Sociaal Domein - Beleidsplan Wmo
actief en betrokken
dewolden.nl
Pagina 2 van 30
Inhoudsopgave Inleiding
3
1. De nieuwe Wmo
5
2. Bevorderen van sociale samenhang en ondersteunen van mantelzorgers en vrijwiligers
8
3. Bevorderen van toegankelijkheid en algemene voorzieningen
10
4. Preventie en vroegsignalering
14
5. Maatwerkvoorzieningen
17
6. Beschermd wonen en opvang en bestrijding huiselijk geweld
22
7. Randvoorwaarden
25
Bijlage: Lijst met afkortingen
30
Pagina 3 van 30
Inleiding Algemeen Na vaststelling op 28 april 2014 door de Tweede Kamer heeft de Eerste kamer op 8 juli 2014 besloten in te stemmen met de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015). Dat betekent dat het definitief is dat de wet op 1 januari 2015 in werking treedt. De nieuwe Wmo formuleert een aantal opdrachten aan de gemeente. Één van die opdrachten is het op- en vaststellen van een beleidsplan. In artikel 2.1.2 van de nieuwe Wmo is opgenomen dat de gemeenteraad periodiek een plan vaststelt met betrekking tot het door het gemeentebestuur te voeren beleid met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning. Het beleidsplan moet voor 1 november 2014 door de gemeenteraad worden vastgesteld. Van transitie naar transformatie Het zoeken naar een nieuwe balans in het sociale domein vraagt om ‘anders denken en anders doen’. Aan dat transformatieproces moet in gezamenlijkheid invulling worden gegeven met betrokkenheid, inzet en draagvlak als belangrijke basiselementen. Het transformatieproces vraagt tijd en reikt veel verder dan 1 januari 2015. Op die datum moeten we echter wel klaar zijn om onze nieuwe wettelijke taken en verantwoordelijkheden goed uit te voeren. Het transitieproces dat dus op 1 januari 2015 klaar moet zijn, dient er toe te leiden dat voor kwetsbare inwoners die afhankelijk zijn van maatschappelijke dienstverlening, de ondersteuning wordt voorgezet. Uitgangspunt is wel dat waar we op de korte termijn zaken moeten regelen (transitie), we dat zo gaan doen dat dat het proces op de langere termijn (transformatie) niet nadelig beïnvloedt. Ook de late besluitvorming door de rijksoverheid in relatie tot de invoerdatum van 1 januari 2015 maakt het noodzakelijk om eerst aan het transitieproces goede invulling te geven. Visie en beleidskaders Na de visie op het ‘Sociale Domein’ (2013) en de ‘Zorgvisie’ (2013) is de kadernota ‘Het sociale domein is onze gezamenlijke zorg!’ opgesteld en door de gemeenteraad op 14 februari 2014 vastgesteld. In die kadernota is de visie nader uitgewerkt en zijn beleidskaders geformuleerd. Deze kaders vormen de basis voor het vervolgproces dat moet leiden tot praktische uitvoering van de nieuwe taken. Wmo-beleidsplan 2015-2018 Voor u ligt het Wmo-beleidsplan 2015-2018 voor de gemeente De Wolden. Dit beleidsplan is een verdere uitwerking van de wettelijke opdracht, de visie op het sociale domein en de kader nota Sociaal Domein. Het beleidsplan op haar beurt wordt weer nader uitgewerkt in de gemeentelijke verordening en in uitvoeringsplannen/beleidsregels. De wet benoemt de beleidsterreinen die in het plan moeten worden beschreven. Dit beleidplan sluit daarop aan. Hoofdstuk 1 gaat in op de hoofdlijnen van de nieuwe Wmo. Hoofdstuk 2 gaat over het bevorderen van de sociale samenhang en het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. Hoofdstuk 3 is gewijd aan het bevorderen van de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking en op het realiseren van algemene voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning. Hoofdstuk 4 beschrijft wat er van ons wordt verwacht en wat we gaan doen om vragen om ondersteuning te voorkomen en op tijd te signaleren. Hoofdstuk 5 gaat in op de individuele maatwerkvoorzieningen waar inwoners een beroep op kunnen doen. In hoofdstuk 6 beschrijven we het vangnet aan ondersteuning: beschermd wonen, maatschappelijke opvang en vrouwenopvang. Hoofdstuk 7 tenslotte gaat in op een aantal randvoorwaarden die de wet stelt aan het beleid en de uitvoering op alle
Pagina 4 van 30
beleidsterreinen. Het gaat dan om zaken als eigen bijdragen, financiële tegemoetkomingen, kwaliteit, toezicht, klachtenregeling etc. De verschillende hoofdstukken hebben een vergelijkbare opbouw, te weten: • Een beschrijving van de bedoeling van de wetgever: wat wil de wetgever, wat moet de gemeente doen en welke ruimte krijgt de gemeente daarvoor. • Wat is er al: wat hebben we al geregeld, welke voorzieningen hebben we al? • Wat mist er en wat kan beter? • Welke doelen stellen we ons? Deze doelen vloeien voort uit de reeds gestelde beleidskaders en de wettelijke taken. • Wat gaan we doen en wanneer om onze doelen te realiseren? Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een opsomming van beleidsvoorstellen die voortvloeien uit de gestelde doelen en de analyse van de huidige situatie (wat is er, wat mist er en wat kan beter?). Naar integraal beleid en beleidsplan In het huidige Wmo-beleidsplan is ook volksgezondheid geïntegreerd. De uitgangspunten en acties op dat beleidsterrein blijven van kracht. Met het voorliggende Wmo-beleidsplan voldoen we aan de wettelijke opdracht. In de Kadernota Sociaal Domein is aangegeven dat het streven is om zoveel mogelijk verbinding te maken tussen de decentralisaties om integraal werken en ontschotting te borgen. En dat we de ondersteuning van onze kwetsbare inwoner benaderen vanuit diens vraag en leefomgeving. Dit betekent dat de oplossingen niet vanuit de verschillende kolommen maar vanuit de vraag van onze inwoner moet worden georganiseerd In de transformatieperiode die in het najaar 2014 van start gaat, gaan we nadrukkelijk (ook) op zoek naar de integrale samenhang tussen diverse beleidsterreinen, zoals jeugd, participatie, sport, volksgezondheid en onderwijs. De stip aan de horizon kan zijn 1 beleidsplan Sociaal Domein.
Pagina 5 van 30
1.
De nieuwe Wmo
Bedoeling van de wetgever Het kabinet wil de ondersteuning en langdurige zorg vanaf 2015 anders organiseren. De bedoeling is dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen. Centraal staan de behoeften en eigen mogelijkheden van mensen. Daarna komt hulp van familie of anderen in de directe omgeving. Als de grenzen zijn bereikt van de eigen mogelijkheden en die van de sociale omgeving komt de gemeente in beeld. Zij kan zo nodig ondersteuning bieden in de vorm van algemene voorzieningen en als dat onvoldoende is met maatwerkvoorzieningen. Bijvoorbeeld begeleiding, participatie of huishoudelijke ondersteuning. Voor medische zorg thuis moeten mensen niet naar de gemeente maar naar hun zorgverzekeraar, bijvoorbeeld voor verpleegkundige zorg. De gemeente is ook niet verantwoordelijk voor zware 24 uurs-zorg in een instelling. Daarvoor moeten mensen in de toekomst een beroep doen op de Wet langdurige zorg (Wlz). Dit is de opvolger van de huidige Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Gemeenten worden met de nieuwe Wmo verantwoordelijk voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van mensen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen. Die ondersteuning moet erop gericht zijn dat mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven. Voor mensen met psychische of psychosociale problemen of voor mensen die als gevolg van huiselijk geweld de thuissituatie hebben verlaten, moeten gemeenten voorzien in de behoefte aan beschermd wonen en opvang. De gemeente is verplicht om bij een aanvraag voor maatschappelijke ondersteuning een gedegen onderzoek uit te voeren naar de ondersteuningsbehoeften van mensen. Van gemeenten wordt verwacht dat zij dit onderzoek uitvoeren in goede samenspraak met de mensen om wie het gaat en dat zij samen met betrokkenen komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening. In het onderzoek moeten eigen kracht, eigen verantwoordelijkheid en de mogelijkheden van de sociale omgeving worden betrokken en meegewogen. Verder is het essentieel dat de hulpvraag integraal en domein overstijgend wordt behandeld en beoordeeld. Bestaand aanbod, behoeften en kansen Wat is er al? De huidige Wmo is ook gericht op het bieden van passende ondersteuning aan mensen die verminderd zelfredzaam zijn en problemen hebben met maatschappelijke participatie. Om de ondersteunings-behoefte te bepalen volgt ook nu op een melding een gedegen onderzoek door een Wmo-consulent. Daarbij wordt ook nu samen met de cliënt gekeken naar de eigen kracht, de eigen verantwoordelijkheid en de mogelijkheden van de sociale omgeving. We noemen dat het “keukentafelgesprek”. Wat mist er en wat kan beter? In 2015 krijgt de gemeente te maken met nieuwe ondersteuningsvragen van mensen die tot die tijd zorg ontvingen op grond van de AWBZ. Het gaat – op basis van de gegevens per 1 juli 2014 - om de volgende cliënten: ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (43 personen) volwassenen met psychiatrische problematiek (135 personen) volwassenen met een verstandelijke beperking (109 personen) volwassenen met een zintuiglijke beperking (9 personen) volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (48 personen) Het betreft mensen van 18 jaar en ouder met lichte maar soms ook ernstige beperkingen of complexe hulpvragen. Deze volwassenen hadden binnen de AWBZ recht op begeleiding aan huis, dagbesteding, vervoer van en naar de dagbesteding, kortdurend verblijf (respijtzorg), niet medische persoonlijke verzorging, beschermd wonen met begeleiding en/of gebruik van de laagdrempelige inloopvoorziening voor GGZ-cliënten. Deze mensen en anderen konden daarnaast gebruik maken van de door het Rijk (en
Pagina 6 van 30
soms door de provincies ) gefinancierde cliëntondersteuning van de MEE-organisaties, 7x24 uur telefonische hulpdiensten en doventolken. Daarnaast konden deze en andere chronisch zieken en gehandicapten een beroep doen op landelijke regelingen voor tegemoetkomingen in de ziektekosten. Al deze rechten komen onder de nieuwe Wmo te vervallen, al dan niet na een overgangsperiode. De gemeente moet daarvoor in de plaats indien nodig een maatwerkvoorziening aanbieden. Deze verplichting vervangt de compensatieplicht in de huidige Wmo. Begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf voor jeugd tot 18 jaar wordt met ingang van 2015 niet gedecentraliseerd van de AWBZ naar de Wmo maar naar de Jeugdwet. De bedragen die het Rijk nu uitgeeft voor de functies die naar de gemeenten worden gedecentraliseerd, worden toegevoegd aan een deelfonds sociaal domein van het Gemeentefonds. Voor De Wolden gaat het in 2015 om een toevoeging van €3,2 miljoen. De budgetten voor de nieuwe taken worden verdeeld over de gemeenten op grond van historische uitgaven. Dit betekent dat er wordt gekeken naar de feitelijk uitgaven per gemeente. Het Rijk wil toe naar een verdeelmodel op grond van objectieve criteria met ingang van 2016. Helaas worden de budgetten niet 1-op-1 toegevoegd aan het deelfonds, maar is er op onderdelen sprake van een bezuiniging, al dan niet gefaseerd. Ook op het bestaande Wmo-budget wordt door het Rijk bezuinigd. Op macroniveau gaat het vooral om de volgende bezuinigingen: Begeleiding, dagbesteding en kortdurend verblijf oplopend van 6% in 2015 naar 11% in 2016 tot uiteindelijk 20% vanaf 2017. Persoonlijke verzorging Wmo 15% structureel vanaf 2015. Huishoudelijke hulp 40%. Deze korting wordt opgebouwd in twee jaren. In 2015 € 465 miljoen en vanaf 2016 structureel € 610 miljoen op macroniveau. De gemeenten moeten ook de beheerskosten dekken uit de storting in het deelfonds. Wel is aan het budget van de gemeenten landelijk € 42 miljoen toegevoegd voor toenemende beheerskosten. Wat de exacte bezuinigingspercentages zijn voor de gemeenten De Wolden is nog niet helemaal duidelijk. Doelen en uitgangspunten Onze centrale uitgangspunten en doelen op het sociale domein zijn al beschreven en vastgelegd in de visie op het sociale domein, de Kadernota Sociaal Domein en het collegeprogramma 2014-2018. Ten aanzien van maatschappelijke ondersteuning zijn al de volgende uitgangspunten vastgesteld: 1. Bij alle vormen van ondersteuning (zorg, welzijn, inkomen) staat actieve deelname aan de samenleving op eigen kracht voorop. 2. Mensen zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor hun gezondheid, hun deelname aan de samenleving en het organiseren van hulp en ondersteuning als ze dat nodig hebben. 3. Vanuit het basisprincipe van samenredzaamheid kijken we eerst wat de mensen zelf en hun omgeving kunnen organiseren. We geven ruimte aan het zelfoplossend vermogen van individuen en de samenleving. Inwoners die het initiatief nemen om kwetsbare mede-inwoners bij te staan kunnen rekenen op steun van de gemeente. 4. Inwoners hebben zelf de regie over hun leven, inclusief keuzevrijheid ten aanzien van de hulp die men ontvangt. Voorwaarde daarbij is dat mensen in staat zijn om zelf verantwoorde keuzes te maken. 5. We focussen op kwetsbare inwoners. 6. We richten ons op preventie en vroegsignalering. 7. We richten ons op het zo goed en zo snel mogelijk herstellen van de zelfregie van kwetsbare inwoners.
Pagina 7 van 30
8. 9. 10. 11.
12.
13.
14. 15.
We zetten in op het opbouwen of versterken van de sociale netwerken van kwetsbare inwoners. We werken vraaggericht en kijken daarbij ook naar de omgeving van de cliënt. We werken vanuit het principe: 1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur. Nieuwe, gedecentraliseerde taken en verantwoordelijkheden op grond van de Jeugdwet, de Wmo en de Participatiewet, voeren we in beginsel uit met de budgetten die het rijk daarvoor beschikbaar stelt De transities Jeugdwet, Wmo en Participatiewet zijn complex en omvangrijk. In de sturing, bekostiging en inkoop gaan we daarom uit van een ontwikkel- en groeimodel. We zetten tijdens de transitie eerst in op het doorgaan van de zorg die wordt geboden aan de mensen die daarop aangewezen zijn. Continuïteit van ondersteuning garanderen we op grond van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen. Voor samenwerking met andere gemeenten geldt als uitgangspunt: “lokaal waar het kan en regionaal waar nodig”. De gemeente is – in ieder geval de eerste jaren - aan het stuur.
Op basis van de nieuwe Wmo en de geformuleerde uitgangspunten komen we tot de volgende centrale doelen voor maatschappelijke ondersteuning: 1. Stimuleren dat inwoners zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen, eigen regie blijven voeren en optimaal participeren in de samenleving. 2. Stimuleren van samenredzaamheid, dat wil zeggen dat inwoners en de samenleving zelf oplossingen vinden voor maatschappelijke vragen. 3. Het realiseren van een degelijk sociaal vangnet dichtbij en op maat voor kwetsbare inwoners die het op eigen kracht en met hulp van hun sociale omgeving niet redden. Om te komen tot een zo integraal mogelijke dienstverlening is het belangrijk om samen te werken met zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Dit zijn veelal nieuwe partners voor de gemeente. Ons streven is om met hen, met cliënten(vertegenwoordigers) en andere maatschappelijke organisaties te werken aan nieuwe vormen van preventie, integrale zorg en ondersteuning. Ten minste jaarlijks legt het college van burgemeester en wethouders, conform de wet, verantwoording af over de uitvoering van het beleid met betrekking tot zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang. De jaarlijkse verantwoording wordt gedeeld met de Wmo-raad.
Pagina 8 van 30
2.
Bevorderen van sociale samenhang en ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers
Bedoeling van de wetgever De verplichting in de Wmo om de sociale samenhang te bevorderen heeft vooral betrekking op het stimuleren van sociale netwerken en naoberhulp. Dit draagt bij aan het voorkomen en het beperken van professionele ondersteuning. Deze verplichting hangt nauw samen met een andere taak in de Wmo, namelijk om mantelzorgers en vrijwilligers te ondersteunen. Immers: bij beide taken gaat het om het stimuleren en ondersteunen van de zelfredzaamheid van de samenleving zelf. Met “vrijwilligers” bedoelt de Wmo vooral vrijwilligers die ondersteuning bieden aan mensen die hulp nodig hebben en hun naasten. Gemeenten moeten niet alleen algemene maatregelen treffen om mantelzorgers te ondersteunen, maar zijn ook verplicht jaarlijks een blijk van waardering te geven aan mantelzorgers. De blijk van waardering kan bestaan uit een geldbedrag maar ook uit een waardering in natura. Hiertoe wordt het budget dat tot 2015 werd besteed aan de regeling mantelzorgcompliment toegevoegd aan het Gemeentefonds. De regeling mantelzorgcompliment komt in 2015 te vervallen en houdt in dat mensen die extramurale AWBZ-zorg ontvangen voor 1 mantelzorger bij de Sociale Verzekeringsbank een bedrag kunnen aanvragen van ca. € 200 per jaar. Deze gelden worden overgeheveld naar het Gemeentefonds. Voor De Wolden betekent dat een extra bijdrage van ca. € 58.000 in 2015 en ca. € 84.000 vanaf 2016. In het keukentafelgesprek moet integraal worden gekeken naar de behoeften en (on)mogelijkheden van zowel de cliënt als de mantelzorger. Om overbelasting te voorkomen moet de mantelzorger op maat worden ondersteund. Hierom en omdat mantelzorgers vaak het beste weten wat de werkelijke behoefte is van een cliënt is het gewenst zo mogelijk de mantelzorger uit te nodigen aan tafel. Mantelzorgers kunnen worden ondersteund door te kijken of anderen in het sociale netwerk wat kunnen doen, door het inzetten van vrijwilligers of door het bieden van respijtzorg. Met respijtzorg wordt bedoeld het tijdelijk overnemen van de totale zorg ter ontlasting van de mantelzorger door beroepskrachten of vrijwilligers in de vorm van thuisopvang, dagopvang, kortdurende opname enz. Ook de respijtzorg binnen de AWBZ wordt per 1 januari 2015 gedecentraliseerd naar de nieuwe Wmo. Die respijtzorg bestaat uit de huidige AWBZ-functie Kortdurend Verblijf. Mensen met een beperking of een handicap die thuis wonen en permanent toezicht nodig hebben, kunnen met een indicatie voor Kortdurend Verblijf maximaal drie etmalen per week ergens anders logeren, zodat hun mantelzorgers vrijaf krijgen. Bestaand aanbod, behoeften en kansen Wat is er al? In De Wolden wordt via Stichting Welzijn De Wolden (SWDW) professionele en vrijwillige mantelzorgondersteuning geboden. De ondersteuning bestaat uit emotionele ondersteuning, praktische hulp bij regelzaken en informatie over mantelzorg, ziektebeelden, vrijwilligerszorg etc. Ook kunnen mantelzorgers bij SWDW terecht voor respijtzorg. Verder wordt aandacht gevraagd voor het herkennen en erkennen van mantelzorgers via lezingen etc. We waarderen mantelzorg nu vooral door het subsidiëren van het ondersteuningsaanbod en door het subsidiëren van de jaarlijkse Dag van de Mantelzorg; een verwendag voor plaatselijke mantelzorgers. Ook stimuleren we initiatieven uit de samenleving die zich richten op het ondersteunen van inwoners. Daarvoor hebben we een subsidiebudget. Vrijwilligersorganisaties die thuishulp verlenen kunnen zonder bureaucratische rompslomp een tegemoetkoming krijgen in de kosten van het vrijwilligerswerk. SWDW heeft ook de opdracht om op buurten dorpsniveau netwerken tot stand te brengen van inwoners die praktische hulp en ondersteuning bieden aan hun buurt- en dorpsgenoten.
Pagina 9 van 30
Wat mist er en wat kan beter? Met de nieuwe Wmo neemt het beroep op mantelzorgers en vrijwilligers fors toe. Van de 1,7 miljoen mantelzorgers in Nederland die zorgen voor iemand met ernstige beperkingen heeft één op de vier behoefte aan respijtzorg. Het daadwerkelijk gebruik blijft daarbij ver achter. Mantelzorgers kennen de mogelijkheden niet, zien op tegen het regelen, vinden het moeilijk de zorg uit handen te geven of kunnen geen passend zorgaanbod vinden. Het is daarom onduidelijk of het bestaande aanbod aan mantelzorgondersteuning en vrijwillige thuishulp, inclusief respijtzorg, voldoende bekend is en voorziet in de behoefte van cliënten en hun mantelzorgers. Ook is niet bekend hoe de gemeente het aanbod verder kan versterken. Tevens is de vraag welke vorm van waardering het meest tegemoet komt aan de behoefte van mantelzorgers. Doelen We stellen ons ten doel om de zelfredzaamheid van de samenleving zoveel mogelijk te stimuleren en te ondersteunen. Dat willen we realiseren door: 1. Stimuleren dat kwetsbare inwoners hun sociale netwerk behouden en uitbreiden. 2. Het bieden van mantelzorgondersteuning inclusief respijtzorg. 3. Het breed onder de aandacht brengen van de mogelijkheden van respijtzorg. 4. Het verbinden van informele hulp en professionele ondersteuning. 5. Het stimuleren van vormen van naoberhulp. 6. Het bevorderen en ondersteunen van vrijwillige thuishulp. 7. Het jaarlijks aanbieden van een blijk van waardering aan mantelzorgers. Wat gaan we doen en wanneer? De gemeenten doen al het nodige om deze doelen te realiseren, maar de vraag blijft of we niet meer kunnen doen. Het bestaande gemeentelijke beleid op het gebied van mantelzorgondersteuning en vrijwillige thuishulp (informele zorg) moet daarom worden geëvalueerd en geactualiseerd. Vervolgens moet die evaluatie worden omgezet in concrete beleidsvoorstellen in 2015.
Beleidsvoorstellen: 1. In 2015 starten met een actualisatie en evaluatie van het bestaande gemeentelijke beleid op het gebied van mantelzorgondersteuning en vrijwillige thuishulp (informele zorg) en aanvullen met mantelzorgwaardering. Dit, gebaseerd op een verkenning van de behoeften bij mantelzorgers en maatschappelijk organisaties en samen met vertegenwoordigers van mantelzorgers en maatschappelijke organisaties. 2. De extra rijksbijdrage voor de waardering van mantelzorgers reserveren voor de beleidsvoorstellen die voortkomen uit de actualisering en aanvulling van het gemeentelijk beleid op het gebied van de informele zorg.
Pagina 10 van 30
3.
Bevorderen van toegankelijkheid en algemene voorzieningen
Bedoeling van de wetgever Het doel is dat mensen met beperkingen vanzelfsprekend op een gelijkwaardige manier kunnen deelnemen aan alle aspecten van het maatschappelijke leven (zogenaamd ‘inclusief beleid’). Gemeenten hebben de opdracht om voor mensen met een beperking de toegankelijkheid te bevorderen van voorzieningen, diensten en ruimten. Vanuit het oogpunt van zo normaal mogelijk deelnemen aan de samenleving zijn algemene voorzieningen te prefereren boven individuele diensten voor kwetsbare inwoners. Gemeenten zijn verplicht om aan te geven welke algemene voorzieningen ze bieden aan mensen die maatschappelijke ondersteuning nodig hebben. Er wordt gesproken van een algemene voorziening als het zonder indicatie toegankelijk is. Wel kan de voorziening bestemd zijn voor een specifieke doelgroep, maar leden van die doelgroep kunnen er meestal direct gebruik van maken. De gemeente is in het algemeen vrij in de keuze welke ondersteuning ze aanbiedt in de vorm van een algemene voorziening. Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn (bepaalde soorten) ondersteuning in het huishouden, klussendienst, maaltijdvoorziening, sociaal culturele voorzieningen, etc. Als een algemene voorziening niet genoeg past bij de ondersteuningsvraag van een cliënt moet een maatwerkvoorziening worden geboden. De Wmo verplicht de gemeente om in ieder geval te voorzien in de volgende algemene voorzieningen: 1. cliёntondersteuning; 2. op ieder moment van de dag telefonisch of elektronisch anoniem een luisterend oor en advies; 3. steunpunt huiselijk geweld (zie hoofdstuk 6). Cliënten die maatschappelijke ondersteuning nodig hebben of problemen hebben op andere terreinen binnen het sociale domein, bijvoorbeeld op het gebied van wonen, onderwijs of schuldenproblematiek, moeten kosteloos gebruik kunnen maken van cliëntondersteuning. Bij cliëntondersteuning gaat het om informatie, advies en algemene kortdurende ondersteuning ten aanzien van de voorzieningen van de gemeente en aanpalende domeinen zoals zorg, wonen en onderwijs. Cliëntondersteuning speelt vooral bij cliënten die niet goed in staat zijn zelf regie over het eigen leven te voeren, hun hulpvraag te verwoorden, de mogelijkheden van hun eigen sociale netwerk in kaart te brengen en keuzes te maken. Het is gericht op zowel kwetsbare burgers als het netwerk en moet preventief werken en onnodig beroep op dure voorzieningen voorkomen. Cliëntondersteuning dient onafhankelijk te zijn, dat wil zeggen dat het belang van de cliënt uitgangspunt is voor de cliëntondersteuning. De persoon die cliëntondersteuning levert kan niet dezelfde persoon zijn als die het besluit neemt over het toekennen van een maatwerkvoorziening. De onafhankelijkheid van de cliëntondersteuner moet verder worden gewaarborgd door het regelen van professionele autonomie van de cliëntondersteuner, vergelijkbaar met functionarissen in de positie van sociale raadslieden, maatschappelijk werkers en ouderenadviseurs. Indien de cliënt twijfelt aan de objectiviteit van de cliëntondersteuner, mag de cliënt de gemeente daarop wijzen en vragen om een andere ondersteuner. Onder deze voorwaarden kunnen cliëntondersteuners deel uitmaken van een sociaal team en kan cliëntondersteuning zowel door de gemeente als door een derde partij worden uitgevoerd. Cliëntondersteuning op zichzelf kan al een belangrijke bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid en participatie van mensen. De Awbz-gelden voor cliëntondersteuning worden per 2015 onderdeel van het sociaal deelfonds van het gemeentefonds en daarbinnen vrij besteedbaar.
Pagina 11 van 30
De verplichte anonieme 7x24-uurs hulp op afstand is bestemd voor mensen die te maken hebben met eenzaamheid, psychosociale problemen, gezondheidsproblemen, relatieproblemen of een ingrijpende gebeurtenis in hun leven en die niet terecht kunnen of willen bij de reguliere hulpverlening. Vaak is het bieden van een geduldig ‘luisterend oor’ voldoende, maar de dienst kan ook bestaan uit het verstrekken van informatie en advies, het helpen bij het formuleren van een hulpvraag en het doorverwijzen naar professionele hulp of zorg. Het aanbod lijkt sterk op dat van de Kindertelefoon, waarvoor in het kader van de Jeugdwet een financiële en bestuurlijke verantwoordelijkheid bij gemeenten is gelegd. Gemeenten zijn vrij in hoe zij de anonieme 7x24-uurs hulp op afstand inrichten. Deze dienstverlening wordt tot 2015 gefinancierd door de provincies, G4-steden en VWS. Vooralsnog stelt het Rijk geen budget ter beschikking aan gemeenten voor de uitvoering van deze nieuwe taak. Bestaand aanbod, behoeften en kansen Wat is er al? De gemeente zorgt al voor een goede toegankelijkheid van de fysieke omgeving voor mensen met een beperking. Denk daarbij aan op- en afritjes voor rolstoelen van het trottoir, blindegeleidestroken of aangepaste bushaltes. Er zijn al veel vervoersvoorzieningen voor mensen met een beperking: AWBZ- en WSWvervoer, leerlingenvervoer, Wmo-vervoer/regiotaxi, Valys, regulier openbaar vervoer en vrijwillig georganiseerd vervoer. Gemeenten worden ook meegenomen bij de ontwikkelingen van het openbaar vervoer. Ook ten aanzien van algemene voorzieningen voor ondersteuningsvragen hoeven we niet bij nul te beginnen. Ook voor onderdelen van de huidige AWBZ-begeleiding bestaan al algemene voorzieningen. Zo wordt bijvoorbeeld begeleiding bij de thuisadministratie geboden door Humanitas en vanuit de kerken, en dagontmoeting voor ouderen die dagstructuur nodig hebben. Vanuit de kerken zijn ook vrijwilligers actief en nemen deel aan samenwerking met andere instellingen, zoals bijvoorbeeld Humanitas. De AWBZ-gelden voor cliëntondersteuning gaan thans naar de MEE-organisaties. In De Wolden levert MEE-Drenthe cliëntondersteuning voor mensen met een verstandelijke, lichamelijke en/of zintuiglijke beperking of chronische aandoening. Het accent van de dienstverlening van MEE ligt op informatie en advies. MEE is niet exclusief als het gaat om cliëntondersteuning. Cliëntondersteuning wordt ook geboden door zorgaanbieders, patiëntenverenigingen, de SWDW, het Wmo-loket, organisaties voor vrijwillige thuishulp e.d. Anonieme 7x24-uurs hulp op afstand wordt thans geboden door Sensoor (voorheen SOS telefonische hulpdienst). Sensoor is een landelijk organisatie met meerdere vestigingen waaronder 1 voor Groningen en Drenthe. Bij Sensoor bieden getrainde vrijwilligers hulp per telefoon, chat en e-mail. De 7x24-uurs hulp op afstand die Sensoor levert kost minimaal 26 cent per inwoner. Dat betekent voor De Wolden ruim € 6.200. Er zijn ook andere 7x24-uurs bereikbaarheidsdiensten voor specifieke vragen en doelgroepen. Ook zijn er telefonische hulpdiensten voor specifieke doelgroepen die beperkter bereikbaar zijn. Zo heeft het maatschappelijk werk een 7x24 uur bereikbaarheidsdienst. Via een meldkamer kunnen cliënten en verwijzers dag en nacht een hulpverlener bereiken als een crisissituatie zich voordoet. Telefonische hulpdiensten die niet 7x24 uur bereikbaar zijn bijvoorbeeld de kindertelefoon, Tegen Haar Wil, Korrelatie e.d. Wat mist er en wat kan beter? Uit een analyse van de vervoersstromen blijkt dat het vervoer van mensen met een beperking efficiënter kan worden georganiseerd. Zo is er sprake van vervoer naar
Pagina 12 van 30
locaties buiten de gemeente terwijl er binnen de gemeente ook aanbod is en is sprake van overlap tussen en binnen de verschillende vervoersstromen. De zorgaanbieders in Hoogeveen en De Wolden gaven in een bijeenkomst aan dat het denkbaar is om onderdelen van de begeleiding goedkoper te organiseren in een algemene voorziening. Gedacht kan worden aan begeleiding van cliënten bij het op orde krijgen en houden van de privé-administratie. Door aanbieders is geopperd om als algemene voorziening leun- en steunpunten te organiseren met vrijwilligers die hulp bieden bij administratieve huishoudelijke taken of hulp bij het invullen van formulieren. Verder schatten aanbieders in dat zorgkosten voorkomen kunnen worden als meer gebruik wordt gemaakt van laagdrempelige dagbesteding en welzijnsactiviteiten en vooral door ouderen. Algemeen toegankelijke activiteiten in de buurt leiden af van de zorgbehoefte, dragen bij aan het welbevinden, bevorderen het sociale netwerk en voorkomen overbelasting van de mantelzorger. Op dit moment hebben we onvoldoende zicht op de behoefte bij onze inwoners aan cliëntondersteuning. Ook is niet inzichtelijk welke andere organisaties allemaal in staat zijn cliëntondersteuning en anonieme 7x24-uurs hulp op afstand te verlenen en onder welke condities. Op het gebied van cliëntondersteuning lijkt het niet zozeer de vraag wat er mist in het aanbod, als wel hoe het aanbod kan worden gestroomlijnd. Bij 7x24-uurs hulp op afstand is de vraag of een combinatie met andere bereikbaarheidsdiensten efficiencywinst kan opleveren. Doelen 1. Mensen met beperkingen kunnen vanzelfsprekend op een gelijkwaardige manier deelnemen aan alle aspecten van het maatschappelijke leven (zogenaamd ‘inclusief beleid’). Dat willen we realiseren door: a. De toegankelijkheid te stimuleren van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking. Daarbij laten we ons adviseren door een door de Wmo-Raad erkend gremium van ervaringsdeskundigen. b. Mensen met een beperking in staat te stellen zich te verplaatsen met een vervoerssysteem dat passend en toekomstbestendig is. Toekomstbestendig wil zeggen kostenefficiënt. c. Maatschappelijke ondersteuning zo veel mogelijk te bieden in de vorm van algemene voorzieningen die aansluiten op wat inwoners zelf kunnen en willen. 2. Kosteloos informatie, advies of algemene kortdurende ondersteuning bieden aan inwoners waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is (cliëntondersteuning). 3. Anonieme 7x24-uurs hulp op afstand bieden aan inwoners die te maken hebben met eenzaamheid, psychosociale problemen, gezondheidsproblemen, relatieproblemen of een ingrijpende gebeurtenis in hun leven en die niet terecht kunnen of willen bij de reguliere hulpverlening. Wat gaan we doen en wanneer? Het veld van cliëntondersteuning en telefonische en elektronische hulpdiensten is dusdanig nieuw voor ons en complex dat het niet verstandig is om nu al definitieve keuzes te maken. In onze contacten met de nieuwe cliënten en met MEE Drenthe zal in 2015 blijken hoeveel behoefte er bestaat aan cliëntondersteuning zowel qua inhoud als qua vorm.
Pagina 13 van 30
Beleidsvoorstellen 1. In 2015 de huidige vervoersstromen zoveel mogelijk handhaven en starten met het verbinden van vervoersstromen al dan niet in de vorm van experimenten. 2. In 2016/2017 komen tot een efficiënter regionaal vervoerssysteem met de volgende kenmerken: a. Meer inzetten op de eigen kracht van cliënten, de sociale omgeving en het vrijwilligerswerk. Dit betekent een omslag van personenvervoer naar eigen vervoer. Vervoer wordt alleen nog als maatwerk aangeboden aan inwoners die niet over alternatieve vervoersmogelijkheden beschikken. b. Minder en kortere vervoersstromen. c. Meer gecombineerde vervoersstromen (doelgroepen samen vervoeren). d. Maatwerkvervoer waar dat nodig is. 3. Tot en met 2015 de mogelijkheden en wenselijkheid onderzoeken en eventueel in de praktijk ervaren (d.m.v. pilots) van nieuwe algemene voorzieningen die maatwerkvoorzieningen vervangen of voorkomen. Het gaat dan om: a. een leun- en steunpunt voor thuisadministratie e.d. b. laagdrempelige preventieve tijdbestedingsvormen. 4. Om de continuïteit van de cliëntondersteuning te borgen in 2015 (en mogelijk 2016) voor een belangrijk deel gebruik blijven maken van de inzet van MEE Drenthe. 5. Om de continuïteit van de anonieme 7x24-uurs hulp op afstand te waarborgen in 2015 gebruik maken van de diensten van Sensoor. 6. 2015 en mogelijk 2016 benutten om te bepalen hoe de cliëntondersteuning moet worden ingericht opdat het zo nauw mogelijk aansluit bij de behoefte van de cliënt en zo doelmatig mogelijk functioneert. Ten aanzien van de doelmatigheid kijken we vooral naar het stroomlijnen van het huidige versnipperde aanbod aan cliëntondersteuning. 7. 2015 benutten om te bepalen hoe de anonieme 7x24-uurs hulp op afstand moet worden ingericht opdat het zo nauw mogelijk aansluit bij de behoefte van de cliënt en zo doelmatig mogelijk functioneert. Ten aanzien van de doelmatigheid kijken we vooral naar combinaties met andere bereikbaarheidsdiensten.
Pagina 14 van 30
4.
Preventie en vroegsignalering
Bedoeling van de wetgever De Wmo verwacht van gemeenten een actieve inzet op het gebied van preventie en vroegsignalering om te voorkomen dat mensen aangewezen raken op (zwaardere) vormen van langdurige, maatschappelijke ondersteuning. Daarbij wordt onder meer gedacht aan outreachend werken. Dat wil zeggen gericht op zoek gaan naar mensen die ondersteuning kunnen gebruiken ter voorkoming van grotere problemen in de toekomst. Een signalerende rol wordt ook toegedacht aan ‘gezinsregisseurs’ en sociale teams. Bestaand aanbod, behoeften en kansen Preventie begint dus met het op tijd signaleren van kwetsbare inwoners. Maar wat doe je daarna? Uit de literatuur en een rondgang langs deskundigen, blijkt dat er 3 belangrijke manieren zijn om bij kwetsbare inwoners een (zwaarder) beroep op professionele ondersteuning te voorkomen. 1. Het stimuleren van een gezonde leefstijl, waaronder in beweging blijven. 2. Het behouden en uitbreiden van het sociale netwerk van kwetsbare inwoners waarop men terug kan vallen. 3. Het bieden van ondersteuning op maat: een optimale verhouding tussen informele zorg (mantelzorg en vrijwillige thuishulp), Wmo en verpleging/verzorging. Optimaal wil zeggen zo veel mogelijk gericht op zelfwerkzaamheid. Overnemen van taken leidt tot passiviteit en daardoor tot groeiende afhankelijkheid.
Wat is er al? Wij zijn bezig met de verdere ontwikkeling van het sociaal team. Dat team bestaat uit consulenten van verschillende organisaties die allemaal al kwetsbare inwoners in de praktijk tegenkomen. Zij zijn signaleerders bij uitstek. Het samenbrengen van eerstelijnswerkers van verschillende organisaties moet leiden tot een brede beoordeling van de ondersteuningsvraag. Er wordt niet meer gekeken naar de behoefte en het aanbod vanuit één professie, maar vanuit meerdere disciplines. Dat moet leiden tot ondersteuning op maat, eenduidig aangestuurd door één professional/regisseur. Sinds 1 januari 2014 zijn er De Wolden ook buurtteams werkzaam vanuit SWDW. Deze teams richten zich vooral op de collectieve ondersteuningsvragen, terwijl het sociale team de focus heeft op de individuele ondersteuningsvraag. Wat mist er en wat kan beter? Voor inwoners is het van belang om te weten waar zij terecht kunnen met hun zorg- en ondersteuningvragen. Wij introduceren dan ook het sociale “loket” voor inwoners van De Wolden met een hulp- en/of zorgvraag. Dit loket moet nog worden ingevuld, enkele kenmerken: - Het is zowel een fysiek loket met ook een telefoonnummer als een virtueel loket als een netwerkloket; - Het loket voert de eerstelijns zorg uit; - Loket is 7x24 uur bereikbaar; - Dit loket fungeert als eerste aanspreekpunt en heeft medewerkers met een generalistische en goedopgeleide achtergrond; - Het loket bestaat verder uit de volgende professionals: de Wmo consulenten, klantmanagers sociale zaken/participatie, de wijkverpleegkundigen, de huisartsen, de CJG medewerkers en de MEE-consulenten; - De professionals hebben korte lijnen met elkaar, ze zitten immers niet allemaal in een zelfde werkomgeving. We willen van sociaal team toe naar een integrale toegang voor het hele sociaal domein. Dit betekent een verbreding van het huidige sociaal team. In de doorontwikkeling kijken we naar de overlegstructuur en de uitvoeringspraktijk. Alleen de beoordeling van de
Pagina 15 van 30
ondersteuningsvraag zal door een team van specialisten worden gerealiseerd waarna de focus ligt op de integrale uitvoering in de praktijk. Hiermee voorkomen we een overleg cultuur en bevorderen we de actiegerichte realisatie van de ondersteuning. In de uitvoering wordt nauw samengewerkt waardoor op termijn individuele medewerkers breder inzetbaar worden. Het sociaal team gaat meer outreachend werken. In het kader van de Jeugdwet hebben huisartsen een eigenstandige positie wat betreft het doorverwijzen naar jeugdhulp. Die samenwerking tussen de huisartsen in De Wolden en de gemeente wordt vastgelegd in een convenant. Ook in het kader van de uitvoering van de nieuwe Wmo willen we nadrukkelijke de samenwerking met huisartsen en wijkverpleegkundigen bevorderen om de doelstelling van de Wmo (‘inwoners zo lang mogelijk in hun eigen leefomgeving laten functioneren’) te realiseren. Samenwerking tussen huisartsen en gemeenten kan op 3 niveaus worden onderscheiden: - Samenwerking in de zorgketen: signalering en overleg over individuele patiënten; - Samenwerking op het niveau van voorzieningen: afspraken over verwijzingen; - Samenwerking op bestuurlijk en beleidsniveau: gezamenlijk inspelen op maatschappelijke trends, het delen van visie en oplossingsrichtingen. De samenwerking met huisartsen gaan we verder vorm en inhoud geven door het maken van afspraken, onder andere op welke wijze zij een rol spelen in de uitvoering van de Wmo. De functie ‘wijkverpleegkundige’ wordt gefinancierd vanuit de Wet Langdurige zorg (Wlz). De uitvoering daarvan is neergelegd bij de zorgverzekeraar. Vanaf september 2014 start een traject van (Drentse) gemeenten en de zorgverzekeraar om invulling te geven aan landelijke afspraken, onder andere over de inzet van de wijkverpleegkundigen.
Doelen We stellen ons ten doel om zo veel mogelijk te voorkomen dat inwoners aangewezen raken op maatschappelijke ondersteuning of steeds zwaardere vormen van ondersteuning nodig hebben. Dat willen we realiseren door: 1. De signaleringsfunctie van eerstelijnswerkers te versterken. Dit, door hen breder te laten kijken naar de behoeften van inwoners en naar de mogelijkheden tot ondersteuning: voorbij de eigen discipline. 2. Gericht op zoek te gaan naar mensen die ondersteuning kunnen gebruiken ter voorkoming van grotere problemen in de toekomst (outreachend werken: ‘erop af gaan’). 3. Kwetsbare inwoners te stimuleren tot een gezonde leefstijl, waaronder in beweging blijven. 4. Kwetsbare inwoners te stimuleren om een sociaal netwerk op te bouwen of uit te breiden waarop men een beroep kan doen voor ondersteuning nu of in de toekomst. 5. Het bieden van ondersteuning op maat gericht op activering en minder afhankelijkheid. Wat gaan we doen en wanneer? Evaluatie en doorontwikkeling van het sociaal team in De Wolden zal leiden tot een brede integrale toegang voor het sociaal domein. Ook zal moeten blijken of de extra inzet zich terugverdient door het voorkomen van zwaardere en langdurige professionele ondersteuning. Verder zal moeten blijken welke vormen van samenwerking en welke interventies het meeste effect sorteren.
Pagina 16 van 30
Beleidsvoorstellen (2015 en volgend): 1. Nu en in de toekomst ruimte bieden aan het organisch doorontwikkelen van kansrijke methoden voor preventie en vroegsignalering, waaronder het sociaal team/integrale toegang. Ruimte in financiële zin, maar ook in tijd. Sommige benaderingen vragen om een cultuurverandering en/of leveren pas na lange tijd resultaten op. 2. Het verder ontwikkelen van een herkenbaar sociaal loket. 3. De samenwerking met huisartsen en wijkverpleegkundigen verder uitbouwen en daarover afspraken maken met huisartsen en zorgverzekeraar.
Pagina 17 van 30
5.
Maatwerkvoorzieningen
Bedoeling van de wetgever Voor mensen die op maatschappelijke ondersteuning zijn aangewezen en hierin zelf niet kunnen voorzien, ook niet met behulp van eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen, dient de gemeente te voorzien in een maatwerkvoorziening. Een maatwerkvoorziening is een op het individu afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen en woningaanpassingen, inclusief beschermd wonen, opvang, kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger en vervoer naar de voorziening. De verplichting om te voorzien in een maatwerkvoorziening vervangt de compensatieplicht in de oude Wmo. Een maatwerkvoorziening moet zoveel mogelijk ontwikkelingsgericht zijn en bijdragen aan het versterken van zelfredzaamheid (de eigen kracht en voeren van eigen regie) of participatie van een cliënt en hem of haar de mogelijkheid bieden zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen. De maatwerkvoorziening is altijd aanvullend op de eigen kracht van cliënten en de inzet van hun sociale netwerk. Cliënten mogen in dezen worden aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid. Cliënten hebben het recht om een maatwerkvoorziening te ontvangen in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Hiermee kunnen zij zelf de ondersteuning regelen. De betaling van het pgb geschiedt namens de gemeente door de Sociale Verzekeringsbank aan degenen die de ondersteuning biedt. Om in aanmerking te komen voor een pgb, kent de wet een drietal voorwaarden. Ten eerste moet de gemeente de aanvrager of diens vertegenwoordiger in staat achten om de aan het persoonsgebonden budget verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren (o.a. het sluiten van overeenkomsten en het aansturen en aanspreken van de hulpverlener op zijn verplichtingen). Ten tweede moet de aanvrager kunnen motiveren dat de maatwerkvoorziening die wordt geleverd door een aanbieder voor hem niet passend is. Ten slotte moet de gemeente van oordeel zijn dat de kwaliteit van de maatwerkvoorziening gewaarborgd is. De gemeente kan in de verordening ook bepalen in welke situaties en onder welke voorwaarden de cliënt de mogelijkheid heeft om iemand in te huren uit zijn sociale netwerk. Hoewel de regering de inzet van het sociale netwerk zeer waardevol vindt, acht zij het wenselijk dat beloning daarvan met een pgb beperkt blijft tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Een aanvraag om pgb mag worden geweigerd als de kosten ervan hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening. Cliënten moeten bij maatwerkvoorzieningen altijd hun voorkeuren kenbaar kunnen maken. Gemeenten moeten nadrukkelijk aandacht besteden aan keuzemogelijkheden tussen aanbieders voor degenen aan wie een maatwerkvoorziening wordt verstrekt, in het bijzonder voor kleine doelgroepen. In de Memorie van Toelichting bij de wet benadrukt de regering het belang van zeggenschap van de cliënt over de wijze waarop de maatwerkvoorziening wordt uitgevoerd. Het gaat daarbij om de mogelijkheid voor de cliënt om de aanbieder van zijn keuze te kiezen op grond van religieuze, levensbeschouwelijke of andere overwegingen. Maar het gaat ook om het bieden van maatwerk door aanbieders zelf. Gemeenten worden opgeroepen om bij hun inkoopbeleid te streven naar diversiteit in het gecontracteerde aanbod. De wet geeft niet aan hoe een maatwerkvoorziening eruit moet zien. AWBZ-termen als begeleiding, dagbesteding of persoonlijke verzorging worden dan ook niet in de wet genoemd. Tot maatwerkvoorzieningen worden gerekend de “oude” Wmo verstrekkingen zoals huishoudelijke hulp, woningaanpassingen, vervoer en rolstoelen. Vanaf 2015 komen daar bij maatwerkvoorzieningen voor ondersteuningsvragen die nu nog worden beantwoord
Pagina 18 van 30
met de AWBZ-voorzieningen ‘extramurale begeleiding’, ‘dagbesteding’, ‘kortdurend verblijf’, ‘beschermd wonen’ en ‘persoonlijke verzorging‘. Bij dat laatste gaat het alleen om de persoonlijke verzorging die niet ingegeven is door een behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop. Het gaat meestal om persoonlijke verzorging in de vorm van ondersteuning en begeleiding bij het laten uitvoeren van ‘algemene dagelijkse levensverrichting’ door de cliënt zelf. De verzorging wordt als het ware gegeven in het verlengde van overige benodigde begeleiding. Bijvoorbeeld het aansporen om onder de douche te gaan. Per 2015 krijgen gemeente te maken met de ondersteuningsvragen van een nieuwe groep cliënten: mensen met een somatische, psychogeriatrische, psychiatrische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking. De nieuwe vragen betreffen: 1. Vragen om dagbesteding, inclusief vervoer. 2. Vragen om kortdurend verblijf ter ontlasting van de mantelzorger. 3. Vragen om een beschermde woonomgeving. 4. Vragen om een doventolk. 5. Vragen om ondersteuning bij het voeren van een gestructureerd huishouden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om hulp bij het opstarten van de dag, hulp bij contacten met officiële instanties, hulp bij het aanbrengen van (dag)structuur, hulp bij het leren om zelfstandig te wonen, hulp bij het omgaan met geld, hulp bij het oppakken van activiteiten, hulp bij plannen van taken/activiteiten, hulp bij besluiten nemen en gevolgen daarvan wegen. 6. Vragen om ondersteuning bij het uitvoeren van noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen. Zoals hulp bij het initiëren en uitvoeren van dagelijkse taken (opstaan, wassen, aankleden, eten), hulp bij het oppakken, aanreiken en verplaatsen van dagelijks noodzakelijke dingen, oefenen met vaardigheden en hulpmiddelen voor bewegen/verplaatsen. 7. Vragen om ondersteuning bij sociale interactie. Hierbij gaat het om hulp bij het plannen, realiseren en onderhouden van sociaal contact/relaties, hulp bij het communiceren met anderen, oefenen met (hulpmiddelen voor) communicatie, hulp bij het ondernemen van activiteiten buitenshuis, oefenen met wenselijk gedrag/inslijpen van gedrag, hulp bij zich aan regels/afspraken houden. 8. Vragen om ondersteuning bij sociaal-emotionele problematiek die samenhangt met de stoornis. Het gaat dan bijvoorbeeld om hulp bij het omgaan met onverwachte gebeurtenissen, hulp bij het tijdig signaleren en aanpakken van factoren die een negatief effect hebben op het functioneren, e.d. De AWBZ-aanspraken begeleiding, kortdurend verblijf, vervoer, persoonlijke verzorging, beschermd wonen en doventolkzorg komen met ingang van 1 januari 2015 te vervallen. Personen die deze AWBZ zorg ontvangen op 1 januari 2015 houden gedurende de looptijd van hun indicatiebesluit en uiterlijk tot eind 2015 recht op de zorg die aan het indicatiebesluit verbonden is, onder dezelfde condities (ook wat betreft de eigen bijdragen). Een zelfde overgangsrecht geldt voor personen die zelf hun AWBZ-zorg inkopen met een pgb. Voor beschermd wonen, geldt een afwijkende overgangsregeling (zie hoofdstuk 6). De decentralisatie van de ondersteuningsvragen van de AWBZ naar de Wmo gaat gepaard met een forse taakstelling (zie hoofdstuk 1). Bestaand aanbod, behoeften en kansen Wat is er al? De gemeente kent al maatwerkvoorzieningen krachtens de “oude” Wmo zoals huishoudelijke hulp, woningaanpassingen, regiovervoer en rolstoelen. Deze voorzieningen en de daarvoor geldende regelingen voldoen en kunnen worden gecontinueerd. Dat geldt niet voor huishoudelijke hulp omdat het Rijk vanaf 2015 40%
Pagina 19 van 30
bezuinigt op budget daarvoor. Door het dempende effect van de inkomsten uit eigen bijdragen valt deze bezuinigingstaakstelling in de praktijk lager uit. In De Wolden is de opgave 17% in 2015 en vanaf 2016 28%. Wat mist er en wat kan beter? Het is dus noodzakelijk om nieuwe beleidskaders vast te stellen voor huishoudelijke hulp. Ook moeten beleidskaders worden vastgesteld voor het verstrekken van maatwerkvoorzieningen voor de nieuwe ondersteuningsvragen die als gevolg van de AWBZ-decentralisaties aan de gemeenten gesteld zullen worden. Aanbieders van AWBZbegeleiding en -dagbesteding in De Wolden en Hoogeveen gaven in een bijeenkomst in april 2014 aan ruimte te zien om het huidige aanbod goedkoper te organiseren. Ze zijn daar nu ook al mee bezig. Hiermee zou de taakstelling op AWBZ-begeleiding en – dagbesteding in 2015 kunnen worden opgevangen. De gemeente kan de aanbieders bij het realiseren van de taakstelling helpen door de administratieve lastendruk te verlichten. In de AWBZ kost het verantwoorden van de besteding van de gelden veel tijd en geld wat ten koste gaat van de daadwerkelijke zorgverlening. Voor de periode na 2015 zien de aanbieders in De Wolden en Hoogeveen mogelijkheden om efficiencywinst te boeken door verschillende vormen van begeleiding en dagbesteding te combineren. Gedacht kan worden aan het verbinden/combineren van persoonlijke verzorging en begeleiding en van huishoudelijk hulp en begeleiding. Ook het verbinden van extramurale dagbesteding en intramurale dagbesteding kan efficiencywinst opleveren. Het combineren van verschillende dagbestedingsvormen en vormen van dagbesteding met welzijnsactiviteiten is ook denkbaar. Daarbij gaat het niet alleen om het delen van accommodaties, maar ook om het combineren van verschillende groepen cliënten. Vanzelfsprekend is het combineren van verschillende groepen cliënten slechts tot op zekere hoogte mogelijk en sterk afhankelijk van de sociale beperkingen van de cliëntgroepen. Maatwerk is hier op zijn plaats. Ook het combineren van dagbesteding en vormen van werk biedt kansen. Gedacht kan worden aan het breder benutten van arbeidsmatige dagbesteding/projecten (bijv. activiteitencentra) door minder uit te gaan van specifieke doelgroepen en meer van de ondersteuningsvragen. Ook het benutten van het bedrijfsleven voor arbeidsmatige dagbesteding biedt mogelijkheden. Slimme verbindingen tussen de gemeentelijke taken in het kader van de Participatiewet en de gemeentelijke taken in het kader van de Wmo biedt ook perspectief. Verder worden door de aanbieders kansen gezien in het stroomlijnen van de zorg. Dat wil zeggen minder schotten, minder schijven en meer samenhang. Bijvoorbeeld door het inzetten van sociale teams. Of door tijdelijk hulp bij het huishouden in te zetten om daarmee duurdere of zwaardere zorg te voorkomen. Tot slot kan digitalisering voor sommige cliënten ook een (gedeeltelijke) oplossing zijn voor de ondersteuningsvraag. Gedacht kan worden aan groepsapp’s, digitale (familie)netwerken, domotica e.d. Doelen 1. We bieden een passende maatwerkvoorziening aan mensen die deze ondersteuning nodig hebben om zelfstandig te functioneren en maatschappelijk te kunnen participeren en die hierin niet zelf kunnen voorzien, ook niet met hun sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen. Maatwerkvoorzieningen daar waar ondersteuning voorzienbaar is of was, is niet vanzelfsprekend. 2. Passende maatwerkvoorziening betekent ook dat de cliënt kan kiezen tussen persoonsgebonden budget en zorg in natura en tussen meerdere aanbieders van zorg in natura, alsmede dat de cliënt zeggenschap heeft over de wijze waarop de maatwerkvoorziening door de aanbieder wordt uitgevoerd (maatwerk). 3. Een maatwerkvoorziening moet zoveel mogelijk ontwikkelingsgericht zijn en bijdragen aan het versterken van de zelfredzaamheid.
Pagina 20 van 30
Wat gaan we doen en wanneer? Een schoon huis is geen doel op zich. Een woning moet zodanig “op orde” zijn dat er goed in geleefd kan worden. Het moet een thuis vormen en een veilige basis waar een cliënt mensen kan ontvangen en van waaruit een cliënt kan participeren in de samenleving. Een woning hoeft daarvoor niet overal “spik en span” te zijn. Vanuit deze gedachte is het mogelijk om het aantal te indiceren uren huishoudelijke hulp te verminderen en de huishoudelijke hulp te beperken tot het zware huishoudelijke werk. Voor het lichte huishoudelijke werk, maaltijdvoorzieningen en extra schoonmaak kan een groter beroep worden gedaan op de mogelijkheden van mensen zelf of het sociaal netwerk en de particuliere markt. Voor die cliënten waarbij huishoudelijke hulp ook ondersteuning biedt bij de regievoering (huidige HH2) moet die ondersteuning gewaarborgd blijven. Daarbij moet gekeken worden naar de kansen die er nu liggen om de huishoudelijke hulp te combineren met de begeleidingsfunctie. De nieuwe cliënten die overkomen van de AWBZ naar de gemeente zijn (bijzonder) kwetsbaar. Daarom vinden we het belangrijk om de continuïteit van de ondersteuning in het overgangsjaar te waarborgen en de betreffende inwoners zo spoedig mogelijk gerust te kunnen stellen. We willen daarom in de overgangsperiode zo min mogelijk wijzigingen aanbrengen in het ondersteuningsaanbod. De bezuinigingstaakstelling op de (voormalige) AWBZ-functies begeleiding en dagbesteding zijn na 2015 is niet meer op te vangen met het doorvertalen van de taakstelling in de tarieven voor zorg in natura en pgb. De omvang van de taakstelling vraagt om hervorming van het ondersteuningsaanbod. Hiervoor is het nodig om goed zicht te hebben op de ondersteuningsvraag van alle cliënten die vanuit de AWBZ naar de gemeente komen. Om dit inzicht zo snel mogelijk te krijgen is het gewenst om met al deze cliënten in 2015 een keukentafelgesprek te voeren. Daarbij moet worden gekeken naar de mogelijkheden van de persoon zelf, van het sociale netwerk, van de mantelzorg en van al bestaande (algemene) voorzieningen op het gebied van vrijwilligerswerk, welzijn en werk. De resultaten van deze keukentafelgesprekken moeten in 2015 nauwgezet worden gemonitord om hiaten en kansen in het bestaande aanbod te ontdekken en aan te grijpen voor de noodzakelijke innovaties. Dit vraagt nogal wat van degene die het keukentafelgesprek voert. Hij of zij moet weet hebben van, en feeling hebben met, het totale ondersteuningsaanbod op het gebied van zorg, welzijn en vrijwilligerswerk. Ook moet hij of zij ten aanzien van de nieuwe doelgroepen beschikken over kennis van de cliënten en hun mogelijkheden, feeling hebben voor de cliënten en vaardigheden bezitten voor het omgaan met de cliënten.
Pagina 21 van 30
Beleidsvoorstellen: 1. De huishoudelijke hulp beperken tot het ondersteunen van de cliënt bij het “op orde” houden van het huishouden wat nodig is om zelfredzaam te participeren in de samenleving. Dat betekent: a. voor licht huishoudelijke werk een groter beroep doen op de mogelijkheden van mensen zelf en het sociaal netwerk; b. de huishoudelijke hulp in beginsel beperken tot basis thuishulp voor het zwaar huishoudelijk werk met beperkte ruimte voor signalering, sociaal contact en extra werkzaamheden; c. daar waar noodzakelijk de basis thuishulp aanvullen met ondersteuning bij de regievoering (incl. persoonlijke verzorging) en lichte vormen van begeleiding (Thuishulp Plus). Hierbij moet verbinding worden gelegd met de begeleidingstaken die worden overgeheveld van de AWBZ naar de gemeente. 2. In 2015 de ondersteuning die wordt overgeheveld van de AWBZ naar de gemeente continueren door dezelfde aanbieder, maar tegen een lager tarief dat correspondeert met de taakstelling van het Rijk. 3. De verantwoordingslast voor de aanbieders tot een minimum beperken. 4. Bij nieuwe aanvragen en herindicaties in de keukentafelgesprekken actief sturen op: de inzet van eigen kracht, de inzet van het eigen sociale netwerk, de inzet van vrijwilligerswerk, mantelzorgondersteuning, inzet van technische/digitale middelen en een combinatie tussen begeleiding en huishoudelijke hulp. 5. Ten aanzien van de nieuwe ondersteuningsvragen bij nieuwe indicaties en herindicaties een lager pgb-tarief hanteren dat correspondeert met de verlaging van de tarieven voor ondersteuning in natura. Dit, onder de voorwaarde dat met het tarief nog wel de minimale kosten kunnen worden gedekt. 6. Met alle cliënten in 2015 een keukentafelgesprek voeren om een scherp zicht te krijgen op de totale ondersteuningsvraag. Dit is nodig om hiaten en kansen in het aanbod te ontdekken en innovaties in gang te zetten. 7. Van medio 2014 tot en met 2015 de mogelijkheden en wenselijkheid van alternatief aanbod onderzoeken en eventueel in de praktijk ervaren (bijv. door middel van pilots). Het gaat dan om: a. het combineren van begeleiding en huishoudelijke hulp; b. het combineren van begeleiding en persoonlijke verzorging; c. het combineren van dagbestedingsvormen, dagbestedingsgroepen en welzijnsactiviteiten; d. het combineren van dagbesteding en werk; e. een leun- en steunpunt voor thuisadministratie e.d. f. laagdrempelige preventieve tijdbestedingsvormen. 8. In 2014 de voorwaarden beschrijven die verbonden zijn aan de verstrekking van een pgb, inclusief de voorwaarden waaronder een pgb kan worden aangewend om mensen uit het sociale netwerk financieel voor hun diensten te belonen
Pagina 22 van 30
6.
Beschermd wonen en opvang en bestrijding huiselijk geweld
Bedoeling van de wetgever Gemeenten zijn verplicht om daar waar het passend is beschermd wonen en opvang te bieden. Onder beschermd wonen, wordt verstaan het wonen in een accommodatie of een “gewone woning” van een instelling met in de directe nabijheid 24 uur per dag toezicht of begeleiding, waarbij participatie in de samenleving centraal staat. Als behandeling van de aandoening centraal staat en er grote verwevenheid is tussen behandeling en (woon)begeleiding, dan is niet de gemeente verantwoordelijk maar de zorgverzekeraar. Beschermd wonen is bedoeld voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Een deel van de doelgroep zal, op termijn, een min of meer regulier leven kunnen opbouwen, maar een ander deel zal levenslang afhankelijk zijn van de begeleiding en soms ook medicatie. Opvang moet worden geboden aan dak- en thuislozen (maatschappelijke opvang) en slachtoffers van huiselijk geweld (vrouwenopvang). Opvang gaat niet alleen over asiel (bed, bad en brood), maar ook over preventie, begeleiden, ondersteunen, hulpverlenen en herstel van de zelfredzaamheid. De opvang moet zo kort mogelijk zijn. Opvang is een stap in de keten naar zelfredzaamheid en naar een zo zelfstandig mogelijke woonvorm. Gemeenten moeten aangeven hoe ze de keten van preventie/vroegsignalering tot uitstroom uit de opvang willen realiseren. Een bijzondere vorm van preventie die van gemeenten wordt verwacht is het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld. De gemeente is verplicht zorg te dragen voor een steunpunt huiselijk geweld (SHG) dat dienst doet als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld en dat indien nodig professionele hulp, de politie of het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) inschakelt. Ook moet het SHG aan melders advies en ondersteuning geven rond de stappen die kunnen worden ondernomen. De gemeente moet zorgen voor een goede samenwerking tussen het SHG en het AMK, de hulpverlenende instanties en de politie. De uitvoering van de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang is al jaren een wettelijk verantwoordelijkheid van alle gemeenten. Beschermd wonen wordt aan deze verantwoordelijkheid toegevoegd. De gemeenten moeten deze verantwoordelijkheden mandateren aan bepaalde centrumgemeenten. De centrumgemeenten ontvangen specifieke uitkeringen van het Rijk voor de regievoering en voor een samenhangend aanbod van voorzieningen in hun regio. Voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen is de centrumgemeente Assen en voor vrouwenopvang Emmen. Centrumgemeenten voeren overleg met de regiogemeenten over het gewenste voorzieningenaanbod. De budgetten die op dit moment vanuit de AWBZ beschikbaar zijn voor beschermd wonen worden ongekort overgeheveld naar de centrumgemeenten. Cliënten die per 1 januari 2015 een indicatie hebben voor beschermd wonen, kunnen gebruik blijven maken van beschermd wonen gedurende een nog vast te stellen termijn, maar ten minste voor een periode van vijf jaar of, indien de lopende indicatie voor een kortere periode geldt, voor de nog resterende duur van die indicatie.
Pagina 23 van 30
Bestaand aanbod, behoeften en kansen Wat is er al? In Zuidwest Drenthe bestaat al een keten van preventie/vroegsignalering tot uitstroom uit de opvang voor mensen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in een reguliere woning. Vroegsignalering en outreachend werken (‘erop af gaan’) gebeuren door (hulpverlenende) instellingen, de sociale teams en de gemeentelijke oggz-netwerken (oggz: openbare geestelijke gezondheidszorg). Zo ondernemen woningstichtingen snel actie bij huurachterstanden om huisuitzettingen te voorkomen. In de oggz-netwerken zitten uitvoerende werkers van het maatschappelijk werk, de ggz, de verslavingszorg, de GGD, de politie, de woningstichting en de gemeente. Zij bespreken inwoners die kampen met complexe problematiek op meerdere leefgebieden (zoals wonen, inkomen, schulden, verslaving, psychiatrische of psychische problematiek, gezondheid, dagbesteding, etc.) en die hulpverlening veelal ontwijken en soms overlast veroorzaken. In het netwerk worden afspraken gemaakt over het outreachend benaderen van cliënten en het te volgen hulpverleningstraject. De netwerkpartijen spreken elkaar aan op het tijdig signaleren van risicogroepen. Het sluitstuk van de zorgketen in Zuidwest Drenthe is de inloopvoorziening voor dak- en thuislozen in Hoogeveen. De doelgroep van de inloopvoorziening bestaat niet zozeer uit daklozen, maar vooral uit thuislozen, dat wil zeggen mensen die geen eigen woonruimte hebben en “logeren” bij verschillende vrienden en bekenden. De inloopvoorziening is een rustpunt waar dak- en thuislozen regelmaat en een luisterend oor vinden en gebruik kunnen maken van voorzieningen voor eerste levensbehoeften (drinken, eenvoudige maaltijd, douche e.d.). De inloopvoorziening fungeert als vindplaats voor dak- en thuislozen. Door de voorziening krijgen we zicht op de omvang en behoeften van de groep dak- en thuislozen. Zo mogelijk worden bezoekers toegeleid naar de hulpverlening en naar zelfstandig wonen via voorzieningen zoals Interwonen. Indien nodig wordt via de inloopvoorziening nachtopvang geregeld in de Breehof (Hoogeveen) of een andere nachtopvangvoorziening in de regio. Er bestaat al jaren een Steunpunt Huiselijk Geweld, dat werkzaam is voor heel Drenthe. Het steunpunt is ondergebracht bij de GGD Drenthe. Het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) is ondergebracht bij het Bureau Jeugdzorg. Wat mist er en wat kan beter? De Drentse gemeenten hebben besloten om het AMK en het SHG per 1 januari 2015 samen te voegen tot een Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) en onder de uitvoeringsverantwoordelijkheid te brengen van de GGD Drenthe. Het Rijk heeft de centrumgemeente voor huiselijk geweld en vrouwenopvang, de gemeente Emmen, de opdracht gegeven een regiovisie Veilig Thuis in 2014 op te stellen samen met de 12 Drentse gemeenten. Doel hiervan is om de integrale aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling als onderdeel van de ontwikkelingen op het sociale domein te ondersteunen en daarbinnen in voldoende mate het veiligheidsaspect en de hulpverlening te borgen. Zowel landelijk als in Drenthe wordt ernaar gestreefd om deskundigheid op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling toe te voegen aan de lokale sociale teams. Uiteindelijk moeten de professionals in het sociale team in staat zijn preventieve activiteiten uit te voeren, huiselijk geweld en kindermishandeling te signaleren en over deze lastige onderwerpen ook met het huishouden of gezin in gesprek te gaan. Het AMHK ondersteunt, adviseert en geeft deskundigheidsbevordering. Er wordt veel waarde toegekend aan het professioneel ondersteunen, versterken en indien nodig opbouwen van de sociale omgeving van betrokkenen. Als die omgeving zelf veilig en krachtig is, (of is gemaakt) kan die een grote bijdrage leveren aan het creëren van duurzame veiligheid en hernieuwde ontwikkelingskansen van alle betrokkenen. Dit neemt niet weg dat in situaties van (acute) dreiging en escalerende onveiligheid, een krachtige en snelle aanpak in zeer nauwe afstemming met politie en justitie gewenst is.
Pagina 24 van 30
Het aantal inwoners met psychiatrische problematiek neemt toe door de reductie van het aantal bedden in psychiatrische instellingen. Daardoor zal het beroep op beschermd wonen en opvang eerder toe dan afnemen. De bestaande keten voor mensen met psychische of psychosociale problemen die zich moeilijk kunnen handhaven in een reguliere woning, moet daarom worden gehandhaafd. De decentralisatie van beschermd wonen en extramurale begeleiding biedt kansen om de keten te versterken. Het geeft zicht op andere vormen van ondersteuning die aanvullend kunnen worden ingezet of die nog beter aansluiten bij de behoeften van de doelgroep. Een voorwaarde zijn goede afspraken met de centrumgemeente over de samenstelling van de zorgketen en de toegang tot en de regie over de keten. Doelen 1. Meer preventie, snellere signalering en integrale aanpak van huiselijk geweld met de nadruk op het versterken van de sociale omgeving. 2. Het bieden van beschermd wonen en opvang daar waar het passend is. 3. Het zoveel mogelijk voorkomen van instroom in vormen van beschermd wonen en opvang door vroegsignalering en outreachend werken. 4. Bevorderen dat cliënten zo snel mogelijk weer zelfredzaam zijn en zo snel mogelijk doorstromen naar zo zelfstandig mogelijk wonen. Wat gaan we doen en wanneer?
Beleidsvoorstellen: 1. De bestaande keten handhaven voor mensen met psychische of psychosociale problemen die zich moeilijk kunnen handhaven in een reguliere woning. Het is mogelijk dat de functie van het oggz-netwerk op termijn geheel of gedeeltelijk wordt overgenomen door sociale team. 2. Ten aanzien van de maatschappelijke opvang en beschermd wonen met centrumgemeente Assen afspraken maken over: a. De financiering van die onderdelen van de bestaande keten die behoren tot het domein van de centrumgemeente. b. De voorzieningen in de regio die door de centrumgemeente worden ingekocht. c. De in- en uitstroom bij beschermd wonen, waaronder de criteria voor toegang. d. Preventie en nazorg. e. Het informeren van de cliënten. f. Monitoring en verantwoording. Centrumgemeente Assen heeft aangegeven hierover met de regiogemeenten een convenant te willen sluiten. 3. Samen met centrumgemeente voor vrouwenopvang Emmen en de overige Drentse gemeenten een regiovisie Veilig Thuis Drenthe opstellen.
Pagina 25 van 30
7.
Randvoorwaarden
In de voorgaande hoofdstukken is aangegeven wat de nieuwe Wmo van gemeenten verwacht op diverse beleidsterreinen en hoe wij die nieuwe verantwoordelijkheden oppakken. Op al deze terreinen stelt de nieuwe Wmo ook nadere voorwaarden aan de uitvoering waarover gemeenten ook keuzes moeten maken. In dit hoofdstuk gaan we in op verplichtingen en keuzes op het gebied van: eigen bijdragen; financiële tegemoetkomingen; kwaliteit & toezicht en klachten, bezwaar & beroep. Bedoeling van de wetgever Eigen bijdragen Uitgangspunt van de nieuwe Wmo is dat maatschappelijke ondersteuning beschikbaar is voor degenen die daarop zijn aangewezen, ongeacht de hoogte van het inkomen of vermogen. De regering kiest niet voor het hanteren van een inkomensgrens dan wel vermogensgrens die bepaalt of iemand in aanmerking komt voor ondersteuning. De gemeente kan wel bij verordening bepalen of cliënten een eigen bijdrage verschuldigd zijn. De hoogte van de bijdrage kan verschillen per soort voorzieningen. Voor enkele voorzieningen mag geen eigen bijdrage worden gevraagd. De eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening en een persoonsgebonden budget mag afhankelijk worden gesteld van inkomen en vermogen. Het Rijk stelt nadere regels ten aanzien van de hoogte van de eigen bijdrage, de wijze waarop het inkomen en vermogen worden meegerekend, de wijze van invordering en de uitzonderingsgronden. Vaststelling en inning van de eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budgetten geschiedt door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) dat ook de vaststelling en inning van eigen bijdragen op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) verzorgt. Door hier één organisatie mee te belasten bestaat zicht op de eigen bijdragen die een cliënt of één huishouden moet betalen en wordt het mogelijk om die, waar nodig, te beperken en kan cumulatie worden voorkomen. De gemeente kan voor het gebruik van een algemene voorziening al dan niet een eigen bijdrage vragen. De hoogte daarvan kan de gemeente zelf bepalen. Ook kan de gemeente besluiten om op de eigen bijdrage een korting toe te passen voor lage inkomensgroepen. De eigen bijdrage voor algemene voorzieningen worden in principe niet geïnd door het CAK. Dit maakt het moeilijk voor gemeenten om bij het vaststellen en innen van eigen bijdragen voor algemene voorzieningen rekening te houden met cumulatie van eigen bijdragen. Het CAK onderzoekt hoe ze gemeenten hierbij kan ondersteunen. Financiële tegemoetkomingen Gemeenten kunnen ervoor kiezen om al dan niet financiële tegemoetkomingen te verstrekken aan cliënten voor “aannemelijke meerkosten” als gevolg van hun aandoening of beperking ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie. In de verordening moeten de toepasselijke grenzen met betrekking tot de financiële draagkracht worden vastgesteld. Deze uitbreiding van de gemeentelijke beleidsruimte hangt samen met het voornemen van de regering om de bestaande Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatie Eigen Risico (CER) met ingang van 2014 af te schaffen. De vrijkomende middelen worden overgeheveld naar het sociaal domein van het Gemeentefonds. Gemeenten kunnen deze gelden dus ook besteden aan Wmovoorzieningen. Kwaliteit en toezicht De Wmo 2015 legt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en de continuïteit van de maatschappelijke ondersteuning integraal bij de gemeenten.
Pagina 26 van 30
Als extra waarborg voor kwalitatief goede ondersteuning aan de meest kwetsbare mensen formuleert het wetsvoorstel een basisnorm. De voorzieningen moeten in elk geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht worden verleend en afgestemd zijn op de reële behoefte van de cliënt en op andere vormen van zorg of hulp die de cliënt ontvangt. Voorts moet de voorziening worden verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaarden. Ook de zorgaanbieders zijn direct verantwoordelijk voor de kwaliteit van de door hen geleverde ondersteuning. De gemeenten hebben de plicht gekregen lokaal kwaliteitsbeleid te ontwikkelen dat zich uitstrekt over de volle breedte van de maatschappelijke ondersteuning. Momenteel wordt onder leiding van de VNG, door gemeenten, cliëntorganisaties, professionals, aanbieders en zorgverzekeraars bezien of landelijke kwaliteitsstandaarden kunnen worden ontwikkeld, die als richtinggevend kader voor gemeenten kunnen dienen. Uitgangspunt hierbij is dat deze standaarden de benodigde ruimte voor maatwerk, om goed in te kunnen spelen op de situatie van de cliënt, intact laten. Het wetsvoorstel draagt het college op om de personen aan te wijzen die met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet zijn belast. Het college is vrij in de keuze van de inrichting van het toezicht en de plaats daarvan in de gemeentelijke organisatie. Klachten, bezwaar & beroep Een cliënt, die het niet eens is met een beslissing van de gemeente op zijn aanvraag om ondersteuning, kan daartegen bezwaar (volledige heroverweging door de gemeente) en beroep (bij de rechtbank) aantekenen. Hij kan ingeval van een spoedeisend belang ook een voorlopige voorziening vragen. Indien de cliënt zich onheus bejegend voelt door de wijze waarop de gemeente zich heeft gedragen, kan, deze op basis van de Algemene wet bestuursrecht een klacht indienen bij de gemeente. De gemeente moet zorg dragen voor een adequate behandeling van klachten over gedragingen van personen die onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn. Als de gemeente de klacht niet naar tevredenheid afwikkelt, staat de weg naar de ombudsman open. De regering vindt het van groot belang, mede met het oog op de kwetsbare positie van de doelgroep, dat juridisering en procedures zo veel mogelijk worden voorkomen. Ze pleit er dan ook voor om vormen van alternatieve geschillenbeslissing, zoals mediation of een ombudsfunctie, als onderdeel van het proces te organiseren. Ook de functie van cliëntondersteuning kan hierin een belangrijke rol spelen. Gemeenten moeten cliënten goed informeren over de mogelijkheden om klachten in te dienen. Sociale ombudsfunctie In de Kadernota Sociaal Domein is opgenomen dat er wordt onderzocht in hoeverre het wenselijk is om een lokale sociale ombudsfunctie in te richten. In het Collegeprogramma 2014-2018 is opgenomen dat er een sociale ombudsfunctie komt. Klachten van inwoners beschouwen we primair als adviezen om tot een betere inrichting van het sociale domein te komen. Bestaand aanbod, behoeften en kansen Eigen bijdragen Bij het vaststellen van de eigen bijdragen voor Wmo-verstrekkingen volgen we thans de systematiek van het Rijk. Deze systematiek beoogt een uniforme en eerlijke manier van het vaststellen van eigen bijdragen en houdt rekening met inkomen en vermogen en cumulatie van eigen bijdragen. We kiezen er daarbij voor om geen uitzonderingen te maken voor personen met een minimuminkomen. We willen graag dat iedereen naar
Pagina 27 van 30
vermogen bijdraagt aan de ondersteuning. Het kan voorkomen dat mensen met een hoger inkomen de hele voorziening of alle voorzieningen uiteindelijk zelf betalen. Financiële tegemoetkomingen In verband het wegvallen van de Wtcg en de CER moet de gemeente zich bezinnen op de manier waarop chronisch zieken en gehandicapten tegemoetgekomen kunnen worden voor de extra kosten die hun ziekte en/of handicap met zich meebrengt. Een nieuwe regeling moet vóór 1 januari 2015 geaccordeerd zijn door de gemeenteraad. Kernvragen waarop een antwoord moet komen voor de opzet van een regeling zijn: Gaat de gemeente met deze regeling aansluiten bij de Wmo of bij de collectieve ziektekostenverzekering of wordt het een volledig separate regeling? Wil de gemeente een inkomensplafond gaan toepassen? Welke kosten worden gezien als specifiek gevolg van de chronische aandoening of de handicap? Wil de gemeente een drempelbedrag gaan hanteren? Wordt de uitkering in geld verstrekt of in natura? Klachten, bezwaar & beroep De bestaande procedures voor zowel klachten als bezwaar en beroep voldoen aan de eisen van de nieuwe Wmo. In beide procedures hebben (pre)mediation en een ombudsfunctie een plek. Doelen 1. Chronisch zieken en gehandicapten op een passende wijze tegemoetkomen voor aannemelijke meerkosten die hun ziekte en/of handicap met zich meebrengt. 2. Daar waar ondersteuning van de gemeente noodzakelijk is, dragen cliënten zelf zoveel mogelijk bij aan deze ondersteuning. 3. Voorkomen dat het inkomen van cliënten onevenredig belast wordt door stapeling van eigen bijdragen. 4. Ondersteuning op maat leveren die voldoet aan minstens de volgende kwaliteitseisen: veilig, doeltreffend, doelmatig, cliëntgericht en integraal. 5. Toezicht op en handhaving van de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning op een efficiënte en doeltreffende manier in de organisatie borgen. 6. Cliënten hebben altijd toegang tot een laagdrempelige klachtenregeling, zowel voor de voorzieningen zelf als voor de bejegening door de gemeente. 7. De bezwaar- en beroepsprocedures zijn duidelijk en efficiënt ingericht.
Pagina 28 van 30
Wat gaan we doen en wanneer?
Beleidsvoorstellen: 1. Voor 1 januari 2015 een regeling opstellen voor het verstrekken van tegemoetkomingen voor aannemelijke meerkosten als gevolg van ziekte en/of handicap. Dit, in overleg met het werkveld of vertegenwoordigers daarvan. 2. De huidige eigen bijdrage-systematiek voor Wmo-voorzieningen uitbreiden naar alle maatwerkvoorzieningen waarvoor dat wettelijk toegestaan is. 3. Bij het ontwikkelen van algemene voorzieningen maatregelen treffen om ongewenste cumulatie van eigen bijdragen te voorkomen. 4. In 2015 kiezen voor het monitoren van de basis-kwaliteitseisen en daar waar problemen ontstaan over kwaliteit alert reageren en actie ondernemen. We hebben daarbij vertrouwen in de huidige aanbieders van de AWBZ-zorg die naar de gemeenten komt. We willen voor deze aanbieders en voor ons zelf de administratieve lastendruk zo laag mogelijk houden. 5. Het hanteren van de landelijke kwaliteitsstandaard zodra deze beschikbaar komt. 6. In nauwe samenwerking met de Wmo-raad en de zorgaanbieders de kwaliteit van de geboden ondersteuning continu bewaken en verder vorm geven. 7. In 2015 vorm geven aan de toezichthoudende taak van de gemeente, bijvoorbeeld in combinatie met contractbeheer of accountmanagement. 8. Onderzoeken of de klachtenprocedure en de bezwaar- en beroepsprocedure aangescherpt kunnen worden ten aanzien van het informeren en ondersteunen van cliënten. 9. Voor 1 januari 2015 wordt een voorstel aan de gemeenteraad voorgelegd om een lokale sociale ombudsfunctie in te richten. 10. Voor klachten over de voorzieningen en aanbieders aansluiten bij hoe de aanbieders de klachtenprocedures nu ingericht hebben op basis van de huidige wetgeving. 11. Bij het ontwikkelen van nieuw ondersteuningsaanbod afspraken maken met aanbieders over een inzichtelijk klachtensysteem.
Pagina 29 van 30
Bijlage Afkortingen
AMHK: AMK: AWBZ: BG-ind/gr: CAK: CER: CIZ CJG: GGZ: HH: Humanitas: LG LVG MEE: PGB: SHG: SVB SWDW: VB VG VNG: Wlz: Wmo: WsW: Wtcg: Zzp
Advies- en meldpunt kindermishandeling en huiselijk geweld (Vanaf 2015 Veilig Huis). Advies- en meldpunt kindermishandeling Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Begeleiding individueel of begeleiding groep Centraal Administratie Kantoor Compensatie Eigen Risico centrum Indicatiestelling Zorg Centrum voor Jeugd en Gezin Geestelijke gezondheidszorg Huishoudelijke Hulp Nederlandse vereniging voor maatschappelijke dienstverlening en samenlevingsopbouw Lichamelijk Gehandicapt Licht Verstandelijk Gehandicapt MEE staat voor MEEdoen, MEEdenken, MEElachen, etc. Ondersteunende organisatie voor iedereen met een beperking Persoonsgebonden budget Steunpunt huiselijk Geweld Sociale Verzekeringsbank Stichting Welzijn De Wolden Verblijf tijdelijk (logeren) en verblijf langdurig (zzp) Verstandelijk Gehandicapt Vereniging Nederlandse Gemeenten Wet langdurige zorg Wet maatschappelijke ondersteuning Wet Social Werkvoorziening Wet tegemoetkoming chronische zieken en Gehandicapten Zorgzwaartepakket
Pagina 30 van 30