Beleid Monumentenzorg ‘Vernieuwde Opvattingen’
Gemeente Zederik 2012
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden
1
Inhoudsopgave Samenvatting 1. Inleiding
3 4
1.1 Zederikse monumenten
4
1.2 Aanleiding monumentenbeleid
4
1.3 Leeswijzer
4
2. Relevante beleidskaders
5
2.1 Veranderingen in de monumentzorg.
5
2.2 Sturingsfilosofie beleidsbrief MoMo 2.2.1 Krachtiger en eenvoudiger regelgeving 2.2.2 Bevorderen van herbestemmingen 2.2.3 Cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening
5 6 6 6
2.3 Overige beleidskaders 2.3.1 Rijk 2.3.2 Provincie 2.3.3 Regio Albasserwaard-Vijfheerenlanden
7 7 7 7
2.4 Conclusie
8
3. Gemeentelijk sturingsfilosofie
9
3.1 Sturingsfilosofie monumenten
9
3.2 Sturingsfilosofie cultuurhistorie
9
3.3 Conclusie
10
4. Praktische vertaling
11
4.1 Beschermde objecten 4.1.1 Rijksmonumenten 4.1.2 Gemeentelijke monumenten
11 11 12
4.2 Gebiedsbescherming 4.2.1 Beschermde stads- en dorpsgezicht Ameide 4.2.2 Bestemmingsplan
12 12 13
4.3 Overige beleidsthema’s 4.3.1 Herbestemming 4.3.2 Monumenten en dakkapellen 4.3.3 Vervallen monumenten 4.3.4 Afwegingskader restauratie begraafplaatsen
13 14 14 14 15
4.4 Conclusie
15
5. Uitvoeringsaspecten
17
5.1 Lopende projecten 5.1.1 Rietendaken en gemeentelijke monumentensubsidie 5.1.2 Open Monumentendag
Begrippenlijst
17 17 17
18
2
Samenvatting
De gemeente Zederik is een landelijke gemeente met een uitgebreid monumentenbestand. Via dit beleidsstuk wil de gemeente deze kwaliteiten graag beschermen voor het nageslacht. De aandacht gaat daarbij vooral uit naar de omgang met het culturele erfgoed van Zederik. Hiervoor zijn de landelijke trends vertaald naar een eigen gemeentelijke sturingsfilosofie. De uitgangspunten van de sector monumentenzorg zijn namelijk sterk aan het veranderen. Binnen de monumentenzorg verschuift de focus van de bescherming van objecten naar het beschermen van cultuurhistorische structuren. Hierdoor wordt gebroken met een lange traditie in de monumentenzorg. Dit schept uitdagingen voor de gemeente, maar aan de hand van de nieuwe sturingsfilosofie kan hier op gemeentelijke schaal ook richting aan worden gegeven. De gemeentelijke sturingsfilosofie is samengevat in de volgende aspecten: Monumenten Niet behouden ten behoeve van het behouden; Historische veranderingen inzichtelijk houden voor het nageslacht; Fysieke restanten van de gebruiksgeschiedenis behouden bij restauratie en/of herbestemming van een monument. Cultuurhistorie Cultuurhistorisch waardevolle structuren borgen in het bestemmingsplan; Herkenbaarheid en samenhang van cultuurhistorische structuren behouden; Aansturen op planontwikkeling met respect voor cultuurhistorische structuren. Aan de hand van deze kaders is gekeken naar de inpassing in de gemeentelijke beleidspraktijk. De omgang met Rijks- en gemeentelijke monumenten wordt minder streng. Hierdoor wordt een aantal ingrepen aan deze objecten vergunningsvrij. De gemeente wil zich tegelijkertijd in haar beoordeling van initiatieven vooral richten op het inzichtelijk houden van de gebruiksgeschiedenis. Vooral bij herbestemmingopgaven heeft dit onze aandacht. Verder wordt van de gemeente verwacht dat relevante cultuurhistorische structuren worden beschermd tegen afbreuk. Voordat dit kan worden gerealiseerd moet eerst een inventarisatie plaatsvinden van de aanwezige cultuurhistorische elementen binnen Zederik. Als de benodigde informatie beschikbaar kan de borging in het bestemmingsplan verder worden vormgegeven. De gemeente neemt de tijd om de vergaande bescherming in te bouwen, aangezien de cultuurhistorische paragraaf nu al een onderdeel is van alle bestemmingsplannen.
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden
Naast deze beleidsthema‟s is ook aandacht voor de uitvoering. De gemeente neemt daarbij een duidelijke lijn in en streeft erna om bestaande subsidies te handhaven. Zowel de rietendaken en gemeentelijke monumentensubsidie als de jaarlijks terugkerende Open Monumentendag blijven bestaan. De gemeente ziet in deze economische tijden geen kansen om nieuwe initiatieven op te zetten.
3
1. Inleiding
Zederik staat bekend om zijn karakteristieke rust en ruimte. In de gemeente zijn deze kwaliteiten, als onderdeel van het groene hart, sterk vertegenwoordigd. De Lek, de Zederik en het Merwedekanaal komen samen in het ruime polderlandschap van de gemeente. Het agrarische karakter is tastbaar in de uitgestrekte polders en de vele monumentale boerderijen. Naast het mooie buitengebied heeft Zederik ook herkenbare dorpskernen met rijksmonumentale kerken. De sociale vitaliteit en het sterke verenigingsleven zorgen voor een aangename woonomgeving. Het betrokken dorpsleven speelt zich dan ook al generaties af in dit schilderachtige „decor‟. Om ook de volgende generaties hiervan te laten genieten is het noodzakelijk er zorgvuldig mee om te springen. 1.1 Zederikse monumenten Het culturele erfgoed is een belangrijke drager van de karakteristieke sfeer van Zederik. De bescherming van ons erfgoed is belangrijk voor de gemeenschappelijke identiteitsbeleving. De fysieke verschijning van monumenten is daarvan het meest tastbaar voor onze burgers. Binnen de gemeentegrens van Zederik zijn 114 rijksmonumenten en 118 gemeentelijke monumenten aanwezig. Gezamenlijk vormen deze monumenten de overblijfselen van de ontwikkelingsgeschiedenis van Zederik en haar dorpsgemeenschappen. 1.2 Aanleiding monumentenbeleid Omdat het culturele erfgoed belangrijk is voor de gemeenschappelijke identiteitsbeleving,moet er voorzichtig worden omgegaan met het monumentenbestand. De meeste ingrepen aan een monument zijn lastig terug te draaien. In de praktijk kan dit leiden tot het verlies van behoudenswaardige aspecten. Het is daarom van belang richtlijnen te hebben voor de beoordeling van initiatieven. De gemeente heeft daarom een eigen monumentenbeleid opgesteld. Naast de behoefte aan duidelijkheid voor initiatiefnemers is ook landelijk de sector monumentenzorg sterk aan het veranderen. Oude opvattingen worden overhoop gehaald ten gunste van nieuwe visies op behoud. De consequenties van deze veranderingen worden doorvertaald in het gemeentelijke beleid. Daarbij ligt de nadruk op deregulering en gebiedsbescherming. 1.3 Leeswijzer Het beleidstuk is opgebouwd uit een viertal hoofdstukken. Deze hoofdstukken staan onderling met elkaar in verband. In het tweede hoofdstuk worden de globale ontwikkelingen besproken. Hierbij gaat de aandacht uit naar het beleid van het Rijk, de provincie Zuid-Holland en de regio AlbasserwaardVijfheerenlanden. De nadruk ligt daarin op de recente ontwikkelingen binnen de sector monumentenzorg. Het derde hoofdstuk is een vertaling van het bovengemeentelijke beleid naar de gemeentelijke schaal. De uitgangspunten van de hogere overheden worden omgezet naar een visie die past bij de gemeente Zederik. In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten van het gemeentelijke beleid geformuleerd. Deze uitgangspunten vormen samen de gemeentelijke sturingsfilosofie. In het daarop volgende hoofdstuk wordt de eerder gedefinieerde sturingsfilosofie geconcretiseerd. Hierbij wordt vooral ingegaan op de concrete effecten van de onderliggende uitgangspunten. Verder worden in dit hoofdstuk nog een aantal losse beleidsthema‟s behandeld die voortkomen uit de praktijk en waarvoor in het verleden nog geen beleid is opgesteld. Deze losse thema‟s worden daarom integraal geborgd in het nieuwe beleid. Het beleidstuk wordt in hoofdstuk 5 afgesloten met een korte doorkijk naar de uitvoeringsaspecten.
4
2. Relevante beleidskaders
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de beleidsontwikkelingen rondom de monumentenzorg. Eerst wordt een korte introductie gegeven over het ontstaan van de monumentenzorg. In de daaropvolgende paragraaf wordt de nieuwe sturingsfilosofie van het Rijk beschreven. Aan het einde worden de overige beleidsintenties van de hogere overheden behandeld. De bedoeling van dit overzicht is om het speelveld weer te geven, zodat deze kunnen dienen daarna als bouwstenen voor het Zederikse monumentenbeleid. 2.1 Veranderingen in de monumentzorg De monumentenzorg is landelijk in beweging gekomen. Het denken Tabel 1. Relevante wettelijke kaders over de basisbeginselen uit de monumentenwet verandert. Sinds Monumentenwet 1988 1961 is het behoud van In de monumentenwet zijn de wettelijke bepalingen monumentale objecten in de wet opgenomen die van toepassing zijn op de bescherming en de geregeld. Deze wet is in 1988 omgang met onroerend erfgoed (zowel monumenten als aangepast aan de veranderde archeologische waarden). inzichten en het verdrag van Grenada. Zo is de Europese Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 (Wamz) bescherming van het In 1992 is het Verdrag van Valetta getekend. Hiermee is de architectonisch erfgoed in bescherming van het bodemarchief Europees geregeld. In de landelijke wetgeving opgenomen. Wamz zijn deze intenties omgezet in wettelijke bepalingen. De vastgestelde Wamz is ondergebracht in de Monumentenwet De monumentenwet heeft een 1988. beschermend karakter en daarbij staat behoud voorop. Waardevolle Wet ruimtelijke ordening 2008 (Wro) objecten worden aangewezen om De geldende bepalingen ten opzichte van de ruimtelijke onder het beschermingsregime te inrichtingsvraagstukken zijn in deze wet opgenomen. vallen. In dit regime vallen de Rijksmonumenten, maar ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010 (Wabo) beschermde stads- en De Wabo maakt het mogelijk dat alle losse vergunningen dorpsgezichten. Op deze manier worden gecombineerd tot een omgevingsvergunning. In deze wordt geprobeerd aantasting van wet zijn de daarvoor geldende bepalingen vastgelegd. de monumentale waarden tegen te gaan. Besluit omgevingsrecht (Bor) De Bor is de uitwerking van de Wabo. Deze regeling bevat Recentelijk is de houding in de artikelen die tot stand zijn gekomen via een algemene monumentenzorg aan het maatregel van bestuur of via een ministeriële regeling. veranderen van karakter. De nadruk verschuift van behoud naar Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim) ontwikkeling. Het ministerie van Het besluit rijkssubsidiëring monumenten reguleert de OCW heeft deze aspecten subsidiëringmogelijkheden voor het in stand houden van verwerkt in een nieuwe visie voor rijksmonumenten. de monumentenzorg. Deze visie wordt hieronder toegelicht. 2.2 Sturingsfilosofie beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg In de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (beleidsbrief MoMo) van januari 2009 is de toekomstvisie voor de sector monumentenzorg uitgewerkt. Deze visie wordt kort samengevat in de volgende zin: “Een modern monumentenbeleid moet ervoor zorgen dat de kwaliteit, identiteit en herkenbaarheid van 1 onze leefomgeving gewaarborgd is, en verder wordt uitgebouwd” . De monumenten en het cultureel erfgoed staan centraal in deze benadering, omdat zij identiteitsdragers zijn. Zij maken door hun unieke waarde de leefomgeving herkenbaar en verlenen hieraan een uniek karakter. Deze waardestelling laat zien dat het Rijk vooral wil inzetten op de
1
Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg, 2009, pag. 2
5
toegevoegde waarde van het behoud van de monumenten. Vanuit deze gedachte zijn de onderstaande pijlers gekoppeld aan het beleid: Krachtiger en eenvoudiger regelgeving; Bevorderen van herbestemmingen; Cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening. Deze pijlers vormen de basis voor de herdefiniëring van de sector. De beleidsbrief MoMo beoogd met de pijlers het draagvlak voor monumentenzorg te behouden. De sectorale regelgeving wordt op dit moment namelijk door een deel van de samenleving als een onnodige hindernis ervaren. Dit heeft gevolgen voor het gebruik van de monumenten. Door in te zetten op versobering van de regelgeving en de bevordering van herbestemmingen wordt geprobeerd onnodige hindernissen weg te nemen. Versobering van de regelgeving houdt niet in dat alle sturingsmiddelen verdwijnen. Bij de implementatie van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg zijn ervaringen opgedaan met bescherming via het bestemmingsplan. Deze invalshoek is overgenomen in de beleidsbrief MoMo. De bedoeling is om vroegtijdig bij ruimtelijke planprocessen betrokken te zijn en vooraf sturing te kunnen geven. Alle drie de pijlers worden nu kort beschreven. Hierin wordt ingegaan op de veranderingen die voortvloeien uit de beleidsbrief. De achterliggende visie over de toegevoegde waarde van het behoud ligt hieraan ten grondslag. Zowel praktisch als theoretisch wordt gezocht naar een balans tussen gebruik en behoud. 2.2.1 Krachtiger en eenvoudiger regelgeving De regelgeving die van toepassing is op monumenten wordt soms ervaren als een hindernis. Voorgenomen ambities kunnen door deze regelgeving niet altijd worden gerealiseerd. Ook de duur van daarbij horende vergunningsprocedures zijn een probleem.
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden
Het ministerie van OCW heeft bedacht dat kleine werkzaamheden niet meer vergunningsplichtig zijn. In overeenstemming met het ministerie van Infrastructuur en Milieu is het Besluit omgevingsrecht aangepast. Daarnaast is de proceduretijd voor kleine ingrepen die nog wel vergunningsplichtig blijven verkort. Voor deze ingrepen geldt nu de reguliere procedure uit de Wabo. Daarnaast worden kwaliteitsnormen gedefinieerd. De Rijksoverheid gebruikt deze normen als richtinggevend instrument. Ze willen dit onder andere koppelen aan de Birm-subsidiëring. Door de kwaliteitsnormen kan het Rijk sturing geven aan de kwaliteit van de subsidieaanvragen. 2.2.2 Bevorderen van herbestemmingen In de nieuwe visie moedigt het Rijk herbestemming aan. Leegstand van een monumentaal pand leidt vaak tot verval en daarna tot verlies aan monumentale waarden. Het opknappen van een monument is vaak economische onhaalbaar zonder een passende nieuwe functie. Het Rijk wil daarom budget beschikbaar stellen. Er wordt geld vrij gemaakt voor subsidiëring van de initiële plankosten bij herbestemming. Het weersbestendig maken van restanten die worden herbestemd hoort tevens tot de mogelijkheden. 2.2.3 Cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening Als laatste wil het Rijk de bescherming minder op het object zelf richten, maar meer op de directe omgeving. Waardevolle cultuurhistorische belangen moeten in het bestemmingsplan worden geborgd. De sector monumentenzorg kan dan bij ruimtelijke planprocessen al aanschuiven in de opstartfase.
6
De borging in het bestemmingsplan wordt verder uitgewerkt dan nu het geval is. Het Rijk gaat een (cultuurhistorische) structuurvisie opstellen voor Nederland. Van gemeentes wordt verwacht dat zij zelf hun cultuurhistorische waarden inventariseren. Het idee is dat deze kennis wordt gebruikt als onderlegger voor de regulering in het bestemmingsplan. De gemeentelijke structuurvisie is het geijkte instrument om daarbij als onderlegger te dienen. 2.3 Overige beleidskaders In het vorige deelhoofdstuk zijn de belangrijkste veranderingen van het beleidsterrein samengevat. Deze paragraaf gaat in op de overige beleidskaders die van invloed zijn op het gemeentelijke beleid. De beleidskaders zijn per bestuurslaag weergegeven. 2.3.1 Rijk In de beleidsbrief MoMo is de nieuwe beleidsvisie van het Rijk weergegeven. Naast deze visie is er geen ander sectoraal beleid dat nu van rijkswege wordt opgelegd. In het verleden is het Belvedere beleid relevant geweest, maar dit is 2009 afgerond. De bedoeling was om cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling te koppelen. Dit komt duidelijk naar voren in de doelstelling van het Belevedere beleid: “De cultuurhistorische identiteit wordt sterker richtinggevend voor de inrichting van de ruimte, en het 2 rijksbeleid zal daarvoor goede voorwaarden scheppen” . Deze denkrichting heeft een belangrijke rol gespeeld in de gedachte vorming rondom de sturingsfilosofie uit de beleidsbrief MoMo. Dit lijdt ertoe dat de sectorale focus van behoud naar ontwikkeling verschuift. Voor het Belvedere beleid zijn een aantal voorbeeldprojecten gerealiseerd. 2.3.2 Provincie Zuid-Holland Naast het rijk maakt ook de Provincie Zuid-Holland beleid op het gebied van cultuurhistorie. Zij hebben voor delen van de provincie specifieke cultuurhistorische regioprofielen gemaakt. De Cultuurhistorische hoofdstructuur (CHS), de Provinciale Structuurvisie (PSV) en de Verordening Ruimte (VR) zijn de beleidskaders waarop deze profielen zijn gebaseerd. De regioprofielen geven inzicht in de cultuurhistorische kwaliteiten van een gebied. De bedoeling is dat ze daar als „kompas‟ worden ingezet bij ruimtelijke planvorming. De provincie Zuid-Holland geeft aan dat zij dit instrument sturend willen hanteren. Zij willen sturend gaan optreden als naar hun inzicht de cultuurhistorische waarden worden aangetast. De provincie zal niet schuwen om gebruik te maken van hun instrumenten als een zienswijze of een re-actieve aanwijzing. In het regioprofiel over de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden wordt voor Zederik ingezet op het behoud van de aanwezige kwaliteiten. Dit gaat op voor de polderlinten in Hei- en Boeicop, Lakerveld en Tienhoven. Het geldt ook voor ruilverkavelingslinten zoals de Lekdijk en Broekseweg. Daarnaast wordt ingezet op het behoud van de tiendwegen, de eendenkooien, de donken, de molenbiotopen en de Zouweboezem. 2.3.3 Regio Albasserwaard-Vijfheerenlanden In de structuurvisie van de regio uit 2004 worden alleen de cultuurhistorische kwaliteiten benoemd. Zij dienen als onderlegger voor het groenblauwe raamwerk. Voor Zederik kan worden geconcludeerd dat dit in grote mate overeenkomt met de eerder besproken regioprofielen. Het open landschap met zijn typerende oriëntatie op ontginningsassen en veenstromen is dominant. Naast deze beschrijving en de bijbehorende kaartbeelden zijn er geen andere regionale beleidskaders.
2
Nota Belevedere; beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting, 1999, pag. 7
7
2.4 Conclusie In de voorgaande paragrafen is gekeken naar de ontwikkelingen die spelen in de beleidsvorming rondom de monumentenzorg. Het is opvallend om te zien dat de discipline zich nu sterker focust op de ruimtelijke context. Hiermee neemt de monumentzorg wat afstand van haar beginselen. De periode waarin voornamelijk op de beschermingswaardige objecten is geconcentreerd is voorbij. De beleidsbrief MoMo en de regioprofielen van de provincie Zuid-Holland laten zien dat monumentenzorg van karakter is veranderd. De gebiedsgerichte aanpak zal in de komende jaren steeds meer aan invloed winnen. Het is nu aan de gemeente Zederik om hierbij aansluiting te vinden.
Bron: regioprofielen cultuurhistorie Zuid-Holand; Richtlijnen voor topgebieden cultureel erfgoed, archeologie, molen- en landgoedbiotopen in Zuid-Holland
8
3. Gemeentelijke sturingsfilosofie
De landelijke veranderingen in de sector Monumentenzorg zijn in het vorige hoofdstuk besproken. In dit hoofdstuk wordt gezocht naar hoe deze omslag zich vertaald naar de Zederikse context. Voordat de inhoudelijke thema‟s worden besproken, wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de gemeentelijke sturingsfilosofie voor monumentenzorg en cultuurhistorie. Hierin wordt kort weergegeven wat de belangrijkste doelstellingen van het beleid zijn. Daarbij wordt ingegaan op het onderscheid tussen de bescherming van objecten en de bescherming van historische structuren. 3.1 Sturingsfilosofie Monumenten Het behoudende karakter van de sector wordt afgebouwd. In Zederik is deze opvatting al in het denken opgenomen, omdat de blik van de gemeente verder reikt dan het sectorale belang. De aanwezige monumenten zijn immers een integraal onderdeel van de dorpsgemeenschappen en het buitengebied. De gemeente is geen voorstander van behouden om het behouden. Deze vorm van behoud beperkt de mogelijkheden voor toekomstig (her)gebruik, omdat het behoud van de ontstaanssituatie daarbij het uitgangspunt is. Dit wil zeggen dat de aandacht dan uitgaat naar de eerste verschijningsvorm van het monument. Dit resulteert vaak in de drang om een situatie te bevriezen. De gemeente is van mening dat monumenten niet statisch zijn. Het zijn „levende‟ objecten waaraan vaak het een en ander is veranderd. Deze veranderingen zijn interessant, omdat ze inzicht geven in de gebruiksgeschiedenis. Het behouden van een monument zou zich dan ook vooral moeten richten op het behouden van deze veranderende eenheid. De fysieke veranderingen vertellen namelijk een verhaal over het voormalige gebruik en de toen heersende opvattingen. De inspanningen voor het behoud dient te worden gefocust op het inzichtelijk houden van de gebruiksgeschiedenis. Deze visie is zowel van toepassing bij restauratie als bij herbestemming. Hoewel de aard van de ingrepen zeer verschillend zijn is het doel uiteindelijk overeenkomstig. De ontwikkelingsgeschiedenis moet ook na een ingreep herkenbaar blijven. Uiteraard zal daarbij meer aandacht zijn voor aanpassingen uit het verleden dan voor recentere ingrepen. Samengevat komt de sturingsfilosofie neer op de volgende punten: Niet behouden ten behoeve van het behouden; Historische veranderingen inzichtelijk houden voor het nageslacht; Fysieke restanten van de gebruiksgeschiedenis behouden bij restauratie en/of herbestemming van een monument. 3.2 Sturingsfilosofie Cultuurhistorie Het Rijk wil cultuurhistorie een prominentere plaats laten in nemen binnen de ruimtelijke planvorming. Het is vanuit deze optiek gewenst om een beeld te vormen over de inpassing van cultuurhistorie in de Zederikse planvorming. Het bestemmingsplan is het geëigende instrument voor deze inpassing. De gemeente is van mening dat het behouden van de cultuurhistorie in Zederik nodig is. Ruimtelijke herkenbaarheid is daarbij een speerpunt. Het draagvlak voor het behoud is daarbij een belangrijke overweging. De borging van te behouden cultuurhistorische ensembles kan immers tot weerstand lijden. Herkenbaarheid is bij de borging in het bestemmingsplan een belangrijk ijkpunt. De waardevolle elementen zijn in Zederik goed te onderscheiden. Dit heeft te maken met de ontstaansgeschiedenis en het daarbij horende gebruik. De veenstromen, de dijken en de voormalige stroomgordels zijn de basis geweest voor de ontginning van het veengebied. De agrarische structuur van het landschap is hierdoor gevormd. Veel van de historische structuren zijn behouden gebleven. De dijken, de tiendwegen, de bruggetjes en de uitgestrekte agrarische kavels zijn met elkaar verbonden via de typerende lintdorpen. Deze structuren zijn nu nog herkenbaar in het landschap en hun kwaliteit is daarmee gekoppeld aan de aard van het gebied. Hun onderlinge samenhang mag daarom niet verloren gaan.
9
Het komt erop neer dat de aanwezige historische elementen als gezamenlijke eenheid worden gezien. Het is nodig om ruimtelijke initiatieven te beoordelen op hun invloed op deze samenhang. Dit houdt in dat in cultuurhistorisch waardevolle gebieden geen afbreuk plaatsvindt aan de herkenbaarheid van de aanwezige structuren. Bij planontwikkeling wordt daarom aangestuurd op plannen die aansluiten op het bestaande. Dit betekent niet dat een planontwikkeling per definitie wordt uitgesloten als die strijdig is met een historische situatie. Hierbij moet wel worden bewaakt dat de afbreuk aan de cultuurhistorische waarden beperkt blijft. Voor de borging van cultuurhistorie zijn de volgende punten van belang: Cultuurhistorisch waardevolle structuren borgen in het bestemmingsplan; Herkenbaarheid en samenhang van cultuurhistorische structuren behouden; Aansturen op planontwikkeling met respect voor cultuurhistorische structuren. 3.3. Conclusie De gemeentelijke sturingsfilosofie voor monumentenzorg en cultuurhistorie volgt de landelijke tendens. De aandacht verschuift van objectgebonden bescherming naar gebiedsbescherming, geregeld in het bestemmingsplan. In de filosofie van de gemeente wordt daarom gekozen voor een lossere houding ten opzichte van individuele monumentale objecten en een versteviging van de bescherming van historische structuren.
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden
10
4. Praktische vertaling
De uitwerking van de gemeentelijke uitgangspunten staat centraal in dit hoofdstuk. De omgang met beschermde objecten en de gebiedbescherming krijgen de daarbij aandacht. Door deze praktische inpassing wordt de gemeentelijke sturingsfilosofie geborgd. Verder wordt in dit hoofdstuk ingegaan op een aantal losse thema‟s waar nog niet eerder beleid over is opgesteld.
4.1 Beschermde objecten In deze paragraaf wordt uitgebreid gekeken naar het gemeentelijk beleid ten opzichte van de in Zederik aanwezige monumenten. Zowel de rijksmonumenten als de gemeentelijke monumenten worden besproken. 4.1.1 Rijksmonumenten De sturingsfilosofie van het Rijk zet in op de vermindering van de regulering rondom Rijksmonumenten. Om dit mogelijk te maken is in bijlage II van de Bor artikel 4a aangepast. In de bijlage worden de mogelijkheden voor vergunningsvrij bouwen in, op, aan en bij een monument gereguleerd (zie tabel 2). De eerder genoemde aanpassing heeft als gevolg dat een aantal van de in artikel 2 en 3 van bijlage II benoemde ingrepen vergunningsvrij kan worden uitgevoerd. Daarbij geldt de kanttekening dat de monumentale waarden niet mogen worden geschaad door de ingreep. Dit houdt in dat activiteiten in, op, aan of bij een monument, die niet van invloed zijn op monumentale onderdelen, vergunningsvrij uitgevoerd kunnen worden. Het is verstandig om eerst informatie in te winnen bij de gemeente voordat u start met het bouwen van een vergunningsvrije activiteit. Tabel 2. Vergunningsvrije activiteiten uit artikel 2, 3 en 4a van bijlage II Bor Vergunningsvrije activiteiten in, op of aan een monument
Vergunningsvrije activiteiten bij een monument
Niet vergunningsvrije activiteiten
dakkapellen in het dakvlak dat niet naar het openbaar gebied is gekeerd, dakramen, zonnecollectoren, kozijnen, balkonscheidingen, tuinmeubels, speeltoestellen, schuttingen en hekken, keermuren, vlaggenmasten, antenne-installaties voor mobiele telefonie, schotelantennes, bouwwerken voor infrastructuur en nutsvoorzieningen, bovenleidingen, elektronische sirenes, straatmeubilair, tijdelijke bouwketen en kleine gebouwtjes van maximaal 2 m² en maximaal 1 meter hoog tuinmeubels, speeltoestellen, schuttingen en hekken, keermuren, vlaggenmasten, bouwwerken voor infrastructuur en nutsvoorzieningen, tijdelijke bouwketen, kleine gebouwtjes van maximaal 2 m² en maximaal 1 meter hoog, zwembaden, silo‟s en alle overige veranderingen van beperkte betekenis aan een bouwwerk (zoals het vervangen van dakbedekking) oprichten van bijbehorende bouwwerken, bouwwerken voor recreatief nachtverblijf (zomerhuisje, bed&breakfast) en dakkapellen in het voordakvlak of in een naar openbaar gebied gekeerd zijdakvlak Bron: Vergunningsvrij, informatie voor professionals; Voor welke activiteiten in en aan monumenten en beschermde gezichten is geen vergunning nodig?, 2011
Naast het vergunningsvrij uitvoeren van bouwactiviteiten is ook het onderhoudsaspect meegenomen. “Gewoon onderhoud waarbij materiaalsoort, kleur, vormgeving, detaillering en profilering niet wijzigen is vergunningvrij. Er moet sprake zijn van een technische noodzaak voor het vervangen of herstellen van materiaal op beperkte schaal. Aangetaste delen mogen worden vervangen door precies hetzelfde 3 materiaal, met dezelfde verschijningsvorm” . Hieruit kan worden opgemaakt dat bij het uitvoeren van onderhoud veel meer zonder vergunning wordt toegestaan dan voorheen. Daarbij mogen de aanwezige monumentale waarden niet worden aangetast. Het voorgaande is ook van toepassing op inpandig onderhoud. Dit is beperkt tot onderhoud dat niet van invloed is op het casco. Als het casco wel wordt aangepast, dient een omgevingsvergunning te 3
Vergunningsvrij, informatie voor professionals; Voor welke activiteiten in en aan monumenten en beschermde gezichten is geen vergunning nodig?, 2011, pag. 4
11
worden aangevraagd. Dit geldt ook voor grootschalige vervanging van materialen. In de nieuwe systematiek wordt grootschalige vervanging gezien als renovatie en is daarom vergunningsplichtig. Voor rijksmonumenten geldt de uitgebreide procedure van de omgevingsvergunning. Door de bijzondere aard van rijksmonumenten wordt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed bij ingrijpende plannen om advies gevraagd. Om dit mogelijk te maken is de vergunningsprocedure langer dan bij gemeentelijke monumenten (reguliere procedure). 4.1.2 Gemeentelijke monumenten De omgang met gemeentelijke monumenten is vastgelegd in de Monumentenverordening 2010 van de gemeente Zederik. In de huidige verordening is nu niet mogelijk om een monument aan te passen zonder vergunning (artikel 10). Het uitvoeren van reguliere onderhoudswerkzaamheden wordt in de praktijk al toegestaan, maar alle andere ingrepen vallen nu nog onder dit regime. Vanuit het Rijk wordt aangestuurd op het verminderen van de vergunningsplicht (zie tabel 2 uit 4.1.1.). Voor de gemeentelijke monumenten is dezelfde lijst met vergunningsvrije activiteiten uit de Bor (Bijlage II, artikel 2, 3 en 4a) van toepassing. Voor deze activiteiten hoeft geen omgevingsvergunning meer te worden aangevraagd. Dit houdt in dat deze ingrepen niet meer onder de bepalingen van artikel 10 uit de Monumentenverordening 2010 worden geschaard. Voor de overige ingrepen geldt dat zij wel vergunningsplichtig blijven. Hiervoor moet namelijk ook een vergunning worden aangevraagd als het object geen monument is. De reguliere omgevingsvergunningprocedure moet daarvoor worden doorlopen. Dit houdt in dat voor een gemeentelijk monument dezelfde vergunningsprocedure wordt gevolgd als bij aanvragen voor niet monumentale objecten. Het uitvoeren van regulier onderhoud is hiervan uitgesloten. De gemeente wil inzetten op het behoud van de ontwikkelingsgeschiedenis van monumenten. Dit houdt in dat aanpassingen ten behoeve van de leefbaarheid worden goedgekeurd, mits de aanpassingen passen binnen de sturingsfilosofie. Om deze beleidsintentie te borgen worden omgevingsvergunningaanvragen voorgelegd aan de monumentencommissie van de gemeente. Deze commissie adviseert het College van B en W over de aanvraag en bewaakt zo de uitgangspunten van het monumentenbeleid in Zederik. 4.2 Gebiedsbescherming Het gemeentelijke beleid ten behoeve van gebiedsbescherming wordt in deze paragraaf uitgewerkt. De aandacht gaat uit naar het beschermde stads- en dorpsgezicht en de borging van cultuurhistorie in de gemeentelijke bestemmingsplannen. 4.2.1 Beschermde stads- en dorpsgezicht Ameide Het centrum van Ameide is aangewezen als beschermd stads- en dorpsgezicht. Deze aanwijzing is door het rijk opgelegd. De bedoeling van de aanwijzing is om het historische gegroeide aanzicht van de dorpskern te beschermen. Dit vertaalt zich in een terughoudende houding ten opzichte van initiatieven die het aanzicht beïnvloeden. Door de implementatie van de beleidsbrief MoMo zal het beleid ten opzichte van het beschermde stads- en dorpsgezicht in Ameide veranderen. Tot voor kort was elke ingreep aan de buitenzijde van gebouwen vergunningsplichtig. De nieuwe visie op vergunningsvrij bouwen is ook van invloed op deze vorm van gebiedsbescherming.
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden
Volgens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zijn ingrepen “vergunningvrij in een beschermd stads- of dorpsgezicht, op voorwaarde dat het inpandige veranderingen betreft of dat zij plaatsvinden aan achtergevels of achterdakvlakken die niet gekeerd zijn naar openbaar toegankelijk gebied. Het
12
oprichten van bouwwerken mag alleen op het erf aan de achterkant van het hoofdgebouw, loodrecht 4 op de achtergevel, als dit erf niet naar openbaar toegankelijk gebied is gekeerd” . Wanneer een object in het beschermd stad- en dorpsgezicht ook is aangewezen als rijksmonument of als gemeentelijk monument zijn de beleidsuitgangspunten van toepassing die zijn geformuleerd voor beschermde objecten (zie 4.1). Dit houdt in dat voor de toetsing wordt gekeken naar de lijst met vergunningsvrije activiteiten uit de Bor (Bijlage II, artikel 2, 3 en 4a). In de herziene welstandsnota uit 2009 zijn de toetsingscriteria gedefinieerd die worden gebruikt voor de toetsing van een ingreep in het beschermde stads- en dorpsgezicht. Deze toetsingscriteria zullen worden gehandhaafd, maar zullen alleen worden gehanteerd wanneer de criteria niet conflicteren met de lijst van vergunningsvrije activiteiten. 4.2.2 Bestemmingsplan Het rijk heeft aangegeven dat cultuurhistorie een integraal onderdeel van de planvorming moet zijn. Via bescherming in het Bron: Welstandsnota Zederik bestemmingsplan wordt dit gerealiseerd. De gemeente Zederik heeft op dit moment al cultuurhistorie in zijn bestemmingsplannen meegenomen. Elk plan bevat een paragraaf waarin aandacht wordt besteed aan de thematiek. Het rijk heeft echter het voornemen uitgesproken om deze bescherming een prominentere rol te geven. Zederik dient daarvoor een inzicht te verwerven in de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen de gemeente. Hiervoor dient een inventarisatie van cultuurhistorisch waardevolle elementen te worden uitgevoerd. Zonder een degelijke inventarisatie kan niet worden vastgesteld wat waardevol is om te behouden en wat niet. Deze schifting moet daarna worden geformaliseerd in de structuurvisie van de gemeente. De structuurvisie is hiervoor het uitgelezen instrument, omdat de visie als uitgangspunt dien bij actuele bestemmingsplannen. De gemeente Zederik heeft op dit moment nog geen structuurvisie vastgesteld. De cultuurhistorische inventarisatie heeft daarom nog niet direct prioriteit. Het voornemen is om tijdens het opstellen van de structuurvisie deze inventarisatie uit te voeren. Tijdens de inventarisatie kan met bestaande bronnen een overzicht worden verkregen van de waardevolle elementen in de gemeente. De regioprofielen (zie 2.3.2) van de provincie kunnen daarbij leidend zijn. Tevens is voor het gemeentelijke archeologie beleid een waardenkaart opgesteld. In deze kaart zijn de bekende archeologische en historische waarden vastgelegd. Deze bronnen zijn samen een goede basis voor het uitwerken van de cultuurhistorische inventarisatie van Zederik. De inventarisatie is de eerste stap voor het realiseren van een vergaande borging van het cultuurhistorisch belang. Nadat de structuurvisie is vastgesteld wordt daadwerkelijk begonnen met de implementatie in de bestemmingsplannen. Tot die tijd wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan de huidige cultuurhistorische paragraaf toegevoegd. In overeenstemming met de Vergunningsvrij, informatie voor professionals; Voor welke activiteiten in en aan monumenten en beschermde gezichten is geen vergunning nodig?, 2011, pag. 8 4
13
sturingsfilosofie wordt bij planvormingsprocessen al ingezet op het zoeken naar aansluiting bij de aanwezige cultuurhistorische waarden. 4.3. Overige beleidsthema’s In deze paragraaf wordt een aantal resterende beleidsthema‟s besproken. Voor deze thema‟s is nog niet eerder gemeentelijk beleid vastgesteld. De thema‟s zijn niet direct verbonden met de hiervoor geschetste beleidslijn. Per thema wordt kort ingegaan op de beleidsaspecten die van toepassing zijn. 4.3.1. Herbestemming Herbestemming van cultureel erfgoed is een prominent thema binnen de monumentenzorg. De thematiek is ook één van de kernpunten uit de beleidsbrief MoMo. Het Rijk heeft daarom het nationaal programma Herbestemming in het leven geroepen. Aan dit programma zit een budget gekoppeld voor financiële ondersteuning bij de planvoorbereiding. Het is aan de initiatiefnemer om hier aanspraak op te maken. De gemeente is van mening dat herbestemming moet worden aangemoedigd. Door herbestemming kan een nieuwe functie aan een monument worden gegeven en zo het object behouden voor het nageslacht. Initiatieven op dit gebied zullen worden getoetst aan de eerder besproken kaders uit paragraaf 4.1.
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden
Binnen Zederik zijn tot nu toe slechts een beperkt aantal gevallen van herbestemming aan de orde geweest. Het beste voorbeeld is de verbouwde schuur Recht van ter Leede. De schuur is behouden en biedt nu onderdak aan drie woningen. Dit project is een voorbeeld voor toekomstige initiatieven. 4.3.2. Monumenten en dakkapellen Bij bewoners van monumentale boerderijen in Zederik bestaat de behoefte om de historische daken aan te passen. De gemeente heeft vastgesteld dat in het verleden een onduidelijke lijn is gevolgd bij het toestaan van dakkapellen in de originele dakbedekking. Dit heeft geresulteerd in een precedent. In een aantal gevallen zijn dakkapellen toegestaan waar dit vanuit het monumentale aspect niet wenselijk is. Dit maakt het afwijzen van nieuwe dakkapellen een lastige zaak. De gemeente wil hierover graag duidelijkheid scheppen. Het aanbrengen van een dakappel kan het aanzicht van een monument immers aantasten. Het gevaar is dat de monumentale boerderijen veranderen in zogenoemde boerderettes. Het verlies aan historische afleesbaarheid van de originele boerderij is daarbij het grootste probleem. De gemeente begrijpt de wens om extra licht toe te laten treden op de bovenverdieping. Velux-ramen zijn hiervoor ook een passende oplossing. Het beleid is geënt op het tegengaan van dakkapellen die zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte. Een dakappel aan het openbaar gebied wordt toegestaan wanneer zowel de monumentencommissie als de welstandscommissie positief adviseren. Het College van B en W kan wel gemotiveerd afwijken van deze adviezen en afwijkend besluiten, zodat het vinden van een passende oplossing mogelijk blijft. 4.3.3 Vervallen monumenten Het onderhouden van monumenten is een kostbare zaak. De onderhoudskosten zijn hoog doordat de gebruikte materialen en bouwmethodes niet meer gangbaar zijn in de moderne bouwkunst. Deze bewerkelijkheid zorgt ervoor dat niet iedere eigenaar de moeite neemt om zijn object te onderhouden. Met de tijd kan dit zelfs zover gaan dat het monument daardoor gaat vervallen.
14
De gemeente stelt eigenaren zelf verantwoordelijk voor het behoud van hun monument. Het is daarom aan de eigenaren om te zorgen dat het noodzakelijke onderhoud wordt uitgevoerd. De gemeente heeft voor het onderhoud van gemeentelijke monumenten wel subsidie beschikbaar gesteld. Via de regeling „gemeentelijke monumenten en rieten daken subsidie‟ wordt een bijdrage verstrekt aan subsidieaanvragers. Daarnaast zijn voor rijksmonumenten de Brim subsidie, de Restauratiefondshypotheek en restauratiefondsfondsplus-hypotheek (niet voor woningen) beschikbaar. Hierdoor is het mogelijk om financiële ondersteuning te krijgen voor het benodigde onderhoud. 4.3.4 Afwegingskader restauratie begraafplaatsen Binnen Zederik zijn een aantal voor de cultuurhistorie relevante begraafplaatsen aanwezig. De graven op de begraafplaatsen zijn niet altijd even goed onderhouden, maar voor eventuele renovaties is geen vast budget beschikbaar. Door de economische omstandigheden zal dit niet snel gaan veranderen. De gemeente heeft voor renovatie-initiatieven een afwegingskader opgesteld. Bij een renovatie wordt dit kader gehanteerd en kan worden afgewogen welke graven in aanmerking komen voor renovatie. Hierdoor kan met een beperkt budget toch een overwogen keuze worden gemaakt. Uiteraard wordt dit kader alleen gebruikt als er werkelijk geld beschikbaar is voor restauratie. Het afwegingskader bestaat uit een drietal criteria. De cultuurhistorische waarde, de ensemble waarde en de mate van verval zijn criteria waarmee de selectie dan kan worden gemaakt. Graven die aan al deze criteria voldoen komen het eerst in aanmerking voor het herstel. Daarna zijn vooral de mate van verval en de cultuurhistorische waarde van belang bij de beoordeling. Hieronder wordt per criterium een korte uitleg gegeven: Cultuurhistorische waarde Het lokale belang van het graf staat voorop bij de beoordeling van de cultuurhistorische waarde. De beoordeling van dit criteria gaat uit van de mate waarin een individu de ontwikkelingsgeschiedenis van Zederik vertegenwoordigd. Graven van prominente personen uit de dorpsgemeenschap zullen op dit criterium beter scoren. Ensemble waarde Een grafmonument is in voorkomende gevallen niet beperkt tot een zerk met een letterplaat. Naast een zerk kan een dekplaat zijn aangebracht. Deze dekplaat kan eventueel nog gedecoreerd zijn met grafbedekking met een omranding. Daarnaast wordt soms ruimte gelaten voor (tijdelijke) beplanting. De decoratieve aspecten dragen bij aan de visuele eenheid van het monument. Met de ensemble waarde wordt deze visuele eenheid aangeduid. De eigenheid en identiteit van het gehele grafveld is hier sterk van afhankelijk. Mate van verval Het verval van de grafmonumenten is het meest concrete van de drie criteria. Omgevallen/gebroken zerken, vervaagde belettering, aantasting door milieuomstandigheden of verzakkingen komen regelmatig voor. De voorgaande afwegingskader zal het beleidsmatige handvat zijn voor de besluitvorming voor restauratie-iniatieven. Het kader dient dan ter onderbouwing van de selectie van grafmonumenten die in aanmerking komen voor restauratie. 4.4. Conclusie In dit hoofdstuk zijn de beleidskaders weergegeven voor alle relevante beleidsthema‟s. De gemeente geeft hiermee richting aan haar monumentenbeleid. De belangrijkste ontwikkelingen zijn daarin meegenomen. Hieruit blijkt dat het accent verschuift van de bescherming van objecten naar de bescherming van structuren. Dit is echter een geleidelijk proces, maar beleidskader geeft daarvoor wel de eerste aanzet.
15
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden
16
5. Uitvoeringsaspecten
Het beleidskader dat in het voorgaande hoofdstuk is uitgewerkt wordt niet gekoppeld aan een uitvoeringsagenda. Hiervoor zijn twee relevante redenen. Ten eerste zijn de economische omstandigheden dusdanig dat in de nabije toekomst geen extra geld beschikbaar is voor monumentenzorg. De marktomstandigheden en daaraan gekoppelde economische perspectieven laten geen voorspoedig herstel zien. Vanuit deze optiek kan worden verwacht dat de beschikbare budgetten niet zullen stijgen in de komende jaren. Ten tweede is de doelstelling van het beleid om inzichtelijk te maken hoe wordt omgegaan met de beoordeling van initiatieven die rondom monumenten spelen. Dit wil zeggen dat specifiek is ingegaan op de beoordelingskaders voor omgevingsvergunningaanvragen. Uiteraard voorziet het beleid ook in de uitzonderingen die daarbij gelden, maar hieraan is geen uitvoeringsopgave gekoppeld. Het monumentenbeleid krijgt dus ook geen uitgewerkte uitvoeringsagenda. 5.1 Lopende projecten De gemeente Zederik heeft op dit monent geen projecten op het gebied van monumentenzorg. Er zijn echter wel twee jaarlijks terugkerende activiteiten, namelijk de rietendaken en gemeentelijke monumentensubsidie en Open Monumentendag. 5.1.1 Rietendaken en gemeentelijke monumentensubsidie De rietendaken en gemeentelijke monumentensubsidie is een onderhoudssubsidie. De subsidie is beschikbaar voor het in stand houden van zowel gemeentelijke monumenten als rietendaken. Door het verstrekken van deze subsidie draagt de gemeente bij aan de onderhoudskosten van particulieren. Via deze tegemoetkoming wordt het onderhouden van het monumenten (en de rietendaken) gestimuleerd. Deze subsidie zal daarom ook in de volgende jaren worden verstrekt. 5.1.2 Open Monumentendag Net als voorgaande jaren zal blijvend aandacht ook weer uitgaan naar de Open Monumentendag. De voorgaande jaren zijn zeer succesvol geweest en hebben aangetoond dat dit evenement leeft in de gemeente Zederik. Het is daarom verstandig om hiermee door te gaan. Het evenement vervult een belangrijke rol in het herkenbaar en toegankelijk houden van de monumenten. De bedoeling is om op een laagdrempelige manier inzicht te blijven geven over het bijzondere monumentenbestand van onze gemeente. Het landelijke thema wordt elk jaar vrij geïnterpreteerd. Zo is Open Monumentendag voor iedereen interessant en blijft het brede draagvlak behouden. Daarbij is het van belang dat niet alleen de monumenten in de schijnwerpers staan. Het is juist de combinatie van monumenten, recente geschiedenis en lokale betrokkenheid die Open Monumentendag tot een succes maken. Voor de volgende keren zal hierop dan ook worden ingezet.
17
Begrippenlijst Beschermd stads- en dorpsgezicht Op basis van artikel 35 lid 1 uit de Monumentenwet 1988 beschermde dorps- of stadskern. Via deze aanwijzing wordt het aangezicht tegen verdere aantasting beschermd. Zowel monumenten als normale panden vallen onder deze aanwijzing. Bestemmingsplan Het juridische bindende plan waarin de toegekende bestemming van een stuk grond is geregeld en de daarbij geldende voorwaarden. Cultureel erfgoed De immateriële en materiële overblijfselen die een bijdragen leveren aan de identiteitsvorming van een groep. Cultuurhistorie De geschiedenis van het menselijke handelen dat van invloed is geweest op de ontwikkeling van de leefomgeving. Ensemblewaarde De waardering van de mate van onderlinge samenhang tussen monumentale objecten. De samenhang komt hierbij voort uit een onderling gedeelde functie. Gebiedsbescherming De bescherming van een specifiek geografisch afgebakend stuk grond. Deze beschermingsvorm wordt gehanteerd om samenhangende ruimtelijke elementen te beschermen. Gemeentelijk monument Een gebouw dat is aangewezen als gemeentelijk monument in overeenstemming met artikel 3 uit de gemeentelijke monumentenverordening 2010. Het gebouw is aangewezen door zijn belang voor de lokale ontwikkelingsgeschiedenis. Herbestemming Het inpassen van een nieuwe bestemming in een monument. De nieuwe bestemming sluit daarbij in meer of mindere maat aan bij het originele gebruik. Monumentale waarde De waardevolle elementen die leiden tot een aanwijzing van een object. Uniciteit, originaliteit en ensemblewaarde zijn daarbij de belangrijkste criteria. Object Een gebouw met een gemeentelijke of een rijksmonumentale status. Originaliteit De mate waarin het monument nog zijn oorspronkelijke vorm, detaillering, bouwmaterialen heeft behouden. Ontwikkelingsgeschiedenis Zie cultuurhistorie. Uniciteit De mate waarin het monument uniek is binnen de landelijke of gemeentelijke context. Restauratie Het bewust herstellen van een monument, waarbij oorspronkelijke materialen worden gebruikt en de monumentale waarde zoveel mogelijk worden gerespecteerd.
18
Rijksmonument Een gebouw dat is aangewezen als rijksmonument in overeenstemming met artikel 3 uit de Monumentenwet 1988. Het gebouw is aangewezen door zijn belang voor de landelijke ontwikkelingsgeschiedenis. Sturingsfilosofie Een combinatie van uitgangspunten die het denken sturen en gezamenlijk een visie vormen.
19