www.oversalarisadministratie.nl
LOONHEFFINGEN
Belastingplan 2015; de effecten voor de loonheffingen in beeld Tien maatregelen waaronder aanpassingen WKR Deze bijdrage belicht de maatregelen in het wetsvoorstel Belastingplan 2015 die de loonheffingen raken. Dit jaar is er geen ‘pakket Belastingplan’ zoals andere jaren. Het Belastingplan 2015 bevat dit jaar de koopkrachtmaatregelen, politieke afspraken en maatregelen die bijdragen aan vereenvoudiging. Andere fiscaal wenselijke maatregelen, zullen in het voorjaar van 2015 worden uitgewerkt in een wetsvoorstel Fiscale Verzamelwet 2015. Mogelijk zal dat wetsvoorstel dan 1 januari 2016 in werking treden.
Leon Lubbers Belastingdienst Informatiemanagement Belastingen Op persoonlijke titel
Keuzes voor een beter belastingstelsel/vereenvoudiging Het kabinet streeft naar minder complexe fiscale wetgeving. Als vervolg op de brief van 19 mei 2014 ‘Brede Agenda Belastingdienst’, heeft het kabinet met Prinsjesdag ook de brief ‘Keuzes voor een beter belastingstelsel’ naar de Tweede Kamer gestuurd. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen heeft het kabinet aangegeven dat het een jaar nodig heeft om de vereenvoudigingsplannen nader uit te werken.
Overzicht maatregelen m.b.t. de loonheffingen 1. Inkomensbeleid; aanpassing algemene heffingskorting, arbeidskorting, ouderenkorting en tarief eerste schijf 2. Aanpassingen werkkostenregeling 3. Aanpassingen gebruikelijkloonregeling 4. Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk 5. 80%-regeling bij afkoop levenslooptegoed in 2015 6. Afkoop derdepijlerpensioen mogelijk zonder revisierente 7. Rentevergoeding in EU-kwesties 8. Buitenlandse boeten niet langer aftrekbaar 9. Buitenlandse belastingplichtigen; tijdsevenredige toekenning heffingskorting 10. Personeelslening -> wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2015
1. Inkomensbeleid Het Belastingplan bevat zoals gebruikelijk de fiscale maatregelen per 2015 op het vlak van inkomensbeleid. Het gaat om een verhoging van het belastingtarief in de eerste schijf, een verhoging van het afbouwpercentage in de algemene heffingskorting en om een verhoging van de arbeidskorting.
8
Aanpassing afbouw algemene heffingskorting Het afbouwpercentage van de algemene heffingskorting stijgt met 0,32%-punt en komt voor 2015 uit op 2,32 procent. Het inkomenstraject waarover wordt afgebouwd verandert niet. In 2015 loopt dat traject van circa 20.000 euro tot circa 57.000 euro. Doordat in het Belastingplan 2014 echter nog een forse verhoging van het maximum van de algemene heffingskorting was opgenomen, is per 2015 de algemene heffingskorting voor belastingplichtigen met een inkomen tot circa 52.000 euro alsnog hoger dan in 2014, ondanks de steilere afbouw. Verhoging arbeidskorting Het kabinet heeft 500 miljoen euro gereserveerd voor een verhoging van de arbeidskorting. Per 2015 wordt de afbouwgrens fors verhoogd naar 49.900 euro (was 41.300 euro). Het nieuwe einde van het afbouwtraject wordt 100.800 euro (was 92.200 euro). Door aanpassing van deze grenzen bestaat recht op een hogere arbeidskorting boven de oude afbouwgrens. Het voordeel bedraagt maximaal 344 euro op jaarbasis ten opzichte van het Belastingplan 2014. Tabel bijzondere beloning Bij nabetalingen en dergelijke wordt voor de toepassing van de tabel bijzondere beloningen geen rekening gehouden met de (inkomensafhankelijke) arbeidskorting en de werkbonus. Dat kan leiden tot een forse aanslag voor de inkomstenbelasting. Het Belastingplan past deze systematiek aan, waardoor de loonheffing beter kan aansluiten bij de inkomstenbelasting. Verlaging ouderenkorting per 2016 Met ingang van 2016 wordt de ouderenkorting verlaagd met 83 euro. Deze maatregel is onderdeel van het pakket
PRAKTIJKBLAD SALARISADMINISTRATIE
nr 14 / 17 oktober 2014
LOONHEFFINGEN maatregelen dat dient ter vervanging van de huishoudentoeslag voor 2016 en latere jaren. Hoger tarief eerste schijf Het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting stijgt in 2015 naar 36,5 procent. Dit percentage is lager dan de 36,76 procent die aanvankelijk was voorzien. Het kabinet heeft 539 miljoen euro vrijgemaakt om deze verhoging te matigen. De tarieven van de overige belastingschijven wijzigen niet en zijn in 2015 dus gelijk aan de tarieven in 2014. Aanpassing tarieftabellen door Wet langdurige zorg In de tarieftabellen wordt het belastingtarief van de eerste en tweede schijf verhoogd met 3%-punt in verband met de invoering van de Wet langdurige zorg. Het premiepercentage van de verzekering langdurige zorg is lager dan het AWBZ-premiepercentage. Om de Wet langdurige zorg lastenneutraal in te voeren wordt het belastingtarief evenveel verhoogd als het premiepercentage daalt.
2. Aanpassingen werkkostenregeling (WKR) Op basis van de internetconsultatie en de evaluatie, is het kabinet van mening dat gebleken is dat de systematiek van de WKR in de basis goed is en breed gewaardeerd wordt. Bij brief van 3 juli zijn vijf aanpassingen bekend gemaakt. Daarmee zijn de knelpunten die tijdens de WKR-evaluatie naar boven zijn gekomen vrijwel weg te nemen, terwijl tegelijkertijd de uitvoerbaarheid aanzienlijk wordt verbeterd. Deze vijf maatregelen zijn nu concreet uitgewerkt in het Belastingplan.
Gereedschap Gereedschap wordt gebruikt om iets te maken, te meten of te controleren en kan naar zijn aard meerdere keren worden gebruikt. Voorbeelden van gereedschap zijn: de hamer of de duimstok van een timmerman, het fototoestel van een fotograaf, een muziekinstrument van een muzikant, de kwast van een schilder en de naaimachine van een kledingmaker. De verf waar een schilder mee schildert en de stof waar de kleding van wordt gemaakt, zijn geen gereedschap, net zomin als werkkleding of kantoormeubilair.
Geen verlenging keuzeregime De WKR wordt met ingang van 1 januari 2015 voor alle werkgevers van toepassing. Met de aanpassingen is volgens het kabinet sprake van een volwaardige werkkostenregeling, die het oude regime voor vergoedingen en verstrekkingen kan vervangen. Een verlenging van het huidige keuzeregime is volgens het kabinet daarom niet logisch.
ICT-middelen Met de omschrijving ‘computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur’ worden ICT-middelen bedoeld, zoals desktops, laptops, tablets en mobiele telefoons (waaronder smartphones). Ook printers kunnen onder omstandigheden als noodzakelijk gereedschap worden gezien.
Vijf maatregelen ter verbetering van de WKR 1. Beperkte invoering noodzakelijkheidscriterium Het noodzakelijkheidscriterium wordt in beperkte mate ingevoerd, namelijk alleen voor gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur. Op deze manier kan hiermee ervaring worden opgedaan. Daarmee wordt tegelijkertijd het knelpunt in de praktijk opgelost dat nu bestaat tussen de zakelijke gebruikseis voor de portable computer en de tablet met een diameter groter dan 7 inch (>90 procent zakelijk gebruik) en de kleinere tablet, de smartphone en de mobiele telefoon (>10 procent zakelijk gebruik). Nadat drie jaar ervaring is opgedaan, wordt het noodzakelijkheidscriterium geëvalueerd.
Datatransport Ter verduidelijking wordt wettelijk geregeld dat het niet alleen gaat om het vergoeden of verstrekken van gereedschappen en ICT-middelen, maar ook om alle vergoedingen en verstrekkingen die daarmee direct verband houden inclusief het datatransport. Denk bijvoorbeeld aan een zogenoemde dongel of een abonnement via een 4Gkaartje en de voor het gebruik in het kader van de dienstbetrekking benodigde programmatuur en dergelijke. Op dit punt is geen verandering ten aanzien van het huidige beleid beoogd. Geen noodzakelijke software Het op kosten van de werkgever installeren van software die niet noodzakelijk is voor de behoorlijke uitoefening van de dienstbetrekking, blijft een privévoordeel, net als
9
www.oversalarisadministratie.nl
LOONHEFFINGEN nu. Daarvoor kan binnen de werkkostenregeling de vrije ruimte benut worden. Oordeel werkgever Voor het noodzakelijkheidscriterium is het oordeel van de werkgever het vertrekpunt. De werkgever moet zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voorziening noodzakelijk is voor de behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. Noodzakelijk betekent: “zonder meer nodig”. Dat wil zeggen dat zonder de voorziening de dienstbetrekking niet goed kan worden uitgeoefend. Ook impliceert dit dat de voorziening daadwerkelijk bij de uitoefening van de dienstbetrekking wordt gebruikt. De omvang of de intensiteit van het gebruik is indicatief, maar op zichzelf beschouwd niet doorslaggevend. Cafetariaregeling Volgens het kabinet passen cafetariaregelingen niet bij het noodzakelijkheidscriterium. Bij cafetariaregelingen mag de werknemer namelijk in het algemeen zelf bepalen of hij een voorziening krijgt. Wettelijk wordt daarom een bepaling opgenomen die deze situaties van de vrijstelling uitsluit. Werknemer ook bestuurder of commissaris In dit geval kunnen de hoedanigheid van werkgever en werknemer namelijk nogal in elkaar overlopen en geldt een verzwaring van de bewijslast. De werkgever moet aannemelijk maken dat de voorziening een voor de behoorlijke uitoefening van dienstbetrekking van deze werknemer gebruikelijke voorziening is. 2. Jaarlijkse afrekensystematiek De bestaande afrekensystematiek wordt vereenvoudigd. Een werkgever hoeft nog maar één keer per jaar vast te stellen wat zijn verschuldigde belasting is in het kader van de WKR. Daardoor is het niet meer nodig dat de werkgever per tijdvak toetst of de vrije ruimte wordt overschreden. Als het kalenderjaar is afgelopen kan de werkgever voor alle vergoedingen en verstrekkingen uit dat kalenderjaar in één keer toetsen of de vrije ruimte is overschreden. Vervolgens kan hij de eventueel verschuldigde belasting tegelijk met de aangifte over het eerste tijdvak van het volgende kalenderjaar aangeven en afdragen. Het blijft wel mogelijk, als een werkgever dat wenst, de belasting al eerder in gedeelten af te dragen. Als de inhoudingsplicht gedurende het kalenderjaar eindigt, moet de verschuldigde belasting uiterlijk worden aangegeven in de aangifte over het tijdvak waarin de inhoudingsplicht eindigt. 3. Invoering concernregeling Er komt een concernregeling, vanwege de behoefte in de praktijk om de werkkostenregeling op concernniveau toe te passen. Een concern kan er dan op het uiterste afrekenmoment voor kiezen om de concernregeling al dan
10
niet toe te passen, dat wil zeggen: bij de aangifte over het eerste tijdvak van het volgende kalenderjaar. De concernregeling geldt voor alle concernonderdelen waarin gedurende het gehele kalenderjaar een direct of indirect belang bestaat van minimaal 95 procent. Het concernonderdeel met het grootste bedrag aan loon waarover in het kalenderjaar belasting is geheven (kolom 14-loon), moet de in het kader van de werkkostenregeling verschuldigde belasting dan aangeven en afdragen. Eventuele naheffingsaanslagen worden dan ook aan dit concernonderdeel opgelegd. Er mag geen rekening gehouden worden met de concernonderdelen die in het kalenderjaar toe- of uittreden. Deze moeten de bij overschrijding van hun vrije ruimte verschuldigde belasting zelfstandig aangeven en afdragen. De deelnemende concernonderdelen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de in concernverband verschuldigde belasting, als het concernonderdeel met het hoogste kolom 14-loon niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet. 4. Vrijstelling voor personeelskorting Onder het systeem van vrije vergoedingen en verstrekkingen bestaat nu een vrijstelling voor personeelskortingen. Deze vrijstelling wordt onder de WKR per 2015 nagenoeg geheel voortgezet als gerichte vrijstelling. Hiermee wordt voorkomen dat werkgevers met relatief veel deeltijders met relatief lage lonen, de betrekkelijk kleine vrije ruimte ook voor een kortingsregeling moeten gaan gebruiken. Voorwaarde is dat het voordeel maximaal 20 procent bedraagt van de waarde in het economische verkeer van de producten en niet meer dan 500 euro per werknemer per jaar. In afwijking van de oude regeling is het niet langer mogelijk om het niet-gebruikte deel van de personeelskorting door te schuiven naar volgende kalenderjaren. 5. Nieuwe gerichte vrijstelling Onder de WKR geldt nu een nihilwaardering als een werkgever bepaalde werkplekgerelateerde voorzieningen verstrekt. Uit de internetconsultatie blijkt dat sommige werkgevers deze voorzieningen soms liever vergoeden dan verstrekken. Daarbij nemen zij de bijkomende administratieve lasten voor lief. Ook komt het voor dat een CAO een vergoeding voorschrijft en een werkgever dus geen keuze heeft tussen verstrekken of vergoeden. Om hieraan tegemoet te komen, en om de begrijpelijkheid van de WKR te verbeteren, wordt per 2015 een nieuwe gerichte vrijstelling gecreëerd (inclusief administratieve vereisten) voor een aantal werkplekgerelateerde voorzieningen. Vrije ruimte naar 1,2 procent Om de bovenstaande aanpassingen budgetneutraal in te kunnen voeren, wordt de vrije ruimte verlaagd van 1,5 naar 1,2 procent.
PRAKTIJKBLAD SALARISADMINISTRATIE
nr 14 / 17 oktober 2014
LOONHEFFINGEN 3. Aanpassingen gebruikelijkloonregeling Aanpassing doelmatigheidsmarge per 2016 Op DGA’s is de gebruikelijkloonregeling van toepassing. Daarbij geldt nu nog een doelmatigheidsmarge van 30 procent. Per 2016 wordt deze verlaagd naar 25 procent. Hierdoor wordt het verschil tussen DGA’s en “gewone” werknemers kleiner wat betreft de hoogte van de te belasten arbeidsbeloning en de gevolgen daarvan voor de inkomensafhankelijke premies en bijdragen en andere inkomensafhankelijke regelingen. Tegelijkertijd wordt hiermee invulling gegeven aan Begrotingsafspraken 2014 om de doelmatigheidsmarge zodanig aan te passen dat een opbrengst van 150 miljoen euro per jaar wordt gerealiseerd.
van de deelnemingsvrijstelling voordelen kan genieten. Dat geldt ook voor situaties waarin het gebruikelijk loon niet hoger is dan 5.000 euro. Starters Het kabinet heeft gekeken of een aparte gebruikelijkloonregeling voor (innovatieve) starters wenselijk is om het salaris van een starter op een lager niveau vast te stellen dan het standaardbedrag. Volgens het kabinet is dat echter niet nodig, omdat de huidige regeling daarvoor al verschillende mogelijkheden biedt. Wel zal het kabinet hierover meer voorlichting laten geven, onder meer op bijeenkomsten met starters en op www.ondernemersplein.
4. S&O-afdrachtvermindering Overgangsrecht voor 2015 De Belastingdienst heeft veel afspraken gemaakt over het gebruikelijk loon voor DGA’s en heeft ongeveer een jaar nodig voor het maken van nieuwe afspraken. Daarom is voor het jaar 2015 voorzien in overgangsrecht. Dit overgangsrecht houdt in dat het loon van de DGA in 2015 gesteld wordt op 75/70e van het loon in 2013, als dit loon in 2013 hoger was dan 43.000 euro (het standaardbedrag in 2013), tenzij aannemelijk is dat het loon in 2015 op grond van de gebruikelijkloonregeling op een hoger of lager bedrag moet worden gesteld. Het kabinet heeft gekozen om aan te sluiten bij het loon in 2013 in plaats van 2014 om anticipatie te voorkomen. Nieuwe hoofdregel In de praktijk blijkt het nu lastig om het loon marktconform vast te stellen. Het kabinet voert daarom de volgende aanpassing door. Hoofdregel wordt dat het in aanmerking te nemen loon ten minste wordt gesteld op het hoogste van de volgende bedragen: ã 75 procent van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking; ã het hoogste loon van de overige werknemers van de vennootschap; ã 44.000 euro. Vervolgens heeft de werkgever de mogelijkheid om aannemelijk te maken dat het in aanmerking te nemen loon op een lager bedrag moet worden gesteld. Dit kan als aannemelijk is dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is. Voor zover het loon met deze tegenbewijsmogelijkheid niet onder de 44.000 euro zakt, mag de werkgever rekening houden met de doelmatigheidsmarge. Meest vergelijkbare dienstbetrekking Het begrip “meest vergelijkbare dienstbetrekking” vervangt het huidige begrip “soortgelijke dienstbetrekking”. Anders dan nu, moet dan ook rekening worden gehouden met alle overige werknemers bij lichamen, bijvoorbeeld de werkmaatschappij, waaruit de inhoudingsplichtige - bijvoorbeeld de bv van de DGA - met toepassing
Geen wijziging parameters WBSO De parameters voor de WBSO (afdrachtvermindering speur- & ontwikkelingswerk) zijn per 2015 gelijk aan de cijfers voor 2014. Het regeerakkoord bevat weliswaar een taakstelling op het fiscale innovatie-instrumentarium, maar door een aantal begrotingstechnische maatregelen komt het beschikbare budget voor de S&O-afdrachtvermindering in 2015 uit op 794 miljoen euro. Daardoor is per 2015 geen cijfermatige aanpassing nodig. Contractonderzoek publieke kennisinstellingen vervalt Publieke instellingen, zoals universiteiten, komen nu in aanmerking voor de afdrachtvermindering WBSO als zij in opdracht en voor rekening van bedrijven speur- en ontwikkelingswerk verrichten (contractonderzoek). Het is echter de bedoeling dat kennisinstellingen het ontvangen voordeel van de S&O-afdrachtvermindering doorgeven aan de opdrachtgever. Uit evaluatie blijkt dat dit in 69 procent van de gevallen niet (volledig) gebeurt. Zoals al was aangekondigd in de brief van 2 juli 2014 van de minister van Economische Zaken, vervalt de mogelijkheid van contractonderzoek daarom binnen de S&O-afdrachtvermindering. Het bijbehorende budget wordt daardoor beter gericht op het doel van de regeling: het stimuleren van zelfstandig speur- en ontwikkelingswerk door bedrijven.
5. 80%-regeling bij afkoop levenslooptegoed Voor de levensloopregeling geldt overgangsrecht (zie hierna). Voor 2013 gold echter de zogeheten 80%-regeling. Degenen die daar geen gebruik van hebben gemaakt, krijgen op basis van het Belastingplan 2015 de gelegenheid om daar in 2015 alsnog gebruik van te maken. Op basis van de 80%-regeling wordt 80 procent van de grondslag in de heffing betrokken bij een opname ineens. Om anticipatie-effecten te voorkomen blijft de 80%-regeling ten hoogste gelden voor het bedrag van de aanspraken op 31 december 2013. Na toepassing van de 80%-regeling kan de belastingplichtige geen gebruik meer maken van het overgangsrecht.
11
www.oversalarisadministratie.nl
LOONHEFFINGEN Bestaand overgangsrecht Per 1 januari 2012 is de levensloopregeling voor nieuwe gevallen afgeschaft. Op grond van het overgangsrecht mogen belastingplichtigen die op 31 december 2011 een levenslooptegoed hadden van 3.000 euro of meer tot en met het jaar 2021 blijven deelnemen aan de levensloopregeling. Zij kunnen bestedingsvrij over hun levenslooptegoed beschikken, zij het dat een opname belast is.
6. Geen revisierente afkoop 3e pijlerpensioen wegens arbeidsongeschiktheid Het Belastingplan maakt het mogelijk om een ‘derdepijlerpensioen’ op te nemen in geval van arbeidsongeschiktheid. Deze regeling gaat ook gelden voor een nettopensioen en een nettolijfrente. Vooral oudere zzp’ers met zware beroepen hebben nu moeite om zich te verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid. Door het relatief hoge risico op arbeidsongeschiktheid zijn arbeidsongeschiktheidsverzekeringen duur. Met deze maatregel kan het inkomen uit een derdepijlerpensioen eerder worden opgenomen om te voorzien in inkomen bij arbeidsongeschiktheid. Er is dan geen revisierente verschuldigd. Dit had het kabinet al aangekondigd bij brief van 18 december 2013. Voorwaarde is dat de belanghebbende bij de uitvoeringsinstelling aannemelijk maakt dat hij (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is. De afkoopsom kwalificeert voor de loonheffing dan als een termijn van een lijfrente en niet als een afkoopsom waarvoor doorgaans het 52%-tarief geldt. Dit werkt door naar de aangifte inkomstenbelasting. Als sprake is van een lijfrentetermijn, wordt aan de vraag voorbij gegaan of over de afkoopsom revisierente verschuldigd is.
7. Uitbreiding renteregeling in EU-kwesties Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft bij arrest van 18 april 2013 (zaak Mariana Irimie) geoordeeld dat als een lidstaat in strijd met het Unierecht belasting heeft geheven, de nationale voorschriften over de teruggaaf van die belasting er niet toe mogen leiden dat de belastingplichtige een passende rentevergoeding wordt ontzegd voor het verlies dat hij als gevolg van deze (naar later blijkt) onverschuldigde betaling heeft geleden. Het geleden verlies hangt samen met de onbeschikbaarheid van het wegens strijd met het Unierecht ten onrechte betaalde bedrag en doet zich in beginsel voor in de periode tussen de datum van de onterechte betaling van de belasting en de datum van terugbetaling van deze belasting. De huidige fiscale renteregelingen kennen hiervoor op dit moment geen passende rentevergoeding. Om die reden bevat Belastingplan 2015 een regeling, waarbij op verzoek invorderingsrente wordt vergoed aan de belastingschuldige die recht heeft op een terug te geven bedrag aan belasting als de heffing ervan strijdig was met het Unierecht. Deze maatregel heeft onmiddellijke werking. Als het gaat om een terug-
12
gaafbeschikking van vóór 1 januari 2015, kan nog tot 6 weken na invoering van het Belastingplan om deze rentevergoeding worden verzocht.
8. Buitenlandse boeten niet langer aftrekbaar Op 25 april 2014 was al bekend geworden dat buitenlandse boeten, net als Nederlandse boeten (inclusief bestuurlijke boeten), van aftrek op de winst zouden worden uitgesloten. Aanleiding hiervoor is dat buitenlandse toezichthoudende instanties boetes opleggen aan Nederlanders. De reikwijdte van de voorgestelde maatregel heeft echter betrekking op alle buitenlandse boeten, waaronder ook verkeersboeten, mededingingsboeten en milieuboeten. Voor Nederlandse boeten en boeten opgelegd door een instelling van de Europese Unie wijzigt er niets. Om te voorkomen dat buitenlandse boeten als eindheffingsbestanddeel aangewezen worden, en dan bij een werknemer niet tot belastingheffing leidt, worden via het Belastingplan 2015 de regels voor de loonheffing ook aangepast.
9. Buitenlandse belastingplichtigen; tijdsevenredige toekenning heffingskorting De keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen vervalt per 1 januari 2015 en wordt op basis van het Belastingplan 2014 dan vervangen door de regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen. Door het vervallen van de keuzeregeling zouden belastingplichtigen die gedurende het kalenderjaar emigreren of immigreren en die in de buitenlandse periode niet worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige geen heffingskorting krijgen in 2015. Via het Belastingplan worden de regels voor de heffingskorting voor de inkomstenbelasting daarom zodanig aangepast dat de heffingskorting tijdsevenredig wordt toegekend voor de periode waarin de belastingplichtige binnenlandse of kwalificerende buitenlandse belastingplichtige is. Dit kan echter pas vanaf 1 januari 2016 gerealiseerd worden in de systemen van de Belastingdienst. Voor 2015 geldt als overgangsmaatregel dat de gehele heffingskorting wordt toegekend aan personen die slechts een deel van het jaar binnenlandse of kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen zijn.
10 . Personeelslening In antwoord op Kamervragen over de hypotheek van de president van De Nederlandsche Bank, heeft de minister van Financiën op 11 april 2014 aangegeven de nihilwaardering in de loonheffingensfeer voor personeelsleningen onwenselijk te vinden. Daarbij is aangegeven dat zou worden bekeken hoe via het Belastingplan 2015 de fiscale behandeling kan worden aangepast. Omdat dit onderzoek is nog niet afgerond, wordt dit punt meegenomen in het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2015. http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/belastingplan-2015