Begeleiden van mededocenten De docent is bekend met de verschillende soorten van begeleiding van mededocenten. De docent weet de verschillen tussen de verschillende methoden van begeleiding. De docent weet wanneer hij/zij welke methode van begeleiding in moet zetten. De docent is bekend met zijn eigen sterke en ontwikkelpunten in de begeleiding van mededocenten. Coördinatie van stagebeleid De docent is op de hoogte van de werkzaamheden, die horen bij het coördineren van een stage. De docent is op de hoogte van de voor een coördinator van een stage relevante procedures binnen het onderwijs oa. evaluatie etc. De docent kent de sterke en ontwikkelpunten van de stage.
15
De docent neemt initiatieven tot samenwerking cq. uitwisseling van ervaringen met docenten binnen en buiten het eigen vakgebied. De docent neemt initiatieven tot samenwerking met collega’s binnen en buiten het eigen vakgebied op het gebied van verbetering en ontwikkeling van stageonderwijs. De docent brengt de visie en mogelijkheden van de afdeling/ discipline in bij overleg over onderzoeksstages. De docent onderhoudt de voor het onderzoeksstages van de afdeling relevante externe contacten. De docent legt voor de onderzoeksstages van de afdeling relevante externe contacten. Begeleiden van mededocenten De docent is in staat inzicht te krijgen in de ontwikkelpunten en/of ontwikkelwensen van mededocenten. De docent is in staat om mededocenten te begeleiding bij de bewustwording van eigen sterke en ontwikkelpunten. De docent hanteert in de begeleiding van mededocenten op adequate wijze de verschillende vormen van begeleiding. De docent streeft in de begeleiding aantoonbaar naar het vergroten van de zelfstandigheid van de mededocenten. Coördinatie van stagebeleid De docent organiseert regelmatig overleg met docenten betrokken bij de stages. De docent stimuleert medebegeleiders tot het formuleren van onderwerpen voor onderzoeksstages. De docent geeft medebegeleiders feedback op hun beschrijvingen van onderzoeksstages. De docent coördineert het doorvoeren van voorgenomen verbeteringen in het stagebeleid van de afdeling. De docent vergaart zowel bij begeleiders als studenten informatie over het verloop (organisatorisch en inhoudelijk) van de onderzoeksstage. De docent stelt zich op de hoogte van eventuele problemen/ moeilijkheden bij of met individuele studenten en spreekt hem/ haar indien nodig hierop aan. De docent is bereikbaar voor begeleiders en studenten. De docent coördineert de verwerking van de beoordeling en zorgt daarbij voor het tijdig aanleveren van de cijfers bij OSZ. De docent coördineert het opstellen van de evaluatie voor de stages van zijn/haar afdeling en zorgt er daarbij voor dat de gegevens tijdig bij de hiervoor verantwoordelijke commissie is.
9+10. Criteria volledige kwalificatie Theoretisch en Praktisch Klinisch Onderwijs Categorie Communiceren
Professionele focus
Relatie tot anderen
Kennis Begeleiding, beoordeling en onderwijsontwikkeling De docent bezit alle eerder genoemde kennis voor het optimaal uitvoeren van de onderwijstaken. Zelfreflectie -
Vaardigheden Begeleiding, beoordeling en onderwijsontwikkeling De docent is in staat alle onderwijstaken optimaal en zelfstandig uit te voeren.
Curriculumontwikkeling De docent kent de precieze opbouw van het curriculum. De docent is op de hoogte van procedures op het gebied van evaluatie en curriculumontwikkeling. De docent kent de bij curriculumontwikkeling betrokken gremia. De docent weet welke gegevens een goed beeld geven van de kwaliteit van het curriculum. De docent is op de hoogte van evaluatiegegevens. De docent is op de hoogte van nieuwe onderwijskundige inzichten. De docent is op de hoogte van voor de opleiding relevante maatschappelijke ontwikkelingen. De docent is op de hoogte van voor de opleiding relevante wetenschappelijke ontwikkelingen.
Curriculumontwikkeling De docent past curriculum of grotere opleidingsonderdelen aan op basis van de evaluatiegegevens of doet voorstellen hiertoe. De docent past curriculum of grotere curriculumonderdelen aan op basis van nieuwe onderwijskundige inzichten of doet voorstellen hiertoe. De docent past curriculum of grotere curriculumonderdelen aan op basis van recente ontwikkelingen in het vakgebied of doet voorstellen hiertoe. De docent past curriculum of grotere curriculumonderdelen aan op basis van maatschappelijke ontwikkelingen of doet voorstellen hiertoe.
Zelfontwikkeling De docent is op de hoogte van de taken die op het gebied van onderwijs de komende periode verwacht worden. De docent is op de hoogte van voor hem/haar relevante onderwijscompetenties. De docent is op de hoogte van het cursusaanbod op het gebied van onderwijs. Samenwerken De docent kent de contactpersonen voor de verschillende curriculumonderdelen. De docent is op de hoogte van de externe ontwikkelingen op het gebied van het (bio)medisch onderwijs. De docent kent vooraanstaande personen in het (bio)medisch onderwijs, ook buiten het UMC St Radboud
Zelfontwikkeling De docent is in staat om onderwijstaken naast de overige taken uit te voeren. De docent betrekt onderwijscompetenties aantoonbaar in het eigen leertraject. De docent heeft de relevante cursussen gevolgd.
16
Zelfreflectie De docent bekijkt wat goed en minder goed ging in zijn/ haar rol als docent. De docent werkt aan zijn/haar ontwikkelpunten op het gebied van het onderwijs.
Samenwerken De docent neemt initiatieven tot afstemming tussen en met verschillende betrokken afdelingen in het curriculum of grotere curriculumonderdelen. De docent neemt initiatieven tot samenwerking cq. uitwisseling van ervaringen tussen de verschillende afdelingen betrokken bij het curriculum of grotere curriculumonderdelen. De docent neemt initiatieven tot samenwerking met externe collega’s op het gebied van curriculumontwikkeling. De docent brengt de visie en mogelijkheden van het UMC in extern overleg over onderwijs. De docent onderhoudt de voor de curricula relevante externe contacten. De docent legt voor de curricula relevante externe contacten.
Leidinggeven
Begeleiding mededocenten De docent is op de hoogte van coachtechnieken. De docent is op de hoogte van zijn/haar sterke en zwakke punten op het gebied van coaching. De docent kent de inhoud van de verschillende cursussen, die op het gebied van de docentprofessionalisering gegeven worden.
Begeleiding mededocenten De docent treedt op als docent in minimaal één van de docentprofessionaliseringscursussen. De docent is in staat om adequaat om te gaan met lastige situaties in het begeleiden van mededocenten. De docent is in staat om mededocenten op complexe leerpunten te coachen.
Curriculumorganisatie/ ontwikkeling De docent kent zijn/haar leidinggevende taken op het gebied van de curriculumorganisatie of ontwikkeling. De docent kent de sterke- en de ontwikkelpunten van het curriculum of grotere curriculumonderdelen.
Curriculumorganisatie/ ontwikkeling De docent organiseert regelmatig overleg met coördinatoren. De docent coördineert het doorvoeren van voorgenomen verbeteringen in het curriculum of grotere curriculumonderdelen. De docent vergaart zowel bij studenten, docenten als coördinatoren informatie over het verloop (organisatorisch en inhoudelijk) van het curriculum of grotere curriculumonderdelen. De docent stelt zich op de hoogte van eventuele problemen/ moeilijkheden bij of met individuele coördinatoren en spreekt hem/ haar indien nodig hierop aan. De docent is bereikbaar voor coördinatoren.
17