Afdeling Vergunningverlening Afdeling Mobiliteit
DEFINITIEVE BESCHIKKING van GS van Utrecht
Pythagoraslaan 101 Postbus 80300 3508 TH Utrecht Tel. 030-2589111 www.provincie-utrecht.nl
Datum Nummer Uw brief van Uw nummer Bijlage
I.
15 december 2010 80882740 25 juni 2010 2010-838 Voorschriften
Afdelingen Referentie Doorkiesnummer Faxnummer Onderwerp
Mobiliteit en Vergunningverlening R. van Dijk en M. Tilstra 030-258 3466 / 030-258 2816 030-258 3144 / 030-258 2990 Beschikking instandhouding SUNIJ-lijn
SAMENVATTING ONTWERP-VERGUNNING
I.A. Samenvatting besluit Wij verlenen aan het Bestuur Regio Utrecht (hierna: BRU) te Utrecht voor onbepaalde tijd een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet aanleg locaalspoor- en tramwegen voor de instandhouding van de tramweg op openbare wegen van Utrecht (Moreelsepark) naar Nieuwegein (Hoog-Zandveld) en IJsselstein (Achterveld) en de wijk Zenderpark zoals op de bij de aanvraag behorende tekeningen nader is aangegeven. II.
FEITEN
II.A. Onderwerp aanvraag Op 29 juni 2010 hebben wij een aanvraag ontvangen ingevolge de Wet aanleg locaalspoor- en tramwegen van het BRU om een vergunning tot de instandhouding, waaronder begrepen het beheer, het onderhoud en de vervanging, van een tramweg. II.B. Locatie tramweg De tramweg loopt van Utrecht (Moreelsepark) naar Nieuwegein (Hoog-Zandveld) en IJsselstein (Zenderpark) zoals op de bij de aanvraag behorende tekeningen nader is aangegeven. II.C. Bestemmingsplannen Op het terrein van de tramweg zijn de volgende bestemmingsplannen van toepassing: Gemeente Utrecht -Voorschriften Bebouwde Kom Geel; geen specifieke bestemming; -Hoog Catherijne; bestemming: openbare weg -Smakkelaarsveld; bestemming: tramweg -Spoorverdubbeling Utrecht C.S. – Blauwkapel; bestemming: railverkeer -Kanaalstraat e.o.; bestemming: spoorwegdoeleinden -Suikerterrein; bestemming: tramweg -Lombok; bestemming: verkeersdoeleinden, railverkeer -Weg der Verenigde Naties; bestemming: tramweg -Kanaleneiland; bestemming: tramweg
Bestuur Regio Utrecht Beschikking d.d. 15 december 2010 / nr. 80882740
1
Gemeente Nieuwegein -Zuilenstein – Huis De Geer; bestemming: verkeersdoeleinden railverkeer -Jutphaas – Wijkersloot; bestemming: verkeersdoeleinden railverkeer -Stadscentrum / Binnenstad; bestemming: verkeersdoeleinden railverkeer -Oudegein – Hogelanden; bestemming: verkeersdoeleinden railverkeer -Hoogzandveld – Lekboulevard; bestemming: verkeersdoeleinden railverkeer Gemeente IJsselstein -IJsselveld West: raillijnverbinding -IJsselveld Oost: raillijnverbinding -IJsselveld partiële herziening raillijn: raillijnverbinding -Verbinding IJsselveld-Achterveld: tramweg -Uitwerking Benschopperpoort Zuid-Marienstein en raillijn: raillijn -Achterveld en Omgeving: railverkeer -Zenderpark (moederplan): bestemming n.t.b. Daar waar de tramlijn niet paste in de vigerende bestemmingsplannen zijn op basis van (voormalig) artikel 19 van de Wro (oud) vrijstellingsprocedures gevolgd. II.D. Vergunningsituatie De volgende relevante vergunningen zijn eerder aan de NV Nederlandse Spoorwegen respectievelijk NS Railinfrabeheer B.V. verleend: • aanleg en instandhouding van een tramweg van Utrecht naar Nieuwegein en IJsselstein, d.d.1 februari 1978 nr. 1643'77WV/186; • verlengen en in stand houden van de tramweg Utrecht-Nieuwegein/IJsselstein in de gemeente IJsselstein, d.d. 15 december 1998. De onderhavige vergunning vervangt met inwerkingtreding de bovengenoemde vergunningen. De bovengenoemde vergunningen vervallen op het moment dat de onderhavige vergunning in werking treedt. III.
PROCEDUREEL
III.A. Bevoegd gezag Volgens artikel 2 lid 1 van de Wet aanleg locaalspoor- en tramwegen zijn wij bevoegd gezag. III.B. Voorbereidingsprocedure Voor de behandeling van de aanvraag is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing. III.C. Toezending De aanvraag en de ontwerpbeschikking zijn toegezonden aan de volgende adviseurs en betrokken bestuursorganen: • Gemeente Utrecht • Gemeente Nieuwegein • Gemeente IJsselstein • Ministerie van Infrastructuur en Milieu (voorheen: Verkeer en Waterstaat)
Bestuur Regio Utrecht Beschikking d.d. 15 december 2010 / nr. 80882740
2
IV.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
IV.A. Algemeen De Sneltram Utrecht – Nieuwegein – IJsselstein (SUNIJ-lijn) valt onder het regime van de Wet aanleg locaalspoor- en tramwegen uit 1917. In 1978 en 1998 zijn vergunningen verleend voor de aanleg en instandhouding van de tramweg aan NV Nederlandse Spoorwegen respectievelijk NS Railinfrabeheer B.V.. De instandhouding ligt thans bij ProRail BV als rechtsopvolger van beide partijen. Op woensdag 15 december 2010 wordt het beheer overgedragen aan het BRU. De vigerende voorschriften voor de instandhouding van de tramweg zijn geactualiseerd. Bij afgifte van de onderhavige vergunning treedt deze in werking en vervallen de oude vergunningen. Bij het opstellen van de nieuwe vergunning zijn wij uitgegaan van de bestaande situatie waarbij de ruimtelijke inpassing van de lijn niet verandert. IV.B. Inhoudelijke beoordeling Aan de hand van de vigerende vergunning van 1 februari 1978 is de nieuwe vergunning opgezet. Hierbij is per artikel bekeken of deze nog relevantie heeft. De vigerende vergunning ziet nog op de aanleg van het tramspoor. Aangezien het tramspoor reeds is aangelegd, zijn deze voorschriften verouderd. Deze komen dan ook niet terug in de nieuwe vergunning. Dit met uitzondering van voorschriften met betrekking tot eventuele aanleg van nieuwe gelijkvloerse kruisingen. In de vigerende vergunningen waren diverse bepalingen opgenomen die opgelegd werden aan de wegbeheerder. Daar de beheerder van de tramweg geen wegbeheerder is, kunnen deze bepalingen niet gehandhaafd worden. Immers kunnen wij deze bepalingen niet bij de wegbeheerder afdwingen. Samenwerking van vergunninghouder en wegbeheerder is wel gewenst daar waar zij elkaar treffen (gelijkvloerse kruisingen). IV.C. Beoordeling en conclusie Aangezien de spoorlijn reeds is aangelegd, hebben wij geen significante veranderingen in de vergunning opgenomen. Wel zijn de voorschriften geactualiseerd, wat inhoudt dat voorschriften met betrekking tot de aanleg en de overeenkomsten met de wegbeheerder zijn aangepast dan wel verwijderd. V. INGEKOMEN REACTIES Om te voldoen aan afdeling 3.4 van de Awb hebben de aanvraag met de bijbehorende stukken en het ontwerpbesluit ter inzage gelegen van 30 september 2010 tot en met 11 november 2010 op het provinciehuis te Utrecht, bij de gemeente Utrecht, bij het informatiecentrum Gemeente Utrecht, bij de stadswinkel van het gemeentehuis van Nieuwegein en op het stadhuis van IJsselstein. Naar aanleiding van de ontwerp-beschikking is, binnen de door de wet gestelde termijn, de volgende zienswijze ingekomen: - Op 10 november 2010 ontvingen wij per fax een zienswijze van dhr. Coenen namens de gemeente Utrecht, Postbus 8406, 3503 RK te Utrecht. V.A. Zienswijzen De gemeente Utrecht heeft artikelsgewijs zienswijzen naar voren gebracht. Wij zullen deze ook artikelsgewijs behandelen. Ingevolge artikel 3:15, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht is het BRU in de gelegenheid gesteld om te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen. Het BRU heeft hiervan gebruikt gemaakt. Haar reactie is meegenomen in de beoordeling van de zienswijze.
Bestuur Regio Utrecht Beschikking d.d. 15 december 2010 / nr. 80882740
3
Zienswijze gemeente Utrecht • Volgens de gemeente Utrecht is niet duidelijk of de vergunning ook van toepassing is op verlegging van de trambaan. De onderhavige vergunning ziet niet op het verleggen van het huidige tracé. Het betreft hier de instandhouding van de reeds bestaande tramweg van Utrecht (Moreelsepark) naar Nieuwegein (Hoog-Zandveld) en IJsselstein (Achterveld) en de wijk Zenderpark. •
De vergunninghouder en wegbeheerder kunnen elkaar ook ongelijkvloers treffen (fietstunnel Europaplein)
Het BRU kan zich vinden in een aanpassing van de vergunning op dit punt. Artikel 6 van het ontwerpbesluit is aangepast, zodat deze ook ziet op ongelijkvloerse kruisingen. •
Artikel 4.1: er ontbreekt een periodieke inspectieverplichting
De voorgestelde inspectieverplichting wordt opgenomen in artikel 14 van de vergunning. Vergunninghouder dient jaarlijks bij het bevoegd gezag een rapport in te dienen, dat vervolgens door het bevoegd gezag beoordeeld wordt. •
Artikel 8: aanvullen met ‘Indien uit onderzoek blijkt dat er sprake is van een toename van de geluidsproductie, treedt de vergunninghouder in overleg met de wegbeheerder om na te gaan welke saneringsmaatregelen kunnen worden getroffen’.
Artikel 8 wordt niet aangepast. Deze vergunning betreft de overgang van het beheer van een trambaan op een andere partij, niet het intensiveren van het gebruik van de trambaan. De sneltram is aangewezen in de Regeling zonekaart spoorwegen, waardoor de Wet geluidhinder van toepassing is. Uit deze wet volgt al dat indien er iets verandert in het gebruik van de spoorbaan een nieuw akoestisch onderzoek zal moeten worden uitgevoerd. De Wet geluidhinder biedt voldoende garantie en het is dus niet noodzakelijk voorschriften hieromtrent op te nemen in deze vergunning. Het staat het BRU en de gemeenten natuurlijk vrij nadere afspraken te maken. •
Artikel 9.2 en 9.3: de gemeente heeft geen bezwaar tegen artikel 9.2 als de strekking van artikel 9.2 maar ongewijzigd blijft.
Artikel 9.2 zal ongewijzigd blijven, aangezien er geen andere zienswijzen zijn binnengekomen bij de provincie Utrecht. •
Artikel 10 moet geactualiseerd worden. De termijn van twee weken moet vervangen worden door 6 maanden bij werkzaamheden met een grote impact en 1 maand bij werkzaamheden met een geringe impact.
In reactie op deze zienswijze geeft het BRU aan de volgende termijnen te willen volgen: - Bij werkzaamheden waarbij een wegkruising minder dan 24 uur opgeheven wordt geldt een meldingstermijn van 2 weken - Bij werkzaamheden waarbij een wegkruising langer dan 24 uur wordt opgeheven geldt een meldingstermijn van 1 maand - Bij werkzaamheden waarbij een wegkruising langer dan een week wordt opgeheven geldt een meldingstermijn van 3 maanden De gemeente Utrecht heeft aangetoond dat er een pilot loopt waarin een meldingstermijn van 6 maanden geldt. Dit is echter geen bindend document. De termijnen van respectievelijk 2 weken, 1 maand en 3 maanden zijn opgenomen in de vergunning. Deze termijnen gelden ten minste, Bestuur Regio Utrecht Beschikking d.d. 15 december 2010 / nr. 80882740
4
zodat het het BRU en de gemeenten vrij staat nadere afspraken te maken over een langere termijn. •
Artikel 12: het woord ‘noodzakelijk’ moet worden vervangen door ‘door de gemeente noodzakelijk worden geacht’.
Het artikel is niet aangepast. Het is aan de gemeente om aan te tonen dat er sprake is van noodzaak, zodat de doorstroming van het verkeer op de tramweg gewaarborgd blijft. •
Artikel 12.2: de termen veiligheid en continuïteit moeten worden ingevuld en geconcretiseerd.
Onder de begrippen veiligheid van de trambaan en de continuïteit van het tramverkeer vallen volgens ons geen economische of financiële aspecten. In de tekst van het artikel wordt de zinsnede ‘veiligheid op de trambaan’ gebruikt, dit ziet daarom niet op de economische of financiële aspecten, maar op de veiligheid van gebruikers van de trambaan en het verkeer dat de trambaan kruist. Onder continuïteit van het tramverkeer wordt inderdaad verstaan de functionaliteit van het tramverkeer en de dienstregeling. •
Artikel 13: toevoegen ‘danwel met toestemming van de wegbeheerder’.
Artikel 13 is overeenkomstig deze zienswijze aangepast. •
Artikel 14: Het begrip uitvoeringsovereenkomst dient te worden gedefinieerd.
Deze overeenkomsten zijn al afgesloten, zoals bedoeld in artikel 1 van deze vergunning. Ter verduidelijking is het woord ‘voorgeschreven’ verwijderd uit het artikel en wordt in de tekst verwezen naar artikel 1 van de vergunning. Het begrip overeenkomsten zal niet verder worden gedefinieerd, aangezien dit een aangelegenheid is tussen het BRU en de betreffende gemeente. •
Artikel 15: de vergunning mag alleen in stand blijven indien de vergunning wordt overgedragen aan een openbaar lichaam.
Het is niet te voorzien of de wetgever besluit tot het mogelijk maken van het beheer van traminfrastructuur door een private partij, dus geen openbaar lichaam. Indien de spoorlijn in het beheer komt van een private partij, zal deze vergunning komen te vervallen. Deze partij kan een nieuwe vergunning bij de provincie aanvragen. Artikel 15 wordt overeenkomstig aangepast. V.B. Wijzigingen ten opzichte van de ontwerpbeschikking Gelet op het bovenstaande leidt de zienswijze van de gemeente Utrecht tot enkele wijzigingen. Het betreft de artikelen 6, 10, 13, 14 en 15. Bovendien wordt een paragraaf toegevoegd, nummer 14, waardoor de paragraven 14 en 15 vernummeren. VI.
BEROEPSMOGELIJKHEID
Tegen de vergunning kan tot en met zes weken met ingang van de dag na de dag waarop een exemplaar van de definitieve beschikking ter inzage is gelegd beroep worden ingesteld bij de rechtbank. Het beroep staat open voor belanghebbenden. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en tenminste bevatten: de naam en het adres van de indiener; de dagtekening; een omschrijving van de beschikking waartegen het beroep is gericht; de gronden van het beroep. Bestuur Regio Utrecht Beschikking d.d. 15 december 2010 / nr. 80882740
5
Bij het beroepschrift moet zo mogelijk een afschrift van de beschikking waarop het geschil betrekking heeft, worden overgelegd. VII. INWERKINGTREDING Het besluit treedt in werking wanneer het bekend is gemaakt aan de vergunninghouder. VIII.
ONTWERP-BESLUIT
Gelet op het bepaalde in de Wet aanleg locaalspoor- en tramwegen en de Algemene wet bestuursrecht en op hetgeen hiervoor is overwogen, besluiten wij: •
de door BRU aangevraagde vergunning als bedoeld in artikel 2 Wet aanleg locaalspooren tramwegen voor onbepaalde termijn te verlenen gerekend vanaf het in werking treden van de beschikking;
•
dat de bij dit besluit behorende aanvraag deel uitmaakt van deze beschikking voor zover de voorschriften en beperkingen niet anderszins bepalen;
•
aan deze vergunning de voorschriften te verbinden, zoals die in de bijlage bij dit besluit zijn opgenomen;
Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen,
Mr. D. J. Willems MPA, Directeur
Bestuur Regio Utrecht Beschikking d.d. 15 december 2010 / nr. 80882740
6
INHOUDSOPGAVE
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
Overname rechten en plichten uit overeenkomsten ................................................ 8 Algemene strekking van de vergunning.................................................................. 8 Omschrijving van de tramweg ................................................................................ 8 Instandhouding van de tramweg ............................................................................. 8 Uitzondering op de vergunning............................................................................... 9 Instandhouding van gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen van de tramweg met openbare wegen................................................................................................ 9 Instandhouding van halteplaatsen met toebehoren ................................................. 9 Akoestische en esthetische verzorging van de tramweg ......................................... 9 Verdere inrichting van de tramweg met toebehoren in samenhang met het belang van de openbare weg en het wegverkeer............................................................... 10 Wegenverkeersmaatregelen ten behoeve van de instandhouding en exploitatie van de tramweg ............................................................................................................ 10 Stremming tramwegverkeer ten behoeve van werkzaamheden aan de openbare weg ........................................................................................................................ 10 Aanleg nieuwe wegkruisingen en reconstructie van bestaande kruisingen gedurende de exploitatie van de tramweg............................................................. 11 Aanleg nieuwe kruisingen van nutsleidingen gedurende de exploitatie van de tramweg................................................................................................................. 11 Toezicht en handhaving ........................................................................................ 11 Vrijwaring door vergunninghouder ...................................................................... 11 Regeling rechten en verplichtingen bij opheffing van de tramweg ...................... 12
Bestuur Regio Utrecht Beschikking d.d. 15 december 2010 / nr. 80882740
7
VOORSCHRIFTEN 1. Overname rechten en plichten uit overeenkomsten Deze vergunning komt in de plaats van de op 1 februari 1978 en 15 december 1998 aan Nederlands Spoorwegen N.V. respectievelijk haar rechtsopvolger NS Railinfrabeheer verleende vergunningen voor de aanleg en instandhouding van een tramweg van Utrecht naar Nieuwegein en IJsselstein. De uit deze vergunningen voortgekomen overeenkomsten tussen de tramwegbeheerder en de wegbeheerders worden vanaf de inwerkingtreding van onderhavige vergunning geacht ook hun juridische basis te hebben in deze vergunning. 2. Algemene strekking van de vergunning Deze vergunning vestigt enerzijds het recht van vergunninghouder de tramweg te beheren en in stand te houden op, boven of onder openbare wegen en al hetgeen daartoe behoort, anderzijds de verplichting voor iedere rechthebbende ten aanzien van de openbare weg het beheer en de instandhouding te gedogen, een en ander met inachtneming van de bepalingen van de Wet aanleg locaalspoor- en tramwegen. 3. Omschrijving van de tramweg 3.1. De door en voor rekening van vergunninghouder in stand te houden tramwegwerken omvatten een (dubbelsporige) railverbinding met toebehoren: • Volgens het tracé, het lengteprofiel en de halteplaatsen zoals zijn aangegeven op de tekeningen, schaal 1:2.000, nr. 1 t/m 31, zoals opgenomen in de aanvraag; • Uitgevoerd als vrije baan uitgezonderd de gelijkvloerse kruisingen met openbare wegen; • Met sporen bestaande uit spoorstaven met een spoorwijdte van 1435 mm; • Voorzien van bovengrondse geleidingen met toebehoren voor toepassingen van elektrische tractie, alsmede de nodige sein- en telecommunicatie-inrichtingen; • En ingericht voor het gebruik van rollend materieel met een maximale buitenwerkse breedte van 2,65 m. en een dienovereenkomstig profiel van vrije ruimte zoals opgenomen in de aanvraag. 3.2. Vergunninghouder draagt zorg voor de instandhouding van de objecten die genoemd worden in de Systeem- en procesbeschrijving SUNIJ-vervoerssysteem van BRU d.d. van 3 mei 2010, althans in de meest recente versie van de Systeem- en procesbeschrijving. 3.3. BRU is gehouden het bevoegd gezag steeds te voorzien van de laatste versie van de Systeem- en procesbeschrijving SUNIJ-vervoerssysteem. 4. Instandhouding van de tramweg 4.1. De uitvoering van grondwerken ten behoeve van de instandhouding van de tramweg en toebehoren, het onderhouden van de sporen, bovengrondse geleidingen, sein- en telecommunicatie-inrichtingen geschiedt door of vanwege en voor rekening van vergunninghouder met inachtneming van de aanwijzingen van de wegbeheerder voor zover het belang van de instandhouding van de weg en toebehoren betreft.
Bestuur Regio Utrecht Beschikking d.d. 15 december 2010 / nr. 80882740
8
4.2. Vergunninghouder draagt zorg voor zodanige voorzieningen dat de afwatering van de openbare weg en tramweg in voldoende mate verzekerd is. 5. Uitzondering op de vergunning Deze vergunning is niet van toepassing op bij het Rijk in beheer zijnde weggedeelten en hoofdvaarwegen alsmede op de opstel- en rangeersporen behorende tot het remiseterrein. 6. Instandhouding van gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen van de tramweg met openbare wegen 6.1. De instandhouding van de sporen en toebehoren op gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen met openbare wegen met de daartoe behorende funderingsconstructie alsmede van eventueel toe te passen specifieke overwegbevloeringsconstructies, beveiligingsinstallaties en/of waarschuwingsmiddelen, met uitzondering van verkeersregelinstallaties en verkeersborden langs de openbare weg, geschiedt door en voor rekening van vergunninghouder met inachtneming van de aanwijzingen van de wegbeheerder voor zover het belang van de instandhouding en het veilig gebruik van de openbare weg betreft. 6.2. Vergunninghouder treedt in overleg met wegbeheerders ten aanzien van verkeersregelinstallaties, verkeersborden langs de openbare weg en de wegverharding aan weerszijden van en tussen de sporen. 7. Instandhouding van halteplaatsen met toebehoren 7.1. Ten aanzien van de eventuele verplaatsing ofwel nieuwbouw van halteplaatsen treedt vergunninghouder in overleg met de desbetreffende wegbeheerder en gemeente voor de exacte plaatsbepaling en inpassing. 7.2. Eventuele verplaatsing ofwel nieuwbouw van halteplaatsen geschiedt door of vanwege en op kosten van vergunninghouder. 7.3. Vergunninghouder treedt in overleg met wegbeheerders met betrekking tot de instandhouding van toegangspaden tot de halten, verdergaande voorzieningen ten behoeve van de bereikbaarheid van halten en zorg voor maatregelen voor een ordelijk en juist gebruik van toegangspaden. 7.4. Vergunninghouder draagt zorg voor maatregelen voor een ordelijk en juist gebruik van de halteplaatsen met toebehoren. 8. Akoestische en esthetische verzorging van de tramweg Vergunninghouder draagt – in overleg met de wegbeheerders – tijdig voor de aanschaf van het op de tramweg te gebruiken rollend materieel, zorg voor een onderzoek naar de te verwachten geluidsproductie van de trambaan afzonderlijk en in combinatie met het wegverkeer en de daardoor eventueel te veroorzaken geluidsbelasting voor de bebouwing langs de openbare weg. Bestuur Regio Utrecht Beschikking d.d. 15 december 2010 / nr. 80882740
9
9. Verdere inrichting van de tramweg met toebehoren in samenhang met het belang van de openbare weg en het wegverkeer 9.1. Vergunninghouder draagt zorg voor een dusdanige inrichting van de tramweg dat geen nadelige beïnvloeding optreedt van het uit verkeersveiligheidsoogpunt gewenste wegbeeld en vrije uitzicht voor het rail,- en c.q. wegverkeer en geen verwarring kan ontstaan van de voor de onderscheidene verkeerscategorieën bestemde verkeersaanduidingen. 9.2. Vergunninghouder verleent aan de wegbeheerder de bevoegdheid om de tot de tramweg behorende bovenleidingsmasten te gebruiken voor het aanbrengen van wegverlichting, verkeersborden en ander wegmeubilair, indien en voor zover dit niet strijdig is met het tramwegbelang. 9.3. Vergunninghouder heeft de bevoegdheid om de openbare weg en de tot de openbare weg behorende verlichtings- en andere masten te gebruiken voor het aanbrengen van inrichtingen voor het seinwezen, de telecommunicatie en de energievoorziening van de tramweg, indien en voor zover dit niet strijdig is met het weg- en verkeersbelang. 9.4. Uitoefening van de onder 9.2. en 9.3. bedoelde bevoegdheden vindt plaats onder geen andere vergoeding, in welke vorm ook, dan de voor de gedogende partij als gevolg van het medegebruik aanwijsbaar optredende extra-kosten. 10. Wegenverkeersmaatregelen ten behoeve van de instandhouding en exploitatie van de tramweg Vergunninghouder doet van voorgenomen werkzaamheden aan de tramweg en toebehoren – behoudens spoedeisende gevallen – mededeling aan de desbetreffende wegbeheerder. De volgende termijnen worden in acht genomen: • bij werkzaamheden waarbij een wegkruising minder dan 24 uur opgeheven wordt geldt een meldingstermijn van ten minste 2 weken; • bij werkzaamheden waarbij een wegkruising langer dan 24 uur wordt opgeheven geldt een meldingstermijn van ten minste 1 maand; • bij werkzaamheden waarbij een wegkruising langer dan een week wordt opgeheven geldt een meldingstermijn van ten minste 3 maanden. 11. Stremming tramwegverkeer ten behoeve van werkzaamheden aan de openbare weg Vergunninghouder neemt de nodige maatregelen tot beperking van het tramwegverkeer indien en voor zover dit voor de uitvoering van werkzaamheden aan, op of in de openbare weg en toebehoren noodzakelijk is.
Bestuur Regio Utrecht 10 Beschikking d.d. 15 december 2010 / nr. 80882740
12. Aanleg nieuwe wegkruisingen en reconstructie van bestaande kruisingen gedurende de exploitatie van de tramweg 12.1. Vergunninghouder is verplicht toe te staan dat door wegbeheerders – indien en voor zover dit voor de verkeersafwikkeling dan wel de ontsluiting van nieuwe stedelijke gebieden noodzakelijk is – voor eigen rekening en risico bestaande wegkruisingen worden gereconstrueerd en andere dan die op bijbehorende tekeningen aangegeven wegkruisingen met de tramweg worden aangelegd en in stand gehouden. 12.2. Deze verplichting geldt niet indien naar het oordeel van vergunninghouder de veiligheid op de trambaan of de continuïteit van het tramverkeer als gevolg van een nieuwe wegkruising onvoldoende gewaarborgd is. In dat geval hoeft vergunninghouder haar medewerking aan de aanleg van nieuwe wegkruisingen niet te verlenen. Zij onthoudt haar medewerking echter niet eerder dan nadat zij in overleg met de wegbeheerder is getreden over aanvullende maatregelen aangaande de veiligheid en continuïteit en dit overleg niet tot gewenste resultaat heeft geleid. 13. Aanleg nieuwe kruisingen van nutsleidingen gedurende de exploitatie van de tramweg Vergunninghouder is verplicht toe te staan dat door de wegbeheerder dan wel door derden met vergunning van de wegbeheerder dan wel met toestemming van de wegbeheerder nieuwe kruisingen van kabels en leidingen met de tramweg tot stand worden gebracht, indien en voor zover dit voor een doelmatige nutsvoorziening noodzakelijk is en zulks niet strijdig is met het belang van de instandhouding van het veilig gebruik van de tramweg. 14. Toezicht en handhaving 14.1. Vergunninghouder dient jaarlijks voor 1 juli aan het bevoegd gezag een rapport met betrekking tot de toestand en de veilige berijdbaarheid van de spoorbaan te overleggen. Hierin wordt aangetoond dat de spoorbaan voldoet aan de normen en eisen die vergunninghouder heeft opgesteld. Het rapport is mede gebaseerd op relevante inspecties en het inspectieschema van vergunninghouder wordt in acht genomen. Dit rapport is onderbouwd met metingen. 14.2. Indien bij beoordeling blijkt dat aanvullende gegevens nodig zijn dan is vergunninghouder verplicht deze gegevens te verstrekken. 15. Vrijwaring door vergunninghouder Vergunninghouder vrijwaart vergunninggever alsmede de wegbeheerders voor aansprakelijkheid ten opzichte van derden voor zover deze aansprakelijkheid het gevolg is van de instandhouding c.q. werken tot wijziging of opruiming van de tramweg, tenzij sprake is van grove schuld of nalatigheid van de zijde van de wegbeheerders of in de overeenkomsten zoals bedoeld in artikel 1 van deze vergunning en nog te sluiten overeenkomsten tussen de wegbeheerder en/of vergunninghouder anders is bepaald.
Bestuur Regio Utrecht 11 Beschikking d.d. 15 december 2010 / nr. 80882740
16. Regeling rechten en verplichtingen bij opheffing van de tramweg 16.1. Deze vergunning komt te vervallen: • Indien vergunninghouder de instandhouding van de tramweg aan een private partij overdraagt; • Indien vergunninghouder de instandhouding van de tramweg aan een ander openbaar lichaam overdraagt, tenzij de opvolger bereid is zich voor wat deze vergunning betreft in de plaats van de vergunninghouder te stellen; • Indien en voor zover de dienst op de gehele dan wel één of meer gedeelten van de tramweg beëindigd wordt. 16.2. Vergunninghouder neemt bij aanvaarding van deze vergunning de verplichting op zich om bij beëindiging van de dienst op de gehele dan wel één of meer gedeelten van de tramweg naar de keuze van de wegbeheerder: • óf de desbetreffende krachtens deze vergunning in stand te houden werken te verwijderen en het inbeslaggenomen terrein in de oorspronkelijke staat te brengen; • óf de werken en terreinen in een andere, nader door de wegbeheerder te bepalen, staat te brengen. In het laatste geval bedragen de voor vergunninghouder optredende kosten niet meer dan verwijdering van de werken en het in oorspronkelijke staat brengen van de inbeslaggenomen terreinen zouden vergen.
Bestuur Regio Utrecht 12 Beschikking d.d. 15 december 2010 / nr. 80882740