Beleidslijn "Bijzondere Bijstand" in het kader van de Wet Werk en Bijstand Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie Officiële naam regeling Citeertitel Besloten door Deze versie is geldig tot (als de vervaldatum is vastgesteld) Onderwerp
gemeente Sint-Michielsgestel Beleidslijn "Bijzondere Bijstand" in het kader van de Wet Werk en Bijstand Beleidslijn "Bijzondere Bijstand" in het kader van de Wet Werk en Bijstand Gemeenteraad
Bijzondere Bijstand: beleidslijn
Opmerkingen m.b.t. de regeling Geen
Grondslagen 1. Wet Werk en Bijstand
Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving) 1. Geen
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Datum inwerkingtreding
1-1-2005
Terugwerkende kracht
Betreft
Ontstaansbron: Inwerkingtreding: Voorstel datum ondertekening; datum ondertekening; gemeenteraad bron bekendmaking bron bekendmaking
nieuwe regeling
25-11-2004 De Brug, 21 december 2004
25-11-2004 De Brug, 21 december 2004
Index, 12.006
1
Geconsolideerde tekst van de regeling Bijzondere bijstand; beleidslijnen
Wet werk en bijstand Bijzondere bijstand
Voor ISD Veghel-Schijndel-Sint-Michielsgestel
2
Uitgangspunten Noodzakelijke kosten van het bestaan.
Artikel 7 van de Wet werk en bijstand geeft aan dat iedereen in Nederland in aanmerking komt voor bijstand, wanneer hij in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken, dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Artikel 35 van de Wet werk en bijstand (WWB) geeft aan dat de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover deze niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen. Het college bepaalt wat als noodzakelijke kosten wordt aangemerkt. Vaststaande jurisprudentie is hierbij een leidraad. Géén noodzakelijke kosten De volgende kosten zijn in elk geval niet aan te merken als noodzakelijke kosten, en komen derhalve niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Alimentatieverplichtingen In artikel 14 WWB wordt gesteld dat alimentatieverplichtingen niet behoren tot de noodzakelijke kosten van het bestaan, zodat voor deze kosten geen bijstand en dus geen bijzondere bijstand kan worden verleend. Betaling van een boete Dat het betalen van een boete in artikel 14 WWB niet wordt gerekend tot de noodzakelijke kosten van het bestaan spreekt voor zich. Geleden of toegebrachte schade Ook van deze kosten wordt in artikel 14 WWB bepaald, dat deze kosten niet aangemerkt worden als noodzakelijke kosten van het bestaan. Vrijwillige premie in het kader van een publiekrechtelijke verzekering Ook de vrijwillige premie in het kader van een publiekrechtelijke verzekering wordt in artikel 14 WWB niet gerekend tot de noodzakelijke kosten van het bestaan. Hierbij valt met name te denken aan de vrijwillige verzekering, die afgesloten wordt in het kader van de Algemene Ouderdomswet. Een dergelijke premie wordt dus niet als noodzakelijk beschouwd. Kosten van medische handelingen en verrichtingen De kosten van medische handelingen en verrichtingen die gerekend kunnen worden tot de ontwikkelingsgeneeskunde als bedoeld in de Wet op bijzondere medische verrichtingen, behoren niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan. Evenmin de kosten van zodanige medische behandelingen en verrichtingen die buiten Nederland plaatsvinden.
3
Voorliggende voorziening Artikel 15 WWB bepaalt dat geen recht op bijstand bestaat voorzover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening, die gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk zijn aangemerkt. Budgettaire overwegingen om bepaalde kosten niet in de voorliggende voorziening op te nemen of overwegingen ten aanzien van de vaststelling van de reikwijdte van de voorliggende voorziening, vallen hier dus niet onder. Of een voorziening gezien haar aard en doel passend en doelreikend is, is afhankelijk van de omstandigheden en mogelijkheden van het individuele geval, en wordt mede bepaald door hetgeen naar maatschappelijk inzicht aanvaardbaar wordt geacht. De Wet inkomensvoorziening kunstenaars geldt niet als een voorliggende voorziening. Aanvullende ziektekostenverzekering De kosten van een adequate ziektekostenverzekering behoren tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten, die uit het eigen inkomen, ook op minimumniveau, moeten worden voldaan. Ook de kosten van de premie voor een aanvullende verzekering moeten in beginsel betaald worden uit het eigen inkomen. Bij de beoordeling van het verzoek om bijzondere bijstand moet ook gekeken worden naar de inhoud van de aanvullende verzekering. Is deze inhoud adequaat voor belanghebbende? Is de inhoud en premie van de aanvullende verzekering algemeen gebruikelijk voor iemand als belanghebbende. Als iemand niet aanvullend verzekerd is en daardoor een vergoeding uit deze verzekering misloopt, kan dit niet worden gecompenseerd via de bijzondere bijstand. In deze situatie wordt dat gedeelte wat men misloopt, afgewezen, omdat belanghebbende onvoldoende verantwoordelijk heeft gehandeld. Drempelbedrag De gemeente kan bijzondere bijstand weigeren, als de kosten van bijzondere bijstand binnen twaalf maanden een bij wet vastgesteld bedrag niet te boven gaan. De gemeente Schijndel heeft ervoor gekozen géén drempelbedrag te hanteren. Administratieve drempel De gemeente hanteert wel een administratieve drempel van € 50,00. Aanvragen voor bijzondere bijstand waarbij de gevraagde vergoeding van kosten de € 50,00 niet overstijgt, worden dan in eerste instantie niet in behandeling genomen. Cliënten kunnen wel een aanvraag bijzondere bijstand indienen voor kleinere opgespaarde kosten die tezamen meer bedragen dan € 50,00. Deze kosten mogen betrekking hebben op een periode van 12 maanden voorafgaande aan de datum van aanvraag. Indien alle opgespaarde kosten na 12 maanden uiteindelijk minder bedragen dan € 50,00 kan een aanvraag alsnog in behandeling worden genomen. Cliënten moeten wel geadviseerd worden tijdig aan te geven dat zij bijzondere kosten hebben, waarvoor zij te zijner tijd bijzondere bijstand zullen aanvragen. Dit om te voorkomen dat het achteraf lastig wordt om de noodzaak van de kosten, het inkomen en het vermogen vast te stellen.
4
Langdurigheidstoeslag De gemeente zal bij de beoordeling van de vraag of de belanghebbende de bijzondere kosten uit eigen middelen kan betalen, de langdurigheidstoeslag (artikel 36 WWB) buiten beschouwing laten. Bijstand op grond van zeer dringende redenen Aan een belanghebbende die geen recht op bijstand heeft, kunnen burgemeester en wethouders gelet op alle omstandigheden van het geval bijstand verlenen op grond van zeer dringende redenen (artikel 16 WWB). Deze 'dringende redenen' zijn van een andere orde dan de vaststelling van de noodzaak tot bijstandsverlening. Er moet sprake zijn van noodzakelijke kosten op grond van de door de situatie bepaalde omstandigheden. Als er wordt afgeweken van een uitsluiting van het recht op algemene bijstand, wordt de verleende bijstand als algemene bijstand verstrekt. Wordt er afgeweken van een uitsluiting van bijzondere bijstand, dan dient de bijstand als bijzondere bijstand te worden verleend.
Het is niet mogelijk om op grond bijstand te verstrekken aan een niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling. Dit geldt zowel voor algemene als bijzondere bijstand.
5
Draagkracht In de artikelen 31, 32, 33 en 34 WWB staat beschreven wat moet worden verstaan onder “middelen”, “inkomen”, “bijzonder inkomen” en “vermogen”.
Inkomen en in aanmerking te nemen middelen De WWB geeft de gemeente de bevoegdheid om te bepalen dat een aantal middelen, die niet worden gerekend tot de middelen als het gaat om de vaststelling op het recht van bijstand voor levensonderhoud, wel in aanmerking te nemen bij de beoordeling van de vraag of belanghebbende of het gezin bijzondere kosten zelf kan betalen. De gemeente maakt van deze mogelijkheid gebruik, omdat bepaalde vrijlatingsmiddelen voor de bepaling van het recht op bijzondere bijstand wel degelijk relevant zijn bij de beoordeling van de vraag of iemand zijn bijzondere kosten zelf kan betalen. Het gaat om de volgende middelen: 1. huursubsidie ontvangen op grond van de Huursubsidiewet, of een bijzondere bijdrage in de huurlasten op grond van artikel 26b van die wet; 2. eigenwoningbijdrage of een bijzondere bijdrage ontvangen op grond van de Wet bevordering eigen woningbezit; 3. vergoedingen en tegemoetkomingen voor, alsmede de vermindering of teruggave van, loonbelasting of inkomstenbelasting en premies van volksverzekeringen op grond van kosten die niet tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten behoren; 4. vrije vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in Hoofdstuk IIA van de Wet op de loonbelasting 1964; 5. inkomsten uit arbeid van de tot laste komende kinderen, alsmede door hen ontvangen werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, voor zover de aanvraag voor bijzondere bijstand betrekking heeft op kosten van het ten laste komend kind; 6. rente over alle vermogen en spaargelden.
Vermogen en in aanmerking te nemen vermogen Ook heeft de gemeente de bevoegdheid om de algemene vrijstellingsgrenzen van het aanwezige vermogen niet te hanteren als het gaat om het verlenen van bijzondere bijstand. Hier is niet de vraag aan de orde of de belanghebbende of het gezin bepaalde vermogensbestanddelen wel of niet moet aanwenden voor het zelf betalen van bijzondere kosten. Wel is de vraag aan de orde of voor bepaalde bijzondere kostensoorten de algemene vrijstellingsgrenzen van het vermogen moeten gelden. Is het aanvaardbaar dat de belanghebbende of het gezin uit zijn vermogen zelf (een deel van) de kosten van zijn bijzondere kosten betaalt. Dit is zeker het geval bij verhuis- en inrichtingskosten en de aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen. Het gaat dan immers om incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die ieder uit zijn inkomen geacht wordt te kunnen betalen. Meestal via reservering vooraf of gespreide betaling achteraf. Bovendien zijn deze kosten voorzienbaar. Het is in Nederland gebruikelijk dat men zich voldoende verzekert voor de voorzienbare kosten van begrafenis of crematie. Meestal kunnen de kosten ook betaald worden uit de nalatenschap van de overledene. Ook hier gaat het om incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.
6
Indien belanghebbende hoge woonlasten heeft (meer dan € 585,00 per maand) mag verwacht worden dat hij zelf een groter deel van deze kosten voor zijn rekening neemt. Ook mag hierbij een groter deel van al zijn middelen in aanmerking worden genomen. De gemeente heeft besloten dat voor bepaalde kostensoorten afwijkende vrijstellingsgrenzen voor vermogen worden gehanteerd: 1. verhuis- en inrichtingskosten (vrijlatingsgrens 25% van de bedragen genoemd in artikel 34, lid 3, WWB); 2. duurzame gebruiksgoederen (vrijlatingsgrens 25% van de bedragen genoemd in artikel 34, lid 3, WWB); 3. begrafenis- en crematiekosten (vrijlatingsgrens 50% van de bedragen genoemd in artikel 34, lid 3, WWB); 4. woonkosten boven de huursubsidiegrens(vrijlatingsgrens 50% van de bedragen genoemd in artikel 34, lid 3, WWB).
Draagkracht uit inkomen De gemeente stelt het minimuminkomen vast op de van toepassing zijnde bijstandsnorm, vermeerderd met 10% van de rijksnorm voor gehuwden (inclusief VT). (motivering: 1. betreft een gemiddelde van Schijndel, Sint-Michielsgestel en Veghel; 2. is conform het voorstel van de Landelijke Cliëntenraad; 3. op grond van ervaringen omvat het zeker 90% van aanvragen) Van het inkomen boven dit (gemeentelijk) minimuminkomen tot 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm moet de belanghebbende of het gezin zelf 30% aanwenden voor de betaling van bijzondere kosten. Van het inkomen boven 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm moet de belanghebbende of het gezin zelf 100% aanwenden voor de betaling van bijzondere kosten. (motivering: het komt in de gemeentelijke praktijk slechts zeer zelden voor dat een persoon of gezin zich meldt voor bijzondere bijstand, terwijl het inkomen meer bedraagt dan 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm)
7
Voorbeeld 1. Inkomen per maand incl. VT Ontvangen huursubsidie Totaal
€ €
1.600,00 0,00 €
130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm Verschil zelf aan te wenden voor bijzondere kosten per maand
WWB norm gezin (01.01.2004) € 1.156,54 Vrijlating 10% € 115,65 Maximale huursubsidie € 0,00 Totaal Verschil tussen 130% en 110% per maand Hiervan 30% zelf aan te wenden voor bijzondere bijstand per maand
€
1.600,00
1.503,50 €
€
96,50
€ 1.272,19 231,31 € 69,39
Totaal zelf aan te wenden per maand
€
Totaal zelf aan te wenden per jaar
165,89
€ 1.990,68
In dit voorbeeld heeft de aanvrager een jaarlijks inkomen van € 5.321,52 boven het minimum bijstandsinkomen. Hiervan moet hij 37% zelf aanwenden voor bijzondere kosten.
Voorbeeld 2. Inkomen per maand incl. VT Ontvangen huursubsidie Totaal
€ €
1.500,00 0,00
130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm Verschil zelf aan te wenden voor bijzondere kosten per maand
WWB norm gezin (01.01.2004) € 1.156,54 Vrijlating 10% € 115,65 Maximale huursubsidie € 0,00 Totaal Verschil tussen werkelijk inkomen en 110% per maand Hiervan 30% zelf aan te wenden voor bijzondere bijstand per maand
€ €
1.500,00
1.503,50 €
€ €
1.272,19 227,81 € 68,34
Totaal zelf aan te wenden per maand Totaal zelf aan te wenden per jaar
0,00
€ €
68,34
820,00
In dit voorbeeld heeft de aanvrager een jaarlijks inkomen van € 4.121,52 boven het minimum bijstandsinkomen. Hiervan moet hij 18 % zelf aanwenden voor bijzondere kosten.
8
Draagkrachtperiode Het begin van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag om bijstand wordt ingediend, of op de eerste dag van de maand waarin de kosten van bijstand zijn gemaakt. De hele periode waarover de het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen – de draagkrachtperiode - bedraagt twaalf maanden.
Incidentele en periodieke bijzondere bijstand Wanneer een belanghebbende een aanvraag doet voor zowel incidentele als periodieke kosten, dan wordt de in aanmerking te nemen draagkracht allereerst in mindering gebracht op de incidentele kosten. De draagkracht op jaarbasis die resteert, wordt evenredig per maand op de periodieke kosten in mindering gebracht. Kosten worden als periodiek aangemerkt, als de periode waarop de kosten betrekking hebben zes maanden of langer is. De draagkracht voor deze kosten wordt dan vastgesteld per maand. Wanneer de periode waarop de kosten betrekking hebben minder dan zes maanden is, dan worden deze kosten als incidenteel beschouwd en wordt de volledige jaardraagkracht in mindering gebracht op de gevraagde kostenvergoeding. Hierop is één uitzondering. Als bijzondere bijstand wordt verstrekt voor maandelijkse woonkosten, dan wordt de draagkrachtperiode waarop de kosten betrekking hebben vastgesteld op de maand waarop de kosten betrekking hebben.
9
De vorm van bijstand
Om niet Tenzij de WWB anders bepaalt, wordt bijstand verleend om niet.
Geldlening of borgtocht In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders de bijstand verstrekken in de vorm van een geldlening of borgtocht. Aanleidingen kunnen zijn: - redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien; - de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan; - de aanvraag een door de belanghebbende te betalen borgsom betreft; - het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft.
Schuldenlast Artikel 13 WWB bepaalt dat in principe geen recht op bijstand bestaat voor aflossing van schulden. De artikelen 48 en 49 WWB geven het college de mogelijkheid van deze regel af te wijken. De toegestane mogelijkheden om bijstand voor schulden te verstrekken zijn zeer beperkt. In de vorm van borgtocht kan bijstand voor schulden worden verstrekt, als het verzoek van de belanghebbende tot verlening van een saneringskrediet is afgewezen vanwege diens beperkte mogelijkheden tot terugbetaling en de borgtocht noodzakelijk is om de krediettransactie alsnog doorgang te doen vinden. Verder kan alleen bijzondere bijstand worden verstrekt voor schulden, als er daartoe zeer dringende redenen bestaan en de hierboven genoemde mogelijkheid geen uitkomst biedt. Of zich zeer dringende redenen voordoen die een afwijking van de hoofdregel rechtvaardigen, is ter beoordeling van burgemeester en wethouders. De jurisprudentie geeft hierbij enig houvast.
Eigen woning Als belanghebbende eigenaar is van door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning, bestaat recht op bijstand als tegeldemaking, bezwaring of verdere bezwaring van de woning in redelijkheid niet kan worden verlangd. Heeft belanghebbende recht op algemene bijstand, dan wordt deze verstrekt in de vorm van een geldlening. Het college bepaalt of recht op bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een geldlening of om niet. Analoog aan de vorm waarin algemene bijstand wordt verstrekt, wordt aan de belanghebbende de bijstand om niet verstrekt als de bijzondere bijstand over de
10
draagkrachtperiode van twaalf maanden minder bedraagt dan of gelijk is aan de voor hem of zijn gezin van toepassing zijnde bijstandsnorm over één maand (waarin de eerste kosten zijn gemaakt).
11
Kostensoorten Categoriale bijzondere bijstand gehandicapten, chronisch zieken en ouderen Uitgangspunt en te omvatten kostensoorten Mensen met een chronische ziekte of handicap en ouderen hebben als gevolg van hun omstandigheden vaak méérkosten, die niet of slechts gedeeltelijk door andere regelingen worden vergoed. Het gaat dan vooral om de zogenaamde “verborgen” kosten. Dit zijn kosten voor zaken die zowel voor mensen met een chronische ziekte of handicap, en ouderen een kostenpost zijn, maar waarvan de kosten voor mensen die tot deze doelgroep behoren, vaak hoger liggen. Beperkte mobiliteit en/of verminderde energie noodzaken betrokkenen tot het inroepen van hulp en dienstverlening van familie, buren, vrienden of andere vrijwilligers. Bij verborgen kosten moet men bijvoorbeeld denken aan: - hogere telefoon- en portikosten i.v.m. het regelen van aangelegenheden rondom de beperking of ziekte; - extra kosten in verband met voedingsmiddelen; - extra kosten in verband met energieverbruik; - extra kledingslijtage; - verhoogde (risico)premies; - extra kosten in verband met klusjes rondom huis; - bloemetje mantelzorg; - lidmaatschapskosten van belangenverenigingen en/of patiëntenorganisaties. Doelgroep Gehandicapten, chronisch zieken en ouderen in de gemeente. Criteria om te kunnen behoren tot deze groep zijn: − langdurig aangewezen op thuiszorg (minimaal zes maanden) − aangewezen op hulpmiddelen voor wonen/werk, vervoer, lopen/rolstoel − arbeidsongeschiktheid 80-100% − 65 jaar of ouder
en / of en /of en /of
Bedrag Eenmaal per twaalf maanden wordt op aanvraag een bedrag verstrekt van € 200,00 per gezin. Opmerking: indien dit op grond van feitelijke kosten nodig is, kan belanghebbende op individuele gronden aanvullende bijzondere bijstand vragen. Voorwaarden − − −
Het inkomen is gedurende de laatste twaalf maanden gelijk aan of minder dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (cf. handreiking / advies VNG). Het vermogen is gedurende de laatste twaalf maanden gelijk aan of minder dan de van toepassing zijnde norm als bedoeld in artikel 34 , lid 3 WWB. De uitkering wordt op aanvraag verstrekt.
Uitvoering In de beschikking opnemen dat de feitelijke kosten die met deze bijzondere bijstand zijn vergoed, niet als buitengewone uitgaven bij de aangifte inkomstenbelasting mogen worden opgevoerd. De mogelijkheid tot belastingteruggave wordt echter niet gezien als een voorliggende voorziening.
12
Duurzame gebruiksgoederen Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de aanschaf, vervanging of reparatie van gebruiksgoederen met een duurzaam karakter. Indien men tenminste beschikt over een inkomen op het niveau van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, wordt in principe voldoende ruimte in het inkomen aanwezig geacht om hiervoor te reserveren, dan wel achteraf gespreid te betalen. Doet zich de bijzondere situatie voor dat een dergelijk goed bijvoorbeeld aan vervanging toe is, terwijl belanghebbende onvoldoende heeft gereserveerd, dan ligt het voor de hand dat de eventueel te verstrekken bijzondere bijstand de vorm van een geldlening heeft. Burgemeester en wethouders stemmen de aflossingsbedragen en de duur van de aflossing af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Hierbij zullen de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Kredietbanken leidend zijn. Van inwoners die gedurende een periode van 5 jaar of langer zijn aangewezen op een inkomen dat minder is dan of gelijk is aan de voor hen geldende bijstandsnorm (Let op: Níet 110%), neemt de gemeente aan dat zij niet meer in staat zijn om voor de vervanging van alle duurzame gebruiksgoederen te reserveren of achteraf gespreid te betalen. Het gaat hier om de noodzakelijke vervanging van wasmachine, koelkast, kookplaat (4-pits) en tv. Deze opsomming is limitatief. Voorwaarde is dat reparatie niet meer mogelijk of rendabel is. De te vergoeden bijstand om niet wordt gebaseerd zijn op de richtprijzen van het NIBUD. PC Het bezit en gebruik van een pc is van algemeen belang voor maatschappelijke participatie en in het bijzonder voor schoolgaande kinderen. Scholen en bibliotheken bieden mogelijkheden hiervan gebruik te maken. Toch acht de overheid het wenselijk dat zoveel mogelijk mensen ook thuis gebruik kunnen maken van dit middel. Voor elke groep gelden andere "noodzaak"criteria: deelname scholing (van 8 tot 18 jaar), vermindering vereenzaming (gehandicapten, ouderen), toegang tot arbeidsparticipatie (werkloosheid). Een pc kan niet in absolute zin beschouwd worden als noodzakelijk (zoals telefoon, tv, koelkast) en behoort tot de algemene kosten van het bestaan. Toch is de gemeente van mening dat een eenmalige ondersteuning gegeven moet worden aan inwoners met een laag inkomen, zodat zij een pc kunnen aanschaffen. Het gaat om een éénmalige aanschaf per gezin, alleenstaande ouder of alleenstaande. Voorwaarden: − De belanghebbende of zijn gezin moet langer dan 3 jaar een inkomen hebben gehad dat minder is dan of gelijk aan de van toepassing zijnde bijstandsnorm (Let op: Níet 110%). − Het vermogen van de belanghebbende of zijn gezin is minder dan of gelijk aan de vermogensvrijlating als bedoeld in artikel 34, lid 3, WWB. Het totaalbedrag voor de aanschaf van een pc met toebehoren bedraagt maximaal € 1.500,00. Dit bedrag wordt verstrekt in de vorm van een renteloze lening. De maandelijkse aflossing voor deze lening bedraagt € 62,50 gedurende twee jaar. Hiervan betaalt de belanghebbende € 25,00 per maand (1/24 x 40% van € 1.500,00) en de gemeente € 37,50 per maand (1/24 x 60% van € 1.500,00). Bij een lager totaalbedrag wijzigen de bedragen verhoudingsgewijs. Indien de belanghebbende of zijn gezin gedurende de aflossingstermijn van de lening een hoger inkomen ontvangt, zullen de eigen betalingen per maand wijzigen. De belanghebbende betaalt dan per maand € 25,00 plus 25% van het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm.
13
Belanghebbende stelt de gemeente in staat het eigen gebruik van de pc te controleren.
14
Woonlasten Huurlasten Woonlasten dienen in principe voldaan te worden uit het eigen inkomen. Indien de woonlasten in verhouding tot het inkomen te hoog zijn, kan bij een huurwoning eventueel een beroep worden gedaan op de Huursubsidiewet of de Vangnetregeling Huursubsidie. Als op deze regelingen geen beroep kan worden gedaan, moet bezien worden of bijstand mogelijk is. De bijzondere bijstand kan nooit meer bedragen dan de - afhankelijk van de hoogte van de huur maximaal toe te kennen huursubsidie bij een inkomen op bijstandsniveau. Huurlasten boven de maximale huursubsidiegrens Liggen de woonlasten van de huurwoning boven de maximale huurgrens, dan zal de gemeente slechts tijdelijk (afhankelijk van de situatie enkele maanden tot een jaar, maar nooit meer dan twee jaar) bijzondere bijstand in de woonlasten verstrekken. Aan de toekenning wordt de verplichting verbonden dat de belanghebbende actief omziet naar vervangende, passende huisvesting waarvan de huurlasten de maximale huursubsidiegrens niet te boven gaan. Deze passende woonruimte kan ook gelegen zijn in de regio, als de gezinssituatie dit naar het oordeel van de gemeente toelaat. Als passende woonruimte wordt beschouwd alle eengezinswoningen, appartementen en flats die gezien de gezinsgrootte als passend kunnen worden beschouwd. Bij huurlasten boven de maximale huursubsidiegrens geldt een afwijkende vermogensvrijlatingsgrens: 50% van de bedragen genoemd in artikel 34, lid 3 WWB). Woonlasten van eigen woning Indien tengevolge van een plotselinge en onvoorziene achteruitgang in het gezinsinkomen de woonlasten van de eigen woning niet meer betaald kunnen worden uit het eigen inkomen of vermogen, dan is bijzondere bijstand mogelijk. De lasten van de eigen woning die in aanmerking worden genomen zijn: de hypotheekrente, het eigenaardeel onroerende zaakbelasting, en de opstalverzekering. Bij het vaststellen van de bijzondere bijstand wordt in aanmerking genomen dat de belanghebbende maandelijks gebruik maakt van alle belastingvoordelen. De voorlopige teruggaafregeling wordt gezien als een voorliggende voorziening. Indien de woonlasten gelijk zijn aan of minder zijn dan de maximale huursubsidiegrens wordt de duur van de bijzondere bijstandsverlening niet beperkt. Afhankelijk van het vermogen in de eigen woning – rekening houdend met de vermogensvrijlating als bedoeld in artikel 34, lid 2, sub d - zal de verstrekte bijstand worden verstrekt in de vorm van een lening (krediethypotheek). Woonlasten van eigen woning boven maximale huursubsidiegrens Liggen de woonlasten van de eigen woning boven de maximale huurgrens, dan zal de gemeente slechts tijdelijk bijzondere bijstand in de woonlasten verstrekken. Aan de toekenning wordt de verplichting verbonden dat de belanghebbende actief omziet naar vervangende, passende huisvesting waarvan de woonlasten de maximale huursubsidiegrens niet te boven gaat. Deze passende woonruimte kan ook gelegen zijn in de regio, als de gezinssituatie dit naar het oordeel van de gemeente toelaat. Als passende woonruimte wordt beschouwd alle eengezinswoningen, appartementen en flats die gezien de gezinsgrootte als passend kunnen worden beschouwd.
15
Afhankelijk van het vermogen in de eigen woning – rekening houdend met de vermogensvrijlating als bedoeld in artikel 34, lid 2, sub d - zal de verstrekte bijstand worden verstrekt in de vorm van een lening (krediethypotheek). Bij woonlasten boven de maximale huursubsidiegrens geldt een afwijkende vermogensvrijlatingsgrens: 50% van de bedragen genoemd in artikel 34, lid 3 WWB). Recreatiewoningen, noodwoningen, stacaravans, kamerbewoning Bewoners van deze woningen en kamerbewoning komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Deze woningen en kamerbewoning vallen niet onder de Huursubsidiewet of de Vangnetregeling Huursubsidie. Een uitzondering kan gemaakt worden wanneer sprake is van een crisissituatie. Indien belanghebbende ondergebracht moet worden in bijvoorbeeld een recreatiewoning, kan gedurende maximaal drie maanden bijzondere bijstand worden verleend in de huurkosten die belanghebbende niet uit zijn inkomen of vermogen kan betalen.
16
Anti-conceptie middelen Vanaf 1 januari 2004 wordt de pil niet meer vergoed. Uitzondering hierop: wel een vergoeding voor vrouwen tot 21 jaar. Anti-conceptie mag beschouwd worden als algemeen gebruikelijk. Immers het zijn kosten die gebruikelijk zijn voor iedereen van 15 tot 100 jaar. Afhankelijk van de keuze van omgang met elkaar maakt men keuze voor wel/niet gebruik en in welke vorm. Vrouwen tot 21 jaar moeten wellicht wel een eigen bijdrage betalen voor de pil. Als voor deze categorie vrouwen de kosten van de pil als noodzakelijk beschouwd wordt en het gebruik niet algemeen gebruikelijk wordt geacht, dan - zullen de ouders van de vrouw tot 18 jaar de bijzondere bijstand moeten aanvragen - zullen de kosten van bijzondere bijstand verhaald moeten worden op de ouders van de vrouw van 18 tot 21 jaar. In de praktijk zal dit dus betekenen dat slechts zeer incidenteel, op grond van uitzonderlijke omstandigheden, bijzondere bijstand voor anticonceptiemiddelen kan worden verstrekt. Een (langdurig) inkomen op het minimumniveau is geen uitzonderlijke grond. Zittend ziekenvervoer Het gaat hier om incidenteel vervoer. Deze kosten kunnen gedragen worden uit het eigen inkomen. Voor deze incidentele en beperkte kosten wordt geen bijzondere bijstand verstrekt. Niet-incidenteel vervoer wordt vergoed door standaardverzekering. Eventuele eigen betalingen bij niet-incidenteel zittend ziekenvervoer kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen Zelfzorg medicijnen Bijzondere bijstand mogelijk indien kosten worden aangetoond middels nota op naam én voorschrift huisarts. Uit verklaring arts moet blijken dat kosten noodzakelijk zijn tengevolge van chronische aandoening. Kosten op jaarbasis moeten meer bedragen dan € 50,00. Kosten voor alternatieve geneesmiddelen zoals homeopathie, bach, enzovoorts komen niet voor vergoeding in aanmerking. Tandarts De standaardziektekostenverzekering en een adequate aanvullende verzekering zijn voorliggende voorzieningen. Eigen betalingen op grond van de Zfw komen voor bijzondere bijstand in aanmerking. De kosten van één jaarlijks preventief onderzoek komen voor bijzondere bijstand in aanmerking, als deze kosten niet worden gedekt door de standaardziektekostenverzekering en een adequate aanvullende verzekering. De kosten van röntgenfoto’s en het trekken van kiezen en tanden komen voor bijzondere bijstand in aanmerking. De gemeente verstrekt voor alle andere noodzakelijke tandartskosten een tegemoetkoming in de kosten. Deze kostenvergoeding is gebaseerd op de IZA-regeling. Ook het maximum aantal verrichtingen, termijnen waarbinnen deze verrichtingen mogen plaatsvinden, enzovoort die in deze regeling zijn opgenomen, zijn van toepassing bij de beoordeling van het recht op bijzondere
17
bijstand.
18
Fysiotherapie en oefentherapie Standaardziektekostenverzekering en adequate aanvullende verzekering zijn voorliggende verzekeringen. Standaardziektekostenverzekering vergoedt alleen kosten tot behandeling van aandoeningen waarvoor langdurig of chronische behandeling is aangewezen. De eerste negen behandelingen komen altijd voor rekening van de verzekerde. Noodzaak van de eerste negen behandelingen moet blijken uit verklaring van huisarts dat behandeling medisch noodzakelijk is. Belanghebbende zorgt zelf voor deze verklaring. De gemeente verstrekt alleen bijzondere bijstand voor (de eerste) negen behandelingen. Verdere behandelingen worden als niet noodzakelijk gezien, indien deze (om dezelfde reden) niet vergoed worden door de standaard ziektekostenverzekering. Psychotherapie De standaardziektekostenverzekering vergoedt, afhankelijk van de stoornis, 25 of 50 zittingen. Hiervoor geldt wel een eigen bijdrage per zitting. Deze eigen bijdrage komt voor bijzondere bijstand in aanmerking. De kosten voor zittingen die niet vallen onder het maximum van de desbetreffende stoornis, worden niet noodzakelijk geacht. Deze kosten komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. De kosten van psychotherapeutische hulp buiten de AWBZ behoren in principe niet tot de noodzakelijke kosten. De AWBZ wordt gezien als een voorliggende en sluitende voorziening. De kosten kunnen alleen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen als: − reguliere AWBZ geestelijke gezondheidszorg heeft vastgesteld dat zij geen hulp kan bieden; − medisch objectief wordt vastgesteld dat andere hulp noodzakelijk is en effectief zal zijn. Belanghebbende zorgt zelf voor de benodigde verklaringen Eigen bijdrage Thuiszorg Alle kosten van eigen bijdrage van (RIO)geïndiceerde thuiszorg komen in principe in aanmerking voor bijzondere bijstand. Bril (montuur, glazen, contactlenzen) Standaardziektekostenverzekering en adequate aanvullende verzekering zijn voorliggende verzekeringen. De gemeente verstrekt een tegemoetkoming in de kosten van een bril (montuur, glazen, contactlenzen): - maximaal eenmaal per twee jaar; - kinderen tot twaalf jaar maximaal eenmaal per jaar; - uitzondering op deze termijnen zijn: sterke wijziging van sterkte glazen tengevolge van ziekte of anderszins, waardoor binnen twee, respectievelijk een jaar een nieuwe bril moet worden aangeschaft. De tegemoetkoming van kosten is gebaseerd op de IZA-regeling. Kosten van (lens)onderhoud en verzekeringen komen niet voor vergoeding in aanmerking.
19
Kleding (extra slijtage, extra wassen) Indien aantoonbare ziekte of gebrek leidt tot extra waskosten en / of extra slijtage aan kleding kan de gemeente een jaarlijkse tegemoetkoming verstrekken in deze kosten. De extra waskosten worden bepaald aan de hand van de Nibud prijzengids. De meerkosten van kleding worden bepaald aan de hand van de AAW-norm onder aftrek van de richtprijs van de Nibud prijzengids. Dieet
Dieetkosten en voedingssupplementen Niet tot de noodzakelijke kosten worden gerekend: - een Myalgisch Encephalomyelitis (M.E.)-dieet - een Candida-dieet - voedingssupplementen - diabetesdieet (géén meerkosten ten opzichte van normale voeding) - diëten die zijn voorgeschreven door niet-artsen De gemeente kan een tegemoetkoming in de meerkosten van diëten (anders dan hierboven genoemd) verstrekken conform de prijslijsten van het Voedingscentrum. De behandelend arts moet verklaren dat het dieet medisch noodzakelijk is. De arts moet dit aangeven in termen die corresponderen met de lijst van het Voedingscentrum. Belanghebbende zorgt zelf voor de benodigde verklaring.
Dieetpreparaten De AWBZ en Zfw dienen voor de kosten van dieetpreparaten te worden beschouwd als een de WWB voorliggende, toereikende en passende voorziening. De gemeente verstrekt géén bijzondere bijstand voor kosten van dieetpreparaten.
Dieetadvisering Dieetadviezen kunnen (gratis) worden verkregen bij Thuiszorg. Kosten van advisering door anderen kunnen als niet noodzakelijk worden aangemerkt. De gemeente verstrekt géén bijzondere bijstand voor kosten van dieetadvisering. Pedicure De podo-orthesioloog, podokinesioloog, podoloog, chiropodist of pedicure zijn niet wettelijk erkend en de kosten worden niet vergoed door AWBZ en Zfw. De kosten van behandelingen door genoemde beroepen moeten dan ook als niet noodzakelijk worden aangemerkt. De gemeente verstrekt voor deze kosten géén bijzondere bijstand. Een podotherapeut oefent een wettelijk erkend paramedisch beroep uit. Voor de kosten van de podotherapeut worden AWBZ en ziektekostenverzekering geacht sluitende en voorliggende voorzieningen te zijn. De gemeente verstrekt in de kosten van een podotherapeut géén bijzondere bijstand.
20
Hoortoestellen AWBZ- en Ziekenfondsverzekering zijn sluitende voorliggende voorzieningen. De gemeente verstrekt géén bijzondere bijstand voor kosten van hoortoestellen. Dit geldt ook voor onderhoud, batterijen, verzekering. Orthopedisch schoeisel AWBZ- en Ziekenfondsverzekering zijn sluitende voorliggende voorzieningen. De eigen bijdragen in deze regelingen worden beschouwd als normale kosten van schoenen die iedereen maakt. De gemeente verstrekt géén bijzonder bijstand voor orthopedisch schoeisel. Begrafenis, crematie Tot de kosten van begrafenis of crematie worden gerekend: alle kosten die verband houden met de begrafenis of crematie van de overledene, voor zover deze kosten noodzakelijk zijn. Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep gedaan kan worden op een uitvaart-, levens-, of ongevallenverzekering of op een nalatenschap. De gemeente kan de volgende kosten als noodzakelijk aanmerken: • legeskosten overlijdensakte • rouwkaarten (75 stuks) • werkzaamheden uitvaartverzorger • eenvoudige kist • grafrechten (voor een algemeen graf, niet voor een graf in eigendom) • grafsteen • sierurn • plaatsen urn • rouwauto met maximaal 1 volgauto • opbaren in rouwcentrum • dragers • uitvaartdienst • crematie Als niet noodzakelijke kosten worden beschouwd: • rouwadvertentie • koffietafel etc. Hoogte bijzondere bijstand De gemeente verstrekt een maximale tegemoetkoming gebaseerd op de richtprijzen van het NIBUD. De tegemoetkoming wordt verstrekt voor de gemaakte noodzakelijke kosten per kostensoort zoals hierboven genoemd.
21
Verhuis-, (her)inrichtingskosten De kosten van verhuizen en herinrichten van de nieuwe woning zijn kosten die behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De kosten worden geacht door belanghebbende uit het eigen inkomen te kunnen worden voldaan. Eventueel door middel van reserveringen vooraf of gespreide betaling achteraf. De gemeente verstrekt géén bijzondere bijstand in de kosten van verhuizen en herinrichting. Alleen indien sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval, kan de gemeente van deze regel afwijken. In dat geval wordt bijstand verleend, ook als dit bijstand betekent in aanvulling op een voorliggende voorziening (zoals de Wvg). Uiteraard moeten er in dat geval gegronde redenen zijn om te verhuizen. Langdurige (minimaal drie jaar aaneengesloten) afhankelijkheid van een inkomen op bijstandniveau is een bijzondere omstandigheid. Zo mogelijk wordt de te verstrekken bijzondere bijstand verleend onder borgtocht of in de vorm van een geldlening. De kosten verhuizen betreffen de noodzakelijk te maken kosten van de verhuizing. De kosten van herinrichting betreffen de kosten van stoffering van de nieuwe woning. Hiervoor worden de normbedragen gehanteerd die zijn opgenomen in de prijzengids van het NIBUD. Kinderopvang De kosten van kinderopvang en buitenschoolse opvang zijn geen noodzakelijke kosten van het bestaan. Indien deze kosten gemaakt moeten worden in relatie tot verwerving van inkomsten uit arbeid, beoordeelt de gemeente of in dit kader een vergoeding verstrekt moet worden middels reïntregratiemiddelen. De gemeente verstrekt in beginsel géén bijzondere bijstand voor de kosten van kinderopvang en buitenschoolse opvang. Kosten van schoolgaande kinderen Ouders met schoolgaande kinderen op voortgezet onderwijs hebben extra kosten die niet betaald kunnen worden uit de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS). Te denken valt aan: reiskosten, boeken, schoolactiviteiten, vrijwillige ouderbijdrage. Voorkomen moet worden dat kinderen op school in een achterstands- c.q. uitzonderingssituatie terechtkomen. - op aanvraag - tegemoetkoming in kosten van schoolgaande kinderen (voortgezet onderwijs tot 18 jaar) - tegemoetkoming € 150,00 per schooljaar per kind - voor het eerst over schooljaar 2004/2005
22
Reiskosten Algemeen Als reiskosten worden vergoed, dan alleen reiskosten binnen Nederland. Kosten openbaar vervoer of kilometervergoeding cf onbelaste vergoeding volgens belastingen. bezoek aan gezinslid, naaste familie in ziekenhuis Voorliggende voorziening: standaardverzekering en adequate aanvullende verzekering familie t/m tweede graad frequentie van bezoek: afhankelijk van ernst situatie aantal personen van gezin: afhankelijk van ernst situatie e duur ziekenhuisopname: kostenvergoeding vindt plaats vanaf 4 opnamedag in ziekenhuis bezoek aan gezinslid in AWBZ instelling Afhankelijk van noodzaak bezoek en mogelijkheden van gezinslid om zelf naar huis te komen. reiskosten wegens begeleiding gezinslid naar / van AWBZ instelling Voorliggende voorziening: gebruik van gratis begeleiderskaart Openbaar Vervoer, gebruik van Wvg-vervoersregeling voor begeleiding van gemeente. Overblijvende kosten: indien noodzakelijk en niet-incidenteel bezoek aan gezinslid, naaste familie in detentie als noodzakelijk worden beschouwd: bezoek aan familie t/m tweede graad wanneer: detentie vanaf tweede maand en langere duur dan drie maanden frequentie: eenmaal per twee weken aantal personen van gezin: afhankelijk van situatie en duur detentie bezoek begrafenis van naaste familie algemeen noodzakelijke kosten. in principe geen bijzondere bijstand mogelijk reiskosten in verband met werk en scholing algemeen noodzakelijke kosten in principe geen bijzondere bijstand mogelijk bijzondere bijstand is wel mogelijk als deze kostenvergoeding onderdeel uitmaakt van noodzakelijke scholing, werkervaring of andere activiteiten die moeten leiden tot werkaanvaarding.
23
Bewindvoering, curatele en rechtsbijstand Omschrijving kosten Het betreft de kosten met betrekking tot het voeren van procedures bij de rechter. Voorbeelden hiervan zijn: de eigen bijdrage voor een advocaat, griffierecht en reiskosten.
Voorliggende voorzieningen Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening. Denk in dit verband aan: • Wet op de rechtsbijstand (Wrb). Op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) kan belanghebbende met een laag inkomen in aanmerking komen voor een toevoeging van een advocaat. Een toevoeging van een advocaat vindt slechts plaats als de Raad voor de rechtsbijstand de procedure noodzakelijk acht. In dat geval worden de kosten (exclusief de eigen bijdrage) van de advocaat vergoed op grond van de Wrb. • Wet tarieven burgerlijke zaken voor de indebetstelling. • een rechtsbijstandsverzekering. Indien belanghebbende over zo'n verzekering beschikt is het een voorliggende voorziening. Het feit dat de belanghebbende geen rechtsbijstandsverzekering heeft afgesloten is geen grond om een verzoek om bijzondere bijstand in de kosten van rechtsbijstand af te wijzen.
Recht op bijzondere bijstand Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand indien op grond van een toevoeging krachtens de Wrb rechtsbijstand is/wordt verleend. De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand: • vertaalkosten. Advocaten kunnen namelijk kosteloos gebruik maken van een gesubsidieerd tolkencentrum. • reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van rechtszittingen. In beginsel is het niet noodzakelijk dat belanghebbende in persoon aanwezig is op de rechtszitting, zodat reiskosten ten behoeve van belanghebbende niet noodzakelijk zijn. • de kosten gemaakt in de bezwaarfase anders dan de eigen bijdrage op grond van de Wrb. • verdergaande rechtsbijstand ten vervolge op een spreekuur.
Hoogte bijzondere bijstand De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten. De belanghebbende dient hiervan bewijsstukken te overleggen. Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht in mindering gebracht.
Vorm bijzondere bijstand De bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand wordt in beginsel om niet verstrekt. Indien de kosten het gevolg zijn van een tekortschietende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, wordt de bijzondere bijstand verleend in de vorm van borgtocht of een geldlening.
24
Aan de bijstand verbonden verplichtingen Aan de bijzondere bijstand kunnen een of meer van de volgende verplichtingen worden verbonden: • De verplichting om uit de toegekende bijzondere bijstand de betreffende kosten te voldoen. • De verplichting om betalingsbewijzen te overleggen. • De verplichting om het vonnis te overleggen. • De verplichting om, indien mogelijk, te verzoeken om veroordeling van de tegenpartij in de proceskosten. • Indien nodig: specifieke verplichtingen in verband met het feit dat de bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht
25
Jongeren van 18 t/m 20 jaar Jongeren die niet in een inrichting verblijven
Thuiswonenden De algemene bijstandsnorm voor personen van 18 t/m 20 jaar en de wettelijke onderhoudsplicht van de ouders wordt toereikend geacht om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Aan thuiswonenden personen van 18 t/m 20 jaar wordt geen aanvulling via de bijzondere bijstand verstrekt.
Uitwonenden Voor de uitwonende alleenstaande, alleenstaande ouder en gehuwden/samenwonenden kan onder bepaalde voorwaarden naast de algemene bijstand een aanvulling via de bijzondere bijstand op grond van artikel 12 WWB worden verstrekt voor de hogere kosten van het uitwonend zijn. Met betrekking tot de hoogte van de aanvulling geldt het volgende: • uitwonende alleenstaande van 18 t/m 20 jaar, zonder eigen huisvestiging, zoals kamerbewoners, kostgangers e.d.: het bedrag van de WSF 2000-norm voor uitwonende (artikel 33 lid 2 onder b WWB), € 486,94; (bedrag per 1 juli 2003; zie voor de actuele bedragen en een overzicht van de bedragen bijlage normen en bedragen) • uitwonende alleenstaande van 18 t/m 20 jaar, met eigen huisvestiging: de bijstandsnorm (norm + toeslag - leeftijdsverlaging) voor een alleenstaande van 21 jaar, zijnde 59% (50% + 20% -11%) van de gehuwdennorm; • alleenstaande ouder van 18 t/m 20 jaar: de bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder van 21 jaar, zijnde 90% van de gehuwdennorm; • gehuwden/samenwonenden met of zonder kinderen en een of beide partners jonger dan 21 jaar: de bijstandsnorm voor een gehuwde van 21 jaar, zijnde 100% van de gehuwdennorm. LET OP: de vakantietoeslag wordt alleen berekend over de norm voor de algemene bijstand en niet over de aanvulling via de bijzondere bijstand.
Jongeren van 18 t/m 20 jaar Jongeren die in een inrichting verblijven Wordt bijzondere bijstand voor zak- en kleedgeld verstrekt aan personen van 18 t/m 20 jaar die in een inrichting verblijven, dan wordt de hoogte van de bijzondere bijstand (artikel 12 WWB) afgeleid van de normen algemene bijstand die gelden voor personen van 21 jaar of ouder die in een inrichting verblijven (artikel 23 WWB) te weten: 75% van de norm van artikel 23 lid onder a WWB. LET OP: kinderbijslag wordt, als deze voor de jongere kan worden aangewend, in mindering gebracht. Bij plaatsing in een voorziening ingevolge de Wet op de Jeugdhulpverlening is zak- en kleedgeld in de dagprijs begrepen.
26
Kinderen (tot 18 jaar) Babyuitzet De kosten van een babyuitzet behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Kinderen (tot 18 jaar) LBIO-bijdrage residentiële opvang De wijze waarop de LBIO-bijdrage wordt vastgesteld leidt ertoe dat de ouder de ouderbijdrage dient te bekostigen uit eigen middelen waaronder de kinderbijslag op grond van de Algemene kinderbijslagwet (AKW). Er bestaat in beginsel dan ook geen recht op bijzondere bijstand omdat de voorliggende voorziening passend en toereikend is. Toeslag voormalig alleenstaande ouder Wanneer in een éénoudergezin het laatste kind dat financieel gezien tot de huishouding behoort een eigen inkomen krijgt, ontstaat er voor de moeder of de vader recht op de lagere uitkeringsnorm van een alleenstaande. Om deze daling enigszins op te vangen, wordt een garantietoeslag (= bijzondere bijstand) verstrekt aan een voormalig alleenstaande ouder die een gezamenlijk huishouding voert met zijn voormalig ten laste komende kind. De hoogte van deze toeslag wordt zodanig vastgesteld dat het netto-inkomen per maand van ouder en kind samen gelijk is aan de bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder inclusief vt. Let op: het inkomen van de ouder wordt bepaald aan de hand van de WWB. Voor het inkomen van het kind geldt het feitelijke inkomen. Betreft het inkomen een studiefinanciering, dan wordt de standaardnorm voor een thuiswonende in aanmerking genomen. Bij de vaststelling van de garantietoeslag en de bijstandsnorm voor de ouder wordt rekening gehouden met aanwezige schaalvoordelen. Hierdoor kan het inkomen van de ouder en het kind tezamen lager blijven dan de norm van een alleenstaande ouder.
27
Raadsvergadering van 25 november 2004. Punt 08 Bijlage 069 Vaststellen beleidslijnen “bijzondere bijstand” , in het kader Wet Werk en Bijstand (WWB), en het vaststellen van de ”regeling tegemoetkoming kosten maatschappelijke participatie Sint-Michielsgestel”. Samenvatting In het kader van de Wet Werk en Bijstand (WWB) moet uw raad beleidsregels vaststellen ter uitvoering van de “bijzondere bijstand” (BB) en het voorgestane “minimabeleid” (inclusief bijstandsbeleid voor chronisch zieken, langdurig gehandicapten en ouderen). De voorliggende “beleidslijnen bijzondere bijstand” doen recht aan de specifieke wensen en regelingen bij de ISD-gemeenten (Veghel, Schijndel en Sint-Michielsgestel) en zijn een uitvloeisel van afwegingen in de intergemeentelijke werkgroep alsmede eerdere standpuntbepalingen van de drie colleges. De Clientenplatforms zijn gedurende het (voor)traject geinformeerd en gehoord. Zij kunnen met de uitkomsten instemmen. Met het oog op uniformiteit en efficiency binnen de ISD-vorming wordt voor de uitvoering van de “bijzondere bijstand” en het “minimabeleid” geen verordening maar de nu voorliggende beleidslijnen voorgestaan. De gemeenten Veghel en Schijndel kennen al diverse jaren geen verordening bijzondere bijstand meer en werken naar volle tevredenheid met de formule van beleidslijnen BB. Met de vaststelling van de beleidslijnen “bijzondere bijstand” en de vaststelling van een ”regeling tegemoetkoming kosten maatschappelijke participatie Sint-Michielsgestel” dient de, op 21 december 2000 vastgestelde, “Bijstandsverordening 2001” per 1 januari 2005 ingetrokken te worden. Ook zal de “Bijdrageregeling minima Sint-Michielsgestel”, vastgesteld 25 maart 1999, en laatstelijk gewijzigd 25 februari 2004, per 1 januari 2005 moeten worden ingetrokken. Het door het college vastgestelde “financiële besluit bijzondere bijstand” (2004) zal door de intrekking van de verordening BB per 1 januari 2005 eveneens vervallen. Inleiding. Met ingang van 1 januari 2004 is de Wet Werk en Bijstand van kracht. In verband met de vorming van een Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) heeft een werkgroep uit de drie gemeenten getracht een beleid bijzondere bijstand te formuleren dat recht doet aan de specifieke wensen en regelingen van de individuele gemeenten. Daarnaast was het uitgangspunt te komen tot een uniform beleid. In mei 2004 gingen de drie colleges in principe al accoord met de geformuleerde uitgangspunten BB en beleidsvoorstellen WWB (het raamwerk). De Clientenplatforms moesten toen nog voor een eindadvies worden gehoord. Zij werden steeds over de ontwikkelingen en voortgang bijgepraat en hebben gedurende het voorbereidingstraject steeds bijsturend geadviseerd. Aan het einde leidde dit tot een positief advies. Wettelijk kader en relevante beleidskaders. De voorgestane beleidslijnen BB vallen onder de restrictie van de WWB en zijn een vertaling van het tot nu gevoerde en naar de toekomst voorgestane minimabeleid. Tevens zijn er beleidsuitgangspunten voor “chronisch zieken, gehandicapten en ouderen” alsmede voor een “regeling tegemoetkoming kosten maatschappelijke participatie” geformuleerd. Uitgangspunten en overwegingen. Bij het formuleren van de beleidslijnen hebben wij ons laten leiden door de volgende uitgangspunten en overwegingen: • Komst van de WWB dwingt gemeenten tot heroverwegingen van het zorgniveau; • De ISD-vorming en hiermee de wens om te komen tot een zekere beleidsuniformering (zonder het eigen gemeentelijke gezicht teveel uit het oog te verliezen); • De wens om de (inmiddels verboden) categoriale regelingen, t.b.v. maatschappelijke participatie en voor schoolgaande kinderen opnieuw vorm te geven;
28
• Beleid formuleren om de extra middelen die het kabinet toevoegde aan het Gemeentefonds voor bijzondere bijstand t.b.v. kosten van chronisch zieken, gehandicapten en ouderen te kunnen verstrekken; • Het behoud van zekere eigenheid van het, als goed ervaren, “Gestelse beleid BB”. Regeling tegemoetkoming kosten maatschappelijke participatie. Het invullen van deze regeling met de oude categoriale regeling voldoet geheel aan de wens van uw raad om de meest kwetsbare groepen in onze samenleving zoveel als mogelijk te ontzien. Alle inwoners met een laag inkomen kunnen jaarlijks een vrij te besteden bedrag ontvangen. Dit bedrag is bedoeld voor de kosten van maatschappelijke participatie. Voor alle andere noodzakelijke kosten die verband houden met “extra uitgaven t.g.v. bijzondere omstandigheden”, kan men een beroep doen op het beleid bijzondere bijstand. Collectieve Aanvullende Ziektekostenverzekering. Vanwege verschillende motieven is de wens om voor inwoners van de gemeente Sint-Michielsgestel een Collectieve Aanvullende Ziektekostenverzekering (CAZ) af te sluiten geuit. Onderzoek naar de mogelijkheden en consequenties, de besluitvorming tot beschikbaar stellen van budgetten, de onderhandelingen met Ziektekostenverzekeraars, interne organisatie (ISD) en implementatie vergen minimaal 6 maanden. Vanwege het noodzakelijke CAZ-volume is een werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de 3 Optimisd-gemeenten, inmiddels bezig met een haalbaarheidsonderzoek. Financiële kader. De kosten vallen binnen de geraamde budgetten en zijn onder te brengen bij de ISD. Het beleid voor bijzondere bijstand ziektekosten en categoriaal beleid voor gehandicapten, alsmede voor de chronisch zieken en ouderen moet wellicht vóór 2006 nog worden gewijzigd. Enerzijds omdat mogelijk de toegevoegde mid-delen niet structureel zijn. Anderzijds omdat mogelijk via belastingmaatregelen de bedoelde categorieën schadeloos zullen worden gesteld. Advies Cliëntenplatform. Het Cliëntenplatform kan zich (grotendeels) vinden in de beleidslijnen BB en verzoekt het college nadrukkelijk om haar “sociale gezicht” (ook bij ISD-vorming) naar de toekomst optimaal te waarborgen. Het platform ziet een CAZ als een welkome aanvulling en stelt voor hier onderzoek naar in te stellen. In het beleid zijn als noodzakelijke kosten opgenomen de kosten van een jaarlijks preventief tandartsonderzoek. Het platform acht een halfjaarlijks preventief onderzoek nodig. Echter het ministerie van VWS (niet de gemeente) heeft de taak voor volksgezondheid. Hierop zijn de standaard verzekeringen en de normaal te achten aanvullende verzekeringen ook gebaseerd. Gelet op het bijstandsperspectief zijn echter alleen kosten van een jaarlijks preventief tandartsonderzoek noodzakelijk te achten. Hoofdlijnen wijzigingen bijzondere bijstand en minimabeleid. Met de bovenstaande uitgangspunten zien de belangrijkste wijzigingen er, ten opzichte van ons “oude beleid”, als volgt uit; • Draagkracht uit inkomen: “minimuminkomen” wordt bijstandsnorm plus 10%. • Vanwege toevoegingen aan Gemeentefonds en advies VNG in samenwerking met belangengroepen instelling van een categoriale regeling bijzondere bijstand voor gehandicapten, chronisch zieken en ouderen. • Instelling van PC-regeling. Bijdrage in aflossing van renteloze lening (cliënt betaalt 40%, gemeente 60%). Regeling geldt alleen voor inwoners die langdurig zijn aangewezen op inkomen bijstandsniveau. • Handhaving van een (niet categoriale) regeling voor tegemoetkoming van kosten van schoolgaande kinderen. • Instellen “regeling tegemoetkoming kosten maatschappelijke participatie”.
29
Met deze beleidsvoorstellen wordt recht gedaan aan de diverse wensen voor continuering dan wel verbe-tering van bestaande minima-regelingen van de gemeenten Sint-Michielsgestel, Veghel en Schijndel. Communicatieve aspecten. De inwoners, belangenbehartigers en maatschappelijke organisaties zullen via alle beschikbare kanalen worden geinformeerd. Interactiviteit
: Clientenplatform Sint-Michielsgestel heeft positief geadviseerd over de voorstellen.
BTW-compensatiefonds
: N.v.t.
Kostendekking
: Binnen geraamde budgetten
Toets aanbestedingsnota
: N.v.t.
Advies OR
:
Voorstel
:
Tijdelijk referendumwet
: Van toepassing. Een verzoek om een referendum te houden kan binnen drie weken na de datum van bekendmaking worden ingediend.
N.v.t.
1. Beleidslijnen “bijzondere bijstand” in het kader van de WWB per 1 januari 2005 vaststellen; 2. Vaststellen van de “regeling tegemoetkoming kosten maatschappelijke participatie Sint-Michielsgestel” per 1 januari 2005; 3.De op 21 december 2000 vastgestelde “Verordening Bijzondere Bijstand” met ingang van 1 januari 2005 intrekken. 4.De op 25 maart 1999, en sedertdien gewijzigd, vastgestelde “Bijdrageregeling minima Sint-Michielsgestel” met ingang van 1 januari 2005 intrekken.
Sint-Michielsgestel, 27 juli 2004
Burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel,
Conclusie van de commissie Burgerzaken d.d. 10 november 2004 De commissie adviseert unaniem positief. Hamerstuk voor de raad van 25 november 2004.
30
De raad van de gemeente Sint-Michielsgestel; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 juli 2004 gelet op de bepalingen opgenomen in de Wet Werk en Bijstand (WWB)
besluit:
1. de beleidslijnen “bijzondere bijstand” in het kader van de WWB per 1 januari 2005 vast te stellen; 2. het vaststellen van de “regeling tegemoetkoming kosten maatschappelijke participatie” per 1 januari 2005; 3. de op 21 december 2000 vastgestelde “Verordening Bijzondere Bijstand” met ingang van 1 januari 2005 in te trekken; 4. de op 25 maart 1999, en sedertdien gewijzigd, vastgestelde “Bijdrageregeling minima Sint-Michielsgestel” met ingang van 1 januari 2005 in te trekken.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel in zijn openbare vergadering van 25 november 2004. De raad voornoemd.
31