Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
2
Inhoudsopgave
1. 2.
Samenvatting.............................................................................................................................. 5 Inleiding ...................................................................................................................................... 9 2.1 Het Verdrag van Malta ........................................................................................................... 9 2.2 De Wet op de archeologische monumentenzorg................................................................... 9 2.3 Het provinciaal archeologiebeleid ........................................................................................ 10 3. Het belang van archeologiebeleid ............................................................................................ 10 4. Beleidsadvieskaart ................................................................................................................... 11 4.1 Archeologiekaart waarden en verwachtingen ...................................................................... 11 4.2 De Maatregelenkaart............................................................................................................ 12 4.3 Vrijstelling van onderzoek .................................................................................................... 15 5. Bodemarchief ........................................................................................................................... 16 6. Doorwerking in bestemmingsplannen ...................................................................................... 16 7. Het proces van archeologische monumentenzorg ................................................................... 17 8. Kwaliteit en deskundigheid ....................................................................................................... 19 9. Implementatie ........................................................................................................................... 20 10. Intergemeentelijke samenwerking............................................................................................ 21 11. Financiële consequenties en risico’s ........................................................................................ 22 Bijlage 1: Overzicht van gemeentelijke AMZ-taken ........................................................................... 27 Bijlage 2: Archeologiekaart waarden en verwachtingen.................................................................... 29 Bijlage 3: Monumenten en Archis Waarnemingen............................................................................. 31 Bijlage 4: Maatregelenkaart ............................................................................................................... 35 Bijlage 5: Archeologische waarden in bestemmingsplannen ............................................................ 37 Bijlage 6: KNA-Proces ....................................................................................................................... 45
Vastgesteld door de Raad: 28 augustus 2008 Steller: S. Born
Foto voorpagina: Scheepswrak De Zeehond
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
3
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
4
1.
Samenvatting
Binnen de kaders van het provinciale en rijksbeleid hebben gemeenten en provincies grotere vrijheid om daar naar eigen inzicht (financieel en beleidsmatig) vorm aan te geven. Het gebiedsgerichte cultuurhistorische beleid is opgenomen in het Provinciaal omgevingsplan (POP) 2006. De provincie streeft naar het behoud van archeologische waarden. De zorg voor archeologische waarden in de categorie ‘archeologische aandachtsgebieden’ ziet de provincie als een primaire verantwoordelijkheid voor de gemeenten. Voor deze gebieden stimuleert de provincie de gemeenten om archeologische beleidskaarten op te stellen, waarmee zij de archeologisch ruimtelijke prioriteiten vaststellen. Daarnaast legt de provincie meer de nadruk op het vergroten van het maatschappelijk rendement van de archeologische monumentenzorg, zoals educatie en recreatie, en wil hiertoe archeologische waarden behouden en beleefbaar maken. Gemeenten hebben op basis van de Monumentenwet en de Wet op de AMZ de rol van bevoegd gezag. Dit betekent dat de zorg voor het bodemarchief niet langer vrijblijvend is, maar zij de verantwoordelijkheid moeten nemen voor de archeologische monumentenzorg. In haar nieuwe rol van bevoegd gezag creëert de gemeente door het archeologisch beleid duidelijkheid over de omgang met archeologische waarde in het gemeentelijk grondgebied en de eventuele financiële en organisatorische consequenties daarvan (voor gemeentelijke organisatie en derden). De nieuwe archeologiewetgeving en de beleidsmatige vertaling ervan door de gemeente kunnen immers grote financiële en/of organisatorische consequenties hebben. Het beleid bestaat uit beleidsafspraken en de beleidsadvieskaart. Met het opstellen van de beleidsadvieskaart is een belangrijk instrument geformuleerd voor de realisatie van gemeentelijk beleid op het gebied van archeologische monumentenzorg. Met op de kaart aangemerkte gebieden zal bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen rekening worden gehouden. De gemeente kan door het rijk, provincie en particuliere initiatiefnemers aangesproken worden op het aanleveren van betrouwbare (inhoudelijke en beleidsmatige) informatie en een transparant en verantwoord selectiebeleid. Het is voor de gemeente in de nieuwe systematiek dus strategisch en organisatorisch van groot belang om zelf steeds over een volledig en actueel overzicht van de samenstelling van het eigen bodemarchief te kunnen beschikken. De beleidsadvieskaart is in dat kader een belangrijk instrument, dat up-to-date moet worden gehouden. De beleidsadvieskaart bestaat uit twee onderdelen; de Maatregelenkaart en Archeologiekaart waarden en verwachtingen. Op de Archeologiekaart waarden en verwachtingen zijn alle bekende archeologische vindplaatsen en vondsten aangegeven. Dit kunnen kleine vondsten zijn, zoals een aardewerken pot, of een grote vondst, zoals een scheepswrak. De maatregelenkaart is onderverdeeld in verschillende gebieden. Per gebied wordt aangegeven of archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd De eisen ten behoeve van archeologie zijn in beginsel niet van toepassing op bouwwerken die op grond van de Woningwet bouwvergunningvrij of licht-bouwvergunningplichtig zijn (bijv. een uitbouw). Voor de overige bouwaanvragen en bodemverstorende activiteiten (graven watergangen en dergelijke) is in principe een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Er kan vrijstelling worden verleend voor kleine bodemverstorende activiteiten. Met de invoering van de Wet archeologische monumentenzorg (Wamz) is de gemeente verplicht om in nieuwe of herziene bestemmingsplannen de archeologische waarden vast te leggen. Bij vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond dient rekening te worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
5
Het proces dat moet leiden tot de vraag of er een vergunning kan worden verleend of een ruimtelijk plan kan worden vastgesteld, en onder welke voorwaarden, is onder te verdelen in een aantal stappen; het zgn. archeologische stappenplan. Iedere stap eindigt met de afweging of er voldoende informatie is om een verantwoorde beslissing over eventuele vervolgacties te kunnen nemen. Als er niet voldoende bekend is over de aard en kwaliteit van de archeologische resten (en dus over de gevolgen van de geplande ingreep) kan de gemeente verlangen dat de initiatiefnemer onderzoek laat verrichten waarmee de benodigde informatie wordt verzameld over de aard en kwaliteit van de aanwezige archeologische resten. Op basis van het onderzoeksrapport daarover neemt de gemeente een besluit over het al dan niet verlenen van een vergunning en of daaraan nadere voorwaarden worden verbonden (zoals het verrichten van verder onderzoek, aanpassing van het plan, of een eventuele opgraving). Algemeen beleidsuitgangspunt is dat archeologische resten bij voorkeur in de grond (in situ) behouden dienen te worden. Het vermijden van kostbare opgravingen is niet alleen vanuit overwegingen van kostenefficiëntie beter, behoud in situ maakt ook voor toekomstige generaties het kennismaken met het verleden mogelijk. Opgraven wordt dus gezien als second best optie. Archeologische resten die bij opgravingen blootgelegd worden kunnen vervolgens - samen met het historische verhaal dat daarmee verbonden is - een belangrijke toegevoegde waarde vormen voor de ruimtelijke kwaliteit en de ontwikkeling van de eigen identiteit van Lelystad. Op locaties die zich daartoe lenen is het aan te bevelen aan die voorgeschiedenis op gepaste wijze aandacht te schenken. Omdat er grote financiële, planologische en cultuurpolitieke consequenties aan een archeologisch selectiebesluit verbonden kunnen zijn is het van het grootste belang dat dit soort besluiten op een zorgvuldige, transparante, rechtvaardige en rechtmatige wijze tot stand komen. Het bestemmingsplan moet dan ook voor alle betrokkenen inzichtelijk maken in welke gebieden archeologisch (voor)onderzoek noodzakelijk is en waarom op andere plaatsen niet. In dat kader wordt ook gewezen op het belang van een goede voorlichting over de consequenties van het gemeentelijk archeologische monumentenzorgbeleid aan potentiële bodemverstoorders in en buiten de gemeente. Archeologie blijft uiteindelijk maatwerk. Archeologische sporen die over het hoofd zijn gezien gaan ongezien verloren, of kunnen alleen via een kostbare last-minute reddingsoperatie worden gedocumenteerd. Bovendien kan een slecht uitgevoerd AMZ-proces leiden tot discussie en stagnatie in de planprocedure en het vergunningentraject, met alle gevolgen van dien. Een dergelijke situatie verkleint de kans op succesvolle inpassing van archeologische waarden. Door de tijdsdruk is een onvoorziene (en kostbare) opgraving vaak dan nog de enige oplossing die overblijft. Een goed uitgevoerde AMZ-proces is dus van belang voor alle partijen én voor het bodemarchief. Van ervaren gemeentelijke archeologen, erkende archeologische bedrijven en gekwalificeerde archeologische adviseurs mag verwacht worden dat ze dergelijke problemen en schadeposten weten te voorkomen. De gemeente zal zich moeten beraden op welke wijze wordt voorzien in de benodigde archeologische expertise in het proces van afweging van het archeologisch belang in ruimtelijke ordeningsprocessen. Hiervoor bestaan de volgende opties: - de gemeente neemt zelf een erkend archeoloog in dienst; - de AMZ-procedure wordt opgestart en begeleid door een medewerker van de afdeling beleid. Voor selectie en waardering dient dan een beroep te worden gedaan op de expertise van en erkend archeoloog. Met de implementatie van de nieuwe Monumentenwet zal eenieder die beroepshalve archeologische werkzaamheden verricht gehouden zijn aan de uitvoeringseisen, zoals die zijn geformuleerd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De gemeente heeft de plicht om bij het uitvoeren van archeologisch onderzoek erop toe te zien dat dit gebeurt door daartoe toegelaten bedrijven en conform de procedures en specificaties van de KNA.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
6
De Flevolandse gemeenten liggen in een landschappelijk samenhangende regio met een hoge mate van vergelijkbaarheid van de archeologische problematiek en er valt een onbetwiste meerwaarde te ontlenen aan een nauwe onderlinge samenwerking en onderlinge afstemming op het gebied van de zorg voor het archeologisch erfgoed. Aanbevolen wordt een samenwerkingsverband op te richten waarbinnen de Flevolandse gemeenten de benodigde deskundigheid op het gebied van archeologie kunnen delen en gebruik kunnen maken van een aantal basisvoorzieningen. Ook de provincie zou daarin een aantal zaken kunnen onderbrengen. In Flevoland wordt voor andere cultuurhistorische werkvelden al gewerkt aan een centrale faciliteit op provinciaal niveau: het Erfgoed Centrum Flevoland, waarin zowel het grootste deel van de huidige als toekomstige taken van de provincie als die van de gemeenten op het gebied van archieven, historisch onderzoek en educatie kunnen worden ondergebracht. Een archeologische afdeling binnen een dergelijk centrum zou naars beheers- en voorlichtingstaken ook een adviesrol kunnen gaan vervullen voor de zes Flevolandse gemeenten op het gebied van de uitvoering van archeologisch beleid. In afwachting van een beslissing over het oprichten van een intergemeentelijk samenwerkingsverband zal binnen de afdeling Beleid naar schatting 0,2 fte moeten worden vrijgemaakt voor het coördineren van de AMZ-taken. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om het vaststellen, implementeren en evalueren van het archeologiebeleid, beleidsontwikkeling, de voorbereiding en coördinatie van archeologische werkzaamheden in ruimtelijke ordeningsprojecten en procedures en het voorbereiden van selectiebesluiten. Bij het nemen van formele beslissingen in het kader van de verlening van archeologievergunningen zal het bestuur onafhankelijk deskundig advies inwinnen van een seniorarcheoloog conform de eisen van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie. Bij de bekostiging van de AMZ is het van belang een onderscheid te maken tussen de algemene uitvoeringskosten van het gemeentelijke beleid en projectgebonden uitvoeringskosten. De eerste kunnen worden gezien als apparaatskosten (eventueel op te vatten als de bestuurslasten), noodzakelijk voor het nakomen van de generieke gemeentelijke taakstelling. Via een uitkering uit het gemeentefonds komt het rijk gemeenten tegemoet in de bestuurslasten. De projectgebonden uitvoeringskosten zijn de kosten van het doorlopen van het archeologisch proces om het behoud van informatie te garanderen en/of te komen tot een verantwoorde afweging van belangen. In tegenstelling tot de generieke kosten zijn deze in de meeste gevallen direct te relateren aan individuele bouw- en inrichtingsprojecten. Binnen de bestaande wet- en regelgeving staan de gemeente verschillende mogelijkheden voor het doorberekenen van de archeologiekosten in niet-gemeentelijke projecten ter beschikking. Te denken valt aan het verrekenen van archeologiekosten via de gronduitgifte, exploitatieovereenkomsten of een vorm van baatbelasting. Via het veroorzakerprincipe kan de gemeente de benodigde archeologische werkzaamheden in private projecten aan de initiatiefnemer van de ruimtelijke ingreep opdragen. Een financieel risico voor de gemeente tekent zich af wanneer er in een project sprake is van zogenaamde excessieve archeologiekosten. Hiermee wordt een situatie bedoeld waarin de archeologiekosten zodanig hoog zijn dat de totale exploitatie van een nieuwbouw- of inrichtingsproject binnen de eigen gemeentegrenzen in gevaar komt. Indien het archeologische waarden van nationaal belang betreft, waarvan de kosten naar redelijkheid niet kunnen worden gedragen door de initiatiefnemer en indien er vooraf geen vermoeden was op het aantreffen van de gevonden sporen, kan de initiatiefnemer een beroep doen op een bijdrage van het rijk. Daarbij wordt echter uitgegaan van een drempelbijdrage van de betreffende gemeente zelf.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
7
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
8
2.
Inleiding
Omdat in Nederland de meeste beslissingen over de ruimtelijke ordening op gemeentelijk niveau worden genomen heeft het rijk haar beleid ten aanzien van het archeologisch erfgoed verregaand gedecentraliseerd. Dat betekent dat bij de meeste ruimtelijke ingrepen de gemeente het bevoegd gezag heeft inzake beslissingen over de archeologische monumentenzorg. Binnen de kaders van het provinciale en rijksbeleid hebben gemeenten en provincies grotere vrijheid om daar naar eigen inzicht (financieel en beleidsmatig) vorm aan te geven. De hierboven besproken ontwikkelingen zijn, na een jarenlang wetgevingstraject, uiteindelijk in 2007 verankerd in de herziening van de Monumentenwet 1988. In de systematiek van deze wet is vooruitgelopen op de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening, die naar verwachting in juli 2008 in werking treedt. Met de Wet op de archeologische monumentenzorg, gecombineerd met de aanstaande herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, zal de zorg voor archeologische waarden volledig geïntegreerd zijn in de systematiek van de ruimtelijke ordening in Nederland. Daarmee wordt de geleidelijke decentralisatie van overheidstaken voltooid, die het rijksbeleid over de ruimtelijke ordening en monumenten sinds de jaren negentig kenmerkt. Tegelijk worden gemeenten daarmee uitvoerder van het rijks- en provinciale beleid voor het behoud van het bodemarchief en het streven naar versterking van de kwaliteit van de leefomgeving.
2.1
Het Verdrag van Malta
De bescherming van het archeologisch erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke 1 ontwikkeling zijn het onderwerp van het Europese Verdrag van Malta . Aan de basis van het verdrag ligt de constatering dat overal in Europa de ruimtelijke inrichting steeds vaker gepaard gaat met steeds omvangrijkere ingrepen in de bodem. Daarbij dreigen vele sporen van samenlevingen uit het verleden ongezien en voor altijd te worden uitgewist. De kern van ‘Malta’ is dat de cultuurhistorische en archeologische waarden als “gemeenschappelijk Europees erfgoed” beschermd en beheerd moet worden. Sinds de ondertekening van het Verdrag is behoud en beheer van archeologische waarden beleidsuitgangspunt geworden voor alle overheden. De term “archeologische monumentenzorg” (AMZ) geeft de accentverschuiving die daarbij is opgetreden goed aan: in het beleid is ‘archeologie’ niet langer synoniem met het doen van (nood)opgravingen, maar bestrijkt het gehele terrein van behoud, beheer, onderzoek en presentatie van archeologische waarden. Inmiddels zijn de gemeentelijke besluiten op het gebied van ruimtelijke ordening al grotendeels ‘Maltaproof‘. In bestemmingsplannen worden archeologische paragrafen opgenomen en er worden voorschriften aan verbonden ter bescherming van de archeologische waarden. Voordat er bodemingrepen kunnen plaatsvinden dient onderzoek te worden uitgevoerd naar de aanwezigheid van archeologische waarden.
2.2
De Wet op de archeologische monumentenzorg
De afspraken uit het Verdrag van Malta zijn opgenomen in de herziening van de Monumentenwet 1988 en in de nieuwe Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ). Deze is op 1 september 2007 in werking getreden. Vanaf dat moment zijn de gemeenten bij de meeste ruimtelijke ingrepen formeel bevoegd gezag inzake de beslissingen over de archeologische monumentenzorg. Omdat in Nederland de meeste beslissingen over de ruimtelijke inrichting op gemeentelijk niveau worden genomen heeft het rijk haar beleid ten aanzien van het archeologisch erfgoed verregaand gedecentraliseerd. Binnen de kaders van het provinciale en rijksbeleid hebben provincies en gemeenten grotere vrijheid om naar eigen inzicht (financieel en beleidsmatig) vorm te geven aan de verantwoordelijkheid op archeologiegebied. Dit betekent niet dat bij ruimtelijke plannen voorrang moet worden gegeven aan archeologie. Het moet duidelijk zijn dat de archeologische belangen bekend zijn en er in het afwegingsproces zorgvuldig mee is omgesprongen.
1
Verdrag van Malta of Verdrag van Valetta: Europees verdrag dat door Nederland in 1992 is ondertekend.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
9
2.3
Het provinciaal archeologiebeleid
De vertaling van het Verdrag van Malta is terug te vinden in de Nota Archeologiebeleid Provincie Flevoland. Het gebiedsgerichte cultuurhistorische beleid is opgenomen in het Provinciaal omgevingsplan (POP) 2006. Provincie Flevoland streeft naar het behoud van archeologische waarden. In de handreiking gemeentelijke plannen (2004) en de Verordening op de fysieke leefomgeving 2007 geeft de provincie daarvoor een aantal aanwijzingen. Voorts heeft de provincie de bepalingen uit het POP 2006 uitgewerkt in 2007 de Beleidsregel archeologie en Ruimtelijke Ordening vastgesteld. Daarin is opgenomen waaraan ruimtelijke besluiten door Gedeputeerde Staten worden getoetst met betrekking tot archeologisch erfgoed. De zorg voor archeologische waarden in de categorie ‘archeologische aandachtsgebieden’ ziet de provincie als een primaire verantwoordelijkheid voor de gemeenten. Voor deze gebieden stimuleert de provincie de gemeenten om archeologische beleidskaarten op te stellen, waarmee zij de archeologisch ruimtelijke prioriteiten vaststellen. Zolang deze beleidskaarten er niet zijn blijft het toetsingsregime zoals vastgelegd in de Handreiking gemeentelijke plannen gehandhaafd. Daarnaast legt de provincie meer de nadruk op het vergroten van het maatschappelijk rendement van de archeologische monumentenzorg, zoals educatie en recreatie, en wil hiertoe archeologische waarden behouden en beleefbaar maken.
3.
Het belang van archeologiebeleid
Eén van de belangrijkste verschillen tussen het oude en het nieuwe stelsel is dat gemeenten op basis van de Monumentenwet en de Wet op de AMZ de rol van bevoegd gezag hebben. Dit betekent dat de zorg voor het bodemarchief niet langer vrijblijvend is, maar zij de verantwoordelijkheid moeten nemen voor de archeologische monumentenzorg. Dit heeft de volgende consequenties: - archeologie is primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid; - de gemeente moet archeologiegevoelige gebieden opnemen in bestemmingsplannen; - de gemeente mag zelf voorwaarden stellen of ontheffing verlenen bij vergunningverlening (bouwen sloopvergunningen, aanlegvergunningen); - de gemeente is verantwoordelijk voor- en aanspreekbaar op- haar archeologische beslissingen en keuzes; - de gemeente moet in haar hoedanigheid van bevoegd gezag toezien op de kwaliteit van de uitvoering van archeologische werkzaamheden. In bijlage 1 is een opsomming opgenomen van de gemeentelijke AMZ-taken. In haar nieuwe rol van bevoegd gezag creëert de gemeente door middel van het archeologisch beleid duidelijkheid over de omgang met archeologische waarde in het gemeentelijk grondgebied en de eventuele financiële en organisatorische consequenties daarvan (voor gemeentelijke organisatie en derden). De nieuwe archeologiewetgeving en de beleidsmatige vertaling ervan door de gemeente kunnen immers grote financiële en/of organisatorische consequenties hebben. - In het kader van de Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen kan de gemeente in de toekomst worden aangesproken op het aanleveren van betrouwbare inhoudelijke en beleidsmatige informatie over beperkingen die verbonden zijn aan een perceel; - de gemeente loopt zelf financieel risico wanneer zij, in haar rol van bevoegd gezag, niet beschikt over betrouwbare archeologische informatie. In dat geval bestaat de mogelijkheid dat er tijdens een bodemingreep onverwacht archeologische sporen worden aangetroffen. Indien de initiatiefnemer de benodigde onderzoeken heeft laten uitvoeren met de goedgekeurde acceptatie van het bevoegd gezag, of wanneer de gemeente het terrein heeft ‘vrijgegeven’ is niet de initiatiefnemer, maar het bevoegd gezag op te vatten als ‘veroorzaker’. Dat wil zeggen: als de gemeente besluit dat de vindplaats alsnog behoudenswaardig is, dient zij ook de kosten te dragen die dat met zich meebrengt. Aangezien een planaanpassing om behoud ‘in situ’ te realiseren in de praktijk in deze fase van het werk meestal niet haalbaar is, draait het vaak uit op een kostbare opgraving.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
10
Lelystad is een gemeente waar de druk op de grond plaatselijk redelijk hoog is en de ruimtelijke ontwikkeling niet stil staat. Het mag duidelijk zijn dat een transparant, sluitend en verantwoord selectiebeleid in deze situatie mag worden opgevat als een vorm van goed bestuur. Dit betekent dat de gemeente: - een formeel en transparant afwegingskader (archeologisch beleid) moet creëren, op basis waarvan archeologische waarden in de gemeentelijke besluitvorming over ruimtelijke plannen kunnen worden meegewogen; - archeologie en ruimtelijke ordening op elkaar moet afstemmen; - vroegtijdig inzichtelijk maakt wat bij de uitvoering van het beleid de procedurele en financiële consequenties zijn voor alle betrokken partijen; - haar voorwaardenscheppende, toezichthoudende en uitvoerende taken op het gebied van AMZ duidelijk vormgeeft en waar nodig eventueel ook scheidt. Daarbij worden de volgende uitgangspunten als basis genomen: - archeologische waarden dienen van meet af aan in plannen voor ruimtelijke ordening te worden meegewogen; - archeologische resten dienen zoveel mogelijk is de bodem bewaarde te blijven (in situ); - de initiatiefnemers van bodemverstorende activiteiten zijn verplicht de kosten voor de opsporing en evt. opgraving van archeologische waarden in hun plangebied te dragen (veroorzakersprincipe, ofwel ‘de verstoorder betaalt’); - beleefbaar en beschikbaar maken van de resultaten van archeologisch onderzoek aan publiek.
4.
Beleidsadvieskaart
Het beleid bestaat uit beleidsafspraken en de beleidsadvieskaart. Met het opstellen van de beleidsadvieskaart is een belangrijk instrument geformuleerd voor de realisatie van gemeentelijk beleid op het gebied van archeologische monumentenzorg. Door deze kaart formeel te aanvaarden als uitgangspunt voor het gemeentelijk archeologiebeleid en deze via de bestemmingsplannen en het vergunningenstelsel te operationaliseren wordt in belangrijke mate voldaan aan de eisen van de nieuwe Wet op de monumentenzorg. Met op de kaart aangemerkte gebieden kan en zal bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen rekening worden gehouden. Daarbij moet men zich wel realiseren dat de kaart zelf op de eerste plaats een attenderende werking heeft. Via de implementatie in het planologisch proces kan deze ook een sturende werking krijgen. Echter, of met de kaart de archeologische waarden altijd, en in voldoende mate, beschermd of meegewogen worden zal ook afhangen van hoe de benodigde vervolgacties en selectiemomenten binnen de gemeentelijke organisatie worden vormgegeven. De beleidsadvieskaart bestaat uit twee onderdelen; de Maatregelenkaart en Archeologiekaart waarden en verwachtingen.
4.1
Archeologiekaart waarden en verwachtingen
Op de Archeologiekaart waarden en verwachtingen (bijlage 2) zijn alle bekende archeologische vindplaatsen en vondsten aangegeven. Dit kunnen kleine vondsten zijn, zoals een aardewerken pot, of een grote vondst, zoals een scheepswrak. De locaties worden aangegeven met een nummer. Op de lijst behorende bij de kaart (bijlage 3) is informatie over de vondst opgenomen. Scheepswrakken Scheepswrakken kunnen in principe overal op de huidige en voormalige IJsselmeerbodem worden aangetroffen. Het is niet mogelijk in het archeologiebeleid daarop te anticiperen. De meeste scheepswrakken liggen relatief dicht aan het oppervlak van de voormalige Zuiderzeeafzettingen. Het zijn momenteel vooral de dieper gelegen wrakken die nu nog tevoorschijn komen. Dit zijn echter vaak beter geconserveerde schepen en ook oudere scheepstypen. Op de archeologiekaart waarden en verwachtingen zijn de bekende scheepswrakken aangegeven. In ruimtelijke besluiten dient met deze wrakken rekening te worden gehouden. Indien tijdens de bodemverstorende werkzaamheden een scheepswrak of delen daarvan worden aangetroffen dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd en dient daarvan melding te worden gedaan aan het bevoegd gezag.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
11
4.2
De Maatregelenkaart
De Maatregelenkaart is gebaseerd op de Archeologische beleidskaart uit het Provinciaal Omgevingsplan 2006. Hier is onder andere het Provinciaal kerngebied en aandachtsgebied opgenomen. Op het hieronder afgebeelde detail van de Provinciale archeologische beleidskaart is te zien dat het archeologisch en aardkundig kerngebied (PArK) zich in het noorden van Lelystads gebied bevindt. Het archeologisch aandachtsgebied ligt ten noorden van de bebouwde kom en ten zuiden van de Knardijk, Het Knarbosgebied is ook aangewezen als aandachtsgebied. Dit zijn de gebieden waaraan op grond van Provinciaal beleid in de gemeente Lelystad aandacht moet worden gegeven aan archeologie. Detail van de Archeologische beleidskaart uit Provinciaal omgevingsplan 2006
Provinciaal Archeologisch en aardkundig Kerngebied (PArK) Archeologisch aandachtsgebied Maatregelenkaart
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
12
Op de maatregelenkaart (figuur hierboven en bijlage 4) zijn het Provinciaal kerngebied en aandachtgebied opgenomen. Op de maatregelenkaart is deze informatie gecombineerd met de gebieden met archeologische verwachtingswaarde. Aan de hand van de maatregelenkaart kan worden bepaald in welke gebieden het gemeentelijk beleid archeologische monumentenzorg van toepassing is. Gebieden van (hoge) archeologische waarde (PArK Rivierduingebied) (Rood op de maatregelenkaart) In het Provinciale Archeologische Kerngebied (PArK) Rivierduingebied, in het noordelijke deel van Lelystad, is door onderzoek aangetoond dat er sprake is van (hoge) concentraties archeologische resten, die bovendien als behoudenswaardig gekarakteriseerd kunnen worden. Bij bodemroerende activiteiten zullen in dit gebied vrijwel altijd archeologische resten voor de dag komen. In deze gebieden dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Zonder aanvullend veldonderzoek kan hier niet beoordeeld worden of het bodemarchief hier nog aanwezig is en wat de dichtheid is van eventuele archeologische sporen en resten. Provinciale aandachtsgebieden (bruin gestreept omkaderd op de maatregelenkaart) De aandachtsgebieden gebieden liggen ten noorden en zuiden van Lelystad (. Binnen deze gebieden liggen zowel gebieden met een hoge, een gematigde als een lage archeologische verwachting. Gebied met een hoge archeologische verwachting (oranje op de kaart) In deze gebieden is sprake van een hoge kans op het aantreffen van archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. Er zijn echter geen, of in zeer beperkt mate, onderzoeken uitgevoerd. Bij bodemroerende activiteiten zullen vaker dan elders archeologische resten worden gevonden, die meestal van (zeer hoge) waarde zijn. In deze gebieden dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Zonder aanvullend veldonderzoek kan hier niet beoordeeld worden of het bodemarchief hier nog aanwezig is en wat de dichtheid is van eventuele archeologische sporen en resten. Bij bodemverstorende activiteiten in de gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde binnen het Provinciale aandachtsgebied dient altijd een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd teneinde uit te sluiten dat archeologisch waardevolle vindplaatsen niet worden verstoord. Dit geldt voor de oranje vlekken in het provinciale aandachtsgebied ten noorden van Lelystad, ten zuiden van de Knardijk en het Knarbosgebied. Gebied met een gematigde archeologische verwachting (lichtbruin op de kaart) Veronderstelt wordt dat deze gebieden in het verleden in principe geschikt waren voor bewoning. Echter zijn de conserveringsomstandigheden voor archeologische resten minder gunstig. In deze gebieden dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd, en indien nodig vervolgonderzoeken. Bij bodemverstorende activiteiten in de gebieden met een gematigde archeologische verwachtingswaarde binnen het Provinciaal aandachtsgebied dient altijd een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd teneinde uit te sluiten dat archeologisch waardevolle vindplaatsen niet worden verstoord. Dit geldt voor de lichtbruine vlekken in het provinciale aandachtsgebied ten noorden van Lelystad (de stroomgeulen in het Rivierduingebied) en ten zuiden van Lelystad (in het Knarbosgebied). Gebied met een lage archeologische verwachting (lichtgeel op de kaart) De landschappelijke omstandigheden waren hier minder gunstig voor bewoning. Bovendien is het bodemprofiel in deze gebieden meestal aangetast door één of meer overstromingsfasen, waardoor de top van het pleistocene oppervlak is weggeslagen. De kans op het aantreffen van prehistorische vindplaatsen in laag. Er hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Wel dient men er alert op te zijn dat tijdens de bodemverstorende werkzaamheden archeologische resten uit de prehistorie of delen van scheepswrakken gevonden kunnen worden. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient onmiddellijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM), ARCHIS-meldpunt, telefoon 033-4227682).
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
13
Gebieden zonder archeologische verwachting (zwart/wit gearceerd op de kaart) Hier is geen behoudenswaardig bodemarchief (meer) aanwezig. Eventuele archeologische resten mogen als verloren worden beschouwd, of zodanig aangetast dat zij niet meer voor onderzoek of bescherming in aanmerking komen. Het geldt echter ook voor gebieden waar al eerder archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden, en waarbij toe geen behoudenswaardige resten zijn vastgesteld. In deze gebieden hoeft géén archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Buiten de provinciale aandachtsgebieden De hierboven gemaakte onderverdeling van gebieden met een hoge, gematigde en lage archeologische verwachting, en de reeds onderzochte gebieden kunnen van toepassing zijn op het gebied buiten de provinciale aandachtsgebieden. Het staat de gemeenten vrij buiten de aandachtsgebieden het beleid van toepassing te verklaren. In het gebied ten zuidwesten van de bebouwde kom tot aan het Knarbos ligt een aaneengesloten strook met een hoge en gematigde archeologische waarde. Bij bodemverstoringen dient hier eerst archeologisch (voor)onderzoek plaats te vinden Dit geldt niet voor de overige locaties met een hoge en gematigde archeologische verwachting. Buiten het Provinciaal aandachtsgebied dient bij bodemverstorende activiteiten in het gebied tussen het Knarbosgebied en de bebouwde kom van Lelystad een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. In dit gebied geldt een hoge en gematigde archeologische verwachtingswaarde. Het betreft de aaneengesloten oranje en lichtbruine vlekken ten zuiden van Lelystad. Archeologisch onderzoek is nodig om uit te sluiten dat archeologisch waardevolle vindplaatsen worden verstoord. Watergebied IJsselmeer en Markermeer Een groot deel van het IJsselmeer en Markermeer heeft de status van aandachtsgebied. Ter voorbereiding van bodemverstorende activiteiten is altijd een milieu-effectrapportage (MER) noodzakelijk. Een archeologisch onderzoek maakt deel uit van een MER. Aan de hand van de informatie uit het MER wordt het betreffende bestemmingsplan vastgesteld. Overig archeologisch onderzoek is dan niet meer nodig. Bij bodemverstorende activiteiten in het watergebied zijn verdere planologische maatregelen ten behoeve van archeologie niet nodig. Waterpartijen Voor de meeste waterpartijen op gemeentelijk grondgebied mag ervan worden uitgegaan dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. Wettelijk beschermd archeologisch monument Ter plaatse van een wettelijk beschermd archeologisch monument zijn de meeste bodemverstorende activiteiten verboden, tenzij de Minister van OCenW hiervoor vooraf vergunning voor verleent. Het rijk is hier dus bevoegd gezag. In gemeente Lelystad zijn momenteel geen terreinen beschermd ingevolge de Monumentenwet. In de toekomst kunnen delen van PArK (Rivierduingebied) of een enkel scheepswrak voor deze beschermingsstatus in aanmerking komen.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
14
4.3
Vrijstelling van onderzoek
De eisen ten behoeve van archeologie zijn in beginsel niet van toepassing op bouwwerken die op grond van de Woningwet bouwvergunningvrij of licht-bouwvergunningplichtig zijn (bijv. een uitbouw). Voor de overige bouwaanvragen en bodemverstorende activiteiten (graven watergangen en dergelijke) is in principe een archeologisch onderzoek noodzakelijk. De Monumentenwet 1988 (artikel 41a) bepaalt dat een aanlegvergunning of een archeologisch 2 onderzoek niet nodig is op bodemverstorende activiteiten (projecten) kleiner dan 100 m . De gemeenteraad kan een hiervan afwijkende andere oppervlakte vaststellen. Deze bevoegdheid wordt als volgt ingevuld: - bij terreinen van (hoge) archeologische waarde (het Provinciaal Archeologisch kerngebied) wordt afgezien van de genoemde vrijstellingsgrens. Het gaat hierbij immers om locaties waar archeologische waarden duidelijk zijn vastgesteld. Bovendien gaat het hier om zeer kleine vindplaatsen, namelijk prehistorische kampementen die soms ook niet groter zijn dan enkele 2 tientallen vierkante meters. Ingrepen van minder dan 100 m kunnen in zulke gevallen al tot aanzienlijke schade leiden; - bij terreinen met een hoge archeologische verwachting kan vrijstelling worden verleend voor 2 ingrepen met een oppervlakte van 100 m of minder, of een verstoringsdiepte van minder dan 0,5 meter beneden maaiveld; - bij terreinen met een gematigde archeologische verwachting kan vrijstelling worden verleend voor 2 ingrepen met een oppervlakte van 1.000 m of minder, of een verstoringsdiepte van minder dan 0,5 meter beneden maaiveld. - bij uitbreiding van bestaande erven van agrarische bedrijven tot een maximum van 2,5 hectare kan vrijstelling worden verleend voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek. Dit is conform de Beleidsregel Kleinschalige Ontwikkeling Platteland’, dat door Provincie Flevoland is vastgesteld, in aansluiting op het Provinciaal omgevingsplan 2006. Bij uitbreiding van bestaande erven zal hierover in de ruimtelijke procedure per geval een beslissing worden genomen. Let wel: met uitbreiding van bestaande erven wordt niet bedoeld het plaatsen van bouwwerken (schuren, stallen etc.). In gevallen waar vrijstelling wordt verleend van de onderzoeksplicht wordt een meldingsplicht opgenomen. Op deze manier houdt de gemeente zicht op het ongezien ‘afknabbelen’ van het bodemarchief. Per geval zal dan bekeken worden of, en in welke vorm, archeologische begeleiding daar toch noodzakelijk is. De kosten van archeologisch onderzoek komen in dat geval echter niet voor rekening van de vergunningaanvrager, maar van de gemeente zelf. Ter dekking van de mogelijke kosten kan de gemeente een financiële regeling treffen in de vorm van een eigen begrotingspost of noodfonds. Terreinen/gebieden Gebieden met hoge archeologische waarde (PArK) Gebieden met hoge archeologische verwachting Gebieden met gematigde archeologische verwachting Uitbreiding van erven van agrarische bedrijven
Vrijstelling van onderzoek mogelijk Vrijstelling niet mogelijk, altijd onderzoek 2
Oppervlakte van 100 m of minder; of een verstoringsdiepte minder dan 0,5 meter beneden maaiveld 2 Oppervlakte van 1.000 m of minder; of een verstoringsdiepte minder dan 0,5 meter beneden maaiveld Tot een maximum van 2,5 hectare
Bij ruimtelijke ingrepen in een vrijstellingssituatie, vergunningvrije ingrepen, of bodemverstorende activiteiten in gebieden met een lage verwachting kunnen toch archeologische resten aan het licht komen. Als er in deze situaties toch archeologische resten worden aangetroffen dient de gemeente het initiatief te nemen om tot een verantwoorde oplossing te komen.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
15
De Monumentenwet verplicht grondeigenaren en vinders van archeologische waarden deze direct bij de minister te melden (artikel 53, eerste lid, Monumentenwet 1988). Gezien de decentralisatie van bevoegdheden naar de gemeenten lijkt dit een vreemde bepaling. De bijzondere betekenis van dit artikel is gelegen in de melding. De bedoeling van de melding is in de eerste plaats om Archis (Archeologisch registratiesysteem) te verrijken met nieuwe informatie over het bodemarchief. Daarnaast biedt de melding de minister de mogelijkheid om na te denken over de vraag of hij gebruik moet maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 56 (stilleggen van het werk voor bepaalde of onbepaalde tijd). Onder ‘minister’ wordt verstaan de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). Voor kleine, en vrijstellingsvrije, ingrepen wordt een algemene bepaling in het bestemmingsplan opgenomen die het mogelijk maakt op initiatief van de gemeente archeologische waarnemingen te doen en interessante vondsten te documenteren.
5.
Bodemarchief
De gemeente is verantwoordelijk voor een verantwoorde omgang met het bodemarchief (dat wat nog onder de grond zit). Ook als bij de locatie en realisatie van ruimtelijke ingrepen rekening wordt gehouden met archeologische waarden in de ondergrond kan het bodemarchief na verloop van tijd toch schade oplopen door een veranderde hydrologische situatie (wijziging van waterpeil) of zetting door ruimtelijke ingrepen. In dat geval kan het erfgoed dus beter tijdig en vakkundig worden veiliggesteld (opgegraven). Daarnaast kan het bodemarchief ook schade oplopen door intensief agrarisch gebruik. Dit is vooral het geval wanneer archeologische waarden relatief dicht onder de bouwvoor zijn gelegen. Aan agrarisch grondgebruik kunnen normaal gesproken geen beperkingen worden gesteld. Dat kan wel voor buitengewone agrarische activiteiten waardoor de cultuurhistorische bodemomstandigheden zich wijzigen het bodemarchief schade oploopt, zoals egaliseren, diepploegen, diepwoelen, verschralen, aanleggen en/of intensiveren van drainage. In het bestemmingsplan kan worden opgenomen dat hiervoor een aanlegvergunning is vereist. In de toelichting dient in dat geval wel het verband te worden aangegeven tussen aanwezige archeologische waarden en de genoemde ingrepen.
6.
Doorwerking in bestemmingsplannen
Met de invoering van de Wet archeologische monumentenzorg (Wamz) is de gemeente verplicht om in nieuwe of herziene bestemmingsplannen de archeologische waarden vast te leggen. Bij vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond dient rekening te worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten. Indien een bestemmingsplan ‘archeologievriendelijk’ of ‘Maltaproof’ tot stand is gekomen kan van de aanvrager van een bouw- of aanlegvergunning worden verlangd dat er archeologisch onderzoek wordt verricht. Uitgangspunten: - bij vaststelling van het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en verwachtingen; - de op de beleidskaart opgenomen archeologische terreinen worden opgenomen in de desbetreffende bestemmingsplannen en gekoppeld aan een aanlegvergunning; - het is niet verplicht om wettelijk beschermde archeologische terreinen (rijksmonumenten) op de plankaart aan te duiden. Met het oog op de volledigheid van de informatie wordt echter geadviseerd de contouren van het rijksmonument op de plankaart op te nemen. In gemeente Lelystad bevinden zich momenteel geen rijksmonumenten. In de toekomst kunnen delen van PArK (Rivierduingebied) of een enkel scheepswrak voor deze beschermingsstatus in aanmerking komen; - in de toelichting op het bestemmingplan wordt aangegeven waarom de aangewezen terreinen vanuit archeologisch oogpunt bescherming verdienen. Hierin ligt een belangrijke relatie met het onderliggende archeologiebeleid;
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
16
-
-
-
-
7.
in de planvoorschriften wordt vastgelegd welke gevolgen de gemeente verbindt aan de aanwezigheid van archeologische waarden of verwachtingen bij geplande bouwactiviteiten of andere bodemverstorende activiteiten. Die gevolgen kunnen zeer uitlopend zijn, variërend van “geen gevolgen voor bouwen” via “eerst onderzoeken, dan bouwen” tot en met “geen bodemverstoring, maar behoud in de bodem”; er kan vrijstelling worden verleend voor het (laten) verrichten van archeologisch onderzoek voor kleine ruimtelijke ingrepen van ‘huis- tuin- en keukenniveau’ in archeologiegevoelige gebieden (zie Vrijstelling van onderzoek); als bij de voorbereiding van het bestemmingplan kosten worden gemaakt ten behoeve van archeologisch (voor)onderzoek, kan de gemeente die kosten onder bepaalde condities verhalen in het kader van de grondexploitatie; voor de verantwoorde omgang met archeologische waarden dienen in bestemmingsplannen voorschriften te worden opgenomen. In bijlage 5 zijn voorbeeldteksten van planvoorschriften opgenomen. De voorgestelde maatregelen en voorschriften zijn zoveel mogelijk proportioneel afgestemd op de omvang van de eventuele ingreep en de te verwachten kans dat archeologische resten en sporen zullen worden aangetroffen.
Het proces van archeologische monumentenzorg
Het proces dat moet leiden tot de vraag of er een vergunning kan worden verleend, en onder welke voorwaarden, is onder te verdelen in een aantal stappen, het zgn. archeologische stappenplan. Iedere stap eindigt met de afweging of er voldoende informatie is om een verantwoorde beslissing over eventuele vervolgacties te kunnen nemen. Als er niet voldoende bekend is over de aard en kwaliteit van de archeologische resten (en dus over de gevolgen van de geplande ingreep) kan de gemeente verlangen dat de initiatiefnemer onderzoek laat verrichten waarmee de benodigde informatie wordt verzameld over de aard en kwaliteit van de aanwezige archeologische resten. Op basis van het onderzoeksrapport daarover neemt de gemeente een besluit over het al dan niet verlenen van een vergunning en of daaraan nadere voorwaarden worden verbonden (zoals het verrichten van verder onderzoek, aanpassing van het plan, of een eventuele opgraving). De Maatregelenkaart en bijbehorende voorschriften in het bestemmingsplan geven duidelijk aan waar, en in welke gevallen archeologisch (vervolg)onderzoek noodzakelijk is. Dit onderzoek dient altijd gericht te zijn op het nader afbakenen van de omvang, diepteligging en kwaliteit van de archeologische resten. Selectiebesluit Voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek in het kader van ruimtelijke inrichtingsprojecten onderscheidt de kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) vier processtappen. Met elke processtap neemt het detailniveau - en dus ook de omvang en kosten van het onderzoek - toe. Na elke processtap dient het bevoegd gezag inzake de betreffende ruimtelijke ingreep een besluit te nemen of vervolgonderzoek op basis van de beschikbaar gekomen informatie noodzakelijk is. We noemen dit een selectiebesluit. Bij het afgeven van bouw- of aanlegvergunningen en wijzigingsbesluiten op grond van art.19 WRO is B&W bevoegd gezag. Bij het vaststellen van bestemmingsplannen met daarin opgenomen de verschillende verwachtings-categorieën en vindplaatsen met bijbehorende planologische regimes is dit de gemeenteraad. Onderzoek in stappen Stap 1: bureauonderzoek Hierbij dienen de bekende archeologische waarden te worden geïnventariseerd en vertaald naar een verwachtingsmodel. Met het raadplegen van de Archeologische Basiskaart komt de noodzaak tot bureauonderzoek in veel gevallen te vervallen. Stap 2: inventariserend veldonderzoek (niet gravend) Hierbij worden met prospectieve technieken (boren, geofysica, remote sensing) en conform een goedgekeurd PvA nieuwe veldgegevens verzameld. Doel is: 1 het onderzoeken van de mate van intactheid van het bodemprofiel; 2 het vaststellen van aanwezigheid of afwezigheid van archeologische indicatoren; 3 eventueel begrenzen van vindplaatsen.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
17
Stap 3: inventariserend veldonderzoek (gravend) Hierbij worden, conform een goedgekeurd PvE, door middel van proefsleuven veldgegevens verzameld over aanwezigheid van spoor- en vondstlagen. Doel is het waarderen van vindplaatsen, ter voorbereiding van de selectie (afvoeren, begeleiden, opgraven of in situ behouden). Stap 4: behoud in situ Behoud in situ is het fysiek beschermen of inpassen in ruimtelijke plannen, het opgraven of begeleiden van de bouwwerkzaamheden. Bij opgraven worden alle sporen en vondsten van de vindplaats binnen het plangebied gedocumenteerd op tekening, foto’s en lijsten. Bij behoud in situ wordt de vindplaats niet verstoord, maar door het treffen van passende maatregelen (fysieke en planologische) voor de toekomstige generaties in de bodem behouden. Bij archeologische begeleiding wordt niet vooraf onderzoek verricht, maar vindt gedurende de looptijd van de bodemingreep regelmatige archeologische veldinspectie plaats. Ook voor deze processtap is een goedgekeurd PvE vereist. Met de vaststelling van het eigen archeologiebeleid en de implementatie van de beleidsadvieskaart is de gemeente (B&W) in principe in staat om - op advies van een deskundige archeoloog en conform de KNA - na elke processtap zo’n selectiebesluit over voortzetting dan wel stopzetting van de archeologische informatie-inwinning te nemen. Alleen als behoud en bescherming van waardevolle archeologische relicten in de bodem niet realiseerbaar zijn dienen deze op deskundige wijze te worden onderzocht en gedocumenteerd. Aan gravend onderzoek gaat dus altijd een (selectie-) moment vooraf waarbij de vraag wordt gesteld of de archeologische resten behoudenswaardig zijn, of het behoud ter plekke te realiseren is, en zo ja: hoe. In bijlage 6 is het proces schematisch aangegeven. Archeologisch onderzoek De gemeente geeft via (standaard) richtlijnen of een Programma van Eisen aan hoe het onderzoek moet worden uitgevoerd. De kosten van onderzoek komen voor rekening van de aanvrager (het veroorzakersprincipe). Het staat de opdrachtgever vervolgens vrij om voor de uitvoering van alle vormen van archeologisch onderzoek zelf een keuze te maken uit (erkende) aanbieders op de archeologische markt. Behoud in situ Algemeen beleidsuitgangspunt is dat archeologische resten bij voorkeur in de grond (in situ) behouden dienen te worden. Het vermijden van kostbare opgravingen is niet alleen vanuit overwegingen van kostenefficiëntie beter, behoud in situ maakt ook voor toekomstige generaties het kennismaken met het verleden mogelijk. Opgraven wordt dus gezien als second best optie. Vanuit deze doelstelling is het van belang dat bij het ontwerp en de voorbereiding van nieuwbouwplannen in gebieden waar archeologische waarden aanwezig zijn, in een zo vroeg mogelijk stadium onderzocht wordt in hoeverre archeologische resten via civieltechnische maatregelen in situ kunnen worden veiliggesteld. Hoewel dit soort maatregelen soms enige creativiteit en flexibiliteit aan de ontwerpkant vereisen en soms ook additionele kosten in de uitvoering met zich meebrengen, wegen deze investeringen over het algemeen in ruime mate op tegen de uitzonderlijk hoge kosten van een uitgebreide opgraving. Dit geldt zeker in Lelystad, waar het onderzoek naar prehistorische vindplaatsen en scheepswrakken vaak niet anders kan plaatsvinden dan onder speciale condities. Bij inpassingsmaatregelen en archeologievriendelijk bouwen kan concreet gedacht te worden aan het vermijden van de aanleg van (parkeer) kelders, het toepassen van zogenaamde zettingsvrije constructies, het bouwen op bestaande funderingen of het toepassen van draagconstructies boven archeologisch waardevolle lagen. Bij projecten in archeologisch waardevolle gebieden of zones met een hoge verwachting waar de gemeente als (gedeelde) opdrachtgever optreedt, laat de gemeente dergelijke archeologische maatregelen opnemen in het Programma van Eisen van het civieltechnische ontwerp.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
18
Ruimtelijke inpassing van archeologische vondsten Archeologische resten die bij opgravingen blootgelegd worden kunnen vervolgens - samen met het historische verhaal dat daarmee verbonden is - een belangrijke toegevoegde waarde vormen voor de ruimtelijke kwaliteit en de ontwikkeling van de eigen identiteit van Lelystad. Op locaties die zich daartoe lenen is het aan te bevelen aan die voorgeschiedenis op gepaste wijze aandacht te schenken. Ook hierin kan de gemeente, behalve een stimulerende rol richting ontwikkelaars, ook zelf een concrete bijdrage leveren, bijvoorbeeld via de inrichting van de openbare ruimte. In Lelystad bevinden zich een aantal archeologische vindplaatsen die zich goed lenen voor verbeelding en het toegankelijk maken van de historie in de ruimtelijke inrichting, zoals het PArK-gebied Swifterbant (ligt voor een klein deel in Lelystad). Voor dit gebied geldt ook een duidelijke provinciale ambitie.
8.
Kwaliteit en deskundigheid
Duidelijkheid over archeologie Bij ruimtelijke planvorming en ingrepen kan de nieuwe archeologiewetgeving en de beleidsmatige vertaling daarvan grote financiële en/of organisatorische consequenties hebben. Niet alleen voor de gemeente zelf, maar ook voor grondeigenaren en –gebruikers, plannenmakers en initiatiefnemers van bodemingrepen. Omdat er grote financiële, planologische en cultuurpolitieke consequenties aan een archeologisch selectiebesluit verbonden kunnen zijn is het van het grootste belang dat dit soort besluiten op een zorgvuldige, transparante, rechtvaardige en rechtmatige wijze tot stand komen. In ieder geval staan dit soort beslissingen open voor beroep en bezwaar. Het bestemmingsplan moet dan ook voor alle betrokkenen inzichtelijk maken in welke gebieden archeologisch (voor)onderzoek noodzakelijk is en waarom op andere plaatsen niet. In dat kader wordt ook gewezen op het belang van een goede voorlichting over de consequenties van het gemeentelijk archeologische monumentenzorg-beleid aan potentiële bodemverstoorders in en buiten de gemeente. De Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen Een en ander is mede van belang in het kader van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (WKPB), waarmee gemeenten door het rijk, provincie en private initiatiefnemers kan worden aangesproken op het aanleveren van betrouwbare en beleidsmatige informatie over beperkingen die verbonden zijn aan een kadastraal perceel. De WKPB is opgesteld om ervoor te zorgen dat het eenvoudiger wordt om volledige informatie te krijgen over de rechtstoestand van een onroerende zaak op een bepaald moment. Daarvoor wordt informatie van gemeenten in de bestaande registers van het Kadaster opgenomen. In de tweede tranche van de WKPB (per 1 januari 2009) wordt het opnemen van archeologische informatie in het kadaster verplicht. Maatwerk Archeologie blijft uiteindelijk maatwerk. Archeologische sporen die over het hoofd zijn gezien gaan ongezien verloren, of kunnen alleen via een kostbare last-minute reddingsoperatie worden gedocumenteerd. Bovendien kan een slecht uitgevoerd AMZ-proces leiden tot discussie en stagnatie in de planprocedure en het vergunningentraject, met alle gevolgen van dien. Een dergelijke situatie verkleint de kans op succesvolle inpassing van archeologische waarden. Door de tijdsdruk is een onvoorziene (en kostbare) opgraving vaak dan nog de enige oplossing die overblijft. Een goed uitgevoerde AMZ-proces is dus van belang voor alle partijen én voor het bodemarchief. Van ervaren gemeentelijke archeologen, erkende archeologische bedrijven en gekwalificeerde archeologische adviseurs mag verwacht worden dat ze dergelijke problemen en schadeposten weten te voorkomen. Voor de gemeente als bevoegd gezag, opdrachtgever, toezichthouder of uitvoerder geldt dan ook: laat u goed informeren over de mogelijkheden en alternatieven voor inrichting en uitvoering van het AMZ-proces. Met name bij planvorming voor grootschalige ontwikkelingen zijn vroegtijdig overleg en tussentijdse evaluatie tijdens de voorbereiding en uitvoering van groot belang. Kwaliteitsborging Met de implementatie van de nieuwe Monumentenwet zal eenieder die beroepshalve archeologische werkzaamheden verricht gehouden zijn aan de uitvoeringseisen, zoals die zijn geformuleerd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De gemeente heeft de plicht om bij het uitvoeren van archeologisch onderzoek erop toe te zien dat dit gebeurt door daartoe toegelaten bedrijven en conform de procedures en specificaties van de KNA. Dat geldt zowel voor de werkzaamheden waarvoor de gemeente als opdrachtgever functioneert als voor werkzaamheden die door de gemeente op grond van een vergunningaanvraag verlangd worden van initiatiefnemers.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
19
Archeologisch vervolgonderzoek dient altijd plaats te vinden op basis van een Plan van Aanpak (PvA) of een goedgekeurd Programma van Eisen (PvE). Indien de gemeente (mede)initiatiefnemer is, wordt geadviseerd hieraan een financiële raming toe te voegen. In het betreffende document dient de specifieke vraagstelling voor het onderzoek gekoppeld te worden aan een op de locatie toegesneden onderzoeksstrategie. De archeologische vraagstellingen dienen aan te sluiten bij de landelijke en regionale wetenschappelijke onderzoeksthema’s. De Nationale Onderzoeksagenda Archeologie (NOaA) kan hierbij een belangrijke inspiratiebron zijn (zie www.noaa.nl). Op dit moment wordt bij het uit- en aanbesteden van archeologisch vervolgonderzoek meestal gewerkt op basis van richtlijnen van de Provincie Flevoland. Met de terugtredende rol van de provincie kan het nuttig zijn hiervoor een eigen set van richtlijnen op te (laten) stellen. Informatievoorziening en kennismanagement De gemeente kan door het rijk, provincie en particuliere initiatiefnemers aangesproken worden op het aanleveren van betrouwbare (inhoudelijke en beleidsmatige) informatie en een transparant en verantwoord selectiebeleid. Het is voor de gemeente in de nieuwe systematiek dus strategisch en organisatorisch van groot belang om zelf steeds over een volledig en actueel overzicht van de samenstelling van het eigen bodemarchief te kunnen beschikken. De beleidsadvieskaart is in dat kader een belangrijk instrument, dat echter up-to-date moet worden gehouden. Alle relevante informatie uit archeologisch onderzoek binnen de gemeente dient beschikbaar te komen voor de verdere ontwikkeling van het gemeentelijk beleid en voor presentatie en publicatie. Uiteindelijk moet alle nieuwe informatie in een goed functionerend informatiesysteem terechtkomen en gebruikt kunnen worden voor het actualiseren van de gemeentelijke beleidskaart. De beleidsadvieskaart kan het beste eenmaal per vijf jaar worden aangepast, waarbij nieuw gegenereerde kennis en informatie wordt gebruikt voor het bijstellen van de grenzen van de verwachtingszones. Het dient dus te worden voorkomen dat kennis en informatie over het eigen bodemarchief versnipperd raakt. Dit geldt niet alleen voor projecten waar de gemeente optreedt als opdrachtgever, maar ook voor private projecten. De gemeente zal dus zelf een sturende rol moeten vervullen op het gebied van informatie- en kennismanagement. Het programma van eisen kan hierin een belangrijke rol vervullen. Daarin wordt ook vastgelegd hoe de overdracht van documentatie en vondstmateriaal aan de gemeente en het provinciale informatiecentrum/archeologisch depot plaatsvindt.
9.
Implementatie
Met de invoering van de Wet archeologische monumentenzorg heeft archeologie binnen gemeenten niet langer een vrijblijvend karakter. Het is dan ook van het grootste belang dat: - alle betrokkenen binnen de gemeentelijke organisatie op de hoogte zijn van het gemeentelijk archeologiebeleid en de eisen die dit met zich meebrengt ten aanzien van ruimtelijke ingrepen; - er op gemeentelijk niveau nauwe afstemming en heldere werkafspraken moeten worden gemaakt tussen de vakgebieden cultuur(historie), ruimtelijke ordening, milieu, etc. Dit geldt ook voor de vakgebieden die (ook kleinschalige) bodemverstorende ingrepen plegen( o.a. groenvoorziening); - inwoners en andere bodemverstoorders helder en duidelijk worden geïnformeerd over het gemeentelijk archeologiebeleid. Dat wil zeggen de vastgestelde eisen op het gebied van de AMZ (loketfunctie, gemeentelijke website, brochures etc.), het veroorzakersprincipe (de verstoorder betaalt de kosten van (voor)onderzoek en evt. opgravingen), eventuele gemeentelijke bijdrageregelingen en dergelijke; - resultaten van archeologisch onderzoek beschikbaar komen voor het publiek c.q. de inwoners van de gemeente. De nieuwe Wet archeologische monumentenzorg en de implementatie van het gemeentelijk beleid heeft consequenties voor verschillende afdelingen binnen de gemeentelijke organisatie: - Grondzaken: incalculeren van archeologische risico’s bij de aan- en verkoop van gemeentelijke gronden; - Ecologie, natuur en landbouw: inpassing van archeologisch waardevolle elementen (bijvoorbeeld scheepswrakken) in het landelijk gebied; - Landmeten en Geo-informatie: de digitale verspreiding van de archeologische beleidskaart en de koppeling van de kaart aan andere gemeentelijke bodem- en geo-informatiesystemen; - Juridische zaken: uitwerking van het opnemen van archeologische voorwaarden in vergunningverleningsprocedures, en het opstarten van een nader onderzoek naar verhaalmogelijkheden en fonds- en subsidieregeling;
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
20
-
Cultuur: afstemming van het AMZ-beleid met andere beleidsvelden, met name op het gebied van integraal cultuurbeleid en de relatie met recreatie, educatie en toerisme; Communicatie: integratie van het AMZ-beleid in het algemene voorlichtingsbeleid van de gemeente (o.a. gemeentelijke website).
Organisatie van AMZ-taken Binnen de afdeling Beleid is taakveld archeologie ondergebracht bij één van de beleidsmedewerkers. Deze heeft tot taak het AMZ-beleid verder te ontwikkelen en in nauw overleg met de projectleiders binnen de afdeling Project- en Wijkmanagement en de afdeling Ruimtelijke Plannen archeologie in projecten en planprocedures op te nemen en de uitvoering van de benodigde archeologische werkzaamheden in ruimtelijke projecten voor te bereiden en te begeleiden. Voor de betrokken afdelingen zal een soort gebruikshandboek worden opgesteld om de interne procedures en wederzijdse informatievoorziening op het gebied van de archeologische monumentenzorg verder vast te leggen bij: - vergunningprocedures bij bouw- en sloopplannen en ontgrondingen (o.a. waterbergingcapaciteitsuitbreiding); - het opstellen van structuurplannen of –visies; - bestemmingsplannen en overige ruimtelijke besluiten (artikel 19 procedures); - MER-trajecten (startnotities); - trajectnota’s (van bijvoorbeeld RWS en ProRail op gemeentelijk grondgebied). Archeologische expertise De gemeente zal zich moeten beraden op welke wijze wordt voorzien in de benodigde archeologische expertise in het proces van afweging van het archeologisch belang in ruimtelijke ordeningsprocessen. Hiervoor bestaan de volgende opties: - de gemeente neemt zelf een erkend archeoloog in dienst. Dat wil zeggen: een senior-archeoloog die bevoegd en in staat is een inhoudelijk-gefundeerde beslissing te nemen in het proces van afweging van archeologische belangen (selectie-advies); - de AMZ-procedure wordt opgestart en begeleid door een medewerker van de afdeling beleid. Voor selectie en waardering dient dan een beroep te worden gedaan op de expertise van een erkend archeoloog: o een erkende partij kan zijn: de archeologische dienst van een naburige (grote) gemeente. Voor deze vorm van archeologische samenwerking is een formele bestuursovereenkomst tussen beide gemeenten vereist; o een erkende partij kan ook zijn: een senior-archeolooog, werkzaam bij een erkend archeologisch adviesbureau of opgravingsbedrijf. Om de continuïteit en kwaliteit van het gemeentelijk beleid te garanderen wordt geadviseerd om voor een dergelijke vorm van samenwerking een meerjarig contract voor levering van archeologische diensten af te sluiten. Een andere mogelijkheid is om via intergemeentelijke samenwerking een archeoloog in dienst te nemen, een zgn. regio-archeoloog (zie hoofdstuk Intergemeentelijke samenwerking).
10.
Intergemeentelijke samenwerking
In Nederland beschikken ongeveer 40 gemeenten over een eigen gemeentelijke archeologische dienst die de archeologische werkzaamheden (beleid en uitvoering) voor de eigen gemeente uitvoert. Almere beschikt over een gemeentelijke archeologische dienst. Enkele gemeentelijke archeologische diensten hebben met omliggende gemeenten een gemeentelijk samenwerkingsverband afgesloten, waarbij de betreffende dienst tegen betaling archeologische monumentenzorg-taken in één of meer buurtgemeenten coördineert (en vaak ook uitvoert). Hiervoor moet een formele bestuurssamenwerking worden afgesloten. Een andere mogelijkheid van intergemeentelijke samenwerking tekent zich af in de huidige tendens dat gelijkgezinde gemeenten binnen een cultuurhistorisch samenhangende regio een centrale faciliteit creëren waarin de AMZ-taken van de deelnemende gemeenten worden ondergebracht, in de vorm van een (beleids)archeoloog die geen uitvoerende (opgravings) werkzaamheden verricht. Een dergelijke constructie kan een toekomstige optie zijn voor de vijf gemeenten in Flevoland, bijvoorbeeld in samenwerking met het Nieuwland Erfgoed Centrum. Het Convent van Gemeentelijke archeologen is een voorstander van intergemeentelijke constructies, omdat met minimale middelen een maximaal rendement kan worden bereikt en de archeologie een herkenbare lokale/regionale uitstraling heeft.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
21
De Flevolandse gemeenten liggen in een landschappelijk samenhangende regio met een hoge mate van vergelijkbaarheid van de archeologische problematiek en er valt een onbetwiste meerwaarde te ontlenen aan een nauwe onderlinge samenwerking en onderlinge afstemming op het gebied van de zorg voor het archeologisch erfgoed. Bij een haalbaarheidsonderzoek (in opdracht van Provincie Flevoland) naar de meest optimale organisatie en operationalisering van het archeologiebeleid op gemeentelijk niveau is geconcludeerd dat voor veel AMZ-taken een intergemeentelijke samenwerking te prefereren is boven het creëren van eigen voorzieningen op gemeentelijk niveau. Aanbevolen wordt een samenwerkingsverband op te richten waarbinnen de Flevolandse gemeenten de benodigde deskundigheid op het gebied van archeologie kunnen delen en gebruik kunnen maken van een aantal basisvoorzieningen. Ook de provincie zou daarin een aantal zaken kunnen onderbrengen. In Flevoland wordt voor andere cultuurhistorische werkvelden al gewerkt aan een centrale faciliteit op provinciaal niveau: het Erfgoed Centrum Flevoland, waarin zowel het grootste deel van de huidige als toekomstige taken van de provincie als die van de gemeenten op het gebied van archieven, historisch onderzoek en educatie kunnen worden ondergebracht. Een archeologische afdeling binnen een dergelijk centrum zou naast beheers- en voorlichtingstaken ook een adviesrol kunnen gaan vervullen voor de zes Flevolandse gemeenten op het gebied van de uitvoering van archeologisch beleid. De gemeente Lelystad is voorstander van een dergelijke gezamenlijke voorziening. Benodigde formatie In afwachting van een beslissing over het oprichten van een intergemeentelijk samenwerkingsverband zal binnen de afdeling Beleid naar schatting 0,2 fte moeten worden vrijgemaakt voor het coördineren van de AMZ-taken. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om het vaststellen, implementeren en evalueren van het archeologiebeleid, beleidsontwikkeling, de voorbereiding en coördinatie van archeologische werkzaamheden in ruimtelijke ordeningsprojecten en procedures en het voorbereiden van selectiebesluiten. Bij het nemen van formele beslissingen in het kader van de verlening van archeologievergunningen zal het bestuur onafhankelijk deskundig advies inwinnen van een seniorarcheoloog conform de eisen van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
11.
Financiële consequenties en risico’s
Financiering Bij de bekostiging van de AMZ is het van belang een onderscheid te maken tussen de algemene uitvoeringskosten van het gemeentelijke beleid en projectgebonden uitvoeringskosten. De eerste kunnen worden gezien als apparaatskosten (eventueel op te vatten als de bestuurslasten), noodzakelijk voor het nakomen van de generieke gemeentelijke taakstelling. Via een uitkering uit het gemeentefonds komt het rijk gemeenten tegemoet in de bestuurslasten. De projectgebonden uitvoeringskosten zijn de kosten van het doorlopen van het archeologisch proces om het behoud van informatie te garanderen en/of te komen tot een verantwoorde afweging van belangen. In tegenstelling tot de generieke kosten zijn deze in de meeste gevallen direct te relateren aan individuele bouw- en inrichtingsprojecten. Binnen deze projecten kan vervolgens weer een onderscheid gemaakt worden tussen gemeentelijke projecten (bijvoorbeeld voor de inrichting van de openbare ruimte), projecten van andere overheden, private initiatieven en alle gradaties daartussenin. Binnen de bestaande wet- en regelgeving staan de gemeente verschillende mogelijkheden voor het doorberekenen van de archeologiekosten in niet-gemeentelijke projecten ter beschikking. Te denken valt aan het verrekenen van archeologiekosten via de gronduitgifte, exploitatieovereenkomsten of een vorm van baatbelasting. Via het veroorzakerprincipe kan de gemeente de benodigde archeologische werkzaamheden in private projecten aan de initiatiefnemer van de ruimtelijke ingreep opdragen. De gemeente stelt in dat soort gevallen overigens wel de randvoorwaarden op waarbinnen die werkzaamheden dienen plaats te vinden (Programma van Eisen, eventuele aanvullende kwaliteitseisen). Met de implementatie van de beleidsadvieskaart en de bijbehorende voorschriften in het ruimtelijk beleid kan gemeente Lelystad in grote mate invulling geven aan het zogenaamde veroorzakerprincipe. Van initiatiefnemers tot ruimtelijke ingrepen kan verlangd worden dat zij de kosten van benodigde archeologische maatregelen en werkzaamheden voor hun rekening nemen. Ook de gemeente zelf is een belangrijke initiatiefnemer tot ruimtelijke ingrepen en zal daar dus ook naar moeten handelen. Dit betekent dat in de gemeentelijke projectbegrotingen voor projecten gelegen in de hoge en gematigde verwachtingsgebieden op de beleidsadvieskaart de benodigde reserveringen voor archeologisch vervolgonderzoek zullen moeten worden gemaakt. De gemeente heeft daarbij ook een belangrijke voorbeeldfunctie.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
22
Daarnaast zal de gemeente na moeten denken over de wijze van financiering van onderzoekskosten indien archeologische vondsten gedaan worden bij niet-vergunningplichtige projecten of ingrepen die binnen de vastgestelde vrijstelling van onderzoek vallen; dat wil zeggen: in het geval van kleine ingrepen in de gebieden met een lage en gematigde verwachting, of bij toevalsvondsten in gebieden met een lage verwachting. Risico’s Een financieel risico voor de gemeente tekent zich af wanneer er in een project sprake is van zogenaamde excessieve archeologiekosten. Hiermee wordt een situatie bedoeld waarin de archeologiekosten zodanig hoog zijn dat de totale exploitatie van een nieuwbouw- of inrichtingsproject binnen de eigen gemeentegrenzen in gevaar komt. Indien het archeologische waarden van nationaal belang betreft, waarvan de kosten naar redelijkheid niet kunnen worden gedragen door de initiatiefnemer en indien er vooraf geen vermoeden was op het aantreffen van de gevonden sporen, kan de initiatiefnemer een beroep doen op een bijdrage van het rijk. Daarbij wordt echter uitgegaan van een drempelbijdrage van de betreffende gemeente zelf. De hoogte van die verplichte bijdrage zal worden vastgelegd in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) en wordt gerelateerd aan het inwoneraantal van de betreffende gemeente. Het financiële risico dat de gemeente Lelystad loopt als gevolg van de implementatie van de WAMZ zal aan fluctuaties onderhevig zijn, afhankelijk van het meerjarenprogramma op het gebied van de ruimtelijke ordening. Door het meerjarenprogramma en het aantal vergunningaanvragen voor kleine projecten te vergelijken met de beleidsadvieskaart is het in principe wel mogelijk hiervan een inschatting te maken. Sommige gemeenten overwegen ter dekking van de bovengenoemde risico’s een gemeentelijk archeologiefonds in te richten of een andere voorziening te treffen.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
23
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
24
Bijlagen Bijlage 1: Overzicht van gemeentelijke AMZ-taken Bijlage 2: Archeologiekaart waarden en verwachtingen Bijlage 3: Monumenten en Archis Waarnemingen Bijlage 4: Maatregelenkaart Bijlage 5: Archeologische waarden in bestemmingsplannen Bijlage 6: KNA-Proces, schematisch
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
25
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
26
Bijlage 1: Overzicht van gemeentelijke AMZ-taken 1.
bij vaststelling van bestemmingsplannen rekening houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en verwachtingen; 2. in het bestemmingsplan vastleggen welke gevolgen de gemeente verbindt aan de aanwezigheid van archeologische waarden of verwachtingen bij geplande bouwactiviteiten of andere bodemverstorende activiteiten; 3. via een stelsel van voorschriften en aanlegvergunningen aangeven welke voorwaarden zij verbindt aan ruimtelijke ingrepen in gebieden met archeologische verwachting; 4. initiatiefnemers van ruimtelijke ingrepen opdragen archeologisch (voor)onderzoek te (laten) uitvoeren; 5. initiatiefnemers van bodemverstorende activiteiten kunnen worden verplicht om de kosten van archeologisch (voor)onderzoek te dragen en zij zijn - als behouden niet mogelijk is – verantwoordelijk voor de kosten van een opgraving; 6. het staat veroorzakers (dus ook gemeente) vrij om de kosten van archeologisch onderzoek door te berekenen naar derden; 7. de gemeente geeft via (standaard) richtlijnen of een programma van Eisen (PvE) aan hoe het archeologisch onderzoek moet worden verricht; 8. voor de uitvoering van alle vormen van archeologisch onderzoek kan initiatiefnemer zelf een keuze maken uit (erkende) aanbieders op de archeologische markt; 9. de gemeente ziet er op toe dat bij de uitvoering van alle vormen van archeologisch onderzoek wordt gewerkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA); 10. er kan vrijstelling worden gegeven voor het (laten) verrichten van archeologisch onderzoek voor kleine ruimtelijke ingrepen; 11. gemeenten kunnen er voor kiezen om aan de archeologische ‘zorgplicht’ een subsidieregeling te verbinden of beleidsregels in te stellen waarmee nadelige financiële gevolgen voor de veroorzaker in bepaalde gevallen kunnen worden gecompenseerd (instelling gemeentelijk archeologiefonds); 12. van het ministerie van OCW wordt jaarlijks een bestuurslastenvergoeding verstrekt via het gemeentefonds.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
27
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
28
Bijlage 2: Archeologiekaart waarden en verwachtingen
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
Bijlage 3: Monumenten en Archis Waarnemingen
31
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
32
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
33
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
34
Bijlage 4: Maatregelenkaart
Bijlage 5: Archeologische waarden in bestemmingsplannen Categorieën en legenda-eenheden 1. Beschermd archeologisch monument Deze terreinen zijn op basis van de Monumentenwet 1988 aangewezen als beschermd archeologisch monument, of staan op de voorlopige lijst. Het beschermingsregime voor deze monumenten staat los van het bestemmingsplan, zij het dat het voorgestelde artikel 24b hierop eveneens van toepassing kan worden gemaakt. De begrenzing van deze terreinen is ‘hard’, dat wil zeggen dat de beschermde zone op perceelsniveau is aangegeven en kadastraal is vastgelegd. 2. Gebied of terrein met de bijzondere bepaling “van archeologische waarde” Op deze terreinen rust een voorschrift om aanlegvergunning als in artikel 21a en de bepaling opgenomen onder artikel 24b. De begrenzing van deze terreinen is ‘hard’, dat wil zeggen dat de zones met een archeologische waarde op perceelsniveau zijn aangegeven. Van de wettelijke 100 m2 vrijstelling wordt hier afgezien om zo gebieden te kunnen beschermen waar zeker archeologisch erfgoed gevonden zal worden. 3. Gebied of terrein met de bijzondere bepaling “hoge archeologische verwachting” Op deze terreinen rust een voorschrift om aanlegvergunning als aangegeven in art. 21b. Het vrijstellingscriterium voor bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten ligt in dit geval bij ingrepen beneden 100 m2 en/of niet dieper dan 0,5 m –mv. 4. Gebied of terrein met bijzondere bepaling “gematigde archeologische verwachting” Op deze terreinen rust een voorschrift om aanlegvergunning zoals aangegeven in art. 21c. Het vrijstellingscriterium voor bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten ligt in dit geval bij beneden 1.000 m2 en/of niet dieper dan 0,5 m –mv. 5. Gebied of terrein met de bijzondere bepaling “lage archeologische verwachting” Op deze terreinen rust geen voorschrift om aanlegvergunning. Wel kan bij m.e.r.-plichtige projecten en projecten die onder de tracéwet vallen nader onderzoek worden verlangd. Deze situaties vallen onder het regime van de Wet Milieubeheer en de Tracéwet. 6. Gebied of terrein waar geen bodemarchief meer aanwezig is Op deze terreinen rust geen bijzondere bestemming of voorschrift. 7. Uitbreiding van bestaande erven van agrarische bedrijven Bij uitbreiding van bestaande erven van agrarische bedrijven rust geen voorschrift om aanlegvergunning. Het vrijstellingscriterium voor bodemingrepen ligt in dit geval bij ingrepen beneden de 2,5 hectare. Let wel: met uitbreiding van bestaande erven wordt niet bedoeld het plaatsen van bouwwerken (schuren, stallen etc.).
Uitwerking in voorschriften De onderstaande uitwerking in voorschriften met toelichting voor de bovenstaande categorieën 2, 3, en 4 kan als voorbeeld dienen voor alle bestemmingsplannen. De voorschriften voor categorie 3 en 4 zijn in feite identiek, alleen dient daar steeds een groter gebied als minimum om buiten de vrijstelling te vallen opgenomen.
Definities Artikel 1 Begripsbepalingen archeologisch monument terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument. archeologische waarde de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten. archeologische verwachting de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten. aanvullend archeologisch onderzoek onderzoek verricht door of namens de gemeente, of door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het CCvD (Centraal College van Deskundigen) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
37
definitief archeologisch onderzoek onderzoek verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het CCvD (Centraal College van Deskundigen), beschikkend over een opgravingvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA). deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg de provinciaal archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.
Bijzondere Bepalingen Artikel 21a Gebied van archeologische waarde Aanduiding "gebied van archeologische waarde” 1. In de op de plankaart als "gebied met archeologische waarde" aangeduide gronden zijn archeologische waarden aanwezig. Voor deze gronden geldt een bouwverbod. In afwijking van het overigens in het plan ten aanzien van deze gronden bepaalde, zijn op en in deze gronden toegestaan bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. Aanlegvergunningplicht 2. In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 3, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de in lid 1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden; b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden; c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen; d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen; e. het ophogen en egaliseren van gronden. Uitzonderingen aanlegvergunningplicht 3. Het in lid 2 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden: a. in het kader van het normale beheer en onderhoud; b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige; c. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan. Aanlegvergunning; toelaatbaarheid werken en werkzaamheden 4. De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in lid 2, zijn slechts toelaatbaar, indien: a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en b. vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
38
Rapportageplicht en verplichtingen bij reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, lid 1 Woningwet 5. In geval van een aanvraag van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, lid 1 van de Woningwet, op en in op de plankaart als "gebied met archeologische waarde" aangeduide gronden: a. dient in het belang van de archeologische monumentenzorg vooraf door aanvrager van de bouwvergunning een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en b. kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden: 1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. Wijziging inhoudende wijziging of verwijdering van de aanduiding "gebied met archeologische waarde of verwachting" 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, betreffende de aanduiding "gebied met archeologische waarde", de plankaart en de voorschriften van het plan te wijzigen zodanig dat: a. de aanduiding naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval van de plankaart wordt verwijderd, voorzover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft; b. dit artikel wordt gewijzigd of vervalt, voorzover regelingen van een hogere orde dan een bestemmingsplan daartoe aanleiding geven. Procedure bij wijziging 7. Op de voorbereiding van een besluit omtrent wijzigen als bedoeld in lid 6, is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing. In te winnen adviezen 8. Alvorens een aanlegvergunning te verlenen als bedoeld in lid 1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten. Indien burgemeester en wethouders afwijken van een in de vorige zin bedoelde advies kan een aanlegvergunning slechts worden verleend, indien vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van de vergunning geen bezwaar hebben. Artikel 21b Gebied met hoge archeologische verwachting Aanduiding "gebied met hoge archeologische verwachting” 1. In de op de plankaart als "gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde" aangeduide gronden zijn archeologische waarden naar verwachting aanwezig. In afwijking van het overigens in het plan ten aanzien van deze gronden bepaalde, zijn op en in deze gronden toegestaan bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
39
Aanlegvergunningplicht 2. In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 3, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de in lid 1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 100 m² of meer: a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,5 m onder peil; b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,5 m onder peil; c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,5 m onder peil; d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen; e. het ophogen en egaliseren van gronden. Uitzonderingen aanlegvergunningplicht 3. Het in lid 2 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden: a. in het kader van het normale beheer en onderhoud; b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige; c. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het plan. Aanlegvergunning; toelaatbaarheid werken en werkzaamheden 4. De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in lid 2, zijn slechts toelaatbaar, indien: a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en b. vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Rapportageplicht en verplichtingen bij reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, lid 1 Woningwet 5. In geval van een aanvraag van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, lid 1 van de Woningwet, op en in op de plankaart als "gebied met hoge verwachting" aangeduide gronden: a. dient in het belang van de archeologische monumentenzorg vooraf door aanvrager van de bouwvergunning een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en b. kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
40
Wijziging inhoudende wijziging of verwijdering van de aanduiding "gebied met hoge archeologische verwachting" 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, betreffende de aanduiding "gebied met hoge archeologische verwachting", de plankaart en de voorschriften van het plan te wijzigen zodanig dat: a. de aanduiding naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval van de plankaart wordt verwijderd, voorzover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft; b. dit artikel wordt gewijzigd of vervalt, voorzover regelingen van een hogere orde dan een bestemmingsplan daartoe aanleiding geven. Procedure bij wijziging 7. Op de voorbereiding van een besluit omtrent wijzigen als bedoeld in lid 6, is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing. In te winnen adviezen 8. Alvorens een aanlegvergunning te verlenen als bedoeld in lid 1 winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten. Indien burgemeester en wethouders afwijken van een in de vorige zin bedoelde advies kan een aanlegvergunning slechts worden verleend, indien vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van de vergunning geen bezwaar hebben. Artikel 21c Gebied met gematigde archeologische verwachting Aanduiding "gebied met gematigde archeologische verwachting” 1. In de op de plankaart als "gebied met gematigde archeologische verwachting" aangeduide gronden zijn archeologische waarden naar verwachting aanwezig. In afwijking van het overigens in het plan ten aanzien van deze gronden bepaalde, zijn op en in deze gronden toegestaan bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. Aanlegvergunningplicht 2. In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 3, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de in lid 1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 1.000 m² of meer: a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,5 m onder peil; b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,5 m onder peil; c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,5 m onder peil; d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen; e. het ophogen en egaliseren van gronden. Uitzonderingen aanlegvergunningplicht 3. Het in lid 2 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden: a. in het kader van het normale beheer en onderhoud; b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige; c. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het plan.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
41
Aanlegvergunning; toelaatbaarheid werken en werkzaamheden 4. De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in lid 2, zijn slechts toelaatbaar, indien: a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en b. vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Rapportageplicht en verplichtingen bij reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, lid 1 Woningwet 5. In geval van een aanvraag van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, lid 1 van de Woningwet, op en in op de plankaart als "gebied met gematigde verwachting" aangeduide gronden: a. dient in het belang van de archeologische monumentenzorg vooraf door aanvrager van de bouwvergunning een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en b. kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. Wijziging inhoudende wijziging of verwijdering van de aanduiding "gebied met gematigde archeologische verwachting" 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, betreffende de aanduiding "gebied met archeologische verwachting", de plankaart en de voorschriften van het plan te wijzigen zodanig dat: a. de aanduiding naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval van de plankaart wordt verwijderd, voorzover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft; b. dit artikel wordt gewijzigd of vervalt, voorzover regelingen van een hogere orde dan een bestemmingsplan daartoe aanleiding geven. Procedure bij wijziging 7. Op de voorbereiding van een besluit omtrent wijzigen als bedoeld in lid 6, is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing. In te winnen adviezen 8. Alvorens een aanlegvergunning te verlenen als bedoeld in lid 1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten. Indien burgemeester en wethouders afwijken van een in de vorige zin bedoelde advies kan een aanlegvergunning slechts worden verleend, indien vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van de vergunning geen bezwaar hebben.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
42
Artikel 24b Bouwen op of nabij archeologische monumenten of gebieden van archeologische waarde Nadere eisen 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, de fundering en de afmetingen van bouwwerken, voorzover die worden gebouwd op of, binnen een afstand van 30 m tot gebieden, die op de plankaart zijn aangeduid als " archeologisch monument" of “gebied met archeologische waarde”, zulks ter voorkoming van onevenredige aantasting van het zicht op en de landschappelijke inpassing van de betreffende waardevolle terreinen. Toelichting bij archeologische monumenten Aanwijzing en vergunningverlening vinden plaats door de Minister/Staatssecretaris van OCenW (op advies van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten). De gemeenteraad heeft een adviserende stem. Afweging speelt zich af op nationaal niveau, aan de hand van beleidsregels voor behoud en bescherming. Op de kaart zijn eveneens opgenomen de gebieden aangewezen op de provinciale archeologische monumentenkaart waarvoor het voornemen bestaat deze onder bescherming van de Monumentenwet te brengen. Toelichting bij artikel 21a: Voorschriften voor terreinen van archeologische waarde In gevallen waarin een aanlegvergunning is vereist, geven Burgemeester en Wethouders (op basis van advies van een deskundige aan op welke wijze aanvullend archeologisch onderzoek dient plaats te vinden. Aanvullend archeologisch onderzoek kan bestaan uit locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan. Op basis van het aanvullend archeologisch onderzoek wordt beoordeeld of een aanlegvergunning kan worden verleend. Indien de ingreep waarvoor een aanlegvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot aantasting van archeologische waarden, kunnen voorwaarden aan het verlenen van een aanlegvergunning worden verbonden. Die voorwaarden kunnen zijn planaanpassing, het nemen van technische maatregelen om aantasting van het bodemarchief tegen te gaan, het uitvoeren van een definitief archeologisch onderzoek, het archeologisch begeleiden van grondwerk of een combinatie daarvan. De kosten van archeologisch onderzoek en andere noodzakelijke maatregelen zijn voor rekening van de aanvrager. Toelichting bij artikel 21b en c: Voorschriften voor gebieden met een hoge of gematigde archeologische verwachting In gevallen waarin een aanlegvergunning is vereist, geven Burgemeester en Wethouders (op basis van advies van een deskundige) aan of zij aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk achten (en zo ja op welke wijze). Dit is afhankelijk van de aard van de voorgestelde bodemingreep en van de specifieke archeologische vraagstelling die voor de locatie geldt. Als aanvullend onderzoek noodzakelijk is, wordt op basis van de resultaten daarvan beoordeeld of een aanlegvergunning kan worden verleend. Indien de ingreep waarvoor een aanlegvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot aantasting van archeologische waarden, kunnen voorwaarden aan het verlenen van een aanlegvergunning worden verbonden. De voorwaarden kunnen zijn het nemen van technische maatregelen om aantasting van het bodemarchief tegen te gaan, het uitvoeren van een definitief archeologisch onderzoek, het archeologisch begeleiden van grondwerk of een combinatie daarvan. De kosten van archeologisch onderzoek en andere noodzakelijke maatregelen zijn voor rekening van de aanvrager.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
43
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
44
Bijlage 6: KNA-Proces Bureauonderzoek (initiatiefnemer) -desktop -luchtfoto’s -archieven -archis -bodemkaarten
Rapport (initiatiefnemer)
Selectie/voorwaarden (besluit gemeente)
Stop / vergunning Archismelding
Non-destructief vooronderzoek (initiatiefnemer) -boringen -veldverkenning -geofysisch onderzoek
Rapport (initiatiefnemer)
Selectie / voorwaarden (besluit gemeente
Stop / vergunning Archismelding
Destructief vooronderzoek (initiatiefnemer) -proefsleuven / aanvullende boringen - proefputten
rapport (initiatiefnemer)
Selectie / voorwaarden (besluit gemeente)
Opgraven
Fysiek / wettelijk beschermen
Archeologische begeleiding
Stop / vergunning Archismelding
Opgeven vindplaats
Rapport en inpassingsmaatregelen (initiatiefnemer)
presentatie, publicatie, archiveren (gemeente)
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
45
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
46