Belgisch eten en bier zijn in de mode

Centrum Basiseducatie Brusselleer Cultuur

Oefenmap lezen en schrijven Belgisch eten en bier zijn in de mode

p. 1 Niveau 3

Verenigde Staten

Belgisch eten en bier zijn in de mode Je zou het helemaal niet verwachten. Maar in Amerika is men al enkele jaren gek op eten en bier uit België.

Amerikanen houden van Belgisch eten.

Amerikanen zijn net kleine kinderen, zegt men wel eens. Ze willen altijd iets nieuws. Vooral de mensen in New York gaan daar zeer ver in. Zeker als het over eten gaat. Een aantal jaren geleden was Japans eten erg in trek. Nu is dat weer voorbij. De mensen in New York vallen nu voor... België.

Pralines en wafels Veel Amerikanen kennen België niet. Onze pralines zijn wel al een tijdje bekend. Geen enkel land voert zoveel pralines uit naar Amerika als België. En overal in Amerika worden ‘Belgische wafels’ gegeten. Dat zijn eigenlijk onze ‘Luikse wafels’. In Amerika wordt er een heel zoete saus van vruchten over gegoten. Onze wafels werden in 1964 bekend in Amerika. Toen nam België deel aan de wereldtentoonstelling in New York.

Tekst uit: Wablieft 303 (geactualiseerd)



p. 2 Niveau 3

Jean-Claude Van Damme: ‘The muscles from Brussels’.

Brussel Brussel kennen de Amerikanen beter. Zeker sinds Jean-Claude Van Damme meespeelt in Amerikaanse films. ‘De spieren uit Brussel’ is zijn bijnaam in Hollywood. Van Damme speelde mee in vechtfilms. Die trokken heel wat kijkers. Maar andere Belgen kennen de Amerikanen niet. Ze kennen wel Jacques Brel en Kuifje. Maar ze denken dat die uit Frankrijk komen.

Eten en drinken Die tijd is nu voorbij, zeker in New York. Naar Belgische restaurants gaan is in de mode. New Yorkers moeten de Gentse waterzooi, frieten, mosselen, Duvel, Trappist,... proeven. In New York komen er steeds meer Belgische restaurants bij. En in alle grote steden is er wel een bar met Belgische bieren.

(w)



1


p. 3 Niveau 3

Waar of niet waar? 1. New Yorkers houden niet van nieuwe dingen. .............................. 2. In 1964 verkocht België Luikse wafels op de wereldtentoonstelling in New York. .............................. 3. Amerikanen denken dat Jean-Claude Van Damme een Fransman is. ..............................

2

Zoek het antwoord in de tekst. 1. Waarom vergelijkt men Amerikanen met kleine kinderen? ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... 2. Welk eten was enkele jaren geleden in trek? ......................................................................................................................... 3. Welke twee Belgische producten zijn erg bekend in Amerika? ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... 4. Hoe werden de 'Luikse wafels' bekend? ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... 5. Hoe noemt men Jean-Claude Van Damme? ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... 6. Hoe ziet men in de Amerikaanse steden dat België er bekend is? ......................................................................................................................... .........................................................................................................................

3

Zoek de betekenis op in je woordenboek. abcdefghijklmnopqrstuvwxyz 1. de mode: ......................................................................................................... ......................................................................................................................... 2. de waterzooi: ................................................................................................... ......................................................................................................................... 3. de bar: ............................................................................................................. .........................................................................................................................



1

3

p. 4 Niveau 3

Wat is ongeveer hetzelfde? (zelfstandige naamwoorden) 1. 2. 3. 4. 5. 6.

2


de VS de kijker het restaurant het eten de mode de vruchten

de toeschouwer het eethuis

1. 2. de Verenigde Staten 3. het fruit 4. het voedsel 5. de trend 6.

......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................

= = = = = =

......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................

Wat is ongeveer hetzelfde? (werkwoorden) 1. uitvoeren

degusteren

1.

......................... = .........................

2. 3. 4. 5. 6.

exporteren laten vloeien acteren vermoeden menen

2. 3. 4. 5. 6.

......................... ......................... ......................... ......................... .........................

proeven spelen (in film) gieten denken verwachten

= = = = =

......................... ......................... ......................... ......................... .........................

Schrijf het zoals in de tekst. 1. In de VS is men al enige jaren verzot op Belgisch eten en bier. ......................................................................................................................... 2. Enkele jaren geleden was Japans eten erg gewild. ......................................................................................................................... 3. De New Yorkers kicken nu op ... België. ......................................................................................................................... 4. Geen enkel land exporteert zoveel pralines naar de Verenigde Staten. ......................................................................................................................... 5. Naar Belgische restaurants gaan is in. ......................................................................................................................... 6. Van Damme acteerde in actiefilms. .........................................................................................................................



1


p. 5 Niveau 3

Kruis aan wat wordt bedoeld. 1. naam die niet je echte naam is en die mensen je geven om een eigenschap van je te benadrukken of om je te plagen de titel de bijnaam de familienaam 2. gebonden vocht met kruiden enz. voor over een gerecht het nat het sap de saus 3. internationale tentoonstelling waarop de deelnemende landen trachten een beeld te geven van hun economische, sociale, culturele en technische ontwikkeling de handelsbeurs het wereldfeest de wereldtentoonstelling

2

Schrap wat er niet bij hoort. Let op de betekenis. 1. 2. 3. 4. 5. 6.

3

Duvel - Leonidas - het product - Trappist -Godiva - Callebaut Jaques Brel - Eddy Merckx - Jean-Claude Van Damme - Elvis Presley de Gentse waterzooi - de frieten - de popcorn - de Luikse wafels New York - de Verenigde Staten - België - Frankrijk - Japan de Amerikaan - de VS - de Belg - de Japanner - de Fransman het restaurant - het theater - de snackbar - het eethuis - de kantine

Vul aan. (zoek eventueel op in het Van Dale Basiswoordenboek p. 20 tot 23) 1. 2. 3. 4. 5. 6.

Een inwoner van Amerika is een ....................................... . Een inwoner van België is een ....................................... . Een inwoner van New York is een ....................................... . Een inwoner van Brussel is een ....................................... . Een inwoner van Gent is een ....................................... . Een inwoner van Frankrijk is een ....................................... .



1


p. 6 Niveau 3

Kruiswoordraadsel. (zelfstandige naamwoorden) Zoek het woord onder de pijl.

1 2 het 3 de 4 5 de 6 de 7 de 8 de

HORIZONTAAL (van links naar rechts) 1. de hoofdstad van België 2. plaats waar je tegen betaling kunt eten 3. snoepje van chocola met een vulling van room, fruit, marsepein enz. 4. het land van de Belgen 5. gefrituurde reepjes aardappel 6. eetbare schelpdieren met een blauwzwarte schelp 7. voortbrengsel van een boom, struik of plant waar de zaadjes in zitten, zoals een peer, appel, noot of eikel 8. geweldfilm VERTICAAL (van boven naar onder) Het woord onder de pijl is: .........................................................

De oplossing van het kruiswoordraadsel vind je op p. 10.



1

3

ë - Bel - gi res - rant - tau film - vecht zooi - ter - wa pist - Trap nes - pra - li

1. wereld

zooi

1. de .............................................

2. vecht 3. water

tentoonstelling film

2. de ............................................. 3. de .............................................

Welke woorden vormen samen een begrip? York wafel Staten

1. de ............................................. 2. ............................................. 3. de .............................................

Wat past bij elkaar? (voorvoegsels) 1. bij2. mee3. over-

5

1. ............................................. 2. het ............................................. 3. de ............................................. 4. de ............................................. 5. de ............................................. 6. de .............................................

Maak een samenstelling. (zelfstandige naamwoorden)

1. Verenigde 2. New 3. Luikse 4

p. 7 Niveau 3

Zet de lettergrepen in de goede volgorde. 1. 2. 3. 4. 5. 6.

2


spelen al naam

1. 2. 3.

de ............................................. ............................................. .............................................

Zoek het meervoud in de tekst. 1. 2. 3. 4. 5. 6.

één vrucht één Amerikaan één stad één kind één restaurant één praline


meer ....................................................... meer ....................................................... meer ....................................................... meer ....................................................... meer ....................................................... meer .......................................................


1


p. 8 Niveau 3

Schrijf de woorden van elkaar. Plaats hoofdletters en leestekens.

1. inamerikaismenalenkelejarengekopetenenbieruitbelgie ......................................................................................................................... 2. amerikanenzijnnetkleinekinderenzegtmenweleens ......................................................................................................................... 3. demenseninnewyorkvallennuvoorbelgie ......................................................................................................................... 4. enoveralinnewyorkwordenbelgischewafelsgegeten ......................................................................................................................... 5. despierenuitbrusselisdebijnaamvanjeanclaudevandamme ......................................................................................................................... 6. newyorkersmoetendegentsewaterzooifrietenmosselenduveltrappistproeven ......................................................................................................................... .........................................................................................................................

2

Maak met de zinsdelen een zin.

1. je / het / verwachten / niet / zou / helemaal ......................................................................................................................... 2. voorbij / weer / is / nu / dat ......................................................................................................................... 3. België / niet / kennen / veel Amerikanen ......................................................................................................................... 4. bekend / al een tijdje / wel / onze pralines / zijn ......................................................................................................................... 5. in New York / toen / aan de wereldtentoonstelling / nam / deel / België ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... 6. komen / steeds meer / in New York / bij / er / Belgische restaurants ......................................................................................................................... .........................................................................................................................



1


p. 9 Niveau 3

Zelf schrijven. Bedenk een titel voor je tekst.

Met welk product zou jij in het buitenland reclame maken voor België? Waarom?

............................................................

......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... .........................................................................................................................




p. 10 Niveau 3

Oplossing kruiswoordraadsel.

2 het

1

B

r

u

s

s

e

l

r

e

s

t

a

u

r

a

e

3 de

p

r

a

l

i

n

4

B

e

l

g

i

ë

5 de

f

r

i

e

t

e

n

e

n

i

l

6 de

m

o

s

s

e

l

7 de

v

r

u

c

h

t

8 de

v

e

c

h

t

f


m

n

t

Belgisch eten en bier zijn in de mode

Recommend Documents