landbouw-service Nu m m er 0 2 / 2 008
VOORWOORD De laatste tijd is er weer heel wat te doen geweest over de koopkracht van de gewone mens, de stijgende energie- en brandstofprijzen en de voedselprijzen. De vakbonden hebben acties gedaan en ook landbouwers en de transportsector kwam op straat. Vanuit UNIZO geven we ook input om een oplossing te bieden aan de stijgende brandstofprijzen en de zogenaamde verminderde koopkracht. Op Europees en federaal vlak bleek er alvast geen mogelijkheid te bestaan om BTW en accijnzen op energie en brandstof te verlagen. We werken echter wel verder aan een aantal initiatieven om het energieverbruik te beperken. In deze nieuwsbrief vindt U tevens tien actiepunten die direct geld kunnen opleveren. Daarnaast werkt Landbouw-Service ook samen met UNIZO aan de verlaging van de loonlast. Om een arbeider 1 € netto meer te kunnen laten verdienen, moet de werkgever 3 € ophoesten. Dit kan zo niet verder. Elke loonsopslag gaat voor een groot deel naar de schatkist, dus niet ten voordele van de arbeider zelf. Het interprofessioneel sociaal overleg van de tweede helft van 2008 en het sociaal overleg dat Landbouw-Service begin 2009 zal voeren met de vakbonden zal dan wellicht ook niet zo gemakkelijk verlopen. De landbouwer verdient het om goed zijn kost te verdienen ! Uit een beperkte enquête bij onze leden, blijkt dat 80 % van de loonwerkers de gestegen kosten (energie, brandstof, wisselstukken, loonkosten) niet kan doorrekenen aan de klanten. Ook dit kan zo niet verder. We kijken daarom alvast uit naar de internet-applicatie voor het berekenen van de kostprijzen in het loonwerk, die eind 2008 zal uitkomen. We hebben er alle belang bij dat de landbouwer goed zijn kost verdient. Alleen op die manier kunnen de sterk gestegen kosten van de loonwerker verder doorgerekend worden. Tenslotte nog dit: op donderdag 18 december 2008 organiseert LandbouwService een groot congres. Noteer deze dag alvast in uw agenda. Een uitnodiging mag u uiteraard in het najaar in uw bus verwachten.
J uli 2 0 0 8
INHOUDSTAFEL VOORWOORD
1
SOCIALE ACTUALITEITEN
2
Lonen voor arbeiders binnen het Paritair Comité 132
2
Werken met zelfstandigen of inschrijven als personeel?
2
Functieclassificatie
2
SECTORNIEUWS
4
Nieuwe bijdrage voor Vegaplan
4
Tien adviezen om het verbruik van uw tractoren te verminderen
5
Gebruik van gemerkte (rode) diesel
5
Leterme stelt doelstellingen biobrandstof in vraag
6
Vooruitzichten landbouwmarkten 2007-2014
6
Aantal landbouwbedrijven blijft dalen
6
Nederlandse loonwerkers
7
Hervorming suikermarkt
7
Modder op de weg
7
België wereldkampioen bij inzameling verpakkingsafval !
8
Voeding zonder pesticiden ?
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 1
9
Gewasbeschermingsverordening
10
Velt wil Roundup achter slot en grendel!
11
KHKempen start met nieuwe opleiding Landbouwmechanisatie 12 Mechanisatie
13
Verkoop landbouwmachines
13
Merendeel ongevallen met trekkers veroorzaakt door bestuurder trekker
14
ONKRUIDBESTRIJDING
15
Mechanische onkruidbestrijding: aandacht voor de fijne kneepjes 16 DOSSIER MEST
17
Enquête mestvervoer
17
Mestbank: druk van landbouw op waterkwaliteit blijft
17
Voortgangsrapport mestbeleid 2007: hoopgevend!
18
“Groenten verliezen vitaminen door mestinjectie”
19
PROFICIAT
Johan VAN BOSCH Algemeen Secretaris Landbouw-Service
[email protected]
4
Verplichte registratie bij het FAVV
Agrafiek-wedstrijd UITSMIJTERS
19 19 20
Tractor ‘reed’ honderd twintig kilometer per uur
20
Tractors vervangen door echte paardenkracht kan de voedselproductie betaalbaar houden
21
Tijdsgebrek is een plaag maar er valt iets aan te doen!
24
03-07-2008 16:04:56
SOCIALE ACTUALITEITEN
Lonen voor arbeiders binnen het Paritair Comité 132 Technische land- en tuinbouwwerken (132.000)
01/07/2008
Lonen Categorie 1A
7,78 €
Categorie 1B
9,49 €
Anciënniteit vanaf 5 jaar (+0,05 €)
9,54 €
Anciënniteit vanaf 10 jaar (+0,15 €)
9,64 €
Anciënniteit vanaf 15 jaar (+0,25 €)
9,74 €
Categorie 2
9,97 €
Anciënniteit vanaf 5 jaar (+0,05 €)
10,02 €
Anciënniteit vanaf 10 jaar (+0,15 €)
10,12 €
Anciënniteit vanaf 15 jaar (+0,25 €)
10,22 €
Categorie 3
10,49 €
Anciënniteit vanaf 5 jaar (+0,05 €)
10,54 €
Anciënniteit vanaf 10 jaar (+0,15 €)
10,64 €
Anciënniteit vanaf 15 jaar (+0,25 €)
10,74 €
Categorie 4
11,54 €
Anciënniteit vanaf 5 jaar (+0,05 €)
11,59 €
Anciënniteit vanaf 10 jaar (+0,15 €)
11,69 €
Anciënniteit vanaf 15 jaar (+0,25 €)
11,79 €
Categorie 5
12,68 €
Anciënniteit vanaf 5 jaar (+0,05 €)
12,73 €
Anciënniteit vanaf 10 jaar (+0,15 €)
12,83 €
Anciënniteit vanaf 15 jaar (+0,25 €)
12,93 €
Vergoedingen Vergoeding op verplaatsing:
14,15 €
Huisvestingsvergoeding
14,15 €
Scheidingsvergoeding per verplichte overnachting
7,66 €
Werken met zelfstandigen of ins Tijdens onze laatste informatievergaderingen van 2 en 4 juni 2008 gingen we dieper in op de problematiek van zwartwerk, werken met zelfstandigen en modaliteiten om mensen als personeel in te schrijven. Veel loonwerkers schakelen zelfstandigen in tijdens de drukke werkzaamheden. Op zich is dit niet verboden, toch moet u opletten voor schijnzelfstandigheid. Een zelfstandige moet immers voldoen aan volgende voorwaarden: • vrijheid van organisatie van het werk • vrijheid van organisatie van de werktijd • geen hiërarchische controle • belang van een goed contract (inclusief met betrekking tot het gebruik van de machine) • inschakeling van een schijnzelfstandige wordt aanzien als zwartwerk, met alle sancties tot gevolg (strafrechtelijk en geldboetes). Uit deze voorwaarden blijkt dat er een grote grijze zone is over de definitie van schijnzelfstandigen of zelfstandigen. We benadrukken dat er momenteel weer heel wat sociale inspecties de baan op gaan om te controleren hoe de vork in de steel zit.
Functieclassificatie In 2007 heeft Landbouw-Service een nieuwe CAO afgesloten met betrekking tot een nieuwe functieclassificatie. Deze nieuwe CAO is geldig vanaf 1 januari 2008, en dit voor onbepaalde duur. Belangrijk is de verwezenlijking van de categorie 1A. Dit zijn tijdelijke werknemers, die ingezet kunnen worden in de drukke periodes. Wat zijn de vereisten ? • Tewerkstellen via een schriftelijk dagcontract (tot maximum 25 dagcontracten op jaarbasis) • Aanmelden en afmelden via Dimona (zoniet worden deze arbeiders beschouwd als tewerkgesteld voor onbepaalde duur) Ingeval u de betrokken arbeider meer dan 25 dagen per jaar tewerkstelt, dan valt de arbeider vanaf de 26e dag onder de categorie 1B. Bij deze sommen we de functies nog eens op:
Nachtwerk - in de winteruurregeling (tussen 22u en 6u)
+20 %
- in de zomeruurregeling (tussen 23u en 7u)
+20 %
• 2 • Landbouw-service •
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 2
03-07-2008 16:04:56
SOCIALE ACTUALITEITEN DOSSIER MEST
of inschrijven als personeel? Is het dan zo moeilijk om mensen in te schrijven als werknemer ?
Occasioneel personeel (tot 25 dagen per jaar)?
De werkgeversverplichtingen zijn niet bijzonder zwaar: • DIMONA (In dienst – Uit dienst) • Aansluiting bij RSZ • Aansluiting bij kinderbijslagfonds • Aansluiting bij vakantiekas • Opstellen arbeidsovereenkomsten (als er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst is, wordt verondersteld dat de arbeider voltijds in dienst is voor onbepaalde duur, let hier mee op !) • Overhandiging arbeidsreglement • Aansluiting bij een Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk • Verzekering tegen arbeidsongevallen • DMFA indienen • Loonstrook/IR/fiche 281.10 Deze voorwaarden kunnen gemakkelijk volbracht worden door een sociaal secretariaat.
• Maak schriftelijke dagcontracten • Dagelijks in- en uitschrijven bij DIMONA (kan heel gemakkelijk via internet) • Contacteer uw sociaal secretariaat voor meer informatie.
En hoe zit het met het inschakelen van familieleden
?
• Het inschakelen van familieleden is enkel mogelijk bij werkgevers-natuurlijke personen, dus niet voor vennootschappen • Alleen bloed- en aanverwanten tot in de tweede graad mogen ingeschakeld worden: (groot)ouders, (klein)kinderen, ooms en tantes, broers en zussen. Zij mogen dan officieel vrijwillig en onbezoldigd werken. Uiteraard staat het u vrij om familieleden in te schrijven als werknemers en hen daarvoor een loon uit te betalen. • Let wel op: bij overtreding op deze regel wordt het inschakelen van familieleden beschouwd als zwartwerk, met alle sancties tot gevolg (strafrechtelijk en geldboetes).
CATEGORIE 1: Ongeschoolden zonder ervaring
CATEGORIE 3
Categorie 1 A De tijdelijke werknemers die enkel bijspringen in drukke periodes, die werken op basis van schriftelijke dagcontracten en die aangemeld worden via Dimona. Deze werknemers werken maximum 25 dagen op jaarbasis in de sector. Het loon wordt afgestemd op de toegepaste lonen voor seizoensarbeid in de landbouwsector.
Arbeiders die technische functies uitoefenen; Arbeiders die over een zekere polyvalentie inzake besturen van machines en mechanisatie beschikken. Bijvoorbeeld: polyvalente chauffeurs, mecaniciens, ...
Categorie 1 B Nieuw aangeworven werknemers, ongeschoold en zonder ervaring, evenals de werknemers die niet ressorteren onder categorie 1A.
De werknemers die rechtstreeks ressorteren onder de verantwoordelijken categorie 5 en die zelf ook leiding geven. De werknemers die door de aard van de producten waarmee ze werken (bijvoorbeeld sproeistoffen, ...) een grote verantwoordelijkheid dragen voor hun collega’s enerzijds en voor de landbouwproducten anderzijds.
CATEGORIE 2 Hiertoe behoren de basismedewerkers met minimum één jaar ervaring. Zij beoefenen de job onder de verantwoordelijkheid van een teamleider of bedrijfsleider die de eindverantwoordelijkheid draagt. Ze zijn niet polyvalent inzetbaar en voeren steeds dezelfde functie uit.
CATEGORIE 4
CATEGORIE 5 Tot deze categorie behoren de verantwoordelijken. Deze werknemers kunnen volledig zelfstandig werken. Ze werken rechtstreeks onder de bedrijfsleiding en ze dragen de eindverantwoordelijkheid voor de opdrachten. Dit houdt in dat ze leiding geven over andere werknemers.
• 3 • Landbouw-service •
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 3
03-07-2008 16:04:56
SECTORNIEUWS
Verplichte registratie bij het FAVV Volgens het Koninklijk Besluit van 16 januari 2006 vallen loonwerkers in de primaire sector onder de activiteiten die het voorwerp uitmaken van een erkenning van het FAVV.
Wat is het FAVV? • Het FAVV is het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. Het heeft als doel te waken over de veiligheid van de voedselketen en de kwaliteit van ons voedsel, ter bescherming van de gezondheid van mens, dier en plant. • Het FAVV maakt deel uit van uw professioneel leven. Het treedt op als uw partner in zijn streven naar een groter consumentenvertrouwen en een correct concurrentievermogen van onze ondernemingen. • Het FAVV heeft alle bevoegdheden van de vroegere inspectie- en controlediensten overgenomen.
Wie moet een aangifte indienen? Elke operator (onderneming of natuurlijk persoon) die activiteiten uitoefent die onderworpen zijn aan de controle door het FAVV, moet een aangifte indienen. Elke operator doet één aangifte per vestigings-
eenheid. Zelfs als u op dit moment geen activiteit meer uitoefent, moet u uw aangifte indienen. De heffing 2008 is gebaseerd op de activiteiten uitgeoefend in 2007. Elke operator die zijn activiteiten heeft stopgezet in de loop van het jaar 2008 is de FAVV-heffing verschuldigd. Alle operatoren die in de loop van 2008 met hun activiteiten starten, moeten de aangifte eveneens indienen. In dergelijk geval moet enkel de activiteit aangeduid worden.
Wat moet er aangegeven worden? In de aangifte duidt u de sector waarin u bedrijvig bent en enkele detailgegevens over uw activiteiten aan. In de aangifte gaat het enkel om de activiteiten die onder de bevoegdheid van het FAVV vallen. U duidt enkel de hoofdactiviteit aan, dit wil zeggen diegene die het hoogste omzetcijfer oplevert.
Bent U reeds geregistreerd bij het
FAVV?
Alle operatoren die in België actief zijn in de voedselketen dienen gekend te zijn bij het Voedselagentschap, en dus geregi-
streerd. Voor de uitoefening van bepaalde activiteiten is tevens een toelating of een erkenning vereist. Het Koninklijk Besluit van 16 januari 2006 legt de procedures vast voor deze registraties, erkenningen en toelatingen. In de bijlagen van het Koninklijk Besluit vindt u de lijst met activiteiten die het voorwerp uitmaken van een erkenning, toelating of eenvoudige registratie. Deze lijsten zijn te consulteren op de pagina “favv > beroepssectoren > Erkenningen, toelatingen en registratie” van de website ewww.favv.be Voor een aantal categorieën van activiteiten werd in dit Koninklijk Besluit omwille van het verlaagd risico voor de veiligheid voorzien in uitzonderingen op de algemeen geldende regels van erkenning, toelating of registratie. Deze afwijkingen zijn opgenomen in de artikelen 2 en 3 van het KB. De aanvraag en de melding moeten voorafgaand aan het opstarten of hernemen van de activiteit plaatsvinden door middel van een eenvormig formulier (bijlage IV bij het KB) - terug te vinden op bovenvermelde webpagina. In de volgende nieuwsbrief komen we uitgebreid terug op de wijze waarop u zich moet registreren.
Nieuwe bijdrage voor Vegaplan Toen Landbouw-Service vier jaar geleden startte met het uitwerken van een IKKBhandboek en sectorgids voor de sector van aannemers van land- en tuinbouwwerken, werden er heel wat middelen geïnvesteerd om deze gidsen te realiseren. We verwachten dat de sectorgids zeer binnenkort officieel door het FAVV (Voedselagentschap) zal worden goedgekeurd. Zoals u weet moeten loonwerkers ook voldoen aan het Koninklijk Besluit Autocontrole: loonwerkers moeten een autocontrolesysteem met betrekking tot voedselveiligheid installeren. IKKB is een middel om u zo in orde te stellen ! Op 30 mei 2008 waren er reeds 389 loonwerkers erkend onder het IKKB-systeem van VEGAPLAN. Er moeten nog heel
wat loonwerkers volgen. Bovendien zijn er ook heel wat landbouwers die op beperkte schaal gaan werken bij buren, vrienden, familie… Strikt genomen zijn dit ook loonwerkers. Landbouw-Service houdt immers aan iedereen die landbouwwerkzaamheden verricht voor derden, valt onder de definitie van loonwerkers. Vanaf 1 juli 2008 werden de bijdragen voor VEGAPLAN gewijzigd: • Leden van Landbouw-Service betalen 30 euro per jaar voor het lidmaatschap bij VEGAPLAN (betaling geschiedt voor drie jaar tegelijk en wordt betaald via de certificatie-instelling) • Loonwerkers die geen lid zijn van Landbouw-Service betalen een bijdrage van 80 euro per jaar.
Daarnaast moeten ook nog de kosten van de audit gerekend worden. We herinneren u er aan dat het behalen van een IKKB-certificaat een middel is om in orde te zijn met de wetgeving. Het alternatief is om een autocontrolesysteem te maken op maat van uw bedrijf. Dit zou veel duurder uitkomen omdat u dan expertise moet gaan inhuren en ook de controles van het Voedselagentschap op uw bedrijf mag verwachten.
• 4 • Landbouw-service •
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 4
03-07-2008 16:04:56
SECTORNIEUWS
Tien adviezen om het verbruik van uw tractoren te verminderen Met de prijsverhoging van de petroleumproducten verwerft het brandstofverbruik een steeds groter aandeel in de gebruikskosten van de tractor. Momenteel maakt de fuel tot 45% van de kostprijs van de tractor uit. De verbruiksvermindering wordt aldus het belangrijkste element in het nastreven van een economisch gebruik van de tractor. Door de hierna gegeven 10 tips op te volgen kunt u rekenen op een besparing van minstens 10% op de brandstofkosten van uw tractoren.
1. 2. 3.
Gebruik nooit de grote tractor als de minder krachtige tractor het werk kan opknappen. Zie er op toe dat tractor en machine aan elkaar zijn aangepast.
kleine belasting en dus met een slecht rendement draait.
7. Bij trekkerwerken moet u het doorslip-
pen (of wegglijden) van de wielen zo veel mogelijk beperken door de tractor een maximale lastoverbrenging te verschaffen, door de brug systematisch voor de motor aan het werk te zetten, door de differentiëlen zo vroeg mogelijk te blokkeren, door voor banden met een lage bandendruk en eventueel belasting met water te kiezen en tenslotte indien nodig verzwaringsmassa’s te gebruiken.
Gebruik indien mogelijk gecombineerde werktuigen om het aantal machinegangen en bijgevolg ook de bedrijfstijd te verminderen.
4. Zet de motor van de tractor uit als deze niet gebruikt wordt.
5. 6.
Kies voor een zachte besturing, snel optrekken en nodeloos remmen veroorzaken slijtage en verspilling van brandstof. Gebruik zuinige trekkervermogens voor alle werken waarbij de motor met
8.
Verlaag in tractie het motortoerental en selecteer een hogere versnelling. De motor zal aldus werken op een punt dat zich dichter bij het maximum koppel situeert en bijgevolg met een beter rendement.
9.
Zorg voor een regelmatig onderhoud van de luchtfilter en van het koelingssysteem.
10. Laat in de werkplaats de regeling van
de pomp, de drukopbouw van de druk van de brandstofverstuivers, de afstelling van de distributie en van de pomp en de regeling van de kleppen controleren.
Door naleving van deze enkele eenvoudige en essentiële regels is het mogelijk van het brandstofverbruik van uw tractoren aanzienlijk te verlagen. Om dit te controleren meet u uw huidig verbruik en vergelijkt deze waarde met deze opgetekend na nadat u deze onderhouds- en gebruiksrichtlijnen van de tractor hebt opgevolgd. Otto Oestges
Gebruik van gemerkte (rode) diesel In de vorige nieuwsbrief kwamen we reeds uitvoerig terug op het gebruik van gemerkte of witte diesel. Op 28 mei 2008 is er in het Belgisch Staatsblad een Ministerieel Besluit gepubliceerd waar duidelijk uit blijkt dat landbouwtractoren en machines steeds mogen rijden met rode (gemerkte) diesel (Ministerieel besluit van 6 mei 2008 tot wijziging van het ministerieel besluit van 27 oktober 2005 betreffende de belasting van energieproducten en elektriciteit – Belgisch Staatsblad van 28 mei 2008). We zetten alles nog eens op een rij:
mogen worden gebruikt voor werkzaamheden waarvoor geen recht op vrijstelling bestaat, op voorwaarde dat de gebruiker de accijnzen verband houdende met het verschil tussen de vrijstellingsgevallen en het gebruik voor industriële en commerciële doeleinden in de zin van artikel 420, § 4 van de wet voldoet op de wijze zoals bepaald in artikel 22ter van het ministerieel besluit van 14 mei 2004 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop.»
In dit Besluit is volgende bepaling opgenomen: «De land-, tuin- en bosbouwtractoren die worden gebruikt in de vrijstellingsgevallen bedoeld in artikel 429, 2, i) van de wet
In het verleden mochten tractoren en machines van loonwerkers enkel met rode diesel rijden als ze werden ingezet voor land- en tuinbouwwerken, bosbouwactiviteiten of activiteiten in verband met vis-
kwekerijen en dus geen vervoer voor derden deden. Volgens dit Besluit vallen alle landbouwmachines en alle landbouwvoertuigen die niet onderworpen zijn aan de periodieke controle nu onder de categorie die steeds met rode diesel mag rijden.
LET WEL OP UW SNELHEID Hoewel er misschien niet meer wordt gecontroleerd op witte of rode diesel, zijn de politiecontroles op de weg niet verminderd. Let daarbij vooral op uw snelheid !. Het aanhouden van de maximumsnelheid van 40 km/u (+ 10 %) is aan te raden. Rijdt U sneller, dan komen de bekende nadelen om de hoek kijken: tachograaf, witte diesel, eurovignet, jaarlijkse keuring, PVG van de aanhangwagen voldoet niet meer,…
• 5 • Landbouw-service •
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 5
03-07-2008 16:04:56
SECTORNIEUWS
Leterme stelt doelstellingen biobrandstof in vraag “We moeten bereid zijn de Europese doelstelling over het optrekken van het aandeel van de biobrandstoffen in het wegvervoer opnieuw tegen het licht te houden”. Dat heeft premier Yves Leterme verklaard na afloop van zijn eerste ontmoeting met voorzitter José Manuel Barroso van de Europese Commissie.
In het kader van de strijd tegen de klimaatverandering wil de Europese Unie dat 10 procent van het wegvervoer tegen 2020 door biobrandstoffen wordt aangedreven. De doelstelling komt steeds meer onder druk te staan, omdat deze brandstoffen in verband worden gebracht met de stijging van de voedselprijzen en milieuschade kunnen veroorzaken.
“Reeds als minister verantwoordelijk voor landbouw in de Vlaamse regering had ik ethische vragen bij het gebruik van voeding voor het aandrijven van voertuigen. Ik blijf daarbij”, zo verklaarde Leterme. De Belgische premier vindt dat “we er rustig over moeten nadenken, in samenspraak met onze Europese partners”.
Vooruitzichten landbouwmarkten 2007-2014 Begin april publiceerde de Europese Commissie haar vooruitzichten voor de landbouwmarkten voor de periode 2007-2014. Daarin voorspelt de Commissie positieve vooruitzichten voor de granen en een tamelijk positieve evolutie voor de meeste producten van dierlijke oorsprong. Verder voorspelt de Europese Commissie een stijging van het landbouwinkomen met 18,1% tussen 2006 en 2014. Hier ziet de Commissie grote verschillen tussen de lidstaten: voor de EU-15 ziet zij een stijging
van het landbouwinkomen met 7,1 %, voor de 10 nieuwe lidstaten toegetreden in 2004 een stijging met 31,2% en voor Roemenië en Bulgarije bijna een verdubbeling van het inkomen (87,6%). De Europese Commissie geeft wel toe dat de relatief gunstige vooruitzichten voor de landbouwsector in de komende jaren onderhevig kunnen zijn aan een aantal nu moeilijk in te schatten factoren, zoals het resultaat van de DOHA-ronde inzake de
liberalisering van de markten, de verdere evolutie van de energieprijzen, de wisselkoersen van de dollar tenopzichte van de euro, het toekomstig beleid inzake hernieuwbare energie, de problematiek van de klimaatsverandering en de ontwikkelingen op het vlak van GGO’s. Het volledige rapport (in het Engels) is beschikbaar op de website van de Europese Commissie: e http://ec.europa.eu/ agriculture/publi/caprep/prospects2007b/index_en.htm
Aantal landbouwbedrijven blijft dalen Het aantal landbouwbedrijven in België is vorig jaar met 3,7 procent gedaald in vergelijking met een jaar eerder. In 2007 waren er nog 48.013 landbouwbedrijven. In 2006 lag dat aantal op meer dan 49.800. Dat blijkt uit gegevens van de federale overheidsdienst Economie die woensdag bekendgemaakt zijn door minister van Landbouw Sabine Laruelle (MR). De daling is in Vlaanderen en Wallonië even groot. In 2007 was er een grote toename van de oppervlakte voor de teelt van koolzaad. Die steeg met 12,7 procent. Koolzaad wordt voornamelijk gebruikt voor de productie van biobrandstoffen. Uit de landbouwenquête van november 2007 blijkt echter een
stabilisering van de energiegewassen voor de productie van biobrandstof voor 2008. “Dat doet vermoeden dat de landbouwsector op dat vlak een afwachtende houding aanneemt”, zegt Laruelle. De oppervlakte voor de teelt van korrelmaïs steeg vorig jaar in België met 3,1 procent. Ook de oppervlakte voor bewaaraardappelen, met andere variëteiten dan “het bintje”, is in Vlaanderen met 5,7 procent gestegen. In Wallonië zelfs met 10 procent. Uit de landbouwenquête van november 2007 blijkt dat de oppervlakte ingezaaide winterteelten vorig jaar in België met 5,5 procent is toegenomen. Dat is het gevolg van de sterke Waalse groei van 10,2 pro-
cent. In Vlaanderen werd een daling van 3,4 procent opgetekend. “Dat komt omdat er in Wallonië tot nu toe veel meer braakland was dan in Vlaanderen”, zegt Laruelle. Door Europese maatregelen is het oppervlakte braakland vorig jaar in totaal met 10,8 procent gedaald. Wat betreft dieren in de landbouwsector is er een lichte daling genoteerd van de rundveestapel (-0,5 pct). “Net zoals de vorige jaren is er een afname van het aantal rundveebedrijven (-3,9 pct). De varkensstapel is vorig jaar in vergelijking met 2006 met 0,6 procent afgenomen. De pluimveestapel steeg in het Waals gewest met 10,6 pct, terwijl er in Vlaanderen een daling met 2,2 pct was.
• 6 • Landbouw-service •
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 6
03-07-2008 16:04:57
SECTORNIEUWS
Nederlandse loonwerkers 2007 was volgens cijfers van onze zusterorganisatie in Nederland Cumela een goed jaar voor de loonwerkers. Vooral loonwerkers met een grondverzet-
tak en/of actief in de civiele sector draaiden positieve cijfers. Bedrijven die enkel actief zijn in de akkerbouw en/of rundveehouderij komen, ondanks een gemiddelde omzet van
1,4 miljoen euro per bedrijf, nog net niet uit de rode cijfers. Ze verbeterden hun resultaat wel voor het vijfde achtereenvolgende jaar. De positieve lijn zette in 2003 in.
Hervorming suikermarkt Het Agentschap van Landbouw en Visserij, afdeling Markt- en Inkomensbeheer vraagt de aandacht van de loonwerkers, gevestigd in het Vlaamse Gewest, op wie de uitbetaling van het landbouwdeel van het suikerherstructureringsfonds van toepassing is. De betaling van deze steun heeft betrekking op alle loonwerkers die in 2007 zaaiof oogstwerkzaamheden hebben verricht voor bietenplanters die beschikten over een leveringsrecht aan een of meerdere fabrieken van de groepen ISCAL SUGAR en/of TIENSE SUIKERRAFFINADERIJ. Om de identificatie van alle betrokken loonwerkers te verzekeren, worden
ze gevraagd contact op te nemen met Landbouw-Service. Het aanvraagformulier voor toegang tot het herstructureringsfonds moet ingevuld worden teruggestuurd vóór 1 augustus 2008. De bietenplanters die in 2007 enkel voor eigen rekening zaai- en oogstwerkzaamheden verricht hebben, moeten zich niet melden bij Landbouw-Service. Het Agentschap voor Landbouw en Visserij zal instaan voor de betaling van het landbouwdeel van het herstructureringsfonds op basis van de inlichtingen die LandbouwService heeft ingewonnen. De betaling zal eind juni 2009 uitgevoerd worden.
Modder op de weg De landbouwers en loonwerkers in het Grimbergse zijn verontwaardigd door een brief die ze in de bus kregen van het gemeentebestuur. Daarin wordt hen eraan herinnerd dat als ze de openbare weg besmeuren, ze hiervoor boetes kunnen krijgen van 50 tot 250 euro met daarbovenop ook nog eens de kosten voor het opruimen. Het reglement waaraan de landbouwsector werd herinnerd, bestaat al langer. “We wilden hen er gewoon op wijzen dat het wel degelijk bestaat”, legt burgemeester Eddy Willems (CD&V) uit. “We hadden namelijk vastgesteld dat er heel wat modder op de straten lag. Het is ook niet zo dat we alleen maar de boeren viseren, voor de aannemers geldt dit evenzeer”. De boete varieert naar gelang de ernst tussen 50 en 250 euro met daarbovenop ook nog de opruimkosten. “Daarvoor wordt gemeentepersoneel gevorderd of een privé-firma ingeschakeld”, vervolgt Willems. “Het is gewoon allesbehalve prettig dat het fietspad of de weg vol modder ligt. Er zijn er die bij
wijze van spreken voetpad en al omploegen. Als het dan begint te regenen geeft dit zelfs aanleiding tot uiterst gevaarlijke toestanden. De mensen klagen daar dan ook over en moest er iemand daardoor uitglijden dan is de boer zelf ook aansprakelijk”. Eventuele boetes zullen uitgeschreven worden door de politie. “Zij zullen een vaststelling doen als het er vuil bijligt en een procesverbaal opmaken voor de betreffende boer. Hoe ze kunnen weten van wie de modder afkomstig is? Gewoon door het spoor van de modder te volgen tot het veld waar het begonnen is. Dan kom je meestal automatisch uit bij de verantwoordelijke. Ik hoop dat iedereen gewoon zijn ‘boel’ schoonhoudt en een borstel en een schop meeneemt. Dit jaar zijn er bij mijn weten nog geen boetes uitgeschreven. Vorig jaar is er een geval geweest op Paasdag en toen was het ook ronduit schandalig”. Bij de boeren zit de schrik er alvast in. “Niemand gaat zijn beklag doen want dan hebben we hier zeker meteen de politie ach-
ter ons om te controleren of er geen modder achterblijft”, zegt een van hen anoniem. “Als het echt vuil is, kuisen we het meteen op maar van een tractor valt nu eenmaal altijd iets af. Dan mogen we het ook nog niet in de goot borstelen maar moeten we het effectief opscheppen. De boeren hebben het nog niet moeilijk genoeg dat ze van zoiets een drama moeten maken”.
• 7 • Landbouw-service •
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 7
03-07-2008 16:04:57
SECTORNIEUWS
België wereldkampioen bij inzameling verpakkingsafval ! Door het sorteren en inzamelen van verpakkingsafval en dit sedert 1997 van de producten die ze gebruiken voor het behandelen van hun gewassen. België is één van de honderd landen die een specifieke organisatie hebben voor de inzameling en verwerking van dit type aan verpakkingen en behaalt binnen deze groep een recordscore van meer dan 90% verwerking van de verpakkingen die in dezelfde periode op de markt werden gebracht. Gewoontes wijzigen De grootste verbruiker van plantbeschermingsmiddelen is uiteraard de landbouwsector. Inderdaad, gewassen moeten beschermd worden tegen verscheidene boosdoeners:insecten, onkruid, ziektes, e.d., dit zowel in het belang van de volksgezondheid (controle van de voedselketen) als voor de economie (kwalitatieve productie en een optimaal rendement per hectare zorgen voor een hogere productiviteit, wat leidt tot een opbrengst met kostenbeheersing per eenheid). Deze producten uit de fytofarmaceutische industrie worden op verschillende manieren verpakt. Nog niet zo lang geleden verbrandden de landbouwers deze productverpakkingen achter hun schuur. Praktijken die vaak schadelijk waren voor het milieu en tevens voor hun gezondheid. Vandaag zijn landbouwers en loonsproeiers heel milieubewust en herkennen de impact daarvan op het imago van de gehele landbouwsector. Net als Jan met de Pet - die zijn huishoudelijk afval scheidt naar papier, plastic en glas en dit vervolgens aanbiedt of naar het containerpark brengt - nemen ook de landbouwers en loonsproeiers vandaag actief deel aan de inzameling van de verpakkingen van plantbeschermingsmiddelen via het PhytofarRecover systeem. Een initiatief dat financieel gesteund wordt door de producenten en op logistiek vlak een gewaardeerde medewerking krijgt van de distributieketen.
Phytofar-Recover: de cijfers in België zijn indrukwekkend ! Phytofar-Recover is een vzw. opgericht in 1997 op initiatief van de fytofarmaceutische industrie. Afvalverwerking is een belangrijk thema geworden. Vanuit het oogpunt van de veiligheid, milieubescherming en gezondheid en het groeiend belang ervan is de afvalverwerking de hoofdspeler geworden. Phytofar-Recover staat in voor
de organisatie, het beheer en de financiering van de ophaling van de primaire (in rechtstreeks contact met het product) fytofarmaceutische verpakkingen, uitsluitend voor professioneel gebruik, ongeacht het volume of de productklasse van de inhoud waartoe ze behoren. Gespecialiseerde en erkende ondernemingen worden verantwoordelijk voor de terugname van deze verpakkingen. Het personeel ervan controleert de binnengebrachte verpakkingen en levert attesten af op naam van Phytofar-Recover. Het inzamel- en verwerkingssysteem van Phytofar-Recover verloopt in 3 stappen: • De verpakkingen worden onmiddellijk gespoeld na gebruik en tijdelijk opgeslagen op het bedrijf; • De inzameling van verpakkingen: de professionele land- en tuinbouwers en loonsproeiers brengen hun fracties lege verpakkingen naar één van de 200 inzamelpunten, in de ter beschikking gestelde Phytofar-Recover zakken voor het symbolische bedrag van € 1,- (dit is trouwens een verplichting in het kader van de IKKB Standaard en Sector-gids Primaire Plantaardige Productie en van de Aannemers Technische Land- en Tuinbouwwerken). • De verpakkingen worden na het transport verwerkt. Onder de landen die de inzameling en verwerking van dit type verpakkingen organiseert is België koploper met een recordscore van meer dan 80% verwerking van de verpakkingen die van 1998 tot 2001 op de markt werden gebracht en meer dan 90% voor de daaropvolgende jaren. Phytofar-Recover maakt van haar structuur voor de lege verpakkingen gebruik om bovendien de inzameling van vervallen of niet langer bruikbare producten te organiseren. Het gaat meerbepaald om producten
die niet meer vermarkt kunnen worden of een gebruiksverbod opliepen omdat hun erkenning door FOD Volksgezondheid werd ingetrokken of gewoonweg omdat de landbouwer deze producten niet langer gebruikt. Phytofar-Recover nam dit iniatief vrijwillig op zich in 1997 als antwoord op de bezorgdheid van de fytofarmaceutische industrie en op vraag van de landbouwgebruikers.
Waarom worden de lege
verpakkingen van gewasbeschermingsmiddelen ingezameld ?
De bewustwording van wat aangevangen met fyto verpakkingsafval (vnml. plastic bussen) kwam er eind de jaren 80 door de weigering van de containerparken. De organisatie kwam uiteindelijk in het zadel door toedoen van de ecotakswetgeving (Wet van 7 juli 1993 gewijzigd door de Wet van 14 juli 1997 en in 2003 voor de sector ingetrokken). Op basis van verantwoordelijkheid voor de leefomgeving zet Phytofar-Recover niet alleen door maar heeft ook dezelfde inzameling in het Groot Hertogdom Luxemburg aangevangen met hetzelfde doel en met dezelfde organisatie en fondsenwerving.
Hoe verloopt de inzameling en wat zijn de resultaten ? Van september tot eind november worden de lege verpakkingen in meer dan 200 inzamelpunten opgehaald. De lege verpakkingen, nauwkeurig gespoeld, worden verbrand. Deze verbranding gebeurt aan hoge temperatuur in een erkend verwerkingscentrum dat over een systeem beschikt voor het zuiveren van alle rookgassen met terugwinning van energie
• 8 • Landbouw-service •
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 8
03-07-2008 16:04:57
SECTORNIEUWS (de vrijgekomen calorieën worden omgezet in elektrische energie). • In 2001 werd 85 % van de verpakkingen die op de markt gebracht werden, ingezameld. • In 2005 zorgde de terugname van lege verpakkingen voor een inzameling en verwerking van 93% van de verpakkingen die op de markt gebracht werden. Dit is een stijging van 8% in 4 jaar. • In 2007, zamelde Phytofar-Recover - meer dan 600 ton lege verpakkingen van plantbeschermingsmiddelen; - en bijna 200 ton aan vervallen plantbeschermingsmiddelen in.
Bewuste acceptatie maar nog niet voor iedereen… Tegenover zo’n initiatief hangt uiteraard een prijskaartje. Momenteel wordt de actie
gefinancierd door 25 fytofarmaceutische ondernemingen (wat 99% uitmaakt van de bijdrage) en een 10-tal andere (biociden, stalhygiëne), sommige logistieke aspecten nemen de distributeurs voor hun rekening. Zij stellen hun infrastructuur (parking, e.d.) ter beschikking in functie van inzamelpunt. Momenteel vullen de landbouwers en loonsproeiers de zakken willekeurig met de productverpakkingen. Ze maken geen onderscheid tussen de bedrijven die de actie financieel steunen of diegenen die handig gebruik maken van de organisatie zonder bijdrage. Deze “piraatondernemingen” waaronder enkele zeldzame fytofarmaceutische bedrijven, maar ook ondernemingen uit andere sectoren die eveneens producten voor de landbouw aanleveren (vloeibare bladvoeding, in gelijkaardige bussen als de plantbeschermingsmiddelen, hygiënische reinigingsproducten voor stallen, zaden, enz.)
profiteren dus van het systeem (ophaling, transport, verwerking) zonder dit mee te financieren. De directie van Phytofar-Recover betreurt deze werkwijze. Jean-Marie Descamps,Voorzitter van de vereniging, licht toe: « we voeren momenteel sensibiliseringscampagnes naar de landbouwers om hen te informeren en ook om de laatste « slechte leerlingen » te bewegen het algemeen belang te dienen. Wij vertrouwen op het welslagen hiervan ».
ewww.phytofar.be (onder de rubriek: initiatieven)
Voeding zonder pesticiden ? residuen. De overheid heeft die, en zou ze vlot toegankelijk moeten maken voor het publiek. In dat verband is er in Nederland een interessant initiatief: op ewww.weetwatjeeet.nl kom je met enkele muisklikken te weten waar de groenten en het fruit het zuiverst zijn. Zou dat ook in dit land kunnen?
Velt, de vereniging voor ecologisch leven en tuinieren, pleit voor waakzaamheid en openheid inzake pesticidenresiduen, en beveelt producten uit biologische land- en tuinbouw aan als een zeker alternatief. In reactie op de studie van het Pesticide Action Network, waaruit blijkt dat in wijn vaak residuen van pesticiden zitten, verschijnen er in de Vlaamse media enkele sussende berichten. Niet alleen over wijn, ook over voeding in het algemeen. De redenering gaat als volgt: ‘De wettelijk toegelaten norm wordt zelden overschreden en zelfs als dat gebeurt is er geen gevaar voor de gezondheid, want die normen zijn heel streng.’ Dat alles onder de kop: ‘Pesticiden in voeding vormen geen gevaar!’ Je kan je afvragen wat dat doet bij de consument. Is die gerustgesteld en tevreden in het besef dat de landbouw- en voedingsindustrie goed voor hem of haar zorgt? Of reageert de consument misschien eerder berustend: ‘De ene studie zegt dit, de andere zegt dat,... wat doe ik eraan als gewone burger?’ Bij Velt weten we dat veel consumenten wel wakker liggen van dit thema, en we probe-
ren hun stem te laten horen. In de media, maar ook in lobbywerk met betrekking tot pesticiden. De eisen zijn onder andere de volgende: Het pesticidengebruik moet verder omlaag, ook in België, jammer genoeg nog bij de Europese koplopers op vlak van pesticidenconsumptie. De meest toxische stoffen moeten totaal verdwijnen. De combinatie- of “cocktail”effecten van pesticiden moet onderzocht worden en de normen moeten herbekeken en verstrengd worden indien nodig. Bijvoorbeeld voor de bescherming van kwetsbare groepen zoals (ongeboren) kinderen. Van groot belang is het consumentenrecht op open en eerlijke informatie. Zowel op vlak van toxicologische gegevens als de resultaten van de metingen naar pesticiden-
En dan is er natuurlijk bio! Uit zowat alle onderzoek blijkt dat voedsel uit de biologische land- en tuinbouw een prima alternatief is, er zitten geen pesticidenresiduen in. Vanuit haar missie ‘zich inzetten voor duurzame voedselproductie- en consumptie’ blijft Velt dan ook hameren op biovoeding uit de winkel, van bij de boer of uit eigen tuin.
• 9 • Landbouw-service •
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 9
03-07-2008 16:04:57
SECTORNIEUWS
Gewasbeschermingsverordening In de Raad van Landbouwministers van 23 en 24 juni in Luxemburg werd een politiek akkoord bereikt over de verordening van het Europees Parlement en de Landbouwraad voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen. In zones met eenzelfde klimaat zullen producten die in één land erkend zijn automatisch ook in andere lidstaten toegelaten zijn. De Europese Commissie heeft in juli 2006 een voorstel voor herziening van de gewasbeschermingrichtlijn gepresenteerd. De richtlijn wordt vervangen door een verordening die een classificatie kent van werkzame stoffen in vier klassen. Er worden basisstoffen, laag risicostoffen, normale stoffen en substitutiestoffen onderscheiden. In de verordening worden op Europees niveau de criteria ter beoordeling van de veiligheid van de toepasser, consument en milieu vastgelegd. Het gebruik van de stoffen mag geen schadelijk effect tot gevolg hebben voor mens en dier en geen onaanvaardbare invloed op het milieu.
Zonale indeling Nieuw is de introductie van een zonale toelating van gewasbeschermingsmiddelen in de lidstaten en de introductie van alternatieve toets voor toegelaten middelen gebaseerd op substitutiestoffen. De EU wordt ingedeeld in drie klimaatzones. België is ingedeeld in de centrale zone die loopt van het Verenigd Koninkrijk tot en met Polen. De lidstaten zelf blijven verantwoordelijk voor nationale toelating van gewasbeschermingsmiddelen, maar voor middelen gebaseerd op stoffen met een laag en normaal risicoprofiel wordt een zonale toelating met verplichte wederzijdse erkenning geïntroduceerd. Dat houdt in dat België een toelating van een ander land in dezelfde zone moet overnemen.
Voorlopige toelating De mogelijkheid voor een voorlopige toelating zou ook verdwijnen. De terugverdientijd voor de industrie zou hiermee worden ingekort. Toch zijn hierbij
nog wat discussies. Als de beoordeling voor goedkeuring van de werkzame stof na 30 maanden nog niet is afgerond mogen lidstaten een middel weer voor maximaal 3 jaar voorlopig toelaten, zo stelt Slovenië voor.
Dataprotectie De regels voor dataprotectie worden in het voorstel van vereenvoudigd. In het voorstel van Slovenië krijgen lidstaten ook de mogelijkheid om een informatieplicht van buren en waterbeheerders in te voeren. De coherentie tussen de Verordening en de Kaderrichtlijn over duurzaam gebruik van pesticiden is opgenomen in een schakelbepaling.
Top in Slovenië Het compromisvoorstel voor een nieuwe gewasbeschermingsverordening dat voorlag, werd besproken tijdens de Raad van Landbouwministers in mei 2008 in Slovenië. Enkele lidstaten en
de Commissie hadden echter voorbehouden bij bepaalde onderwerpen. Daardoor kon er geen politiek akkoord worden bereikt. Het compromisvoorstel dat voorlag, zou leiden tot een effectiever systeem voor de goedkeuring van werkzame stoffen. Ook zou er een zonale toelating van gewasbeschermingsmiddelen komen met verplichte wederzijdse erkenning. Tenslotte zouden de goedkeuringscriteria voor werkzame stoffen vastgelegd worden. Dit zou leiden tot een vermindering van de administratieve lasten. Hierbij werd uitgegaan van een hoog niveau van bescherming van mens, dier en milieu. Commissaris Vassiliou gaf aan dat volksgezondheid en de bescherming van de consument wat haar betreft voorop staan. Uiteindelijk werd de Verordening goedgekeurd tijdens de Landbouwraad van 23 en 24 juni 2008 in Luxemburg.
• 10 • Landbouw-service •
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 10
03-07-2008 16:04:58
SECTORNIEUWS
Velt wil Roundup achter slot en grendel! De vrolijke radioreclame voor het herbicide ‘Roundup’ leidt tot heel wat verontruste en verontwaardigde reacties. Zowel bij het brede publiek, bijvoorbeeld in het radioprogramma ‘Peeters en Pichal’, als bij de leden van Velt, de Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren. Velt stelt al lang dat dit herbicide niet zo onschuldig is als de fabrikant wil laten uitschijnen. Roundup zou dan ook niet vrij te grabbel mogen liggen in de winkelrekken. Beter is dat de klant er expliciet naar moet vragen, en dat de verkoper bij het overhandigen de nodige uitleg geeft en eventueel zelfs wijst op alternatieven. Er zijn wel degelijk alternatieven om tuinen, paden en stoepen, sier- en moestuinen milieuvriendelijk te beheren. Je moet ze om te beginnen ‘slim’ aanleggen. Eerst ‘alles doodspuiten’, een nog gangbare praktijk in Vlaanderen, hoeft echt niet. Sommige spontaan groeiende kruiden zijn best mooi, leer ze kennen en laat ze staan! Wat je echt weg wil, kan je aanpakken met een schoffel, een stevige borstel, een onkruidbrander,... Mensen die zonder sproeistoffen en kunstmest willen tuinieren kunnen vanaf mei meedoen aan de campagne ‘Op 1-2-3 naar een ecotuin’. Door aan hun tuin een bordje te hangen met de slogan ‘zonder is gezonder’ steunen ze Velt én de Vlaamse overheid om het gebruik van pesticiden terug te dringen. De afdelingen van Velt zullen deze campagne in de loop van mei voorstellen aan de regionale media. In juni volgt er een mediacampagne op Vlaams niveau. Mét een vrolijke, gezonde radiospot.
Advies aan Minister Laruelle Naar aanleiding van radioreclame voor het herbicide Roundup in april deed de Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren (Velt) het volgende voorstel: “Roundup zou niet vrij te grabbel mogen liggen in de winkelrekken. Beter is dat de klant er expliciet naar moet vragen, en dat de verkoper bij het overhandigen de nodige uitleg geeft en eventueel zelfs wijst op alternatieven.” Velt apprecieert de eerlijke en professionele standpuntinname van Minister Laruelle, die gisteren in de Kamer letterlijk beves-
tigde: “Een product aanbieden in de rekken kan pas indien het product in geen van de volgende gevaarscategorieën werd ingedeeld: heel giftig, giftig, corrosief, schadelijk, irriterend of sensibiliserend. Roundup en de meeste andere, glyfosaat bevattende producten werden als irriterend ingedeeld. Bijgevolg kunnen zij niet in de rekken van de supermarkten worden aangeboden.” Velt hoopt dat Minister Laruelle de wetgeving op korte termijn laat toepassen, zodat Roundup effectief achter slot en grendel gaat in supermarkten en tuincentra. Tuinieren zonder pesticiden en met compost in plaats van kunstmest is perfect haalbaar. Voorstanders van positieve actie kunnen dat demonstreren in hun buurt en via ewww.123ecotuin.be een tuinbordje ‘zonder is gezonder’ aanvragen. Velt is een actie begonnen om, met steun van de Vlaamse Overheid, vijfduizend dergelijke bordjes te verspreiden in Vlaanderen.
Parlementaire vraag Een gewasbeschermingsmiddel mag in de supermarkt aangeboden worden indien het niet in één van de gevarencategorieën werd ingedeeld. “Roundup en de meeste andere producten die glyfosaat bevatten, worden echter als ‘irriterend’ gecatalogeerd en dus mogen deze producten niet verkocht worden in warenhuizen”. Dat heeft federaal landbouwminister Sabine Laruelle geantwoord op een parlementaire vraag van Tinne Van der Straeten (Groen!), die hoopt dat de wetgeving op korte termijn wordt toegepast. Het groene kamerlid wil bij het begin van de lente niet langer om de oren geslagen worden met reclamespotjes voor Roundup, “waarin het middel steevast gepresenteerd wordt als milieuvriendelijk”. Van der Straeten wijst erop dat het middel courant verkrijgbaar is in de rekken met onkruidverdelgers. “Bovendien heb ik vernomen dat veel gemeenten het middel courant gebruiken voor hun plantsoendienst”. Op de website van Roundup benadrukt producent Monsanto de veiligheid van het product in kwestie. Glyfosaat, de werkzame stof in Roundup, blokkeert een bepaald enzym in het biochemisch proces waarmee de plant cyclische aminozuren aanmaakt. Het resultaat is dat de plant niet langer
zelf eiwitten kan produceren, en langzaam maar zeker afsterft. Dit specifieke enzyme komt niet voor bij mensen en zoogdieren, waardoor het dus ook weinig effect op hen kan hebben, zo luidt het. Van der Straeten maakt echter gewag van twee wetenschappelijke studies die de giftigheid van glyfosaat onder de aandacht brengen. “Zo is er al een tijdje de studie van de Universiteit van Pittsburgh, die wijst op de grote sterfte van amfibieën in buurten waar Roundup gebruikt wordt. Er is nog een andere studie die schade aantoont aan menselijke placentacellen, bij dosissen die tien keer lager liggen dan wat Monsanto als veilig beschouwt”. Voor Laruelle bestaat er geen discussie: Roundup werd ingedeeld in de gevarencategorie ‘irriterend’ en mag dus niet verkocht worden in de supermarkten. De minister voegt eraan toe dat dat een aantal middelen op basis van glyfosaat in geen enkele gevarencategorie voorkomen en dus wel in de winkelrekken mogen liggen. In totaal zijn in ons land overigens 49 bestrijdingsmiddelen die glyfosaat bevatten erkend. Voor geen enkel middel mag reclame gevoerd worden met vermelding van begrippen zoals ‘milieuvriendelijk’. Van der Straeten hoopt dat de minister de wetgeving zal laten toepassen. Dat geldt ook voor Velt, dat eerder dit jaar de verkoop van Roundup in supermarkten reeds aanklaagde. “Tuinieren zonder pesticiden en met compost in plaats van kunstmest is trouwens perfect haalbaar”, zegt directeur Jan Vannoppen. Minister Laruelle beaamt dat het “heel belangrijk is dat men een verschil maakt tussen de professionele gebruikers en de amateurs”. Binnenkort zal de wetgeving hierover wijzigen. Alle middelen zullen worden voorbehouden, hetzij aan beroepsgebruikers, hetzij aan gewone consumenten. Enkel de middelen voor deze tweede categorie zullen dan nog vrij mogen verkocht worden.
• 11 • Landbouw-service •
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 11
03-07-2008 16:04:58
ONKRUIDBESTRIJDING
Mechanische onkruidbestrijding: aandacht voor de fijne kneepjes Een geslaagde onkruidbestrijding is een absolute noodzaak voor een geslaagde teelt. Hoewel deze onkruidbestrijding nog in grote mate steunt op de inzet van herbiciden, wint de mechanische onkruidbestrijding meer en meer aan belang en wordt deze reeds courant toegepast in teelten als maïs en kolen. Voor een goed resultaat is evenwel een degelijke mechanisatie, een alerte aanpak en enige ervaring noodzakelijk. Een loonwerker kan deze meerwaarde bieden. In tegenstelling tot vorig jaar, kunnen landbouwers die hun percelen laten schoffelen in loonwerk dit jaar ook rekenen op de maximale subsidie van 250 € / ha. Hieromtrent rapporteerden we reeds in de vorige nieuwsbrief van Landbouwservice. In onderstaand artikel willen we een aantal richtlijnen en tips voor een geslaagde dienstverlening inzake mechanische onkruidbestrijding meegeven. Aandachtspunten aanleg perceel Een geslaagde mechanische onkruidbestrijding begint bij het klaarleggen van het perceel. Hiertoe dient het zaaibed vlak en voldoende fijn te zijn. Grotere en rechte percelen bieden een voordeel omdat er minder moet gekeerd worden. Ook het beperken van het aantal zaaimachines op de wendakker is in deze context een voordeel. Een egaal veld laat ook een gelijkmatiger opkomst toe waardoor sneller in het perceel kan worden geschoffeld of geëgd. Er moet immers kunnen gewerkt worden op hele kleine onkruiden. Ook dieper zaaien kan bijdragen tot een gewas dat steviger vast zit. Voor maïs spreken we over een zaaidiepte van ongeveer 5 cm. Dieper zaaien biedt ook meer mogelijkheden voor een volveldse egbeurt voor opkomst van het gewas. Omdat toch rekening moet gehouden worden met enige uitval, kan 5 à 10 % dikker worden gezaaid. Voor een vlot verloop van de werkzaamheden tijdens het seizoen moeten de werkbreedte van de zaaimachine en de schoffelmachine goed op elkaar afgestemd zijn. Wanneer bijvoorbeeld gezaaid wordt met een 12-rijige machine, kan geschoffeld worden met een schoffelmachine van 6 of 12 rijen. Wordt er gezaaid op 8 rijen, dan moet de schoffelmachine 4 of 8 rijen breed zijn. Een 6-rijige zaaimachine vereist steeds een 6-rijige schoffelmachine. Omwille van deze aandachtspunten bij zaai, is het aangewezen dat u de percelen die u schoffelt ook zelf kunt uitzaaien of om op zijn minst de klant hierop te wijzen.
Mechanisatie Mechanische onkruidbestrijding vraagt een specifieke mechanisatie. Absolute nood-
zaak hierbij zijn een wiedeg en een goed uitgeruste schoffelmachine. Op deze laatste worden bij voorkeur ook vingerwieders of torsiewieders aangebracht voor een extra werking in de rij. Ook de mogelijkheid tot aanaarden kan best voorzien worden. Bij grove grond en zeer jonge gewassen kunnen ook bladbeschermers een welkome aanvulling zijn. Ze zijn evenwel geen noodzaak. De wiedeg werkt rijonafhankelijk. Een breed toestel verhoogt de werkcapaciteit. Voor de schoffelmachine moet rekening worden gehouden met de zaaimachine zoals eerder aangehaald. Uitgaande van de huidige courante mechanisatie lijkt een werkbreedte van 8 rijen het meest handig. Mits een 8-rijige zaaimachine en
schoffelmachine en een 6m wiedeg hebben alle machines dezelfde werkbreedte, is een gecombineerde bewerking van de schoffelmachine en de wiedeg mogelijk en wordt een aanzienlijke capaciteit gehaald. Bredere wiedeggen zijn ook mogelijk. Een geslaagde onkruidbestrijding begint in de eerste plaats met een goede afstelling van de schoffelmachine. Hoe dichter bij de gewasrij geschoffeld kan worden, hoe kleiner het niet geschoffelde oppervlak is en hoe efficiënter de bewerking. Wanneer de schoffels links en rechts 10 cm naast de rij lopen, dan blijft een strook van 20 cm onbewerkt. Dit is een te grote oppervlakte waar onkruid kan blijven groeien. Bij aan-
• 12 • Landbouw-service •
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 12
03-07-2008 16:04:58
ONKRUIDBESTRIJDING aarden is een afstand van 7,5 cm tussen schoffel en gewasrij aanvaardbaar, maar voor andere werkzaamheden, zeker bij de eerste wiedbeurt, is 5 cm de na te streven afstand. Hoe dichter wordt geschoffeld, hoe efficiënter overigens de wiedeg of de vingerwieders in de rij werken. Op het vlak van onkruidbestrijding in de rij zijn naast de vingerwieder en de torsiewieder een aantal recente innovaties te vermelden. Deze zijn in principe geen noodzaak, maar kunnen dienst doen als extra verzekering voor het geval er iets mis loopt. Onder deze innovaties vallen onder andere de wiedharken (vb. Octopus Vanhoucke), die het onkruid d.m.v. metalen pinnen uit de rij wegduwen, of de Pneumat, die het kleine onkruid aan de basis wegblaast met perslucht. Ook een rijenbrander (o.a. Carré) kan zinvol zijn, vooral op percelen met zware grond waar vinger- en torsiewieders minder goed werken. De bevestiging van de machine op de tractor bepaalt in grote mate de nauwkeurigheid waarmee gewerkt kan worden. Hangt de schoffelmachine achteraan in de hef, dan is een stuurman nodig om voldoende dicht bij het gewas te kunnen rijden. Met enkel een stuurschijf kan niet nauwkeurig genoeg gewerkt worden. Vandaag zijn er ook goede systemen met camerabesturing op de markt. Een nieuwe ontwikkeling is aan de gang met de toepassing van RTKGPS. Het werk kan door één chauffeur uitgevoerd worden als de machine in de fronthef of onder (werktuigendrager) de tractor gemonteerd wordt. Dit heeft bovendien het voordeel dat de chauffeur maximaal zicht heeft op zijn werk en dat de schoffelbewerking kan gecombineerd worden met een wiedegbeurt. Indien men gebruik maakt van de fronthef moet men erop toezien dat de machine zo dicht mogelijk tegen de tractor hangt.
Tijdens de teelt De basis van een goede mechanische onkruidbestrijding is het werken op klein onkruid. Van het kiemen (witte draadjes stadium) tot het eerste blad, zijn de onkruiden het meest kwetsbaar en dus het
deg / aanaardend schoffelen Globaal zijn dus 5 à 6 bewerkingen nodig, zijnde 2 à 3 maal wiedeggen en 2 à 3 maal schoffelen. Met een wiedeg van 6 m moet men hierbij rekenen op 15 à 30 minuten per ha. Schoffelen met een 8-rijige machine neemt 0,5 à 1 u in beslag. In totaliteit betekent dit 4 à 5 u / ha.
Bedrijfsorganisatie
gemakkelijkst te bestrijden. Groter onkruid bewerkt moeilijker en groeit bovendien gemakkelijker terug. De mechanische onkruidbestrijding is niet in een vast schema te gieten, daar steeds met een aantal variabele factoren rekening moet gehouden worden. Bij het bepalen wanneer opnieuw moet gewied worden, houdt men rekening met de omstandigheden van het perceel, de toestand van het onkruid en het gewas, het weer en de beschikbare tijd. Het is belangrijk om steeds te anticiperen op slecht weer. Bij twijfel kan beter wel gereden worden om uitwassen tijdens langdurige regenperiodes te vermijden. De onkruidontwikkeling is vaak belangrijker dan de toestand van het gewas bij de afweging of een wiedbeurt noodzakelijk is. Als algemeen schema in maïs kan het volgende gelden: • Voor opkomst wiedeggen (hoge capaciteit mogelijk, geen schade aan het gewas) • 2 à 4 blad: wiedeg/schoffelmachine + vingerwieder/torsiewieder • 4 à 6 blad: wiedeg/schoffelmachine + vingerwieder/torsiewieder • Tot aan het sluiten van het gewas: wie-
Mechanische onkruidbestrijding vergt een voortdurende aandacht en beschikbaarheid vanaf de zaai tot het sluiten van het gewas. Vooral de eerste bewerkingen zijn kritisch. Daarom is een regelmatige observatie van het perceel noodzakelijk: hoe zit het met de onkruiddruk ? Hoe staat de maïs ? Hoe ligt de grond erbij ? Welk weer wordt voorspeld ? Hieromtrent zijn goede afspraken nodig met de klant-landbouwer. Een andere mogelijkheid is om dit in eigen handen te nemen en een totaal pakket (zaaien + mechanische onkruidbestrijding) aan de klant aan te bieden. Dit kost u enerzijds meer energie, anderzijds heeft u het resultaat meer in eigen handen.
Registreer uw diensten op www.onkruideruit.be Om het voor telers mogelijk te maken om in de buurt een geschikte loonwerker te vinden, heeft het Interprovinciaal Proefcentrum voor de Biologische Teelt (PCBT vzw) vorig jaar een online databank ontwikkeld. Hierin kunnen loonwerkers die mechanische onkruidbestrijding aanbieden, hun persoonlijke gegevens en de specifieke machines zelf invoeren. Telers kunnen in de databank zoeken op regio, teelt en type machine. Uitgebreidere uitleg kon u lezen in een vorige editie, maar voor meer info kan u steeds terecht bij PCBT. Meer info omtrent mechanische onkruidbestrijding of e www.onkruideruit. be: Freya Danckaert 051/27 32 51 freya.
[email protected] of Lieven Delanote 051/27 32 50 lieven.
[email protected]
Demoproject ‘Onkruid er uit’ medegefinancierd door de Europese Unie en de Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling van het departement Landbouw en Visserij. • 13 • Landbouw-service •
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 13
03-07-2008 16:04:58
SECTORNIEUWS
KHKempen start met nieuwe opleiding Landbouwmechanisatie De omzet in de landbouwmachinesector groeit nog steeds; bovendien worden de landbouwmachines en installaties alsmaar complexer. Ze worden steeds meer aangestuurd door computers en vragen een hogere technische opleiding van de gebruiker. Daardoor zijn heel wat bedrijven op zoek naar goed opgeleide mensen die in het werkveld van de landbouwmechanisatie en de landbouwtechniek hun mannetje kunnen staan. De KHKempen in Geel vond dit een meer dan voldoende reden om te starten met een opleiding Landbouwmechanisatie. De opleiding wordt vanaf volgend schooljaar aangeboden als specialisatie binnen de bachelor Agro- en Biotechnologie afstu-
deerrichting Landbouw. Al vanaf het eerste jaar van deze driejarige opleiding worden een aantal specifieke technische vakken in het lessenpakket opgenomen. De verdere specialisatie volgt in het tweede en het vierde jaar. Tijdens de opleiding zal gewerkt worden aan tal van competenties. Je verwerft een goede basiskennis in mechanica, elektronica, elektrotechniek, motortechniek en informatica. Technisch inzicht en vaardigheid zal je goed van pas komen! Niet alleen de kennis van de werking van allerlei landbouwmachines maar ook correct en verantwoord ermee kunnen werken is een belangrijk aandachtspunt binnen de opleiding. Naast de technische kennis krijg je een ruime landbouwkundige achtergrond mee van teelttechiek en melktechniek.
De KHKempen heeft ook de opleidingen binnen het studiegebied Biotechniek aangepast. Binnen, die driejarige opleiding kan je kiezen uit vijf afstudeerrichtingen, met enkele specialisaties. De afstudeerrichting Landbouw biedt je de keuze uit Akkerbouw, Intensieve veehouderij, Rundveehouderij en landbouwmechanisatie. Als je kiest voor Tuinbouw dan heb je de mogelijkheid om te specialiseren in Fruitteelt, Groenteteelt, Sierteelt en Tuinaanleg. De opleiding Biotechnologie profileert zich naar biotechniek en milieubeheer: via een keuzepakket specialiseer je vanaf het tweede jaar meer in de biotechnieken of in milieu-, natuurbeheer. Kies je voor Voedingsmiddelentechnologie dan ga je voor een opleiding in de voedingssector; alle processen voor de verwerking en de bewaring van voedingsmiddelen met de nodige kwaliteitszorg komen daar aan bod. De studenten Dierenzorg krijgen een opleiding in dierenartsassistentie; je wordt de perfecte assistent maar je kan ook aan de slag in een proefdiercentrum want een opleiding proefdierkunde zit vervat in het vakkenpakket.
Master in de Biowetenschappen De opleiding Master in de Bioweten schappen (Industrieel Ingenieur) behoort vanaf dit academiejaar tot het nieuwe departement Industriële en Biowetenschappen. De KHKempen biedt binnen de vierjarige opleiding twee mastertitels aan: master in de Biowetenschappen in Landbouwkunde of in Voedingsindustrie, In het nieuwe hogeronderwijlandschap begin je aan deze opleiding als academische bachelor in fr biowetenschappen (drie jaar). Het vierde jaar werk je dan af als master in de Biowetenschappen. Daarin zijn verschillende afstudeerrichtingen Plantaardige en dierlijke productie, Animallife, Natuur en milieu, Tuinbouwkunde en Voedingsmiddelentechnologie. Bachelors in de Agro- en biotechnologie kunnen via een schakelprogramma (een jaar) eveneens een masterjaar volgen, zodat ze met twee jaar extra eveneens een masterdiploma kunnen behalen.
• 14 • Landbouw-service •
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 14
03-07-2008 16:04:59
Mechanisatie
Verkoop landbouwmachines
De verkoop van landbouwmachines draait op volle toeren. De leveringstermijnen van nieuw aangekochte machines worden langer ten opzichte van vorige seizoenen. De belangrijkste redenen hiervoor zijn de toegenomen internationale vraag en de schaarste van de grondstoffen. De fabricanten verhogen hun productie, tenminste voor zover mogelijk. Het is zo dat de meeste fabricanten de afgelopen jaren hun productiecapaciteit hebben teruggeschroefd omwille van niet gevulde orderboekjes. Ook de toeleveranciers, bijvoorbeeld van hydraulische componenten, kampen met dezelfde capaciteitsproblemen als de landbouwmachinefabricanten. Bijna elk bedrijf in de VS kan niet genoeg machines produceren om tegemoet te komen aan de vraag. Dat geldt vooral voor maaidorsers en trekkers. Alles is terug te voeren op de torenhoge prijzen voor mais, soja en tarwe die het inkomen hebben doen toenemen en de goedkope dollar die de export nog extra gestimuleerd heeft. De Noord-Amerikaanse Equipment Dealers Association voorspelt dat 2008 in econo-
mische zin een heel goed jaar zal zijn. Het Amerikaanse congres heeft namelijk een energiewet goedgekeurd waardoor de productie van bio-brandstoffen nog meer zal toenemen. Ook op Europees niveau (EU27) zijn de verkopen van landbouwmachines vorig jaar gestegen met ± 8% tot meer dan 20 miljard euro. De toegenomen verkopen en dito omzet weerspiegelen de sterk verbeterde markt voor graanproducten. Boeren geven daardoor weer meer geld uit aan machines. De fabricanten moeten ondertussen hun prijzen wel verhogen. Dit als gevolg van een sterke prijsstijging van metalen en olieproducten, die zijn oorzaak kent in een duurdere energie. CEMA, de Europese vereniging van landbouwmachineconstructeurs, voorspelt voor 2008 een verdere toename van de verkoop met nog 5%. In België verwacht Fedagrim voor 2008 een stijging van de verkoop van landbouwmachines. Hiervoor baseert de federatie zich op de goede verkoop in de nasleep van Agribex en de vervangingsinvesterin-
gen die zich aandienen voor aankopen gebeurd in 1998. De leveringstermijnen zijn afhankelijk van het merk en het type materiaal. Ter illustratie de leveringstermijn voor bestellingen geplaatst in februari, in bijlage. Voor bijvoorbeeld tractoren kan u zien dat de leveringstermijn ligt tussen de 3 en 6 maand, voor de hogere pk-klassen kan dit langer zijn. Uiteraard doen de leden van Fedagrim hun uiterste best om de bestelde machines zo snel mogelijk geleverd te krijgen. Intussentijd wordt gezocht naar oplossingen om de tussentijd te overbruggen.
Duitse mechanisatiesector De Duitse landbouwmechanisatie-industrie draait opperbest. Dat blijkt uit de omzetcijfers van enkele fabrikanten bij de terugblik van sectororganisatie VDMA. De Duitse fabrikanten verkochten in 2007 voor ruim 6 miljard euro aan landbouwmachines. Dit betekende een groei van 17 % ten opzichte van 2006. De buitenlandse
>>
• 15 • Landbouw-service •
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 15
03-07-2008 16:04:59
Mechanisatie >>
markten zorgden voor een omzetaandeel van 74 %, te weten 4,5 miljard euro.
liep de export met 9 % terug, vooral tengevolge van de zwakke dollar.
Frankrijk is de belangrijkste afnemer met een aandeel van 15 % in de exportomzet. De op één na grootste afnemer is inmiddels buiten de Europese Unie te vinden, met name Rusland. De omzet naar Rusland groeide met 25 %, dus duidelijk sterker dan gemiddeld en illustratief voor de pogingen van de Russen om de landbouwproductie op een hoger niveau te tillen.
De Duitse fabrikanten kregen in eigen land wel meer concurrentie. Er werd 11 % meer geïnvesteerd in machines, maar die groei was geheel te danken aan bestellingen die naar buitenlandse aanbieders gingen.
Ook de nieuwe EU-lidstaten dragen bovengemiddeld bij aan de omzetgroei. De export naar Polen nam met 48 % toe en naar Hongarije met 63 %. Daar steekt de markt van de Verenigde Staten ondanks zijn gigantische omvang mager bij af. Hier
Trekkersspiegels Een spiegel moet groot genoeg zijn om langs trailers en werktuigen te kijken, gemakkelijk verstelbaar en de klap kunnen opvangen van bijvoorbeeld een boomtak. Ook is door piekbelasting tijdens het horten en stoten van trekkers al menige ophangbeugel gesneuveld. Stevigheid is dus een vereiste.
En daar schort het nogal eens aan. Dat blijkt uit een spiegeltest die het Engelse vakblad “Farmers Weekly” heeft uitgevoerd. Negen trekkerspiegels zijn getest: deze van John Deere 7530, Valtra T151, JCB 3200, Massey Ferguson 8400, New Holland T7050, Fendt 716 Vario, Cat Challenger, Claas Ares 697 ATZ en Case IH MXU 135 Pro.
Conclusies: • de spiegels van New Holland en Case IH zijn het sterkst • de spiegels van JCB, John Deere en Claas geven het beste zicht langs een gekoppelde trailer. • De constructie van spiegels van Massey Ferguson, Valtra, JCB en vooral Claas kan steviger.
Merendeel ongevallen met trekkers veroorzaakt door bestuurder trekker De bestuurder van het landbouwvoertuig is meer dan gemiddeld de veroorzaker van het ongeval waar het landbouwvoertuig betrokken is, ongeacht de afloop van het ongeval. De leeftijdscategorie 16 en 17 jaar en 18 t/m 24 jaar is duidelijk oververtegenwoordigd. Dat blijkt uit een analyse van de ongevallen met land- en boshouwtrekkers over de periode 1997 tot en met 2006 die de Nederlandse minister van verkeer gemaakt heeft.
licht letsel en in 6% van de ongevallen (886) is er sprake van zwaar letsel met ziekenhuisopname. Bij 1% van de ongevallen (165) met betrokkenheid van landbouwvoertuigen was de afloop dodelijk. Het aantal verkeersdoden bij verkeersongevallen waarbij landbouwvoertuigen zijn betrokken fluctueert rond de 17 doden per
jaar met een maximum van 26 in 2003 en een minimum van 11 geregistreerde doden in 2006. In 48% van de letselongevallen (1.093) met landbouwvoertuigen is sprake van een ongeval waarbij tegelijkertijd een auto en landbouwvoertuig zijn betrokken. In 30% van de letselongevallen (689) is sprake van een landbouwvoertuig - (brom) fietsongeval.
De verkeersveiligheid met betrekking tot de landbouwvoertuigen laat een zorgelijk beeld zien. De daling van het aantal verkeersdoden bij ongevallen met landbouwverkeer blijft achter bij het algemeen landelijk ongevallenbeeld, terwijl de daling van de landbouwvoertuig-verkoopscijfers wel wijst op een afnemende groei van dit wagenpark. Bij 15.433 verkeersongevallen in Nederland in de periode 1997-2006 zijn één of meer landbouwvoertuigen betrokken. Van deze 15.433 ongevallen is in 8% van de ongevallen (1.232) sprake van een ongeval met
• 16 • Landbouw-service •
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 16
03-07-2008 16:05:00
DOSSIER MEST
Enquête mestvervoer • Vroegere opdrachtgevers die zelf transportmaterieel hebben aangeschaft waren goed voor 37 reacties. • A-voerders gaven aanleiding tot verdere concurrentie (34 reacties). • De concurrentie met B-voerders (4 reacties) en C-voerders (2 reacties) was slechts. Wellicht is deze concurrentie een gevolg van de markt van vraag en aanbod.
In maart – april 2008 organiseerde Landbouw-Service een enquête over de nieuwe regelgeving in de mestsector. Het secretariaat werd immers bedolven onder de reacties van verbolgen leden. Terecht ! Met de resultaten van de enquête hebben we zowel de Mestbank als het Kabinet van Minister Crevits ingelicht. De resultaten waren immers zeer duidelijk ! In totaal hebben 75 leden gereageerd op deze enquête. Bij wie hebben we de enquête uitgevoerd ? • Aantal C-voerders: 10 • Aantal B-voerders: 46 (4 voerders waren vroeger C-voerder) • Aantal A-voerders: 15 (13 voerders waren vroeger B-voerder) • Aantal bedrijven zonder erkenning: 4 (3 bedrijven hadden vroeger een B-erkenning) Op de vraag van wie de meeste concurrentie werd gevoeld op de markt, was het antwoord zeer duidelijk: • De meeste concurrentie kwam van personen zonder erkenning (42 reacties)
Het gemiddeld verlies aan transporten ten voordele van andere voerders of mensen die geen erkenning hebben lag bij de meeste van de ondervraagden tussen de 20 % en 40 %. De geënquêteerden zagen maar één oplossing: iedereen gelijk voor de wet. Hierbij werd bedoeld dat iedereen die bezig is met het uitrijden en spreiden van mest moet registreren via AGR-GPS. De enquête wees ook uit dat er meer controle bij de boeren moet komen. Veel bedrijven gaven ook aan dat er nog te veel loonwerkers en te
veel boeren zijn die niet werken volgens de regels, die overal achterpoortjes vinden om de wet te omzeilen. Het zijn deze bedrijven die de markt kapot maken. De laatste tijd zijn er bovendien veel overbodige controles op AGR-GPS. Nochtans kan er gewoon gecontroleerd worden via computer, is er veel nutteloos tijdsverlies door bijkomende controle van de begeleidende politiediensten. Door het tijdsverlies komt er een overlapping van eindbestemming van de mest waardoor de transporteur niet meer in orde is met zijn mestafzetdocumenten. Spijtig genoeg ondervinden we tot op heden geen medewerking van de Mestbank op ons voorstel van plaatsing van printer in de voertuigen bij wijziging van de eindbestemming. Na contactname met het Kabinet van Minister Crevits, werden ook de cijfers duidelijk van het aantal erkende mestvoerders en het aantal erkende trekkende voertuigen:
Klasse A Klasse B Klasse C Klasse E
Totaal
Aantal erkende mestvoerders op 1 juni 2006
483
530
302
0
1315
op 18 mei 2007
535
614
172
0
1321
op 19 februari 2008
652
453
136
6
1247
op 12 maart 2008
674
409
141
6
1230
op 1 juni 2006
755
1928
2168
0
4851
op 18 mei 2007
858
2405
1277
0
4540
op 19 februari 2008
1252
1701
572
24
3549
op 12 maart 2008
1326
969
577
20
2892
Aantal trekkende voertuigen
Mestbank: druk van landbouw op waterkwaliteit blijft Ondanks de aanzienlijke inspanningen van de landbouwsector om de druk op de waterkwaliteit te beperken, zijn de milieudoelstellingen voor de waterkwaliteit nog steeds niet bereikt. Dat blijkt uit het Voortgangsrapport van de Mestbank, dat vrijdag is voorgesteld. Als enkel rekening wordt gehouden met de veranderingen in de landbouwsector, en niet met neerslageffecten, zouden de stikstofverliezen naar het oppervlaktewater
in 2006 met 20 procent zijn gedaald in vergelijking met 1990. Toch heeft de verbetering van de nitraatconcentratie in het oppervlaktewater zich de laatste drie jaar niet voortgezet. De meetresultaten van het grondwatermeetnet laten volgens het rapport van de Mestbank evenmin een significante verbetering zien. Na een aanvankelijke stijging van het aantal overschrijdingen van de nitraatnorm van 36 pct tot bijna 40 pct in
het voorjaar van 2005, is er een lichte daling van het overschrijdingspercentage tot 37 pct in het najaar van 2006. “Om een goede inschatting van de evolutie van de grondwaterkwaliteit toe te laten, is verdere monitoring vereist”, aldus de Mestbank. Eerder maakte Vlaams minister van Leefmilieu Hilde Crevits (CD&V) al bekend dat vorig jaar “de overbemesting meetbaar daalde”. Het aantal “goede” nitraatresidustalen steeg van 54 naar 74 procent.
• 17 • Landbouw-service •
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 17
03-07-2008 16:05:00
DOSSIER MEST
Voortgangsrapport mestbeleid 2007: hoopgevend! De resultaten van het Voortgangsrapport 2007 betreffende het Mestbeleid in Vlaanderen zijn hoopgevend en moeten de Vlaamse landbouwers de moed geven om verder elke dag in hun bedrijfsvoering te streven naar het bereiken van de Europese milieudoelstellingen in het kader van een duurzame landbouw. niet-verwerkte dierlijke mest. Een stijging van 20 % tegenover 2006. Deze stijgende trend zal zich voortzetten in 2008 met vermindering van de mestdruk op Vlaamse landbouwgrond. De invoering van het AGR-GPSsysteem bij mestvoerders klasse C sinds 1 november 2006 en klasse B sinds 31 augustus 2007 laat toe de mesttransporten op de voet te volgen en aldus waterdicht te controleren. Vastgesteld kan ook worden dat de grote meerderheid van de landbouwers die verwittigd worden van het feit dat ze aan overbemesting gedaan hebben hun gedrag hebben aangepast.
Vlaams minister Hilde Crevits heeft kennis genomen van het Voortgangsrapport 2007 betreffende het Mestbeleid in Vlaanderen. Dit is het rapport van het eerste jaar na de inwerkingtreding van het nieuwe Mestdecreet. Uit het voortgangsrapport valt af te leiden dat de mestbalans in Vlaanderen bijna in evenwicht is. Wetenschappers hebben nieuwe uitscheidingscijfers voor vee en de reële stikstofverliezen uit de stallen en de opslag van mest vastgesteld. De Vlaamse landbouw produceerde in 2007 157,1 miljoen kg stikstof. Na aftrek van de stikstofverliezen en de verwerkte en geëxporteerde mest blijft er netto 110,9 miljoen kg stikstof over, die moet worden afgezet op Vlaamse landbouwgrond.
gewassen met lange groeiperiode of hoge stikstofopname. De derogatie werd bij Beschikking van de Europese Commissie van 21 december 2007 goedgekeurd en zal retro-actief toegepast worden vanaf 1 januari 2007 voor de landbouwers die een derogatie hadden aangevraagd en aan de voorwaarden voldeden. Ongeveer 10.800 bedrijven hadden in 2007 voor 195.000 ha een afwijking (derogatie) aangevraagd van de maximale bemestingsnorm van 170 kg stikstof uit dierlijke mest per ha en per jaar. Grasland en maïs na gras zijn de populairste teelten en vertegenwoordigen respectievelijk 63 % en 26 % van het areaal waarvoor de derogatie gevraagd werd. De bijkomende mestafzetruimte ingevolge derogatie bedraagt 14,6 miljoen kg stikstof. Dit is begrepen in de afzetruimte van 110,6 miljoen kg.
Vermits er een maximale afzetmogelijkheid is van 110,6 miljoen kg op Vlaamse landbouwgrond is er nog een mestoverschot van 0,3 miljoen kg, waarnaar nog alle aandacht moet gaan.
De meeste Europese Lidstaten met een deftige veestapel hadden dergelijke afwijking gekregen. De derogatie, die bijkomend ademruimte geeft aan de Vlaamse landbouwers geldt tot 31 december 2010.
Vlaanderen is volledig kwetsbaar gebied sinds 1 januari 2007. Gevolg is dat er maar 170 kg stikstof uit dierlijke mest per ha en per jaar op het land gebracht mag worden. Zoals andere Europese lidstaten vroeg Vlaanderen een derogatie (afwijking) aan op deze maximumnorm van 170 kg voor
De mestverwerking en de mestexport zitten in de lift. In 2006 werd 13,3 miljoen kg stikstof verwerkt en geëxporteerd. Een stijging van 10 % tegenover 2005. In 2007 werd ongeveer 16,3 miljoen kg stikstof verwerkt en geëxporteerd, daarin begrepen de export van 3 miljoen kg stikstof aan
De metingen van het nitraatresidu hebben wat losgemaakt. Er is een doorgedreven inspanning van de Vlaamse overheid om aan de hand van een 8000-tal staalnames op percelen na te gaan hoe het gesteld is met de reststikstof die overgebleven is in de grond. De staalnames gebeuren in de periode tussen 1 oktober en 15 november. Landbouwers kunnen aan de hand van de meting van het nitraatresidu zelf vaststellen hoeveel stikstof er in hun grond overgebleven is. De maximale waarde is 90 kg stikstof per ha. Vergelijking van de resultaten van de staalnames 2006 met 2007 geeft een interessant beeld. In 2006 was het nitraatresidu van 54 % van de stalen lager dan 90 kg en was het gemiddelde nitraatresidu gelijk 107 kg stikstof per ha. In 2007 was het nitraatresidu van 74 % van de stalen lager dan 90 kg en was het gemiddelde nitraatresidu gelijk aan 72 kg stikstof per ha. Vraag is nu of deze goede resultaten, die toch zouden moeten aantonen dat de landbouwers oordeelkundiger bemest hebben, ook zullen gelijk lopen met de resultaten van het meetnet van het oppervlaktewater die in de loop van de maand april zullen kunnen geëvalueerd worden. ”Ik heb de Mestbank samen gebracht met de landbouworganisaties om tot nog betere dienstverlening te komen in het kader van een nieuwe opstelling van partnerschap met de landbouwers voor het bereiken van de milieudoelstellingen. Voor mij blijft dit een zeer belangrijk aandachtspunt.” besluit Vlaams minister Hilde Crevits.
• 18 • Landbouw-service •
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 18
03-07-2008 16:05:00
DOSSIER MEST
“Groenten verliezen vitaminen door mestinjectie” Andijvie, bloemkool en wortelen bevatten veel minder vitaminen en mineralen dan twintig jaar geleden. Dat beweren verschillende Nederlandse organisaties, waaronder de Stichting Milieubewuste Veehouderij, het adviesbureau Team Ecosys en Aquarius Alliance, een samenwerkingsverband van boeren en wetenschappers. Door het injecteren van mest zou het bodemleven geschaad worden. Voedingsdeskundige Patrick Mullie van de K.U.Leuven reageert met ongeloof op het Nederlandse onderzoek. Volgens Paul Blokker van de Vereniging tot
behoud van boer en milieu heeft de gemiddelde Nederlander een gebrek aan zink, ijzer, selenium, koper, magnesium en vitamine A. In veel groenten zit volgens hem tegenwoordig geen vitamine C meer. Als voorbeelden noemt hij bloemkool, wortelen en andijvie. Blokker legt tevens een verband tussen het percentage mensen met overgewicht in Nederland en het moment dat het rechtstreeks injecteren van mest verplicht werd gesteld. “Het is onmogelijk om op een wetenschappelijk onderbouwde manier het vitamine-
gehalte in de groenten van nu te vergelijken met de groenten van twintig jaar geleden”, reageert Patrick Mullie. “Daarvoor heeft men bijvoorbeeld net eenzelfde bloemkool uit eenzelfde wei onder dezelfde weersomstandigheden nodig als twintig jaar voordien. En los daarvan stelt zich met de huidige Belgische groenten geen enkel probleem. Analyses tonen nog altijd een rijkdom aan vitaminen. Dagelijks vijf porties groenten of fruit blijft de norm voor wie gezond wil leven”.
PROFICIAT!
Agrafiek-wedstrijd Vier bedrijven werden op de laatste editie van de landbouwbeurs Agribex bekroond als laureaten van de tweejaarlijkse Agrafiek-wedstrijd. Het thema van de elfde editie was innoverend ondernemen. Daarnaast kreeg de boomkwekerijcoöperatie Boweco het predikaat ‘prijzenswaardig initiatief ’ opgekleefd. Het gaat om zes boomwkekers die met een complementair aanbod de moeilijke Britse sierteeltmarkt willen bewerken. De Agrafiek-wedstrijd werd in 1985 in het leven geroepen om het imago van de landen tuinbouw op te krikken. Aanvankelijk was er slechts één laureaat, maar omdat het niet gemakkelijk is om glastuinbouwbedrijven in de weegschaal te leggen met varkenskwekerijen werden in de loop der jaren vier categorieën ingevoerd: varkens, melkvee, tuinbouw en loonwerk. Het meest innoverende varkensbedrijf is volgens de Agrafiek-jury de bvba Verbivar uit Nevele. Een van de blikvangers op het bedrijf van Kristof en Angelique Verschelde-Dobbels is de brijvoederinstallatie waarin eigen granen verwerkt worden. Het bedrijf telt 700 productieve zeugen en 2.800 vleesvarkens, allemaal ‘varkens met klasse’. Dat slaat op het SPF-statuut: door uiterst strenge hygiënemaatregelen zijn de dieren vrij van aandoeningen zoals schurft, snuffelziekte, PRRS en dysenterie. Dit jaar werden nieuwe zeugenstallen in gebruik genomen. Ze zijn onder meer uitgerust met plafondventilatie met frisse-
neus-buizen. Toen Stefan Maes uit Eksel in 1989 in de melkveehouderij wilde stappen, werd zijn bedrijf door externe adviseurs als niet leefbaar omschreven: het melkquotum bedroeg
slechts 79.000 liter. Vandaag heeft de veehouder een modelbedrijf met 150 koeien en een melkquotum van 1,3 miljoen liter. In de stal is een tv-monitor aanwezig die waakt over de koeien die op kalven staan.
>>
• 19 • Landbouw-service •
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 19
03-07-2008 16:05:00
PROFICIAT! >>
Een investering van 3.200 euro die voor minder slapeloze nachten en een Agrafiekbekroning zorgt. In de categorie tuinbouw gaat de prijs naar de Verenigde Groentetelers uit Rijkevorsel, een coöperatie die in 2003 werd opgericht door vier tuinders. Zij lieten hun eigen bedrijf over aan andere tuinders en creëerden een nieuw paprikabedrijf dat vandaag een oppervlakte van 15 hectare beslaat. Door het feit dat bij dit project vier gezinnen betrokken zijn, is het familiale aspect volgens de jury behouden gebleven. Het bedrijf telt 45 medewerkers en beschikt over een wkk-installatie van 1,2 megawatt.
De coöperatie neemt zelf maar één procent van de opgewekte stroom af. De rest gaat naar zowat 7.000 gezinnen. De meest vernieuwende loonwerker is het bedrijf Broekx uit Bree, dat in de jaren zeventig werd opgericht en dat door Cory Broekx, samen met zijn twee zonen, werd uitgebouwd. Vooral de opgang van de maïsteelt gaf de bedrijfsontwikkeling bij de start een flinke impuls. De activiteiten omvatten vandaag naast het maïs- en graslandwerk ook de aanleg en onderhoud van sportvelden. Mestvervoer op grote afstand, met eraan gekoppeld mestinjectie met een zelfrijdend voertuig, is een andere speciali-
teit van het bedrijf, dat tien medewerkers telt. Begin dit jaar werd de onderneming partner van de lokale machinering, een coöperatie waarbinnen boeren onderling afspraken maken over het gezamenlijk gebruik van landbouwmachines. De Agrafiek-wedstrijd is een initiatief van uitgeverij Rekad. De winnaars ontvingen uit handen van Vlaams minister van Landbouw Kris Peeters een bronzen beeld een zogeheten landbouwoscar. Loonwerker Broekx mag een jaar lang met een nieuwe tractor rijden.
UITSMIJTERS
Tractor ‘reed’ honderd twintig kilometer per uur Onbemande camera flitst nummerplaat in Keulen
WACHTEBEKE - Volgens de Duitse politie zou Wachtebekenaar Eddy Van Der Sijpe met zijn voertuig in Keulen 121 kilometer per uur hebben gereden waar maar 100 is toegelaten. Het voertuig waarop de nummerplaat is ingeschreven, is een tractor. ‘Natuurlijk betaal ik niet. Maar volgende maand moet ik met mijn auto door
Duitsland’, zegt hij wat ongerust. Eddy Van Der Sijpe uit het Dorp kan er eigenlijk best om lachen. ‘Ja, ik heb mijn tractor opgedreven, heb een helm gekocht en sportschoenen om te kunnen racen in Duitsland.’ Toch was hij er niet gerust in. ‘Ik viel achterover toen ik gisteren de brief van de Duitse politie in mijn bus kreeg’, vertelt Van De Sijpe die in zijn vrije tijd Shetlandpony’s kweekt en zich daarvoor een tractor heeft aangeschaft. ‘Zelf ben ik wel al eens naar Duitsland geweest, maar uiteraard nooit met mijn tractor’, wuift Van Der Sijpe elke mogelijke snelheidsovertreding weg. ‘Maar volgens de onbemande camera is mijn nummerplaat wel degelijk geflitst in de buurt van Keulen en dus moet ik opdraaien voor de boete.’ Toen Van Der Sijpe met zijn brief naar de politiepost in Wachtebeke trok, konden de politiemensen hun lach niet verbergen. ‘Ja, daar zien ze natuurlijk ook dat er iets niet klopt, maar bewijs dat maar eens.’ Toch is hij niet van plan om de boete te betalen, al vermoedt hij dat hij toch enkele slapeloze nachten tegemoet gaat. ‘Volgende maand ga ik naar Oostenrijk, dus ik moet door Duitsland rijden. Wat als ze mij tegenhouden en zien dat ik mijn boete niet heb betaald? Ik ga foto’s van mijn tractor in mijn wagen leggen, zodat ik daar ter plekke aan de politie kan bewijzen dat het niet om mijn voertuig gaat.’ Inmiddels diende Van Der Sijpe ook al klacht in tegen onbekenden, maar de politie gaf nu al toe dat de kans om de eigenlijke dader te vinden, bijzonder klein is. ‘Ik heb ook al een dossier gemaakt met foto’s en een bezwaarschrift om op te sturen naar de politie in Keulen, het is te hopen dat ze mij daar nu geloven.’ Volgens commissaris Luc Van Peteghem zal het allemaal zo’n vaart niet lopen. ‘Ik heb ooit iets gelijkaardigs meegemaakt in Nederland: geflitst worden terwijl ik mij op dat moment in Frankrijk bevond. Door een eenvoudige foto van mijn wagen met de nummerplaat op te sturen werd de boete snel geklasseerd.’
• 20 • Landbouw-service •
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 20
03-07-2008 16:05:01
UITSMIJTERS
Tractors vervangen door echte paardenkracht kan de voedselproductie betaalbaar houden Het zijn niet alleen automobilisten en vrachtwagenchauffeurs die lijden onder de hoge brandstofprijzen. De landbouw draait grotendeels op fossiele brandstoffen, niet alleen voor het aandrijven van tractors en andere landbouwmachines, maar ook voor de aanmaak voor kunstmest. Het opnieuw introduceren van paarden als transportmiddel zou een slecht idee zijn - auto’s mogen dan lawaaierig, gevaarlijk en vervuilend zijn, rijdieren zijn dat evengoed. Maar in de landbouw zou het inzetten van paarden (of andere lastdieren) verrassend veel voordelen opleveren. In de Verenigde Staten – nog steeds de graanschuur van de wereld – hebben al enkele boeren hun tractor op stal gezet.
“Tractors vervangen door paarden betekent niet dat we terugkeren naar de Middeleeuwen - paarden sluiten geen zware machines of hoge opbrengsten uit”
treinen. In de mijnen zelf werd steenkool getransporteerd door paarden die nooit het daglicht zagen. De snelgroeiende bevolking in de steden liet zich naar de stations en de fabrieken vervoeren door paardentaxis, paardenbussen en paardentrams.
300.000 paarden Duizenden jaren lang waren paarden, (muil)ezels, ossen, kamelen, buffels, lamas en olifanten het enige alternatieve transportmiddel voor lopen. Dieren trokken karren en sleden beladen met goederen en passagiers, en karavaans van pakdieren doorkruisten bergketens, jungles en woestijnen. De vraag naar paarden steeg aanzienlijk met de komst van spoorwegen en stoommachines in de 19e eeuw. Treinen, stoomboten en fabrieken brachten heel wat extra transport met zich mee. Werkpaarden zorgden voor het vervoer van steenkool naar treinstations en fabrieken en voor het rangeren van de stoom-
In 1890 waren er naar schatting 300.000 paarden in Londen (de bakermat van de Industriële Revolutie), terwijl de stad op dat moment zo’n 4,5 miljoen inwoners telde (dus 1 paard voor elke 15 inwoners). New York telde in 1880 tussen de 150.000 en 175.000 paarden en het totale aantal paarden in de Amerikaanse steden in 1900 werd geschat op 3 tot 5 miljoen. Niet al die dieren waren tegelijkertijd op de straat, omdat ze in ploegen werkten. Evengoed werd de paardenpopulatie in steden zoals Londen en New York aan het eind van de 19e eeuw zo groot dat de hygiëne en gezondheid van de mensen in gevaar kwam.
Mest In 1880 produceerden de 12.500 paarden in de Amerikaanse stad Milwaukee dagelijks 133 ton mest – meer dan 10 kilogram per paard per dag. Dat betekent dat de paardenpopulatie in Londen ongeveer 3.000 ton mest per dag produceerde, waarvan een aanzienlijk deel op de straatstenen belandde. Op droge dagen veranderde de mest in stof dat in de kleren en in het aangezicht van de mensen bleef kleven. Op regenachtige dagen werd de stad herschapen in een open riool – hoge laarzen waren meer dan een mode-fenomeen in die tijd.
“Paarden produceren hun eigen meststoffen en vermenigvuldigen zichzelf” De duizenden hoefijzers en stalen wielen moeten bovendien een ongelooflijke herrie hebben gemaakt en verkeersongevallen waren er niet minder als vandaag. Het lot van een paard in de stad was ook geen lolletje. Het voorttrekken van karren volgestouwd met goederen of mensen (soms met een gewicht van meer dan tien ton) op vuile en glibberige straatstenen was zo uitputtend dat de meeste dieren al na een paar jaar werk dood neervielen. Kortom, het herintroduceren van paarden in het stadsverkeer zou een ronduit geschift idee zijn.
Paard versus tractor Het grootste nadeel van paarden in de stad - mest - blijkt echter een zeer interessante eigenschap te zijn in de landbouw. Paardenmest is een uitmuntende bodemverbeteraar. Omdat tractoren geen mest produceren, moeten die bodemverbeteraars nu van elders komen. Soms is dat mest die afkomstg is van dieren die ergens anders gekweekt worden voor hun vlees, maar
>>
• 21 • Landbouw-service •
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 21
03-07-2008 16:05:01
UITSMIJTERS >>
meestal zijn het kunstmatige meststoffen. De productie van kunstmest is goed voor bijna 30 procent van het energieverbruik in de landbouw (er zijn fossiele brandstoffen nodig voor de ingrediënten en voor de productie zelf). Paarden hebben nog meer voordelen tegenover tractoren. Ze planten zich voort, iets waar tractors niet toe in staat zijn. Dat betekent dat er nog meer olie wordt bespaard, en andere grondstoffen zoals water, rubber en metalen, omdat je geen tractors meer moet produceren als je overschakelt op paarden. En terwijl tractors fossiele brandstoffen nodig hebben om te functioneren, is dat niet zo voor paarden. Met andere woorden: overschakelen van tractors naar paarden zou de landbouw haast volledig onafhankelijk maken van olie en mineralen – en dat is geen detail in een wereld waar (volgens velen) de olie en de mineralen snel opraken. Bovendien produceren paarden (in tegenstelling tot herkauwers zoals koeien) geen betekenisvolle hoeveelheid broeikasgassen, en vervuilen ze de lucht niet.
Veevoeder Uiteraard hebben paarden wel energie nodig. Geen fossiele brandstoffen, maar veevoeder. Dat betekent dat het vervangen van tractors door paarden meer landbouwgrond vraagt om voedsel voor de dieren te kweken (land dat vervolgens opnieuw bewerkt moet worden door paarden). Tractors zouden hun energie ook van het veld kunnen halen, als we voedselgewassen omzetten in biodiesel of ethanol. Om te weten of het zinvolle strategie is om tractors te vervangen door paarden, moeten we dus weten hoeveel hectare extra landbouwgrond er nodig is voor het voeden van de paarden, en hoeveel er nodig zou zijn voor het “voeden” van de tractors. Die berekening werd gemaakt in een studie gepubliceerd in het “American Journal of Alternative Agriculture”, acht jaar geleden. De olieprijs stond toen ruim vier keer lager dan vandaag, dus de onderzoekers hadden evengoed tegen een muur kunnen praten. Maar vandaag, temidden van alarmerende rapporten over dreigende voedsel- en energietekorten, klinken hun conclusies erg interessant.
23 miljoen paarden Steunend op de hoeveelheid paarden in verhouding tot het areaal landbouwgewassen in 1920 in Noord-Amerika (toen slechts 3,6 procent van de boederijen over een tractor beschikte), en op de hoeveelheid paarden die in 1997 werd ingezet op de boerderijen van de Amish (een Amerikaanse bevolkingsgroep die veel moderne technologie afzweert), berekenden de wetenschappers dat de Verenigde Staten nu 23 miljoen paarden zouden nodig hebben om de huidige 147 miljoen hectare landbouwgrond te cultiveren.
“De productie van kunstmest is goed voor bijna 30 procent van het energieverbruik in de landbouw”
van tractors (en kunstmest) stijgt naar 38 miljoen hectare of 26 procent van de landbouwgrond. Conclusie: wanneer alle factoren in rekening worden gebracht, vraagt de landbouw met tractors bijna 2,5 keer meer energie dan de landbouw met paarden.
“De energie-efficiëntie van de landbouw is flink gedaald met de komst van tractors”
Rekening houdend met de jaarlijkse voedselbehoeften van een werkpaard (1.300 kilogram graan, 1.600 kilogram alfalfa en 500 kilogram ruwvoer) en met de gemiddelde opbrengsten van deze gewassen, concluderen de onderzoekers dat de 23 miljoen paarden 9 miljoen hectare extra landbouwgrond zouden nodig hebben, of 6 procent van de Amerikaanse landbouwgrond. Om te tractors te “voeden” met voedselgewassen, is er 7,4 miljoen hectare nodig, of 5 procent van de landbouwgrond, wat traktoren iets efficiënter maakt dat paarden.
Een Zweedse studie uit 2002 kwam tot gelijkaardige resultaten: ze concludeerde dat een op tractors gebaseerde landbouw 67 procent meer energie verbruikt dan een op paarden gebaseerde landbouw. De Zweden berekenden ook dat de energie input in de (lokale) landbouw met een factor 13 steeg van 1927 tot 1981, terwijl de totale landbouwproductie in 1981 slechts 2,4 keer groter was dan in 1927. De energieefficiëntie van de landbouw is dus flink gedaald met de komst van tractors.
Energie-efficiëntie
Zijn er genoeg paarden?
Maar dit betreft alleen het “brandstofverbruik”. Om een juiste vergelijking te maken, moeten er nog twee andere factoren in rekening worden gebracht: het feit dat paarden bodemverbeteraars produceren zonder extra input van energie, en het feit dat paarden zichzelf voortplanten en dus niet moeten “geproduceerd” worden. De onderzoekers drukken deze energiebehoeften uit in oppervlakte aan landbouwgewassen, om de resultaten te kunnen vergelijken met de eerder verkregen uitkomsten (ze gaan er dus van uit dat kunstmatige meststoffen en tractors geproduceerd worden met energie geleverd door energiegewassen). Ze nemen ook de energie die nodig is voor het produceren van veevoeder in rekening. Het plaatje ziet er dan helemaal anders uit. De landbouwgrond die nodig is om de paarden te voeden stijgt naar 16 miljoen hectare of 11 procent van de Amerikaanse landbouwgrond (omwille van de energie die nodig is om veevoeder te maken uit veevoedergewassen), terwijl de landbouwgrond die nodig is voor het “voeden” en produceren
Het vervangen van tractors door paarden is echter niet vanzelfsprekend – en dan hebben we het niet eens over het feit dat veel mensen het idee niet serieus nemen. Het grootste probleem is dat er niet genoeg paarden zijn. De Verenigde Staten tellen momenteel ongeveer 9 miljoen paarden – er zijn er bijna drie keer zoveel nodig. Die populatie vergroten vraagt tijd, dus als we in de nabije toekomst paarden willen herintroduceren, beginnen we de dieren nu best te fokken.
“Paarden zijn niet zo natuurlijk en low-tech als ze lijken. Het werkpaard is een product van de mens” Een tweede probleem is dat slechts een klein deel van die paarden werkpaarden zijn – meer dan een ton wegende beesten met gespierde achterwerken. Een trek-
• 22 • Landbouw-service •
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 22
03-07-2008 16:05:01
UITSMIJTERS paard - België was honderd jaar geleden een van de belangrijkste exporteurs ervan – is uitermate geschikt voor het voorttrekken van een zware last. Als we rijpaarden in de landbouw zouden inzetten, dan zijn er veel meer dieren nodig. Paarden zijn niet zo natuurlijk en low-tech als ze op het eerste gezicht lijken. Zware werkpaarden zoals de Percheron, het Belgische trekpaard, de Shire of de Clydesdale zijn het resultaat van eeuwenlang fokken door de mens.
Het Belgische trekpaard Helaas doen deze rassen het niet zo goed. De situatie is niet zo alarmerend als vijftig jaar geleden, toen veel rassen zo goed als uitgestorven waren. Hun aantal is er weer op vooruit gegaan, maar de populatie is nog altijd klein genoeg om de dieren kwetsbaar te maken voor genetische mankementen. Bovendien worden de meeste trekpaarden nu uitsluitend voor hun uitzicht gekweekt, en deze karakteristieken komen niet altijd overeen met de behoeften van de landbouw, of zelfs met een goede gezondheid. Als werkpaarden zouden uitsterven, dan zou het vele eeuwen duren om ze weer tevoorschijn te toveren (“paarden-technologie” ging al eerder in de geschiedenis verloren, na de val van Rome).
“Een op paarden gebaseerde landbouw vraagt veel meer mankracht - mensen zo ver krijgen om een hele dag lang naar de kont van een paard in plaats van naar een computerscherm te staren, zou wel eens lastig kunnen zijn.”
ren dan een span paarden, en het gaat een stuk sneller. Er is niet zo veel verschil in snelheid, maar door hun grotere vermogen kunnen tractors zwaardere en bredere ploegen trekken, zodat ze niet zo vaak heen en weer over een veld moeten om het te ploegen. Het gebruik van verschillende spannen paarden tegelijkertijd past daar een mouw aan, maar dat betekent ook dat je meer landbouwers nodig hebt.
Computerscherm Paarden moeten ook verzorgd worden, zeven dagen per week, ook als ze niet aan het werk zijn. En ze mogen dan wel mest op het veld droppen, ze verspreiden die niet noodzakelijk gelijkmatig. Dit alles betekent dat een op paarden gebaseerde landbouw heel wat meer mankracht zou vragen. Er zouden opnieuw meer mensen in de landbouw moeten werken – terwijl in industriële samenlevingen nu haast niemand meer op het veld werkt. Mensen zo ver krijgen om een hele dag lang naar de kont van een paard in plaats van naar een computerscherm te staren, zou wel eens lastig kunnen zijn. Langs de andere kant betekent de herintroductie van paarden allerminst dat we terugkeren naar de Middeleeuwen. Paarden sluiten geen zware machines, hoge opbrengsten of high-tech uit. Het paard is in de landbouw een relatief modern fenomeen. In de oudheid en doorheen de Middeleeuwen werden velden geploegd door ossen. In Europa en Noord-Amerika namen paarden die taak pas over in de 19e eeuw met de introductie van een nieuwe generatie gesofistikeerde
machines die te zwaar was voor ossen. Deze machines vroegen meer paardenkracht, maar ze verhoogden de opbrengst en verminderen de nood aan mankracht aanzienlijk. Zonder dat er tractors aan te pas kwamen.
Spitstechnologie In de VS was het in de tweede helft van de negentiende eeuw niet ongewoon dat een 12 meter brede en 15 ton zware oogstmachine door een span van 40 paarden werd voortgesleept, bestuurd door slechts 5 of 6 landbouwers. Dat waren eenvoudige rijdieren, omdat de meeste Europese trekpaarden pas aan het eind van de negentiende eeuw werden geïmporteerd (deze dieren werden meestal niet zelf ingezet op het veld, maar gebruikt om de bestaande paardenpopulatie te “upgraden”). Vandaag de dag is landbouwkundig materiaal afgestemd op krachtige tractors. Met 21ste eeuwse technologie moet het mogelijk zijn om extreem lichte machines te ontwerpen die paardenkracht kunnen combineren met hoge opbrengsten, hoge snelheden en eenvoudige besturing.
Kris De Decker voor Lowtech Magazine Lowtech Magazine brengt nieuws en duiding over wetenschap en technologie. Maar dan niet door de roze bril die de doorsnee redactie op de neus heeft staan. Het magazine stelt zich vragen bij het blind geloof in vooruitgang en hoogtechnologische oplossingen. Meer technologie kan een goede keuze zijn, maar dat is het niet altijd. Lowtech Magazine is een initiatief van Kris De Decker, 11 jaar lang freelance journalist voor ‘Knack’, ‘De Standaard’ en ‘De Tijd’.
Meer informatie op: Zelfs als we genoeg werkpaarden kunnen fokken, dan nog zal de landbouw danig moeten veranderen. De voordelen van een tractor zijn snelheid en gemak. Het is gemakkelijker om een tractor te bestu-
ehttp://www.lowtechmagazine.be.
Andere interessante links: ehttp://www.antiquefarming.com/
“Landbouw-Service” is een periodieke nieuwsbrief voor de leden van de Nationale Centrale Landbouw-Service, de enig erkende beroepsvereniging voor aannemers van land- en tuinbouwwerken, loonsproeiers, handelaars in veevoeders en in meststoffen.
Copyright: Nationale Centrale Landbouw-Service is niet aansprakelijk voor het gebruik van de informatie in deze publicatie. Citeren mag mits bronvermelding.
Verantwoordelijke uitgever: Johan Van Bosch, Algemeen Secretaris Nationale Centrale Landbouw-Service, Spastraat 8, 1000 Brussel, tel.: 02/238.06.33, fax: 02/238.04.41, e-mail:
[email protected]
• 23 • Landbouw-service •
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 23
03-07-2008 16:05:01
0088_08-NBLandbouw-NL.indd 24
03-07-2008 16:05:03