Belastingrecht MBA 2013 Uitwerkingen opgaven Deel 5 Omzetbelasting
Marco Hoogesteger
Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten
Belastingrecht MBA 2013 Uitwerkingen – ©Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten
1
Ontwerp binnenwerk en omslag: Studio Noordhoff Uitgevers Groningen
Eventuele op- en aanmerkingen over deze of andere uitgaven kunt u richten aan: Noordhoff Uitgevers bv, Afdeling Hoger Onderwijs, Antwoordnummer 13, 9700 VB Groningen, e-mail:
[email protected]
0 / 13 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten, The Netherlands. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl). All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording, or otherwise, without the prior written permission of the publisher.
2
Belastingrecht MBA 2013 Uitwerkingen – ©Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten
Deel 5 Omzetbelasting Hoofdstuk 18 Btw-heffing en relevante wetgeving 18.1
Dit betekent dat degene die de belasting afdraagt (de ondernemer) een ander is dan degene op wie de belasting drukt (de consument), dus een indirecte belasting, en dat het de bedoeling is het verbruik (door de consument) van goederen en diensten te belasten.
18.2
Uiteindelijk wordt over precies €80 btw geheven (€30 bij Schoenus BV, €15 bij Bertus BV, €5 bij De Schoen groothandel BV en €30 bij de schoenenwinkel).
18.3
De vraag is of de Nederlandse wetgeving op het betreffende punt mag afwijken van de BtwRichtlijn. Als dit niet zo is, kun je je rechtstreeks beroepen op de Richtlijn en hoef je maar €40 te betalen. Als de afwijking in de Nederlandse wet echter wel is toegestaan, kun je je beroepen op het besluit van de staatssecretaris en draag je €45 af.
18.4
De Europese Richtlijnen schrijven niet precies voor hoe de wetgeving van landen eruit moet zien, maar waar ze aan moeten voldoen (wat het resultaat van de wetgeving moet zijn). Bovendien zijn er soms keuzemogelijkheden voor de lidstaten waarbij zij dus verschillende keuzes kunnen maken.
18.5
Van belang zijn in de eerste plaats de Wet op de omzetbelasting 1968, het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting, het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 en de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968. In deze regelingen kun je zien of je voldoet aan de wettelijke regels. Daarna kijk je of eventueel besluiten of goedkeuringen zijn gegeven die gunstig zijn voor de onderneming. Ten slotte kun je ook nog kijken of de Btw-Richtlijn wellicht gunstiger is dan de Nederlandse wetgeving en of je hierop een rechtstreeks beroep kan doen.
Hoofdstuk 19 Wie betaalt btw? 19.1 a b c d
Nee, het is niet aannemelijk dat tante Pita duurzaam deelneemt aan het economisch verkeer. Ja, aan de drie voorwaarden is zonder twijfel voldaan. Ja, aan de drie voorwaarden is zonder twijfel voldaan. Ja. Ook een verzorgingshuis is ondernemer, immers zij is zelfstandig (ieder), er is sprake van duurzaamheid en er is sprake van deelname aan het economisch verkeer (zij ontvangt een vergoeding voor haar zorgprestaties). e Ja, op grond van art. 7 lid 2b Wet OB is sprake van ondernemerschap. f Nee, er worden geen prestaties verricht tegen vergoeding (immers, de koerswinsten en de dividenden zijn geen vergoedingen die in rechtstreeks verband staan met verrichte prestaties).
19.2
Bij de aan- en verkoop van het eerste huis treedt Ruud nog niet op als ondernemer. Immers, er is sprake van een incidentele handeling en het is niet de bedoeling duurzaam op te treden in het economisch verkeer. Echter, bij de aankoop van de andere vijf bouwkavels en de bouw van de woningen hierop kan niet meer gesproken worden van incidenteel handelen als particulier, en daardoor wordt hij ondernemer. Wellicht is dit slechts anders voor het huis dat hij zelf gaat bewonen, maar dan zal hij wel moeten aantonen dat dit altijd de bedoeling is geweest. Dat hij geen winst maakt, is voor het ondernemerschap niet van belang.
19.3 a Ja, voor de vraag of er sprake is van ondernemerschap is het niet van belang waar de prestaties worden verricht, dus vanwege de levering van sportschoenen in Amerika is Agrassi ook voor de Nederlandse Wet OB ondernemer. Echter, zolang de activiteiten zich beperken tot Amerika zijn er geen btw-verplichtingen in Nederland. b Het huren van een loods levert nog geen vaste inrichting op, omdat er geen sprake is van zelfstandigheid (er is geen personeel). Echter, als er ook een kantoor wordt geopend van waaruit
Belastingrecht MBA 2013 Uitwerkingen – ©Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten
3
de Europese markt kan worden bediend is hier zeker wel sprake van. Dus vanaf december is er sprake van een vaste inrichting.
Hoofdstuk 20 Belastbare feiten 20.1 a Dit resulteert waarschijnlijk niet in een nieuw vervaardigde onroerende zaak als bedoeld in art. 3 lid 1 onderdeel 1, omdat er uiterlijk en qua aanwendingsmogelijkheden eigenlijk niets is veranderd. Er is dan ook sprake van een dienst door de aannemer die belastbaar is met btw. De btw kan niet in aftrek worden gebracht door de Stichting. b De aanbouw van de garage levert niet de vervaardiging van een zelfstandige (nieuwe) onroerende zaak op, maar de garage gaat onderdeel uitmaken van de ‘oude’ onroerende zaak. Ook hier is dan ook sprake van een dienst door de aannemer die belastbaar is met btw. De btw kan niet in aftrek worden gebracht door de Stichting. c Hier is wel sprake van de vervaardiging van een nieuwe onroerende zaak. Dit betekent dat de aannemer een levering verricht op grond van art. 3 lid 1 onderdeel c (er is dus geen sprake van een dienst). Voor de volledigheid merken wij op dat als de ondernemer ondernemer is voor de btw en vrijgestelde prestaties verricht, een interne levering als bedoeld in art. 3 lid 3 onderdeel b aan de orde kan komen (integratieheffing). Dan zouden er dus twee leveringen onderkend kunnen worden. 20.2
De verhuur aan de particulieren is een vrijgestelde prestatie, en dus moet de woningstichting rekening houden met een integratieheffing op basis van art. 3 lid 3 onderdeel b Wet OB. De levering van de woningen is een levering die belast is met btw, hiervoor komt integratieheffing dan ook niet aan de orde. In beginsel zijn er dan ook drie belastbare feiten: de oplevering op grond van art. 3 lid 3 onderdeel b, de vrijgestelde verhuur en de btw-belaste levering van de woningen.
20.3
In beginsel doet zich ten aanzien van de teruggestuurde partij geen belastbaar feit voor, immers, invoer heeft niet plaatsgevonden. Ten aanzien van de andere partij doen zich feitelijk twee belastbare feiten voor: de invoer in België en de overbrenging van de goederen naar Nederland (art. 3a Wet OB).
Hoofdstuk 21 Waar wordt belasting betaald? 21.1 a 1 Hier is sprake van een intracommunautaire levering, omdat de kast in verband met de levering naar Nederland wordt vervoerd. Feitelijk dus twee belastbare feiten: de intracommunautaire levering in Italië (0% btw) en de intracommunautaire verwerving in Nederland. 2 Omdat Jan ondernemer is en een in Nederland gevestigde afnemer is, is de vervoersdienst belastbaar in Nederland op grond van art. 6 lid 1 Wet OB. 3 Ook hier is weer sprake van intra communautair goederenvervoer en geldt hetzelfde als onder 2. Omdat Jan ondernemer is en een in Nederland gevestigde afnemer is, is de vervoersdienst belastbaar in Nederland op grond van art. 6 lid 1 Wet OB. 4 Op grond van art. 6 lid 1 Wet OB is de dienst belastbaar in Nederland. . b Het verschil is dat Jan nu niet als ondernemer, maar als particulier de kast koopt. Hij verstrekt dan ook geen btw-nummer aan zijn opdrachtnemers. Dit betekent het volgende: 1 Er is nu geen sprake van een intracommunautaire levering, maar van een levering die belast is in Italië. 2 Er is nu sprake van een intracommunautaire vervoersdienst aan een particulier, die op grond van art. 6c lid 3 Wet OB belastbaar is in het land van vertrek, dus dient het neefje Italiaanse btw in rekening te brengen. 3 Er is nu sprake van een intracommunautaire vervoersdienst aan een particulier, die op grond van art. 6c lid 3 Wet OB belastbaar is in het land van vertrek. Omdat er sprake is van een aparte dienst ten opzichte van het vervoer vanuit Italië, is de plaats van vertrek in dit geval Breda. En dus dient het neefje Nederlandse btw in rekening te brengen. 4 Op grond van art. 6e lid 2 onderdeel b Wet OB is de dienst van de antiekreparateur nu belast met Belgische btw.
4
Belastingrecht MBA 2013 Uitwerkingen – ©Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten
21.2 a De levering van de boeken in België vindt uiteraard steeds in België plaats, hierop drukt Belgische btw. In beginsel vindt óók de levering van de boeken aan de Nederlandse afnemers plaats in België, in het eerste jaar is hierover dan ook Belgische btw verschuldigd. Vanaf het tweede jaar wordt de grens voor afstandsverkopen echter overschreden, en wordt de plaats van levering dus Nederland en zal men Nederlandse btw in rekening moeten gaan brengen. De levering aan de Amerikaanse klanten is een exportlevering in België, hierover is geen btw verschuldigd. b De distributie naar de Nederlandse, Belgische en Amerikaanse klanten is belast in België. Het betreft een transportdienst verricht voor een in België gevestigde afnemer (in hoofdstuk 22 zullen we zien dat voor de distributie aan de Amerikaanse klanten een 0%-tarief van toepassing is). 21.3
· · · ·
Advertentiekosten: dienst op het gebied van reclame, op grond van de hoofdregel van art. 6 lid 1 belastbaar in België. Hotelovernachtingen: deze diensten vallen onder art. 6b Wet OB en zijn dus belastbaar in Duitsland. Advieskosten: dienst van adviesbureau, op grond van de hoofdregel van art. 6 lid 1 belast in België. Kosten garage: dit is een dienst die valt onder de hoofdregel van art. 6 lid 1, dus belastbaar in België.
Hoofdstuk 22 Maatstaf van heffen en tarieven 22.1
Dat de levering via internet plaats vindt, is niet van belang. Op grond van art. 8 Wet OB en art. 21 van het Uitvoeringsbesluit zijn de gevolgen als volgt: · De eerste bestelling van Pietje de Ridder is belast met 6% btw. Ter zake van de verkregen tegoedbon vindt er geen vermindering plaats van de af te dragen btw. Dus de winkelier moet 6/106 × €45 afdragen (ervan uitgaande dat de prijs van €45 inclusief btw is). · De levering van het boek is in beginsel belast met 6% btw. Echter, er is sprake van een intracommunautaire levering aan een Belgische ondernemer, dus de boekhandel mag het 0%tarief toepassen. De verleende korting komt in mindering op het bedrag waarvoor de intracommunautaire levering wordt aangegeven. De Belgische boekhandel moet een intracommunautaire verwerving aangeven tegen het bedrag van €35 verminderd met de korting van 25%. · De levering van schriften is belast tegen het normale tarief van 21% btw. De korting mag direct in mindering worden gebracht op de af te dragen btw. Dus de boekhandel factureert (ervan uitgaande dat de prijs exclusief btw is) €70 – €17.50 = €52.50 + 21% btw. · De waarde van de bon mag in mindering worden gebracht op de prijs die Pietje de Ridder betaalt. Dus per saldo hoeft de boekwinkel over deze levering geen btw af te dragen. NB: achteraf gezien heeft Pietje de Ridder dus voor €45 twee boeken gekocht, en dit is precies het bedrag waarover btw is afgedragen.
22.2
Per onderdeel zijn de gevolgen als volgt: · De netto catalogusprijs is een grondslag waarover btw is verschuldigd: €4.200. · Over de BPM is geen btw verschuldigd omdat dit een zogenoemde doorlopende post vormt. · De inruil van de oude auto van Jan komt niet in mindering op het bedrag waarover btw betaald moet worden. Jan is immers particulier en een particulier kan niet met btw leveren. · De korting i.v.m. de jubileumactie komt wél in mindering op de grondslag voor de btw. Er gaat dus €210 van het btw-bedrag van €4.200 af. Het saldo is €3.990 · De leges i.v.m. de tenaamstelling van het kentekenbewijs vormen een doorlopende post, daarover is geen btw verschuldigd. · Let op: de rente heeft in feite betrekking op een lening van de garagehouder aan Jan. De garagehouder leent Jan voor een jaar de aankoopprijs van de auto en Jan betaalt daarvoor €400 rente. Het (uit)lenen van geld is vrijgesteld van btw. Over dit bedrag is dus ook geen btw verschuldigd Jan betaalt dus €3.990 btw. De auto kost Jan dus (rekening houdend met de inruil van zijn oude auto) €22.270.
22.3
Let op: de heer Boekemans moet een keuze maken of hij de woning tot zijn btwondernemingsvermogen rekent. Als hij dat niet doet, is de btw niet aftrekbaar. Als hij dat echter wel doet, kan hij in 2011 (de facturen zullen in dat jaar ontvangen worden) en (eventueel) 2012 de btw
Belastingrecht MBA 2013 Uitwerkingen – ©Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten
5
in aftrek brengen die ziet op het gebruik voor bedrijfsdoeleinden, in casu 50% (zie art. 15 lid 1 slot). Zolang de verhouding tussen privé en zakelijk gebruik niet wijzigt, is er geen sprake van een dienst als bedoeld in art. 4 lid 2 (zie opnieuw art. 15 lid 1 slot).
Hoofdstuk 23 Vrijstellingen 23.1
De optie voor belaste verhuur wordt alleen verleend indien de huurder een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van omzetbelasting heeft (art. 11 lid 1 onderdeel b ten vijfde Wet OB). a Fashion BV voldoet aan het 90%-criterium, de verkoop van kleding is immers belast. Er kan met omzetbelasting worden verhuurd. b Een tandarts verricht vrijgestelde prestaties. Tandarts De Vries voldoet niet aan het 90%-criterium van art. 15 Wet OB, zodat niet aan de voorwaarde van art. 11 lid 1 onderdeel b ten vijfde Wet OB wordt voldaan. Er kan niet met omzetbelasting worden verhuurd aan de tandarts. c Voor woningen kan niet voor met omzetbelasting belaste verhuur worden geopteerd (art. 11 lid 1 onderdeel b ten vijfde Wet OB).
23.2
De contributie is vrijgesteld op grond van art. 11 lid 1 onderdeel t. Voor de rommelmarkt, oliebollenverkoop, het concert en de wandeltocht, waarbij er prestaties tegen vergoeding worden geleverd, geldt echter geen vrijstelling. Omdat de grenzen voor de fondswerving ook worden overschreden, moet worden geconcludeerd dat er over alle opbrengsten btw is verschuldigd (waarbij op de verkoop van oliebollen en de concertkaartjes het 6%-tarief kan worden toegepast). Giften zijn niet onderworpen aan de heffing van btw (er is immers geen prestatie tegen vergoeding).
23.3
De optie voor belaste verhuur wordt alleen verleend indien de huurder een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van omzetbelasting heeft (art. 11 lid 1 onderdeel b ten vijfde Wet OB). Voor de verhuur aan de school en het kantoor dat bemiddelt bij verzekeringen is optie voor belaste verhuur dan ook niet mogelijk. Het geven van de onderwijs en het bemiddelen bij verzekeringen (vrijstelling in de financiële sector) is immers vrijgesteld. Deze verhuur is dan ook vrijgesteld. Voor de verhuur aan het boekenwinkeltje (verkoop van boeken is belast) zal opteren wel mogelijk zijn. Voor de verhuur van woonruimte kan niet worden geopteerd, dus de verhuur aan de beheerder van de kerk is vrijgesteld van btw.
Hoofdstuk 24 Recht op aftrek 24.1
Bij de aanschaf van het pand mag/moet voor wat betreft de aftrek van voorbelasting worden uitgegaan van het werkelijk gebruik (immers, door de opdeling in verdiepingen kan het werkelijke gebruik eenvoudig worden vastgesteld). Dit betekent dus dat de btw op de drie verdiepingen voor de makelaardij in aftrek kan worden gebracht en de btw op de eerste verdieping niet. Dus Rob de Brouwer brengt 75% van €210.000 = €157.500 in aftrek. De overige btw-gevolgen zijn als volgt: 1 Bij de aanleg van de tuin kan worden verdedigd dat ook hier het werkelijk gebruik van het pand bepalend is, dus aftrek van 75% van de btw. 2 Bij de server lijkt het werkelijk gebruik niet meer aan te tonen. Hier zal dus ook de pro-rata moeten worden toegepast, en dus is 2/3 van de btw aftrekbaar (de pro-rata breuk is de belaste omzet gedeeld door de totale omzet is €600.000/€900.000). 3 In beginsel zou de btw op de organisatie van het personeelsfeest ook aftrekbaar zijn volgens de pro-rata. Echter, omdat het gaat om meer dan €227 per personeelslid is aftrek op grond van het BUA uitgesloten. NB: in de praktijk is het twijfelachtig of de Nederlandse wet (het BUA) op dit punt in overeenstemming is met Europees recht. 4 Gesteld kan worden dat het ter beschikking stellen van de bedrijfsbus onderdeel uitmaakt van de belaste makelaarsactiviteiten en dat dus alle btw in aftrek kan worden gebracht. Het BUA is dan ook niet van toepassing. 5 Als de sponsoring ziet op beide activiteiten (makelaardij en hypotheekshop) is de btw op de sponsorkosten aftrekbaar volgens de pro-rata. Uiteraard kan als er specifiek voor de makelaardij reclame wordt gemaakt alle btw in aftrek worden gebracht, of is in het geheel geen aftrek mogelijk als er specifiek voor de hypotheekshop reclame wordt gemaakt.
6
Belastingrecht MBA 2013 Uitwerkingen – ©Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten
6 De btw op het vervangen van het tapijt is niet aftrekbaar omdat het tapijt gebruik wordt voor de vrijgestelde hypotheekactiviteiten. Dat een medewerker van de makelaardij de oorzaak is, is niet van belang. 24.2
Rob de Brouwer krijgt nu te maken met de herzieningsproblematiek. Omdat de herzieningstermijn is gaan lopen op 1 januari 2013, speelt deze problematiek tot en met 2022. Bij de ingebruikname van het pand is per verdieping gekeken of er al dan niet btw in aftrek kon worden gebracht (werkelijk gebruik), we hanteren deze methode ook voor de herzieningstermijn. Per verdieping is destijds ¼ × €210.000 = €52.500 in rekening gebracht. Dat betekent dat het jaarlijkse herzieningsbedrag per verdieping 1/10 × €52.500 = €5.250 bedraagt. De btw op de tweede en derde verdieping is bij ingebruikname volledig in aftrek gebracht. Nu deze verdiepingen vrijgesteld gebruikt zullen gaan worden omdat btw-belaste verhuur niet mogelijk zal zijn bij een verzekeringsmaatschappij, moet dus jaarlijks tot en met 2020 €5.250 worden terugbetaald. Omdat het in 2012 gaat om een half jaar, betreft de herziening in 2012 ook de helft: ½ × €5.250 = €2.650. Voor de begane grond verandert er niets (blijft belast in gebruik, dus geen herziening). Voor de eerste verdieping is bij de ingebruikname geen btw in aftrek gebracht. Nu zal deze verdieping voor de helft belast gebruikt gaan worden, dus kan alsnog jaarlijks de helft van het herzieningsbedrag in aftrek worden gebracht. Tot en met 2022 kan dus jaarlijks ½ × €5.250 = €2.650 alsnog in aftrek worden gebracht. Omdat het jaar 2014 slechts half meetelt betref het in dit jaar ½ × €2.650 = €1.325.
24.3
De fabrikant verricht belaste prestaties en heeft in beginsel recht op aftrek van voorbelasting. Echter, de aftrek van btw op de maaltijden en dranken is uitgesloten op grond van art. 15 lid 5. Een btw-teruggaafverzoek kan worden ingediend bij de Belastingdienst voor buitenlandse ondernemingen in Heerlen.
Hoofdstuk 25 Formele aspecten 25.1 a In maart 2012 vindt de invoer van de mp3-spelers in Nederland plaats. Hierbij moet in beginsel invoer-btw worden betaald. De doorlevering aan de Nederlandse afnemers is weliswaar belast met Nederlandse btw, maar de heffing hiervan is verlegd naar de afnemers (zie par. 25.3). Dit betekent dat Uzukamo zich niet hoeft (en zelfs niet kan) registreren als aangifteplichtig ondernemer en de invoer-btw in beginsel moet terugvragen bij de Belastingdienst in Heerlen. Dit kost natuurlijk nogal wat tijd. Het is dan ook aan te raden om een fiscaal vertegenwoordiger aan te stellen om te kunnen profiteren van een ‘art. 23-vergunning’; de invoer-btw hoeft dan niet te worden gefinancierd. b Indien Uzukamo geen fiscaal vertegenwoordiger heeft aangesteld, moet de onderneming zich registreren als aangifteplichtig ondernemer om de intracommunautaire leveringen en de levering aan de Duitse afnemer in Rotterdam (waarop de verlegde heffing niet van toepassing is) aan te geven. Ook in deze situatie is het handig een fiscaal vertegenwoordiger aan te stellen en gebruik te maken van een art. 23-vergunning om te voorkomen dat invoer-btw moet worden betaald die pas later kan worden teruggevraagd.
Hoofdstuk 26 Bijzondere regelingen 26.1
Bertus Smid wordt ongetwijfeld ondernemer voor de btw. Hij moet zich dus bij de Belastingdienst aanmelden als btw-ondernemer Voor de verkoop van de tweedehands boeken wordt hij wederverkoper die onder de margeregeling valt. Dit geldt niet voor de nieuwe boeken van de Belgische drukkerij. Op grond van art. 4c van de Uitvoeringsbeschikking is de globalisatieregeling van toepassing. Dat betekent dat niet per boek, maar per tijdvak wordt gekeken hoeveel btw Bertus Smid is verschuldigd. Concreet werkt dit als volgt uit.
Belastingrecht MBA 2013 Uitwerkingen – ©Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten
7
Op de aankoop van de tweedehands boeken wordt geen btw aan Bertus in rekening gebracht. Ook vindt er geen intracommunautaire verwerving plaats. Bij de verkoop van deze boeken moet Bertus btw afdragen over de marge. Stel dat de verkoopopbrengsten van de oude boeken in het eerste jaar €50.000 is. Hij heeft dan nog geen winst gemaakt met deze boeken, maar een negatieve marge van (€30.000 + €25.000) – €50.000 = €5.000. Zolang er een negatieve marge is (dus de inkopen van oude boeken hoger zijn dan de verkoop ervan) hoeft hij geen btw af te dragen. Hij mag de negatieve marge op verzoek aan de inspecteur meenemen naar het tweede jaar (zie lid 8 van art. 4c Uitvoeringsbeschikking). Als hij in het tweede jaar geen inkoop heeft maar voor bijvoorbeeld €15.000 verkoopt, moet hij btw afdragen over de marge van €10.000. De aankoop en verkoop van de nieuwe boeken valt uiteraard niet onder de margeregeling. Hierop zijn de ‘normale’ btw-regels van toepassing. De Belgische drukkerij brengt 0% btw in rekening (intracommunautaire levering), en Bertus verricht een intracommunautaire verwerving waarop 6% btw drukt. Deze kan hij in aftrek brengen. Over de verkoop van de nieuwe boeken is 6% btw verschuldigd. Uit het voorgaande blijkt dus dat Bertus een splitsing zal moeten maken tussen de verkoopopbrengsten van de oude en van de nieuwe boeken. De btw op de kosten die hij maakt mag in beginsel in aftrek worden gebracht (Bertus verricht immers geen vrijgestelde prestaties). Dus de btw op de bedrijfsbus en de deelname aan de beurzen mag hij in aftrek brengen.
8
Belastingrecht MBA 2013 Uitwerkingen – ©Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten