Beleidsregel Onderwijs Rotterdam 2014-2015
Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam op 17 december 2013, inclusief aanvulling paragraaf verantwoording vastgesteld op 10 februari 2014 door de wethouder van Onderwijs, Jeugd en Gezin.
1
Inhoudsopgave
1.
Inleiding en beleidskaders ......................................................................................................... 3 1.1. Gemeentelijke doelen ........................................................................................................ 3 1.2. Gebiedsgericht werken ...................................................................................................... 3 1.3. Definities, beleid en regelgeving........................................................................................ 5 1.4. Financieringswijze ............................................................................................................. 7
2.
Processen .................................................................................................................................... 8 2.1 Aanvraag............................................................................................................................ 8 2.2 Beoordeling........................................................................................................................ 9 2.3 Verlening.......................................................................................................................... 11 2.4 Verantwoording................................................................................................................ 11
3.
Leertijdverlenging ..................................................................................................................... 14 3.1. Voor- en vroegschoolse educatie (vve), basisvoorziening en Groep nul ........................ 14 3.2. Meer leertijd ..................................................................................................................... 17 3.3. Schakelklassen ................................................................................................................ 19
4.
Faciliteiten en schoolontwikkeling.......................................................................................... 21 4.1. Conciërges....................................................................................................................... 21 4.2. Medewerker ouderbetrokkenheid .................................................................................... 21 4.3. Topklassenarrangement inclusief Denken, Voelen, Doen .............................................. 22 4.4. Trekkingsrecht schoolmaatschappelijk werk (SMW) ....................................................... 23
2
1.
Inleiding en beleidskaders
Het door schoolbesturen en gemeente overeengekomen Rotterdams Onderwijsbeleid 2011-2014 bestaat uit twee programma’s. Met het programma Aanval op Uitval wordt ingezet op het terugdringen van voortijdig schoolverlaten en in het programma Beter Presteren is door schoolbesturen en de gemeente Rotterdam de ambitie uitgesproken om de onderwijsresultaten in Rotterdam dichterbij het landelijk gemiddelde te brengen. Alle Rotterdamse scholen spannen zich in om betere onderwijsresultaten te bereiken. Resultaatgericht werken staat centraal. In het kader van het programma Beter Presteren maakt ieder schoolbestuur met de gemeente afspraken over de resultaatverbetering op bestuursniveau en per school. Op basis van deze beleidsregel stelt de gemeente subsidies beschikbaar voor het schooljaar 20142015 en op onderdelen voor het kalenderjaar 2015 om het onderwijs te ondersteunen in het realiseren van de ambitie van het Rotterdams Onderwijsbeleid. Het uitgangspunt is continuïteit. Dit is voor schoolbesturen, scholen en instellingen die vve uitvoeren van belang om effectief aan resultaatgericht onderwijs te kunnen werken. Daarnaast wordt met het trekkingsrecht dat door middel van deze beleidsregel voor schoolmaatschappelijk werk (SMW) beschikbaar wordt gesteld, uitvoering van het programma Ieder Kind Wint 2 (IKW2) en de decentralisatie van de jeugdzorg mede mogelijk gemaakt. Ook wordt de uitvoering van stedelijke sport- en cultuurprogramma’s in de leertijduitbreiding gefaciliteerd en programma’s op het gebied van gezondheid en veiligheid. De subsidie aan SMW-instellingen valt buiten deze beleidsregel. Werkingsgebied De Beleidsregel Onderwijs Rotterdam 2014-2015 geldt voor subsidieaanvragen van schoolbesturen en vve-instellingen voor zover de aanvraag betrekking heeft op een school of instelling binnen de grenzen van de gemeente Rotterdam. Scholen die voor één of meerdere subsidieonderdelen uit deze beleidsregel financiële middelen uit andere bronnen ontvangen voor activiteiten en/of personele inzet, komen voor (dat deel van) die activiteiten en/of personele inzet niet in aanmerking voor subsidie van de gemeente Rotterdam. Leeswijzer Deze beleidsregel is opgebouwd uit twee delen: in het eerste deel worden de beleidskaders, het subsidieproces en de subsidievoorwaarden beschreven (hoofdstukken 1 en 2). In het tweede deel (hoofdstukken 3 t/m 6), wordt ingegaan op de verschillende subsidieonderdelen waarvoor subsidie beschikbaar wordt gesteld. 1.1.
Gemeentelijke doelen
Subsidie wordt verstrekt voor het behalen van hogere onderwijsresultaten. Van alle scholen die subsidie aanvragen wordt een verbetering van de onderwijsresultaten verwacht, ongeacht hoe hoog zij nu al scoren. Met de in deze beleidsregel beschreven subsidiemogelijkheden streeft de gemeente het volgende doel na: Aan het einde van deze collegeperiode (2014) liggen de scores voor taal en rekenen in Rotterdam significant dichter bij het landelijk gemiddelde. Deze doelstelling geldt ook voor 2015. In het programma Beter Presteren zijn meetbare doelen opgenomen voor het onderwijs die de gemeente en schoolbesturen gezamenlijk nastreven. Met de schoolbesturen worden in het kader van subsidieverlening op bestuursniveau en per school afspraken gemaakt over de resultaten die jaarlijks behaald worden en over het resultaat dat verwacht wordt in het jaar 2015. Tevens geldt voor elk bestuur het doel dat het aantal zwakke en zeer zwakke scholen, afdelingen of opleidingen substantieel wordt verminderd. Met de vve-aanbiedende instellingen worden voor het kalenderjaar 2015 voor het eerst resultaatafspraken gemaakt. 1.2.
Gebiedsgericht werken
Gebiedsgericht werken betekent voor het Rotterdams onderwijsbeleid dat de samenwerking met het onderwijsveld wordt geplaatst in de lokale context. In dit kader wordt van scholen en voorschoolse
3
voorzieningen verwacht dat zij het aanbod toesnijden op de populatie die zij in huis hebben en rekening houden met de omgeving waarin zij en hun populatie gehuisvest zijn. Conform de afspraken in het Rotterdams Onderwijs Beleid en Ieder Kind Wint 2 wordt door scholen en voorschoolse voorzieningen samenwerking gezocht met ouders, gemeentelijke directies en andere partners die zich met de jeugd bezighouden, waaronder de Centra voor Jeugd en Gezin en de gevormde of te vormen wijkteams, zorg- en welzijnsorganisaties en politie. Scholen dragen zorg voor de bevordering van ouderbetrokkenheid, dat zich met name uit in het onderwijsondersteunend gedrag van ouders. Daarnaast leggen zij verbindingen tussen verschillende activiteiten op of om hun locatie voor leerlingen, kinderen, ouders of buurtgenoten, zoals taalcursussen voor ouders op de school waar hun kind een vve- programma volgt. In het subsidieproces voor schooljaar 2014-2015 wordt een pilot uitgevoerd om bij de inzet van gemeentelijke onderwijssubsidie meer maatwerk mogelijk te maken. Met maatwerk wil de gemeente beter aansluiten op de behoeften van de school. In de pilot doorlopen de gemeente en een aantal scholen en/of schoolbesturen een traject waarin zij samenwerken aan een maatwerkconstructie voor zowel het proces van uitwerken van planvorming, besluitvorming als over het afleggen van rekenschap over de inzet. Uitgangspunten voor de pilot zijn: • een meerjarig perspectief van en voor de school/ het bestuur; • het verminderen van de planlast; • bijdrage van de gemeente kan ook anders zijn dan waar de beleidsregel nu in voorziet; • resultaatafspraken kunnen ook over andere indicatoren worden gemaakt dan tot nu toe wordt gedaan; • verantwoording maakt plaats voor rekenschap geven; • voor het beschikbare budget wordt uitgegaan van het subsidiebedrag dat voor het huidige schooljaar voor de school is toegekend. In de pilot is ruimte voor een maatwerkarrangement in drie varianten: 1. per individuele school 2. per cluster van scholen die samenwerken in één wijk 3. op bestuurlijk niveau met enkele scholen De pilot is stadsbreed, met een grote nadruk op de Rotterdam Children’s Zone. Omdat het voor schooljaar 2014-2015 een pilot betreft, kan een beperkt aantal schoolbesturen en scholen starten met dit maatwerk arrangement. Kort na het vaststellen van deze beleidsregel is er een inventarisatieronde, waarna afspraken worden gemaakt tussen de gemeente en geïnteresseerde schoolbesturen. De uitkomsten van de pilot worden gepresenteerd bij de evaluatie van het subsidieproces en worden verwerkt in subsidiekaders voor onderwijssubsidie voor schooljaar 2015-2016 en verder. Doel is om maatwerk vanaf schooljaar 2015-2016 voor alle schoolbesturen en scholen mogelijk te maken. Children’s Zone In oktober 2012 is het uitvoeringsplan 2012-2014 van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid 1 (NPRZ) door de gemeenteraad en het bestuur van het NPRZ vastgesteld. De Children’s Zone is binnen het NPRZ aangemerkt als belangrijke drager voor de kwaliteitsverbetering van het onderwijs in Rotterdam Zuid. Het is de bedoeling dat binnen enkele jaren alle PO-scholen in de zeven focuswijken (Tarwewijk, Bloemhof, Hillesluis, Feijenoord, Carnisse, Afrikaanderwijk en Oud-Charlois) en alle VOscholen in de gebieden Charlois, Feijenoord en IJsselmonde onderdeel uitmaken van een Children’s Zone. Bij de vorming en vormgeving van de Children’s Zone wordt uitgegaan van de volgende zes leidende principes: 1. Het kind en zijn prestaties staan centraal. Dat betekent ondermeer een pedagogische samenhang (horizontale ontwikkellijn) en een schoolcarrière zonder breuken (verticale ontwikkellijn).
1
In het bestuur van het NPRZ zitten naast de gemeente onder andere ook de schoolbesturen.
4
2.
3.
4. 5.
6.
Onderdeel hiervan is de vormgeving van doorgaande leerlijnen die de prestaties van leerlingen maximaliseren en de uitval en afstroom in het vervolgonderwijs minimaliseren. Hoge professionaliteit. De lat ligt zo hoog om iedereen uit te dagen om een stap verder te zetten. Goede resultaten worden gezien, gevierd en beloond. Onderdeel hiervan is dat docenten zowel didactisch als sociaal-pedagogisch geschoold en bekwaam zijn. Hoge, gefundeerde en realiseerbare verwachtingen. Onderdeel hiervan is dat de school groot vertrouwen uitstraalt in de potentie van de leerlingen en ouders, dat de school sterk datagestuurd werkt. Ouders als partners. Onderdeel hiervan is dat de school de ouders erkent als partners in de schoolloopbaan van het kind. Inspirerend leiderschap. Leiders zijn essentieel om een visie te ontwikkelen die verder gaat dan de grenzen van hun organisatie, om grenzen te verleggen, om te ondernemen en te vernieuwen en hierbij anderen in hun verhaal mee te nemen. Onderdeel hiervan is dat de schooldirectie visie heeft, deze uitdraagt, het team aan deze visie weet te binden en kansen verzilvert die zich voordoen. Ruimte voor innovatie en maatwerk. Zowel innovaties die binnen de huidige structuur passen, als meer radicale veranderingen. Onderdeel hiervan is dat de school vernieuwing opzoekt waar verbetering nodig is.
De Children’s Zone wordt vormgegeven door een coalitie van scholen, gemeente en partners in de wijk. Een Children’s Zone-coalitie is een structurele samenwerking van partijen die in staat is om in de leefwerelden van een kind – thuis, school en daar buiten – een kind dusdanig te ondersteunen dat het kind maximaal kan presteren. De partners in een Children’s Zone-coalitie formuleren met elkaar hun visie op basis van alle zes leidende principes. Er zullen accenten worden gelegd in subsidiering en programmering waardoor er mogelijk een onevenredige besteding van middelen over de stad zal plaatsvinden. In deze beleidsregel wordt bij een aantal subsidieonderdelen specifiek aangegeven dat voor scholen in de wijken en gebieden waar het NPRZ zich op richt andere of uitgebreidere subsidiemogelijkheden bestaan. 1.3.
Definities, beleid en regelgeving
In deze beleidsregel is: • Een school: de school of onderwijsinstelling zoals bepaald volgens de WPO, WEC en WVO en instellingen volgens de WEC en WEB, tenzij specifiek is aangegeven dat dit anders is. Daar waar er sprake is van duidelijk geografisch gescheiden locaties die zelfstandig als volledige school functioneren, kan per schoollocatie subsidie aangevraagd worden. Op hoofd- of nevenvestiging toegewezen subsidie kan ook op de dislocatie van de betreffende hoofd- of nevenvestiging worden ingezet; • Een voorschoolse voorziening: een peuterspeelzaal, een kindercentrum of kinderdagverblijf zoals bepaald in de Wet Kinderopvang; • Doelgroepkind in de voor- en vroegschoolse educatie (vve): Er is sprake van een doelgroepkind voor de vve wanneer een kind verschenen is op consult bij het CJG en door het CJG is vastgesteld dat: - de thuistaal van het kind niet de Nederlandse taal is of - beide ouders of de ouder die met de dagelijkse zorg is belast een opleidingsniveau hebben/heeft van maximaal lbo/vbo, praktijkonderwijs of vmbo basis- of kaderberoepsgerichte leerweg of - het kind een lagere score haalt op de Lexi taaltoets dan voor de leeftijd verwacht mag worden, zonder dat er sprake is van een taalontwikkelingsstoornis; Op het moment van vaststellen van de beleidsregel is deze definitie nog niet vastgesteld. Deze definitie wordt gehanteerd op voorwaarde dat deze voor aanvang van de betreffende subsidieperiode wordt vastgesteld door het college van B&W; • Leerlingenaantal: het aantal leerlingen dat staat ingeschreven op een school op 1 oktober 2013, tenzij anders aangegeven. Voor de basisgegevens bij de aanvraag en de verantwoording met betrekking tot scholen wordt uitgegaan van de administratie van Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO); • Plan van de school of voorschoolse voorziening: inhoudelijke onderbouwing van een school of voorschoolse voorziening bij de subsidieaanvraag;
5
• •
• •
•
•
•
Prestatie: een uit te voeren activiteit, waar mogelijk meetbaar; Referentieniveau Nederlandse taal en rekenen: niveau van beheersing van de Nederlandse taal en het rekenen, uitgedrukt in kennis, inzicht en vaardigheden waarmee de beheersing van de Nederlandse taal en het rekenen door leerlingen aan het einde van een onderwijssoort wordt weergegeven; Resultaat: de meetbare opbrengst van de activiteiten die worden uitgevoerd; Toetsgegevens: gegevens afkomstig van landelijk erkende, valide toetsen waaruit behaalde resultaten blijken. Alle door de inspectie goedgekeurde leerlingvolgsystemen of door het COTAN (Commissie Testaangelegenheden Nederland) goedgekeurde toetsen, worden door de directie Jeugd en Onderwijs als valide beschouwd. Ook Diataal en eindexamencijfers worden als zodanig beschouwd; Inhoudelijke verantwoording: beschrijving van de gerealiseerde resultaten, afgezet tegen de afgesproken resultaten (dit behoorde voorheen tot de niet-financiële verantwoording). Tevens beschrijving van de uitgevoerde activiteiten. Wanneer de afgesproken resultaten niet zijn gehaald, wordt beschreven wat hiervoor de verklaring is en wordt beschreven welke consequenties dat heeft voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten van het volgende school- of kalenderjaar dat op het moment van de verantwoording al loopt; Verbeterplan, zoals bedoeld bij de subsidievoorwaarde op bestuurs- en schoolniveau: het plan van aanpak dat het schoolbestuur en de school gezamenlijk opstellen naar aanleiding van het oordeel van de inspectie van het onderwijs dat de school, afdeling of opleiding een aangepast toezicht heeft (dus zwak of zeer zwak is); Wijkteam: een geformaliseerde samenwerking tussen uitvoerende zorgverleners en hulpverleners die binnen een nader bepaald geografisch gebied werkzaam zijn.
Onderstaande gemeentelijke- en landelijke beleidskaders en regelgeving zijn van toepassing op het subsidieproces. Gemeentelijk beleid en regelgeving • • • • • • • • • • • •
Subsidieverordening Rotterdam 2014 (SVR 2014), inclusief SVR2014-subsidiecontroleprotocol van de gemeente Rotterdam; Verordening kwaliteitseisen kinderopvang en peuterspeelzalen Rotterdam 2012, gemeenteblad 2012, nummer 43, of de meest recent vastgestelde verordening kinderopvang; Bestuursafspraken G4/G33 – Rijk, Effectief benutten van vve en extra leertijd voor jonge kinderen. Inclusief de Rotterdamse uitwerking (www.rotterdam.nl/subsidiesonderwijsoverzicht); Nadere regels subsidie meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, gemeenteblad 2009, nummer 131; Nadere subsidieregels SISA, gemeenteblad 2009, nummer 132; Nadere regels subsidievoorwaarde taal, gemeenteblad 2013, nummer 67; Nationaal Programma Rotterdam Zuid, Uitvoeringsplan 2012-2014); Rotterdams Onderwijsbeleid 2011-2014: programma’s Beter Presteren en Aanval op Uitval; Uitvoeringsagenda 2013-2014 EU arbeidsmigratie; Uitwerkingsnotitie schakelklassen Rotterdam, de meest recent vastgestelde (www.rotterdam.nl/subsidiesonderwijsoverzicht); De tussen het college en de gebieden overeengekomen gebiedsplannen; Verordening op de gebiedscommissies 2014, gemeenteblad 2013, nummer 96.
Deze documenten zijn te vinden via www.bds.rotterdam.nl/, tenzij anders is vermeld. Landelijk beleid en regelgeving • • • • • • •
Wet op het Primair Onderwijs (WPO) Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) Wet op de Expertisecentra (WEC) Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) Wet Medezeggenschap op scholen (WMS) Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp) Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)
6
• • • • • • •
Wet op het Onderwijstoezicht (WOT) Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE) Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie Algemene wet bestuursrecht (Awb) Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW).
Deze documenten zijn te vinden via www.overheid.nl. 1.4.
Financieringswijze
Typen subsidie In de SVR 2014 wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen typen subsidie. Schoolbesturen en vve-instellingen doen een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie, dit is een subsidie die wordt verstrekt per schooljaar of kalenderjaar. Wijze van vastlegging besluit Door middel van een beschikking, conform de voorwaarden uit de Awb en SVR 2014. Betalingssystematiek De in deze beleidsregel genoemde bedragen zijn onder voorbehoud van goedkeuring van de begroting door de gemeenteraad. De betalingssystematiek wordt vastgelegd in de verleningsbeschikking. Daarin is een betalingsritme opgenomen. Het is voor subsidieaanvragers mogelijk een verzoek in te dienen voor een afwijkende manier van betaling, bijvoorbeeld ingeval een schoolbestuur met aanvragen voor Groepen nul een uitvoeringsafspraak heeft met een vve- aanbiedende instelling. Hiertoe kan een door beide partijen getekende motivatie worden bijgevoegd bij de aanvraag. De subsidieaanvrager blijft verantwoordelijk voor het indienen van de verantwoording. Hardheidsclausule De directie Jeugd & Onderwijs handelt in overeenstemming met deze beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbende(n) gevolgen zou kunnen hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Hiervan wordt melding gemaakt aan het college van B&W en de gemeenteraad.
7
2.
Processen
De gehele subsidiecyclus bestaat uit een aantal deelprocessen. Deze worden achtereenvolgens uitgewerkt. 2.1
Aanvraag
De basis voor de aanvraag Uitgangspunt bij de subsidieaanvraag is dat de basis op orde is. Conform de afspraken in het Rotterdams Onderwijs Beleid betekent dit dat van de subsidieaanvrager wordt verwacht: • Dat deze beschikt over een Verklaring omtrent het gedrag (VOG) van personeel dat ingezet wordt voor de uitvoer van subsidieonderdelen in deze beleidsregel. • Van een schoolbestuur wordt tevens verwacht dat het met de gemeente een convenant professionele school heeft afgesloten en de daarin opgenomen afspraken uitvoert; Van scholen wordt verwacht; • Dat er een concreet vastgelegd en schoolspecifiek ouderbeleid is dat wordt uitgevoerd, gericht op versterking van het educatief partnerschap en het onderwijsondersteunend gedrag van ouders; • Dat de verzuimregistratie op de school naar het oordeel van de directie Jeugd en Onderwijs voldoet, of dat het traject daar naartoe als voldoende wordt beoordeeld. Tijdstip aanvraag De aanvraag kan vanaf 1 maart 2014 ingediend worden. Om scholen met het oog op de voorbereiding van het schooljaar 2014-2015 tijdig inzicht te kunnen geven in de hoogte van de subsidie, is met de schoolbesturen met betrekking tot de aanvraag voor het schooljaar 2014-2015, in afwijking van de SVR 2014, afgesproken, dat de complete subsidieaanvraag inclusief onderbouwingen per school voor 1 april 2014 ingediend moet zijn. Subsidieaanvragen voor de onderdelen vve en Groep nul zijn voor het kalenderjaar 2015 en kunnen tot uiterlijk 1 juni 2014 worden ingediend Uitstel voor het indienen van aanvragen is mogelijk. Om hiervan gebruik te maken moet een beargumenteerd verzoek om uitstel voor 1 april 2014 (integrale beschikking) of voor 1 juni 2014 (vve en Groep nul) bij de directie Jeugd en Onderwijs worden ingediend. De aanvraagtermijn wordt na goedkeuring van dit uitstelverzoek tot uiterlijk 1 mei respectievelijk 1 juli 2014 verlengd. Voor aanvragen die na 1 april respectievelijk 1 juni 2014 binnen komen, bestaat de kans dat er geen subsidie meer beschikbaar is. Wijze van aanvragen Per schoolbestuur of houder van voorschoolse voorzieningen wordt één aanvraag ingediend bij de gemeente inclusief voor elke school een onderbouwing. De aanvraag wordt digitaal ingediend via de webportal van de gemeente Rotterdam. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de door de directie Jeugd en Onderwijs opgestelde formulieren. De formulieren zijn vanaf 1 februari 2014 te vinden op www.rotterdam.nl/subsidiesonderwijsoverzicht en moeten volledig ingevuld en voorzien van alle benodigde bijlagen worden ingediend. Onvolledige aanvragen worden niet in behandeling genomen. De aanvrager wordt dan wel in de gelegenheid gesteld om de aanvraag binnen twee weken na dagtekening van het bericht van de directie Jeugd en Onderwijs te completeren. Onderbouwing van de aanvraag en subsidievoorwaarden Om voor subsidie in aanmerking te komen moet worden voldaan aan onderstaande voorwaarden. Subsidieontvangers werken mee aan het leveren van toets- en onderzoeksgegevens over resultaten op vve-locatie en/of bestuurs- en schoolniveau, conform de afspraken gemaakt in het kader van het Rotterdams Onderwijs Beleid en, voor de scholen die dit betreft, in het kader van de Children’s Zone.
8
Op bestuursniveau: • Een vertaling van de resultaatafspraken op schoolniveau naar bestuursniveau is verwerkt in de subsidieaanvraag, inclusief de ontwikkeling van de resultaten over de schooljaren 2009-2010 tot en met het eind van schooljaar 2014-2015; • Voor zwakke en/of zeer zwakke scholen, afdelingen of opleidingen is in de aanvraag aangegeven hoe de aanvraag het verbeterplan van die scholen versterkt. Op schoolniveau: • De aanvraag bevat een plan van de school of de voorschoolse voorziening. Op schoolniveau wordt met dit plan de aanvraag inhoudelijk onderbouwd aan de hand van de volgende elementen: o de opgaven waarvoor de school staat met betrekking tot de sociale en fysieke omgeving en de prestaties van de eigen leerling-populatie en er wordt globaal beschreven wat de school voor deze opgaven nodig heeft. De school legt hierbij in elk geval de verbinding met het meerjarige schoolbeleidsplan; o een meetbare doelstelling met betrekking tot de onderwijsresultaten, gerelateerd aan de doelen uit het programma Beter Presteren, waarbij de ontwikkeling van de resultaten over de schooljaren 2009-2010 tot en met eind 2014-2015 wordt weergegeven. Deze doelen betreffen in het primair onderwijs in elk geval de CITO-eindtoets of een door het COTAN of de Inspectie van het Onderwijs goedgekeurde toets die is te vertalen naar CITO-eindtoetsresultaten, eventueel aangevuld met doelen betreffende de toetsen technisch lezen in groep 3; rekenen in groep 4; begrijpend lezen in groep 6; en rekenen in groep 6; Deze doelen betreffen in het voortgezet onderwijs resultaatmetingen taal en rekenen in de onderbouw én het centraal schriftelijk eindexamen voor Nederlands en wiskunde; o de uit te voeren activiteiten, waarbij wordt vermeld hoe de activiteiten zich tot elkaar en het reguliere lesprogramma verhouden, voor welke (doel)groepen leerlingen deze worden ingezet en hoe deze in gezamenlijkheid bijdragen aan de beoogde verhoging van de onderwijsresultaten; • Zwakke en zeer zwakke scholen, afdelingen of opleidingen komen alleen in aanmerking voor subsidieonderdelen (inclusief deelname aan stedelijke programma’s) wanneer in de aanvraag expliciet wordt aangegeven hoe uitvoering van aangevraagde activiteiten het verbeterplan van de school, afdeling of opleiding versterkt. De directie Jeugd en Onderwijs kan ondersteunen bij het formuleren van een aanvraag. Besturen maken hierover afspraken met hun schoolbestuurlijk contactpersoon. Schoolbestuurlijk contactpersonen en schoolcontactpersonen kunnen geen uitspraak doen over de effectiviteit van de plannen en/of de subsidiabiliteit van de aanvraag. 2.2
Beoordeling
Alle aanvragen worden door de directie Jeugd en Onderwijs beoordeeld op juistheid en volledigheid. De indieners van een onjuist en/of onvolledig ingediende aanvraag krijgen twee weken de gelegenheid om hun aanvraag te corrigeren en/of aan te vullen. De aanvragen voor de vve en Groep nul zijn voor het kalenderjaar 2015 en worden separaat beschikt van de integrale beschikking. Wanneer de aanvraag juist en volledig is bevonden, vindt door de directie Jeugd en Onderwijs een beoordeling van de onderbouwing op de in paragraaf 2.1 gestelde subsidievoorwaarden plaats. De subsidieaanvraag wordt direct gehonoreerd indien: • uit de meest recente meetgegevens die voor de school beschikbaar zijn, of als die er niet zijn uit de laatste inhoudelijke verantwoording, blijkt dat de (verwachte) resultaten gelijk of hoger zijn dan de gemaakte resultaatafspraken voor het einde van schooljaar 2013-2014; én • de aanvraag in lijn is met de verlening van het voorgaande jaar (dat wil zeggen continuïteit van de activiteiten) of wanneer minder subsidie wordt aangevraagd terwijl de resultaatafspraken gelijk blijven. Continuïteit van activiteiten kan zowel zijn het aanbieden van dezelfde activiteit in
9
hetzelfde leerjaar aan een nieuwe groep leerlingen, als het aanbieden van activiteiten in een volgend leerjaar aan dezelfde groep leerlingen. De hoogte van het toe te kennen bedrag kan afwijken van het bedrag van het voorgaande jaar, afhankelijk van de berekeningsgrondslag. De subsidieaanvraag wordt door de beoordelingsadviescommissie van een advies voorzien indien: • de directie Jeugd en Onderwijs uit de meest recente meetgegevens die voor de school beschikbaar zijn en/of de laatste inhoudelijke verantwoording geen uitspraak kan doen of de resultaten leiden tot het afgesproken resultaat voor het einde van schooljaar 2013-2014; • een school een andere subsidieaanvraag doet dan voor het schooljaar 2013-2014; • een school in het schooljaar 2013-2014 geen subsidieaanvraag heeft ingediend of geen subsidie toegekend heeft gekregen. De beoordelingsadviescommissie geeft een advies over de effectiviteit van de schoolplannen. De werkwijze van de beoordelingsadviescommissie wordt hieronder beschreven. Indien een schoolplan effectief wordt bevonden, komt de school in aanmerking voor subsidie. Wanneer het totaal van aangevraagde bedragen het subsidieplafond van een subsidieonderdeel overschrijdt, vindt door de directie Jeugd en Onderwijs een prioriteitstelling plaats. De wijze van prioriteitstelling is hieronder opgenomen. Het uitgangspunt is dat effectief aanbod gecontinueerd en versterkt wordt. Indien de school een aantoonbaar effectief aanbod wil uitbreiden naar meerdere (groepen) leerlingen om hiermee een groter bereik en hoger resultaat te bewerkstelligen, wordt de aanvraag bij beschikbaar budget gehonoreerd. Indien de beoordelingsadviescommissie van mening is dat de gewenste uitbreiding van aanbod niet effectief is, of budgetten worden hiermee overschreden, komt in elk geval het bestaande aanbod voor continuering van subsidie in aanmerking. Werkwijze beoordelingsadviescommissie In de eerste helft van april 2014 vindt bij alle subsidieaanvragen die nader beoordeeld moeten worden een inhoudelijk advies plaats door de beoordelingsadviescommissie van deskundigen op de effectiviteit van het plan. Er zijn twee beoordelingsadviescommissies, één voor het primair onderwijs (inclusief speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs) en één voor het voortgezet onderwijs (inclusief het voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs). Beide commissies bestaan uit acht leden, waarvan één voorzitter. De helft van de commissieleden is voorgedragen door FOKOR en de helft door de gemeente. Een schoolbestuurder geeft nooit een advies over een school van het eigen bestuur en een ambtenaar geeft nooit een advies over een school waarbij hij/zij betrokken is. De beoordelingsadviescommissie doet een uitspraak of een schoolplan naar alle waarschijnlijkheid de in het plan opgenomen weergave van de ontwikkeling van de resultaten over de schooljaren 20092010 tot en met 2014-2015 zal volgen, of niet. Daarbij baseert zij zich met name op de elementen die als ‘vormgeving’ bij de subsidieonderdelen zijn opgenomen in de paragrafen van de hoofdstukken 3 en 4. Indien de commissie adviseert dat dit waarschijnlijk is, is het plan effectief; indien de commissie adviseert van niet, is het plan niet effectief. Alle voorliggende aanvragen worden van een advies voorzien aan de hand van de hieronder genoemde operationalisering. Alle adviserende leden brengen hun stem (advies: ja/nee) uit, waarna één uniform eindadvies van de commissie wordt opgemaakt. Om tot advisering over een aanvraag te komen wordt gewerkt met een format om het eindadvies in op te tekenen en te beargumenteren. Beide beoordelingsadviescommissies stellen de motivatie voor hun advies op schrift. Deze motivatie wordt als toelichting opgenomen in de verlenings- of afwijzingbeschikking. Schoolbesturen krijgen eerst twee weken de gelegenheid om niet effectief bevonden plannen bij te stellen. Deze plannen worden na die twee weken opnieuw van advies voorzien door de beoordelingsadviescommissies.
10
Operationalisering Advies ja
Toelichting De onderbouwing van de aanvraag toont aan dat de school in schooljaar 2014-2015 (weer) op het resultaatniveau komt dat leidt tot een einddoel in 2014 dat in lijn is met de doelen uit het programma Beter Presteren. De in te zetten activiteiten zijn effectief en leiden naar oordeel van de commissie in voldoende of sterke mate bij tot het verhogen van de onderwijsresultaten. De onderbouwing van de aanvraag is niet effectief, de school toont niet voldoende aan dat de school in schooljaar 2014-2015 (weer) op het resultaatniveau komt dat leidt tot een einddoel in 2014 dat in lijn is met de doelen uit het programma Beter Presteren. De in te zetten activiteiten leiden naar oordeel van de commissie in onvoldoende mate bij tot het verhogen van de onderwijsresultaten.
Nee
Prioriteitstelling Wanneer het totaal van de nieuwe of bijgestelde effectief bevonden aanvragen tezamen met de op grond van effectiviteit en continuïteit te honoreren aanvragen het subsidieplafond van een subsidieonderdeel overschrijdt, vindt een prioriteitstelling plaats op basis van onderstaand criterium: a. Het percentage gewichtenleerlingen (schoolgroepscore) in het primair onderwijs. Hoe hoger de score, hoe groter de kans op subsidie; b. Het budget voor leerplusgelden in het voortgezet onderwijs waarvoor de school in aanmerking komt. Hoe hoger het budget, hoe groter de kans op subsidie. 2.3
Verlening
De directie Jeugd en Onderwijs bepaalt, eventueel op basis van de hierboven genoemde criteria of het advies van de beoordelingsadviescommissie, de subsidiabiliteit van alle ingediende aanvragen De directie Jeugd en Onderwijs zal binnen acht weken na 1 april 2014 de aanvraag voor schooljaar 2014-2015 afhandelen. Dit is exclusief de tijd die nodig is om het dossier kloppend en volledig te maken. Vooruitlopend daarop krijgen de schoolbesturen medio mei 2014 een schriftelijke terugkoppeling op de door de gemeente voorgenomen toekenning. Naar aanleiding van het voorlopige oordeel kunnen resultaatafspraken, behorende tot een aanvraag die niet in zijn geheel is toegekend, door schoolbesturen worden bijgesteld. Dit kan tot uiterlijk 1 juni 2014. De periode die voor het bijstellen van de aanvraag en resultaatafspraken nodig is, valt niet onder de gemeentelijke verwerkingstermijn van acht weken. Op basis van de op 14 juni 2014 beschikbare gegevens, wordt door de directie Jeugd en Onderwijs de beschikking opgemaakt. Het verleningsproces voor de vve en Groep nul aanvragen start op 1 juni 2014, deze aanvragen zijn voor het kalenderjaar 2015 en worden separaat beschikt. Aanvragen voor Groep nul die starten per 1 augustus 2014 worden, apart van de integrale beschikking, beschikt voor de periode 1 augustus 2014 tot en met 31 december 2015. 2.4
Verantwoording
Na afloop van de subsidieperiode dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in. Deze bestaat uit een inhoudelijke verantwoording, en voor verleende bedragen vanaf € 25.000,00 geldt tevens een financiële verantwoording. Bij subsidies hoger dan € 50.000,00 maakt een accountantsproduct onderdeel uit van de verantwoording en moet worden opgegeven of de 2 subsidieontvanger binnen de normen is gebleven van de WNT .
2
Het betreft een opgave van de bezoldigingen en ontslagvergoedingen van, al dan niet ingehuurde (parttime), medewerkers, bestuurders en toezichthouders voorzover die in het jaar waarop de verleende subsidie betrekking heeft (naar rato) de wettelijke maxima, zoals bedoeld in de Wet Normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT), overschrijden. Wanneer de subsidieontvanger binnen de normen is gebleven wordt hiervan in de opgave melding gemaakt.
11
Voor de verantwoording zijn de voorwaarden van toepassing zoals beschreven in de Subsidieverordening Rotterdam 2014 (SVR 2014) met bijbehorende subsidiecontroleprotocol, en eventuele aanvullende eisen in uw verleningsbeschikking. De SVR 2014 is te vinden op: www.rotterdam.nl/subsidies. Inhoudelijke verantwoording In de inhoudelijke verantwoording geeft de subsidieontvanger aan wat de behaalde resultaten van het afgelopen subsidiejaar zijn in relatie tot de afgesproken resultaten die zijn vastgelegd in de verleningsbeschikking. Daarnaast wordt een inhoudelijk verslag gegeven over het uitgevoerde beleid en het effect ervan op de realisatie van de doelstellingen en worden de uitgevoerde activiteiten beschreven. Een schoolbestuur geeft een inhoudelijke verantwoording op zowel bestuursniveau als voor alle scholen. Bij subsidies van meer dan € 50.000,00 dient een assurancerapport te worden opgesteld als 3 onderdeel van de inhoudelijke verantwoording . Er zijn twee varianten van het assurancerapport: • met een beperkte mate van zekerheid bij een verleende subsidie vanaf € 50.000 tot € 200.000; • met een redelijke mate van zekerheid bij een verleende subsidie vanaf € 200.000. In het assurancerapport over de inhoudelijke verantwoording geeft de accountant een oordeel over de juistheid van de gerealiseerde resultaten en, indien van toepassing ook over de uitgevoerde activiteiten, en geeft tevens aan of de gerealiseerde resultaten en de uitgevoerde activiteiten overeenkomstig de subsidievoorwaarden zoals vermeld in de SVR 2014 en in de verleningsbeschikking zijn ingezet. Onder de kop ‘Subsidievaststelling’ is beschreven waarover het assurancerapport moet worden afgegeven, en bij welke verantwoordingstrappen. Financiële verantwoording In de financiële verantwoording geeft de subsidieontvanger een overzicht van de toegekende middelen voor het Rotterdams Onderwijs Beleid (ROB), zoals opgenomen in de financiële bijlage van de verleningsbeschikking, afgezet tegen een overzicht van de werkelijke uitgaven aan ROB-middelen. Een schoolbestuur geeft deze financiële verantwoording over de scholen behorende bij het bestuur. Over de financiële verantwoording hoeft geen accountantsproduct te worden aangeleverd. Wel kan de gemeente, als zij hier aanleiding toe ziet, de uitkomst ervan gebruiken ten bate van een kostprijsonderzoek met betrekking tot de inzet van ROB-middelen. Dit kan gevolgen hebben voor kostprijsstelling van subsidieonderdelen in de toekomst. Subsidievaststelling De subsidievaststelling vindt volgens onderstaande verantwoordingstrappen plaats: 1. Heeft het bestuur blijkens de inhoudelijke verantwoording de afgesproken resultaten op bestuursniveau gehaald, dan wordt de hoogte van de subsidie conform verlening vastgesteld en hoeft de accountant verder geen uitspraak te doen over de resultaten op schoolniveau. Vanaf een subsidie van € 50.000,00 maakt een assurancerapport over gerealiseerde resultaten op bestuursniveau onderdeel uit van deze verantwoording; 2. Heeft het bestuur blijkens de inhoudelijke verantwoording de afgesproken resultaten op bestuursniveau niet gehaald, dan wordt op schoolniveau gekeken of de resultaatafspraken op schoolniveau gehaald zijn. Hier maakt vanaf een subsidie van € 50.000,00 een assurancerapport over gerealiseerde resultaten op schoolniveau onderdeel uit van deze verantwoording. Wanneer de afgesproken resultaten op schoolniveau zijn gehaald, dan wordt de hoogte van de subsidie conform verlening op schoolniveau vastgesteld. 3. Wanneer uit de inhoudelijke verantwoording blijkt dat zowel op bestuursniveau als op schoolniveau de afgesproken resultaten niet zijn behaald, wordt door het schoolbestuur bij subsidies vanaf € 50.000,- van de scholen die hun afgesproken resultaten niet hebben behaald een assurancerapport over de uitgevoerde activiteiten bijgevoegd. Indien hieruit blijkt 3
In de bijlage van het subsidiecontroleprotocol behorende bij de SVR 2014 zijn modellen voor alle voorkomende
accountantsproducten opgenomen
12
dat een of meerdere in het plan opgenomen activiteiten niet zijn uitgevoerd, wordt naar rato lager vastgesteld. Als de accountant van een schoolbestuur zich in het assurancerapport onthoudt van een oordeel, dan moet de gemeente zelf een standpunt innemen ten aanzien van een mogelijk lagere vaststelling van de subsidie. Wijze van indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling De subsidieontvanger dient een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het college van burgemeester en wethouders. Deze moet voor 1 december 2015 (subsidies verstrekt voor een schooljaar) en 1 april 2016 (subsidies verstrekt voor een kalenderjaar) zijn ingediend via de webportal. In de hulpdocumenten voor de integrale beschikking en de vve staat beschreven welke informatie moet worden aangeleverd voor de verantwoording. Deze zijn vanaf 10 februari respectievelijk 1 april 2014 te vinden op http://www.rotterdam.nl/subsidiesonderwijsoverzicht.
13
3. 3.1.
Leertijdverlenging Voor- en vroegschoolse educatie (vve), basisvoorziening en Groep nul
Doel van een voorschoolse voorziening met vve en Groep nul is het beperken en waar mogelijk opheffen van taal- en ontwikkelingsachterstanden van kinderen, zodat zij zonder achterstand kunnen starten in het basisonderwijs. In beide voorzieningen wordt gewerkt op basis van een vve-programma. Er zijn landelijke ontwikkelingen gaande om de financiering van kinderdagopvang en peuterspeelzaalwerk te harmoniseren. Indien de verdere uitwerking bekend wordt, wordt overleg gevoerd met de instellingen over de consequenties hiervan op de stedelijke situatie. Vormgeving Voorschoolse voorzieningen zijn opgenomen in het Register Kinderopvang GGD RotterdamRijnmond en voldoen aan de voorwaarden gesteld in de relevante wet- en regelgeving zoals opgenomen in paragraaf 3.1 van deze beleidsregel. De kwaliteit is als voldoende beoordeeld door de afdeling Toezicht en Handhaving van de directie Jeugd en Onderwijs en/of de Inspectie van het Onderwijs. De eigen bijdrage van ouders van doelgroepkinderen in peuterspeelzalen is maximaal € 0,21 per peuter per uur. De deelgemeentelijke regelingen voor de ouderbijdrage voor het kalenderjaar 2014 worden voortgezet totdat er een nieuwe regeling is vastgesteld. Instellingen waarvan de voorschool aansluit op de vroegschool van een school met een regulier onderwijsconcept maken gebruik van één van de door het Nederlands Jeugd Instituut erkende vve4 programma’s Instellingen waarvan de voorschool aansluit op de vroegschool van een school met een specifiek onderwijsconcept (zoals montessori onderwijs), maken gebruik van een door de Inspectie van het Onderwijs goedgekeurd programma. Voor de kinderopvang zijn de erkende programma’s: Ben ik in Beeld of Uk en Puk. Instellingen die een vve-programma aanbieden, voeren gedurende 40 weken 10 uur per week het vve-programma uit. De openingsweken van de Groep nul sluiten aan bij de openingsweken van de school. Voorschoolse voorzieningen met vve of Groep nul hebben een ouderbeleid dat past bij de vvemethode die wordt gebruikt en dat voldoet aan het standaardouderprogramma Groep nul (www.onderwijsbeleid010.nl/ouderprogrammagroepnul), voor de vve met uitzondering van het daarin verplichte huisbezoek. Voor kinderdagopvang met een vve-programma geldt een uitzondering voor de wekelijkse ouder-kindactiviteiten. Daaraan geven zij invulling door in het ouderbetrokkenheidsplan van de instelling duidelijk te maken hoe zij ouders stimuleren, informeren en betrekken bij de door de instelling georganiseerde ouder-kindactiviteiten. Een Groep nul staat onder aansturing van de basisschool. Scholen die een Groep nul hebben, bieden minimaal 12,5 uur per week een vve-programma aan, verspreid over vijf dagdelen. In een beperkt aantal gevallen kan, in overleg, een vve-programma verspreid over vier dagdelen worden aangeboden. Groep nul maakt zowel wat betreft overdracht van leerlingen als wat betreft onderwijsinhoud onderdeel uit van de doorgaande leerlijn en zorgstructuur binnen de basisschool en de intern begeleider van de school wordt ingezet in Groep nul. De resultaten van peuters worden bijgehouden door middel van een observatie-instrument voor jonge kinderen. Met de schoolbesturen en instellingen worden afspraken gemaakt over het resultaat van de voorschool. Deze resultaten zijn af te leiden uit het observatie-instrument en worden gekoppeld aan het leerlingvolgsysteem van de school Op de Groep nul staan twee leidsters die beiden in het bezit zijn van een diploma zoals vermeld in de wet OKE. Per Groep nul is minimaal één leidster in het bezit van een hbo-diploma zoals vermeld in de wet OKE of van het diploma Associate Degree Pedagogisch Educatief Medewerker van de
4
Op het moment van vaststellen van deze beleidsregel zijn dit Ko-totaal, Piramide, Kaleidoscoop en Basisgoed/Startblokken.
14
5
Hogeschool Rotterdam . De hbo’er voldoet aan het Rotterdamse competentieprofiel, dat in overleg met het veld voor 1 april 2014 wordt opgesteld, of voldoet aan de volgende taaleis: De hbo’er beheerst bij de start in Groep nul de Nederlandse taal op hbo-niveau (4F) voor gesprekken voeren en luisteren, en 3F voor de vaardigheden spreken, lezen, schrijven en taalverzorging. Voor hbo’ers met een PABO diploma wordt verondersteld dat de werkgever toeziet op niveaubehoud van taalvaardigheid op hbo niveau. Doel van de subsidie De subsidie voor vve of Groep nul stelt instellingen of schoolbesturen in staat vve of Groep nul aan te bieden. Een deel van het budget kan worden ingezet om in aansluiting op de landelijke ontwikkelingen pilots mogelijk te maken op het gebied van de afstemming van onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen en vve. Voor wie is de subsidie bestemd De subsidie is bestemd voor instellingen en /of schoolbesturen die een aanvraag willen indienen voor de uitvoering van een vve of een Groep nul. Indien een schoolbestuur een aanvraag indient voor een vve die tot op heden door een welzijnsinstelling werd aangevraagd, dan wordt in de aanvraag opgenomen welke afspraken tussen alle betrokken partijen zijn gemaakt over de uitvoering van de vve. Subsidie voor Groep nul kan alleen door schoolbesturen worden aangevraagd, voor locaties waar reeds vve wordt aangeboden. Een uitzondering daarop vormen de focuswijken. Daarvoor kan op scholen waar nog geen vve wordt aangeboden één Groep nul per school, inclusief vve worden aangevraagd. Indien een nieuw aangevraagde Groep nul niet wordt toegekend, wordt de betreffende, bestaande vve wel gecontinueerd. Beschikbaar budget, subsidieplafond en financiering De subsidie wordt verleend voor het kalenderjaar 2015. Het beschikbare budget voor 2015 voor vve en Groep nul is € 29.000.000. Daarbovenop komen nog de budgetten die vanuit de voormalige deelgemeenten worden overgeheveld naar de gemeente. Deze zijn op moment van vaststellen van deze beleidsregel nog nader te bepalen. Voor vve en Groep nul zijn per groep de bedragen beschikbaar als in onderstaande tabel. Deze bedragen zijn onder voorbehoud dat de scholen/schoolbesturen of de aan hen gelieerde stichtingen in gelijke omvang bijdragen als in 2014 in de bekostiging van de basisvoorziening peuterspeelzaalwerk. In verband met een efficiënte besteding van middelen, streeft de gemeente naar vve-groepen met een zo groot mogelijke omvang (16 peuters). Voor groepen met minder dan 13 kindplaatsen moet in overleg worden bekeken of er een meer kostenefficiënte oplossing kan worden gevonden, bijvoorbeeld door verhuizing naar een andere locatie, of door herverdeling van groepen. Vve-groepen die tot nu toe geen basisvoorziening ontvangen, kunnen daar in 2015 ook geen aanspraak op maken. 6
Tabel 1: bekostiging vve en Groep nul, gebaseerd op aantal peuters per groep en aantal Groepsgrootte # uren en dagdelen Basisvoorziening + vve Groep nul 15/16 kp 12,5 uur in 4 of 5 dagdelen € 94.000,00 10,0 uur in 3 of 4 dagdelen € 64.000,00 -
5
Voor deze opleiding wordt een uitzondering gemaakt, omdat deze opleiding in opdracht van het ministerie van OCW door Sardes is beoordeeld als hbo-opleiding die op alle competenties benodigd voor het werken in Groep nul voldoet. In aansluiting daarop is de verwachting dat deze opleiding opgenomen wordt in de wet OKE. 6 Bedragen zijn gebaseerd op het kostprijsonderzoek van Hordijk en Hordijk in 2010. Er vindt overleg plaats met de instellingen en schoolbesturen over de berekeningsgrondslag.
15
13/14 kp
12,5 uur in 4 of 5 dagdelen 10,0 uur in 3 of 4 dagdelen
€ 86.000,00 € 56.000,00
-
Toekenning Voorrangsregels bij de toekenning van de subsidie: 1. Bestaande voorschoolse voorzieningen worden gecontinueerd; 2. Bestaande voorschoolse voorzieningen gevestigd in de volgende wijken, die worden omgevormd tot een Groep nul: a. Een focuswijk of kantelwijk, tot er i) 70 Groepen nul zijn gerealiseerd en ii) op alle scholen in de focuswijken minimaal één groep; b. De overige wijken tot er stedelijk 205 groepen nul zijn gerealiseerd, rekening houdend met de schoolgroepscore en de spreiding over de stad. De groepen worden in overleg met het veld voor 1 januari 2014 aangewezen; 3. Nieuwe of uitbreiding van voorschoolse voorzieningen in de wijken met het grootste aantal doelgroepkinderen op basis van de meest recente gegevens van het CJG. Zolang het CJG nog geen gegevens hierover registreert, wordt gebruik gemaakt van de meest recente gegevens van Onderzoek en Business Intelligence van de gemeente Rotterdam. Indien meerdere aanvragen voldoen aan dezelfde voorrangsregel en deze aanvragen hebben betrekking op dezelfde peuterspeelza(a)l(en) dan wordt de rangorde voor de verlening bepaald aan de hand van de efficiencygraad van de aanvraag uitgedrukt in prijs per kindplaats, waarbij de aanvraag met de laagste prijs per kindplaats voorrang heeft op de andere aanvragen waarbij schoolbesturen voorrang hebben boven welzijnsinstellingen. Scholen met een Groep nul kunnen gebruik maken van de methodiek van Goed, Beter, Best. Deze methodiek koppelt onderwijsondersteunend gedrag en educatief partnerschap voor ouders met een kind in Groep nul aan taalles voor de ouders. De methodiek is eigendom van de gemeente Rotterdam. Aanvullende subsidievoorwaarden • Op de vve-groep staan leidsters met minimaal een mbo-opleiding (mbo 3 of 4) en zij zijn in het bezit van een vve-certificaat voor de uitvoering van een integraal vve-programma of zijn hiervoor in opleiding (gedurende maximaal 2 jaar). Met ingang van 1 augustus 2014 voldoen alle pedagogische medewerkers op een vve-groep minimaal aan de volgende eisen voor Nederlandse taalvaardigheid: niveau 3F voor gesprekken voeren en luisteren en niveau 2F voor de vaardigheden spreken, lezen, schrijven en taalverzorging. Nieuwe pedagogische medewerkers voldoen binnen een jaar aan deze taalvaardigheidseis. Vanaf 1 januari 2015 voldoen alle pedagogische medewerkers aan de landelijke eis voor taalvaardigheid: 3F voor gesprekken voeren, luisteren, spreken en leesvaardigheid en 2F voor schrijfvaardigheid en taalverzorging; • Voorschoolse voorzieningen registreren naam, geboortedatum, adres, woonplaats, aanmeldingsdatum, eerste bezoekdatum en laatste bezoekdatum (indien van toepassing) van het kind bij de voorschoolse voorziening en het opleidingsniveau en het geboorteland van beide ouders. Een daartoe bevoegd persoon ondertekent deze lijst. De lijst wordt op de voorschoolse voorziening bewaard en getoond bij eventuele controle. Wanneer in Rotterdam een registratiesysteem voor voorschoolse voorzieningen is ingevoerd, verstrekken instellingen de benodigde gegevens via dit systeem; • Bij overname van een bestaande vve of Groep nul wordt voor zover gewenst voor de continuïteit van de bij de voorziening behorende kwaliteitseisen het zittende personeel inclusief rechtspositie van de betreffende voorziening volledig overgenomen; • Bij overname van een bestaande vve of Groep nul wordt voor zover gewenst voor de continuïteit van het peuterspeelzaalwerk en de bij de voorziening lopende contracten met betrekking tot huisvesting van de betreffende voorziening volledig overgenomen. Vve in Kinderdagverblijven De twee- en driejarige peuters wordt gedurende het kalenderjaar minimaal tien uur per week interactieve en educatieve activiteiten aangeboden.
16
Beschikbaar budget, subsidieplafond en financiering De subsidie bedraagt € 250,91 per jaar per twee- of driejarige peuter aan wie het vve-programma wordt aangeboden. Bij de verlening wordt uitgegaan van de prognose van het aantal ingeschreven peuters dat bij de subsidieaanvraag is opgegeven. Bij een prognose van minder dan vijf twee- en driejarige peuters wordt geen subsidie verleend. Voor het uitvoeren van vve op kinderdagverblijven is maximaal € 700.000,00 beschikbaar. Het beschikbare budget is onder voorbehoud van goedkeuring van de begroting door de gemeenteraad. Peuterspeelzalen en kinderdagverblijven kunnen een deel van de subsidie gebruiken om de eigen bijdrage voor het programma BoekStart in de Kinderopvang van de bibliotheek te betalen. 3.2.
Meer leertijd
Meer leertijd heeft tot doel de onderwijsresultaten voor taal en rekenen te verhogen en de ontwikkelingskansen van leerlingen te vergroten. Vormgeving Meer leertijd sluit aan bij de onderwijsbehoefte van (individuele) leerlingen of van (niveau)groepen leerlingen. Het programma in de extra leertijd sluit aan op het reguliere lesprogramma en de onderwijsvisie van de school. Meer leertijd kan zowel tijdens de schoolweken als ‘leertijduitbreiding’ worden georganiseerd of tijdens de vakanties als ‘de vakantieschool’. De periode waarin de in schooljaar 2014-2015 toegekende vakantiescholen kunnen worden uitgevoerd loopt van 1 september 2014 tot en met de zomervakantie van 2015. Vakantiescholen die worden uitgevoerd in de zomervakantie van 2014, vallen onder de beleidsregel 2013-2014. De school kan meer leertijd organiseren voor een deel van de leerlingen of alle leerlingen van de school. In het lesprogramma van de extra leertijd wordt opbrengstgericht gewerkt. Aan het begin van het schooljaar/de schoolvakantie worden per doelgroep of per leerling de leerdoelen bepaald. Aan het eind van het schooljaar/de vakantie stelt de docent vast in hoeverre deze doelen zijn gehaald. De begeleider of vakkracht tijdens meer leertijd is zelf bevoegde leerkracht of werkt met of onder auspiciën van een bevoegde leerkracht. De vakantieschool is bedoeld om de kloof te overbruggen die kan ontstaan in de zomervakantie en op overgangsmomenten tussen verschillende schoolsoorten. De vakantieschool richt zich op die overgangen en/of op niveaubehoud. Leerlingen zijn uitgedaagd en versterkt in hun leerattitude en ontplooiingskansen. Leertijduitbreiding kan gebruikt worden voor het organiseren van huiswerkbegeleiding, remedial teaching of studiebegeleiding of studievaardigheden. Het aanbieden van leertijduitbreiding in de weekenden is mogelijk en scholen kunnen de extra leertijd individueel of per wijk organiseren. Er is altijd een met de partners gedeelde gezamenlijke pedagogische visie vastgelegd, op basis waarvan wordt samengewerkt. Scholen in de focuswijken baseren de aanvraag op het plan van de coalitie Children’s Zone waar zij deel van uitmaken. Doel van de subsidie Scholen in staat stellen extra leertijd aan te bieden aan hun leerlingen gedurende de schoolweken en tijdens de vakanties. Door de leertijduitbreiding wordt de leertijd met maximaal zes uur per week of in de Children’s Zone met maximaal tien uur per week verlengd. Voor wie is de subsidie bestemd Besturen van scholen die vallen onder de WPO, WVO en WEC. Besturen van scholen die vallen onder de WEB kunnen subsidie voor vakantiescholen aanvragen. Beschikbaar budget & subsidieplafond Leertijduitbreiding in het primair- en speciaal onderwijs:
17
Het beschikbare budget voor scholen in het primair onderwijs die zijn gelegen in een van de zeven focuswijken en die leertijduitbreiding aanbieden op basis van de uitgangspunten van de Children’s Zone is € 8.000.000,00. Het beschikbare budget voor de overige scholen in het primair onderwijs en voor de scholen in het speciaal onderwijs is € 13.413.000,00.
Leertijduitbreiding in het voortgezet onderwijs: Het beschikbare budget voor scholen in het voortgezet onderwijs die zijn gelegen in de gebieden Charlois, Feijenoord en IJsselmonde en die leertijduitbreiding aanbieden op basis van de uitgangspunten van de Children’s Zone is € 2.500.000,00. Het beschikbare budget voor de overige scholen in het voortgezet onderwijs is € 3.900.000,00. Het beschikbare budget en subsidieplafond voor de vakantiescholen is € 700.000,00. Financiering Scholen ontvangen een bedrag per uur leertijduitbreiding per leerling. Dit bedrag hangt af van het aantal uren leertijduitbreiding dat een school organiseert. Het bedrag is voor het organiseren van activiteiten en voor de inzet van personeel. Er wordt gerekend met maximaal 40 schoolweken per jaar. Primair onderwijs: Van 0 tot 21.840 uur Van 21.841 tot 43.680 uur 43.681 en meer uren
Voor deze uren een bedrag van € 4,40* per uur per leerling Voor deze uren een bedrag van € 3,70* per uur per leerling Voor deze uren een bedrag van € 3,00* per uur per leerling
* Dit bedrag is exclusief de gemeentelijke bijdrage van €0,25 per uur leertijduitbreiding voor extra conciërgetaken Dit is het bedrag dat op schoolniveau wordt toegekend. Deze bijdrage van € 0,25 per leerling per uur wordt meegerekend in de subsidieverlening op schoolbestuurlijk niveau en vervolgens ingehouden op het te betalen bedrag.
Voorbeeld: Een school van 300 leerlingen die drie uur leertijduitbreiding voor alle leerlingen organiseert, komt in totaal op 36.000 uren per jaar. Dit geeft aan subsidie een bedrag van €148.488,00: 21.840 maal € 4,40 = € 96.096,00 14.160 maal € 3,70 = € 52.392,00 Voortgezet onderwijs: Van 0 tot 19.440 uur Van 19.441 tot 38.880 uur 38.881 en meer uren
Voor deze uren een bedrag van € 3,50 per uur per leerling Voor deze uren een bedrag van € 3,00 per uur per leerling Voor deze uren een bedrag van € 2,50 per uur per leerling
Voorbeeld: Een school van 550 leerlingen die drie uur leertijduitbreiding voor de helft van de leerlingen organiseert, komt in totaal op 33.000 uren per jaar. Dit geeft aan subsidie een bedrag van € 108.720,00: 19.440 maal € 3,50 = € 68.040,00 13.560 maal € 3,00 = € 40.680,00 Scholen ontvangen voor een vakantieklas van minimaal 15 leerlingen een bedrag van € 3.600,00 per week van 30 uur. Indien een vakantieklas minder dan 30 uur per week telt, wordt het bedrag naar rato aangepast. Scholen die voor de eerste keer een vakantieschool organiseren kunnen, met onderbouwing, een bijdrage van maximaal €1.000,00 aanvragen voor opstartkosten. Bijzondere situaties: • Voor kleine basisscholen met een gemiddelde groepsgrootte van minder dan 15 leerlingen, speciaal onderwijs, speciaal basisonderwijs en afdelingen voor LWOO en praktijkonderwijs kan
18
het beschikbare subsidiebedrag verhoogd worden tot maximaal € 60,00 per uur per groep. Dit moet onderbouwd worden in de subsidieaanvraag; Bij scholen met een medewerker brede school die ingehuurd wordt via de gemeente wordt een bedrag van € 1.000,00 per uur inzet per week per school in mindering gebracht op de subsidie van de betreffende school. Bij beëindiging van het contract, wordt er geen nieuwe medewerker via de gemeente ingehuurd; In het primair onderwijs kan met de inzet van de programma's Lekker Fit en Ieder Kind een Instrument (een deel van) de verlengde leertijd ingevuld worden, in het voortgezet onderwijs kan een deel van de verlengde leertijd met Lekker Fit! VO ingevuld worden. Deze uren worden in natura door de gemeente aan de scholen beschikbaar gesteld, scholen ontvangen voor de uren die met deze programma’s ingevuld worden geen financiële middelen. Omdat het aanbod onderdeel uitmaakt van het integrale aanbod van activiteiten dat in de verlengde leertijd wordt; georganiseerd, moeten deze uren wel terugkomen in de onderbouwing bij de subsidieaanvraag; Deelname aan Lekker Fit! in het basisonderwijs staat voor de groepen drie tot en met acht gelijk e aan één uur leertijduitbreiding. De scholen betalen een eigen bijdrage van 1/3 van de kosten van de vakleerkracht. Hiervoor ontvangen de betreffende schoolbesturen een factuur van de gemeente. Deelname aan Ieder Kind een Instrument staat voor de groepen één tot en met zes gelijk aan één uur leertijduitbreiding; Deelname aan Lekker Fit! VO staat voor de leerlingen die hieraan deelnemen gelijk aan één uur leertijduitbreiding; Scholen in het primair onderwijs kunnen een deel van de subsidie voor leertijduitbreiding gebruiken om de eigen bijdrage voor het programma Bibliotheek op School te betalen. Scholen die geen subsidie voor leertijduitbreiding ontvangen en liggen in een wijk waar geen bibliotheekvestiging meer is, kunnen voor de kosten van de eigen bijdrage van het bibliotheekprogramma een onderbouwde aanvraag indienen bij de directie Jeugd en Onderwijs.
•
•
•
• •
Aanvullende subsidievoorwaarde De subsidie voor leertijduitbreiding mag niet gebruikt worden om kosten voor lunch of begeleid overblijven te betalen. 3.3.
Schakelklassen
Schakelklassen zijn klassen voor leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs die een aantoonbare achterstand van tenminste één jaar in de Nederlandse taal hebben, waardoor zij niet (meer) met succes kunnen deelnemen aan het onderwijs of niet kunnen doorstromen naar het hoogst mogelijke niveau dat past binnen hun intellectuele vermogens. In de schakelklas krijgen deze leerlingen met behulp van effectieve methoden in één schooljaar intensief onderwijs met het doel het wegwerken van de taalachterstand. Zij zijn na dat schooljaar voldoende voorbereid om op hun eigen niveau te kunnen deelnemen aan het reguliere onderwijs. Vormgeving Voor alle schakelklassen geldt dat bij de selectie van de leerlingen de taalachterstand het primaire probleem vormt. Er mag geen sprake zijn van een algehele leerachterstand. Ook leerlingen bij wie sprake is van ernstige problemen van psychische of neurologische aard en/of leerlingen bij wie sprake is van ernstige gedragsproblemen, zijn uitgesloten van deelname aan de schakelklas. De schakelklas voldoet aan de eisen die door de wet gesteld zijn aan de inrichting van het onderwijs. Ouders van de leerling geven schriftelijk toestemming voor deelname van hun kind aan de schakelklas. Aan een schakelklas in het primair onderwijs kunnen leerlingen van verschillende basisscholen deelnemen. Het starten van nieuwe schakelklassen in het primair onderwijs is alleen mogelijk voor eerste opvang nieuwkomers. Leerplichtige nieuwkomers hebben voorrang bij plaatsing in een schakelklas. Omdat voor de Bulgaren en Roemenen als EU onderdaan met ingang van 1 januari 2014 niet langer een tewerkstellingsvergunning nodig is om in Nederland te mogen werken, verwacht de 7 gemeente Rotterdam een toestroom van deze EU onderdanen . 7
Uitvoeringsagenda 2013-2014 EU arbeidsmigratie
19
Schakelklassen kunnen in het primair onderwijs alleen worden ingericht voor de leerlingen uit de groepen twee t/m acht. Doel van de subsidie Scholen in staat stellen om schakelklassen te organiseren waaraan leerlingen deelnemen die op hun taalachterstand zijn geselecteerd, zoals bepaald in de Uitwerkingsnotitie schakelklassen Rotterdam Voor wie is de subsidie bestemd Schoolbesturen van scholen die vallen onder de WPO en WVO. Deze subsidie geldt niet voor de Internationale Schakelklassen (ISK). Beschikbaar budget & subsidieplafond Het beschikbare budget en subsidieplafond voor inrichten van schakelklassen is € 2.700.000,00. Financiering De gemeentelijke subsidie is maximaal € 40.000,00 voor een schakelklas van minimaal 940 uur onderwijs gedurende een heel schooljaar. De subsidie voor een deeltijdschakelklas wordt naar rato van het aantal uren onderwijs berekend. Een deeltijdschakelklas omvat minimaal 8 uur onderwijs per week.
20
4.
Faciliteiten en schoolontwikkeling
Scholen kunnen een aanvraag doen voor facilitaire ondersteuning of een door de gemeente (mede) gefinancierd ontwikkeltraject die bijdragen aan de resultaatverbetering van de school. 4.1.
Conciërges
Sinds mei 2008 is de rijksregeling betreffende het verstrekken van loonkostensubsidie voor ondersteunend personeel op basisscholen van kracht. De regeling bestaat in schooljaar 2014-2015 voor het laatst in de huidige vorm. In de regeling wordt melding gemaakt van cofinanciering door schoolbesturen en gemeenten. Doel van de subsidie Met de loonkostensubsidie voor ondersteunend personeel op basisscholen kan een volwaardige en reguliere conciërge aangesteld worden. Voor wie is de subsidie bestemd Besturen van scholen of instellingen die vallen onder de WPO die van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap subsidie ontvangen in het kader van de Rijksregeling loonkostensubsidie ondersteunend personeel basisscholen. Beschikbaar budget & subsidieplafond Het beschikbare budget en subsidieplafond is € 926.000,00 Financiering e
De gemeente draagt voor maximaal 1/5 deel bij aan de loonkosten van de conciërge die in dienst is in het kader van de dan geldende Rijksregeling. De precieze hoogte van dit bedrag is gebaseerd op het normbedrag dat het ministerie hanteert, te weten schaal 3, salarisnummer 7, per fte. 4.2.
Medewerker ouderbetrokkenheid
Met een gelijkwaardig educatief partnerschap tussen school en ouders worden betere onderwijsresultaten van de leerling bereikt. Medewerkers ouderbetrokkenheid helpen de school om de betrokkenheid en het onderwijsondersteunend gedrag van ouders optimaal te stimuleren. Vormgeving De medewerker ouderbetrokkenheid geeft mede uitvoering aan het vastgestelde ouderbeleidsplan van de school. Zij ondersteunt en faciliteert docenten en mentoren bij het vormgeven van ouderbetrokkenheid en doet dit binnen de kaders zoals vastgelegd in de norm en de menukaart 8 ouderbetrokkenheid van het programma Beter Presteren . Daarnaast stimuleert zij onderwijsondersteunend gedrag van ouders. Basisscholen met een Groep nul zetten de medewerker ouderbetrokkenheid ook in om de ouders in de Groep nul te ondersteunen bij het uitvoeren van de oudercomponent van het programma van de Groep nul. Daarmee geven zij invulling aan de doorgaande lijn ouderbetrokkenheid Groep nul – basisschool. Een medewerker ouderbetrokkenheid binnen het primair onderwijs beschikt over een diploma op minimaal mbo 4 niveau of is hiervoor studerend, bij voorkeur een pedagogisch didactische richting en beheerst het Nederlands op niveau 2F. Een medewerker ouderbetrokkenheid in het voortgezet onderwijs beschikt over een diploma op minimaal hbo niveau of is hiervoor studerend, bij voorkeur een pedagogisch didactische richting, en beheerst het Nederlands op niveau 3F.
8
http://www.onderwijsbeleid010.nl/norm-ouderbetrokkenheid en http://www.onderwijsbeleid010.nl/ouderbetrokkenheid/menukaart
21
Scholen die een medewerker ouderbetrokkenheid hebben door middel van trekkingsrecht maken met de payrollorganisatie afspraken met betrekking tot het personeelsbeleid. Doel van de subsidie Scholen in de gelegenheid stellen een medewerker ouderbetrokkenheid aan te stellen. Voor wie is de subsidie bestemd Besturen van scholen die vallen onder de WPO, WVO en WEC. Beschikbaar budget & subsidieplafond Er is een bedrag van € 5.425.000,00 beschikbaar, dit is exclusief overhead en scholingskosten. Voor het primair onderwijs is een bedrag van € 4.550.000,00 beschikbaar, wat neerkomt op 130 x 0,8 fte of € 35.000,00 medewerkers ouderbetrokkenheid. Voor het voortgezet onderwijs is een bedrag van € 875.000,00 beschikbaar, wat neerkomt op 25 x € 35.000,00 medewerkers ouderbetrokkenheid. Toekenning vindt plaats op basis van continuïteit. Financiering De school komt in aanmerking voor maximaal 0,8 fte trekkingsrecht als zij al een medewerker ouderbetrokkenheid inzetten via een door de gemeente georganiseerde payroll organisatie. Indien er geen medewerker ouderbetrokkenheid via deze payroll organisatie wordt ingezet, is het ook mogelijk om een subsidiebedrag aan te vragen om een medewerker ouderbetrokkenheid in dienst te nemen of houden. Dit bedrag is gebaseerd op een normbedrag van € 35.000,00 per 0,8 fte. 4.3.
Topklassenarrangement inclusief Denken, Voelen, Doen
Het Topklassenarrangement helpt de scholen te reflecteren op het resultaatgericht werken en beoogt daarmee het opbrengstgericht werken in scholen te versterken. Doordat het professioneel handelen in de schoolorganisatie en –cultuur gekenmerkt wordt door resultaatgericht werken, wordt een aantoonbare vooruitgang in onderwijsresultaten geboekt. Vormgeving Topklassen: 9 Uit onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs in 2010 blijkt dat er een duidelijk positief verband bestaat tussen resultaatgerichtheid en leerresultaten. Het Topklassenteam vervult de rol van kritische bondgenoot in themagesprekken. Het Topklassenteam bestaat uit ervaren en onafhankelijke onderwijsexperts van buiten Rotterdam die het vermogen hebben zich snel in te leven in de situatie en in de ontwikkeling van de school. De scholen die meedoen aan het Topklassenarrangement ontvangen een financiële bijdrage voor de professionalisering van de school. Een Topklassenarrangement duurt twee jaar, waarna de ingezette schoolontwikkeling en kwaliteitsverbetering in de aanpak van de school geborgd moet zijn. In het plan bij de aanvraag maken scholen duidelijk op welke wijze zij werken aan schoolontwikkeling en kwaliteitsverbetering en hoe resultaatgericht werken wordt vormgegeven in de school. Voor basisscholen met locaties in de zeven focuswijken op Zuid en scholen in het voortgezet onderwijs met locaties in Feijenoord, Charlois en/of IJsselmonde, is een Topklassenarrangement op maat mogelijk. Hiervoor kunnen scholen een onderbouwde aanvraag indienen. Denken, Voelen, Doen (DVD): Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat een structurele en actieve beoefening van muziek, filosofie, dans, drama of beeldende kunst een positief effect heeft op leerlingen en hun leerprestaties. Scholen die meedoen aan Denken, Voelen, Doen gaan een ontwikkelingstraject in om tenminste één van de disciplines structureel te verankeren in hun curriculum en daarmee de onderwijsresultaten te verbeteren. Uit het plan moet blijken dat er draagvlak is in het team en dat de school eigen personeel en financiële middelen inzet. De DVD subsidie kan worden ingezet voor begeleidings- en
9
Opbrengstgericht werken in het basisonderwijs, Inspectie van het Onderwijs, 2010.
22
materiaalkosten om dit veranderingsproces te realiseren. Activiteiten in het kader van Denken, Voelen, Doen die leiden tot uitbreiding van de leertijd vallen onder leertijduitbreiding. Doel van de subsidie Scholen in staat stellen uitvoering te geven aan het door hen opgestelde Topklassen en/of DVD-plan. Voor wie is de subsidie bestemd Topklassen: Besturen van Rotterdamse scholen, afdelingen en opleidingen die in 2013-2014 subsidie toegekend hebben gekregen voor het eerste jaar van het Topklassen arrangement komen als zij daarvoor van het Topklassenteam een positief advies hebben gekregen, voor schooljaar 2014-2015 in aanmerking voor een vervolgsubsidie voor het tweede jaar van het Topklassen arrangement. Er kunnen geen nieuwe Topklassen arrangementen worden aangevraagd. Denken, Voelen, Doen: Besturen van Rotterdamse scholen die vallen onder de WPO, WVO en WEC. Beschikbaar budget & subsidieplafond Het beschikbare budget en subsidieplafond bedraagt voor het primair- en voorgezet onderwijs gezamenlijk: €700.000,00. Dit is inclusief het beschikbare budget van € 300.000,00 voor Denken, Voelen, Doen. Financiering In schooljaar 2014-2015 kunnen scholen die het eerste jaar van het Topklassenarrangement hebben afgerond deelnemen aan het tweede jaar van het Topklassenarrangement (themagesprekken). Scholen dienen bij de onderbouwing van de aanvraag een begroting in voor het uitvoeren van Topklassen. De gemeente draagt hieraan de helft bij met een maximum van € 10.000,00 per jaar. Scholen die in schooljaar 2013-2014 subsidie toegekend hebben gekregen voor Denken, Voelen, Doen, kunnen voor 2014-2015 een aanvraag voor vervolgsubsidie van maximaal € 5.000,00 doen. In schooljaar 2014-2015 is tevens ruimte voor nieuwe scholen in het primair- en voortgezet onderwijs om te starten met Denken, Voelen, Doen. Per startende school is een bedrag beschikbaar van maximaal € 20.000,00. 4.4.
Trekkingsrecht schoolmaatschappelijk werk (SMW)
Doel van het SMW is het bieden en/of regelen van zorg- en hulpverlening aan leerlingen / ouders van leerlingen en het ondersteunen van de school in de zorgstructuur waarvan de SMW-er deel uitmaakt. Over de positionering, aansturing en financiering van SMW worden momenteel gesprekken gevoerd tussen de gemeente en het veld. Afspraken die in deze gesprekken worden gemaakt, leiden naar verwachting tot een aanpassing van de huidige tekst van de beleidsregel. Deze wijziging wordt in een addendum opgenomen. Vormgeving De school geeft in de onderbouwing van de aanvraag aan op welke wijze de schoolmaatschappelijk werker acteert in de zorgstructuur of onderwijsondersteuningsstructuur van de school. Vanuit deze structuur wordt de verbinding gelegd met het wijkteam en met het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Doel van het trekkingsrecht Scholen in staat stellen om middels het trekkingsrecht dat zij ontvangen voor SMW bovengenoemde zorg- en hulpverlening uit te voeren. Financiering Per school draagt de gemeente maximaal 251 declarabele uren trekkingsrecht (€ 16.000,00) per brinnummer voor scholen voor voortgezet onderwijs en praktijkonderwijs bij aan de financiering van de inzet van schoolmaatschappelijk werk.
23
Per school draagt de gemeente maximaal 125,5 declarabele uren trekkingsrecht (€ 8.000,00) per brinnummer voor basisscholen en speciale basisscholen bij aan de financiering van schoolmaatschappelijk werk.
24