Beleid handhaving en vergunningen horeca
Introductie In het kader van de totstandkoming van de Horecaverordening Utrecht 2004 is gebleken dat er behoefte is aan een document waarin het beleid wordt omschreven. Dit betreft de afhandeling van aanvragen om vergunningen, het toezicht daarop en - indien aan de orde - het handhavingsbeleid dat concreet gestalte krugt met het toepassen van sancties. Deze notitie voorziet hierin. Gezien de nauwe verwantschap met het vergunningenstelsel dat in de Drank- en Horecawet is opgenomen wordt het vergunningen en handhavingsbeleid dat o p basis van deze regelingen wordt gevoerd samenhangend beschreven. Bij de uitvoering van bestuursrechtelijke wetgeving hebben bestuursorganen doorgaans beoordelingsruimte als het gaat om het nemen van beslissingen. Deze beoordelingsruimte is noodzakelijk om in concrete gevallen bij de situatie passende besluiten te kunnen nemen. Uiteraard houdt dit niet in dat beslissingen willekeurig mogen worden genomen. De beoordelingsruimte van bestuursorganen wordt beperkt door de regelgeving zelf en door beginselen van behoorlijk bestuur. Deze notitie geeft inzicht in de invulling die binnen de gemeente Utrecht wordt gegeven aan de beoordelingsruimte die de Drank- en Horecawet en de Horecaverordening Utrecht 2004 bieden. Dit vanuit de wens om het beleid transparant te maken. Daarmee krijgt het beleid voor betrokkenen, het horecabedrijfsleven en de omgeving, een bepaalde mate van voorspelbaarheid zodat daarop kan worden ingespeeld. In deze notitie komen achtereenvolgens aan de orde: Deel I Aanvraag- en behandelingsprocedure; Deel I I Exploitatie tijdens de behandeling van een vergunningaanvraag; Deel I I i Handhavingsbeleid
Deel I
Aanvraag- en behandelingsprocedure
De aanvraaq Wordt een aanvraag om vergunning(en) ingediend dan is het streven om deze z o spoedig mogelijk af te handelen. Voor wettelijke afhandelingstermijnen zie de bijlage. Publicarie
Hieronder worden de hoofdpunten van de te volgen procedure beschreven. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in verband met het al dan niet publiceren van een aanvraag om vergunningen. In de volgende gevallen wordt de aanvraag gepubliceerd om op deze wijze belanghebbenden in de gelegenheid te stellen hun zienswijze op de aanvraag te geven': a. de aanvrager verzoekt om publicatie; b. de aanvraag betreft een nieuw te vestigen bedrijf; c. de aanvraag betreft de vestiging, overname of wijziging van een paracommercieei horecabedrijf als bedoeld in artikel 4 DHW2; d. de aanvraag betreft de overname of wijziging van een bestaand bedrijf: 1. waarbij de aard van het bedrijf zodanig wijzigt dat het horecabedrijf in een zwaardere horecacategorie3 valt; 2. waarbij het gaat om een alcoholvrij horecabedrijf dat tevens geëxploiteerd wordt als coffeeshop; 3. waarbij het gaat om een locatie waarvan bekend is dat zich in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag overlast of openbare orde problemen hebben voorgedaan, of zich nog voordoen4; 4. waarbij het gaat om exploitatie van een terras bij een bestaand bedrijf waar voorheen op grond van een geldende vergunning geen terras werd geëxploiteerd; 5. waarbij een verzoek om verruiming van de openingstijden aan de orde is. In andere gevallen kan publicatie achterwege blijven. Het wel of niet publiceren kan van belang zijn voor de afhandelingstermijn van de aanvraag. De publicatietermijn bedraagt vier weken (voor paracommerciële horecabedrijven geldt, vanwege het feit dat op deze aanvragen d e openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb van toepassing is, een termijn van zes weken). Binnen deze termijn kunnen belanghebbenden hun zienswijze met betrekking tot de aanvraag kenbaar maken. De termijn van vier weken houdt rekening met belanghebbenden die een zienswijze willen indienen en hiertoe eventueel nog informatie willen opvragen of inzien, deskundigen willen raadplegen, en dergelijke om zich een oordeel te kunnen vormen en tot een gefundeerde zienswijze te komen. Wordt gepubliceerd dan moet in ieder geval de publicatietermijn afgewacht worden alvorens een vergunning verleend kan worden. Zienswijzen van belanghebbenden dienen dan immers meegewogen te worden. Vrgwi//igepubLicatie van de aanvraag
Indien de ondernemer heeft aangegeven graag publicatie te willen (bijvoorbeeld om te peilen of hij rekening moet houden met mogelijke bezwaarschriften naar aanleiding van een eventuele vergunningverlening) dient hij rekening te houden met verlenging van de afhandelingstermijn met in ieder geval de duur van de publicatietermijn (ca. 4 tot 6 weken, rekeninghoudende met de deadlines voor aanleveren aan de media). Vrijwillige instemming met publicatie kan nooit een reden of argument
1 Het gaat hier om publicatie zodat een zorgvuldige belangenafweging kan plaatsvinden. Omwonenden zijn o p deze manier in de gelegenheid om op een aanvraag hun reactie te geven zodat hun belangen ook meegewogen kunnen worden bij de besluitvorming. Voor aanvragen van paracommerciële horecabedrijven geldt een specifieke regeling (zie voetnoot 2). 2 In deze gevallen is publicatie wettelijk verplicht op grond van de DHW, waarbij de openbare voorbereidingsprocedure gevolgd dient te worden conform afdeling 3 . 4 van de Algemene wet bestuursrecht. De publicatietermijn voor deze aanvragen bedraagt zes weken. 3 Met de genoemde "horecacategorie" wordt in het facet-bestemmingsplan horeca binnenstad opgenomen categorie-indeling bedoeld. Van wijziging naar een zwaardere categorie is bijvoorbeeld sprake indien een lunchroom wijzigt in een discotheek. 4 Hierbij gaat het om locaties waarvan de vergunning(en) van het daar gevestigde horecabedrijf is/zijn ingetrokken, locaties waar bedrijven met een bestuurlijke maatregel gesloten zijn (geweest) of locaties waarover gegronde klachten of meldingen zijn ingekomen.
zijn o p grond waarvan afgeweken wordt van het beleid inzake exploitatie zonder vergunning (zie deel 111).
Bezwaar
Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na datum bekendmaking een bezwaarschrift indienen (art. 6:7 Awb). Als datum van bekendmaking geldt de datum waarop het besluit aan de aanvrager van de vergunning bekend is gemaakt (veelal de verzenddatum). Hierna volgt een schematisch weergave van de te volgen behandelingsprocedure op hoofdlijnen.
07.1 04764
Schematische weerqave behandelinqsurocedure
l
Ontvangst aanvraag / intake gesprek
l
Aanvraag niet compleet
2 weken tijd voor aanvulling (art. 4:5, l e lid, onder
Vreemdelingenwetgeving Bibob-indicatoren eventueel gevolgd door Bibob screening en advies van Bureau Bibob (Ministerie Antecedenten Overige eisen en weigeringsgronden HV enlof
door zienswijze procedure (bij paracomm. wordt openbare voorbereidingsprocedure gevolgd) en/ of gevolgd door bezwaar en beroep Indieners zienswijzen worden schriftelijke geïnformeerd over
termijn aanvulling nog niet
Deel I. Aanvraag- en behandelingsprocedure Bijlage Wettelijke beslistermijnen voor afhandeling vergunningaanvragen Exulotatieverqunninq Beslistermijnen voor een aanvraag uitsluitend op grond van de HV: Op een aanvraag moet binnen 8 weken na datum binnenkomst worden beslist en dit kan met ten hoogste 8 weken worden uitgesteld, de maximale beslistermijn bedraagt aldus 1 6 weken (art. 9, l e en 2. lid HV). Drank- en horecawet verqunninq al dan niet in combinatie van ex~loitatieverqunninq Beslistermijnen voor een aanvraag op grond van de DHW of een combinatie van DHW en HV: Op een DHW-aanvraag of een combi-aanvraag moet binnen 3 maanden na datum binnenkomst worden beslist (art. 26 DHW, resp. art. 2 6 DHWjo. art. 9, 3e lid HV). Wet Bi bob van toeuassinq Is op één van beide aanvragen of beide de Wet Bibob van toepassing, dan worden de termijnen verlengd met maximaal 2 x 4 weken (art. 31 jo. 15 Wet Bibob). Aanvullen qeqevens Bij de afhandeling van alle aanvragen geldt dat de termijn waarbinnen een beslissing genomen moet worden verlengd wordt met de termijn die wordt gegund om een gegevens aan te vullen (art. 4: 15 Awb). Hoe lang dit duurt voordat de gegevens aangevuld zijn, heeft de aanvrager over het algemeen zelf in de hand, mits de hiervoor gegunde termijn niet wordt overschreden. Voorbeeld Zo moet op een aanvraag om een exploitatievergunning uiterlijk binnen 26 tot 2 8 weken worden beslist: Aanvraag: normale beslistermijn 8 weken 8 weken l x verdagen (uitstel) Bibob van toepassing 4 weken 4 weken l x verdagen (uitstel) 2 / 4 weken Termijn aanvullen gegevens 2 6 tot 28 weken Totaal : Niet tiidiq beslissen Het niet tijdig beslissen betekent niet dat de vergunning verleend moet worden of dat deze
automatisch is verleend. De rechter zal dan altijd bekijken of er sprake is van een onredelijke termijn.
Bij complexe aanvragen kan het zo zijn dat de afhandeling langere tijd in beslag neemt.
Een aanvrager kan tegen het uitblijven van een beslissing altijd bezwaar en eventueel beroep instellen
(art. 6:2 jo. 6:4 Awb).
Deel I I
Exploitatie tijdens de behandeling van een vergunningaanvraag
Een nieuwe ondernemer kan een horecabedrijf pas exploiteren op het moment dat de vergunning(en) is (zijn) verleend. Het is immers wettelijk verboden een bedrijf zonder vergunning te exploiteren. De gemeente heeft in het algemeen belang in beginsel de verplichting om te handhaven ter beëindiging of ter voorkoming van overtredingen. Dit handhavend optreden kan bijvoorbeeld bestaan uit het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom, maar ook uit het toepassen van een maatregel voortvloeiende uit specifieke wetgeving, zoals bijvoorbeeld het intrekken of schorsen van een vergunning of het sluiten van een horecabedrijf. Het exploiteren zonder vergunning wordt niet geaccepteerd. Een situatie die hiervan moet worden onderscheiden is het doorexploiteren door de oude ondernemer van het bedrijf o p zijn eigen vergunning(en). Uiteraard geschiedt deze exploitatie voor rekening en risico van de "oude" ondernemer. Het is, anders dan wel eens wordt gezegd, dus niet mogelijk dat een nieuwe ondernemer zijn exploitatie alvast begint op basis van de vergunning(en) van zijn voorganger. Naadloze overname van een horecabedrijf is mogelijk, mits men tijdig begint met de vergunningaanvragen en de overname pas daadwerkelijk laat ingaan, en dus ook pas gaat exploiteren, op het moment dat de vergunningen zijn verleend. De inschrijving bij de Kamer van Koophandel die overgelegd moet worden bij het indienen aanvraag om de horecavergunning (en die in het verleden pas werd afgegeven op het moment of nadat de overname een feit was) is geen belemmering meer, omdat de Kamer van Koophandel ook een zogenaamde "voorinschrijving" accepteert en deze voorinschrijving bij de aanvraag overgelegd kan worden. Advies Hoewel een vergunningverlenend bestuursorgaan buiten de zakelijke transacties van ondernemers staat is dit een passende plaats voor een advies: neem bij overdracht van een bedrijf de ontbindende en/of opschonende voorwaarde in de privaatrechtelijke overeenkomst op dat de overdracht pas doorgaat indien en zodra de benodigde vergunningen zijn verleend (en als elk risico moet worden uitgesloten: totdat deze onherroepelijk zijn geworden). Hiermee kunnen ook problemen met banken worden voorkomen als in financieringsovereenkomstenclausules zijn opgenomen. Ook kan een ontbindende en/of opschortende voorwaarde in de overeenkomst opgenomen worden ten aanzien van bijvoorbeeld niet gemelde zaken die we/ essentieel zijn voor de exploitatie (het v e r w g e n van her feit dat her horecabedrijf een nadere eis opgelegd heeft gekregen, kan op die manier een ontbindende voorwaarde voor het contract.
Deel III Handhavingsbeleid Alqemeen Aan horeca-ondernemers en leidinggevend personeel in de horeca worden de nodige eisen gesteld om op een verantwoorde manier een horecabedrijf te exploiteren. De horeca is een gevoelige branche waar het gaat om overlast, openbare ordeverstoringen en criminaliteit. Er wordt dan ook de nodige capaciteit gestoken in de handhaving van regels die voor de horeca gelden. Zowel in strafrechtelijke, als in bestuursrechtelijke handhaving. Van bestuursrechtelijke handhaving is sprake indien toezicht op de naleving wordt uitgeoefend of sancties worden opgelegd door bestuursorganen die niet met strafvordering zijn belast. In dit beleidsstuk gaat het om sancties. Doel handhaving3
Het doel van handhaving is het terugdringen en voorkomen van aantasting openbare orde, veiligheid, gezondheid, woon- en leefklimaat als ook het weren en terugdringen van criminaliteit in de sector. Daarnaast is het voorkomen en terugdringen van exploitatie zonder benodigde vergunningen een belangrijk doel. Bij terrassen ligt de prioriteit op het voorkomen of terugdringen van excessen. Zo zal al snel handhavend worden opgetreden indien terrassen dusdanig uitdijen dat bijvoorbeeld de hulpverlenende diensten niet meer kunnen passeren. Veran~uoordel~kheid horeca-ondernemer
Opgemerkt moet worden dat de horeca-ondernemer te allen tijde primair verantwoordelijk is voor de gang van zaken in het horecabedrijf en in de directe omgeving hiervan voor zover dat verband houdt met het horecabedrijf. Zo heeft de ondernemer bij bijvoorbeeld de overname van een bedrijf een eigen onderzoeksplicht om bijvoorbeeld te achterhalen of een maatregel is opgelegd. In sommige gevallen houdt deze verantwoordelijkheid zelfs een risico-aansprakelijkheid in (dit is bijvoorbeeld het geval indien sprake is van drugshandel in een horecabedrijf, ook indien de horeca-ondernemer op dit gebied niets te verwijten valt. Beleid
In het hieronder weergegeven beleid wordt per geconstateerd feitlovertreding aangegeven op welke
wijze gehandhaafd wordt. Het gaat dan om bestuursrechtelijke handhaving. Overigens kan tegen elke
overtreding ook strafrechtelijk worden opgetreden door politie en justitie. Daarnaast kan o p
overtredingen van de Drank- en Horecawet een bestuurlijke boete volgen. Deze boete wordt opgelegd
door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De handhaving geschiedt in het kader van de volgende wettelijke regelingen: Opiumwet, Wet Bibob, Drank- en Horecawet en Horecaverordening Utrecht 2004. Het beleid moet uiteraard tegen de achtergrond van het bepaalde in die regelingen worden gelezen en toegepast. Handhaving vindt plaats conform dit beleid door of - in mandaat - namens het bevoegde bestuursorgaan. In veel gevallen zal de burgemeester het bevoegde bestuursorgaan zijn, maar afhankelijk van de wet- en regelgeving kan dit ook het college zijn of de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Daar waar in dit beleid sprake is van verplichte wettelijke maatregelen (imperatieve bepalingen) kan geen sprake zijn van afwijking. Deze bepalingen zijn van gebiedende aard. Het bestuursorgaan heeft daarin geen beleidsvrijheid. Is er sprake van verzwarende omstandigheden of excessen dan kan een zwaardere maatregel worden genomen of kunnen stappen uit het stappenplan worden overgeslagen (bijv. verdubbeling van de sluitingstijd of direct overgaan tot het intrekken van vergunningen of sluiten). Hierna is het beleid weergegeven in zogenaamde stappenplannen.
5 In verband met de overdracht van niet kerntaken van de politie aan de gemeente is de opname van concrete werkdoelen en resultaatdoelen niet in dit stuk opgenomen, maar wordt verwezen naar het Handhavingsprogramma Publieke Diensten 2008, waarbij voor 2008 het doel is het aantal controles en de wijze van uitvoering op hetzelfde niveau te houden als in 2007.
In beginsel heeft een bestuursorgaan een plicht tot handhaving. Afwijking van het beleid is dan ook slechts mogelijk als het om bijzondere omstandigheden gaat (art. 4:84 Awb). Het is natuurlijk aan de belanghebbende (hier de horeca-ondernemer) om zelf bijzondere omstandigheden aan te dragen. Bij afwijking van het beleid zal het bestuursorgaan in het uiteindelijke besluit goed moeten motiveren waarom van het beleid is afgeweken. Concreet zicht op /egalisering
Concreet zicht op legalisatie bestaat pas nadat de afhandelingsprocedures zijn doorlopen. Zodra deze zijn doorlopen en gebleken is dat er geen belemmeringen zijn die vergunningverlening in de weg staan is pas sprake van concreet zicht op legalisering. Alleen in dat geval kan dan ook van handhavend optreden wegens ontbreken van een geldende vergunning (en) worden afgezien. Bijstellen beleid
Het beleid zal bijgesteld worden naar aanleiding van rechterlijke uitspraken, veranderende wetgeving of evaluatie. Proportionaliteit en subsidiariteit
Een bestuursrechtelijke handhavingsmaatregel moet aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit voldoen. Dit betekent dat de maatregel niet verder mag strekken dan noodzakelijk (proportionaliteit) en dat het bestuursorgaan bij een keuze uit verschillende bevoegdheden geen zwaardere bevoegdheid gebruikt dan de concrete situatie vereist (subsidiariteit). De feiten en omstandigheden van de situatie spelen dan ook een rol bij de beoordeling en de te nemen maatregel. Zo zullen verzwarende omstandigheden leiden tot een zwaardere maatregel. Daar waar mogelijk is gestreefd naar een pakket maatregelen dat oploopt in zwaarte (van gesprek of waarschuwing naar een tijdelijke maatregel en als dat nog geen soelaas biedt naar een maatregel voor onbepaalde tijd). Naast de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit moet ook voldaan zijn aan de beginselen van behoorlijk bestuur. De meeste van deze beginselen zijn neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht. Zo mag een bestuursorgaan bijvoorbeeld geen misbruik maken van een aan hem toegekende bevoegdheid (verbod op "détournement de pouvoir"). Meerdere besruursrecbtelijke maatregelen/srappenp/annen
Het kan zo zijn dat op bepaalde feitenlomstandigheden meerdere bestuursrechtelijke maatregelen of meerdere stappenplannen van toepassing zijn. In dat geval zal het zo zijn dat de zwaarste bestuurlijke maatregel voorgaat en in ieder geval wordt opgelegd. In enkele gevallen kan het zijn dat meerdere maatregelen worden opgelegd (bijvoorbeeld vergunning wordt ingetrokken en pand wordt gesloten vanwege drugshandel, maar tevens komt vast te staan dat de leidinggevende(n)niet langer voldoet aan de eisen t.a.v. levensgedrag. In dat geval kleven aan de bestuurlijke maatregelen ook de gevolgen van het niet langer voldoen aan de eis t.a.v. levens- of zedelijk gedrag). Zo zijn de stappenplannen 1,7 en B van toepassing op het in een alcoholvrij horecabedrijf doortappen
aan eenjongere en kan het tevens zo zijn dat stappenpfan 9 van toepassing is op de
leidingge vende(n).
Blijkens de rechtspraak is opeenstapeling van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke sancties toegestaan en niet in strijd met geschreven of ongeschreven recht. Voor bepaalde situaties kan de wetgever opeenstapeling uitsluiten. Dit geldt kan ook voor opeenstapeling van bestuursrechtelijke sancties onderling. Zo blijkt uit artikel 5:31 en 5:36 Awb dat bestuursdwang en een dwangsom niet tegelijkertijd kunnen worden opgelegd. Algemene wet bestuursrecht: zienswijze en rechtsbescherming
Daar waar de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is, is dit in het beleid aangegeven. Dit betekent dat een belanghebbende (lees ondernemer) in de gelegenheid wordt gesteld zijn of haar zienswijze weer te geven voordat het bestuursorgaan zijn besluit neemt (artikel 4:8 Awb). In een aantal gevallen kan het horen achterwege blijven, bijvoorbeeld vanwege de vereiste spoed (4:11 Awb) of indien sprake is van het nemen van maatregelen ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde. Als éénmaal een besluit is genomen, staat hiertegen de mogelijkheid van bezwaar en beroep open. In het besluit wordt de belanghebbende o p deze mogelijkheid attent gemaakt en wordt aangegeven waaraan een bezwaarschrift moet voldoen (middels de zgn. "bezwaarclausule"). Toepassing van bet beleid
In de meeste gevallen vindt toepassing van het beleid plaats per horeca-ondernemer, per bedrijf of locatie. In enkele gevallen kan het zo zijn dat een opvolgende ondernemer wordt belast met de "erfenis" van zijn of haar voorganger(s). Daar waar dit het geval kan zijn, wordt dit aangegeven in dit beleids. Dit laat onverlet dat een nieuwe ondernemer hier zelf navraag naar dient te doen. Overtreding van een opgelegde maatregel
Wordt een opgelegde maatregel overtreden, dan zal dit gevolgen hebben. Zo kan een zwaardere maatregel volgen. Daar waar van toepassing zal bij het opleggen van de oorspronkelijke maatregel direct worden vermeld wat de gevolgen zullen zijn indien de opgelegde maatregel niet wordt nageleefd. Dwangsommen
Bestaat de maatregel uit het opleggen van een last onder dwangsom dan worden de te innen dwangsommen, indien nodig, uitgezet bij een incassobureau. De bedragen van de dwangsommen genoemd in het beleid zullen jaarlijks worden aangepast. Wet Bibob De Wet Bibob heeft tot doel te voorkomen dat een verleende vergunning wordt gebruikt (misbruikt) voor bedrijfsactiviteiten die als dekmantel dienen voor het plegen van strafbare feiten. Daarnaast is het doel van de Wet Bibob het voorkomen en tegengaan van het benutten van onrechtmatig verkregen voordelen (witwassen). Het beleid dat de gemeente Utrecht in het kader van de Wet Bibob voert, is afzonderlijk uitgewerkt in een beleidsregel (gepubliceerd in gemeenteblad 2005, nr. 57). Dit beleid is niet alleen van toepassing voor de horecasector maar ook op een aantal andere branches en activiteiten. Voor een exacte omschrijving daarvan wordt verwezen naar de beleidsregel; hier wordt alleen in het kort omschreven op welke wijze de Wet Bibob ten aanzien van de horecasector wordt toegepast. Het Bibobinstrumentarium kan naar aanleiding van een binnengekomen vergunningaanvraag worden toegepast. Maar ook is het mogelijk om, als een vergunning van kracht is, het Bibob instrumentarium te gebruiken om na te gaan of er een risico is dat in het kader van een bedrijfsactiviteit strafbare feiten worden gepleegd enlof geld wordt witgewassen. De gemeente kan, als er na het eigen onderzoek nog vragen onbeantwoord zijn gebleven, het landelijk bureau Bibob van het Ministerie van Justitie om advies vragen. Het landelijk bureau Bibob kan hierbij gegevens opvragen uit een groot aantal overheidsadministraties en die bij de advisering betrekken. Hierna wordt in het kort aangeduid welke beslissing in besinsel kan worden verwacht na afronding van een Bibob-onderzoek, al dan niet na het inwinnen van een advies van het landelijk bureau Bibob. Indien concrete omstandigheden daar aanleiding toe geven dan kin daarvan worden afgeweken. Als van deze lijn wordt afgeweken dan zal dat in het betreffende besluit worden toegelicht. De uitkomst van het onderzoek kan zijn: Geen gevaar; a Enige mate van gevaar of e Ernstig gevaar. 0
Indien het Bibob-onderzoek leidt tot de conclusie "geen gevaar" dan wordt de aangevraagde vergunning verleend, respectievelijk blijft een reeds verleende vergunning van kracht. Indien er sprake is van "enige mate van gevaar" dan zullen in beginsel aanvullende voorschriften aan een te verlenen of reeds verleende vergunning worden verbonden. De voorschriften hebben als doel het gevaar dat in het kader van de bedrijfsvoering strafbare feiten zullen worden gepleegd voldoende te reduceren. Het is niet mogelijk om hier aan te geven wat de strekking van de voorschriften zal zijn. De strekking van voorschriften hangt af van de mate van gevaar en de aard van het gevaar. In elk geval zullen de voorschriften er in veel gevallen op neer komen dat op een later moment of gedurende een bepaalde periode verantwoordingsinformatie zal moeten worden verstrekt, al dan niet gecontroleerd
Dit is bijvoorbeeld het geval bij inrichtingsgebonden eisen van de bij of krachtens de Wet milieubeheer gestelde eisen (o.a. nadere eis t.a.v. geluid). Ook kan het gaan om langdurige of terugkerende locatiegebonden vormen van overlast of openbare orde verstoringen. Te denken valt hierbij o.a. aan drugspanden, panden waar het verschillende horeca-ondernemers niet is gelukt de overlast voor het woon- en leefmilieu te beteugelen, e.d. 6
door een externe accountant. Indien niet aan de extra voorschriften wordt voldaan enlof er (opnieuw) strafbare feiten worden geconstateerd, dan kan dit alsnog leiden tot de kwalificatie "ernstig gevaar". Indien de conclusie van het ingestelde onderzoek inhoudt dat er sprake is van een "ernstige mate van gevaar" dan wordt een aangevraagde vergunning geweigerd en wordt een van kracht zijnde vergunning ingetrokken. 25 graden plus regeling Voor de binnenstad (gebied binnen de singels) is voor horeca - in het bezit van een geldende vergunning waarbij ook een terras mag worden geëxploiteerd - in de zomermaanden een verruiming van d e openingstijden van het terras mogelijk in de weekenden mits een bepaalde temperatuur wordt voorspeld. De gemeente geeft per weekend aan of en op welke dag deze regeling van kracht is, steeds op vrijdag voorafgaand aan het betreffende weekend. Het beleid (25 graden plusregeling) alsmede de mededeling of het beleid wel of niet van kracht is, is te vinden via de website van de gemeente Utrecht.
Convenant veilig uitgaan Het Convenant veilig uitgaan is een convenant gesloten tussen gemeente, politie, Openbaar Ministerie en Koninklijke Horeca Nederland met als doel een zo goed en veilig mogelijk uitgaansklimaat te creëren. Het geldt voor de binnenstad (gebied binnen de singels) en geeft bijvoorbeeld handvatten voor deurbeleid of huisregels. Zo kan bij klachten over het gevoerde deurbeleid het panel deurbeleid ingeschakeld worden om tot een oplossing te komen tussen klager en horeca-ondernemer (www.paneldeurbeleidutrecht.nl). Verdere aandachtspunten zijn bijvoorbeeld preventie van alcohol- en drugsgebruik, het terugdringen van geweld in het uitgaansleven e.d. Meer informatie is te vinden via de website www.utrecht.nl/binnenstad. Besluit horeca, sport en recreatie-inrichtingen Deze regeling vloeit voort uit de Wet milieubeheer en stelt onder andere eisen aan geluid. Het kan zijn dat een melding nodig is. Indien dit het geval is, moet de melding minimaal vier weken voordat een horecabedrijf open gaat, gedaan zijn. Meldingsformulieren worden tegelijk met de aanvraagformulieren voor horecavergunningen verstrekt. Begrippen en afkortingen
In onderstaand schema wordt een aantal begrippen en afkortingen gebruikt dat hierna kort wordt
toegelicht.
DHW = Drank- en horecawet (bestuursorgaan: college) Exploitatievergunning HV
=
=
vergunning als bedoeld in art. 2 HV
Horecaverordening (bestuursorgaan: burgemeester)
Horecavergunningen WSr
=
= vergunning
als bedoeld in art. 3 DHW en vergunning als bedoeld in art. 2 HV
Wetboek van strafrecht
Gesprek: daar waar in onderstaand schema naar aanleiding van een incident als eerste stap een
gesprek wordt genoemd, houdt dit tevens in dat van dit gesprek een verslag zal worden gemaakt
waarvan een afschrift aan de betrokken horeca-ondernemer wordt gezonden.
Waarschuwing: een waarschuwing geschiedt altijd schriftelijk, tenzij de vereiste spoed zich hiertegen
verzet. In dat geval zal de waarschuwing zo spoedig mogelijk alsnog op schrift worden gesteld en aan
de betrokken ondernemer worden gezonden.
NB. In veel gevallen zullen gesprek en waarschuwing samenvallen.
Verjaringstermijn: termijn die na een stap uit het stappenplan verstreken moet zijn om weer vooraf bij
de l e stap van het stappenplan te beginnen. Indien de verjaringstermijn bijvoorbeeld 2 jaar is dan
betekent dit dat nadat een stap is doorlopen en daarna gedurende 2 jaar lang geen overtreding wordt
begaan men bij een eerstvolgende overtreding weer vooraf begint bij de l e stap (de stappen "vervallen"
na 2 jaar). Begaat men wel een overtreding binnen de verjaringstermijn dan volgt de volgende stap uit
het stappenplan. Voor de eisen ten aanzien van levensgedrag wordt aangesloten bij het Besluit eisen
zedelijk gedrag Drank- en Horecawet en de jurisprudentie die daaromtrent heerst.
Beschikkingen waarin handhavingsbesluiten (bijvoorbeeld het intrekken van vergunningen, het sluiten van horecabedrijven of panden, het vervroegen van het sluitingsuur e.d.) worden genomen, worden altijd op schrift gesteld, tenzij de vereiste spoed zich hiertegen verzet, maar dan zal een schriftelgke versie alsnog z o spoedig mogelijk volgen.
1. Exploitatie zonder benodigde horecavergunning(en)/illegale exploitatie Exploiteren zonder horecavergunning(en) is niet toegestaan (art. 3 DHW, art. 2 HV). Zolang er geen vergunning(en) islzijn verleend dient het horeca bedrijf gesloten te blijven. Dit geldt voor alle gevallen waarin de benodigde vergunning(en) ontbreektlontbreken. De burgemeester zal gebruik maken van de bevoegdheid het horecabedrijf te sluiten nadat gewaarschuwd is (art. 13, l e lid, sub a HV, Awb van toepassing). Hiervan kan alleen afgeweken worden indien de betrokken horeca-ondernemer zelf het horecabedrijf gesloten houdt. In d e volgende gevallen is in ieder geval sprake van illegale exploitatie: e starten met exploitatie (bijvoorbeeld na overname) terwijl vergunning(en) nog niet islzijn verleend (zie ook deel I I Exploitatie tijdens de behandeling van een vergunningaanvraag); e exploiteren terwijl de vergunning(en) is/zijn ingetrokken; 0 exploiteren nadat de vergunning(en) islzijn geweigerd; a exploiteren terwijl de aard van het horecabedrijf is gewijzigd en hiervoor nog geen vergunning is verleend; 0 alcohol verstrekken in een alcoholvrij horecabedrijf;
e exploiteren nadat de exploitatievergunning is vervallen.
Exploitatie terras zonder benodigde vergunning(en) Utrecht kent geen aparte terrasvergunning. Indien de exploitatie van een terras is aangevraagd en toegestaan, wordt dit in de vergunning op grond van de DHW enlof de HV meegenomen (de "terrasvergunning" is onderdeel van de DHW en/of de HV-vergunning). Terrasexploitatie zonder dat dit in de horecavergunning(en) is opgenomen is niet toegestaan (art. 3 DHW, art. 2 HV). Zolang een terras niet is opgenomen in de horecavergunning(en) dient het dan ook gesloten te blijven. 1. direct terras sluiten en waarschuwinq. Bij l e constatering van een illegaal terras wordt de ondernemer gesommeerd per direct het terras te sluiten/op te ruimen en ontvangt de ondernemer een brief (schriftelijke waarschuwing met aankondiging dat bij een volgende overtreding / het voortduren van de overtreding stap 2 volgt) en een uitnodiging om de benodigde vergunning(en) aan te vragen. Indien een ondernemer niet zelf het terras sluit, wordt dit vrijwel meteen gedaan door het betreffende bestuursorgaan (zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing). 2. intrekkinq horecaverqunninq(en). Gebeurt het daarna nog eens dan worden de
horecavergunning(en) ingetrokken. De intrekking van de horecavergunning(en) geldt voor het
gehele horecabedrijf (zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing).
2.
Verjaringstermijn: 2 jaar. Indien de terrasexploitatie plaatsvindt bij een bedrijf waarvoor in het geheel de benodigde vergunning(en) ontbreekt/ontbreken, dan geldt de procedure zoals vermeld onder 1. exploitatie zonder benodigde horecavergunning(en) 3. Overtreding van voorschriften betreffende terras voor zover niet elders vermeld Bij overtreding van andere terrasvoorschriften zoals onder andere het verstrekken van eet- en drinkwaren aan publiek buiten het terras (hieronder valt ook het toestaan dat het publiek deze waren buiten het toegestane terras nuttigt) , het overschrijden van de vergunde afmetingen van het terras worden stapsgewijs de volgende maatregelen genomen: 1. qesprek en waarschuwinq. Bij een eerste constatering van een overtreding volgt een gesprek met de ondernemer en ontvangt deze tevens een waarschuwing dat bij een volgende overtreding stap 2 volgt (gaat het om overtreding van sluitingstijden van uitsluitend het terras, zie dan stap 1 van stappenplan 4). 2. sluitinq horecabedriif qedurende 2 weken voor zover het om het terras saat. Bij een tweede overtreding wordt het terras gesloten voor een termijn van 2 weken en wordt de ondernemer meegedeeld dat bij een volgende overtreding stap 3 volgt. (art. 13, l e lid onder b HV) (zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing). 3. intrekkinq verqunninq(en) voor zover het het terras betreft. Bij een derde overtreding wordt de vergunning(en) deels ingetrokken, nl. voor zover dit het terras betreft (zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing). (art. 1 1 , Z e lid onder a HV) 4. intrekkinq verqunnina(en). Wordt de maatregel in stap 3 overtreden dan volgt intrekking van de gehele vergunningfen) (zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing). (art. 1 1, 2e lid onder a HV).
NB. Indien er sprake is van excessen waardoor bijv. gevaar ontstaat dan moet het terras direct sluiten (zie stappenplan 2).
Verjaringstermijn: 2 jaar. 4.
a.
Exploitatie buiten de toegestane openingstijden Met toegestane openingstijden wordt bedoeld de reguliere en - o p basis van ontheffing of besluit toegestane verruimde - openingstijden zoals deze voor horecabedrijven en terrassen zijn vastgelegd in artikel 12 HV, met uitzondering van beperkte openingstijden opgelegd op grond van het zesde lid. Voor het overtreden van deze openingstijden geldt het regiem zoals vermeld onder b (overtreding hiervan wordt extra zwaar aangerekend, het gaat hier immers om openingstijden opgelegd in het kader van een maatregel). Is er sprake van exploitatie buiten de toegestane reguliere openingstijden dan volgen stapsgewijs de volgende maatregelen: 1. direct exploitatie staken en waarschuwinq. Bij een l e constatering wordt de ondernemer gesommeerd per direct de exploitatie van terras, c.q. horecabedrijf (afhankelijk van welke openingstijden worden overtreden) te sluiten en ontvangt de ondernemer een brief waarin hem meegedeeld wordt dat bij een volgende overtreding stap 2 volgt. Gaat het uitsluitend om overtreding van de sluitingstijden van een bij het horecabedrijf toegestaan terras dan wordt bij herhaling stappenplan 3 vanaf stap 2 gevolgd. 2. sluitinq voor 2 weken. Bij een Zeconstatering wordt het horecabedrijf voor 2 weken gesloten en wordt de ondernemer meegedeeld dat bij een volgende overtreding stap 4 volgt (zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing). (art. 13, l e lid HV). 3. sluitinq voor 1 maand. Bij een 3 e constatering wordt het horecabedrijf voor een maand gesloten en wordt de ondernemer meegedeeld dat bij een volgende overtreding stap 5 volgt (zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing). (art. 13, l e lid HV). 4. intrekkinq verqunninq(en1. Na een 4e constatering worden de vergunning(en) ingetrokken (zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing). (art. 1 1 . 2e lid onder a HV).
Verjaringstermijn: 2 jaar. b.
Is er sprake van exploitatie buiten de bij wijze van maatregel opgelegde beperkte openingstijden dan volgen stapsgewijs de volgende maatregelen: 1 . sluitinq qedurende 2 weken. Bij een l e constatering volgt het sluiten van het horecabedrijf voor de duur van twee weken en wordt de ondernemer meegedeeld dat bij een volgende overtreding stap 2 volgt (zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing). Voorafgaand aan deze maatregel vindt niet eerst een gesprek met waarschuwing plaats omdat dit al is geschied in het kader van de opgelegde maatregel. De ondernemer is bij de opgelegde maatregel al schriftelijk gewaarschuwd wat overtreding tot gevolg heeft. (art. 13, l e lid HV). 2. intrekkinq verqunninq(en). Bij een 2e constatering volgt het intrekken van de vergunning (en) (zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing). (art. 1 1 , 2e lid onder a HV).
Verjaringstermijn: 2 jaar.
5. Ontbreken o p vergunning vermelde leidinggevende terwijl horecabedrijf geopend is voor publiek Het is niet toegestaan een horecabedrijf geopend te hebben voor het publiek terwijl er geen op de vergunning vermelde leidinggevende aanwezig is (art. 24, l e lid DHW, art. 1 4 HV). 1. q e s ~ r e ken waarschuwinq. Bij een eerste constatering volgt een gesprek met de ondernemer waarin het beleid en de regelgeving nog eens goed onder de aandacht worden gebracht en wordt de ondernemer wordt meegedeeld dat bij herhaling stap 2 volgt. Tevens wordt de ondernemer er op attent gemaakt dat hij één of meer leidinggevende(n) kan laten bijschrijven op de vergunning (art. 5 HV in combinatie met de Legesverordening en de Legestarieventabel). De ondernemer krijgt een brief mee waarin het voornemen kenbaar wordt gemaakt dat een dergelijke overtreding intrekking van de vergunning(en) tot gevolg heeft. Blijkt in dit stadium reeds dat niet langer sprake is van geldende vergunning(en) (bijvoorbeeld omdat de zaak reeds is overgenomen en hiervoor nog geen vergunning(en) is/zijn afgegeven) dan volgt stappenplan 1 . Blijkt dat iemand leidinggevende is geworden zonder dat deze op de vergunning is vermeld, dan wordt de vergunning ingetrokken als het
2.
gaat om de ondernemerienig leidinggevende (art. 3 1 , l e lid onder c DHW, jo. art. 1 1 , 1e lid onder d HV) (zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing). intrekkinq verqunnin~íen).Indien bij een hercontrole blijkt dat wederom/nog steeds geen op de vergunning vermelde leidinggevende aanwezig is dan worden de vergunning(en) ingetrokken, waarbij - indien de afwezige leidinggevende niet de vergunninghouder is - een maand moet zijn verstreken nadat het voornemen tot intrekking zoals bij stap 2 kenbaar is gemaakt. (artt. 3 1 , 2e lid onder b jo. 4. lid DHW, art. 1 1 , 2. lid HV). Betreft het wel de vergunninghouder dan wordt deze termijn niet afgewacht. Indien blijkt dat de exploitatievergunning is vervallen, dan volgt stappenplan 1 (zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing).
Verjaringstermijn: deze overtreding "kleeft" net zo lang aan de vergunning als de termijn die geldt bij stap 9 (leidinggevenden voldoen niet aan de moraliteitseisen). 6. Leidinggevende(n) verkeert onder invloed Gelet op de bijzondere eisen die aan leidinggevende(@ worden gesteld ten aanzien van levensgedrag (art. 8, 2e lid onder b DHW, art. 8, l e lid onder b HV) en in geval van de DHW ook ten aanzien van zedelijk gedrag (art. 8, 3e lid DHW) en gelet op het feit dat leidinggevenden het publiek moeten kunnen aanspreken op hun gedrag, is het volstrekt onacceptabel dat juist deze personen zelf onder invloed verkeren als zij aanwezig zijn in het horecabedrijf. 1. q e s ~ r e ke n waarschuwinq, Bij een l e constatering moet de onder invloed verkerende leidinggevende zijn werkzaamheden staken en het horecabedrijf verlaten. Indien dit er toe leidt dat vanaf dat moment geen leidinggevende meer aanwezig is die op de vergunning vermeld staat, moet het horecabedrijf gesloten blijven voor het publiek. Tevens volgt een gesprek en een brief waarin wordt medegedeeld dat een volgende constatering intrekking van de vergunning(en) tot gevolg heeft. 2. intrekkinq verqunninq weqens niet lanqer voldoen aan de eis t.a.v. levensqedraq. Bij een 2e constatering worden de vergunning(en) wegens het niet langer voldoen aan de eis t.a.v. levensgedrag ingetrokken, waarbij - indien de betrokken leidinggevende niet de vergunninghouder is - een maand moet zijn verstreken nadat het voornemen tot intrekking zoals bij stap 1 kenbaar is gemaakt. Betreft het wel de vergunninghouder dan wordt deze termijn niet afgewacht. (zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing). Relevante artt.: art. 3 1 , l e lid sub b en art. 8, 2. lid sub b en evt. art. 3 1 , 4e lid DHW, art. 1 1 , l e lid sub b en art. 8, l e lid sub b HV).
Verjaringstermijn: deze overtreding "kleeft" net zo lang aan de vergunning (en de betrokken
leidinggevende) als de termijn die geldt bij stap 9 (leidinggevenden voldoen niet aan de
moraliteitseisen).
Doorschenken en aanwezigheid dronkenlonder invloed van psychotrope stoffen verkerende personen Het is verboden alcohol te verstrekken aan personen die kennelijk al dronken zijn (art. 252, l e lid sub 1 WSr), daarnaast is het niet toegestaan dronken personen aanwezig te laten zijn (art. 20, 7e lid DHW). Daarnaast is alcoholverstrekking verboden, indien aangenomen kan worden dat dit leidt tot verstoring van openbare orde, veiligheid of zedelijkheid (art. 21 DHW). Bij dronkenschap of op andere wijze onder invloed van psychotrope stoffen verkeren, is dit vrijwel altijd het geval, de remmen gaan immers los. 1. q e s ~ r e ken waarschuwinq. Na een l e constatering volgt een gesprek met de ondernemer, waarin hij nadrukkelijk wordt gewezen op deze verboden en het feit dat behalve bestuurlijke maatregelen uit dit stappenplan ook vervolging en veroordeling door justitie aan de orde kan zijn. Het kan zijn dat niet langer wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van levens- of zedelijk gedrag. (zie onderdeel moraliteitseisen). De ondernemer wordt er tevens op gewezen dat bij een volgende constatering stap 2 volgt. 2. intrekkinq verqunninq(en). Na een Z e constatering vindt intrekking van de vergunning(en) plaats waarbij - indien de betrokken leidinggevende niet de vergunninghouder is - een maand moet zijn verstreken nadat het voornemen tot intrekking zoals bij stap 1 kenbaar is gemaakt. Betreft het wel de vergunninghouder dan wordt deze termijn niet afgewacht (art. 3 1 , 2e lid onder b DHW, art. 1 1 , l e lid onder c HV). (zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing). 7.
Bij excessen moet er rekening mee gehouden worden dat direct stap 2 wordt ingezet.
Verjaringstermijn: deze overtreding "kleeft" net zo lang aan de vergunning (en de betrokken
leidinggevende) als de termijn die geldt bij stap 9 (leidinggevenden voldoen niet aan de
moraliteitseisen).
8. Verstrekking alcohol aan jeugdigen Het is verboden alcohol te verstrekken aan jongeren onder de 16 en sterke drank aan jongeren onder de 1 8 (art. 20, l e en 2e lid DHW of jongeren onder de 16 dronken te voeren (art. 252, l e lid sub 2 WSr) 1 . qesprek en waarschuwinq. Na een l e constatering volgt een gesprek met de ondernemer, waarin hij nadrukkelijk wordt gewezen op deze verboden en het feit dat behalve bestuurlijke maatregelen uit dit stappenplan ook vervolging en veroordeling door justitie aan de orde kan zijn. Het kan zijn dat niet langer wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van levens- of zedelijk gedrag (zie onderdeel moraliteitseisen). De ondernemer wordt er tevens op gewezen dat bij een volgende constatering stap 2 volgt. 2. intrekkinq verqunninq(en). Na een 2e constatering vindt intrekking van de vergunning(en) plaats waarbij - indien de betrokken leidinggevende niet de vergunninghouder is - een maand moet zijn verstreken nadat het voornemen tot intrekking zoals bij stap 1 kenbaar is gemaakt. Betreft het wel de vergunninghouder dan wordt deze termijn niet afgewacht (art. 31, 2e lid onder b DHW, art. 1 1 , l e lid onder c HV)( zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing).
Bij excessen moet er rekening mee gehouden worden dat direct stap 2 wordt ingezet. Verjaringstermijn: deze overtreding "kleeft" net zo lang aan de vergunning (en de betrokken leidinggevende) als de termijn die geldt bij stap 9 (leidinggevenden voldoen niet aan de moraliteitseisen). 9.
Leidinggevenden voldoen niet (meer) aan de moraliteitseisen (eisen t.a.v. levensgedrag of zedelijk gedrag) Leidinggevenden moeten voldoen aan vereisten die gesteld worden aan hun levensgedrag of zedelijk gedrag (art. 8, 2e of 3. lid DHW, art. 8,l e lid onder b HV). Indien hieraan niet voldaan wordt moeten vergunning(en) geweigerd of indien reeds verleend ingetrokken worden. Het bevoegde bestuursorgaan heeft hierin geen beleidsvrijheid. Het betekent tevens dat deze leidinggevende in beginsel de eerste 5 jaar niet in aanmerking komt als leidinggevende voor een vergunning. Voor deze termijn telt de tijd die in detentie is doorgebracht niet mee (voor een persoon die 2 jaar in detentie heeft doorgebracht duurt het aldus 7 jaar voordat men weer in aanmerking komt als leidinggevende voor een vergunning). Deze eisen staat vermeld in het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999. Voor de levensgedrag eis geldt dat voor wat betreft de soort gedragingen en de termijn aangesloten wordt bij dit besluit, maar dat het ruimer is dan het Besluit (op grond van rechtspraak). Het hoeft niet altijd tot onherroepelijke veroordelingen te zijn gekomen om toch te kunnen spreken van het niet meer voldoen aan de eisen t.a.v. levensgedrag. 1. Intrekking vergunning(en) (art. 31, l e lid onder b evt. met inachtneming van de termijn genoemd in art. 31, 4e lid DHW in combinatie met art. 1 1 , l e lid onder c HV of art. 1 1 , l e lid onder b HV) (zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing). Deze maatregel wordt dwingendrechtelijk voorgeschreven, het bestuursorgaan heeft hierin geen beleidsvrijheid. Discriminatie
Het consequent hanteren van een goed deurbeleid kan discriminatie voorkomen, zie hiertoe ook het onderdeel deurbeleid i n het Convenant Veilig Uitgaan Binnenstad Utrecht (in het convenant zijn afspraken zgn gemaakt tussen de hierbij aangesloten horeca, gemeente en politie. Gevallen
van discriminatie of een vermoeden hiervan worden altijd in onderzoek genomen hetgeen kan leiden tot maatregelen, zowel strafrechtelijk als bestuurlijk. Voor leidinggevenden in de horeca kan het tot gevolg hebben dat niet langer voldaan is aan de moraliteitseisen (art. 4, l e lid, onder c van het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999). Voor het niet langer voldoen aan de moraliteitseisen, zie hetgeen hierboven is vermeld. Daarnaast kan discriminatie de oorzaak zijn van openbare orde problemen, het geen kan leiden tot het intrekken van d e vergunningen (zie hiertoe het onderdeel 'óverlast en openbare orde problemen '7.
Openbare orde, overlast, aantastinq woon- en leefomqevinq Deze gevallen komen in principe in aanmerking voor "erfelijke" belasting. Dit omdat de effecten op de omgeving behoorlijk kunnen zijn en de belangenafweging op een gegeven moment in het voordeel van de omgeving van het horecabedrijf dient uit te pakken, simpelweg omdat de buurt reeds "genoeg" heeft verdragen. Voor een nieuwe ondernemer is het dan ook van groot belang om hier navraag naar te doen zodat hij of zij weet waaraan hijJzij begint. Het kan zelfs zo zijn dat een maatregel die reeds verbonden was aan de vergunning(en) van de oude ondernemer, ook aan de nieuwe vergunning wordt verbonden (bijv. een vervroegd sluitingsuur). 10. Overlast De hier besproken overlast moet los gezien worden van de over/ast t.a. v. omgeving die a/ "vol" zit (een exploitatie vergunning kan dan geweigerd worden op grond van art. 7 0, I e lid onder d H L/).
Ontoelaatbare nadelige overlast voor de woon- en leefomgeving van het horecabedrijf dient voorkomen te worden. De horeca-ondernemer is hier primair verantwoordelijk voor (zie ook hierboven onder algemeen, verantwoordelijkheid horeca-ondernemer). In het algemeen bepaalt de bedrijfsvoering van de betrokken horeca-ondernemer immers in grote mate of en zo ja welk(e) effect(en) de aanwezigheid van een horecabedrijf heeft op de omgeving. Voor ondernemers in de binnenstad biedt o.a. het eerdergenoemde Convenant Veilig Uitgaan Binnenstad Utrecht handvatten om overlast en openbare orde problemen te voorkomen, hetgeen van groot belang kan zon voor de continuïteit van het bedriif:
Bij gemelde overlast is het van belang een zo goed mogelijk feitelijk beeld te hebben van de situatie en de gebeurtenissen. In geval van (klachten over) overlast moet het volgende in ieder geval duidelijk zijn: - er moet sprake zijn van effecten op de woon- en leefomgeving die - gelet op de situering van het horecabedrijf en het karakter van de omgeving - inderdaad als overlast moeten worden gekwalificeerd en - de overlast moet te herleiden zijn tot het bedrijf waarop de klachten betrekking hebben; - het moet gaan om "objectiveerbare" overlast, dat wil zeggen dat gemiddeld genomen ieder weldenkend mens dit als overlast zou beschouwen. Het gaat dus niet puur om de subjectieve beleving van een enkel individu. Overlast moet worden onderscheiden van effecten die redelijkerwijs van een horecabedrijf moeten worden verwacht, zoals het geluid van het op normale wijze komen en gaan van bezoekers, al dan niet met gebruik maken van (gemotoriseerde) vervoermiddelen. Nog afgezien van het feit dat met de aanwezigheid van een horecabedrijf in planologisch opzicht rekening gehouden dient te worden, kunnen op dit punt te treffen maatregelen worden opgenomen in een nadere eis o p grond van de milieuregelgeving (Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer). Dit geldt ook voor geluidsoverlast veroorzaakt door muziek. Voorbeelden van ontoelaatbare overlast zijn o.a.: hard dichtslaan van portieren, geschreeuw of gelal, toeteren, wegscheurende gemotoriseerde voertuigen, geruzie, licht handgemeen (duwen, trekken e.d., geen structureel karakter), het ledigen van maag- of blaasinhoud in de omgeving van het horecabedrijf e.d. Deze overlast moet wel te herleiden zijn tot het horecabedrijf. Bij geconstateerde overlast volgen stapsgewijs de volgende maatregelen: qesprek en waarschuwinq. Bij constateringen van overlast volgt een gesprek met de 1 . ondernemer om na te gaan wat de oorzaak van de (klachten over) overlast kunnen zijn en evt. hoe deze verholpen zouden kunnen worden. Indien in dit stadium reeds afspraken gemaakt worden, worden deze schriftelijk vastgelegd en vindt eventueel een vervolggesprek plaats. De ondernemer wordt er op gewezen dat bij aanhoudende overlast stap 2 volgt. 2 . waarschuwinq. Bij aanhoudende (klachten over) overlast volgt een brief waarin wordt meegedeeld dat indien geen verbetering van de situatie plaatsvindt stap 3 volgt. De ondernemer moet kenbaar maken binnen welke termijn hij welke maatregelen treft om de overlast te voorkomen (dit laatste is afhankelijk van de soort overlast, en van de eventueel bij stap 1 gemaakte afspraken). Bij maatregelen kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een veiligheidsplan, gecertificeerd beveiligingspersoneeI/portiers, instructie/opleiding IeidinggevendenJbarpersoneel e.d. a. opleqqen sluitinqsuur. Treedt de overlast wederom op, houdt deze aan, komen wederom 3. gegronde klachten over overlast binnen of houden deze aan, dan wordt een sluitingsuur opgelegd: de te nemen maatregel zal afhankelijk zijn van het tijdstip waarop de overlast zich voordoet al dan niet in combinatie met door het horecabedrijf gehanteerde openingstijden. Voor het opleggen van deze maatregel geldt dat sprake zal zijn van maatwerk: zo zal het sluitingstijdstip van 23.00 uur voor de hand liggen indien zich de
4.
5.
overlast voordoet op de late avond. Tevens wordt de ondernemer meegedeeld dat bij herhaling stap 4 volgt (zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing). (art. 1 2 , 6 e lid HV). b. sluitinq voor 2 weken. Indien het opleggen van een sluitingsuur niet aan de orde is, bijv. omdat de overlast zich niet concentreert rond een bepaald tijdstip wordt het horecabedrijf voor 2 weken gesloten en wordt de ondernemer meegedeeld dat bij herhaling stap 4 volgt. (zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing). (art. 1 3 , 2 e lid HV) sluitinq voor 1 maand. Bij herhaling van (klachten over) overlast wordt het horecabedrijf voor 1 maand gesloten en wordt de ondernemer meegedeeld dat bij herhaling stap 5 volgt. (zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing). intrekkinq verqunninq(en). In deze laatste fase word(en) de vergunning(en) ingetrokken (art. 1 1 , l e lid onder f HV: laatste is ontoelaatbare verstoring woon- en leefomgeving) (zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing).
Verjaringstermijn: 2 jaar 1 1. Geweldsincidenten In en nabij een horecabedrijf kunnen geweldsincidenten voorkomen. Het kan bijvoorbeeld gaan om handgemeen, ongewenste intimiteiten, vechtpartijen, maar ook om incidenten waarbij het gebruik van enig wapen aan de orde is waarbij al dan niet slachtoffers vallen. Hierbij kan sprake zijn van nietverwijtbaar gedrag van de ondernemer of zijn leidinggevenden ("het overkomt hem") of van verwijtbaar gedrag (bijvoorbeeld door onvoldoende toezicht, onduidelijk of discriminerend deurbeleid, geen of onduidelijk instructies voor het personeel waaronder portiers al dan niet ingehuurd, e.d.).
a.
Indien geweldsincidenten zich voordoen wordt het volgende stappenplan gehanteerd, tenzij het gaat om ernstige geweldsincidenten (zie onderdeel b): 1 . q e s ~ r e k Na . een geweldsincident volgt altijd een gesprek met de ondernemer, dat er op is gericht om te achterhalen wat er is gebeurd, hoe herhaling in de toekomst kan worden voorkomen. De ondernemer wordt geïnformeerd dat bij herhaling binnen zes maanden stap 2 volgt. Blijkt in dit stadium echter reeds dat sprake is van verwijtbaar of laakbaar gedrag van de ondernemer, dan wordt stap 2 direct meegenomen. 2 . waarschuwinq. Bij herhaling binnen zes maanden of indien sprake is van laakbaar of verwijtbaar gedrag van de zijde van de ondernemer volgt een waarschuwing en krijgt een ondernemer 14 dagen de tijd om schriftelijk aan te geven hoe hij denkt in de toekomst dergelijke problemen te voorkomen (veiligheidsplan, inclusief tijdspad, waarbij tot uitdrukking moet komen dat maatregelen die snel getroffen kunnen worden onverwijld zullen worden uitgevoerd). De ondernemer wordt geïnformeerd dat bij herhaling binnen zes maanden stap 3 volgt. 3. sluitinq voor 2 weken. Bij herhaling binnen zes maanden of het niet tijdig uitvoering geven aan het veiligheidsplan volgt sluiting van het horecabedrijf voor twee weken (zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing). De ondernemer wordt geïnformeerd dat bij herhaling van een incident binnen zes maanden of bij het uitblijven van het voldoen aan het veiligheidsplan stap 4 volgt. (art. 1 3 , 2 e lid HV) 4. sluitinq voor 1 maand. Bij herhaling of het uitblijven van het voldoen aan het veiligheidsplan volgt sluiting voor de duur van één maand (zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing). De ondernemer wordt geïnformeerd dat bij herhaling of het nog steeds uitblijven van het voldoen aan het veiligheidsplan stap 5 volgt. (art. 1 3 , 2 e lid HV) 5 . intrekkinq verqunninq(en). Bij herhaling volgt intrekking van de horecavergunning(en) (zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing). (art. 31, l e lid onder d DHW , art. 1 1, 1e lid onder c HV, artikel 1 1 , l e lid onder e HV).
Ernstige g e we/dsincidenten
b. Als ernstige geweldsincidenten worden in ieder geval beschouwd:
Incidenten waarbij gebruik is gemaakt van één of meer vuurwapens;
e Incidenten waarbij één of meer dodelijke slachtoffer(s) is/zijn gevallen;
e Incidenten waarbij één of meer slachtoffer(s) ernstig gewond is/zijn geraakt;
e Grootschalige vechtpartijen al dan niet met slachtoffer(s);
e Ernstige zedendelicten (zoals verkrachting);
e Toediening bedwelmende middelen zoals GHB (lijst I I Opiumwet).
Bij ernstige geweldsincidenten wordt het volgende stappenplan gehanteerd: 1. bevel tot sluitinq voor enkele daqen tot max. één week (afh. van de ernst van de situatie).
Bij ernstige geweldsincidenten zal altijd onverwijld een bevel tot sluiting van het horecabedrijf op grond van art. 174, Z e lid GW worden gegeven. Dit bevel kan in eerste instantie mondeling namens de burgemeester worden gegeven, maar zal daarna zo spoedig mogelijk op schrift worden gezet. Een dergelijk sluitingsbevel kan slechts tijdelijk worden opgelegd voor een kortdurende periode in acute situaties ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde. Zo spoedig mogelijk dient beoordeeld te worden of nadere maatregelen wel of niet nodig zijn (zie stap 2a of stap 2b). Za. intrekkinq sluitinasbevel en evaluatieqeswrek. Indien uit onderzoek blijkt dat vrees voor herhaling of gevaar voor verstoring van de openbare orde, veiligheid of gezondheid in het geheel niet aannemelijk is en er geen sprake is van verwijtbaar of laakbaar gedrag aan de kant van de ondernemer, wordt het sluitingsbevel, indien de sluitingstermijn van het bevel nog niet is verstreken, zo spoedig mogelijk ingetrokken, waarna het bedrijf weer geopend kan worden. Wel volgt altijd een evaluatiegesprek tussen de ondernemer, politie en vertegenwoordiger van de gemeente, dat er op gericht is om te kijken of en hoe een dergelijk incident in de toekomst kan worden voorkomen. 2b. intrekkinq verqunninq(en) en sluitinq voor 6 maanden. Blijkt uit het onderzoek dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde , veiligheid of zedelijkheid of indien er vrees is voor herhaling of gevaar voor verstoring van de openbare orde, veiligheid of gezondheid wordt het horecabedrijf voor de duur van 6 maanden gesloten (waarbij bepaald wordt dat gedurende de sluitingstermijn aanvragen om vergunningen in beginsel zullen worden afgewezen). Deze termijn wordt verdubbeld indien bij deze incidenten sprake is van verwijtbaarheid van de ondernemer c.q. leidinggevende. (art. 31, l e lid onder d DHW; art. 27, 2e lid DHW; art. 11, l e lid onder e HV; art. 11, l e lid onder f HV). (zienswijze mogelijkheid Awb van toepassing). 12. Aantreffen vuurwapen(s)
Het betreft hier vuurwapens, waarvan het bezit en het dragen verboden is op grond van de Wet
Wapens en Munitie. Het wapen kan in het bedrijf of daarbuiten (mits dit een relatie heeft met het
horecabedrijf) worden aangetroffen. T.a.v. het aantreffen van één op meer vuurwapen(s) geldt het
stappenplan zoals omschreven bij ernstige geweldsincidenten, waarbij de volgende uitgangspunten
worden gehanteerd:
Het aantreffen van een (vuur)wapen in relatie tot het horecabedrijf wordt per definitie beschouwd als
een gevaar voor de openbare orde en veiligheid: het is immers een feit van algemene bekendheid dat
wapengebruik veel sneller optreedt indien het wapen binnen (hand) bereik is, dan wanneer dit niet het
geval is.
13. Handel in (vuur)wapens
Blijkt er sprake te zijn van handel in (vuur)wapens zie dan het stappenplan 14 drugshandel
(pandsluiting op grond van de Opiumwet is uiteraard niet aan de orde).
14. Drugshandel
Het betreft hier middelen zoals vermeld in lijst I en I1 van de Opiumwet, waarvan het aanwezig hebben
is verboden op grond van de Opiumwet.
Voor coffeeshops geldt specifiek beleid, dat separaat is beschreven.
Bij handel in vermoedelijk deze middelen wordt een onderscheid gemaakt in handel in hard en
softdrugs (lijst I en lijst I I middelen). Er is in ieder geval sprake van een ernstig vermoeden van handel
indien:
meer dan één gebruikershoeveelheid van één of meer middelen wordt aangetroffen; verpakkingsmateriaal waarin dergelijke middelen verpakt plegen te worden wordt aangetroffen; het hierboven genoemde gecombineerd met een hoeveelheid (handels) geld wordt aangetroffen; getuigenverklaringen in die richting wijzen of; constatering (door bijvoorbeeld ambtenaren van politie) van daadwerkelijke handel in op deze middelen gelijkende stoffen (het ernstige vermoeden bestaat dan nog uit de vraag of de aangetroffen middelen daadwerkelijk tot lijst I of I I behoren). Onderstaande maatregelen zijn er voornamelijk op gericht om de "loop" naar een bepaald bedrijf, vanwege het feit dat dit bekend staat als plaats waar kennelijk handel in (en mogelijk ook gebruik van) dergelijke middelen plaatsvindt, er uit te halen en daarmee de openbare orde te herstellen.
Bij handel in middelen waarvan aannemelijk is dat het gaat om middelen als bedoeld in lijst I of li Opiumwet is het volgende stappenplan van toepassing: 1. bevel tot sluitinq voor enkele daqen tot max. één week. Indien het aannemelijk is dat er sprake is van handel in middelen als bedoeld op lijst I of lijst II Opiumwet zal altijd onverwijld een bevel tot sluiting van het horecabedruf o p grond van art. 174, 2e lid GWworden gegeven. Dit bevel kan in eerste instantie mondeling namens de burgemeester worden gegeven, maar zal daarna zo spoedig mogelijk op schrift worden gezet. Een dergelijk sluitingsbevel kan slechts tijdelijk worden opgelegd voor een kortdurende periode in acute situaties ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde. Zo spoedig mogelijk dient beoordeeld te worden of nadere maatregelen wel of niet nodig zijn (zie stap 2a of stap 2b). Za. Intrekkinq sluitinqsbevel. Indien uit onderzoek blijkt dat van handel in deze middelen geen sprake is, wordt het sluitingsbevel zo spoedig mogelijk ingetrokken (bijvoorbeeld indien blijkt dat het niet gaat om middelen als bedoeld op lijst 1 of I I Opiumwet). 2b. Intrekkinq verqunninqen (hierbij bepalen dat aanvraqen om verqunninqen zullen worden afqewezen qedurende een periode die qelijk loopt aan de sluitinsstermiin) en sluitinq voor 6 maanden (als het qaat om middelen als bedoeld in lijst I) respectievelijk 3 maanden (voor handel in middelen als bedoeld in lijst 11). Blijkt uit onderzoek dat er sprake is van handel in deze middelen, dan dient de loop naar het horecabedrijf verbroken te worden middels een langduriger sluiting. De sluiting wordt verdubbeld indien sprake is van verwijtbaarheid van de ondernemer. Tevens worden de vergunningen ingetrokken (art. 31, l e lid onder d DHW; art. 27, 2e lid DHW; art. 1 1, l e lid onder c HV; art. 1 1, 1 e lid onder e HV; art. 10, 3e lid HV; art. 13, 2e lid HV.) Daarnaast wordt het pand gesloten op grond van artikel 13b Opiumwet en het lokaal coffeeshopbeleid (zienswijze Awb van toepassing). Gelet op de ernstige openbare orde verstoring die gepaard gaat met de handel in drugs is een begunstigingstermijn niet aan de orde als het gaat om een pandsluiting in de zin van artikel 13b Opiumwet. 15.
Handhavingsbeleid voor coffeeshops
Voor coffeeshops gelden bovenstaande stappenplannen voor zover het gaat om het fungeren als alcoholvrij horecabedrijf (een exploitatievergunning op grond van de Horecaverordening is in dat geval noodzakelijk). Zo wordt het exploiteren van een coffeeshop zonder dat hier voor een exploitatievergunning is verleend (voor het exploiteren van een alcoholvrij horecabedrijf) op dezelfde wijze gehandhaafd als het exploiteren van een horecabedrijf zonder de benodigde vergunningen (zie stappenplan 1). Ten aanzien van het verstrekken van softdrugsJverdovende middelen als bedoeld in lijst II van de Opiumwet geldt specifiek gedoogbeleid. Dit beleid is ontwikkeld vanuit het Openbaar Ministerie door de Procureurs Generaal en houdt in dat strafrechtelijke vervolging in beginsel achterwege blijft indien voldaan is aan de gedoogcriteria (Geen affichering, geen harddrugs, geen overlast, geen verkoop aan jeugd, geen grote hoeveelheden). De nadere invulling van dit beleid is onderwerp van overleg in de lokale driehoek (overleg tussen Openbaar Ministerie, Politie en de burgemeester). In het gemeentelijke coffeeshop beleid spelen deze criteria eveneens een rol. Daarnaast spelen in het gemeentelijk beleid andere zaken ook een rol (o.a. vestigingscriteria). Zie hiertoe het beleid zoals neergelegd in de Notitie Sofdrugsbeleid, november 2003. Handhaving geschiedt volgens bijgaande stappenplannen. Voor de hierna volgende maatregelen geldt dat bij recidive of ernstige overtreding, het pand gesloten kan worden op grond van artikel 1 3 b Opiumwet in combinatie met het geldende coffeeshopbeleid. Voor dwangsommaatregelen geldt een verjaringstermijn van 3 jaar. Affichering: Affichering is niet toegestaan. Dit betekent onder andere dat terrassen bij coffeeshops niet zijn toegestaan en nooit onderdeel van een exploitatievergunning kunnen vormen (terras wordt gezien als vorm van affichering, a.h.w. uithangbord of visitekaart op straat). Daarnaast is adverteren niet toegestaan (hierbij ligt de nadruk op ongewilde en onbedoelde confrontatie). Bij overtreding volgt een last onder dwangsom (1 .O00 Euro per geconstateerde overtreding), bij een volgende overtreding te innen. Harddrugs: Aanwezigheid van en handel in harddrugs is niet toegestaan.
Bij overtreding volgt intrekking van de exploitatievergunning, de gedoogsituatie wordt beëindigd en het pand wordt gesloten op grond van artikel 13b Opiumwet in combinatie met het geldende coffeeshopbeleid. Overlast: Een coffeeshop mag geen overlast veroorzaken. Zie het stappenplan inzake overlast zoals dat geldt voor horecabedrijven. longeren: Minderjarigen mogen niet aanwezig zijn in een coffeeshop. Bij overtreding volgt een last onder dwangsom (1 .O00 Euro per minderjarige), bij een volgende overtreding te innen. Hoeveelheid (handelsvoorraad en verkoop per transactie): het overschrijden van de gedoogde handelsvoorraad (500 gram) of het verkopen in grotere hoeveelheden dan op basis van de gedoogcriteria is toegestaan ( 5 gram) wordt gevolgd door het opleggen van een last onder dwangsom (2.000 Euro per constatering), bij volgende overtreding te innen. Bij ernstige overtreding (aanzienlijke overschrijding van de hoeveelheid) volgt intrekking van de horecavergunning en beëindiging van de gedoogsituatie.