Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
Oldebroek, oktober 2014
1.
Aanleiding ....................................................................................................................................................... 3 1.1
Inleiding ................................................................................................................................................. 3
1.2
Wettelijk kader ...................................................................................................................................... 3
1.3
Eerder vastgestelde beleidskaders en uitgangspunten ......................................................................... 4
1.4
Vervolgstappen ...................................................................................................................................... 4
2.
Nieuwe taken ................................................................................................................................................. 6 2.1
Decentralisatie AWBZ-functies naar de Wmo ....................................................................................... 6
2.2
Clientondersteuning/decentralisatie middelen MEE ............................................................................ 6
2.3
Extramuralisering zorgzwaartepakketten .............................................................................................. 6
2.4
Maatregelen Hulp bij het Huishouden .................................................................................................. 7
2.5
Maatregelen Beschermd Wonen ........................................................................................................... 7
2.6
Invoering aanspraak thuisverpleging Zvw ............................................................................................. 7
2.7
Persoonlijke Verzorging naar Zvw (5% naar Wmo) ............................................................................... 7
2.8
Waardering mantelzorg ......................................................................................................................... 8
2.9
Invoering maatwerkvoorziening inkomensondersteuning (voorm. Wtcg/CER) .................................... 8
3.
Hoe gaan we in de gemeente Oldebroek met deze veranderingen om? ....................................................... 9
3.1
4.
5.
6.
7.
8.
Keuzevrijheid .............................................................................................................................................. 9
3.2
Algemene voorzieningen ..................................................................................................................... 10
3.3
Maatwerkvoorzieningen ...................................................................................................................... 11
3.4
Overige ondersteunende voorzieningen ............................................................................................. 14
Cliëntondersteuning ..................................................................................................................................... 18 4.1
Organisatievormen voor cliëntondersteuning .................................................................................... 18
4.2
Transitie cliëntondersteuning .............................................................................................................. 19
4.3
Landelijke afspraken ............................................................................................................................ 19
4.4
Inzet middelen voor cliëntondersteuning aan mensen met een beperking ....................................... 19
Kwaliteitseisen en resultaten aanbieders .................................................................................................... 21 5.1
Kwaliteitseisen aan de aanbieder ........................................................................................................ 21
5.2
Kwaliteitseisen aan de dienstverlening ............................................................................................... 21
5.3
Resultaat en meetlatten ...................................................................................................................... 22
5.4
Plan van aanpak kwaliteit en resultaten .............................................................................................. 22
5.5
Continuïteit hulpverleningsrelatie/overname personeel .................................................................... 22
5.6
Continuïteit van jeugdhulp/van Jeugdwet naar Wmo/naadloze overgang ......................................... 23
Eigen bijdragen ............................................................................................................................................. 24 6.1
Bijdrage voor een maatwerkvoorziening............................................................................................. 24
6.2
Bijdrage voor een algemene voorziening ............................................................................................ 24
Bestrijding misbruik, oneigenlijk gebruik en handhaving............................................................................. 25 7.1
Bestrijding misbruik of fraude ............................................................................................................. 25
7.2
Oneigenlijk gebruik .............................................................................................................................. 25
7.3
Handhaving .......................................................................................................................................... 25
Overgangsrecht ............................................................................................................................................ 27
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
2
9.
Samenwerking .............................................................................................................................................. 28 9.1
Samenwerking zorgverzekeraars ......................................................................................................... 28
9.2
Samenwerking op regionaal niveau .................................................................................................... 28
9.3
Positie wijkverpleegkundige ................................................................................................................ 28
9.4
Wederzijdse mandatering ................................................................................................................... 28
9.5
Soepele overgangen tussen Jeugdwet, Wmo, Zvw en Wlz ................................................................. 29
9.6
Persoonsgegevens ............................................................................................................................... 29
10.
Monitoring ............................................................................................................................................... 30
Bijlage 1
Samenvatting actiepunten .............................................................................................................. 31
Bijlage 2
Wettelijke voorschriften over inhoud beleidsplan .......................................................................... 33
Bijlage 3
Conversietabel zorgproducten Wmo ʹ NZA codes ......................................................................... 35
Bijlage 4
Lijst met afkortingen ....................................................................................................................... 38
1.
Aanleiding
1.1
Inleiding
Op 1 januari 2015 treedt de (nieuwe) Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 in werking. De wet maakt onderdeel uit van het brede programma Hervorming Langdurige Zorg van de rijksoverheid, waarbij een grote herstructurering plaatsvindt in het veld van zorg en ondersteuning. De regering wil met de hervorming van de langdurige zorg mensen beter in staat stellen zo lang als mogelijk eigen regie te blijven voeren en thuis te kunnen blijven wonen. De aanwezigheid van goede en toegankelijke voorzieningen in de buurt, zoals begeleiding en dagbesteding, zijn een belangrijke voorwaarde voor het versterken van de zelfredzaamheid en participatie van mensen. Niet alleen voor ouderen of mensen met een beperking, maar evenzeer voor hun partner, ouders of familieleden, die als mantelzorger een grote en belangrijke rol vervullen in het leven van deze mensen. Één van de onderdelen van de hervorming is dat in 2015 verschillende AWBZ-functies gedecentraliseerd worden naar de Wmo. Daarnaast wordt door het Rijk in de langdurige zorg (AWBZ) gestuurd op een sterke vermindering van plaatsen in verzorgings- en verpleeghuizen. Er zullen dus meer mensen (extra) ondersteuning vanuit de Wmo nodig hebben om langer thuis te kunnen blijven wonen. Ook wat betreft de aard van de regelgeving ondergaat de Wmo sterke wijzigingen. Tegelijkertijd wordt er fors gekort op huidige Wmo-taken (huishoudelijke hulp).
1.2
Wettelijk kader
In de nieuwe wet zijn de negen prestatievelden in de huidige wet vervangen door drie doelen: 1 Het bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld. 2 Het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving.
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
3
3
Het bieden van beschermd wonen en opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg vallen hieronder).
De compensatieplicht in de huidige Wmo wordt vervangen door de ruimer geformuleerde resultaatverplichting op het gebied van zelfredzaamheid en participatie. Dit benadrukt dat er meer ruimte is te komen tot oplossingen die zijn toegesneden op individuele en lokale omstandigheden. In de wet is in artikel 2.1.2 vastgelegd dat de gemeenteraad periodiek een plan moet vaststellen over het door het gemeentebestuur te voeren beleid met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning. Het plan beschrijft de beleidsvoornemens inzake door het college te nemen besluiten of te verrichten handelingen. In bijlage 2 is aangegeven welke onderwerpen in het beleidsplan moeten worden opgenomen.
1.3
Eerder vastgestelde beleidskaders en uitgangspunten
Op weg naar dit beleidsplan hebben het college en/of de raad in de afgelopen periode al een aantal kaders en uitgangspunten vastgesteld. Enkele belangrijke zijn uitgangspunten rondom het inzetten op eigen kracht, het investeren in algemene voorzieningen, een integrale aanpak ( 1 persoon/huishouden, 1 plan, 1 coach) en ruimte voor professionals. Daarnaast zijn er uitgangspunten ǀĂƐƚŐĞƐƚĞůĚ ǀŽŽƌ ĞĞŶ ŐŽĞĚĞ ŝŶǀŽĞƌŝŶŐ͕ ŵĂĂƌ ǁĞů njŽƌŐǀƵůĚŝŐ ŵĞƚ ĞĞŶ ͞njĂĐŚƚĞ ůĂŶĚŝŶŐ͟ ŝŶ ϮϬϭϱ ĞŶ volop vernieuwing vanaf 2016. Ook is het uitgangspunt vastgesteld dat de uitgaven voor de uitvoering van de Wmo moeten passen binnen de middelen die het Rijk daarvoor aan ons beschikbaar stelt. De eerder vastgestelde kaders en uitgangspunten zijn beschreven in: het Beleidskader sociale domein voor mekaar de Uitgangspuntennotitie inrichting sociale domein Oldebroek) de Uitgangspuntennotitie Participatiewet Oldebroek de Uitgangspuntennotitie AWBZ-Wmo (RNV) het Beleidskader Jeugd 2015-2018 Een samenvatting van de beslispunten over de drie decentralisatie (incl. de Wmo) en uitgangspunten staat in bijlage 1 van de Missie & Visie Sociaal Domein.
1.4
Vervolgstappen
De volgende stap is dit beleidsplan. Hierin wordt zoals gezegd vooral de hoofdzaken van het te voeren beleid m.b.t. de nieuwe gemeentelijke taken op grond van de Wmo 2015 beschreven. De beleidsontwikkelingen en voornemens op de andere terreinen zijn of worden vooral vastgelegd in afzonderlijke documenten . Daarnaast wordt het beleid verder uitgewerkt en vastgelegd in een verordening, (financieel) besluit en beleidsregels. De komende jaren verwacht de gemeente Oldebroek dat de organisatie en uitvoering van de Wmo sterk in ontwikkeling blijft als gevolg van de transitie en transformatie. Daarom wordt gekozen voor een groeiperiode (transformatiefase 2015 en 2016) en wordt 2015 beschouwd als een overgangsjaar. ŽƌŐĐŽŶƚŝŶƵŢƚĞŝƚ ďŝĞĚĞŶ͕ ĞĞŶ ͞njĂĐŚƚĞ ůĂŶĚŝŶŐ͟ ƌĞĂůŝƐĞƌĞŶ en de noodzakelijke transformatie en
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
4
vernieuwing voorbereiden. Na afloop van het overgangsrecht zal vanaf 2016 de vernieuwing in volle omvang worden gerealiseerd. De ervaringen en opbrengsten van de op 1 januari 2014 al ingevoerde gekantelde werkwijze wordt betrokken bij de vernieuwingen en verdere beleidsontwikkeling.
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
5
2.
Nieuwe taken
De gemeenten krijgen er vanaf 1 januari 2015 omvangrijke taken bij op het gebied van zorg en ondersteuning aan inwoners: de wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015), de nieuwe Jeugdwet en de Participatiewet. Passend Onderwijs wordt een nieuwe verantwoordelijkheid van het onderwijs. Hierdoor wordt de verantwoordelijkheid van de gemeente binnen het sociale domein veel groter: veel nieuwe taken, veel nieuwe klantgroepen en een aanmerkelijke groei van het sociaal-domein-budget. Net als de meeste gemeenten in Nederland kiest ook de gemeente Oldebroek ervoor om deze decentralisaties niet apart op te pakken, maar in samenhang met elkaar en met andere aspecten op het sociaal domein.
2.1
Decentralisatie AWBZ-functies naar de Wmo
In de nieuwe Wmo 2015 komt er een aantal taken en klantgroepen bij: de begeleiding bij de participatie en zelfredzaamheid van mensen met een beperking, de dagbesteding, het organiseren van Kortdurend Verblijf (logeerhuis, respijtzorg), persoonlijke verzorging / ADL-ondersteuning en het Begeleid Wonen gericht op participatie. Binnen deze ondersteuningsvormen is er nog een grote diversiteit aan ondersteuningsvragen en klantgroepen. Het gaat bijvoorbeeld om mensen met psychische problematiek, mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, mensen met een zintuiglijke beperking of mensen met dementie.
2.2
Clientondersteuning/decentralisatie middelen MEE
De gemeenten worden op grond van de Wmo verantwoordelijk voor de cliëntondersteuning van alle burgers . In de huidige situatie wordt de cliëntondersteuning voor mensen met een handicap nog uitgevoerd door de MEE-organisaties, op basis van een AWBZ-subsidieregeling. Per 1 januari 2015 zijn gemeenten op grond van de Wmo 2015 verplicht om cliëntondersteuning als kosteloze algemene voorziening te organiseren voor alle (groepen) burgers. De budgetten die vanuit de AWBZ gemoeid waren met cliëntondersteuning voor mensen met een handicap, worden overgeheveld naar gemeenten. Zie hoofdstuk 4 voor een nadere toelichting.
2.3
Extramuralisering zorgzwaartepakketten
Het kabinet heeft besloten tot extramuralisering van de AWBZ. Dit betekent dat ouderen, mensen met een verstandelijke beperking of GGZ-problematiek zo lang mogelijk thuis moeten blijven wonen. Alleen mensen die het zelfstandig echt niet meer redden, krijgen nog een indicatie voor het verpleeghuis. De ZZW͛Ɛ ;njŽƌŐnjǁĂĂƌƚĞƉĂŬŬĞƚƚĞŶͿ ϭ ƚͬŵ ϯ ;ĞŶ ůĂƚĞƌ ŵŽŐĞůŝũŬ ŽŽŬ W ϰͿ ŐĂĂŶ Ƶŝƚ ĚĞ AWBZ. Ook deze budgetten gaan naar de gemeenten. Het gaat weliswaar om veel geld, maar de zorg en begeleiding voor ouderen en mensen met een beperking kost ook veel geld. De extramuralisering is geen onderdeel van de decentralisatie, maar door de samenloop met de decentralisatie AWBZ is de veranderopgave voor gemeenten wel extra gecompliceerd.
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
6
2.4
Maatregelen Hulp bij het Huishouden
In 2015 krijgen gemeenten 40% minder budget voor de HH (Hulp bij het Huishouden). In de Wmo 2015 is voor 2015 geen overgangsrecht voor de HH-cliënten opgenomen. Dat betekent dat gemeenten hier zelf maatregelen moeten nemen om de bezuiniging te kunnen opvangen, daarbij de wettelijke eisen met betrekking tot de overgangstermijnen respecterend.
2.5
Maatregelen Beschermd Wonen
De doelstelling is om voor mensen in een beschermde woonvorm het leven daar waar mogelijk te normaliseren en weer in staat te stellen zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Mensen in een beschermde woonvorm hebben primair behoefte aan structuur en begeleiding en voor hen is de nabijheid van een arts niet ʹ meer ʹ noodzakelijk. Het kabinet kiest er dan ook voor om beschermd wonen (nu bekostigd met zorgzwaartepakketten C) vanaf 2015 onder te brengen in de Wmo 2015. De (centrum)gemeenten kunnen hun taak als coach op het terrein van huisvesting, inkomen, participatie en begeleiding oppakken en een integraal aanbod verzorgen. Zo bieden we deze doelgroep kansen op participatie. Uiteraard krijgen mensen in een beschermde woonvorm de noodzakelijke ambulante behandeling vergoed uit de Zvw (Zorgverzekeringswet), net zoals nu het geval is. Door beschermd wonen onder te brengen in de Wmo, wordt voorkomen dat het hele leven van iemand die geestelijke gezondheidszorg nodig heeft, wordt gemedicaliseerd. Zie paragraaf 3.4.2 voor een nadere toelichting.
2.6
Invoering aanspraak thuisverpleging Zvw
Er komt een nieuwe aanspraak wijkverpleging in de Zvw. Naast de extramurale verpleging, die nu nog onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) valt, valt ook de extramurale persoonlijke verzorging, die nauw met verpleging samenhangt onder de aanspraak wijkverpleging. Mensen hebben straks via deze nieuwe aanspraak recht op verpleging en verzorging in samenhang vanuit de Zvw. Het gaat meestal om lijf gebonden medische zorg die voortvloeit uit een ziekte, een aandoening of een beperking. Hierdoor wordt samenwerking tussen huisartsen en wijkverpleegkundigen versterkt waardoor mensen langer thuis kunnen blijven. Gemeenten worden verantwoordelijk voor het bieden van ondersteuning aan mensen in hun dagelijks leven (ADL-ondersteuning). Zie hoofdstuk 9 voor een nadere toelichting.
2.7
Persoonlijke Verzorging naar Zvw (5% naar Wmo)
Voor een kleine groep wordt ondersteuning bij Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL), zoals wassen, aankleden en douchen, meer in samenhang met begeleiding geleverd. Voor deze mensen geldt dat er over het algemeen geen sprake is van een somatische aandoening en/of primaire medische problematiek, maar in de regel behoefte aan ondersteuning bij ADL, in plaats van het overnemen er van. Dit komt met name voor bij mensen met een verstandelijke beperking, zintuiglijke beperking en psychiatrische problematiek. Dit betekent dat wat betreft persoonlijke verzorging (verzorging die wordt geleverd aan cliënten met lichamelijke aandoeningen bij wie in de regel sprake is van medische problematiek) met ingang van 2015 wordt geleverd op grond van de nieuwe aanspraak wijkverpleging ingevolge de zorgverzekering. Dit geldt ook voor de verzorging voor mensen met dementie.
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
7
Ondersteuning bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen die is gericht op behoud of verbeteren van zelfredzaamheid, behoort tot maatschappelijke ondersteuning waarvoor de gemeenten verantwoordelijk zijn. In totaal gaat het om 95% van het budget van de totale persoonlijke verzorging dat onder de aanspraak wijkverpleging in de Zvw komt te vallen en 5% van het budget dat naar de Wmo wordt overgeheveld.
2.8
Waardering mantelzorg
De middelen voor het huidige, jaarlijkse mantelzorgcompliment worden overgebracht naar het sociaal deelfonds. Deze regeling hield in dat cliënten met een indicatie voor extramurele AWBZ-zorg, die deze zorg ook langdurig hebben ontvangen, elk jaar aan hun mantelzorger (of één van hun mantelzorgers) een blijk van waardering in de vorm van een geldbedrag konden laten uitkeren. De Wmo 2015 draagt nu gemeenten op, om zorg te dragen voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in hun gemeente. Tot de doelgroep behoren in ieder geval mantelzorgers van cliënten, die gebruik maken van de Wmo en de Jeugdwet. De gemeente heeft de vrijheid ook mantelzorgers van burgers, die niet bij de Wmo bekend zijn tot de doelgroep te rekenen. In de Verordening maatschappelijke ondersteuning moet aangegeven worden hoe de gemeente de waardering van mantelzorgers vorm geeft. Hierin wordt opgenomen dat de wijze waarop wij dit willen gaan doen nader wordt uitgewerkt in een aparte regeling.
2.9
Invoering maatwerkvoorziening inkomensondersteuning (voorm. Wtcg/CER)
De regering heeft besloten de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de compensatie voor het verplicht eigen risico (CER) met ingang van 2014 af te schaffen. Daarbij heeft de regering het voornemen om de huidige landelijke fiscale regeling specifieke zorgkosten, inclusief de Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten, per 2014 in aangepaste vorm te handhaven. De gemeenten ontvangen aanvullende financiële middelen om ingezetenen met beperkingen als gevolg van een chronische ziekte of beperkingen gericht te kunnen compenseren met voorzieningen op grond van dit wetsvoorstel of het geven van directe inkomenssteun via de bijzondere bijstand. Zie paragraaf 3.4.5 voor een nadere toelichting.
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
8
3.
Hoe gaan we in de gemeente Oldebroek met deze veranderingen om?
3.1
Keuzevrijheid
De gemeenten bepalen zelf hoeveel keuzevrijheid zij burgers bieden. Dit betekent dat zij hun burgers in de gelegenheid kunnen stellen te kiezen uit meerdere aanbieders, waarbij rekening gehouden moet worden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van cliënten. In de nieuwe Wmo is bovendien vastgelegd dat binnen een gemeente de mogelijkheid moet bestaan voor de toekenning van een Persoonsgebonden budget (PGB). 3.1.1
Keuze tussen gecontracteerde aanbieders
Het is aan de lokale gemeenten om te bepalen welke algemene voorzieningen lokaal beschikbaar zijn en door welke aanbieders deze worden geleverd. Als het gaat om maatwerkvoorzieningen maken we gebruik van op regionaal niveau afgesloten raamovereenkomsten met de aanbieders. Het uitgangspunt is de keuze van de burger zelf. De gemeente kan de keuze van een burger (gemotiveerd) naast zich neerleggen, omdat de gemeente met meer en/andere aspecten rekening houdt, zoals de locatie van ondersteuning, (vervoers)kosten, et cetera. Wanneer meerdere aanbieders een raamovereenkomst hebben voor dezelfde voorziening is een toedelingsmethodiek nodig om cliënten aan één van die aanbieders te koppelen.
De gemeente Oldebroek kiest er voor om cliënten hierin keuzevrijheid te bieden. Dat betekent dat cliënten zelf mogen kiezen voor één van de aanbieders die gecontracteerd zijn voor een maatwerkvoorziening die de cliënt nodig heeft. Het kan ook voorkomen dat er slechts één aanbieder gecontracteerd is die een passende voorziening aan de cliënt kan bieden. In dat geval is beperkt zich dan de keuze tussen deze ene aanbieder en de mogelijkheid van een PGB.
3.1.2
Keuze voor een Persoonsgebonden budget (PGB)
Wanneer een cliënt een maatwerkvoorziening wordt toegekend, heeft deze het recht om te kiezen voor een persoonsgebonden budget. De cliënt zal hierover ook altijd worden geïnformeerd. Om gebruik te kunnen maken van dat recht, moet echter wel aan een aantal in de wet vastgelegde voorwaarden worden voldaan: de cliënt moet in staat zijn de aan het PGB verbonden taken verantwoord uit te voeren (afsluiten overeenkomsten, aansturen van de hulpverlener, verplichtingen en communicatie met de SVB etc.). Eventueel kan de aanvrager zich daarin laten bijstaan door iemand uit zijn sociale netwerk, een curator, mentor of gemachtigde. de cliënt moet motiveren waarom hij/zij gebruik wil maken van een PGB. de door de cliënt in te kopen maatwerkvoorziening moet van goede kwaliteit zijn; in een persoonlijk budgetplan zal de aanvrager moeten aantonen waar hij zijn ondersteuning zal inkopen, op welke wijze deze bijdraagt aan zijn zelfredzaamheid en participatie en hoe de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd. Een PGB kan ook worden ingezet om er niet-professionele zorgverleners mee te betalen. Dit kan bijvoorbeeld iemand zijn uit het sociale netwerk van de aanvrager. De wet geeft in ieder geval als kader aan dat een PGB voor niet-professionele zorgverleners beperkt moet blijven tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
9
is. Factoren die bij de beoordeling daarvan een rol kunnen spelen zijn bv. het type hulp dat wordt geleverd, de frequentie, tijdelijk of langdurig, de mate van verplichting die door de hulpverlener wordt aangegaan (i.v.m. vakanties, ziektevervanging e.d.). De wet staat de gemeente verder toe om een PGB gedeeltelijk toe te kennen, wanneer de kosten van de zorg die met het budget zou worden gefinancierd, hoger zijn dan de kosten die gemaakt worden voor het gebruik van een maatwerkvoorziening in natura. In de verordening nemen wij deze mogelijkheid op.
In de verordening wordt vastgelegd in welke situaties en onder welke voorwaarden in de gemeente Oldebroek de PGB- verstrekking mogelijk is.
De gemeente is vrij om zelf de hoogte van het tarief voor het PGB te bepalen. De tarieven voor het PGB dienen het in ieder geval mogelijk te maken dat de cliënt in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en dat hij/zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
De kaders en voorwaarden voor de vaststelling van de PGB- tarieven worden vastgelegd in de verordening, waarbij gekozen wordt voor differentiatie binnen de tarieven. Zo willen wij onderscheid maken tussen ondersteuning die wordt ingekocht bij een professionele hulpverlener, die werkt volgens vastgestelde kwaliteitsstandaarden, een professionele hulpverlener die niet werkt volgens vastgestelde kwaliteitsstandaarden en ondersteuning die wordt geleverd vanuit het sociale netwerk van de persoon. De tarieven worden door het college (jaarlijks) vastgesteld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning.
In een afzonderlijke regeling wordt vastgelegd hoe aan de uitvoering van een PGB vorm wordt gegeven. Hierin wordt o.a. ingegaan op de: Verplichting tot informeren van de aanvrager over een persoonsgebonden budget Voorwaarden voor een persoonsgebonden budget Kwaliteitseisen Inzet persoonsgebonden budget voor niet-professionals Wijze van vaststellen tarieven voor/omvang van een persoonsgebonden budget Trekkingsrecht voor een persoonsgebonden budget Controle en verantwoording Overgangsrecht
3.2
Algemene voorzieningen
Kenmerkend voor een algemene voorziening is dat het gaat om in beginsel vrij toegankelijke diensten, activiteiten of zaken, gericht op zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang. Vrij toegankelijk wil zeggen: zonder dat eerst een (diepgaand) onderzoek plaatsvindt naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers. Als een algemene voorziening toereikend is, wordt geen maatwerkvoorziening verleend. De diensten, activiteiten of zaken kunnen toegankelijk zijn voor specifieke groepen, maar soms ook voor de gehele bevolking. Omdat algemene voorzieningen toegankelijk zijn zonder voorafgaand onderzoek naar behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van mensen, gaat in het algemeen aan de toelating van mensen tot een algemene voorziening geen beschikking van de gemeente vooraf, terwijl dat bij een maatwerkvoorziening nadrukkelijk wel het geval is. Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn:
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
10
een maaltijdvoorziening, een restaurant in een verzorgingshuis, een klussendienst, welzijnsactiviteiten, wasserette, etc. Vaak kan een algemene voorziening een voorliggende, volwaardige en goedkopere invulling zijn van de gewenste/noodzakelijke ondersteuning in zelfredzaamheid en participatie.
Veel maatwerkvoorzieningen zouden ook in de vorm van een algemene voorziening aangeboden kunnen worden. De gemeente Oldebroek gaat onderzoeken voor welk ondersteuningsaanbod dit mogelijk is. Dit kan budgettaire voordelen voor de gemeente hebben.
3.3
Maatwerkvoorzieningen
In het gesprek met de cliënt kan blijken dat zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie onvoldoende bereikt kunnen worden op eigen kracht of met behulp van zijn sociale netwerk of met behulp van algemene voorzieningen. Dan moet worden overgegaan tot het verstrekken van één of meer maatwerkvoorzieningen of onderdelen/combinaties daarvan. In dit hoofdstuk geven wij in hoofdlijnen aan welke Wmo-maatwerkvoorzieningen er dan beschikbaar zullen zijn.
Voor de verstrekking van een maatwerkvoorziening gaat de gemeente raamovereenkomsten afsluiten met zorgaanbieders. In deze overeenkomsten wordt geformuleerd welke resultaten moeten worden bereikt met cliënten aan wie de betreffende maatwerkvoorziening wordt verstrekt. De nadere invulling (naar inhoud en omvang) van de zorg voor de individuele cliënt hoort dan tot het professionele domein van de zorgaanbieder en wordt gedaan in overleg met de cliënt.
3.3.1
Al bestaande maatwerkvoorzieningen
Zoals in paragraaf 1.2 al staat aangegeven worden de negen prestatievelden, zoals die nu in de Wmo staan geformuleerd, vervangen door drie doelen. Vooruitlopend op de nieuwe Wmo is per 1 januari ϮϬϭϰŝŶĚĞŚƵŝĚŝŐĞtŵŽĂůŚĞƚƉƌŽĐĞƐǀĂŶ͞Ğ<ĂŶƚĞůŝŶŐ͟ŝŶŐĞvoerd. Hierbij is het beleid gewijzigd ǀĂŶĞĞŶ͞ĐůĂŝŵŐĞƌŝĐŚƚĞďĞŶĂĚĞƌŝŶŐ͟ŶĂĂƌĞĞŶ͞ƌĞƐƵůƚĂĂƚŐĞƌŝĐŚƚĞďĞŶĂĚĞƌŝŶŐ͘͟,ŝĞƌǀŽŽƌnjŝũŶŝŶĚĞ verordening 8 resultaatgebieden ingevoerd. Deze resultaatgebieden komen in de nieuwe wet niet voor, maar passen wel binnen de drie doelen van de Wmo 2015. De door het Rijk opgelegde bezuinigingen geven echter wel aanleiding het beleid te heroverwegen.
sŽŽƌnjŽǀĞƌĚĂƚ;ĨŝŶĂŶĐŝĞĞůͿŵŽŐĞůŝũŬŝƐ͕ǁŝůĚĞŐĞŵĞĞŶƚĞKůĚĞďƌŽĞŬŚĞƚƉƌŝŶĐŝƉĞǀĂŶĞĞŶ͞njĂĐŚƚĞůĂŶĚŝŶŐ͟ hanteren. In 2015 worden de mogelijkheden daartoe onderzocht, waarbij ook nadrukkelijk gekeken wordt naar een versterking van de al aanwezige algemene voorzieningen en naar nieuwe mogelijkheden, zoals bijvoorbeeld een algemene voorziening in de vorm van schoonmaakondersteuning, een was- en strijkservice, een hulpmiddelenpool ed.
3.3.2
Vervoer
Iedereen moet zich zelfstandig, via eigen mogelijkheden, met behulp van informele zorg, of met een hulpmiddel kunnen verplaatsen, zodat men naar vermogen deelneemt aan de maatschappij, waarbij de totale vervoersbehoefte integraal en zo voordelig mogelijk wordt ondersteund. Dat betekent dat de gemeente alle vervoersstromen van één klant in één plan (d.w.z. integraal) in kaart wil brengen.
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
11
Op dit moment worden er vervoersvoorzieningen verstrekt vanuit de AWBZ, het leerlingenvervoer, de Wmo en de Wsw. In de provincie Gelderland wordt op dit moment onderzoek gedaan naar een mogelijke samenvoeging van verschillende vervoersstromen (basismobiliteit). Zodra dit onderzoek is afgerond wordt dit (in regionaal verband) verder uitgewerkt.
De gemeente Oldebroek streeft ernaar dat de verschillende vervoerstromen vanaf 2016 zoveel mogelijk in samenhang georganiseerd worden.
3.3.3
Begeleiding
De functie Begeleiding omvat door een instelling of natuurlijk persoon te verrichten activiteiten (inclusief vervoer) voor mensen met één of meerdere AWBZ-grondslagen, die matige of zware beperkingen hebben op het terrein van sociale redzaamheid, bewegen en verplaatsen, psychisch functioneren, geheugen en oriëntatie of matig of zwaar probleemgedrag vertonen. Begeleiding kan zowel individueel als op groepsniveau (dagbesteding) worden gegeven. Bijvoorbeeld: begeleiding bij wonen, werken, bezoek aan formele instanties en medische organisatie (individuele begeleiding), (niet) arbeidsmatige (groepsbegeleiding). De begeleiding is bedoeld om mensen zo lang als mogelijk en verantwoord is (zelfstandig) thuis te laten wonen en die zonder deze begeleiding in een instelling zouden moeten verblijven of zouden verwaarlozen. Bij begeleiding worden de volgende maatwerkvoorzieningen onderscheiden die bij het inkooptraject worden gehanteerd: begeleiding individueel, begeleiding individueel module gedrag begeleiding individueel, module ondersteuning ADL begeleiding groep begeleiding groep, module gedrag begeleiding groep, module ondersteuning ADL begeleiding tijdens onderwijs 18+ begeleiding tijdens werk
Bij begeleiding wordt in Oldebroek het uitgangspunt gehanteerd, dat begeleiding in groepsverband voorliggend is op individuele begeleiding. We streven daarbij naar een verschuiving van begeleiding individueel naar groepsbegeleiding, die zo dicht mogelijk bij de cliënt wordt aangeboden.
3.3.4
Kortdurend verblijf/respijtzorg
De huidige AWBZ-functie Kortdurend Verblijf is bedoeld ter ontlasting van de mantelzorgers van mensen met een complexe en vaak levenslange hulpvraag, die thuis wonen. Of voor ouders van kinderen met zware problematiek, die tijdelijk ontlast moeten worden. Kortdurend Verblijf (als maatwerkvoorziening) wordt als een component in het ondersteuningsplan opgenomen.
Kortdurend verblijf wordt gezien als een belangrijke voorziening ter ontlasting van mantelzorgers. Dit vormt onderdeel van de af te sluiten raamovereenkomsten met aanbieders.
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
12
3.3.5
Mantelzorg ondersteuning
In de gemeente Oldebroek zijn veel vrijwilligers en mantelzorgers actief. Het gaat hierbij onder andere om vrijwilligers bij zorginstellingen, maar ook bij speeltuinen, scholen en muziekverenigingen. Hoewel concrete cijfers ontbreken, kan er van uit worden gegaan dat van de inwoners een belangrijk aantal dat langdurig en/of intensief doet. Op grond van de ontwikkelingen en het eigen kracht principe moet er rekening mee worden gehouden dat dit aantal in de komende 5 jaar nog zal toenemen. 3.3.5.1 Zorg afstemmen op mantelzorger Om deze krachten in de samenleving te behouden is het essentieel dat deze mensen worden gezien en dat een ondersteuningsplan (zie paragraaf 4.4.3) voor cliënten in samenspraak met de mantelzorger wordt opgesteld. Bovendien is het belangrijk dat de tijden en tijdstippen waarop ondersteuning wordt verleend worden afgestemd op de tijden die de mantelzorger beschikbaar heeft. Met de Wmo 2015 wordt de gemeente verantwoordelijk voor de ondersteuning van alle mantelzorgers, ook als de cliënt b.v. zorg krijgt vanuit de zorgverzekeringswet, de jeugdwet of de wet langdurige zorg. De gemeente hoeft de ondersteuning van mantelzorgers niet zelf te doen, maar moet ervoor zorgen dat ook professionele organisaties, zoals zorgorganisaties, de zorg afstemmen met de mantelzorger. Verder kan ondersteuning van mantelzorgers bestaan uit informatie, training, begeleiding, tijdelijke verlichting van taken, etc. Ook is samenwerking met de zorgverzekeraars en zorgaanbieders essentieel om zo samen te zorgen voor herkenning en erkenning van mantelzorgers en afstemming van zorg. Voorkomen moet worden dat mantelzorgers overbelast raken.
Zoals in paragraaf 3.1 al is aangegeven wordt bij de samenstelling van het ondersteuningsplan de wens van de inwoner en het eventueel ingediende persoonlijk plan als uitgangspunt genomen, waarbij ook de mantelzorger wordt betrokken. Daarnaast gaan we als gemeente zelf via de inkoopvoorwaarden van zorg en ondersteuning regelen, dat mantelzorgers ondersteund worden. De gemeente Oldebroek vraagt zorgverzekeraars ook afspraken te maken met zorgaanbieders over de afstemming met mantelzorgers. Daarnaast wordt in een aparte regeling opgenomen hoe de waardering van mantelzorgers wordt vorm gegeven (zie ook paragraaf 2.8).
3.3.5.2 Geïntegreerde functie informele ondersteuning Zorg die de samenleving verleent, wordt informele zorg genoemd. Op dit moment zijn er drie consulenten bezig met het realiseren van deze zorg. Naast de vrijwilligersconsulent zijn dit de mantelzorgconsulent en de seniorenconsulent. In het kader van de kerntakendiscussie is besloten om de functies van vrijwilligersconsulent en seniorenconsulent per 1 januari 2015 te schrappen. De kanteling van de Wmo, de transitie van de begeleiding en de bezuinigingen op de huishoudelijk hulp leiden tot een groter beroep op de samenleving om zorg te verlenen. Dit vereist een aantal professionals, die de informele zorg stimuleren en versterken. De gemeente Oldebroek ziet daarin een taak om te komen tot een geïntegreerde functie informele ondersteuning. Er is een onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van een nieuwe geïntegreerde functie, die zich zal richten op het realiseren en versterken van de informele zorg.
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
13
Hierbij wordt het volgende doel nagestreefd: versterken van de informele zorg, zowel in omvang als in kwaliteit. De consulenten leveren een bijdrage aan de realisatie hiervan. Het algehele doel is onder te verdelen in een aantal subdoelen, te weten: versterken van de eigen kracht van de burger/zorgvrager voorkomen van overbelasting van mantelzorgers vergroten van het aantal vrijwilligers informele zorg versterken van (zorg)vrijwilligersorganisaties.
Over de functie informele ondersteuning wordt een afzonderlijke notitie opgesteld, die naar verwachting gelijktijdig met dit beleidsplan wordt aangeboden.
3.3.5.3 Gemeente voorbeeldfunctie In die gevallen waarin de gemeente zelf de geboden ondersteuning uitvoert heeft de gemeente een voorbeeldfunctie. Dit betekent dat medewerkers van zorgloket en wijkteams verder moeten worden getraind in de samenwerking met en ondersteuning van de mantelzorger, het helpen inschakelen van de omgeving en het moeten treffen van voorzieningen, zodat vrijwilligers en/of waar nodig respijtzorg kunnen worden ingezet.
3.4
Overige ondersteunende voorzieningen
3.4.1
Zintuiglijk beperkten
Bij de ondersteuning van mensen met een zintuiglijke beperking, waaronder de doventolk in de leefsituatie, gaat het om specifieke ondersteuning. Ondersteuning waarvoor geldt dat er een gering aantal cliënten gebruik van maakt, er een beperkt aantal aanbieders is en de inhoud van het aanbod zeer specialistisch is. Daarom werkt de VNG in afstemming met het ministerie van VWS aan de totstandkoming van landelijke inkoopafspraken voor de specialistische ondersteuning van mensen met een zintuiglijke beperking (dit geldt voor zowel blinden/slechtzienden, als doven). De VNG zal ǀŽŽƌ Ěŝƚ ĚŽĞů ĞĞŶ ůĂŶĚĞůŝũŬ ͚ĐŽƂƌĚŝŶĂƚŝĞďƵƌĞĂƵ͛ ŽƉnjĞƚƚĞŶ͘ sĂŶƵŝƚ Ěŝƚ ďƵƌĞĂƵ ǁŽƌĚĞŶ contracten/raamovereenkomsten afgesloten met de landelijke aanbieders namens alle gemeenten. Ook zal door dit bureau de monitoring, het beheer en het contractmanagement worden verzorgd. Hierbij wordt aangesloten bij de landelijke inkoopafspraken voor de specialistische jeugdzorg. In februari 2014 is besloten een landelijke regeling voor Doventolk onder te brengen bij de VNG namens alle gemeenten. Tijdens de ledenvergadering van 18 juni 2014 is besloten een bedrag van Φ ϳ ŵŝůũŽĞŶ ǀĂŶ ŚĞƚ ŵĂĐƌŽďƵĚŐĞƚ ^ŽĐŝĂĂů ĚĞĞůĨŽŶĚƐ ƚĞ ƌĞƐĞƌǀĞƌĞŶ ǀŽŽƌ ŚĞƚ ƵŝƚǀŽĞƌĞŶ ǀĂŶ ĚĞ landelijke regeling Doventolk in de Wmo 2015. Op dit moment is de VNG, in afstemming met het ministerie van VWS, bezig met de verdere uitwerking hiervan. Hierbij wordt getracht zo veel mogelijk aan te sluiten bij de manier waarop de doventolkvoorziening op dit moment, naar tevredenheid van de gebruikers, door Zorgkantoor Menzis (namens alle zorgkantoren) wordt uitgevoerd. Daarnaast wordt er in afstemming met het ministerie van SZW een verkenning gedaan naar het eventuele samenvoegen van de doventolk in de werksituatie, waar gemeenten straks op basis van de Participatiewet verantwoordelijk voor worden. 3.4.2
Beschermd wonen
Vanaf 2015 krijgen gemeenten er verantwoordelijkheden bij op het gebied van Beschermd Wonen. Het gaat om vormen van zorg en ondersteuning, die op dit moment vanuit de AWBZ worden
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
14
geboden aan burgers met een zogeheten ZZP C indicatie en de grondslag psychiatrie. Deze taken worden vooralsnog voor een periode van 5 jaar ondergebracht bij de centrumgemeenten Maatschappelijke Opvang (voor de gemeente Oldebroek is dat de gemeente Zwolle). Daarnaast wordt ook het budget voor AWBZ-taken die door opvanginstellingen worden uitgevoerd, gedecentraliseerd naar deze centrumgemeenten.
De maatregelen op het gebied van Beschermd Wonen en Opvang worden voorbereid door de centrumgemeente Zwolle in goed overleg met de aangesloten gemeenten uit het werkgebied( w.o. onze gemeente).
3.4.3
Huiselijk geweld en kindermishandeling
Gemeenten waren in de oude Wmo (prestatieveld 7) verantwoordelijk voor de organisatie van vrouwenopvang en de aanpak van huiselijk geweld. In de Wmo 2015 blijven zij dat onverkort en is er een nadrukkelijke koppeling gelegd met kindermishandeling. Beide zijn voorbeelden van een ernstige ŝŶďƌĞƵŬŽƉĚĞǀĞŝůŝŐŚĞŝĚĞŶŚĞƚǁĞůďĞǀŝŶĚĞŶǀĂŶŵĞŶƐĞŶ͕ŵĞƚƐŽŵƐůĞǀĞŶƐďĞĚƌĞŝŐĞŶĚĞƌŝƐŝĐŽ͛Ɛ͘,Ğƚ voorkómen van deze vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties wordt zowel in de Jeugdwet als in de Wmo 2015 genoemd. Alle organisaties moeten werken met de (verplichte) meldcode kindermishandeling. Gemeenten moeten voor 1 januari 2015 een bovenlokaal Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en <ŝŶĚĞƌŵŝƐŚĂŶĚĞůŝŶŐ;D,<ͿŽƌŐĂŶŝƐĞƌĞŶ͘KŵĚĂƚƚĞďĞƌĞŝŬĞŶŵŽĞƚĞŶŐĞŵĞĞŶƚĞŶͬƌĞŐŝŽ͛ƐĚĞĨƵŶĐƚŝĞƐ van de Advies- en meldpƵŶƚĞŶ <ŝŶĚĞƌŵŝƐŚĂŶĚĞůŝŶŐ ;D<͛ƐͿ ǀĂŶ ĚĞ ƵƌĞĂƵƐ :ĞƵŐĚnjŽƌŐ ĞŶ ĚĞ ^ƚĞƵŶƉƵŶƚĞŶ,ƵŝƐĞůŝũŬ'ĞǁĞůĚ;^,'͛ƐͿƐĂŵĞŶǀŽĞŐĞŶƚŽƚD,<͛Ɛ͘ Het AMHK: zal fungeren als herkenbaar en toegankelijk meldpunt voor alle gevallen of vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling; geeft advies en consult aan de melder; doet onderzoek naar de melding; informeert, indien nodig, de politie en de raad voor de kinderbescherming; schakelt indien nodig passende hulpverlening in. Zodra blijkt dat vrijwillige hulpverlening niet afdoende is en een kind bedreigd wordt in zijn/haar ontwikkeling, draagt het AMHK de casus onmiddellijk over aan de Raad voor de Kinderbescherming.
De aanpak hiervan krijgt regionaal vorm, waarbij een belangrijke rol weggelegd is voor de centrumgemeente Apeldoorn. Er komt een AMHK op de schaal van de Veiligheidsregio Noord Oost Gelderlang (NOG), waarvan op dit moment de vorm en organisatie verder uitgewerkt wordt. Hierbij wordt ŶĂĚƌƵŬŬĞůŝũŬĞĞŶŬŽƉƉĞůŝŶŐŵĞƚŚĞƚďĞůĞŝĚƐƚĞƌƌĞŝŶ͞:ĞƵŐĚ͟ŐĞůĞŐĚ͘ĞƌĞŐŝŽŶĂůĞŵĞĞƌũĂƌĞŶǀŝƐŝĞĞŶƉůĂŶǀĂŶ aanpak voor het voorkomen, signaleren en bestrijden van geweld in afhankelijkheidsrelaties en de opvang van slachtoffers van dit geweld 2012 t/m 2015 wordt hierbij vooralsnog als basis genomen.
3.4.4
24 uur bereikbaarheid /telefonische en/of elektronische hulpdienst
ĞŶŶŝĞƵǁĞŽƉĚƌĂĐŚƚŝŶĚĞtŵŽŝƐĚĂƚĚĞŐĞŵĞĞŶƚĞŶ͞ŽƉŝĞĚĞƌŵŽŵĞŶƚǀĂŶĚĞĚĂŐƚĞůĞĨŽŶŝƐĐŚŽĨ elektronisch ĂŶŽŶŝĞŵĞĞŶůƵŝƐƚĞƌĞŶĚŽŽƌĞŶĂĚǀŝĞƐďĞƐĐŚŝŬďĂĂƌƐƚĞůůĞŶ͘͟ŽŽƌĚĞsE'ŝƐŽŶĚĞƌnjŽĐŚƚ of het mogelijk is deze voorziening gezamenlijk als gemeenten in te kopen, uit te (laten) voeren en te
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
15
financieren met een uitname uit het gemeentefonds. Concreet gaat het daarbij om de mogelijkheid om gebruik te maken van de diensten van Sensoor, een organisatie die nu ook al landelijk opereert. De VNG heeft hiertoe een voorstel aan de ALV van juni 2014 voorgelegd. Op 18 juni 2014 heeft in de ledenvergadering van de VNG ŝŶŐĞƐƚĞŵĚŵĞƚŚĞƚǀŽŽƌƐƚĞů͞KƌŐĂŶŝƐĂƚŝĞ ǀĂŶƵŝƚǀŽĞƌŝŶŐƐŬƌĂĐŚƚ͘͟ĞŶĂĂŶƚĂůǀĂŶĚĞŐĞŶŽŵĞŶďĞƐůƵŝƚĞŶŚĞĞĨƚďĞƚƌĞŬŬŝŶŐŽƉƵŝƚŶĂŵĞƐƵŝƚŚĞƚ gemeentefonds voor een aantal specialistische en/of landelijk georganiseerde nieuwe taken in verband met de decentralisaties. Tijdens de behandeling van dit agendapunt heeft het bestuur de toezegging gedaan om bij de volgende ALV een integrale financiële verantwoording aan te bieden. Dit betreft ook een inhoudelijke en financiële verantwoording van uitnames uit het gemeentefonds en rijkssubsidies. Daarnaast heeft het bestuur een toezegging gedaan naar aanleiding van de behandeling van het ǀŽŽƌƐƚĞů ŽǀĞƌ ĞĞŶ ƵŝƚŶĂŵĞ ǀŽŽƌ ŚĞƚ ĚŽĞů͗ ͞Ϯϰ ƵƵƌ ƚĞůĞĨŽŶŝƐĐŚ ŽĨ ĞůĞŬƚƌŽŶŝƐĐŚ ůƵŝƐƚĞƌĞŶĚ ŽŽƌ ĞŶ ĂĚǀŝĞƐ͘͟ Deze toezegging houdt in dat gemeenten binnen 14 dagen (voor 4 juli 2014) kunnen melden dat zij ĚĞǁĞƚƚĞůŝũŬĞǀĞƌƉůŝĐŚƚŝŶŐǀĂŶŚĞƚ͞ϮϰƵƵƌƚĞůĞĨŽŶŝƐĐŚŽĨĞůĞŬƚƌŽŶŝƐĐŚůƵŝƐƚĞƌĞŶĚŽŽƌĞŶĂĚǀŝĞƐ͟njĞůĨŽĨ in een samenwerkingsverband al adequaat hebben geborgd. Dit is op de schaal van de gemeente OLdebroek geen haalbare zaak en daarom is geen reactie verzonden, waardoor is ingestemd met het voorstel van de VNG en aansluiten bij de landelijke voorziening.
De gemeente Oldebroek sluit aan bij het voorstel van de VNG om deze functie gezamenlijk in te kopen en uit te (laten) voeren en deze te financieren met een uitname uit het gemeentefonds, zodat de dienstverlening gewaarborgd is.
3.4.5
Ondersteuning i.v.m. extra kosten bij chronische ziekte of handicap (voorm. Wtcg/CER)
Leven met een chronische ziekte of handicap brengt vaak extra kosten met zich mee, bijvoorbeeld voor vervoer, hulpmiddelen en aanpassingen. Hierdoor is het dagelijks leven voor mensen met een chronische ziekte of handicap vaak duurder dan voor anderen. Met name voor lage inkomens kan dit problemen geven. Hiervoor bestonden Wtcg en CER als landelijke regelingen. Deze tegemoetkomingen die mensen met een chronische ziekte of handicap kregen zijn afgeschaft. Het budget dat daardoor vrijvalt worden na een korting overgeheveld naar het sociaal deelfonds. Gemeenten hebben beleidsvrijheid wat betreft de inzet van deze middelen. Hierbij kan een gemeente grofweg 2 wegen bewandelen: Onderbrengen van de middelen bij de Wmo. De tegemoetkoming inzetten ter bevordering van deelname aan het maatschappelijk verkeer en zelfredzaamheid. Dit kan als tegemoetkoming van aantoonbare kosten of als forfaitaire vergoeding. Binnen de Wmo is het niet mogelijk om rekening te houden met eigen vermogen of inkomen. Een andere mogelijkheid is de middelen onderbrengen bij het minimabeleid. Omdat categoriale bijzondere bijstand alleen nog mogelijk is voor een collectieve (aanvullende) ziektekostenverzekering is dit een goede mogelijkheid voor de doelgroep. De collectieve zorgverzekeraar onderzoekt de mogelijkheden om een aanvullend verzekeringspakket samen te stellen waarin de meest voorkomende meerkosten van chronisch zieken en gehandicapten worden gedekt. Deze collectieve zorgverzekering is alleen toegankelijk voor mensen die voldoen aan een inkomensnorm. De gemeente mag zelf bepalen waar zij deze norm legt. Éen van de uitgangspunten, die de gemeente hanteert bij het sociaal domein (zie ook hoofdstuk 6 over het opleggen van een eigen bijdragen), is het punt dat de sterkste schouders de zwaarste lasten
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
16
moeten dragen. Daarom kiest de gemeente er voor om gebruik te maken van de mogelijkheden binnen het minimabeleid. De wijze waarop wordt nader uitgewerkt.
De gemeente Oldebroek kiest er voor om de middelen die ter compensatie van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten en de Compensatieregeling eigen risico aan het sociaal deelfonds worden toegevoegd over te hevelen naar het minimabeleid. Binnen het minimabeleid wordt een regeling uitgewerkt.
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
17
4.
Cliëntondersteuning
In de nieuwe Wmo wordt cliëntondersteuning prominenter en uitgebreider gedefinieerd en toegelicht dan in de huidige Wmo. Gemeenten zijn vanaf 2015 ook verantwoordelijk voor de cliëntondersteuning voor mensen met een handicap (de MEE-doelgroep) en in dat kader worden de MEE-gelden toegevoegd aan het sociaal deelfonds van het Gemeentefonds. De nieuwe Wmo betekent niet alleen een transitie van de cliëntondersteuning voor mensen met een handicap (de MEE-doelgroep) maar voor alle (groepen) burgers, dus ook voor ouderen en mensen met psychische beperkingen. De regering heeft er voor gekozen de verplichting voor gemeenten om cliëntondersteuning voor alle cliënten voor het gehele sociale domein (dus ook Jeugdwet en Participatiewet) , van alle leeftijden en over alle levensdomeinen (zoals de zorg), in één wet (de nieuwe Wmo) te regelen.
4.1
Organisatievormen voor cliëntondersteuning
De gemeente staat voor de uitdaging om de verschillende huidige vormen (naar leeftijd, kwetsbaarheid en levensdomeinen) en aanbieders van cliëntondersteuning zoveel mogelijk in samenhang te verbinden en tot een logisch geheel te brengen. Daarbij is het belangrijk om te behouden wat goed is en aan te vullen waar verbeteringen mogelijk en wenselijk zijn. De huidige vormen van cliëntondersteuning worden geleverd vanuit verschillende organisaties, die zich op verschillende manieren tot de gemeente verhouden: Zelfstandige stichtingen, gefinancierd door de gemeente (voorbeelden hiervan kunnen zijn het AMW, de meeste GGZ-steunpunten en de instellingen voor informele zorg, die door de gemeente nu al gesubsidieerd worden). Zelfstandige stichtingen, niet gefinancierd door de gemeente (voorbeelden hiervan zijn o.a. de huidige MEE-organisaties, ouderenbonden die vrijwillige ouderenadviseurs inzetten en andere cliëntenorganisaties). Welzijnsorganisaties waar de gemeente (co)financier van is (voorbeelden hiervan zijn de Stimenz (Maatschappelijke Dienstverlening Veluwe), Senioren Wezep Oldebroek). Zorginstellingen waarmee de gemeente geen financiële relatie heeft (voorbeelden hiervan zijn GGz consulenten en het mantelzorgsteunpunt van een thuiszorginstelling). De gemeentelijke dienstverlening (zoals het Wmo-loket en het CJG). Er zijn in de nieuwe Wmo in feite twee manieren om de verbinding van de verschillende huidige vormen van cliëntondersteuning, in relatie tot de gemeentelijke processen en voorzieningen, tot stand te brengen: 1. Via financiering: Daar waar de gemeente een financiële relatie heeft of krijgt, kunnen in de financieringsvoorwaarden bepalingen worden opgenomen die tot samenwerking en integratie van de dienstverlening van die organisaties (kunnen) leiden. 2. Via afstemmingsoverleg: Daar waar de gemeente geen financiële relatie heeft of krijgt, kan alleen door overleg tot de gewenste integratie en noodzakelijke afstemming gekomen worden. In de praktijk zal de combinatie van beide vormen van aanpak het meest voor de hand liggen. Het is immers in het belang van de gemeente dat de partijen die nu vanuit eigen financiering onderdelen van de cliëntondersteuning leveren, dat blijven doen. Daarmee kan de gemeente haar eigen
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
18
middelen voor dit doel zorgvuldig en efficiënt inzetten. Het is niet logisch te veronderstellen dat alle vormen van cliëntondersteuning straks vanuit één organisatie worden vorm gegeven. Voor zover het gaat om informele vormen van ondersteuning heeft de gemeente daarop ook maar beperkt invloed.
4.2
Transitie cliëntondersteuning
De MEE-organisaties leveren op dit moment cliëntondersteuning gericht op mensen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking (aangeboren of ontstaan door een chronische ziekte of een beperking uit het autistisch spectrum). De huidige cliëntondersteuning door MEE is ook gericht op de ouders, familieleden, andere verwanten, verzorgers of vertegenwoordigers. De MEE organisaties worden momenteel bekostigd via een subsidieregeling onder de AWBZ. Deze regeling wordt uitgevoerd door het College voor zorgverzekeringen (CVZ). Omdat de nieuwe Wmo vanaf 2015 de verantwoordelijkheid voor cliëntondersteuning voor alle burgers bij de gemeente belegt, worden de MEE-middelen toegevoegd aan het sociaal deelfonds van het Gemeentefonds. Dit geldt ook voor de middelen die de MEE-organisatie krijgen voor de coördinatie van de netwerken voor Integrale Vroeghulp. De middelen zijn niet geoormerkt en voor gemeenten vrij besteedbaar binnen de wettelijke kaders aan de doelen van het sociaal deelfonds, te weten de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet. Ook voor cliëntondersteuning zal vanaf 2015 geen sprake zijn van een gelabeld budget. /ŶĚŝĐĂƚŝĞďƵĚŐĞƚǀŽŽƌŽŶnjĞŐĞŵĞĞŶƚĞǀŽŽƌĐůŝģŶƚŽŶĚĞƌƐƚĞƵŶŝŶŐD͗ΦϮϮϱ͘ϵϲϳ /ŶĚŝĐĂƚŝĞďƵĚŐĞƚǀŽŽƌŽŶnjĞŐĞŵĞĞŶƚĞǀŽŽƌ/ŶƚĞŐƌĂůĞsƌŽĞŐŚƵůƉ͗ΦϮ͘ϱϭϰ
4.3
Landelijke afspraken
De overdracht van de verantwoordelijkheid van de cliëntondersteuning voor mensen met een beperking naar de gemeenten, vraagt om zorgvuldigheid. Daarom hebben de betrokken organisaties, MEE Nederland (de branchevereniging van de 22 MEE organisaties), de Vereniging Nederlandse Gemeenten en het Ministerie van VWS, gezamenlijke afspraken gemaakt over de wijze waarop deze transitie vorm krijgt. Daartoe is afgesproken dat gemeenten en MEE organisaties voor 1 mei 2014 gezamenlijk afspraken maken die tot doel hebben: het borgen van de continuïteit van de cliëntondersteuning voor mensen met een beperking; het vermijden van frictiekosten bij MEE-organisaties als gevolg van de transitie. Deze afspraken hebben in ieder geval betrekking op het jaar 2015, maar bij voorkeur worden de afspraken voor meerdere jaren gemaakt. VWS, de VNG en MEE Nederland bevelen sterk aan om de afspraken met de MEE organisatie op regionaal niveau te maken. Bij deze regionale afspraken wordt ĂĂŶďĞǀŽůĞŶŽŵĂĂŶƚĞƐůƵŝƚĞŶďŝũĚĞƌĞŐŝŽ͛ƐnjŽĂůƐĚŝĞǀŽŽƌĚĞƚƌĂŶƐŝƚŝĞ:ĞƵŐĚnjŽƌŐnjŝũŶŝŶŐĞƌŝĐŚƚ͕ŵĞƚ name omdat meer dan de helft van de cliënten van de MEE organisaties jonger dan 23 jaar is.
4.4
Inzet middelen voor cliëntondersteuning aan mensen met een beperking
De gemeenten moeten een besluit nemen hoe zij de lokale cliëntondersteuning voor mensen met een handicap (de MEE-doelgroep) gaan regelen. De insteek voor de lokale borging van cliëntondersteuning voor mensen met een handicap in Oldebroek is, dat vastgehouden wordt aan ŚĞƚƉƌŝŶĐŝƉĞ͞ůŽŬĂĂůǁĂƚůŽŬĂĂůŬĂŶĞŶƌĞŐŝŽŶĂĂůǁĂƚƌĞŐŝŽŶĂĂůŵŽĞƚ͘͟ De overeenkomst tussen VNG, VWS en MEE bepaalt dat gemeenten voor 1 mei 2014 aan hun regionale MEE-organisatie duidelijkheid geven over het budget dat zij in 2015 bij deze organisatie
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
19
besteden. Definitieve (subsidie) afspraken met deze organisaties over de cliëntondersteuning in 2015 moeten de gemeenten voor 1 oktober 2014 maken.
In navolging van de aanbeveling van de VNG hebben de RNV-gemeenten besloten om gezamenlijk tot afspraken te komen met de MEE-organisatie die actief is in onze regio. Het gaat hier om MEE Veluwe. In verband met de gemaakte afspraak om voor 1 mei 2014 duidelijkheid te geven over de te besteden budgetten in relatie tot eventuele personele gevolgen bij MEE, is inmiddels een aantal afspraken gemaakt met MEE-Veluwe . De belangrijkste afspraak is dat de gemeenten bepalen dat zij voor 2015 de gedecentraliseerde MEEmiddelen en de middelen voor integrale vroeghulp volledig bij MEE Veluwe inzetten. Daarbij is wel de voorwaarde opgenomen dat MEE Veluwe 20% van het budget aanwendt voor innovatie. De afspraken bevatten geen bepalingen over inzet van middelen bij MEE Veluwe voor de jaren na 2015. MEE verleent ondersteuning aan cliënten met een beperking. Dit zijn kwetsbare mensen. De ondersteuning aan deze mensen mag niet in de knel komen vanwege de decentralisatie van de MEE-middelen naar de gemeenten per 1 januari 2015. Door de gemaakte afspraak wordt de continuïteit van deze ondersteuning in 2015 gewaarborgd . De gemaakt afspraken worden verder uitgewerkt in een uitvoeringsovereenkomst. In 2015 wordt beleid ontwikkeld om voor de jaren 2016 en volgende tot een goede structurele (integrale) invulling van de cliëntondersteuning te komen.
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
20
5.
Kwaliteitseisen en resultaten aanbieders
De Wmo 2015 maakt de gemeenten integraal verantwoordelijk voor de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning. De door mensen ervaren kwaliteit is bepalend voor de kwaliteit van maatschappelijke ondersteuning. Belangrijke aandachtspunten zijn daarbij: het verbeteren van de mogelijkheden tot het combineren van informele hulp en professionele ondersteuning en het démedicaliseren van de geboden hulp en ondersteuning. Het is van belang de ondersteuning te richten op de persoon en diens omgeving in plaats van (uitsluitend) op diens aandoening, beperking of indicatie. Het welbevinden van de mensen dient centraal te staan. Het kwaliteitsbeleid zal in samenspraak met cliëntenorganisaties en aanbieders de komende jaren verder ontwikkeld worden. Ook zullen kwaliteitsstandaarden worden ontworpen. Om de medeverantwoordelijkheid van zorgaanbieders te benadrukken geeft de wet een aantal basisnormen voor goede kwaliteit, waar aanbieders aan moeten voldoen: de verleende zorg moet veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht zijn. afgestemd op de reële behoefte van de cliënt en op andere vormen van zorg of hulp die de cliënt ontvangt. verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de professionele standaard. verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt. In artikel 2.1.3 lid 2 onder c van de wet is bepaald dat de gemeente in een verordening o.a. moet vastleggen welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, waaronder eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten.
In de op te stellen verordening maatschappelijke ondersteuning worden de kwaliteitseisen op hoofdlijnen vastgelegd. Deze worden vervolgens verder geconcretiseerd in het inkoop document op basis waarvan de aanbieders hun offertes kunnen indienen.
5.1
Kwaliteitseisen aan de aanbieder
Bij deze eisen worden een aantal deelonderwerpen onderscheiden. Ten eerste wil de gemeente Oldebroek alleen zaken doen met integere bedrijven, dit zijn bedrijven die de Uniforme Eigen Verklaring kunnen ondertekenen (uitsluitingscriterium). Tevens worden er minimumeisen gesteld. Denk hierbij bijvoorbeeld aan eisen die aan het personeel gesteld kunnen worden: het hebben van een bepaalde registratie(s) en een verklaring omtrent het gedrag. Deze eisen worden nader vastgelegd in de offerte aanvraag (het bestek). Ten tweede wil de gemeente zaken doen met bedrijven waarvan de continuïteitsverwachting positief is en die beschikken over een adequate verzekering. Tot slot willen de gemeente waarborgen dat de partijen beroepsbekwaam zijn. Dit laatste wordt getoetst aan de hand van bijvoorbeeld een certificering of een kwaliteitstandaard.
5.2
Kwaliteitseisen aan de dienstverlening
Onder deze eisen wordt enerzijds eisen aan de inhoudelijke dienstverlening verstaan. Denk hierbij aan medewerkers, gebruik van accommodaties, gebruik van de meldcode kindermishandeling en samenwerking. Daarnaast ondersteunende eisen als informatievoorziening en rapportage, klanttevredenheid en klachtenregeling, administratie en facturatie en wettelijke vereisten. Ook worden eisen gesteld ǀŽŽƌŚĞƚ͚WůĂŶǀĂŶĂĂŶƉĂŬŬǁĂůŝƚĞŝƚĞŶƌĞƐƵůƚĂƚĞŶ͛;ƚƌĂŶƐĨŽƌŵĂƚŝĞͿ͘
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
21
5.3
Resultaat en meetlatten
Vooraf wordt we het te bereiken resultaat van de dienstverlening vastgesteld. Om te sturen op dit resultaat worden indicatoren benoemd, die worden gemeten met behulp van specifieke meetlatten. Er wordt (in regionaal verband) nog een keuze gemaakt in het gebruik van bepaalde meetlatten. Een meetlat voor een resultaat kan een cliënttevredenheid-meting zijn. Ook wordt nagegaan of de aanbieders de transformatie, zoals zij die beschreven hebben in hun plan van aanpak, daadwerkelijk vorm hebben gegeven. De indicatoren geven informatie voor de evaluatie achteraf.
5.4
Plan van aanpak kwaliteit en resultaten
Onderdeel van de offerteaanvraag is dat aanbieders verplicht een plan van aanpak moeten indienen. Dit plan van aanpak bevat hoe zij de afgesproken kwaliteit gaan leveren en de resultaten gaan behalen (resultaat en meetlatten). Het plan van aanpak zal onder andere gericht moeten zijn op de transformatie. Cruciaal daarbij is het benoemen van indicatoren en het concreet maken van deze resultaten. Die worden meerdere keren per jaar op vooraf afgesproken momenten besproken en vastgelegd. Dit wordt het sturingsmechanisme, waarmee in hoge mate wordt gestuurd op resultaat en effect en in mindere mate op prijs. Hierin zal naar voren komen dat aanbieders het goed doen en aanbieders het minder goed doen.
Met alle huidige aanbieders die de vereiste kwaliteit kunnen leveren, wordt een overeenkomst gesloten.
5.5
Continuïteit hulpverleningsrelatie/overname personeel
De zorgaanbieders die (door de aanbesteding) de zorg gegund krijgen, zijn verplicht te overleggen met de aanbieder of aanbieders die vóór hen de voorziening leverden. Concreet gaat het om de overname van het betrokken personeel. Dit is een belangrijke voorwaarde voor continuïteit in de relatie tussen de cliënt en de hulpverlener. De gemeente moet daarom voorbereidingen treffen om de overeenkomsten op elkaar aan te laten sluiten en om zoveel mogelijk te waarborgen dat er voor de werknemers van de aanbieders die de maatwerkvoorzieningen leveren, zo min mogelijk onzekerheid bestaat over hun arbeidsrechtelijke positie. Werknemers moeten tijdig geïnformeerd te worden of zij bij een opvolgende aanbieder kunnen werken en tegen welke arbeidsvoorwaarden. In dit proces hebben werkgevers en werknemers een eigen verantwoordelijkheid. De gemeente moet erop toe zien dat er zorgvuldig overleg plaatsvindt tussen de betrokken aanbieders. Tussen de afronding van de inkoopprocedure en het in werking treden van de nieuwe overeenkomsten mag maximaal drie maanden zitten, juist om de onzekere periode voor cliënten en hulpverleners te beperken.
Van potentiële aanbieders zal gevraagd worden expliciet in hun plannen aan te geven op welke wijze zij de bestaande relatie tussen cliënt en vertrouwde hulpverlener zullen vormgeven. Het naleven van deze conditie is daarmee een contractuele verplichting zodat de gemeente daaraan (indien nodig) consequenties kan verbinden.
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
22
5.6
Continuïteit van jeugdhulp/van Jeugdwet naar Wmo/naadloze overgang
Als een hulpverleningstraject voor een jongere door moet lopen, ook na zijn/haar 18e verjaardag, dan moet een sluitende (financierings)afspraak gelden voor de periode na het 18e jaar. Dat betekent dat tijdig, bijvoorbeeld 6 maanden voor het bereiken van de 18e verjaardag, gemeld moet worden dat de zorg en ondersteuning naar verwachting gecontinueerd moet worden. Dan valt de jongere namelijk niet meer onder de (financiering) via de Jeugdwet, maar onder de Wmo. Bij voorkeur blijft daarbij de hulpverleningsrelatie in stand, zodat geen onnatuurlijke knip wordt aangebracht bij een bepaalde leeftijd. Er is dan sprake van naadloze overgang van het ene (jeugd) naar het andere (Wmo)domein.
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
23
6.
Eigen bijdragen
In artikel 2.1.4 van de wet is vastgelegd dat in een verordening kan worden bepaald dat een cliënt ĞĞŶ ďŝũĚƌĂŐĞ ŝŶ ĚĞ ŬŽƐƚĞŶ ǀĞƌƐĐŚƵůĚŝŐĚ ŝƐ͘ ,Ğƚ ďĞƚƌĞĨƚ ĞĞŶ njŽŐĞŶĂĂŵĚĞ ͞ŬĂŶďĞƉĂůŝŶŐ͕͟ njŽĚĂƚ ĚĞ gemeente vrij is om wel of niet een eigen bijdrage te vragen. Ook kan de hoogte van de bijdrage voor de verschillende soorten van voorzieningen verschillend worden vastgesteld. Deze benadering is niet nieuw. Ook in de huidige Wmo komt deze bepaling voor. Bij de invoering van de Wmo in 2007 is destijds in het beleidsplan vastgelegd dat onze gemeente kiest voor het uitgangspunt dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. De nieuwe Wmo geeft geen aanleiding om ten aanzien van de eigen bijdrage anders handelen. Daarom handhaven we dit uitgangspunt. Bovendien zou het loslaten van de eigen bijdrage flinke financiële consequenties hebben, waardoor de bezuinigingsopdracht nog groter zou worden.
6.1
Bijdrage voor een maatwerkvoorziening
De wet maakt onderscheid tussen bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. De bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen zijn gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs. Verder blijft er, net zoals voor de huidige AWBZ- en Wmovoorzieningen, een landelijke eigen bijdrageregeling voor maatwerkvoorzieningen. Dit wordt geregeld in het Uitvoeringsbesluit Maatschappelijke Ondersteuning (Uitvoeringsbesluit MO). De bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening is afhankelijk van het inkomen, het vermogen en de leefvorm. De eigen bijdrage wordt geïnd door het CAK. In de Wmo-verordening en het daarop gebaseerde (financieel) Besluit maatschappelijk ondersteuning leggen wij vast, dat we de bijdrage opleggen tot de bedragen en percentage zoals die zijn opgenomen in het Uitvoeringsbesluit MO.
6.2
Bijdrage voor een algemene voorziening
De eigen bijdrage voor een algemene voorziening wordt in principe door de aanbieder vastgesteld en geïnd. Deze bijdrage mag niet (zoals bij een maatwerkvoorziening) inkomensafhankelijk zijn. Wel kan de gemeente korting verlenen, die korting kan oplopen tot 100% b.v. als mensen al voor andere (maatwerk)voorzieningen maximaal hebben bijgedragen of een voorziening door een laag inkomen niet bereikbaar zou zijn. Dat zou er immers toe zou kunnen leiden dat (alsnog) een beroep wordt gedaan op een maatwerkvoorziening. Het is ook mogelijk om in de vorm van vouchers, kortingspassen e.d. toch het gebruik van een (vaak goedkopere) algemene voorziening mogelijk te maken. De wijze waarop de gemeente Oldebroek hieraan invulling wil gaan geven wordt in 2015 nader onderzocht en in een afzonderlijke regeling vastgelegd.
De gemeente Oldebroek blijft uitgaan van het principe dat de sterkste schouder de zwaarste lasten moeten dragen. Daarom wordt in de verordening en het daarop gebaseerde (financieel) besluit vastgelegd dat (net als onder de huidige Wmo) de maximaal toegestane eigen bijdrage wordt opgelegd tot de bedragen en percentages, zoals die opgenomen zijn in het Uitvoeringsbesluit MO.
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
24
7.
Bestrijding misbruik, oneigenlijk gebruik en handhaving
In de Wmo 2015 is opgenomen dat de gemeente een toezichthoudende verantwoordelijkheid heeft, waaronder bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een voorziening. De gemeente Oldebroek wil dit zoveel mogelijk integraal invullen, d.w.z. dat toezicht wordt gehouden op zowel de rechtmatigheid, de doelmatigheid, de kwaliteit, als het te bereiken resultaat van de verstrekte voorzieningen. Op grond van artikel 2.3.9. van de wet moeten de gemeenten periodiek onderzoeken of er aanleiding is een beslissing te herzien. De gemeente Olcddebroek gaat een plan opstellen hoe daaraan invulling wordt gegeven. Bij dit periodieke onderzoek vormen de hiervoor genoemde punten de kern van het onderzoek. Daarnaast wordt ook actief toezicht gehouden op basis van signalen van cliënten en aanbieders. Het toezicht heeft daarmee twee onderdelen: toezicht op juiste besteding van de middelen, en toezicht op gemaakte afspraken met aanbieders over kwaliteit en te bereiken resultaten. Vooral gebruikers, cliëntengroepen zelf, mantelzorgers en professionals kunnen ons veel informatie geven over hun beoordeling van de geboden ondersteuning. Indirect is dit een beoordeling van ons beleid.
7.1
Bestrijding misbruik of fraude
Er wordt van onrechtmatigheid gesproken, als er sprake is van misbruik of van fraude. Onder misbruik wordt ǀĞƌƐƚĂĂŶ ͚ŚĞƚ ŽƉnjĞƚƚĞůŝũŬ ŶŝĞƚ͕ ŶŝĞƚ ƚŝũĚŝŐ͕ ŽŶũƵŝƐƚ ŽĨ ŽŶǀŽůůĞĚŝŐ ǀĞƌƐƚƌĞŬŬĞŶ ǀĂŶ ŐĞŐĞǀĞŶƐĞŶŝŶůŝĐŚƚŝŶŐĞŶŵĞƚĂůƐĚŽĞůƚĞŶŽŶƌĞĐŚƚĞŐĞŵĞĞŶƚĞŐĞůĚĞŶƚĞŽŶƚǀĂŶŐĞŶ͛͘ŝƚďĞƚƌĞĨƚĞĞŶ bewuste misleiding om onrechtmatig of onwettig voordeel te behalen. Bij misbruik is er sprake van onrechtmatigheid. Er is sprake van fraude als er opzettelijk gepleegde onrechtmatige feiten zijn, die ten laste van de voor de zorg bestemde middelen komen. Fraude kan gelijk worden gesteld met misbruik. Ook hier is sprake van onrechtmatigheid.
7.2
Oneigenlijk gebruik
Het aangaan van handelingen met het doel het ontvangen van gemeentegelden, waarbij gehandeld is in overeenstemming met de wet- en regelgeving maar waarbij de handelingen voorbij gaan aan het doel, valt onder oneigenlijk gebruik. Bij oneigenlijk gebruik is er dus geen sprake van onrechtmatigheid.
7.3
Handhaving
Handhaving wordt ingezet zodra blijkt dat de voorziening niet rechtmatig, niet doelmatig, niet volgens kwaliteit- en resultaatsafspraken of oneigenlijk wordt ingezet. Dit zal in overleg met de cliënt en/of de aanbieder worden gecorrigeerd. Het sluitstuk daarbij is: het intrekken van het recht op de voorziening het terugvorderen van onterecht verstrekte middelen het verhalen van de kosten op de cliënt. De gemeente Oldebroek sluit daarbij aan bij de methodiek die wordt toegepast bij de uitvoering van de Wwb: hoogwaardig handhaven. Dit bestaat uit vroegtijdig informeren, optimaliseren van de dienstverlening, vroegtijdige opsporing en afhandeling, en daadwerkelijk actie ondernemen. Deze aanpak heeft een preventieve werking door aandacht voor fraude bij indicatiestelling, toekenning voorzieningen, verantwoording/ facturering. Daarnaast zijn we er ook alert op dat voorzieningen tijdig worden beëindigd, wanneer ze niet meer nodig zijn.
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
25
Voor de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en handhaving wil de gemeente Oldebroek aansluiten bij de methodiek, zoals die wordt toegepast in het kader van hoogwaardig handhaven bij de uitvoering van de Wwb. Daarbij wordt ook actief toezicht gehouden op basis van signalen van cliënten en aanbieders. Daarnaast wordt een plan opgesteld hoe invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting tot het periodiek heroverwegen van genomen besluiten, waarbij de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik onderdeel van het onderzoek vormt.
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
26
8.
Overgangsrecht
In de Wmo 2015 is voor verschillende doelgroepen overgangsrecht opgenomen. Voor bestaande AWBZ-cliënten die extramurale zorg krijgen, blijft de indicatie nog maximaal een jaar van kracht, tenzij eerder met de cliënt een nieuw, gelijkwaardig ondersteuningsaanbod afgesproken kan worden. Loopt de huidige indicatie vóór 1 januari 2016 af, dan eindigt het overgangsrecht op die datum. Voor de doelgroep die in een beschermde woonvorm verblijft is een overgangsrecht van 5 jaar opgenomen. Voor mensen die een AWBZ ZZP indicatie hebben zorg met verblijf, blijft de indicatie geldig voor de in het indicatiebesluit genoemde termijn. Beschikkingen voor een Wmo-voorziening, afgegeven vóór 1 januari 2015, behouden rechtskracht. De gemeente mag de beschikkingen echter wel aanpassen, maar moet daarbij rekening houden met de wettelijke termijnen in de Awb. Met alle overgangscliënten met een indicatie voor extramurale begeleiding wordt in 2015 (voor degenen van wie de indicatie op 1 januari 2016 of kort daarna afloopt, al in 2014) een overgangsgesprek gevoerd. Doel van dit gesprek is op gekantelde wijze in kaart te brengen wat de ondersteuningsbehoefte van de cliënt is en op welke wijze deze behoefte kan worden ingevuld. De uitkomst van dit gesprek kan een nieuw aanbod zijn dat uitgeschreven wordt in een ondersteuningsplan. Als de cliënt dat wil kan het nieuwe aanbod eerder ingaan dan de einddatum van het indicatiebesluit, maar uiterlijk op 1 januari 2016. Uitgangspunt is een ͞zachte landing͟.
Met alle overgangscliënten met een indicatie voor extramurale begeleiding in 2015 wordt gefaseerd een overgangsgesprek gevoerd, waarbij op gekantelde wijze in kaart wordt gebracht wat de ondersteuningsbehoefte van de cliënt is en op welke wijze deze behoefte kan worden ingevuld.
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
27
9.
Samenwerking
9.1
Samenwerking zorgverzekeraars
Gemeenten en zorgverzekeraars hebben als gevolg van de herziening langdurige zorg een aantal gezamenlijke opgaven. Gemeenten en zorgverzekeraars zijn in het nieuwe zorgstelsel, met respectievelijk de uitvoering van de Wmo, de Zorgverzekeringswet (Zvw), en de Wet Langdurige Zorg (Wlz) verantwoordelijk voor de ondersteuning en zorg aan mensen die thuis of in een instelling wonen. De samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars is in de Wmo 2015 wettelijk vastgelegd. De wijze waarop de gemeente de taken op grond van de Wmo uitvoert moet worden afgestemd met de zorgverzekeraars.
9.2
Samenwerking op regionaal niveau
Samenwerking tussen gemeente en zorgverzekeraars is onmisbaar voor cliënten die zowel op basis van de Wmo, als de Zvw zorg en ondersteuning thuis nodig hebben om in de eigen leefomgeving te kunnen blijven. In het onderzoek, volgend op de (hulp)vraag van een cliënt, worden de mogelijkheden onderzocht om door middel van samenwerking met zorgverzekeraar en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdzorg, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening. Wanneer een maatwerkwerkvoorziening wordt toegekend moet deze afgestemd zijn op de omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt, maar ook op de zorg en overige diensten die geleverd worden op grond van de Zorgverzekeringswet. Over deze afstemming op cliëntniveau wordt er naar gestreefd om goede afspraken met de zorgverzekeraar te maken. Verder vindt de gemeente Oldebroek het van belang dat vanuit de één-loket-gedachte, burgers, wanneer zij met een vraag aan de zorgverzekeraar bij het gemeentelijk loket (of vice versa) komen, geholpen kunnen worden of in iedere geval adequaat doorverwezen worden. Voor de zorgverzekeraars is het niet haalbaar om met alle individuele gemeenten samenwerkingsafspraken te maken. Daarom zijn inmiddels op RNV-niveau gesprekken gestart, die de komende tijd moeten leiden tot het maken van goede samenwerkingsafspraken.
9.3
Positie wijkverpleegkundige
De wijkverpleegkundige krijgt in het nieuwe stelsel een aantal taken en verantwoordelijkheden, waaronder de schakelfunctie. De aanspraak wijkverpleging stelt dat zorgverzekeraars en gemeenten afspraken moeten maken over de inzet van de wijkverpleegkundige en de afstemming tussen zorg en maatschappelijke ondersteuning in de wijk. De wijkverpleegkundige moet in het sociale wijkteam, of een vergelijkbaar verband, vertegenwoordigd zijn. De integrale wijkaanpak gaat verder dan alleen de verbinding van de wijkverpleegkundige met de sociale wijkteams, maar betreft bijvoorbeeld ook de praktijkondersteuner huisarts (POH) en de huisarts, of de verbinding van de informele zorg met formele zorg en ondersteuning. Bovenal gaat het om het gezamenlijk formuleren van richtinggevende principes, die uiteindelijk een integrale wijkgerichte aanpak bewerkstelligen.
9.4
Wederzijdse mandatering
Professionals die betrokken zijn bij de uitvoering van de Wmo zoals de huisarts of de wijkverpleegkundige, kunnen gemandateerd worden om beslissingen over cliënten te nemen.
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
28
Daarover zullen met de zorgverzekeraars concrete werkafspraken worden gemaakt. Bij voorkeur is deze mandatering wederzijds: ook Wmo professionals moeten de mogelijkheid krijgen een cliënt voor te dragen voor behandeling of opname.
9.5
Soepele overgangen tussen Jeugdwet, Wmo, Zvw en Wlz
Het zorgkantoor wordt de uitvoerder van de Wet langdurige zorg (Wlz), bedoeld voor mensen voor wie zelfstandig thuis wonen niet (meer) mogelijk is en verblijf in een instelling noodzakelijk is. Een inwoner kan hiervoor zelf een aanvraag indienen. De gemeente is op grond van de Wmo verantwoordelijk om ook hiervoor cliëntondersteuning te bieden, wanneer ondersteuning uit het ĞŝŐĞŶ ŶĞƚǁĞƌŬ ŶŝĞƚ ŵŽŐĞůŝũŬ ŝƐ͘ ůŝģŶƚĞŶ njƵůůĞŶ ͚ƐĐŚƵŝǀĞŶ͛ ƚƵƐƐĞŶ ĚĞ ǀĞƌƐĐŚŝůlende financieringsvormen, denk aan tijdelijke opnames voor een bepaalde behandeling of therapie. De gemeente Oldebroek streeft naar naadloze overgangen tussen deze domeinen. Daarvoor is afstemming nodig over criteria voor toelating/opname tot het ene, dan wel het andere domein. Daaronder horen ook financieringsafspraken. In de offerte-aanvraag Wmo-215 (bestek) is een afzonderlijk hoofdstuk gewijd aan de samenhang met ander inkooptrajecten, zoals in het kader van de Jeugdwet om een goede overgang 18-/18+ te borgen.
9.6
Persoonsgegevens
Gemeenten kunnen gegevens over een cliënt nodig hebben die bekend zijn bij een zorgverzekeraar of een zorgaanbieder kan gegevens nodig hebben om een verzoek om ondersteuning goed te kunnen beoordelen. Die gegevensuitwisseling kan slechts plaatsvinden als betrokkene daarvoor ondubbelzinnig toestemming heeft verleend. Dit vergt een actieve houding van gemeente, zorgverzekeraar en zorgaanbieder. Er is overleg nodig over de wijze waarop dit wordt vormgegeven. De zorgverzekeraar en de zorgaanbieder zijn verplicht gegevens kosteloos te verstrekken Dat geldt ook omgekeerd. Bij de gegevensuitwisseling wordt het burgerservicenummer gebruikt.
De gemeente Oldebroek streeft er naar om vóór 1 januari 2015 afspraken met zorgverzekeraars te maken, waarbij ook bovenstaande punten aan de orde zullen komen.
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
29
10.
Monitoring
Nu gemeenten een veel grotere verantwoordelijkheid krijgen voor de ondersteuning van kwetsbare burgers, is het zaak de resultaten van ons beleid ook goed te meten en te volgen om zonodig het beleid en de uitvoering daarvan bij te kunnen stellen. Er is daarvoor de afgelopen jaren een groot aantal instrumenten ontwikkeld, zoals de zelfredzaamheidsmatrix of de participatieladder. De gemeente Oldebroek wil in de komende periode komen tot een adequaat en samenhangend instrumentarium van meetinstrumenten en indexcijfers om de effecten van het beleid in het sociaal domein te kunnen volgen en beoordelen, zowel op het niveau van de gemeente, als van verschillende cliëntgroepen. Medewerking aan de hieruit voortvloeiende onderzoeken wordt als verplichting opgenomen bij het afsluiten van de raamovereenkomsten met zorgaanbieders. Ook wordt het ter beschikking stellen van gegevens uit eigen cliënttevredenheidsonderzoek van organisaties als voorwaarde gesteld. Het landelijk jaarlijks verplicht af te nemen klanttevredenheidsonderzoek is in de Wmo 2015 vervangen door een jaarlijks verplicht af te nemen cliëntervaringsonderzoek. De vragen worden landelijk vastgelegd om benchmarking mogelijk te maken. De eerste keer dat dit onderzoek uitgevoerd moet worden is in 2016. De uitkomsten moeten op grond van artikel 2.5.1 van de Wmo jaarlijks voor 1 juli worden gepubliceerd. De gemeente Oldebroek zal ook dit onderzoek betrekken in de afwegingen bij de uiteindelijke samenstelling van het instrumentarium. Zoals in artikel 2.5.3 van de Wmo is aangegeven, rapporteert het college jaarlijks aan de gemeenteraad welke resultaten in het betreffende jaar op basis van dit beleidsplan zijn behaald.
De gemeente Oldebroek wil in de komende periode komen tot een adequaat en samenhangend instrumentarium van meetinstrumenten en indexcijfers om de effecten van het beleid in het sociaal domein te kunnen volgen en beoordelen, zowel op het niveau van de gemeente, als van verschillende cliëntgroepen. Medewerking aan de hieruit voortvloeiende onderzoeken wordt als verplichting opgenomen bij het afsluiten van de raamovereenkomsten met zorgaanbieders. Ook wordt het ter beschikking stellen van gegevens uit eigen cliënttevredenheidsonderzoek van organisaties als voorwaarde gesteld.
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
30
Bijlage 1
Samenvatting actiepunten
Wat wil de gemeente Oldebroek bereiken? Het organiseren van zorg en ondersteuning dichterbij de burger, het meer benutten van de eigen kracht en het sociale netwerk van burgers, en het zoveel en zo lang mogelijk thuis kunnen ontvangen van die zorg en ondersteuning. Inwoners met een ondersteuningsvraag worden zo mogelijk geholpen met een persoonlijk ondersteuningsplan. Hierin is het geheel van afspraken vastgelegd om te voorzien in de vraag van een inwoner in het kader van de Wmo. Het plan bestaat zoveel mogelijk uit zelfredzaamheid en/of samenredzaamheid, uit algemene (welzijns-)voorzieningen en waar nodig uit maatwerkvoorzieningen. Wat gaat de gemeente Oldebroek daarvoor doen ? Naast de wettelijk vastgelegde verplichtingen, zoals bijvoorbeeld het opstellen van een verordening, (financieel)besluit, (evt.) beleidsregels, het aanwijzen van een toezichthouden ambtenaar, het uitvoeren van cliëntervaringsonderzoeken en het uitvoeren van herbeoordelingen wil de gemeente het volgende gaan doen, waarbij tussen haakjes de planning is aangegeven: beleid in samenwerking met burgers opzetten, plannen en evalueren (doorlopend proces) het aanbod aan algemene voorzieningen in onze gemeente (laten) verbreden (2015) het sociaal netwerk versterken door te investeren in burgerkracht, preventie en ondersteuning van informele zorg. (doorlopend proces) zorgen dat er kwalitatief goede maatwerkvoorzieningen beschikbaar zijn voor zover mogelijk dichtbij de burger (doorlopend proces) bij de inkoop van maatwerkvoorzieningen kwaliteitseisen stellen ten aanzien van o.a. de aanbieders, de dienstverlening, transformatie, continuïteit van hulpverlening (overname personeel), overgang van Jeugdwet naar Wmo en te bereiken resultaten (juni 2014) een adequate PGB-regeling treffen (4e kwartaal 2014) afspraken maken met de Zorgverzekeraars om tot een goede samenwerking te komen (4 e kwartaal 2014 en daarna monitoren) afspraken maken met de centrumgemeente Zwolle over Beschermd Wonen (4e kwartaal 2014, daarna monitoren) aansluiten bij de landelijke regeling voor zintuiglijk beperkten (4e kwartaal 2014 en daarna monitoren) afspraken maken met de centrumgemeente Apeldoorn over het Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (4e kwartaal 2014 en daarna monitoren) afspraken maken met MEE Veluwe inzake cliëntondersteuning voor 2015 ( voor 1 oktober 2014) onderzoeken hoe de (onafhankelijke) cliëntondersteuning na 2015 vormgegeven wordt (2015) onderzoeken in hoeverre de verschillende vervoersstromen gebundeld kunnen worden (2014 en 2015) een regeling opstellen voor waardering mantelzorg ( 4e kwartaal 2014) binnen het minimabeleid een regeling opstellen ter compensatie van extra kosten chronische ziekte en handicap (4e kwartaal 2014) ǀŽŽƌŚĞƚďŝĞĚĞŶǀĂŶ͞ϮϰƵƵƌƚĞůĞĨŽŶŝƐĐŚŽĨĞůĞŬƚƌŽŶŝƐĐŚůƵŝƐƚĞƌĞŶĚŽŽƌĞŶĂĚǀŝĞƐ͟ĂĂŶƐůƵŝƚĞŶ bij het voorstel van de VNG om deze functie gezamenlijk in te kopen (4e kwartaal 2014) een eigen bijdrage regeling te treffen, die aansluit bij de maximale variant, zoals die beschreven is in het Uitvoeringsbesluit MO (4e kwartaal 2014 en daarna monitoren) misbruik en oneigenlijk gebruik van voorzieningen bestrijden en (de geldwaarde van) ten onrechte verleende voorzieningen terug te vorderen (doorlopend proces)
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
31
een adequaat en samenhangend instrumentarium van meetinstrumenten en indexcijfers ontwikkelen om de effecten van ons beleid in het sociaal domein te kunnen volgen en beoordelen. Kernbegrippen hierbij zijn eenvoudig, effectief en efficiënt ( 4e kwartaal 2014 en 2015) jaarlijks een cliëntervaringsonderzoek (doen) uitvoeren en de resultaten publiceren (jaarlijks voor 1 juli) plan opstellen m.b.t. het periodiek onderzoeken of er aanleiding bestaat de beslissing tot toekenning van een maatwerkvoorziening of PGB te heroverwegen (2015) jaarlijks rapporteren aan de gemeenteraad welke resultaten in het betreffende jaar op basis van dit beleidsplan zijn behaald (voor het eerst in 2016)
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
32
Bijlage 2
Wettelijke voorschriften over inhoud beleidsplan
In de wet is in artikel 2.1.2 vastgelegd dat de gemeenteraad periodiek een plan moet vaststellen met betrekking tot het door het gemeentebestuur te voeren beleid met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning. Het plan beschrijft de beleidsvoornemens inzake door het college te nemen besluiten of te verrichten handelingen die erop gericht zijn: a. de sociale samenhang, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente te bevorderen, alsmede huiselijk geweld te voorkomen en te bestrijden; b. de verschillende categorieën van mantelzorgers, en vrijwilligers, zoveel mogelijk in staat te stellen hun taken als mantelzorger of vrijwilliger uit te voeren; c. vroegtijdig vast te stellen of ingezetenen maatschappelijke ondersteuning behoeven; d. te voorkomen dat ingezetenen op maatschappelijke ondersteuning aangewezen zullen zijn; e. algemene voorzieningen te bieden aan ingezetenen die maatschappelijke ondersteuning behoeven; f. maatwerkvoorzieningen te bieden ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie aan ingezetenen van de gemeente die daartoe op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit hun sociale netwerk niet of onvoldoende in staat zijn; g. maatwerkvoorzieningen te bieden aan personen die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving en beschermd wonen of opvang behoeven in verband met psychische of psychosociale problemen of omdat zij de thuissituatie hebben verlaten, al dan ŶŝĞƚŝŶǀĞƌďĂŶĚŵĞƚƌŝƐŝĐŽ͛ƐǀŽŽƌŚƵŶǀĞŝůŝŐŚĞŝĚĂůƐŐĞǀŽůŐǀĂŶŚƵŝƐĞůŝũŬŐĞǁĞůĚ͘ Het plan moet erop gericht zijn dat: a. cliënten zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven; b. cliënten die beschermd wonen of opvang ontvangen, een veilige woonomgeving hebben en, indien mogelijk, weer in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. In het plan moet bijzondere aandacht gegeven worden aan: a. een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, publieke gezondheid, preventie, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen; b. de samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet met het oog op een zo integraal mogelijke dienstverlening; c. keuzemogelijkheden tussen aanbieders voor degenen aan wie een maatwerkvoorziening wordt verstrekt, waarbij rekening wordt gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van cliënten, in het bijzonder voor kleine doelgroepen; d. de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking; e. de wijze waarop de continuïteit van hulp wordt gewaarborgd, in het bijzonder ten aanzien van de persoon die door het bereiken van een bepaalde leeftijd geen jeugdhulp als bedoeld in de Jeugdwet meer kan ontvangen; f. mogelijkheden om met inzet van begeleiding, waaronder dagbesteding, mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te laten blijven; g. de wijze waarop ingezetenen worden geïnformeerd over de personen die kunnen optreden als vertegenwoordiger van een cliënt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
33
Verder moet in het plan worden aangegeven op welke wijze de gemeente artikel 2.1.7 toepast dan wel de reden om dat artikel niet toe te passen (betreft alternatief voor Wctg en CER). Tenslotte moet in het plan worden aangegeven welke resultaten het gemeentebestuur in de door het plan bestreken periode wenst te behalen, welke criteria worden gehanteerd om te meten hoe deze resultaten zijn behaald en welke outcome-criteria worden gehanteerd ten aanzien van aanbieders.
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
34
Bijlage 3
Conversietabel zorgproducten Wmo ʹ NZA codes
Toelichting: ten behoeve van indicatiestelling en budgettering is een juiste conversie van NZA-codes naar de zorgproducten (conform het bestek) van belang. In onderstaande tabellen is de conversie op 2 manieren weergegeven: van elke nza code de nieuwe productdefinitie van elke nieuwe productdefinitie de onderliggende NZA-codes. Bij tabellen geven dus dezelfde inhoud, maar presenteren deze op een andere wijze. Tot slot is ŽŶĚĞƌĂĂŶŶŽŐĚĞ͚ǁĂƐͬǁŽƌĚƚ-lijst volgens Q consult weergeven. NZA Code F125Dagactiviteit GGZ-LZA (p/u.) F126Vervoer dagactiviteit GGZ. F125 H104Verpleging H120Persoonlijke verzorging speciaal H126Persoonlijke verzorging (p/u.) H127Persoonlijke verzorging extra (p/u.) H128Verpleging extra H132Nachtverzorging (p/clt.p/dg.dl.) H136Persoonlijke verzorging op afstand aanvullend H137Persoonlijke verzorging farmaceutische telezorg H150Begeleiding extra (p/u.) H152Begeleiding speciaal 1 ( nah) (p/u.) H153Gespecialiseerde begeleiding (psy) (p/u.) H300Begeleiding H301Begeleiding zg visueel H302Begeleiding speciaal 2 (zg) visueel H303Begeleiding zg auditief H304Begeleiding speciaal 2 (zg) auditief H305Begeleiding zorg op afstand aanvullend H531Dagactiviteit basis (p/clt.p/dg.dl.) H533Module cliëntkenmerk (PG) (p/clt.p/dg.dl.) H625Toeslag vervoer dagactiviteit ouderen H800Module cliëntkenmerk (somondersteunend) H801Module cliëntkenmerk (som-revalidatie) H803Vervoer dagbesteding/dagbehandeling V&V H811Dagactiviteit VG licht H812Dagactiviteit VG midden H813Dagactiviteit VG zwaar H831Dagactiviteit LG licht H832Dagactiviteit LG midden H833Dagactiviteit LG zwaar H851Dagactiviteit ZG auditief licht
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Nieuwe productdefinitie 200Begeleiding groep Wmo 230Opslag vervoer bij begeleiding groep (heen- & terugreis) 120Begeleiding individueel Wmo Module ondersteuning bij ADL 120Begeleiding individueel Wmo Module ondersteuning bij ADL 120Begeleiding individueel Wmo Module ondersteuning bij ADL 120Begeleiding individueel Wmo Module ondersteuning bij ADL 120Begeleiding individueel Wmo Module ondersteuning bij ADL 220Begeleiding groep Wmo Module ondersteuning bij ADL 120Begeleiding individueel Wmo Module ondersteuning bij ADL 120Begeleiding individueel Wmo Module ondersteuning bij ADL 100Begeleiding individueel Wmo 110Begeleiding individueel Wmo Module gedrag 110Begeleiding individueel Wmo Module gedrag 100Begeleiding individueel Wmo 110Begeleiding individueel Wmo Module gedrag 110Begeleiding individueel Wmo Module gedrag 110Begeleiding individueel Wmo Module gedrag 110Begeleiding individueel Wmo Module gedrag 110Begeleiding individueel Wmo Module gedrag 200Begeleiding groep Wmo 210Begeleiding groep Wmo Module gedrag 230Opslag vervoer bij begeleiding groep (heen- & terugreis) 220Begeleiding groep Wmo Module ondersteuning bij ADL 220Begeleiding groep Wmo Module ondersteuning bij ADL 230Opslag vervoer bij begeleiding groep (heen- & terugreis) 200Begeleiding groep Wmo 210Begeleiding groep Wmo Module gedrag 210Begeleiding groep Wmo Module gedrag 200Begeleiding groep Wmo 210Begeleiding groep Wmo Module gedrag 210Begeleiding groep Wmo Module gedrag 200Begeleiding groep Wmo
Onderdeel 5 WMO-beleid
35
H852Dagactiviteit ZG auditief midden H853Dagactiviteit ZG auditief zwaar H871Dagactiviteit ZG visueel licht H872Dagactiviteit ZG visueel midden H873Dagactiviteit ZG visueel zwaar H894Vervoer dagbesteding/dagbehandeling GHZ extramuraal H895Vervoer dagbesteding/dagbehandeling GHZ rolstoel extram. H900P/dgdl. dagbest. VG-licht (VG1-VG4) H912P/dgdl. dagb. LG-zw. (LG1,LG3,LG5) H918Kapitaallasten dagbesteding LG H919Inventaris dagbesteding LG H974Vervoer dagbesteding GHZ intramuraal H979P/dgdl. kapitaall. dagbest. LG H988Kapitaallasten dagbesteding GGZ H989Inventaris dagbesteding GGZ H990Vervoer dagbesteding/dagbehandeling GGZ H992P/dgdl. GGZ2c dagbesteding H993P/dgdl. GGZ3c dagbesteding H994P/dgdl. GGZ4c dagbesteding H995P/dgdl. GGZ5c dagbesteding V041Per dag VPT 4VV excl.BH incl.DB V311Per dag VPT 1GGZ-C excl.BH incl.DB V320Per dag VPT 2GGZ-C excl.BH excl.DB V321Per dag VPT 2GGZ-C excl.BH incl.DB V330Per dag VPT 3GGZ-C excl.BH excl.DB V331Per dag VPT 3GGZ-C excl.BH incl.DB V340Per dag VPT 4GGZ-C excl.BH excl.DB V341Per dag VPT 4GGZ-C excl.BH incl.DB V350Per dag VPT 5GGZ-C excl.BH excl.DB Z041Per dag ZZP 4VV excl.BH incl.DB Z051Per dag ZZP 5VV excl.BH incl.DB Z053Per dag ZZP 5VV incl.BH incl.DB Z073Per dag ZZP 7VV incl.BH incl.DB Z243Per dag ZZP 4GGZ-B incl.BH incl.DB Z310Per dag ZZP 1GGZ-C excl.BH excl.DB Z311Per dag ZZP 1GGZ-C excl.BH incl.DB Z320Per dag ZZP 2GGZ-C excl.BH excl.DB Z321Per dag ZZP 2GGZ-C excl.BH incl.DB Z330Per dag ZZP 3GGZ-C excl.BH excl.DB Z331Per dag ZZP 3GGZ-C excl.BH incl.DB Z340Per dag ZZP 4GGZ-C excl.BH excl.DB Z341Per dag ZZP 4GGZ-C excl.BH incl.DB Z350Per dag ZZP 5GGZ-C excl.BH excl.DB Z351Per dag ZZP 5GGZ-C excl.BH incl.DB Z360Per dag ZZP 6GGZ-C excl.BH excl.DB
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
210Begeleiding 210Begeleiding 200Begeleiding 210Begeleiding 210Begeleiding
groep groep groep groep groep
Wmo Wmo Wmo Wmo Wmo
Module gedrag Module gedrag Module gedrag Module gedrag
230Opslag vervoer bij begeleiding groep (heen- & terugreis) 230Opslag vervoer bij begeleiding groep (heen- & terugreis) 200Begeleiding groep Wmo 210Begeleiding groep Wmo Module gedrag 200Begeleiding groep Wmo 200Begeleiding groep Wmo 230Opslag vervoer bij begeleiding groep (heen- & terugreis) 200Begeleiding groep Wmo nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente 230Opslag vervoer bij begeleiding groep (heen- & terugreis) nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente
Onderdeel 5 WMO-beleid
36
Z361Per dag ZZP 6GGZ-C excl.BH incl.DB Z424ZZP 2VG (excl.DB) Z430Per dag ZZP 3VG excl.BH excl.DB Z440Per dag ZZP 4VG excl.BH excl.DB Z442Per dag ZZP 4VG incl.BH excl.DB Z443Per dag ZZP 4VG incl.BH incl.DB Z462Per dag ZZP 6VG incl.BH excl.DB Z463Per dag ZZP 6VG incl.BH incl.DB Z491Per dag ZZP crisisopvang VG met beh. Z513Per dag ZZP 1LVG incl.BH incl.DB Z523Per dag ZZP 2LVG incl.BH incl.DB Z885Opslag kapitaallasten 3 GGZ-B en C Z886Opslag kapitaallasten 4 GGZ-B en C Z887Opslag kapitaallasten 5 GGZ-B en C Z895Opslag inventaris 3 GGZ-B en C Z896Opslag inventaris 4 GGZ-B en C Z897Opslag inventaris 5 GGZ-B en C Z902Vervoer dagbesteding GGZ Z903Vervoer dagbesteding GHZ Z934Per dag opslag kapitaallasten 2GGZ-C Z935Per dag opslag kapitaallasten 3GGZ-C Z936Per dag opslag kapitaallasten 4GGZ-C Z937Per dag opslag kapitaallasten 5GGZ-C Z955Per dag vervoer dagact. ZZP VG licht Z956Per dag verv. dagact. ZZP VG midden/zw. Z960Per dag vervoer dagact. GGZ Z964Per dag vervoer dagact. LG Z966Per dag vervoer dagact. GGZ Z980Toeslag woonzorg GHZ jong volwassen Z992Per dag ZZP GGZ verblijfscomponent Z993Per dag ZZP VG&LG verblijfscomponent Z994Per dag ZZP ZG verblijfscomponent Z996Verblijfscomponent kortdurend verblijf V&V
nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente nvt, centrumgemeente 400Kortdurend verblijf Wmo 2015 400Kortdurend verblijf Wmo 2015 400Kortdurend verblijf Wmo 2015 400Kortdurend verblijf Wmo 2015
Tabel 1: van elke nza code de nieuwe productdefinitie
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
37
Bijlage 4
Lijst met afkortingen
ADL ALV AMK AMHK AMW Awb AWBZ BA CAK CER CJG CVZ Fte GGZ HH IPA MDV MO NOG NZA PGB POH RAI RNV SVB SZW VNG VWS Wlz Wmo Wsw Wtcg Wvg Wwb ZIN Zvw ZZP
Activiteiten dagelijks leven Algemene ledenvergadering Advies-en Meldpunt Kindermishandeling Advies-en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling Algemeen Maatschappelijk Werk Algemene wet bestuursrecht Algemene wet bijzondere ziektekosten Bestuurlijke afspraken Centraal Administratie Kantoor (Regeling) Compensatie eigen risico zorgkosten Centrum voor Jeugd en Gezin College voor zorgverzekeringen Full-time equivalent (formatieplaats) Geestelijke gezondheidszorg Hulp bij het huishouden Impact op Participatie en Autonomie Maatschappelijke Dienstverlening Veluwe Maatschappelijke Ondersteuning (Veiligheidsregio) Noord Oost Gelderland Nederlandse Zorg Autoriteit Persoonsgebonden budget Praktijkondersteuner huisarts Regeling Aanvullende Inkomensondersteuning Regio Noord Veluwe Sociale Verzekeringsbank (Ministerie van) Sociale Zaken en Werkgelegenheid Vereniging Nederlandse Gemeenten (Ministerie van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport Wet langdurige zorg Wet maatschappelijke ondersteuning Wet sociale werkvoorziening Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (voormalige) Wet voorzieningen gehandicapten Wet werk en bijstand Zorg in natura Zorgverzekeringswet Zorg zwaarte pakket
Beleidsplan sociaal domein 2015-2018
Onderdeel 5 WMO-beleid
38