Beleidsregel Onderwijs Rotterdam 2012-2013
Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam op 10 januari 2012.
1
Inhoudsopgave
1.
Inleiding en beleidskaders ......................................................................................................... 3
2.
Processen .................................................................................................................................... 7 2.1 Aanvraag............................................................................................................................ 7 2.2 Beoordeling........................................................................................................................ 9 2.3 Verlening.......................................................................................................................... 10 2.4 Verantwoording................................................................................................................ 11
3.
Leertijdverlenging ..................................................................................................................... 13 3.1. Voor- en vroegschoolse educatie .................................................................................... 13 3.2. Groep nul ......................................................................................................................... 14 3.3. Leertijduitbreiding ............................................................................................................ 16 3.4. Leertijduitbreiding: vakantiescholen ................................................................................ 18 3.5. Schakelklassen ................................................................................................................ 20 3.6. Leertijduitbreiding in de Children’s Zone ......................................................................... 21
4.
Faciliteiten.................................................................................................................................. 23 4.1. Conciërges....................................................................................................................... 23 4.2. Peuterconsulent vve ........................................................................................................ 23 4.3. Medewerker Ouderbetrokkenheid ................................................................................... 24
5.
Schoolontwikkeling................................................................................................................... 26 5.1. Denken Voelen Doen....................................................................................................... 26 5.2. ISO-arrangement ............................................................................................................. 27 5.3. Topklassenarrangement .................................................................................................. 28 5.4. Delta+............................................................................................................................... 29
6.
Zorg............................................................................................................................................. 31 6.1. Schoolmaatschappelijk werk primair en voortgezet onderwijs ........................................ 31 6.2. Onderwijsopvangvoorzieningen primair onderwijs .......................................................... 32 6.3. Onderwijsopvangvoorzieningen voortgezet onderwijs .................................................... 33
Bijlage. Uitwerking van een voorbeeld resultaatcurve.................................................................... 34
2
1.
Inleiding en beleidskaders
Het Rotterdams Onderwijsbeleid 2011-2014 bestaat uit twee programma’s. Met het programma Aanval op Uitval wordt ingezet op het terugdringen van voortijdig schoolverlaten en in het programma Beter Presteren is door schoolbesturen en de gemeente Rotterdam de ambitie uitgesproken om de onderwijsresultaten in Rotterdam dichterbij het landelijk gemiddelde te brengen. Alle Rotterdamse scholen spannen zich in om betere onderwijsresultaten te bereiken. Resultaatgericht werken staat centraal. In het kader van het programma Beter Presteren maakt ieder schoolbestuur met de gemeente afspraken over de resultaatverbetering op bestuursniveau en per school en over het gezamenlijk monitoren van de resultaten per schoolbestuur. Op basis van deze beleidsregel stelt de gemeente subsidies beschikbaar voor schooljaar 2012-2013, die het onderwijs ondersteunen in het realiseren van de ambitie van het Rotterdams Onderwijsbeleid. Het uitgangspunt is continuïteit, dit is voor schoolbesturen en scholen van belang om effectief aan resultaatgericht onderwijs te kunnen werken. Daarnaast wordt met de subsidie die door middel van deze beleidsregel voor zorg en peuterconsulenten beschikbaar wordt gesteld, uitvoering van het programma Ieder Kind Wint 2 (IKW2) mede mogelijk gemaakt. Ook wordt de uitvoering van stedelijke programma’s gefaciliteerd, middels leertijduitbreiding. Flankerend hieraan kan het programma Gezonde School Rijnmond ingezet worden. Het programma kenmerkt zich door structureel en planmatig in te zetten op gezondheidsbevordering zodat investering op die gezondheid in het schoolplan geborgd blijft. Leeswijzer De beleidsregel is opgebouwd uit twee delen, een algemeen deel en een inhoudelijk deel. In het algemene deel wordt beschreven hoe het subsidieproces is geregeld. Bij de aanvraag wordt getoetst op een aantal algemene voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor subsidie in aanmerking te komen. Verder zijn er procedures beschreven voor de beoordeling en toekenning. Tot slot wordt beschreven hoe er verantwoord moet worden na afloop van het subsidiejaar. Hierbij wordt ook aangegeven over welke zaken de accountant een oordeel moet geven. In het inhoudelijke deel wordt ingegaan op de verschillende subsidieonderdelen waarvoor subsidie beschikbaar wordt gesteld. De beschikbaarheid van middelen, doelgroepen, doelstellingen van de subsidie, vormgeving en resultaatmeting worden hier uitgewerkt. Daarnaast worden per onderdeel enkele aanvullende voorwaarden beschreven. Werkingsgebied De Beleidsregel Onderwijs Rotterdam 2012-2013 geldt voor subsidieaanvragen van schoolbesturen, welzijnsinstellingen en onderwijs ondersteunende instellingen voor zover de aanvraag betrekking heeft op een school of instelling binnen de grenzen van de gemeente Rotterdam. Definities In deze beleidsregel is: • Een school: de school of onderwijsinstelling zoals bepaald volgens de WPO, WEC en WVO en instellingen volgens de WEC en WEB, tenzij specifiek is aangegeven dat dit anders is. Met uitzondering van de subsidie voor schoolmaatschappelijk werk kan daar waar er sprake is van duidelijk geografisch gescheiden locaties die zelfstandig als volledige school functioneren, er per schoollocatie subsidie aangevraagd worden. • Een voorschoolse voorziening: een peuterspeelzaal, een kindercentrum of kinderdagverblijf zoals bepaald in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Verordening Peuterspeelzaalwerk Rotterdam 2011. • Plan van de school of voorschoolse voorziening: inhoudelijke onderbouwing van een school of voorschoolse voorziening bij de subsidieaanvraag. • Het aantal groepen in het primair onderwijs wordt bepaald aan de hand van artikel 14 van Besluit Bekostiging WPO. • Leerlingenaantal: het aantal leerlingen dat staat ingeschreven op een school op 1 oktober 2011, tenzij anders aangegeven. Voor de basisgegevens bij de aanvraag en de verantwoording met betrekking tot scholen wordt uitgegaan van de administratie van Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
3
•
• •
• •
•
•
•
•
Doelgroepkind in de vve: een kind is een doelgroepkind wanneer ten minste één ouder in een niet-westers land geboren is of één ouder een laag opleidingsniveau heeft (maximaal twee jaar lbo/vbo). Prestatie: een uit te voeren activiteit, waar mogelijk meetbaar. Referentieniveau Nederlandse taal en rekenen: niveau van beheersing van de Nederlandse taal en het rekenen, uitgedrukt in kennis, inzicht en vaardigheden die van belang zijn voor de doorstroming naar het vervolgonderwijs en het maatschappelijk en in voorkomende gevallen beroepsmatig functioneren, waarmee de beheersing van de Nederlandse taal en het rekenen door leerlingen aan het einde van een onderwijssoort kan worden vergeleken. Resultaat: de meetbare opbrengst van uitvoering van een activiteit. Resultaatcurve: een lijn van een nulwaarde naar een einddoel die grafisch weergeeft hoe geplande en gerealiseerde resultaten zich tot elkaar verhouden. In het formulier onderbouwing van de aanvraag wordt een format van een resultaatcurve opgenomen. Hierin worden de geplande en gerealiseerde resultaten weergegeven vanaf schooljaar 2009-2010 tot en met schooljaar 2013-2014. Toetsgegevens: gegevens afkomstig van landelijk erkende, valide toetsen waaruit behaalde resultaten blijken. Alle door de inspectie goedgekeurde leerlingvolgsystemen of door het COTAN (Commissie Testaangelegenheden Nederland) goedgekeurde toetsen, worden door de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving als valide beschouwd. Ook Diataal en eindexamencijfers worden als zodanig beschouwd. Topklassenteam: een team bestaande uit onderwijsexperts, onafhankelijke deskundigen die in staat zijn om zich snel en vakkundig in te leven in de situatie en de ontwikkeling van de school. Zij hebben nadrukkelijk niet de taak de school te controleren en stellen zich op als kritische vriend die de school een spiegel voorhoudt. ISO-commissie: commissie bestaande uit vertegenwoordigers van de gemeente Rotterdam en schoolbesturen die scholen die deelnemen aan het arrangement voor Intensieve Schoolontwikkeling (ISO) ondersteunen bij hun verbetertraject en adviseren over hun subsidieaanvragen. Beoordelingsadviescommissie: een commissie, samengesteld uit vertegenwoordigers van de gemeente Rotterdam en de schoolbesturen, die een uitspraak doet over de verwachte effectiviteit van ingediende schoolplannen.
Gemeentelijk beleid en regelgeving • • • • • •
Subsidieverordening Rotterdam 2005 (SvR 2005), inclusief Uitvoeringsregeling subsidieverordening Rotterdam 2005 en het controleprotocol van de gemeente Rotterdam Verordening Peuterspeelzaalwerk Rotterdam 2011 Nadere regels subsidie meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, gemeenteblad 2009, 131 Nadere subsidieregels SISA, gemeenteblad 2009, 132 Rotterdams Onderwijsbeleid 2011-2014: programma’s Beter Presteren en Aanval op Uitval De tussen het college en de deelgemeenten afgesloten bestuursakkoorden
Deze documenten zijn te vinden via www.jos.rotterdam.nl onder publicaties, subsidieformulieren en informatie. Landelijk beleid en regelgeving • • • • • • • • • • •
Wet op het Primair Onderwijs (WPO) Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) Wet op de Expertisecentra (WEC) Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) Wet Medezeggenschap op scholen (WMS) Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp) Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) Wet op het Onderwijstoezicht (WOT) Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE) Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen
4
• • •
Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie Algemene wet bestuursrecht (Awb) Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW).
Deze documenten zijn te vinden via www.overheid.nl. Herkomst budget De financiële middelen zijn afkomstig van de gemeente Rotterdam. Deze worden voor circa 50% gegenereerd uit de Rijksmiddelen en voor 50% uit de Algemene Dienst. Typen subsidie Er zijn drie typen subsidie mogelijk. Budgetsubsidie: een subsidie waarbij in de verleningsbeschikking de hoogte van de te verstrekken subsidie wordt bepaald aan de hand van een beschrijving van de voorgenomen activiteiten die tenminste is voorzien van een begroting waarbij de subsidieontvanger, met inachtneming van het bepaalde in de SvR, vrij is in de wijze waarop de subsidie wordt aangewend. Prestatiesubsidie: een subsidie waarbij in de verleningsbeschikking de hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van een bedrag per te verrichten prestatie. Waarderingssubsidie: een incidentele subsidie die wordt verleend uit waardering voor het louter bestaan van een subsidieontvanger en zijn activiteiten en dient als een stimuleringsbijdrage in de kosten van een activiteit, ongeacht de feitelijke kosten. Wijze van vastlegging besluit Door middel van een beschikking, conform de voorwaarden uit de Awb en SvR 2005. Betalingssystematiek De betalingssystematiek wordt vastgelegd in de verleningsbeschikking. Daarin is een betalingsritme opgenomen. Hardheidsclausule De directie van de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving handelt in overeenstemming met deze beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbende(n) gevolgen zou kunnen hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Hiervan wordt melding gemaakt aan het college van B&W en de gemeenteraad. Gemeentelijke doelen Subsidie wordt verstrekt voor het behalen van hogere onderwijsresultaten. Van alle scholen die subsidie aanvragen wordt een verbetering van de onderwijsresultaten verwacht, ongeacht hoe hoog zij nu al scoren. Met de in deze beleidsregel beschreven subsidiemogelijkheden streeft de gemeente het volgende doel na: Aan het einde van deze collegeperiode (2014) liggen de scores voor taal en rekenen in Rotterdam significant dichter bij het landelijk gemiddelde. In het programma Beter Presteren zijn meetbare doelen opgenomen voor het primair onderwijs die de gemeente en schoolbesturen gezamenlijk nastreven. Voor het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs geldt dat de leerlingen in 2014 moeten voldoen aan de landelijk vastgestelde referentieniveaus voor taal en rekenen. Met de schoolbesturen worden in het kader van subsidieverlening op bestuursniveau en per school afspraken gemaakt over de resultaten die jaarlijks behaald worden en over het resultaat dat verwacht wordt in het jaar 2014. Deze resultaatverbetering loopt voor het primair onderwijs parallel aan de lijn die de resultaatverbetering van schooljaar 20092010 (nulmeting) tot en met schooljaar 2013-2014 in het programma Beter Presteren beschrijft. Voor het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs geldt een resultaatverbetering die leidt tot de landelijk vastgestelde referentieniveaus horende bij het opleidingsniveau. Tevens geldt voor elk bestuur het doel dat het aantal zwakke en zeer zwakke scholen, afdelingen of opleidingen substantieel wordt verminderd.
5
Gebiedsgericht werken Gebiedsgericht werken betekent voor het Rotterdams onderwijsbeleid dat de samenwerking met het onderwijsveld wordt geplaatst in de lokale context. In dit kader wordt van scholen en voorschoolse voorzieningen verwacht dat zij het aanbod toesnijden op de populatie die zij in huis hebben en rekening houden met de omgeving waarin zij en hun populatie gehuisvest zijn. De Sociale Index Rotterdam 2011, de gebiedsvisie van de deelgemeente en de analyse in de Integrale Wijk Actie Programma’s zijn hierbij vertrekpunt. De Integrale Wijk Actie Programma’s zijn op te vragen bij de schoolcontactpersonen. Er wordt door scholen en voorschoolse voorzieningen nadrukkelijk samenwerking gezocht met ouders, gemeentelijke diensten en andere partners die zich met de jeugd bezighouden, waaronder de Centra voor Jeugd en Gezin, welzijnsorganisaties en politie. Scholen dragen zorg voor de bevordering van ouderbetrokkenheid, waaronder het onderwijsondersteunend gedrag van ouders zodat ouders beter betrokken raken bij de onderwijscarrière van hun kinderen. Daarnaast leggen zij verbindingen tussen verschillende activiteiten op of om hun locatie voor leerlingen, kinderen, ouders of buurtgenoten, zoals taalcursussen voor ouders op de school waar hun kind een vve- programma volgt. Er zijn belangrijke ontwikkelingen gaande om de brede opgaven waarvoor Rotterdam Zuid staat aan te pakken. Rijk en gemeente starten in het kalenderjaar 2012 met de uitvoering van het Nationaal Programma Kwaliteitssprong op Zuid, dat zich richt op zeven focuswijken op Rotterdam Zuid (Tarwewijk, Bloemhof, Hillesluis, Feijenoord, Carnisse, Afrikaanderwijk en Oud-Charlois). Er zullen accenten worden gelegd in subsidiering en programmering waardoor er mogelijk een onevenredige besteding van middelen over de stad zal plaatsvinden. Deze beleidsregel neemt een voorschot op enkele ontwikkelingen, in het bijzonder de Children’s Zone, en geeft in dat kader bij een aantal subsidieonderdelen specifiek aan dat voor scholen in de wijken waar het actieprogramma zich op richt én die werken volgens het concept van Children’s Zone, andere of uitgebreidere subsidiemogelijkheden bestaan. Ook is in de weergegeven budgetten in deze beleidsregel rekening gehouden met een reservering voor de uitvoering van de Children’s Zone. Eind januari 2012 is de Rotterdamse vertaling van de Children’s Zone gereed. Dit is het kader voor de planvorming voor de scholen in de zeven focuswijken.
6
2.
Processen
De gehele subsidiecyclus bestaat uit een aantal deelprocessen. Deze worden achtereenvolgens uitgewerkt. 2.1
Aanvraag
Tijdstip aanvraag De aanvraag kan vanaf 1 maart 2012 ingediend worden bij de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving. Om scholen met het oog op de voorbereiding van het schooljaar 2012-2013 tijdig inzicht te kunnen geven in de hoogte van de subsidie, is met de schoolbesturen met betrekking tot de aanvraag voor het schooljaar 2012-2013, in afwijking van de SvR 2005, afgesproken, dat de complete set van subsidieaanvraag inclusief onderbouwingen per school voor 1 april 2012 ingediend moeten zijn. Uitstel voor het indienen van aanvragen is mogelijk. Om hiervan gebruik te maken moet een beargumenteerd verzoek om uitstel voor 1 april 2012 bij de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving worden ingediend. De aanvraagtermijn wordt na goedkeuring van dit uitstelverzoek met maximaal twee weken verlengd. Voor aanvragen die na 1 april 2012 binnen komen bestaat de kans dat er geen subsidie meer beschikbaar is. Wijze van aanvragen Per schoolbestuur of houder van voorschoolse voorzieningen wordt één aanvraag ingediend bij de gemeente inclusief voor elke school een onderbouwing. Voor de aanvraag moet het door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde formulier aanvraag subsidieverlening gebruikt worden en het door de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving opgestelde formulier onderbouwing subsidieaanvraag schoolbestuur en school. Dit formulier is vanaf 1 februari 2012 te vinden op www.jos.rotterdam.nl en moet volledig en voorzien van alle benodigde bijlagen worden ingeleverd. Een onderbouwing moet voldoen aan de gestelde voorwaarden en wordt als bijlage bij de aanvraag gevoegd. Onvolledige aanvragen worden niet in behandeling genomen. De aanvrager wordt wel in de gelegenheid gesteld om de aanvraag binnen twee weken na dagtekening van de brief van de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving te completeren. Meerjarenafspraken In beginsel wordt gewerkt met meerjarenafspraken tot en met schooljaar 2013-2014, onder voorbehoud dat er voldoende subsidiebudget beschikbaar wordt gesteld vanuit de gemeente. Voorwaarde is wel dat schoolbestuur en school jaarlijks aantonen dat de behaalde resultaten op de resultaatcurve liggen die leidt tot het afgesproken einddoel in lijn met de ambitie van het programma Beter Presteren. Hiertoe wordt jaarlijks verantwoord. Het niet realiseren van de resultaten kan leiden tot het bijstellen van de meerjarenafspraken, inclusief de hoogte van het subsidiebedrag. Onderbouwing van de aanvraag en subsidievoorwaarden Om voor subsidie in aanmerking te komen moet worden voldaan aan onderstaande subsidievoorwaarden: Op bestuursniveau: • Een vertaling van de analyses en resultaatafspraken op schoolniveau naar resultaatafspraken op bestuursniveau, verwerkt in het formulier onderbouwing subsidieaanvraag voor schoolbesturen. • De aanvraag bevat een resultaatcurve die vanaf schooljaar 2009-2010 inzicht geeft in de ontwikkeling van onderwijsresultaten van het bestuur. Deze is afgezet tegen de doelen van het programma Beter Presteren. De curve leidt tot een einddoel in schooljaar 2013-2014. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het format voor de resultaatcurve in het formulier onderbouwing subsidieaanvraag. • Besturen met zwakke of zeer zwakke scholen, afdelingen of opleidingen nemen in de aanvraag een doelstelling op met betrekking tot een substantiële vermindering van het aantal zwakke of zeer zwakke scholen, afdelingen of opleidingen.
7
•
Subsidieontvangers werken mee aan het leveren van toets- en onderzoeksgegevens over onderwijsresultaten op bestuurs- en schoolniveau, conform de afspraken gemaakt in het kader van het programma Beter Presteren.
Op schoolniveau: • De aanvraag bevat een plan van de school of de voorschoolse voorziening. Met dit plan wordt de aanvraag inhoudelijk onderbouwd aan de hand van de volgende elementen: o de opgaven waarvoor de school staat met betrekking tot de sociale en fysieke omgeving en de prestaties van de eigen leerling-populatie. De school legt hierbij de verbinding met de Sociale Index Rotterdam 2011, gebiedsvisie van de deelgemeente en de analyse in de Integrale Wijk Actie Programma’s; o de uit te voeren activiteiten, waarbij wordt vermeld hoe de activiteiten effectief bijdragen aan de beoogde verbetering van de onderwijsresultaten en welke toetsen of methoden worden gebruikt om dit te meten; o een integrale onderbouwing waaruit blijkt hoe verschillende aangevraagde subsidieonderdelen en activiteiten zich tot elkaar verhouden, voor welke (doel)groepen leerlingen deze worden ingezet en hoe deze elkaar versterken om te komen tot resultaatverhoging; o de resultaatcurve die vanaf schooljaar 2009-2010 inzicht geeft in de ontwikkeling van geplande en gerealiseerde onderwijsresultaten van de school en die leidt tot een einddoel voor schooljaar 2013-2014. Deze is afgezet tegen de doelen uit het programma Beter Presteren. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het format voor de resultaatcurve in het formulier onderbouwing subsidieaanvraag (zie de bijlage voor een voorbeeld van een resultaatcurve); o om de gerealiseerde onderwijsresultaten aan te tonen worden de meest recente relevante toetsgegevens die de school voorhanden heeft gebruikt; o scholen die in schooljaar 2011-2012 onder de afgesproken resultaten uit de resultaatcurve blijven, passen hun plan zodanig aan dat de verwachting reëel is dat hun resultaten in schooljaar 2012-2013 wel op of boven de resultaatcurve komen; • De school beschikt over een concreet vastgelegd ouderbeleid, gericht op versterking van het educatief partnerschap en het onderwijsondersteunend gedrag van ouders, waarbij activiteiten worden gekozen die in lijn zijn met de menukaart ouderbetrokkenheid. Deze is te vinden via: http://www.onderwijsbeleid010.nl/ouderbetrokkenheid/menukaart; • Voor het primair onderwijs geldt dat de school de CITO-eindtoets afneemt conform de CITOrichtlijnen en dus alleen de in deze richtlijnen genoemde categorieën leerlingen niet laat deelnemen. Indien de school gebruikt maakt van een andere toets, dan dient deze door het COTAN goedgekeurd te zijn én de uitkomsten ervan conform de werkwijze van de Inspectie van het Onderwijs om te rekenen te zijn naar de CITO-eindtoetsresultaten; • Voor het voortgezet onderwijs geldt dat de school met behulp van een zogenaamde diagnostische toets in de onderbouw inzicht geeft in de referentieniveaus van taal en rekenen waaraan de leerlingen voldoen; • De school is niet zwak of zeer zwak volgens het oordeel van de Inspectie van het Onderwijs. Zeer zwakke scholen of afdelingen komen niet in aanmerking voor subsidieonderdelen anders dan het ISO- arrangement. Zwakke scholen of afdelingen komen niet in aanmerking voor subsidieonderdelen anders dan het ISO- arrangement, tenzij in de aanvraag expliciet wordt aangegeven hoe uitvoering van aangevraagde activiteiten bijdraagt aan het verbeteren van de punten die door de inspectie als onvoldoende zijn beoordeeld; • Een basisschool die werkt met een erkend vve- programma geeft aantoonbaar uitvoering aan vroegschoolse educatie overeenkomstig wet- en regelgeving.; • Op de school is een zorgadviesteam, waarin de schoolmaatschappelijk werker van de school participeert. De schoolmaatschappelijk werker participeert in de actuele zorgstructuur van de school; • De afdeling Jeugd van de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving, beoordeelt de verzuimregistratie op de school als voldoende. De dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving kan ondersteunen bij het formuleren van een aanvraag op schoolbestuurlijk en schoolniveau die aan alle voorwaarden voldoet. Besturen kunnen hierover contact opnemen met hun schoolbestuurlijk contactpersoon. Schoolbestuurlijk contactpersonen en
8
schoolcontactpersonen kunnen geen uitspraak doen over de effectiviteit en/of de subsidiabiliteit van de aanvraag. 2.2
Beoordeling
Alle voor 1 april 2012 ingediende aanvragen worden door de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving beoordeeld op juistheid en volledigheid. Wanneer de aanvraag volledig is bevonden, vindt door de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving een beoordeling van de onderbouwing op de gestelde algemene voorwaarden plaats. De subsidieaanvraag wordt direct gehonoreerd indien: • uit de meest recente meetgegevens die voor de school beschikbaar zijn blijkt dat de resultaten van een school op of boven de lijn liggen die leidt tot het afgesproken resultaat voor het schooljaar 2011-2012 en tot het eindresultaat in 2014. Wanneer de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving uit de aangeleverde meetgegevens geen zekere uitspraak kan doen of de resultaten op lijn liggen die leidt tot het afgesproken eindresultaat, dan zal de beoordelingsadviescommissie worden gevraagd om hier een uitspraak over te doen; én • de aanvraag in lijn is met de verlening van het voorgaande jaar (dat wil zeggen continuïteit van de activiteiten) of wanneer minder subsidie wordt aangevraagd terwijl de resultaatafspraken gelijk blijven. De hoogte van het toe te kennen bedrag kan afwijken van het bedrag van het voorgaande jaar, afhankelijk van de berekeningsgrondslag. De subsidieaanvraag wordt door de beoordelingsadviescommissie nader beoordeeld indien: • uit de meest recente meetgegevens die voor de school beschikbaar zijn blijkt dat de resultaten van een school niet op de lijn liggen die leidt tot het afgesproken resultaat voor het schooljaar 2011-2012 en tot het eindresultaat in 2014. Volgens de subsidievoorwaarden dient de school een aangepast plan in, zodanig dat verwacht kan worden dat de school aan het eind van schooljaar 2012-2013 een voldoende groei van de onderwijsresultaten laat zien, waarmee de school weer op koers ligt om de afgesproken resultaten in 2014 te halen; • een school een andere subsidieaanvraag doet dan voor het schooljaar 2011-2012; • een school in het schooljaar 2011-2012 geen subsidieaanvraag heeft ingediend of geen subsidie toegekend heeft gekregen. De beoordelingsadviescommissie beoordeelt de schoolplannen op effectiviteit. De werkwijze van de beoordelingsadviescommissie wordt hieronder beschreven. Indien een schoolplan effectief wordt bevonden, komt de school in aanmerking voor subsidie. Wanneer het totaal van aangevraagde bedragen het budgetplafond van een subsidieonderdeel overschrijdt, vindt door de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving een prioriteitstelling plaats. De wijze van prioriteitstelling is hieronder opgenomen. Werkwijze beoordelingsadviescommissie In de eerste helft van april 2012 vindt bij alle subsidieaanvragen die nader beoordeeld moeten worden een inhoudelijke beoordeling plaats door de beoordelingsadviescommissie van deskundigen op de effectiviteit. Er zijn twee beoordelingsadviescommissies, één voor het primair onderwijs (inclusief speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs) en één voor het voortgezet onderwijs (inclusief het voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs). Beide commissies bestaan uit zes leden, waarvan vijf beoordelaars en één voorzitter. De helft van de commissieleden is voorgedragen door FOKOR en de helft door de gemeente. Een schoolbestuurder beoordeelt nooit een school van het eigen bestuur. De beoordelingsadviescommissies doen een uitspraak of een schoolplan naar alle waarschijnlijkheid de in het plan opgenomen resultaatcurve zal volgen, of niet. Indien de commissie oordeelt dat dit waarschijnlijk is, is het plan effectief; indien de commissie oordeelt van niet, is het plan niet effectief. Alle te beoordelen -aanvragen voortgezet onderwijs worden plenair door de voortgezet onderwijsbeoordelingsadviescommissie beoordeeld en alle te beoordelen aanvragen primair onderwijs worden plenair door de primair onderwijs-beoordelingsadviescommissie beoordeeld, aan de hand van de hieronder genoemde operationalisering. Alle beoordelaars brengen hun stemmen (oordeel: ja/nee) uit, waarna één uniform eindoordeel van de commissie kan worden opgemaakt. Om tot de beoordeling
9
van een aanvraag te komen wordt gewerkt volgens een vooraf vastgestelde werkwijze, met een format om het eindoordeel in op te tekenen en te beargumenteren. Beide beoordelingsadviescommissies stellen de motivatie voor hun beoordeling op schrift. Deze motivatie wordt als toelichting opgenomen in de verlenings- of afwijzingbeschikking. Schoolbesturen krijgen eerst twee weken de gelegenheid om niet effectief beoordeelde plannen bij te stellen. Deze plannen worden na die twee weken opnieuw beoordeeld door de beoordelingsadviescommissie. Operationalisering Oordeel ja
Nee
Toelichting De onderbouwing van de aanvraag toont aan dat de school in schooljaar 2012-2013 (weer) op de resultaatcurve komt die leidt tot een einddoel in 2014 die in lijn is met de doelen uit het programma Beter Presteren. De in te zetten activiteiten zijn effectief en leiden naar oordeel van de commissie in voldoende of sterke mate bij tot het verhogen van de onderwijsresultaten. De onderbouwing van de aanvraag is niet effectief, de school toont niet voldoende aan dat de school in schooljaar 2012-2013 (weer) op de resultaatcurve komt die leidt tot een einddoel in 2014 die in lijn is met de doelen uit het programma Beter Presteren. De in te zetten activiteiten leiden naar oordeel van de commissie in onvoldoende mate bij tot het verhogen van de onderwijsresultaten.
Prioriteitstelling Wanneer het totaal van de nieuwe of bijgestelde effectief bevonden aanvragen tezamen met de op grond van effectiviteit en continuïteit te honoreren aanvragen het budgetplafond van een subsidieonderdeel overschrijdt, vindt een prioriteitstelling plaats op basis van onderstaande criteria: 1. Het geplande percentage kinderen waarvoor de school drie uur leertijduitbreiding of meer realiseert. Hoe hoger het percentage hoe groter de kans op subsidie; 2. De score van de wijk waarin de school ligt op de Sociale Index Rotterdam 2011, en daarbinnen de taalscore van de Sociale Index. Hoe lager de score, hoe groter de kans op subsidie. 2.3
Verlening
Aan de hand van het advies van de beoordelingsadviescommissie bepaalt de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving op basis van de scores op de hierboven genoemde criteria de volgorde van prioriteitstelling van de aanvragen per school en de mate waarin subsidie wordt toegekend. Schoolplannen die hoog scoren op een criterium, hebben grotere kans om een subsidie toegekend te krijgen dan schoolplannen die laag scoren op datzelfde criterium. Indien meerdere schoolplannen goed scoren op een criterium, wordt gekeken welke schoolplannen ook op het volgende criterium goed scoren. Voor aanvragen die na 1 april 2012 ontvangen zijn, bestaat de kans dat er geen subsidie meer beschikbaar is. Als voor een onderwerp het totaal van de na 1 april 2012 ontvangen aanvragen het resterende beschikbare budget overstijgt, dan zullen deze aanvragen eveneens op de hierboven beschreven wijze worden beoordeeld. Dat geldt echter alleen voor de aanvragen waarvoor door de gemeente uitstel is verleend. De behandelingstermijn is dan bepaald door de langste periode, waarvoor de betreffende subsidieaanvragers uitstel hebben gekregen. De dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving zal binnen acht weken na 1 april 2012 de aanvraag afhandelen. Vooruitlopend daarop krijgen de schoolbesturen medio mei 2012 van de schoolbestuurlijk contactpersoon een mondelinge terugkoppeling op de door de gemeente voorgenomen toekenning. Naar aanleiding van het voorlopige oordeel kunnen prestatie- en resultaatafspraken, behorende tot een aanvraag die niet in zijn geheel is toegekend, door schoolbesturen worden bijgesteld. Dit kan tot uiterlijk 1 juni 2012. De periode die voor het bijstellen van afspraken nodig is, valt niet onder de gemeentelijke verwerkingstermijn van acht weken. Op basis van de op 1 juni 2012 beschikbare
10
gegevens, wordt door de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving de verleningsbeschikking opgemaakt. 2.4
Verantwoording
Na afloop van de subsidieperiode geeft de subsidieontvanger aan wat de behaalde resultaten zijn in verhouding tot de in de beschikking afgesproken resultaten. Bij niet voldoende resultaat moet aangetoond worden dat de aanvrager wel de afgesproken activiteiten heeft uitgevoerd. De verantwoording bestaat uit drie delen: een niet- financiële verantwoording, een inhoudelijke verantwoording en een assurancerapport op bestuursniveau (vanaf € 45.000,00). De niet-financiële verantwoording geeft inzicht in de realisatie van afgesproken prestaties en resultaten en het nakomen van de subsidievoorwaarden. De inhoudelijke verantwoording geeft inzicht in het gevoerde beleid met de hobbels die zijn ervaren en successen die zijn geboekt. Een assurancerapport is een verklaring van een accountant waarin hij met name kijkt of de realisatiegegevens van de niet-financiële verantwoording juist zijn weergegeven. De realisatiegegevens zijn de gegevens van de meetbare prestaties zoals vermeld staan in de bijlage van de verleningsbeschikking. Verantwoording geschiedt bij de niet- financiële verantwoording volgens: Trap 1 Verantwoord wordt over de behaalde resultaten op bestuursniveau. Vanaf een subsidie van € 45.000,00 maakt een assurancerapport onderdeel uit van deze verantwoording; Wanneer de resultaten op bestuursniveau zijn gehaald, hoeft de accountant verder geen uitspraak te doen over de prestaties en resultaten op schoolniveau. De dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving vraagt wel via de inhoudelijke verantwoording op schoolniveau een analyse van het gevoerde beleid, de behaalde resultaten en de gerealiseerde prestaties. Op deze manier wordt inzicht verkregen in welke activiteiten wel of niet werken en welke aanpassingen in het plan mogelijk kunnen worden doorgevoerd. Indien de resultaten op bestuursniveau niet zijn behaald, volgt een volgende verantwoordingstrap: Trap 2 Verantwoord wordt over de behaalde resultaten op schoolniveau. Ook hier maakt vanaf een subsidie van € 45.000,00 een assurancerapport onderdeel uit van de verantwoording; Wanneer de afgesproken resultaten op schoolniveau zijn gehaald, hoeft de accountant verder geen uitspraak te doen over de prestaties op schoolniveau. De dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving vraagt wel via de inhoudelijke verantwoording op schoolniveau een analyse van het gevoerde beleid, en de gerealiseerde prestaties. Op deze manier wordt inzicht verkregen in welke activiteiten wel of niet werken en welke aanpassingen in het plan mogelijk kunnen worden doorgevoerd. Indien de resultaten op schoolniveau niet zijn behaald, volgt de laatste verantwoordingstrap: Trap 3 Verantwoord wordt over de gerealiseerde prestaties (activiteiten) en het aantal leerlingen dat heeft deelgenomen. Ook hier maakt vanaf een subsidie van € 45.000,00 een assurancerapport onderdeel uit van de verantwoording. Het verwijtbaar niet behalen van afgesproken resultaat of het niet uitvoeren van de afgesproken activiteiten leidt tot lager vaststellen. Met de subsidieontvanger zullen voor het vervolg andere afspraken gemaakt worden. Het meerdere jaren achtereen niet uitvoeren van activiteiten en/of niet behalen van resultaten heeft tot gevolg dat er in de toekomst minder of geen subsidie meer beschikbaar wordt gesteld.
11
De dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving kan helpen bij het indienen van de verantwoording. Besturen kunnen hiervoor contact opnemen met de schoolbestuurlijk contactpersoon. Schoolbestuurlijk contactpersonen en schoolcontactpersonen kunnen geen uitspraak doen over de vaststelling van de subsidie. Wijze van verantwoorden De verantwoording bij een verlening op basis van het schooljaar 2012-2013 moet voor 1 december 2013 zijn ingediend conform de voorwaarden in de SvR 2005. Voor de vaststelling van de subsidie moet er via een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld formulier een aanvraag tot vaststelling gedaan worden. Dit formulier is vanaf 1 februari 2012 te vinden op www.jos.rotterdam.nl onder subsidies. Ook is op deze website een uitgebreide beschrijving van de niet-financiële en inhoudelijke verantwoording te vinden. Bij een verlening op basis van het kalenderjaar 2013 moet de verantwoording voor 1 april 2014 zijn ingediend. Voor de vaststelling van de subsidie moet er via een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld formulier een aanvraag tot vaststelling gedaan worden. Dit formulier is vanaf 1 januari 2014 te vinden op www.jos.rotterdam.nl onder subsidies. Voorschriften voor een tussentijdse verantwoording en/of af te leggen werkbezoeken worden opgenomen in de verleningsbeschikking.
12
3. 3.1.
Leertijdverlenging Voor- en vroegschoolse educatie
Voor de leeftijdsgroep van twee tot vier jaar wordt leertijduitbreiding gerealiseerd via de voor- en vroegschoolse educatie (vve). Houders van voorschoolse voorzieningen (peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en kindercentra) voeren daartoe erkende vve-programma’s uit voor twee- en driejarige peuters en hun ouders. Gedurende veertig weken nemen twee- en driejarige peuters ten minste tien uur per week deel aan activiteiten die de peuters stimuleren op het gebied van taal, rekenen, motoriek en in hun sociaalemotionele ontwikkeling. De houders betrekken de ouders van de kinderen intensief bij de uitvoering van het vve-programma. Peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en kindercentra die een vve-programma uitvoeren, voldoen aan de voorwaarden gesteld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, de Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie, het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, de Verordening Peuterspeelzaalwerk Rotterdam 2011 en andere ter zake relevante wet- en regelgeving. De kwaliteit van educatie en de inrichting van de kwaliteitszorg is als voldoende beoordeeld door de GGD en/of de Inspectie van het Onderwijs. Voorschoolse voorzieningen werken zonder meer mee aan de onderzoeken van GGD of Inspectie van het Onderwijs. De Nederlandse taalvaardigheid van de pedagogisch medewerkers is van cruciaal belang voor een effectieve uitvoering van het vve-programma. De gemeente Rotterdam stelt daarom eisen aan de taalvaardigheid van de pedagogisch medewerkers. Instellingen krijgen gelegenheid om aan deze eisen te voldoen. Instellingen die een vve-programma uitvoeren, nemen in de onderbouwing van de aanvraag een plan op ten aanzien van de door de gemeente Rotterdam gestelde eisen op het gebied van de Nederlandse taalvaardigheid en rapporteren in de inhoudelijke verantwoording over de voortgang van dit plan. Doel van de subsidie Het doel van het vve-programma is dat kinderen zonder achterstand starten in groep één van het basisonderwijs. Als vervolg op de voorschoolse educatie investeren Rotterdamse schoolbesturen in de uitvoering van vve-programma’s in groep één en twee waardoor kinderen zonder achterstand doorstromen naar groep drie. Voor wie is de subsidie bestemd De subsidie is bestemd voor houders die voorschoolse voorzieningen beheren (peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en kindercentra), die opgenomen zijn in het Register Kinderopvang GGD Rotterdam-Rijnmond en één van de volgende erkende voor- en vroegschoolse programma’s uitvoeren: Kaleidoskoop, Piramide, Basisgoed of KO-totaal (in vve-peuterspeelzalen); Ben ik in Beeld of Uk en Puk (in vve-kinderdagverblijven). De gemeente maakt afspraken met de deelgemeenten over de financiering van het peuterspeelzaalwerk van de welzijnsinstellingen, waarbij het uitgangspunt is dat de subsidieaanvrager met één subsidieverlener te maken heeft voor peuterspeelzaalwerk, voor- en vroegschoolse educatie en groep nul. Op dit moment gebeurt dit in de deelgemeenten Charlois, IJsselmonde en Hoogvliet. In 2012 zal dit voor meer deelgemeenten van toepassing worden. Beschikbaar budget & subsidieplafond De subsidie wordt verleend per kalenderjaar. Het beschikbare budget en subsidieplafond voor 2013 is € 17.000.000,00. Hiervan is € 16.300.000,00 beschikbaar voor peuterspeelzalen en € 700.000,00 voor kinderdagverblijven. Het beschikbare budget is onder voorbehoud van goedkeuring van de begroting door de gemeenteraad. De rijksoverheid zal waarschijnlijk een regeling treffen voor het verlagen van de ouderbijdrage voor peuterspeelzalen tot het laagste niveau van de ouderbijdrage van kinderdagverblijven. Zodra deze
13
regeling bekend is gemaakt, zal de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving de betrokken instellingen daarover informeren. Financiering Peuterspeelzalen De twee- en driejarige peuters wordt gedurende veertig weken minimaal tien uur per week interactieve en educatieve activiteiten aangeboden. De subsidie omvat minimaal tien uur interactieve en educatieve activiteiten en maximaal twee uur voor haal- en brengmomenten per week: totaal maximaal twaalf uur per week. De hoogte van de subsidie wordt berekend aan de hand van de volgende formule: aantal uur per week maal veertig weken maal het aantal twee- en driejarige peuters maal het tarief per uur. Het tarief bedraagt € 6,04 per uur. Bij de verlening wordt uitgegaan van de prognose van het aantal ingeschreven peuters dat bij de subsidieaanvraag is opgegeven. Kinderdagverblijven De twee- en driejarige peuters wordt gedurende veertig weken minimaal vier dagdelen of tien uur per week interactieve en educatieve activiteiten aangeboden. De subsidie bedraagt € 250,91 per jaar per twee- of driejarige peuter aan wie het vve-programma wordt aangeboden. Bij de verlening wordt uitgegaan van de prognose van het aantal ingeschreven peuters dat bij de subsidieaanvraag is opgegeven. Bij een prognose van minder dan vijf twee- en driejarige peuters wordt geen subsidie verleend. In samenspraak met deelgemeenten en vertegenwoordigers van instellingen die vve-programma’s verzorgen in Rotterdam wordt bezien of en onder welke voorwaarden de bekostiging en de verantwoording van vve-subsidie kan worden aangepast uitgaande van kwalitatieve in plaats van kwantitatieve resultaatafspraken. De resultaten van dit overleg kunnen van invloed zijn op de verlening en verantwoording van vve-subsidie voor 2013. Peuterspeelzalen en kinderdagverblijven kunnen een deel van de subsidie gebruiken om de eigen bijdrage voor het programma BoekStart in de Kinderopvang van de bibliotheek te betalen. Aanvullende subsidievoorwaarden •
•
•
•
Met ingang van augustus 2013 voldoet tenminste één van de pedagogische medewerkers op een vve-groep aan de eisen voor Nederlandse taalvaardigheid die op dit moment gelden voor de mboopleiding SPW-4 (niveau 3F). Nieuwe pedagogische medewerkers voldoen per direct aan deze taalvaardigheidseis; Het aanwezigheidspercentage is onderdeel van de verantwoording van de subsidie en dient door de accountant te worden gecontroleerd aan de hand van de aanwezigheidsregistratie. Er wordt vanuit gegaan dat gemiddeld tenminste 90% van de kinderen 90% van de vve-uren aanwezig is; Houders van peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en kindercentra die een vve-programma uitvoeren met subsidie van de gemeente Rotterdam zijn verplicht alle gegevens te verstrekken die nodig zijn voor het opstellen van de jaarlijkse vve-monitor; Houders van peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en kindercentra die een vve-programma uitvoeren met subsidie van de gemeente Rotterdam registreren naam, geboortedatum, adres, woonplaats, aanmeldingsdatum, eerste bezoekdatum en laatste bezoekdatum van het kind bij de voorschoolse voorziening en het opleidingsniveau en het geboorteland van beide ouders. Een daartoe bevoegd persoon ondertekent deze lijst. De lijst wordt op de voorschoolse voorziening bewaard en getoond bij eventuele controle.
Type subsidie Prestatiesubsidie.
3.2.
Groep nul
In schooljaar 2011-2012 zijn 30 groepen nul van start gegaan. In schooljaar 2012-2013 vindt een uitbreiding plaats met 70 groepen nul naar 100. Hiervan zullen er 35 actief zijn op scholen in de
14
focuswijken uit het programma Kwaliteitssprong op Zuid. Voor de overige 65 groepen nul komen alle scholen in aanmerking. Twintig van de nieuwe groepen nul kunnen al op 1 april 2012 starten. De consequenties en de uitwerking van het omvormen van voorscholen naar groepen nul worden in verschillende werkgroepen met vertegenwoordigers van schoolbesturen, scholen, welzijnsinstellingen en (deel)gemeente uitgewerkt. Zowel de directeur van de school als de directeur van de betrokken welzijnsinstelling levert op verzoek van de projectleider groep nul een bijdrage aan deze ontwikkelingen. Scholen kunnen aanvullend op de reguliere deelgemeentelijke en gemeentelijke vve-subsidie van de peuterspeelzalen, subsidie ontvangen om het aantal uren vve uit te breiden naar 12,5 uur verdeeld over vijf dagdelen. De subsidie omvat minimaal 12,5 uur interactieve en educatieve activiteiten en maximaal 2,5 uur voor haal- en brengmomenten per week: totaal maximaal 15 uur per week. Groep nul wordt onder het pedagogisch en didactisch klimaat van de basisschool gebracht en de ouderbetrokkenheid wordt vergroot. Vormgeving en resultaatmeting Groep nul maakt zowel wat betreft pedagogisch beleid, als wat betreft overdracht van de leerlingen, als wat betreft onderwijsinhoud aantoonbaar onderdeel uit van de doorgaande leerlijn en zorgstructuur binnen de basisschool. Zowel de mbo-er als hbo-er worden in staat gesteld om aanvullend op hun werkzaamheden in de groep een bijdrage te leveren aan overleggen binnen de school en aan de ontwikkeling van de doorgaande leerlijn binnen de school. De ouderbetrokkenheid in groep nul wordt als volgt vormgegeven: • Het ouderbeleid van de school is voor groep nul afgestemd met de welzijnsinstelling; • De locatieleider van de school heeft, eventueel gezamenlijk met iemand van de welzijnsinstelling, een intakegesprek met de ouders, waarin de wederzijdse verwachtingen worden uitgesproken (o.a. deelname aan ouderprogramma) en schriftelijk worden vastgelegd; • De hbo-leidster in groep nul heeft in een huisbezoek een kennismakingsgesprek met de ouders voor of direct bij aanvang van het schooljaar. Hiervan kan gemotiveerd worden afgeweken; • Aanvullend aan het ouderprogramma voor vve, wordt ouders een programma aangeboden gericht op opvoeding en onderwijsondersteunend gedrag en de taalontwikkeling van hun kinderen; • Ouders waarvoor dat gewenst is, worden doorverwezen naar een taal- (en participatie)traject, dat zo mogelijk op de school wordt aangeboden. De school helpt met inschrijving van de ouders bij een dergelijk traject. In het schooljaar 2011-2012 worden instrumenten ontwikkeld om ouders te motiveren deel te nemen aan het ouderprogramma groep nul. Scholen met een groep nul maken gebruik van deze instrumenten. De resultaten van de peuters in groep nul worden gemeten met erkende instrumenten en geregistreerd. In het schooljaar 2011-2012 worden in overleg met de schooldirecties met een groep nul randvoorwaarden ontwikkeld waaraan deze meting en registratie moeten voldoen. Scholen met een groep nul meten en registreren de resultaten conform deze voorwaarden. Doel van de subsidie Met groep nul worden de onderwijsresultaten in het primair onderwijs verbeterd door het inlopen en waar mogelijk opheffen van de taal- en ontwikkelingsachterstand van peuters. Doelgroep •
•
Besturen van scholen die vallen onder de WPO die werken met een erkend vve-programma en deze willen omvormen tot een groep nul. Voor alle groepen is sprake van een gezamenlijke aanvraag van school en welzijnsinstelling; Groepen nul van scholen die in het schooljaar 2011-2012 zijn gestart, worden in het schooljaar 2012-2013 gecontinueerd. Zij moeten daarbij vanzelfsprekend voldoen aan de algemene subsidievoorwaarden en de aanvullende subsidievoorwaarde voor groep nul.
15
Beschikbaar budget & subsidieplafond Het beschikbare budget en subsidieplafond voor scholen in een van de zeven focuswijken (Tarwewijk, Bloemhof, Hillesluis, Feijenoord, Carnisse, Afrikaanderwijk en Oud-Charlois) is € 1.050.000,Het beschikbare budget en subsidieplafond voor overige scholen is € 1.950.000,00. Financiering Per groep is een bedrag van maximaal € 30.000,00 beschikbaar. Aanvullende subsidievoorwaarde Per groep nul heeft tenminste één van de twee medewerkers een afgeronde hbo opleiding. De hbo’er is in het bezit van een diploma zoals vermeld in de wet OKE en beheerst bij de start in groep nul de Nederlandse taal op hbo-niveau (4F). De hbo-ers van de groepen nul die in 2012 van start gaan, staan onder aansturing van de schooldirectie en komen binnen een jaar in dienst van de school of een payroll organisatie, waarmee de school afspraken maakt.
Type subsidie Prestatiesubsidie.
3.3.
Leertijduitbreiding
In het programma Kwaliteitssprong op Zuid zijn doelstellingen opgenomen over het aantal uren leertijduitbreiding dat in dit kader, op scholen in de zeven focuswijken die werken volgens het concept Children’s Zone, aan leerlingen wordt aangeboden. Dit is van invloed op het resterend budget voor scholen in andere wijken uit de stad. Leertijduitbreiding voor scholen in deze focuswijken is uitgewerkt in paragraaf 3.6. Onderstaande paragraaf is voor de overige scholen van toepassing. In de periode 2011-2014 is er ruimte voor maatwerk. Er kan subsidie aangevraagd worden voor minimaal drie tot maximaal zes uur leertijduitbreiding om de resultaten van taal en rekenen te verhogen. De school kan de extra leertijd organiseren voor een deel van de leerlingen of alle leerlingen van de school, maar altijd gedurende een heel schooljaar. Subsidie is alleen beschikbaar voor het aantal met de extra leertijd bereikte leerlingen. Scholen kunnen de extra leertijd individueel of per wijk organiseren. Er is altijd een met de partners gedeelde gezamenlijke pedagogische visie vastgelegd, op basis waarvan wordt samengewerkt. In het primair onderwijs kan met de inzet van de programma's Lekker Fit en Ieder Kind een Instrument (een deel van) de verlengde leertijd ingevuld worden. Deze uren worden in natura door de gemeente aan de scholen beschikbaar gesteld en de kosten van deze activiteiten worden door de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving verrekend met de leverende diensten. Deze kosten zijn uit de onderstaande, voor leertijduitbreiding beschikbaar gestelde, budgetten gelaten. Voor de uren die met deze programma’s ingevuld worden, ontvangen de scholen geen financiële middelen. Deze hoeven derhalve ook niet te worden aangevraagd. Ook als scholen geen subsidie ontvangen voor leertijduitbreiding kunnen de programma’s Lekker Fit! en/of Ieder Kind een Instrument doorgang vinden. Scholen die stoppen met Lekker Fit! en/of Ieder Kind een Instrument, komen voor de uren die met deze programma’s ingevuld werden niet automatisch in aanmerking voor subsidie voor leertijduitbreiding. Indien de school in plaats van deze programma’s reguliere uren leertijduitbreiding wil aanvragen, dient dit te worden opgenomen in de onderbouwing van de subsidieaanvraag. Deze zal volgens de beoordelingsprocedure in hoofdstuk 2 worden behandeld. De leertijduitbreiding kan ook gebruikt worden voor het organiseren van huiswerkbegeleiding.
16
Doel van de subsidie Het vergroten van de ontwikkelingskansen van leerlingen (en hun ouders) en het bevorderen van talentontwikkeling. Voor wie is de subsidie bestemd Besturen van scholen die vallen onder de WPO, WVO en WEC. Beschikbaar budget & subsidieplafond Het beschikbare budget en subsidieplafond voor het verlengen van leertijd in het primair- en speciaal onderwijs is € 13.413.000,00. Het beschikbare budget en subsidieplafond voor het verlengen van leertijd in het voortgezet onderwijs is € 4.006.400,00. Financiering/berekeningsgrondslag Scholen ontvangen een bedrag per uur leertijduitbreiding per leerling. Dit bedrag hangt af van het aantal uren leertijduitbreiding dat een school organiseert. Het bedrag is voor het organiseren van activiteiten en voor de inzet van personeel. Er wordt gerekend met 40 schoolweken per jaar. Primair onderwijs: Van 0 tot 21.840 uur Van 21.841 tot 43.680 uur 43.681 en meer uren
Voor deze uren een bedrag van € 4,65* per uur per leerling Voor deze uren een bedrag van € 3,95* per uur per leerling Voor deze uren een bedrag van € 3,25* per uur per leerling
* Dit bedrag is inclusief de gemeentelijke bijdrage voor conciërgetaken die als gevolg van leertijdverlenging uitgebreid zijn.
Voorbeeld: Een school van 300 leerlingen die drie uur leertijduitbreiding voor alle leerlingen organiseert, komt in totaal op 36.000 uren per jaar. Dit geeft aan subsidie een bedrag van €157.488,00: 21.840 maal € 4,65 = € 101.556,00 14.160 maal € 3,95 = € 55.932,00 Voortgezet onderwijs: Van 0 tot 19.440 uur Van 19.441 tot 38.880 uur 38.881 en meer uren
Voor deze uren een bedrag van € 3,50 per uur per leerling Voor deze uren een bedrag van € 3,00 per uur per leerling Voor deze uren een bedrag van € 2,50 per uur per leerling
Voorbeeld: Een school van 550 leerlingen die drie uur leertijduitbreiding voor de helft van de leerlingen organiseert, komt in totaal op 33.000 uren per jaar. Dit geeft aan subsidie een bedrag van €108.720,00: 19.440 maal € 3,50 = € 68.040,00 13.560 maal € 3,00 = € 40.680,00 Bijzondere situaties: • Voor kleine basisscholen met een gemiddelde groepsgrootte van minder dan 15 leerlingen kan het subsidiebedrag verhoogd worden tot maximaal € 60,00 per uur per groep; • Voor speciaal onderwijs, speciaal basisonderwijs en afdelingen voor LWOO en praktijkonderwijs kan het beschikbare subsidiebedrag verhoogd worden. Dit moet onderbouwd worden in de subsidieaanvraag. Op basis van de normatieve groepsgrootte voor deze vormen van onderwijs is het maximale subsidiebedrag € 60,00 per uur per groep; • Bij scholen met een medewerker brede school die ingehuurd wordt via de gemeente wordt een bedrag van € 20.000,00 per 20 uur inzet per week per school in mindering gebracht op de subsidie;
17
•
De inzet van direct door de gemeente betaalde medewerkers brede school in het primair onderwijs wordt afgebouwd. Bij beëindiging van het contract, wordt er geen nieuwe medewerker via de gemeente ingehuurd. Er wordt dan ook geen bedrag meer met de subsidie verrekend.
Inzet gemeentelijke programma’s in de verlengde leertijd: • Scholen die deelnemen aan Lekker Fit! kunnen voor de leerlingen in groep drie tot en met acht nog voor maximaal vijf uur leertijduitbreiding subsidie aanvragen. Deelname aan Lekker Fit! staat voor de groepen drie tot en met acht dus gelijk aan één uur leertijdverlening. Daarnaast betalen e de scholen een eigen bijdrage van 1/3 van de kosten van de vakleerkracht. Hiervoor ontvangen de betreffende schoolbesturen een factuur van de gemeente, dit heeft geen gevolgen voor de subsidie; • Scholen die deelnemen aan Ieder Kind een Instrument kunnen voor de leerlingen in groep één tot en met zes nog voor maximaal vijf uur leertijduitbreiding subsidie aanvragen. Deelname aan Ieder Kind een Instrument staat voor de groepen één tot en met zes dus gelijk aan één uur leertijduitbreiding. Er wordt geen eigen bijdrage van de scholen gevraagd; • Scholen die deelnemen aan Lekker Fit! en aan Ieder Kind een Instrument kunnen voor de groepen één, twee, zeven en acht voor maximaal vijf uur leertijduitbreiding subsidie aanvragen en voor de groepen drie tot en met zes maximaal vier uur; • Scholen in het primair onderwijs kunnen een deel van de subsidie voor leertijduitbreiding gebruiken om de eigen bijdrage voor het programma Bibliotheek op School te betalen. Wettelijke bepaling Indien de activiteiten onder schooltijd plaatsvinden, dient de school hiervan melding te maken bij de Inspectie van het Onderwijs. Aanvullende subsidievoorwaarden •
• • •
•
Door de leertijdverlenging wordt de leertijd voor taal en rekenen aantoonbaar met tenminste drie tot zes uur per week verlengd, gericht op de verhoging van de onderwijsresultaten. Dit is inclusief eventuele stedelijke programma-uren. Indien minder dan drie uur leertijdverlening wordt gerealiseerd, dient dit onderbouwd te worden in de aanvraag; De lunchtijd en de buitenspeeltijd telt niet mee als leertijduitbreiding. Activiteiten die tussen de middag onder begeleiding van vakkrachten plaatsvinden tellen wel mee als leertijduitbreiding; De gemeentelijke subsidie mag niet worden gebruikt voor de bekostiging van maaltijden; Scholen die voor (een deel van) de uren leertijduitbreiding, personele inzet en/of activiteiten uit andere bronnen financiële middelen ontvangen, krijgen voor (dat deel van) die uren, personele inzet en/of activiteiten geen subsidie van de gemeente Rotterdam. In de aanvraag wordt door de subsidieaanvrager duidelijk aangegeven om welke uren dit gaat; Scholen die leertijduitbreiding realiseren, houden een deelnemersregistratie bij in het door de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving beschikbaar gestelde format. Deze gegevens worden onder andere gebruikt voor het bepalen van het bereik en deelnamepercentage van de gerealiseerde activiteiten en kunnen worden gebruikt bij de verantwoording.
Type subsidie Prestatiesubsidie. 3.4.
Leertijduitbreiding: vakantiescholen
In het programma Kwaliteitssprong op Zuid zijn doelstellingen opgenomen over het aantal uren leertijduitbreiding (waaronder ook uren in de vakantieschool) dat in dit kader op scholen in de zeven focuswijken aan leerlingen wordt aangeboden. De reservering die hiervoor gemaakt is, is van invloed op het resterend budget voor scholen in andere wijken uit de stad. Vakantiescholen voor scholen in de focuswijken is uitgewerkt in paragraaf 3.6. Onderstaande paragraaf is voor de overige scholen van toepassing. Alle leerlingen worden in staat gesteld beter te presteren. Het niveau dat erin zit, wordt eruit gehaald. Leertijduitbreiding in de vakantieschool is een van de instrumenten om de onderwijsresultaten van
18
leerlingen te verhogen. Het gaat vaak mis in de zomervakantie en op overgangsmomenten tussen verschillende schoolsoorten. De vakantieschool helpt die kloof te overbruggen. De vakantieschool richt zich op die overgangen, op niveaubehoud of doorbreken van achterstanden en op talentvolle leerlingen. In de vakantiescholen wordt aangesloten bij de behoefte van de individuele leerlingen en wordt nadrukkelijk samengewerkt met ouders. Het lesprogramma van de vakantieschool sluit aan op het reguliere lesprogramma van de school en past binnen de onderwijsvisie van de school. Daarin staat beschreven op welke manier aan ouderbetrokkenheid gewerkt wordt, ook binnen de vakantieschool. In de periode 2011-2014 worden, in samenwerking tussen het primair -, voortgezet- en speciaal onderwijs en het mbo, in totaal 155 vakantieklassen gestart. Schoolbesturen kunnen iedere schoolvakantie benutten voor de uitvoering van de vakantieschool. En ook vakantiescholen voor andere groepen leerlingen ontwikkelen en aanbieden. Scholen die in de zomer van 2013 de vakantieschool willen organiseren, dienen dit op te nemen in de aanvraag voor dit schooljaar (2012-2013). Op experimentele basis is er ruimte voor vakantiescholen voor groep nul en voor vakantiescholen met een expliciet ouderprogramma. Vormgeving en resultaatmeting In de vakantieschool wordt opbrengstgericht gewerkt. Aan het begin van de vakantieschool worden per leerling de leerdoelen bepaald. Aan het eind stelt de docent vast in hoeverre deze doelen zijn gehaald. De school stelt de gegevens hieromtrent bij de verantwoording beschikbaar voor stedelijke monitordoeleinden. Vakantiescholen leveren een bijdrage aan landelijk onderzoek in opdracht van het Rijk. Zij hanteren een sluitend leerlingvolgsysteem en zorgen voor (warme) overdracht naar het vervolgonderwijs. Doelgroepen en doelen van de subsidie • •
•
•
•
•
Leerlingen in groep acht van het primair onderwijs met een gemengd advies. Bij deze leerlingen is na de vakantieschool duidelijkheid over het instroomniveau; Leerlingen die in groep zeven van het primair onderwijs bij de Cito entree toets niet het niveau halen dat van hen verwacht wordt. Deze leerlingen behalen na de vakantieschool een hogere score; Leerlingen die in de laatste klas van het voortgezet (speciaal) onderwijs niet het niveau halen dat van hen verwacht wordt. Bij deze leerlingen worden in de vakantieschool de achterstanden in taal en rekenen weggewerkt zodat leerlingen op niveau doorstromen naar het beoogde vervolgonderwijs; Leerlingen in het primair-, voortgezet-, speciaal- en middelbaar beroepsonderwijs die baat hebben bij het borgen van het niveau in de (zomer)vakantie. Bij deze leerlingen blijft het niveau op taal en rekenen minimaal stabiel; Leerlingen in het primair-, voortgezet-, speciaal- en middelbaar beroepsonderwijs met achterstanden van met name taal en rekenen. Tijdens de vakantieschool werken deze leerlingen aan het wegwerken van de achterstanden op deze gebieden; Talentvolle leerlingen in het primair-, voortgezet-, speciaal- en middelbaar beroepsonderwijs. Deze leerlingen zijn uitgedaagd en zijn versterkt in hun ontplooiingskansen.
Voor wie is de subsidie bestemd Besturen van scholen die vallen onder de WPO, WVO, WEB en WEC. Beschikbaar budget & subsidieplafond Het beschikbare budget en subsidieplafond is € 750.000,00. Financiering Scholen ontvangen voor de vakantieklas van minimaal 15 leerlingen een bedrag van € 4,50 per leerling per te realiseren uur vakantieschool per week met een maximum van € 80,00 per groep per uur.
19
Bijzondere situaties: • Voor kleine basisscholen met een gemiddelde groepgrootte van minder dan 15 leerlingen kan het subsidiebedrag verhoogd worden tot maximaal € 67,50 per uur per groep. Aanvullende subsidievoorwaarden • De school geeft aan met hoeveel klassen, welke groep leerlingen, hoeveel leerlingen, hoeveel uur en in welke periode de vakantieschool wordt uitgevoerd; • Leerkrachten/docenten van vakantiescholen werken met (of onder auspiciën van) bevoegde leerkrachten. Bij overvraging van het beschikbare budget wordt als eerste voorrang gegeven aan vakantiescholen in het primair onderwijs of gericht op de overgang primair-voortgezet onderwijs. Indien vervolgens nog een verdere selectie benodigd is, wordt dit gedaan aan de hand van de algemene selectiecriteria zoals beschreven in hoofdstuk 2. Type subsidie Prestatiesubsidie.
3.5.
Schakelklassen
Schakelklassen zijn klassen voor leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs die een aantoonbare achterstand van tenminste één jaar in de Nederlandse taal hebben, waardoor zij niet (meer) met succes kunnen deelnemen aan het onderwijs. In de schakelklas krijgen deze leerlingen met behulp van effectieve methoden in één schooljaar intensief onderwijs gericht op het wegwerken van de taalachterstand. Zij zijn na dat schooljaar voldoende voorbereid om op hun eigen niveau te kunnen deelnemen aan het reguliere onderwijs. Voor alle schakelklassen geldt dat bij de selectie van de leerlingen de taalachterstand het primaire probleem vormt. Er mag geen sprake zijn van een algehele leerachterstand. Ook leerlingen bij wie sprake is van ernstige problemen van psychische of neurologische aard en/of leerlingen bij wie sprake is van ernstige gedragsproblemen, zijn uitgesloten van deelname aan de schakelklas. De schakelklas voldoet aan de eisen die door de wet gesteld zijn aan de inrichting van het onderwijs. Ouders van de leerling geven schriftelijk toestemming voor deelname van hun kind aan de schakelklas. Doelgroep en doel van de subsidie Leerlingen in het primair- en voortgezet onderwijs die een aantoonbare achterstand van tenminste één jaar in de Nederlandse taal hebben. De taalachterstand wordt bij deze leerlingen weggewerkt en zij zijn na het schooljaar voldoende voorbereid om op hun eigen niveau te kunnen deelnemen aan het reguliere onderwijs. Voor wie is de subsidie bestemd Schoolbesturen van scholen die vallen onder de WPO en WVO. Deze subsidie geldt niet voor de Internationale Schakelklassen (ISK). De ISK hebben een aparte regeling via het Rijk. Deze loopt niet via deze beleidsregel. Beschikbaar budget & subsidieplafond Het beschikbare budget en subsidieplafond voor inrichten van schakelklassen is € 2.700.000,00. Financiering De gemeentelijke subsidie is maximaal € 40.000,00 voor een schakelklas van minimaal 940 uur onderwijs gedurende een heel schooljaar. De subsidie voor een deeltijdschakelklas wordt naar rato van het aantal uren onderwijs berekend. Een deeltijdschakelklas omvat minimaal 8 uur onderwijs per week.
20
Aanvullende subsidievoorwaarden •
• • • •
Het starten van nieuwe schakelklassen in het primair onderwijs is alleen mogelijk voor eerste opvang nieuwkomers. Leerplichtige nieuwkomers hebben voorrang bij plaatsing in een schakelklas; Schakelklassen kunnen in het primair onderwijs alleen worden ingericht voor de leerlingen uit de groepen twee t/m acht; In de schakelklas nemen tenminste acht leerlingen deel; De schakelklasleerlingen in het primair onderwijs zijn op hun taalachterstand geselecteerd, zoals bepaald in de Uitwerkingsnotitie schakelklassen Rotterdam 2007-2010; Aan een schakelklas in het primair onderwijs kunnen leerlingen van verschillende basisscholen deelnemen;
Type subsidie Prestatiesubsidie.
3.6.
Leertijduitbreiding in de Children’s Zone
Door middel van het concept Children’s Zone (CZ) ondersteunt de gemeente scholen in de zeven focuswijken Tarwewijk, Bloemhof, Hillesluis, Feijenoord, Carnisse, Afrikaanderwijk en Oud-Charlois bij het verhogen van de onderwijsresultaten en de kwaliteit van de professionals in en rondom de school. Het concept vertaalt zich in een ambitieuze maar realistische en opbrengstgerichte pedagogische aanpak, waarbij ouders stevig betrokken zijn bij de onderwijscarrière van hun kinderen en onderwijsondersteunend gedrag van ouders wordt gestimuleerd. Daarbij wordt tevens aandacht besteed aan de ontwikkeling van het taalniveau van zowel ouders als leerlingen. Door de community aanpak in de CZ, waarin een hecht netwerk wordt gecreëerd van onderwijs, ouders, zorg, welzijn en buitenschools leren, kunnen leerlingen maximaal presteren, zowel cognitief als sociaal-emotioneel. Er is sprake van een doorgaande leerlijn van groep nul tot en met mbo/hbo/wo. Docenten en directie op scholen die werken met het CZ-concept werken zeer professioneel. De Rotterdamse vertaling van de Children’s Zone die eind januari 2012 is afgerond, geldt als kader voor de planvorming door de betreffende scholen. Scholen in een van de focuswijken nemen niet automatisch deel aan het concept van Children’s Zone. Om volgens dit concept te gaan werken kan een school een aanvraag indienen voor een groep nul (zie par. 3.2) en de uitbreiding van de leertijd met 10 uur per week. Leertijduitbreiding in de Childrens’s Zone kan in reguliere schoolweken, vakantiescholen en/of schakelklassen worden vormgegeven. Doel van de subsidie Het verhogen van de onderwijsresultaten van leerlingen op scholen in de zeven focuswijken en daarmee het vergroten van hun ontwikkelingskansen. Output opgave In 2014 is gerealiseerd dat in de zeven focuswijken 3.000 leerlingen in het primair onderwijs en 3.000 leerlingen in het voortgezet onderwijs tien uur leertijduitbreiding krijgen. Er is voor de Children’s Zone sprake van een ingroeimodel. Dit betekent dat in de komende twee jaar steeds meer scholen volgens het concept gaan werken, waarbij tevens een plan van aanpak en uitwerking wordt geformuleerd op de professionalisering van docenten op school- en bestuursniveau. Ook zullen scholen aantoonbaar werken aan de concretisering van de doorgaande leerlijn tussen direct aanpalende onderwijssoorten, waarbij ook groep nul wordt meegenomen. Tenslotte krijgen scholen die in het schooljaar 2012-2013 starten de tijd om naar de 10 uur leertijduitbreiding toe te groeien. In het schooljaar 2012-2013 worden in totaliteit 3.000 leerlingen met 10 uur leertijduitbreiding bereikt en zijn minimaal 35 groepen nul gestart. Over tien jaar liggen de cito scores van de basisscholen in de zeven focuswijken op het Rotterdams gemiddelde.
21
Voor wie is de subsidie bestemd De volgende scholen komen voor CZ- subsidie in aanmerking: • Scholen die vallen onder de WPO en die zijn gevestigd in een van de zeven focuswijken: Tarwewijk, Bloemhof, Hillesluis, Feijenoord, Carnisse, Afrikaanderwijk en Oud-Charlois; • Scholen die vallen onder de WVO (inclusief AKA) die zijn gevestigd in de deelgemeenten IJsselmonde, Charlois en Feijenoord en waarvan een nog te bepalen minimum percentage van de leerlingen woonachtig is in de zeven focuswijken. Beschikbaar budget Het beschikbare budget voor leertijduitbreiding (waaronder ook schakelklassen en vakantiescholen) in de Children’s Zone is € 9.480.600,00. Financiering/berekeningsgrondslag Scholen ontvangen een bedrag per uur leertijduitbreiding per leerling. Dit bedrag wordt op dezelfde wijze berekend als bij Leertijduitbreiding (paragraaf 3.3). Aanvullende subsidievoorwaarden • •
Subsidieaanvragen voor de Children’s Zone zijn geïntegreerd in de subsidieaanvraag voor het Rotterdams Onderwijsbeleid 2012-2013; De school werkt mee aan de jaarlijkse evaluatie naar de implementatie van de Children’s Zone.
Type subsidie Prestatiesubsidie
22
4. 4.1.
Faciliteiten Conciërges
In mei 2008 is de rijksregeling betreffende het verstrekken van loonkostensubsidie voor ondersteunend personeel op basisscholen van kracht geworden. In de regeling wordt melding gemaakt van de noodzakelijke cofinanciering door schoolbesturen en gemeenten. Voor wat betreft de cofinanciering kunt u een beroep doen op de gemeente Rotterdam. Doel van de subsidie Met de loonkostensubsidie voor ondersteunend personeel op basisscholen kan een volwaardige en reguliere conciërge aangesteld worden. De conciërge kan onderhoud- en reparatiewerkzaamheden verrichten aan gebouwen, terreinen en inventaris. De conciërge wordt ingezet voor de verzuimregistratie en daarnaast kan de conciërge kleine dagelijkse ondersteunende onderwijswerkzaamheden verrichten en werkzaamheden op het gebied van leerlingenzaken. Voor wie is de subsidie bestemd Besturen van scholen of instellingen die vallen onder de WPO die van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap subsidie ontvangen in het kader van de Rijksregeling loonkostensubsidie ondersteunend personeel basisscholen. Beschikbaar budget & subsidieplafond Het beschikbare budget en subsidieplafond is € 926.000,00 Financiering e
De gemeente draagt voor maximaal 1/5 deel bij aan de loonkosten van de conciërge die in dienst is in het kader van de dan geldende Rijksregeling. De precieze hoogte van dit bedrag is gebaseerd op het normbedrag dat het ministerie hanteert, te weten schaal 3, salarisnummer 7, per fte. Bijzondere situatie Als de school deel uitmaakt van een Multifunctionele accommodatie, dan is er ruimte voor extra subsidie. Type subsidie Prestatiesubsidie.
4.2.
Peuterconsulent vve
De gemeente Rotterdam stelt maximaal 25 maal 0,8 fte peuterconsulent beschikbaar die hun werkzaamheden verrichten vanuit de over de stad verspreide Centra voor Jeugd en Gezin (CJG’s). Op deze CJG’s worden alle doelgroepkinderen die met hun ouder(s) het CJG bezoeken tenminste eenmaal en maximaal driemaal door wijkverpleegkundige/consultatiebureauarts doorverwezen naar de peuterconsulent. Peuterconsulenten verwijzen ouders door naar vve instellingen of groep nul en verzorgen zonodig ook begeleiding bij het inschrijvingsproces. Zij stimuleren ouders om gebruik te maken van het stedelijk taalaanbod als de ouders zelf onvoldoende het Nederlands beheersen. Doel van de subsidie Op alle CJG’s met veel doelgroepkinderen in het verzorgingsgebied is een peuterconsulent beschikbaar voor doorverwijzing en begeleiding. Ouders van doelgroepkinderen melden na deze doorverwijzing hun kind aan bij een vve instelling of een groep nul en worden hier indien nodig bij begeleid.
23
Voor wie is de subsidie bestemd Stedelijke instellingen die ouders in combinatie met jonge kinderen (tot vier jaar) als doelgroep hebben. Bij het toekennen van de subsidie gaat de voorkeur uit naar één organisatie met een stedelijke dekking. Beschikbaar budget & subsidieplafond Er is een bedrag van € 1.158.000,00 beschikbaar. Dit bedrag is inclusief overhead, huisvesting en scholingskosten. Aanvullende subsidievoorwaarden •
•
Aan een peuterconsulent worden minimaal de volgende eisen gesteld: o Minimaal mbo 3 niveau, bij voorkeur een pedagogisch didactische richting; o Goede beheersing Nederlands op ten minste niveau 2F; o Verklaring omtrent gedrag (VOG); Instellingen die een peuterconsulent vve inzetten houden een registratie bij in het door de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving beschikbaar gestelde format. Hiermee kan het bereik van de inzet bepaald worden.
Type subsidie Prestatiesubsidie.
4.3.
Medewerker Ouderbetrokkenheid
Medewerkers Ouderbetrokkenheid geven mede uitvoering aan het ouderbeleid van de school en doen dit binnen de kaders zoals vastgelegd in het actieplan Ouderbetrokkenheid van het programma Beter Presteren en in de integrale onderbouwing die door de school bij een aanvraag is opgesteld. Medewerkers Ouderbetrokkenheid ondersteunen en faciliteren docenten en mentoren bij het vormgeven van ouderbetrokkenheid. Daarnaast stimuleren ze onderwijsondersteunend gedrag van ouders. De gemeente faciliteert voor medewerkers Ouderbetrokkenheid stedelijke netwerkbijeenkomsten. Doel van de subsidie Scholen in de gelegenheid stellen een medewerker Ouderbetrokkenheid aan te stellen of in te huren bij een derde partij (waaronder het continueren van de huidige aanstelling bij een payroll organisatie, zie ook aanvullende subsidievoorwaarden). Door inzet van een medewerker Ouderbetrokkenheid worden een gelijkwaardig educatief partnerschap tussen school en ouders en hiermee betere onderwijsresultaten van de leerling bereikt. Basisscholen met een groep nul zetten de medewerker Ouderbetrokkenheid ook in om de ouders in de groep nul te ondersteunen bij het uitvoeren van de oudercomponent van het programma van de groep nul. Daarmee geven zij invulling aan de doorgaande lijn ouderbetrokkenheid groep nul – basisschool; Voor wie is de subsidie bestemd Besturen van scholen die vallen onder de WPO, WVO en WEC. Beschikbaar budget & subsidieplafond Er is een bedrag van € 5.475.000,00 beschikbaar, dit is inclusief overhead en scholingskosten. Voor het primair onderwijs is een bedrag van € 4.600.000,00 beschikbaar, wat neerkomt op 130 medewerkers ouderbetrokkenheid. Voor het voortgezet onderwijs is een bedrag van € 875.000,00 beschikbaar, wat neerkomt op 25 medewerkers ouderbetrokkenheid.
24
Financiering De school komt in aanmerking voor maximaal 0,8 fte trekkingsrecht of een subsidiebedrag. Dit bedrag is gebaseerd op een normbedrag van € 35.000,00 per 0,8 fte. Voor scholen in het primair onderwijs die in 2011- 2012 een ouderconsulent met een vast dienstverband betrokken via een payroll organisatie, bestaat de mogelijkheid om dit te continueren. Het toegewezen subsidiebedrag voor de medewerker Ouderbetrokkenheid wordt dan omgezet in een trekkingsrecht bij de payroll organisatie. Deze regel is alleen van toepassing op de eigen voormalige ouderconsulent van de school. De voormalige ouderconsulent moet gaan voldoen aan de hieronder genoemde eisen voor een medewerker ouderbetrokkenheid primair onderwijs. Aanvullende subsidievoorwaarden •
•
De onderbouwing van de aanvraag bevat een analyse van de huidige situatie ouderbetrokkenheid op de school en geeft een visie hoe vanuit de huidige situatie het beleid op ouderbetrokkenheid van de school in de toekomst een grotere bijdrage gaat leveren aan het halen van betere onderwijsresultaten. Het plan geeft inzicht in hoe de medewerker Ouderbetrokkenheid daarbij zal worden ingezet; Voor een nieuw aan te stellen medewerker Ouderbetrokkenheid gelden de volgende eisen. Voor het zittende personeel gelden deze eisen per 1 augustus 2014: o Minimaal mbo 4 niveau, bij voorkeur een pedagogisch didactische richting (of hiervoor studerend) bij inzet binnen het primair onderwijs of minimaal hbo niveau bij voorkeur een pedagogisch didactische richting (of hiervoor studerend) bij inzet binnen het voortgezet onderwijs; o Goede beheersing Nederlands op ten minste niveau 2F (primair onderwijs) en 3F (voortgezet onderwijs); o Verklaring omtrent het gedrag (VOG).
Type subsidie Prestatiesubsidie.
25
5.
Schoolontwikkeling
Om hun schoolresultaten te verbeteren, kunnen scholen deelnemen aan een door de gemeente (mede) gefinancierd ontwikkeltraject.
5.1.
Denken Voelen Doen
Verschillende wetenschappelijk studies wijzen uit dat een structurele en actieve beoefening van muziek en filosofie een duidelijk positief effect heeft op leerlingen en daarmee ook op de onderwijsresultaten. Van drama & dans en beeldende vorming wordt een vergelijkbaar effect op kinderen en jongeren verwacht. Voor de leden van de raadscommissie Jeugd, Onderwijs, Cultuur en Sport waren deze conclusies aanleiding om het initiatief te nemen scholen te stimuleren de vier genoemde disciplines in hun curriculum te integreren en hen de mogelijkheid te geven op innovatieve wijze te werken aan deze vorm van onderwijskwaliteit. Doel van de subsidie Scholen met Denken Voelen Doen (DVD) bedden een of meer van de disciplines muziek, filosofie, dans/drama of beeldende kunst structureel in het curriculum in en verbeteren aldus de onderwijsresultaten van de leerlingen. Voor wie is de subsidie bestemd Besturen van scholen die vallen onder de WPO of WVO. Beschikbaar budget & subsidieplafond Voor schooljaar 2012-2013 is een budget van € 250.000,00 beschikbaar. Financiering Per nieuwe deelnemende school is een bedrag van € 30.000,00 beschikbaar. Voor schooljaar 20122013 gaat het om zes nieuwe scholen: vier vanuit het primair onderwijs en twee vanuit het voortgezet onderwijs. De subsidie is bedoeld voor de financiering van de begeleiding van de scholen en de ontwikkeling van materiaal en/of een programma. Scholen kunnen de begeleiding zelf inkopen of desgewenst de financiering via de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving laten lopen. Voor activiteiten kan (een deel van) de subsidie voor leertijduitbreiding worden ingezet. Om voor de subsidie in aanmerking te komen geldt een selectieprocedure. Om de scholen die reeds met Denken Voelen Doen gestart zijn (dat wil zeggen al een jaar begeleiding gehad hebben) de mogelijkheid te geven om het initiatief duurzaam in het curriculum van de school te verankeren, is er vanaf dit jaar voor de 14 scholen die in de schooljaren 2010-2011 en 2011-2012 hebben deelgenomen aan het begeleidingstraject, een subsidie van in totaal € 70.000,00 beschikbaar (dat wil zeggen maximaal € 5.000,00 per school). Met deze subsidie kunnen de scholen voor nog één jaar begeleiding inkopen. Van de deelnemende scholen wordt verwacht dat er in het schooljaar 2012-2013 geen fundamentele organisatieveranderingen plaatsvinden. Selectieprocedure Selectie vindt plaats door vertegenwoordigers van de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving en de dienst Kunst en Cultuur door beoordeling van het ingediende format (zie www.jos.rotterdam.nl) op onderstaande inhoudelijke criteria: • de school gaat een ontwikkelingstraject in gericht op integratie in het curriculum van de school van tenminste een van de disciplines van Denken Voelen Doen; • het plan draagt bij aan een doorlopende leerlijn van primair naar voortgezet onderwijs; de school maakt gebruik van de eerder opgedane ervaringen van andere scholen; • uit het plan blijkt dat er draagvlak onder het team bestaat en de school eigen personeel en financiële middelen inzet;
26
•
de school wordt bij dit veranderingsproces minimaal één dag per week begeleid door een organisatie die aantoonbaar beschikt over kennis, ervaring en deskundigheid op dit gebied.
Aanvullende subsidievoorwaarde Voor scholen die voor een tweede jaar een aanvraag voor DVD doen, geldt als aanvullende subsidievoorwaarde dat de school tijdens het eerste jaar een kansrijk plan heeft gemaakt om een van de disciplines structureel in het curriculum te verankeren en dit grotendeels heeft uitgevoerd. Dit wordt door de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving en de dienst Kunst en Cultuur beoordeeld. Type subsidie Budgetsubsidie.
5.2.
ISO-arrangement
De Rotterdamse schoolbesturen en de gemeente Rotterdam stimuleren door middel van het arrangement Intensieve School Ontwikkeling (ISO) gezamenlijk de verbetering van de kwaliteit van de zeer zwakke, zwakke en risicovolle scholen. De kwalificatie zeer zwak of zwak door de Inspectie van het Onderwijs, is voor de Rotterdamse schoolbesturen en gemeente een signaal om de school te stimuleren om deel te nemen aan het ISO- arrangement. Het ISO-arrangement organiseert en faciliteert in maximaal twee jaar een procesversnelling en een kwaliteitsimpuls bij deze scholen. Sturing door de schoolbesturen op de kwaliteit van de school en de borging van het kwaliteitsverbetertraject staan centraal. De focus van de ISO- aanpak is gericht op het organiseren van reflectie en leerprocessen met betrekking tot de kwaliteitsontwikkeling van de school enerzijds en het schoolbestuurlijk handelen anderzijds. Het ISO-arrangement bevat de volgende elementen: • Het opstellen van een probleemanalyse en het maken van een ISO plan van aanpak; • Een inhoudelijk advies van de commissie ISO; • Een financiële bijdrage voor de school, afhankelijk van de voorgestelde aanpak; • Reflectie tussen school, schoolbestuur en de commissie ISO gedurende maximaal twee jaar. Het ISO-arrangement leidt ertoe dat in de komende vier jaar het aantal zeer zwakke, zwakke scholen primair onderwijs, afdelingen voortgezet onderwijs en opleidingen middelbaar beroepsonderwijs of scholen primair onderwijs, afdelingen voortgezet onderwijs en opleidingen middelbaar beroepsonderwijs die het risico lopen om zwak te worden in Rotterdam is verminderd. Doel van de subsidie Alle scholen primair onderwijs, afdelingen voortgezet onderwijs of opleidingen middelbaar beroepsonderwijs die deel hebben genomen aan een ISO arrangement worden na afronding van het arrangement conform criteria van de Inspectie en het verantwoordelijke schoolbestuur niet meer als (zeer) zwak of risicovol aangemerkt en zijn in staat om hun lat hoger te leggen. Voor wie is de subsidie bestemd Het ISO-arrangement is bedoeld voor zeer zwakke, zwakke scholen primair onderwijs, afdelingen voortgezet onderwijs en opleidingen middelbaar beroepsonderwijs of scholenprimair onderwijs, afdelingen voortgezet onderwijs en opleidingen middelbaar beroepsonderwijs die het risico lopen om zwak te worden. Indien een school als zeer zwak is beoordeeld door de Inspectie van het Onderwijs zal de ISO commissie aan het schoolbestuur vragen eerst een beroep te doen op het analyseteam van de POraad of op de taskforce van de VO-raad. Beschikbaar budget & subsidieplafond Het beschikbare budget en subsidieplafond bedraagt € 1.300.000,00
27
Financiering De gemeentelijke subsidie bedraagt maximaal 50% van de kosten van uitvoering van het ISO plan van aanpak. De overige 50% draagt het schoolbestuur of de school bij. Het advies van de commissie ISO is richtinggevend voor de hoogte van het subsidiebedrag. De aanvraag voor een nieuw ISO-arrangement kan in de loop van het schooljaar worden gedaan, aanvullend op een lopende subsidieaanvraag onder deze beleidsregel. Later in het jaar is het mogelijk dat de aanvraag vanwege uitputting van het budget niet kan worden gehonoreerd. Aanvullende subsidievoorwaarden Het advies van de commissie ISO wordt bij de aanvraag gevoegd; Het schoolbestuur maakt voor de ISO commissie inzichtelijk op welke wijze het bestuur bijdraagt aan de uitvoering van het ISO plan van aanpak of de schoolontwikkeling. Het schoolbestuur draagt tenminste 50% van de kosten van de uitvoering van het ISO plan van aanpak; Scholen die in 2011-2012 deelnemen aan een arrangement ISO en op basis van het tweede reflectiegesprek in maart 2012 een positief advies van de ISO commissie ontvangen, kunnen als eerste aanspraak maken op het beschikbare ISO budget.
• •
•
Type subsidie Budgetsubsidie.
5.3.
Topklassenarrangement
Het Topklassenarrangement daagt scholen die voldoende tot goed presteren uit om de lat nog hoger te leggen en hun onderwijsresultaten te verbeteren, zodat zij het talent van de leerlingen maximaal ontwikkelen. Het Topklassenarrangement biedt een reflectie voor de school op het resultaatgericht werken en beoogt daarmee het resultaatgericht werken in scholen te stimuleren. 1 Uit onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs in 2010 blijkt dat er een duidelijk positief verband bestaat tussen resultaatgerichtheid en leerresultaten: leerresultaten verbeteren als scholen daadwerkelijk resultaatgericht gaan werken. Doelen stellen, zicht hebben op leerresultaten, planmatig werken, evalueren en bijsturen zijn essentieel voor het bereiken van zo hoog mogelijke resultaten van leerlingen. In de reflectie en intervisie past een rol van kritische bondgenoot/vriend. Het Topklassenteam vervult deze rol in reflectiegesprekken en intervisiebijeenkomsten. Het Topklassenteam bestaat uit ervaren en onafhankelijke onderwijsexperts die het vermogen hebben zich snel in te leven in de situatie en in de ontwikkeling van de school. Zij komen van buiten Rotterdam. In schooljaar 2012-2013 vinden de volgende activiteiten plaats: • Intervisie voor 50 scholen: deze scholen zijn in schooljaar 2011-2012 begonnen aan het Topklassenarrangement; • Reflectiegesprekken voor 75 scholen. Deze scholen beginnen in schooljaar 2012-2013 aan het Topklassenarrangement; • Inspirerende bijeenkomsten voor scholen en schoolbesturen in het kader van Kwaliteitsverbetering en Schoolontwikkeling in overleg met het ISO- arrangement en de professionele school. De scholen die meedoen aan het Topklassenarrangement ontvangen een financiële bijdrage voor de professionalisering van de school. Een Topklassenarrangement duurt twee jaar, waarna de ingezette schoolontwikkeling en kwaliteitsverbetering in de aanpak van de school geborgd moet zijn.
1
Opbrengstgericht werken in het basisonderwijs, Inspectie van het Onderwijs, 2010.
28
Doel van de subsidie Rotterdamse scholen die meedoen aan het Topklassenarrangement boeken een aantoonbare vooruitgang in onderwijsresultaten doordat het professioneel handelen in de schoolorganisatie en – cultuur gekenmerkt wordt door resultaatgericht werken. Voor wie is de subsidie bestemd Het Topklassenarrangement is bedoeld voor alle Rotterdamse scholen, afdelingen en opleidingen, in het primair onderwijs, het (voortgezet) speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs, die door de Inspectie van Onderwijs als voldoende of goed zijn betiteld. Scholen die als zwak of zeer zwak zijn beoordeeld kunnen zich aanmelden voor het ISO- arrangement. Beschikbaar budget & subsidieplafond Het beschikbare budget en subsidieplafond bedraagt voor het primair- en voorgezet onderwijs gezamenlijk: €1.250.000,00. Een schoolbestuur dat voor meerdere scholen een Topklassenarrangement aanvraagt, zet deze scholen in volgorde van prioriteit en geeft aan hoeveel scholen het financieel kan ondersteunen. Financiering In schooljaar 2012-2013 kunnen maximaal 50 scholen deelnemen aan het tweede jaar van het Topklassenarrangement (intervisie) en maximaal 75 scholen aan het eerste jaar van het Topklassenarrangement (reflectiegesprekken). Per deelnemende school is een maximaal bedrag van € 10.000,00 per jaar beschikbaar vanuit gemeentelijke middelen. Daarnaast financiert het schoolbestuur per deelnemende school ook € 10.000,00 uit reguliere middelen per jaar gedurende twee jaar. Aanvullende subsidievoorwaarden • •
Scholen maken in hun plan duidelijk op welke wijze zij werken aan schoolontwikkeling en kwaliteitsverbetering en hoe resultaatgericht werken vormgegeven wordt in de school; Voorwaarde voor vervolgdeelname aan het Topklassenarrangement is dat er naar oordeel van het Topklassenteam gedurende het traject sprake is geweest van actieve participatie van de school.
Type subsidie Waarderingssubsidie.
5.4.
Delta+
Delta+ is een 10-jarig schoolontwikkelingsprogramma van de CED-groep, dat zich richt op een blijvende verbetering van het rendement op de onderwerpen taal, rekenen en sociale competentie, leerlingzorg en samenwerking onderwijs en jeugdzorg. Deze regeling is in schooljaar 2012-2013 voor het laatst. Voor wie is de subsidie bestemd CED-groep. Beschikbaar budget & subsidieplafond Het beschikbare budget en subsidieplafond is € 17.556,00. Financiering De subsidie wordt verleend voor de ondersteuning van de laatste school voor primair onderwijs die in 2012–2013 deelneemt aan Delta+. De gemeentelijke subsidie bedraagt maximaal 50% van de projectkosten. De resterende 50% wordt aantoonbaar bekostigd door de school.
29
Subsidievoorwaarden • •
Van elk product dat in het kader van Delta+ wordt ontwikkeld, ontvangt de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving een exemplaar; De deelnemende school geeft in de aanvraag aan dat zij deelneemt aan Delta+.
Type subsidie Budgetsubsidie.
30
6.
Zorg
Soms verhinderen omstandigheden leerlingen om optimaal te presteren op school. Dit kan zijn door problemen met leren, hun ontwikkeling, gedrag of thuissituatie. Scholen zetten zich in om deze problemen bij hun leerlingen te signaleren. Extra begeleiding en hulpverlening mogelijk maken behoort ook tot hun taak. Scholen hebben daarvoor een zorgstructuur, waarin rechtstreeks of via het zorgadviesteam / multi disciplinair overleg (ZAT/MDO), in toenemende mate via de samenwerkingsverbanden in het kader van passend onderwijs en/of via Centra voor Jeugd en Gezin (CJG’s), bovenschoolse zorg ingeschakeld kan worden. De gemeente faciliteert de zorgstructuur in en rondom scholen door subsidies ter beschikking te stellen voor schoolmaatschappelijk werk (SMW) en expertisebundeling
6.1.
Schoolmaatschappelijk werk primair en voortgezet onderwijs
Gedurende kalenderjaar 2012 geldt voor het SMW vooralsnog de beleidsregel ROB 2011-2012. Vanaf 1 januari 2013 is de onderstaande tekst van toepassing. Deze tekst is ook bindend voor de verlening van deelgemeentelijke subsidies die bijdragen aan de financiering van het schoolmaatschappelijk werk ten behoeve van het basisonderwijs. Doel en werkwijze De schoolmaatschappelijk werker biedt op locatie kortdurende hulpverlening aan kinderen, ondersteunt de school in de zorgstructuur waarvan hij/zij deel uitmaakt en de school verwijst kinderen indien nodig door. De schoolmaatschappelijk werker acteert in het ZAT/MDO en zo nodig in het casuïstiek overleg van enig Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). De schoolmaatschappelijk werker werkt volgens het draaiboek SMW (Servicepunt SMW) en fungeert als schakel tussen onderwijs en de bovenschoolse zorg die wordt ingezet. In het werkplan van de schoolmaatschappelijk werker zijn de activiteiten voor dat jaar beschreven. Dit werkplan is gebaseerd op de “kwaliteitsaspecten en –criteria” zoals in 2011 vastgesteld. Instellingen die schoolmaatschappelijk werkers inzetten, organiseren hun inzet gebiedsgewijs en geven uitwerking aan het principe één gezin, één plan. Voor wie is de subsidie bestemd De instellingen die het SMW aan de scholen leveren of schoolbesturen die schoolmaatschappelijk werkers in dienst hebben. Het staat scholen / schoolbesturen vrij of en met welke aanbiedende instellingen een SMW- contract wordt gesloten. Bij de toekenning van subsidie wordt voorrang verleend aan de door de rijksoverheid erkende hoofdof nevenvestigingen boven dislocaties. Beschikbaar budget & subsidieplafond Onder voorwaarde dat scholen/schoolbesturen en deelgemeenten in gelijke omvang als in 2012 bijdragen in de bekostiging van SMW op hun scholen zijn in kalenderjaar 2013 de volgende budgetten vanuit de gemeente beschikbaar: • Ten behoeve van het voortgezet onderwijs en praktijkonderwijs : € 1.025.000,00 • Ten behoeve van het primair onderwijs : € 1.700.000,00 • De deelgemeenten stellen ten behoeve van het primair onderwijs een bedrag van € 1.510.000,00 beschikbaar: De schoolbesturen zullen meefinancieren: • In het primair onderwijs • In het voortgezet onderwijs en praktijkonderwijs
: € 1.109.000,00 : € 1.850.000,00
Bij de beoordeling van subsidieaanvragen 2013 wordt de inhoudelijke rapportage, die over schooljaar 2011-2012 op basis van de vastgestelde kwaliteitsaspecten en –criteria per uitvoerende instelling wordt opgemaakt, betrokken.
31
Financiering Per school draagt de gemeente maximaal € 16.000,00 voor scholen voor voortgezet onderwijs en praktijkonderwijs bij aan de financiering van de inzet van schoolmaatschappelijk werk. Per school draagt de gemeenten maximaal € 8.000,00 voor basisscholen en speciale basisscholen bij aan de financiering van schoolmaatschappelijk werk. De kostprijs van één declarabel uur is vastgesteld op € 63,69. Daarbij is het aantal declarabele uren gedefinieerd als het aantal uren dat op schoolgebonden taken wordt ingezet, inclusief registratie en voorbereiding, doch exclusief deskundigheidsbevordering. Uit de subsidieaanvraag vooraf en de aanvraag vaststelling achteraf, blijkt hoeveel fte SMW per school zullen worden ingezet en uiteindelijk zijn ingezet en welk deel daarvan gerealiseerd wordt of is als declarabele uren, gezamenlijk gefinancierd door de school / het schoolbestuur, gemeente en deelgemeente. Uit deze gegevens, getotaliseerd per schoolbestuur, in het basisonderwijs ook per deelgemeente, blijkt in hoeverre de omvang van de bekostiging per financier/subsidiegever qua omvang op gelijk niveau blijft met 2012; In 2012 zal nog nader worden onderzocht in hoeverre een meer efficiënte financiering van het schoolmaatschappelijk werk afgesproken kan worden tussen de huidige financiers van het schoolmaatschappelijk werk en de uitvoerende instellingen. Zo mogelijk worden in dit verband nog in 2012 afspraken gemaakt met betrokkenen. De gemeente biedt bovengenoemde basisvoorziening schoolmaatschappelijk werk. Als er meer schoolmaatschappelijk werk nodig is, dan wordt dit door schoolbesturen betaald. Aanvullende subsidievoorwaarden •
•
•
De schoolmaatschappelijk werker registreert digitaal in het addendum zorg van het onderwijskundig rapport (OKR-addendum) en bij verwijzing wordt dit OKR-addendum door de school in zijn geheel ingevuld en overgedragen aan de instelling waarnaar verwezen wordt; In de subsidieaanvraag is per school aangegeven hoeveel ingevulde OKR-addenda in het afgelopen schooljaar zijn verzorgd, hoeveel leerlingen er zijn besproken in het ZAT/MDO, hoeveel doorverwijzingen er in die periode naar de CJG’s hebben plaatsgevonden en hoeveel doorverwijzingen er anderszins hebben plaatsgevonden. De diploma’s en certificaten basiscursus SMW van de ingezette schoolmaatschappelijk werker(s) zijn op schoolniveau beschikbaar.
Type subsidie Prestatiesubsidie.
6.2.
Onderwijsopvangvoorzieningen primair onderwijs
In de stad zijn 27 opvangplaatsen op BOS-locaties (Blijven Op School) voor leerlingen in het primair onderwijs. Het doel is dat leerlingen binnen drie maanden naar de eigen school of een andere school voor primair onderwijs worden teruggeleid. De primaire doelgroep van Blijven Op School (BOS) zijn basisschoolkinderen die niet (meer) te handhaven zijn in het reguliere onderwijs. Om te voorkomen dat deze kinderen thuis komen te zitten, worden zij opgevangen in het BOS-project. Ondanks alle ingezette zorg kan er een situatie op school ontstaan waarin de school niet meer weet hoe te handelen ten aanzien van een leerling; er is sprake van extreme handelingsverlegenheid van een school. Het doel van BOS is het oplossen dan wel voorkomen van een dergelijke onderwijskundige probleemsituatie. Het BOS-project verzorgt de didactische en pedagogische begeleiding van de leerlingen. Voor wie is de subsidie bestemd Samenwerkingsverband Weer Samen Naar School (WSNS).
32
Beschikbaar budget & subsidieplafond Voor schooljaar 2012-2013 is ten behoeve van de BOS-locaties maximaal € 380.000,00 beschikbaar. Dit is het laatste jaar dat er budget voor BOS beschikbaar is. Financiering Per kind dat maximaal drie maanden deelneemt aan het BOS-project en teruggeplaatst is naar de eigen school of regulier onderwijs wordt € 4.691,35 door de gemeente Rotterdam gefinancierd. Dit tot een maximum van 81 kinderen. Aanvullende subsidievoorwaarde •
Het BOS-project ziet erop toe dat, voorafgaand aan een plaatsing, de school voor primair onderwijs het kind aangemeld heeft bij WSNS met de daarbij behorende rapportage (standaard onderwijskundig rapport, addendum en sociale rapportage).
Type subsidie Prestatiesubsidie.
6.3.
Onderwijsopvangvoorzieningen voortgezet onderwijs
In de stad zijn onderwijsopvangvoorzieningen die plaats bieden aan leerlingen met gedragsstoornissen en gedragsproblemen. Daarbij zijn enerzijds hun onderwijsresultaten en schoolloopbaan in gevaar en wordt anderzijds het onderwijsleerklimaat op scholen verstoord. Het doel van de onderwijsopvangvoorzieningen is te voorkomen dat deze leerlingen zonder onderwijs thuis zitten en ervoor te zorgen dat deze leerlingen op de meest passende manier hun schoolcarrière afronden, in principe tenminste met een startkwalificatie. Voor wie is de subsidie bestemd Schoolbesturen voor voortgezet onderwijs. Beschikbaar budget & subsidieplafond Voor schooljaar 2012-2013 draagt de gemeente voor opvangvoorzieningen maximaal € 1.500.000,00 bij, dit is inclusief de door de schoolbesturen in te kopen benodigde jeugdzorgfaciliteiten. Financiering De subsidie wordt verleend op basis van een gezamenlijk door de schoolbesturen voortgezet onderwijs ingediend plan. Aanvullende subsidievoorwaarden • •
Alle mogelijke financiële middelen vanuit rijksregelingen, bijvoorbeeld Rebound, plusmiddelen Herstart en Op-de-Rails worden door de schoolbesturen maximaal benut; De Rotterdamse school waar de leerling van afkomstig is, draagt voor die leerling bij in de bekostiging van de opvangvoorziening.
Type subsidie Prestatiesubsidie.
33
Bijlage. Uitwerking van een voorbeeld resultaatcurve Een resultaatcurve is een lijn van een nulwaarde naar een einddoel die grafisch weergeeft hoe geplande en gerealiseerde resultaten zich tot elkaar verhouden. Met de schoolbesturen worden in het kader van subsidieverlening op bestuursniveau en per school afspraken gemaakt over de resultaten die jaarlijks behaald worden en over het resultaat dat verwacht wordt in het jaar 2014. Deze resultaatverbetering is weer te geven in een ideaallijn van de school die parallel loopt aan de ideaallijn die de resultaatverbetering van schooljaar 2009-2010 (nulmeting) tot en met schooljaar 2013-2014 in het programma Beter Presteren beschrijft. Het is niet altijd realistisch om deze ideaallijn precies te volgen. De lijn die de geplande resultaten van de school weergeeft kan licht afwijken, maar loopt minimaal tot hetzelfde eindresultaat. Ook bevat de resultaatcurve een weergave van de gerealiseerde resultaten tot nu toe. Voorbeeld van een resultaatcurve: 200920102011201220132010 2011 2012 2013 2014 531,2 531,9 532,6 533,3 534,0 531,7 532,4 533,1 533,8 534,5
Beter Presteren lijn ideaal lijn school geplande lijn school (afgesproken resultaten) gerealiseerd resultaat school
531,5
532,7
533,0 533,2
533,9
534,6
cito score groep 8 535,0 534,5 534,0
Beter Presteren lijn
533,5
ideaal lijn school
533,0
geplande lijn school (afgesproken resultaten)
532,5
gerealiseerd resultaat school
532,0 531,5 531,0 2009-2010 2010-2011 2011-2012 2012-2013 2013-2014 schooljaar
34
