'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
Vastgesteld:
26 maart 2013
Bekend gemaakt:
10 april 2013
In werking getreden:
11 april 2013
Zaaknummer:
Z13.00148
Status: vastgesteld 26-03-2013
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
Status: vastgesteld 26-03-2013
INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1 Algemeen 1.1
Inleiding
1
1.2 1.2.1
Wet- en regelgeving Artikel 4 van bijlage II van het Bor
2 2
1.2.2
B e v o e g d h e i d tot afwijken
3
1.3
Wettelijke grondslag beleidsregels
4
1.4 1.4.1
Reikwijdte beleidsregels G e s p e c i f i c e e r d e artikelen ex. bijlage II Bor
5 5
1.4.2
B e s c h e r m d e gronden en bouwwerken
5
1.5
Belangenafweging
6
1.6
Procedure
7
1.6.1 1.6.2 1.6.3
Procedure veststelling beleid Inwerkingtreding Vervallen beleid
7 7 7
1.7
Leeswijzer
8
Hoofdstuk 2 Uitwerking Artikel Artikel Artikel Artikel
1a 1b 1c 2a
Begrippen, conform het Bor Begrippen, conform het Handboek van de gemeente W o e n s d r e c h t Begrippen, toevoegingen enkel v a n toepassing op d e z e beleidsregel Wijze van meten, conform het Bor
9 10 12 14
Artikel 2b Wijze van meten, conform het Handboek van de gemeente W o e n s d r e c h t
14
Artikel 3 Uitwerking
16
Artikel 4 A l g e m e n e afwijkingen specificatie Artikel 5 Titel
23 23
BIJLAGE
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
Status: vastgesteld 26-03-2013
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
Status: vastgesteld 26-03-2013
HOOFDSTUK 1 Algemeen 1.1 Inleiding O p 1 oktober 2 0 1 0 is d e W e t a l g e m e n e bepalingen omgevingsrecht (in vervolg: W a b o ) in werking getreden. Met de inwerkingtreding van d e z e wet is onder andere artikel 3.23 van de W e t ruimtelijke ordening (Wro) en artikel 4.1.1 v a n het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) komen te vervallen. Dit instrument is in de W a b o vervangen door het instrument van de buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan ex. artikel 2.12, lid 1, onderdeel a., onder 2 " Inhoudelijk is artikel 2.12, lid 1, onderdeel a., onder 2 " v a n de W a b o nagenoeg hetzelfde als artikel 3.23 W r o . V a n w e g e het wijzigen van de wettelijke grondslag om medewerking te kunnen verlenen om af te wijken v a n een vigerend bestemmingsplan, is d a a r m e e ook het 'Beleid inzake toepassing ontheffingen als bedoeld in artikel 3.23 W r o I 4.1.1 Bro' wettelijk niet meer toepasbaar. V a n w e g e het ontbreken v a n specifiek afwijkingenbeleid op basis de W a b o artikel 2.12, lid 1, onderdeel a., onder 2 " d e had de gemeente W o e n s d r e c ht vanaf dat moment geen wettelijke toepasbaar beleid meer om buitenplans af te kunnen wijken van vigerende bestemmingsplannen. V e r z o e k e n tot het afwijkingen van bestemmingsplannen werden vanaf dat moment gemotiveerd ad hoc beoordeeld. P e r situatie ad hoc overwegingen opstellen in de omgevingsvergunning geeft een werkdruk voor het ambtelijk apparaat en is niet alle gevallen transparant uit te voeren omdat dit per situatie kan afwijken. E e n besluit nemen op basis v a n vooraf opgesteld beleid verlicht de werkdruk en komt naar de burger transparanter over omdat gewerkt wordt met een uniform beleid. Met de beleidsregels wordt primair beoogd de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid te bevorderen door het stellen v a n uniforme regels voor het afwijken van het bestemmingsplan.
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
1
Status: vastgesteld 26-03-2013
1.2 Wet- en regelgeving 1.2.1 Mogelijkheden tot afwijken Artikel 2.10 lid 2 van de W a b o bepaalt dat een aanvraag tot omgevingsvergunning slechts wordt geweigerd als de vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is. Het is dan ook voor de gemeente W o e n s d r e c h t z a a k om naar aanleiding van de inwerkingtreding van de W a b o een goed aangepast beleid te hebben ex. artikel 2.12 van de Wabo. Het eerste lid van artikel 2.12 van de W a b o geeft op w e l k e gronden afgeweken mag worden van vigerende bestemmingsplan regels. Artikel 2.12, lid 1, onderdeel a. van de Wabo. 1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend: a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening: 1 °. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking; 2'. in de bij algemene maatregel van bestuur aangew ezen gevallen, of; 3'. indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De 'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht' zijn specifiek gericht op de tweede sub. Vervolgens heeft het Besluit omgevingsrecht (in vervolg: Bor) een lijst opgesteld waarin de planologisch strijdige gevallen waarin burgemeester en wethouders bevoegd zijn een buitenplanse afwijking ex. artikel 2.12, lid 1, onderdeel a., onder 2 v a n de W a b o te verlenen. D e z e strijdige gevallen zijn g e n o e m d in artikel 4 v a n bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. c
1.2.2 Artikel 4 van bijlage II van het Bor Voor verlening v a n een omgevingsvergunning waarbij met toepassing v a n artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2"ļ van de wet v a n het bestemmi ngsplan of d e beheersverordening wordt afgeweken, komen in a a n m e r k i n g : 1. een bij behorend bouwwerk: a. binnen de bebouwde kom, b. buiten de bebouwde kom, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: 1 niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is v a n een ka s of bedrij fsgebouw van lichte constructie ten dienste v a n een agrarisch bedrij f, 2 de oppervlakte niet meer dan 150 m2, en 3 het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aanslu itend terrein voor meer dan 5000) wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan of de beheersverordening voor bebouwing in aanmerking komt voor meer dan 5 0 0 wordt overschreden; C
C
C
2. een g e b o u w ten behoeve v a n een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel g e n o e m d eisen, mits wordt voldaan aan de volgende e i s e n : a. niet hoger dan 5 m, en b. de oppervlakte niet meer dan 50 m ; 2
3. een bouwwerk, geen g e b o u w zij nde, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. niet hoger dan 10 m, en b. de oppervlakte niet meer dan 50 m2; 4. een dakkapel, d a k o p b o u w of gelij ksoortige uitbreiding van een gebouw; 5. een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m; 6. een installatie bij een glastuinbouwbedrij f voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998;
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
2
Status: vastgesteld 26-03-2013
7. een installatie bij een agrarisch bedrijf w a a r m e e d u u r z a m e energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, v a n het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet a a n g e w e z e n eindproducten v a n een krachtens dat artikellid o m s c h r e v e n bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé g e n o e m d e nevenbestanddelen; 8. het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien d a g e n per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen; 9. het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in s a m e n h a n g met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. binnen de bebouwde kom, en b. de oppervlakte niet meer dan 1500 m ; 2
10. het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen; b. de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de W e t milieubeheer, de W e t geluidhinder, de W e t ammoniak en veehouderij en de W e t geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden, c. de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en d e z e sedertdien onafgebroken bewoont, en d. de bewoner op 31 oktober 2 0 0 3 meerderjarig w a s . 1.2.3 Bevoegdheid tot afwijken In onderstaand overzicht is a a n g e g e v e n welke planologische regelingen er vanaf 1 oktober 2010 zijn om af te wijken van een vigerend planologisch regime. Daarbij is a a n g e g e v e n of de bevoegdheid bij de gemeenteraad of het college ligt. 2.12 2.12 2.12 2.12
lid lid lid lid
1a onder 1 Flexibiliteitbepaling of binnenplanse afwijking College B&W 2 Tijdelijke afwijking College B&W 1a onder 2 Afwijking bijlage II artikel 4 Bor College B&W 1a onder 3 In strijd met g o e d e ruimtelijke ordening (projectbesluit) Raad
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
3
Status: vastgesteld 26-03-2013
1.3 Wettelijke grondslag beleidsregels O p grond v a n artikel 4:81, eerste lid van de A l g e m e n e wet bestuursrecht (in vervolg: Awb) kan een bestuursorgaan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een aan het bestuursorgaan toekomende bevoegdheid, z o a l s de bevoegdheid ex artikel 2.12, lid 1, onderdeel a., onder 2 " v a n de W a b o om af te kunnen wijken van het bestemmingsplan. Het vaststellen van beleidsregels geeft in de eerste plaats een adequate motivering v a n het beleid v a n het college in geval van een v e r z o e k om af te wijken v a n het bestemmingsplan, evenals de redenen een verzoek te honoreren of af te wijzen (artikel 4:82 Awb). Daarnaast vergroot het stellen van beleidsregels de rechtszekerheid en -gelijkheid doordat d e z e het college dwingen te handelen in overeenstemming met de beleidsregel (artikel 4:84 Awb). Hierdoor is het voor een ieder op voorhand duidelijk w a n n e e r wel en w a n n e e r g e e n gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan. Artikel 4:84 van de A w b biedt naast de verplichting te handelen in overeenstemming met de beleidsregels, tevens de mogelijkheid hiervan af te zien indien het handelen conform de beleidsregels voor één of meer belanghebbenden gevolgen z o u hebben die w e g e n s bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met d e beleidsregels te dienen doelen. O p grond hiervan is het mogelijk om in bijzondere, individuele gevallen, welke niet in de beleidsregels zijn verwerkt, af te wijken van de a l g e m e e n geldende beleidsregels. Artikel 4:84 van de A w b staat er daarbij niet aan in de w e g dat in de beleidsregels wordt voorzien in een zelfstandige afwijkingsbevoegdheid of hardheidsclausule welke het mogelijk maakt van de beleidsregels af te wijken ( A B R S , nr. 200803916I1, d.d. 18 februari 2009).
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
4
Status: vastgesteld 26-03-2013
1.4 Reikwijdte beleidsregels 1.4.1 Gespecificeerde artikelen ex. bijlage II Bor In artikel 4 van bijlage II v a n het Bor zijn die gevallen benoemd waarin burgemeester en wethouders bevoegd zijn om middels artikel 2.12, lid 1, onderdeel a., onder 2 v a n de W a b o om af te kunnen wijken van het bestemmingsplan. Dit betreft in de eerste plaats een aantal veel voorkomende bouwwerken. Daarnaast is een aantal gevallen b e n o e m d waarbij g e e n specifiek regels gesteld zijn om af te wijken. Dit omdat of binnen de gemeente W o e n s d r e c h t al voldoende beleidsmatige mogelijkheden zijn om een bepaald verzoek mogelijk te maken of omdat nog reeds een beleidskeuze hieromtrent gemaakt moet worden. O v e r de laatste g e n o e m d e v e r z o e k e n zullen de besluiten middels een ad hoc overweging gemaakt worden na een nadere belangenafweging en toetsing aan enig relevant beleid of het mogelijk en/of wenselijk om af te wijken van het bestemmingsplan. c
D e z e beleidsregels zien slechts toe op een specificatie v a n een beperkt deel van de in artikel 4 van bijlage II v a n het Bor g e n o e m d e bouwwerken namelijk: 1. een bijbehorend bouwwerk binnen de bebouwde kom; 2. een bijbehorend bouwwerk buiten de bebouwde kom; 3. een g e b o u w ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel g e n o e m d eisen; 4. een bouwwerk, geen g e b o u w e n zijnde; 5. een dakkapel, d a k o p b o u w of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw. Ten aanzien van de overige leden in artikel 4 van bijlage II van het Bor waarbij kan worden afgeweken van het bestemmingsplan gelden geen specifieke beleidsregels. R e d e n hiervoor is dat de ruimtelijke impact z e e r divers kan zijn en er g e e n eenduidige lijn voor de gehele gemeente W o e n s d r e c h t is uit te zetten. De bedoeling is dat sommige onderdelen worden afgewogen bij het maken van een nieuw bestemmingsplan voor een gebied of om te verwerken in individueel beleid, waarin specifieker geregeld kan worden wat ruimtelijk/functioneel wel/niet mogelijk is. In dergelijke gevallen zal uit een nadere belangenafweging en toetsing aan enig relevant beleid moeten blijken of het mogelijk en/of wenselijk is om ad hoc af te wijken van het bestemmingsplan. A l s blijkt, naar aard van het verzoek dat besluitvorming door het college c.q. de raad wenselijk is zal dit voorgelegd worden. Onderdelen w a a r geen specificeert beleid voor is opgesteld: 1. een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m; 2. een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling; 3. een installatie bij een agrarisch bedrijf w a a r m e e duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen v a n dieren; 4. het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve v a n evenementen; 5. het gebruiken van bouwwerken; 6. het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning. 1.4.2 Beschermde gronden en bouwwerken D e z e beleidsregel sluit aan op het Bor (Bijlage II artikel 4a) wat betreft activiteiten die plaats vinden op gronden aan, bij of rond een stads- en dorpsgezicht, Rijksmonument of gemeentelijk monument a a n w e z i g is. Ten tijden een aanvraag tot omgevingsvergunning met een strijdige activiteit binnen komt zullen ad hoc overwegingen gemaakt moeten worden om wel of geen medewerking te verlenen aan de aanvraag. Uiteraard zal het advies v a n de a a n g e w e z e n beoordelingscommissie hierin gevraagd worden en in de overwegingen opgesteld worden.
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
5
Status: vastgesteld 26-03-2013
1.5 Belangenafweging Bij de beoordeling van de aanvraag om omgevingsvergunning, ongeacht welke activiteit, moet rekening worden behouden met de beginselen van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Bij een omgevingsvergunning gaat het keer op keer om een unieke situatie en dient er nadrukkelijk rekening te worden g e h o u d e n met de consequenties van het v e r z o e k voor de omgeving en o m w o n e n d e n . D e effecten voor de a a n g r e n z e n d e percelen na het verlenen v a n een omgevingsvergunning dienen voor z o v e r mogelijk in beeld te worden gebracht. In het kader van de belangenafweging dienen mogelijke belangen (aanvrager, derdebelanghebbenden en gemeente Woensdrecht) tegen elkaar te worden afgewogen. Het bouwen heeft naast publiekrechtelijke- ook privaatrechtelijke aspecten. D e link tussen de planologische en de verordeningbepalingen en het burenrecht anderzijds kunnen tot uiting komen bij het realiseren van onder andere bijgebouwen, erfafscheidingen waarbij uitvoering kan leiden tot onenigheid tussen buren. Zienswijzen die ten aanzien van de hiervoor g e n o e m d e bouwwerken kenbaar zijn gemaakt, zijn v a a k privaatrechtelijk v a n aard. Is op een bouwplan g e e n van d e in artikel 2.10 van de W a b o g e n o e m d e weigeringsgronden v a n toepassing, dan kunnen privaatrechtelijke aspecten niet leiden tot een weigering van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. In het kader van een afwijkingsprocedure dienen privaatrechtelijke belangen echter wel degelijk te worden m e e g e w o g e n . Indien er sprake is v a n een duidelijke privaatrechtelijke belemmering, wordt geen medewerking verleend, en z a l de omgevingsvergunning geweigerd worden. T e v e n s wordt de afwijkingsbevoegdheid niet toegepast als de activiteit naar het oordeel van het college: 1. onaanvaardbare hinder optreedt voor naastgelegen percelen wat betreft bezonning, privacy enIof uitzicht, 2. het w o o n - en leefmilieu van de omgeving onevenredig wordt aangetast, 3. de verkeersveiligheid in het geding komt, 4. de ruimtelijke structuur of s a m e n h a n g van de omgeving onevenredig wordt aangetast, 5. er niet voldoende parkeergelegenheid kan worden gegarandeerd, 6. aanwezige waarden van (naastgelegen) monumentale gebouwenIobjecten onevenredig wordt aangetast. Uitgangspunt hierbij moet zijn dat verlening van een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan een bevoegdheid is en g e e n verplichting v a n het college van burgemeester en wethouders. E e n privaatrechtelijke afweging die moet worden gemaakt door het bevoegd g e z a g voor verlening van een omgevingsvergunning volgt uit artikel 50 uit het Burgerlijk Wetboek. Hieronder valt te denken aan: 1. B e z o n n i n g a s p e c t e n 2. Zakelijkerechten 3. Burenrecht 4. E i g e n d o m verhoudingen
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
6
Status: vastgesteld 26-03-2013
1.6 Procedure 1.6.1 Procedure vaststelling beleid D e z e beleidsregel valt onder de Awb, titel 4.3, waarin is bepaald dat een besluit slechts kan worden gemotiveerd met een verwijzing naar een vaste gedragslijn die is neergelegd in een beleidsregel. Beleid dat is tot stand g e k o m e n met inachtneming van het bepaalde in artikel 4:81 A w b en verder, kan worden gebruikt bij d e uitoefening van de bevoegdheid v a n een bestuursorgaan. De bevoegdheid voor de toepassing van artikel 4 Bor is gelegen bij het college v a n burgemeester en wethouders. Omdat d e z e beleidsregel een geringe herziening betreft van het oude vastgestelde 'Beleid inzake toepassing ontheffingen als bedoeld in artikel 3.23 W r o I 4.1.1 Bro' is ervoor g e k o z e n om geen inspraak te verlenen. O m een juridisch sluitende grondslag voor de toepassing van artikel 4 Bor te krijgen is d e z e beleidsregel na vaststelling door het college van Burgermeester en W e t h o u d e r s gepubliceerd conform afdeling 3.6 Awb. 1.6.2 Inwerkingtreding D a a g s na d e publicatie z a l vervolgens d e z e beleidsregel in werking treden en heeft een juridische toetsbaarheid verkregen. 1.6.3 Vervallen beleid D e z e beleidsregel vervangt de volgende beleidsregels: 1. Beleid inzake toepassing ontheffingen als bedoeld in artikel 3.23 W r o I 4.1.1 Bro; 2. Erfafscheidingen binnen de gemeente Woensdrecht; 3. Permanente bewoning van recreatieverblijven.
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
7
Status: vastgesteld 26-03-2013
1.7 Leeswijzer D e z e beleidsregel is opgebouwd aan de hand van een artikelnummering systematiek. R e d e n e n hiervoor zijn dat bijlage II van het Bor, w a a r d e z e beleidsregel een uitwerking van is, op een dergelijke wijze opgebouwd is. Maar ten behoeve v a n de toetsbaarheid omdat vergunningverleners g e w e n d zijn om te toetsen op basis van een artikelnummering. De onderverdeling wordt gemaakt in d e z e beleidsregel door hoofdstukken w a a r koppen of artikelen aan zijn toegevoegd. In hoofdstuk 2 'Uitwerking' is de uitwerking van bijlage II van het Bor o p g e n o m e n op basis van de artikelnummering systematiek. Uniform aan de opbouw van een bestemmingsplan worden eerst de begrippen (artikel 1) en wijze van meten (artikel 2) omschreven. A a n g e z i e n het Bor, het handboek voor bestemmingsplannen van de gemeente W o e n s d r e c h t evenals d e z e beleidsregel specifiek begripsomschrijvingen en wijze v a n meten hanteren is hierin een onderverdeling (artikel 1a,1b, 1c) gemaakt, dit geldt tevens voor artikel wijze v a n meten. De hiërarchie van de begrippen en wijze van meten moeten g e l e z e n worden op volgorde z o a l s o p g e n o m e n , dit in verband met geldende hogere wetgeving. De daadwerkelijk regels zijn uitgewerkt in artikel 3. D e gearceerde gedeelten in artikel 3 zijn de letterlijke teksten uit bijlage II van het Bor. A l s toelichting op de uitwerking van de regels zijn onder de verschillende onderdelen tekstvakken o p g e n o m e n . Hierin worden enkel de relevante onderbouwingen gegeven. Regelingen die niet aan bod komen zijn overgenomen uit andere wet- en regelgeving en hierover is de keuze gemaakt om hieraan niet af te wijken. O p basis van andere wettelijke regelingen kan het mogelijk zijn om voor een v e r z o e k binnen de regels van het bestemmingsplan af te wijken. Ter volledigheid aan d e z e beleidsregel is de voornaamste afwijkingsregel beschreven in artikel 4. Dit artikel kan ten nimmer toegepast worden op basis van bijlage II van het Bor. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met het artikel 5 over de 'Titel' v a n d e z e beleidsregel
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
8
Status: vastgesteld 26-03-2013
HOOFDSTUK 2 Uitwerking Artikel 1a Begrippen, conform het Bor 1. achtererfgebied: erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw; 2. antennedrager: antennemast of andere constructie bedoeld voor d e bevestiging van een antenne; 3. antenne-installatie: installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten o p g e n o m e n apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie; 4. bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een z i c h op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen a a n g e b o u w d gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; 5. daknok: hoogste punt van een schuin dak; 6. dakvoet: laagste punt v a n een schuin dak; 7. erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor z o v e r een bestemmingsplan of een beheersverordening v a n toepassing is, d e z e die inrichting niet verbieden; 8. hoofdgebouw: gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming v a n een perceel en, indien meer g e b o u w e n op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is; Note: Bij toepassing van het bestemmingsplan geldt de begripsomschrijving zoals opgenomen in het bestemmingsplan, wanneer gebruik wordt gemaakt van bijlage II Bor is de omschrijving zoals boven van toepassing. 9. openbaar toegankelijk gebied: w e g als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, v a n de W e g e n v e r k e e r s w e t 1994, a l s m e d e pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van w e g e n uitsluitend bedoelt voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer; 10. voorerfgebied: erf dat geen onderdeel is v a n het achtererfgebied; 11. voorgevelrooilijn: voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke bouwverordening; 12. w o o n w a g e n : voor bewoning bestemd g e b o u w dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
9
Status: vastgesteld 26-03-2013
Artikel 1b Begrippen, conform het Handboek van de gemeente Woensdrecht 1. bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in een ruimtelijk plan; 2. agrarisch bedrijf: een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen v a n producten door middel v a n het telen v a n g e w a s s e n (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren; 3. bebouwd oppervlak: het totaal van de oppervlakten van bouwwerken voor z o v e r d e z e een grotere hoogte hebben dan 1,2 meter, met dien verstande dat pergola's, erfafscheidingen, e.d. buiten beschouwing worden gelaten; 4. bebouwing: één of meer g e b o u w e n en/of bouwwerken, geen g e b o u w e n zijnde; 5. bebouwingspercentage: een in de planregels a a n g e g e v e n percentage, dat de grootte van het deel v a n het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; 6. bedrijfsgebouw: een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf; 7. bedrijfswoning/dienstwoning: een woning in of bij een g e b o u w of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming v a n het g e b o u w of het terrein noodzakelijk is; 8. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, a l s m e d e het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 9. bouwlaag: een doorlopend gedeelte v a n een g e b o u w dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting v a n onderbouw en zolder; 10. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, w a a r o p ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 11. bouwperceelgrens: de grens v a n een bouwperceel; 12. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, w a a r m e e de gronden zijn aangeduid, w a a r ingevolge de regels bepaalde g e b o u w e n en bouwwerken geen g e b o u w e n zijnde zijn toegelaten; 13. bouwwerk: elke constructie v a n enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 14. carports:
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
10
Status: vastgesteld 26-03-2013
elke constructie v a n enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 15. dak: iedere bovenbeëindiging van een gebouw; 16. dakopbouw: een toevoeging aan de b o u w m a s s a door het verhogen v a n de nok of de dakrand van het dak, dat het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert; 17. eerste bouwlaag: de bouwlaag op de begane grond; 18. erfafscheiding: scheidingsconstructie om een specifieke grens aan te geven; 19. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor m e n s e n toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met w a n d e n omsloten ruimte vormt; 20. gevellijn: de als z o d a n i g op de verbeelding a a n g e g e v e n lijn, die strak loopt langs de voorgevel van een g e b o u w tot aan de perceelsgrenzen c.q. bouwgrenzen; 21. kas: een gebouw, waarvan de w a n d e n en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten; 22. peil: a. voor een bouwwerk op een perceel, w a a r v a n de hoofdtoegang direct aan de w e g grenst: de hoogte van de w e g ter plaatse v a n die hoofdtoegang; b. voor een bouwwerk op een perceel, w a a r v a n de hoofdtoegang niet direct aan de w e g grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; c. indien in of op het water wordt gebouwd: het N i e u w A m s t e r d a m s Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil); 23. permanente bewoning: bewoning door eenzelfde persoon of groep van personen, terwijl elders niet daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt; 24. recreatieve bewoning: de bewoning die plaatsvindt in het kader van de w e e k e n d - enIof verblijfsrecreatie; 25. terras: een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel v a n een horecabedrijf w a a r staof zitgelegenheid kan worden g e b o d e n en w a a r tegen vergoeding dranken kunnen worden g e s c h o n k e n of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt; 26. voorgevel: de meest gezichtsbepalende gevel van een g e b o u w aan de straatzijde of het openbaar gebied; 27. voorzieningen van algemeen nut: voorzieningen ten behoeve van op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer enIof wegverkeer;
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
11
Status: vastgesteld 26-03-2013
28. vrijstaande woning: een woning z o n d e r gemeenschappelijke w a n d met een andere woning; 29. wet Z wettelijke regelingen: indien en voor z o v e r in d e z e regels wordt v e r w e z e n naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen en dergelijke, dienen d e z e regelingen te worden g e l e z e n z o a l s d e z e luiden op het tijdstip v a n de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald; 30. woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor d e huisvesting van één afzonderlijk huishouden; 31. woongebouw: een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat q u a uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid b e s c h o u w d kan worden; 32. woonhuis: een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat q u a uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid b e s c h o u w d kan worden; 33. zijdelingse perceelsgrens: de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt;
Artikel 1c Begrippen, toevoegingen enkel van toepassing op deze beleidsregel 1. artistieke kunstwerken een bouwwerk, geen g e b o u w e n zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten; 2. dakvlak het vlak tussen de uiterste randen van dak en/of het vlak van een dak tussen de perceelsgrenzen; 3. z a d e l d a k een dakvorm waarbij twee dakschilden die aan de bovenzijde s a m e n k o m e n tot een nok met een dakhelling v a n minimaal 5 graden; 4. platdak een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden ten opzichte van het horizontale vlak; 5. binnen de bebouwde kom: de gebieden die nader gespecificeerd zijn in bijlage 1; 6. buiten de bebouwde kom: alle gebieden die niet voorkomen in de nader gespecificeerde gebieden z o a l s bedoeld in artikel 1c onder 5. 7. functioneel woonperceel: een s a m e n g e s t e l d stuk grond, voortkomend uit een combinatie van een verkeers- en/of groenbestemming met de aanduiding 'specifieke vorm van w o n e n - gebruik als tuin bij wonen' en een woonbestemming, wat als één woonperceel gezien wordt. 8. feitelijke voorgevel: de voorgevel v a n het daadwerkelijk gerealiseerde hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan.
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
12
Status: vastgesteld 26-03-2013
Ter verduidelijking is de onderstaande afbeelding gemaakt:
co gebied
oŗ e n b ī a ' iiebied
openbaar qebīéa 1m
lm
gebied gelegen achter de feitelijke voorgevel
9. pergola: open constructie v a n enige omvang v a n hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en bestemd o m er klim- en leiplanten langs te laten groeien; 10. hoeksituaties: een situatie enIof verkaveling waarbij aan het perceel twee of meer aaneengesloten zij den openbaar gebied grenst. 11. buitengebied gerelateerd gebied: een gebied wat nader gespecificeerd is in bij lage 2. 12. dakkapel: een uit een hellend dak uitstekende uitbouw met eigen dak en zij wangen. 13. woonperceel: een bouwperceel bestemd met d e bestemmingen ' W o n e n - 1 tIm 5'
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
13
Status: vastgesteld 26-03-2013
Artikel 2a Wijze van meten, conform het Bor 1.
Tenzij anders bepaald, worden de w a a r d e n die in d e z e beleidsregel in meter of m2 zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten: A. afstanden loodrecht; B. hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein p a s s e n d e , ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en C. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
2.
Bij de toepassing van het tweede lid, aanhef en onderdeel b, wordt een bouwwerk, voor zover dit zich bevindt op een erf- of perceelgrens, gemeten aan de kant w a a r het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.
Artikel 2b Wijze van meten, conform het Handboek van de gemeente Woensdrecht 1. afstanden: afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden gemeten daar w a a r d e z e afstanden het kleinst zijn; 2. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een g e b o u w of van een bouwwerk, geen g e b o u w zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, z o a l s schoorstenen, antennes, en naar de aard d a a r m e e gelijk te stellen bouwonderdelen; 3. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 4. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een d a a r m e e gelijk te stellen constructiedeel; 5. de horizontale diepte van een gebouw: de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de w e g gekeerde gevel; 6. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 7. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart v a n de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 8. de verticale diepte van een gebouw: de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer. Note: de bovenstaande wijze van meten is bedoeld bij gevallen van ondergrondsbouwen zoals kelders. Bij de toepassing van het bepaalde ten a a n z i e n van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
14
Status: vastgesteld 26-03-2013
Bij de goothoogte wordt gemeten daar w a a r de goot het hoogst ligt. Indien zich op enige zijde van een g e b o u w één of meer d a k o p b o u w e n bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dat 5000) v a n de gevelbreedte, wordt de goot- en de bouwhoogte van de dakopbouw(en) als goothoogte respectievelijk bouwhoogte aangemerkt.
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
15
Status: vastgesteld 26-03-2013
Artikel 3 Uitwerking 1.
een bijbehorend bouwwerk: A. binnen de bebouwde kom mits, 1. gelegen binnen een functioneel woonperceel, en voldoet aan d e volgende voorwaarden: a. de oppervlakte aan bebouwing als vrijstaand bijgebouw mag per functioneel w o o n p e r c e e l niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom D van de als bijlage 3 bij d e z e regels toegevoegde "Tabel T o e g e s t a n e Bebouwing"; b. de oppervlakte aan bebouwing als a a n g e b o u w d bijgebouw mag per functioneel w o o n p e r c e e l niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom E van d e als bijlage 3 bij d e z e regels toegevoegde "Tabel T o e g e s t a n e Bebouwing"; c. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3,3 meter en de bouwhoogte maximaal 5,8 meter bedragen; d. voor bijgebouwen geldt dat d e z e minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd; e. uitzonderingen op artikel 3, 1, A, 1, d. is dat carports tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd. 2.
geplaatst op een w o o n p e r c e e l met oppervlakte tussen 1.000 m2 en 1.500 m2, en voldoet aan de volgende voorwaarden: a. gelegen binnen het a a n w e z i g e bouwvlak op basis van het vigerende bestemmingsplan; b. de totale maximale toegestane bebouwing 275 m2 mag bedragen; c. de goothoogte van een uitbreiding aan het hoofdgebouw, een a a n g e b o u w d bijbehorend bouwwerk alsmede een vrijstaand bouwwerk niet hoger dan 3,30 meter; d. de bouwhoogte van een uitbreiding aan het hoofdgebouw, een a a n g e b o u w d bijbehorend bouwwerk alsmede een vrijstaand bouwwerk niet hoger dan 5,80 meter; e. minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering v a n carports waarvoor geldt dat d e z e tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd; f. w a n n e e r sprake is van een uitbreiding v a n het bijbehorende vrijstaande hoofdgebouw dienen de afstanden tot de perceelsgrenzen minimaal 3 meter te bedragen.
3.
geplaatst op een w o o n p e r c e e l met een oppervlakte groter of gelijk aan 1.500 m2, en voldoet aan de volgende voorwaarden: a. gelegen binnen het a a n w e z i g e bouwvlak op basis van het vigerende bestemmingsplan; b. de totale maximale toegestane bebouwing 300 m2 mag bedragen; c. de goothoogte van een uitbreiding aan het hoofdgebouw, een a a n g e b o u w d bijbehorend bouwwerk alsmede een vrijstaand bouwwerk niet hoger dan 3,30 meter; d. de bouwhoogte van een uitbreiding aan het hoofdgebouw, een a a n g e b o u w d bijbehorend bouwwerk alsmede een vrijstaand bouwwerk niet hoger dan 5,80 meter; e. minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering v a n carports waarvoor geldt dat d e z e tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd;
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
16
Status: vastgesteld 26-03-2013
f.
w a n n e e r sprake is v a n e e n uitbreiding v a n het bijbehorende vrijstaande hoofdgebouw dienen de afstanden tot de perceelsgrenzen minimaal 3 meter te bedragen.
De huidige bebouwingsregeling geeft dezelfde bouwmogelijkheden voor percelen van 800 m2 of groter. Hierdoor is bij grote percelen, van 1.000 m2 of meer, een onevenredig verschil opgetreden over bouwmogelijkheden. Middels het toepassen van een nivellering kan op basis van deze regels in een geringe verruiming van de bouwmogelijkheden worden voorzien. De huidige 'Tabel Toegestane Bebouwing' geeft voor percelen kleiner dan 1.000 m2 nog voldoende ruimte. De verruiming van bouwmogelijkheden zal niet inhouden dat procentueel er meer bebouwd kan worden. Conform de 'Tabel Toegestane Bebouwing' zal het maximaal percentage wat bebouwd mag worden afnemen. Hiermee sluit deze regeling aan op de huidige regeling waarmee voorkomen wordt dat een procentuele onevenredige verstening van deze percelen wordt tegengegaan. Maximale bebouwingspercentages na toepassing van deze beleidsregel: Binnen perceel van 800 m2 tot 1.000 m2 blijft het maximale bebouwingspercentage 31,25 "/o Binnen perceel vanaf 1.000 m2 tot 1.500 m2 blijft het maximale bebouwingspercentage 27,5 / Binnen perceel van 1.500 m2 of meer blijft het maximale bebouwingspercentage 19,9 "/o 0
B.
buiten de bebouwde kom, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: 1. ten behoeve v a n bedrijfsfuncties, en voldoet aan d e volgende voorwaarden: a. de bouw- en goothoogte niet hoger dan 5 meter; b. de oppervlakte niet meer dan 150 m2; c. het bouwen niet tot gevolg heeft dat de hoofdbestemming voor meer dan 50 Zo wordt bebouwd dan wel dat de maximale oppervlakte aan bedrijfsbebouwing die op grond van het bestemmingsplan toegestaan is voor niet meer dan 50 Zo wordt overschreden; d. gelegen binnen het a a n w e z i g e bouwvlak op basis v a n het vigerende bestemmingsplan; e. w a n n e e r sprake is v a n e e n uitbreiding v a n het bijbehorende vrijstaande hoofdgebouw dienen d e afstanden tot de perceelsgrenzen minimaal 3 meter te bedragen. 0
0
2.
ten behoeve v a n woonfuncties: a. g e en medewerking wordt verleend aan bijbehorende bouwwerken bij een burgerwoning, (agrarische) bedrijfs- of dienstwoning.
Expliciet wordt geen medewering verleend aan bijbehorende bouwwerken bij e e n burgerwoning, (agrarische) bedrijfs- of dienstwoning. Deze keuze is gemaakt om verdere verstening van het buitengebied tegen te gaan. De nadruk van de functie van het buitengebied is derhalve niet wonen, maar enkel ondersteunend. Het wonen wordt gestimuleerd binnen de kernen. 2.
een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemd eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: A. niet hoger dan 5 meter; B. de oppervlakte niet meer dan 50 m . 2
3.
een bouwwerk, A. voldoet 1. 2. B.
geen gebouw zijnde: a a n de algemene eisen: niet hoger dan 10 meter; de oppervlakte niet meer dan 50 m2.
e e n bouwwerk, g e e n g e b o u w zijnde, binnen e e n functioneel woonperceel en voldoet a a n de volgende voorwaarden: 1. de oppervlakte aan bebouwing als bouwwerken, g e e n g e b o u w e n zijnde m a g per functioneel woonperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom F v a n de als bijlage bij
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
17
Status: vastgesteld 26-03-2013
2.
3.
d e z e regels toegevoegde "Tabel T o e g e s t a n e Bebouwing" met dien verstande dat pergola's, erfafscheidingen, e.d. buiten beschouwing worden gelaten; op de gronden, gelegen achter de feitelijke voorgevel, mag de hoogte van bouwwerken geen g e b o u w e n zijnde, ten hoogste 2 meter bedragen, met uitzondering v a n pergola's e.d., w a a r v a n de hoogte maximaal 2,5 meter mag bedragen, a l s m e d e overkappingen, carports e.d., waarvan de hoogte maximaal 3 meter mag bedragen en minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd; op de gronden, gelegen vóór de feitelijke voorgevel, mag d e hoogte van bouwwerken geen g e b o u w e n zijnde, ten hoogste 1 meter bedragen, met uitzondering v a n pergola's waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag bedragen.
C.
een erfafscheiding niet op hoeksituaties, en voldoet aan de volgende voorwaarden: 1. op de gronden, voor z o v e r d e z e vóór de feitelijke voorgevel zijn gelegen, zijn erfafscheidingen toegestaan tot een hoogte van 1 meter, met dien verstande dat over een lengte van maximaal 300 van de feitelijk te realiseren c.q. gerealiseerde erfafscheiding een hoogte is toegestaan van maximaal 2 meter, mits s p r a k e is van een functionele verhoging, z o a l s een poort of markering van een t o e g a n g s p a d c.q. inrit.
D.
een erfafscheiding gelegen binnen een functioneel woonperceel op hoeksituaties, en voldoet aan de volgende voorwaarden: 1. op de gronden, voor z o v e r d e z e minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel zijn gelegen, zijn erfafscheidingen toegestaan tot een hoogte van 2 meter; 2. op de gronden, voor z o v e r d e z e vóór de feitelijke voorgevel zijn gelegen, zijn erfafscheidingen toegestaan tot een hoogte van 1 meter, met dien verstande dat over een lengte van maximaal 300 van de feitelijk te realiseren c.q. gerealiseerde erfafscheiding een hoogte is toegestaan van maximaal 2 meter, mits s p r a k e is van een functionele verhoging, z o a l s een poort of markering van een t o e g a n g s p a d c.q. inrit.
E.
een erfafscheiding gelegen in een buitengebied gerelateerd gebied, en voldoet aan de volgende voorwaarden: 1. op gronden, voor z o v e r d e z e vóór de feitelijke voorgevel zijn gelegen, zijn erfafscheidingen toegestaan tot een hoogte van 2 meter, met dien verstande dat: a. het (functioneel) woonperceel grenzend aan het openbaar gebied voor de voorgevel minimaal 20 meter breed is; b. uitgevoerd is een transparante uitvoering z o a l s onbegroeid gaashekwerk, openhekwerk ed..
F.
vlaggenmasten, en voldoet aan de volgende voorwaarden: 1. de hoogte maximaal 6 meter binnen de bebouwde kom; 2. de hoogte maximaal 8 meter buiten de bebouwde kom; 3. maximaal 3 vlaggen binnen een afstand van 5 meter (is één cluster); 4. maximaal 2 clusters per perceelszijde; 5. niet belemmerend voor groenelementen; 6. niet belemmerend voor openbare verlichtingarmaturen en/of andere openbare voorzieningen met een minimale afstand van 3 meter; 7. geen akoestische hinder wordt veroorzaakt. E e n akoestisch loze uitvoering kan gewenst zijn in de nabijheid van woningen. D e s g e w e n s t kan een akoestisch onderzoek noodzakelijk worden geacht;
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
18
Status: vastgesteld 26-03-2013
8. 9.
niet leidt tot verkeersonveilige, landschappelijke en stedenbouwkundige bezwaren; d e z e afwijking geldt enkel in de onderstaande planologische bestemmingen: a. Agrarisch (mits ten behoeve van de eventuele aanwezige nevenactiviteit en verbrede landbouw); b. Bedrijven; c. Bedrijventerrein; d. Maatschappelijk; e. Kantoor; f. Detailhandel; g. Verkeer - wegverkeer; h. Verkeer - Verblijfsgebied.
De maximaal toegestane hoogte van 6 meter voor vlaggenmasten binnen de bebouwde kom is in overeenstemming met de regels voor het vergunningsvrij oprichten van een vlaggenmast binnen een perceel. Vanwege de afstanden en ruime opzet van het buitengebied, mag de hoogte van vlaggenmasten 8 meter bedragen. In beide gevallen wordt de hoogte van een vlaggenmast als voldoende beschouwd om een enige uiting voldoende kenbaar te maken. Enige afwijking op deze regel is dat binnen de bebouwde kom bij de bestemming 'Sport' de hoogte van vlaggenmasten zonder afwijking 12 meter mag bedragen. Uiteraard ligt deze uitzondering buiten de reikwijdte van deze beleidsregel. G.
artistieke kunstwerken, en voldoet aan de volgende voorwaarden: 1. het kunstwerk niet gebruik maakt van akoestische middelen en/of akoestiek produceert; 2. het kunstwerk niet gebruik maakt van lichtgevende middelen; 3. niet leidt tot verkeersonveilige, landschappelijke en stedenbouwkundige bezwaren.
Een regeling voor artistieke kunstwerken is opgenomen omdat op basis van de huidige bestemmingsplannen artistieke kunstwerken niet zijn opgenomen binnen de bestemmingsomschrijvingen. Wel komen kunstwerken voor binnen de algemene afwijkingsregel en staan toe dat de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken opgerekt mag worden tot 12 meter. Echter deze regel geldt voor infrastructurele kunstwerken zoals omschreven in de begripsomschrijving van het bestemmingsplan buitengebied. H.
geplaatst op een platdak bij een hoofdgebouw of op een a a n g e b o u w d bijbehorend bouwwerk w a a r m e e kan worden voorzien in een dakterras en/of (balkon)afscheiding, en voldoet aan de volgende voorwaarden: 1. de hoogte van de dakterras-/balkonafscheiding niet meer bedraagt dan 1,2 meter gemeten vanaf bovenzijde afgewerkte dakterras/balkonvloer; 2. de hoogte gemeten vanaf afgewerkt maaiveld tot aan bovenzijde dakterrasafscheiding maximaal 5 meter bedraagt; 3. de uiterste randen van het dakterras op meer dan 2 meter van elk naburig perceel gelegen zijn; 4. bij vervanging geldt dat w a n n e e r er geen sprake is van onderhoudt (wijziging van de uitvoering / uitstraling van de afscheiding) d e z e beleidsregels toegepast moeten worden.
In het kader van zuinig ruimte gebruik en om de gebruiksmogelijkheden te verruimen van bestaande percelen kunnen dakterras(afscheidingen) mogelijk gemaakt worden. Als toetsingskader gelden uiteraard de gangbare kaders wat betreft een omgevingsvergunning, extra aandacht hierbij moet worden uitgegaan naar specifiekere wetgeving zoals het Burenrecht. Note: Burgerlijk Wetboek Boek 5, Zakelijke rechten titel 4 Artikel 50 bepaald dat: Tenzij de eigenaar van het naburige erf daartoe toestemming heeft gegeven, is het niet geoorloofd binnen twee meter van de grenslijn van dit erf vensters of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken te hebben, voor zover deze op dit erf uitzicht geven.
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
19
Status: vastgesteld 26-03-2013
Om in de procedure fase en eventueel in een later stadium escalaties tussen buren te voorkomen wanneer de mening en toezegging wijzigt ligt de voorkeer van de gemeente Woensdrecht om de gestelde 2 meter grens te overschrijden niet in een dergelijke oplossing.
4.
een dakkapel,
dakopbouw
of gelijksoortige
uitbreiding
van een
gebouw;
Binnen deze beleidsregels wordt geen medewerking verleend aan dakkapellen. De geldende bestemmingsplannen geven in deze voldoende bouwmogelijkheden om dergelijke bouwwerken te realiseren. Note: Dakkapellen zijn een toevoeging aan het schuine dakvlak op een gebouw. In de bestemmingsplanregels worden dakkapellen niet direct benoemd. Wel zijn er ondergeschikte bouwonderdelen benoemd die dit zijn en/of hiermee gelijk te stellen zijn. Hieronder vallen op qua volume en ruimtelijkheid de erkers, balkons en schoorstenen. Omdat er bij de voorbeelden het woord 'zoals' gebruikt wordt, dienen ook bouwonderdelen die gelijk te stellen zijn met de voorbeelden gezien worden als ondergeschikte bouwonderdelen. Dakkapellen kunnen qua volume en ruimtelijkheid met de bovenstaande onderdelen vergeleken worden. Daardoor is een dakkapel een ondergeschikt bouwonderdeel. Ondanks dat deze regel impliceert dat een dakkapel dus iedere gewenste grote kan aannemen zal in de meest voortkomende gevallen aan dergelijke aanvraag geen medewerking verleend worden. Een toetsingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning betreft immers het welstandsadvies. De gemeente heeft een vastgesteld welstandsbeleid waarin de toetsingskaders van de welstandscommissie genoemd zijn. Voor wat betreft dakkapellen zijn de onderstaande kaders opgenomen qua maatvoering: Dakkapel aan de achterzijde: - Er dient minimaal 0,35 meter dakvlak boven en 0,5 meter dakvlak onder en aan weerszijde van de dakkapel over te blijven; - Bij plaatsing op een zijdakvlak afstand tot het zijerf minimaal 0,5 meter; - Bij meerdere dakkapellen een tussen ruimte van minimaal 1 meter; - Niet meer dan twee dakkapellen per woning per dakvlak; - Hoogte maximaal 50X van het verticale vlak met een maximum van 1,35 meter. Een hoogte van 1,5 meter gemeten vanaf de voet dakkapel tot aan de bovenzijde daktrim of boeiboord; - Breedte maximaal 50X van het dakvlak met een maximum van 5 meter; Dakkapel aan de achterzijde: - Er dient minimaal 0,5 meter dakvlak boven, onder en aan weerszijde van de dakkapel over te blijven - Bij meerdere dakkapellen een tussen ruimte van minimaal 1 meter - Niet meer dan twee dakkapellen per woning per dakvlak - Hoogte maximaal 50X van het verticale vlak met een maximum van 1,35 meter. Een hoogte van 1,5 meter gemeten vanaf de voet dakkapel tot aan de bovenzijde daktrim of boeiboord - Breedte maximaal 40X van het dakvlak met een maximum van 2,5 meter De welstandscommissie mag echter in haar adviezen gemotiveerd afwijken van haar eigen kader. 1.
een d a k o p b o u w een zadeldak, en voldoet aan de volgende voorwaarden: a. toepasbaar op d a k e n met een dakhelling v a n maximaal 35 graden; b. de dakhelling van d e d a k o p b o u w evenwijdig is aan de bestaande dakhelling; c. gemeten vanaf de voet van de d a k o p b o u w niet hoger dan 1,75 meter; d. de bouwhoogte van het uiteindelijke hoofdgebouw dient aan te sluiten op de maximaal g e g e v e n maten uit het ter plaatse vigerend bestemmingsplan; e. de maximale goothoogte uit het bestemmingsplan tot 1,5 meter overschreden mag worden w a n n e e r d e afstand tussen de d a k o p b o u w en het naar openbaargebied gekeerde einde dakvlak meer bedraagt dan 2 meter.
Om het huidige straatbeeld bij dergelijk dakopbouwen te waarborgen, niet onevenredig aan te tasten maar ook om een bepaalde flexibiliteit in te bouwen is een minimale afstand tussen de dakopbouw en het naar openbaargebied gekeerde einde dakvlak opgenomen. Hiermee wordt voorkomen dat
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
20
Status: vastgesteld 26-03-2013
goothoogten onevenredig overschreden worden en dat het zicht vanaf de openbare gebieden ruimtelijk aanvaardbaar blijft.
5.
een antenne-installatie,
mits niet hoger dan 40 m;
Binnen deze beleidsregels wordt geen medewerking verleend aan een antenne-installatie, van 40 meter of hoger. De geldende bestemmingsplannen geven in deze voldoende bouwmogelijkheden om dergelijke bouwwerken te realiseren.
6.
een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998;
als bedoeld
in
Ten aanzien van een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998 worden geen beleidsregels gesteld. Dergelijke verzoeken om af te wijken van het bestemmingsplan zullen binnen de reikwijdte van artikel 4 van bijlage II Bor worden beoordeeld, waarbij deze verzoeken in ieder geval zullen worden getoetst aan relevante wet- en regelgeving en vastgesteld beleid.
7.
een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen.
Ten aanzien van een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen worden geen beleidsregels gesteld. Dergelijke verzoeken om af te wijken van het bestemmingsplan zullen binnen de reikwijdte van artikel 4 van bijlage II Bor worden beoordeeld, waarbij deze verzoeken in ieder geval zullen worden getoetst aan relevante wet- en regelgeving en vastgesteld beleid.
8.
het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen;
Ten aanzien het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen worden geen beleidsregels gesteld. Dergelijke verzoeken om af te wijken van het bestemmingsplan zullen binnen de reikwijdte van artikel 4 van bijlage II Bor worden beoordeeld, waarbij deze verzoeken in ieder geval zullen worden getoetst aan relevante wet- en regelgeving en vastgesteld beleid.
9.
het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: A. binnen de bebouwde kom, en B. de oppervlakte niet meer dan 1500 m2;
inpandige
Ten aanzien het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten worden geen beleidsregels gesteld. Dergelijke verzoeken om af te wijken van het bestemmingsplan zullen binnen de reikwijdte van artikel 4 van bijlage II Bor worden beoordeeld, waarbij deze verzoeken in ieder geval zullen worden getoetst aan relevante wet- en regelgeving en vastgesteld beleid.
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
21
Status: vastgesteld 26-03-2013
10. het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: A. de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen; B. de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden; C. de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont; 1. diegene(n) die vóór 1 november 2003 zich op het huidige adres op bungalowpark Hazeduinen in de gemeentelijke basisadministratie is (zijn) ingeschreven; 2. diegene(n) die vóór of op 1 januari 1997 in de gemeentelijke basisadministratie op het huidige adres van de overige bungalowparken is (zijn) ingeschreven. 3. De onder 1. of 2. g e n o e m d e rechten komen ook toe aan diegenen die niet zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie d o c h onomstotelijk kunnen aantonen op het huidig adres permanent te wonen. T w e e bewijsstukken dienen hiervoor te worden aangeleverd. E e n keuze kan gemaakt worden uit onderstaande drie groepen: 1. g e g e v e n s van de belastingsdienst; 2. diverse registraties bestaande uit oa: a. nachtregistraties; b. kentekenregistraties; c. nutsbedrijven registraties; d. adresmutatiediensten van diverse bedrijven; e. inschrijvingen bij tand- of huisarts; f. bedrijfsverenigingen registraties; g. a d r e s s e n van giro en/of bankoverschrijvingen h. leerplichtregistraties uit andere gemeenten; i. en andere g e g e v e n s ter goedkeuring v a n het bevoegd g e z a g . 3. schriftelijke verklaringen; D. de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was. Op basis van de bovenstaande voorwaarden worden al geruime tijd binnen de gemeente Woensdrecht persoonsgebonden beschikkingen afgegeven. De handreiking van het Bor is verder uitgeschreven naar de basis die de gemeente Woensdrecht hanteert. Uit evaluatie is verder gebleken dat een verdere uitwerking van de bovenstaande toetsingsvoorwaarden niet nodig is.
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
22
Status: vastgesteld 26-03-2013
Artikel 4 Algemene afwijkingen specificatie D e z e beleidsregels hebben alleen betrekking op de gevallen conform bijlage II van het Bor. D e wijze waarop v e r z o e k e n moeten worden beoordeeld is echter ook van toepassing op de overige afwijkingsbevoegdheden z o a l s reeds o p g e n o m e n in planologisch beleid. O p grond v a n artikel 3.6, eerste lid, onder c v a n de W r o kunnen in het bestemmingsplan regels worden o p g e n o m e n over het afwijken van het bestemmingsplan. D e z e regels bieden de mogelijkheid een beperkte mate van flexibiliteit in het bestemmingsplan in te bouwen. Het afwijken van het bestemmingsplan op grond v a n d e z e regels betreft een bevoegdheid en mag niet g e l e z e n worden als een verplichting van het college van burgemeester en wethouders. E e n zorgvuldige afweging v a n de verschillende belangen is hierbij vereist. M e d e w e r k i n g aan een binnenplanse afwijking (artikel 2.12. lid 1 onder a s u b 1 van de W a b o ) is slechts mogelijk mits aan de in het bestemmingsplan gestelde regels wordt voldaan en er g e e n sprake is van een onevenredige hinder voor o m w o n e n d e n . Binnen de vigerende bestemmingsplannen van de gemeente W o e n s d r e c h t is onder de A l g e m e n e Afwijkingsregels een ' 1 0 0 ' regeling o p g e n o m e n . D e z e regeling bepaald dat: Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van: 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 Zo van die maten, afmetingen en percentages; 0
D e z e a l g e m e n e afwijking kan enkel toegepast worden in een drietal situaties, namelijk: (dit is besloten door het college in haar vergadering van 26 november 2002) een afwijking die noodzakelijk is voor de stedenbouwkundige dan wel architectonische inpassing; een afwijking ten gevolge de technische eisen als o p g e n o m e n in het Bouwbesluit; een afwijking ten gevolge van een w o n i n g a a n p a s s i n g in het kader v a n de W m o (toenmalige W V G ) . T e r verduidelijking is dit artikel toegevoegd. Te nimmer kunnen d e z e beide regelingen s a m e n gebruikt worden.
Artikel 5 Titel D e z e beleidsregels kunnen worden aangehaald als: 'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen W o e n s d r e c h t '
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
23
Status: vastgesteld 26-03-2013
'Beleidsregels voor het afwijken van bestemmingsplannen Woensdrecht'
24
BIJLAGE Bijlage 1 Binnen bebouwde kom gebieden Bijlage 2 Buitengebied gerelateerd gebied Bijlage 3 Tabel Toegestane Bebouwing
BIJLAGE 1 Binnen bebouwde kom gebieden
BIJLAGE 2 Buitengebied gerelateerd gebied
BIJLAGE 3 Tabel Toegestane Bebouwing