Belangrijkste innovatiemogelijkheden voor branches in 2006 Speciaal voor brancheorganisaties hebben MKB-Nederland en VNO-NCW onderstaand overzicht opgesteld van mogelijkheden voor brancheorganisaties om innovatie te bevorderen met ondersteuning van de overheid. Het zijn de mogelijkheden voor zover bij ons bekend op dit moment. Het is dus geen compleet overzicht en dit is dan ook bedoeld als een "levend document". Reacties en aanvullingen zijn van harte welkom bij: Ton Ravesloot, MKB-Nederland, telefoon 015 - 219 12 44, en e-mail ravesloot@mkb.nl Joke van den Bandt, VNO-NCW, telefoon 070 - 349 04 15 en e-mail bandt@vno-ncw.nl 1. Starten, organiseren, uitvoeren: Syntens 1.1 Wat is Syntens? Syntens is een non-profit organisatie, gefinancierd door het ministerie van Economische Zaken (EZ), die als doel heeft ondernemers aan te zetten tot succesvol innoveren, waarbij het gaat om vernieuwing van product, dienst, proces of organisatie. Dat gebeurt op basis van adviezen, voorlichtingsbijeenkomsten en doorverwijzing naar een netwerk van experts en kennisinstellingen. De - veelal kosteloze - activiteiten worden mogelijk gemaakt door EZ. 1.2 Mogelijkheden in kaart brengen: ‘toekomstwijzer’ Samen met een brancheorganisatie kan een toekomstwijzer uitgevoerd worden die zicht geeft op specifieke branchegerelateerde innovatiemogelijkheden. Naast inzicht geeft de toekomstwijzer ook inspiratie aan branches en bedrijven. Ontwikkelingen gaan razendsnel en de concurrentiedruk stijgt. Op veel ontwikkelingen heeft de individuele ondernemer weinig invloed, maar ze zijn wel relevant voor het bedrijf. Om tot nieuwe inzichten te komen is het belangrijk hier mee bezig te zijn en een beeld te krijgen van de mogelijkheden en vooral wat dat voor het bedrijf betekent. Innovatie gaat immers om het herkennen en grijpen van kansen. 1.3 Branche mobiliseren en plannen maken: ‘service level agreement’ (SLA) In de sectoren ‘logistiek’, ‘human health’, ‘bouw’, ‘agro & food’, ‘creative industry’/ ‘multimedia’ en ‘industrie’ wil Syntens samen met de brancheorganisaties komen tot service level agreements. Dit betreft concrete werkafspraken op strategisch en operationeel niveau waarbij met wederzijdse inspanning gewerkt wordt aan de innovatievraag en de uitvoering van innovatietrajecten bij brancheorganisaties en haar leden. Concreet kan Syntens de volgende producten en diensten inbrengen:
2 a.
b. c. d.
het opstellen van een innovatie-actieplan in de branche waarbij gedurende maximaal vier jaar een onderneming op basis van een plan van aanpak wordt begeleid bij het verbeteren van processen of nieuwe producten en markten die moeten leiden tot omzetverhoging. Vertrekpunt is een integrale analyse. Hieruit ontstaat inzicht in de (innovatie) kansen van een onderneming die het beste aansluiten bij zijn strategie; het geven van lange of korte adviezen op het gebied van een concreet innovatiegerelateerd onderwerp; het ontwikkelen van business- en kennisclusters, waarbij ondernemers gezamenlijk innovaties realiseren (businesscluster) of waarbij het verkrijgen van kennis een doel is (kenniscluster). Bij een kenniscluster is een (publieke) kennisinstelling betrokken; voorlichting over actuele innovatiethema’s via workshops, bijeenkomsten, congressen, internet en eigen publicaties.
1.4 Uitvoeren: hulp bij ‘RAAK’ en ‘innovatieprestatiecontracten’ (IPC’s) Syntens kan brancheorganisaties ook helpen bij het daadwerkelijk uitvoeren van de ontwikkelde plannen. Vaak is in de branche behoefte aan het binnenhalen van nieuwe kennis. Syntens is dan één van de partijen die kunnen helpen bij het aanboren van nieuwe kennis, bijvoorbeeld via hogescholen (zie ook punt 3: SIA / RAAK). Branches kunnen Syntens daarnaast inschakelen als zij een programma opzetten waarin ondernemers worden ondersteund bij het innoveren (innovatieprestatiecontract, zie punt 2.3). 1.5 IT toepassen: Nederland gaat Digitaal (NGD) Brancheorganisaties die specifiek rond het thema IT workshops, adviestrajecten voor de brancheorganisatie zelf en individuele adviestrajecten voor haar leden willen organiseren kunnen gebruik maken van Syntens, die op haar beurt weer samenwerkt met Media Plaza en SenterNovem. Contactpersoon: Ignace Karthaus, Syntens, telefoon 088 – 444 04 44 en e-mail ikh@syntens.nl, website www.syntens.nl. 2. Financiering: SenterNovem 2.1 Wat is SenterNovem? In opdracht van de overheid ondersteunt SenterNovem initiatieven die innovatie en duurzaamheid stimuleren. SenterNovem bundelt kennis van innovatie, energie, klimaat, milieu en leefomgeving. De organisatie levert het volgende: * Subsidie: Een bedrijf wil verkennen of er financiële ondersteuning beschikbaar is voor de realisatie van investeringsplannen. SenterNovem helpt met fiscale-, subsidieen kredietregelingen op het gebied van technologie, energie en milieu. * Informatie: SenterNovem vergaart en bundelt kennis uit allerlei sectoren op het gebied van innovatie, energie, milieu en leefomgeving. De medewerkers maken deze kennis algemeen toegankelijk. * Advies: SenterNovem adviseert bijvoorbeeld bedrijven over energiebesparingsplannen en lokale overheden over het uitvoeren van klimaatbeleid. SenterNovem begeleidt ook overheden en ondernemers bij het uitwerken van een convenant. * Netwerk: SenterNovem helpt bij het vinden van samenwerkingspartners en beschikt daarvoor over een uitgebreid netwerk.
3 2.2 Innovatievouchers Innovatievouchers zijn interessant voor brancheorganisaties omdat ze ook aan ondernemers in een samenwerkingsverband beschikbaar worden gesteld. Brancheorganisaties kunnen deze mogelijkheid benutten door het voortouw te nemen in het "stapelen" van innovatievouchers door een samenwerkingsverband van ondernemingen voor een collectief project. Wat is een innovatievoucher? Een innovatievoucher is een gratis "kennisbon" waarmee ondernemers kennis kunnen verkrijgen door een onderzoeksvraag uit te zetten bij een kennisaanbieder. Het doel van de innovatievoucher is mkb-ondernemers te stimuleren gebruik te maken van kennis die bij kennisinstellingen "op de plank ligt" en die bedrijven helpt te vernieuwen. Een groot deel van deze kennis wordt nog weinig door ondernemingen benut terwijl er veel kansen liggen. De uitkomst van het project kunnen ondernemers binnen hun onderneming gebruiken voor de vernieuwing van hun product, proces of dienst. Minister Brinkhorst van Economische Zaken (EZ) heeft het aantal innovatievouchers voor 2006 verdubbeld van 3.000 naar 6.000. De 6.000 vouchers zijn vanaf 17 mei 2006 in één keer ter beschikking gesteld. EZ geeft daarbij twee soorten innovatievouchers uit. Zo kan ieder bedrijf uit het midden- en kleinbedrijf (mkb) éénmalig een voucher van 2.500 euro krijgen. Dit is een kleine voucher of 'snuffelvoucher', waarmee een ondernemer wordt gestimuleerd de eerste stappen naar een kennisinstelling te zetten. Van deze kleine vouchers staan er 3.000 ter beschikking. Daarnaast kunnen ondernemers één keer per jaar een grotere voucher van 7.500 euro krijgen. Hiermee kan de ondernemer met een uitgebreider vraagstuk bij de kennisinstelling terecht. Voor deze vouchers geldt een eigen bijdrage van 1/3e deel. De overheid draagt de resterende 5.000 euro bij. Ook hiervan zijn 3.000 vouchers beschikbaar gesteld. De regeling is in lijn met eerdere pilots. Wel zijn enkele wijzigingen opgetreden. De belangrijkste kenmerken zijn: a. met een innovatievoucher kan een mkb-ondernemer alleen of samen met minimaal twee andere mkb-ondernemers (=samenwerkingsverband) een kennisvraag uitzetten bij een kennisinstelling in Nederland of daarbuiten; b. in Nederland kunnen vouchers worden ingeleverd bij de volgende publieke en private kennisinstellingen: hogescholen, universiteiten en academische ziekenhuizen; onderzoeksinstellingen zonder winstoogmerk die voor minimaal 10% meerjarig structureel worden gefinancierd door de overheid en onderzoek en ontwikkeling verrichten; stichtingen zonder winstoogmerk die zélf onderzoek en ontwikkeling verrichten en in elk geval óf voor minimaal 10% meerjarig gefinancierd worden door publieke kennisinstellingen óf waarbij sprake is van overwegende zeggenschap van een publieke kennisinstelling; onderzoeksafdelingen van een aantal grote ondernemingen of concerns, die meer dan 60 miljoen euro aan kosten hebben gemaakt op het gebied van onderzoek en ontwikkeling in 2003. Deze ondernemingen mogen het doen van onderzoek en ontwikkeling niet als hoofddoelstelling hebben; in Noordrijn-Westfalen en Vlaanderen kunnen vouchers worden ingeleverd bij hogescholen, universiteiten, academische ziekenhuizen én onderzoeksinstellingen die voor minimaal 10% meerjarig worden gefinancierd door een lidstaat van de Europese Unie. c. een samenwerkingsverband bestaat uit minimaal drie en maximaal tien mkbondernemers;
4 d. e. f. g.
anders dan bij de pilot-ronden kunnen de grote vouchers alleen achteraf, na individuele verstrekking aan ondernemers, worden gebundeld. Kleine vouchers kunnen niet worden gebundeld; een kennisvraag moet toepassingsgericht zijn. Dat wil zeggen dat deze gericht moet zijn op overdracht van voor de ondernemer nieuwe kennis. Het betreft bestaande technologie of technologische kennis met betrekking tot producten, processen of diensten; een kennisvraag kan niet worden beantwoord door het leveren van uitsluitend goederen, zoals software of het geven van cursussen óf door het uitvoeren van verkoopgerichte marktactiviteiten; niet subsidiabel zijn kosten in het kader van stages van studenten van publieke kennisinstellingen, evenmin kosten aan derden, tenzij het een kennisinstelling is die binnen de definitie van de regeling past.
Voor meer informatie, belangstellingsregistratie en contactgegevens: zie website www.senternovem.nl/innovatievouchers. 2.3 Innovatieprestatiecontracten (IPC’s) Een IPC is een nieuwe werkwijze om samenwerking tussen brancheorganisaties, bedrijven en het ministerie van Economische Zaken (EZ) te stimuleren en tot meerjarige innovatie te komen. Wat een voucher is voor ondernemers, beoogt een IPC te zijn voor branches: een open instrument waar van alles in past mits door ondernemingen gedragen. Per deelnemend bedrijf stelt EZ voor drie jaar € 49.500,= beschikbaar. Daarmee doet de ondernemer extra investeringen in zijn bedrijf. Hier moeten wel eigen investeringen tegenover staan. Waar en hoe heeft hijzelf gekozen en vastgelegd in zijn plannen. Voor een brancheorganisatie is voor drie jaar maximaal €300.000,= beschikbaar. De brancheorganisatie zorgt voor indiening van de aanvraag en het organiseren van technologie- en marktonderzoek, collectieve R&D en kennisoverdracht. Als penvoerder rapporteert zij ook aan EZ. De belangrijkste kenmerken zijn: 1. ondernemer staat centraal; deze krijgt subsidie, koopt in en bepaalt aan welke collectieve projecten hij mee doet; 2. de IPC start bij een strategisch plan, onderdeel daarvan kan zijn dat de haalbaarheid wordt onderzocht; 3. het ondernemersbudget mag niet worden gebruikt voor investeringen; in de regel moet externe kennis worden ingekocht; 4. het IPC moet collectieve activiteiten bevatten; 15 - 20% van het totale ondernemersbudget moet uit collectieve activiteiten bestaan; 5. penvoerder moet bij aanvraag al tenminste één collectief project hebben opgesteld waar ondernemers op hebben ingetekend; 6. najaar 2005 startten pilot-innovatieprestatiecontracten met carrosseriebouwers en bedrijven uit de kunststofwereld. In de eerste helft van 2006 gaan nog eens vier pilots van start. De ervaringen zullen worden verwerkt in de definitieve regeling voor Innovatieprestatiecontracten. Voor meer informatie kunt u mailen naar: ipc@senternovem.nl. 2.4 Innovatie in Dialoog ‘Innovatie in Dialoog’ heet de nieuwe innovatieaanpak. Ondernemers en overheid wijzen daarin op gebieden waarin Nederland economisch vooroploopt of grote kansen heeft.
5 Binnen deze kansrijke gebieden stellen bedrijven in een nauwe dialoog met de overheid innovatieprogramma’s op. Zo’n programma noemt alle benodigde acties om internationaal te gaan uitblinken of dat te blijven doen. Het gaat bijvoorbeeld om samenwerking, onderzoek, handelsbevordering, scholing en regelgeving. Sommige acties moeten bedrijven oppakken, andere moet de overheid uitvoeren. Ook zijn er zaken die bedrijven en overheid samen aanpakken. De overheid bekijkt per keer of ze meedoet in de programma’s. Op dit moment werken de partijen aan innovatieprogramma’s binnen de thema’s Water, Flowers & Food en Hightech Systemen en Materialen. Binnen Gezondheid en Chemie zijn initiatieven om tot een programmatische aanpak te komen. Ook brancheorganisaties kunnen hier in principe een rol in spelen. Voor meer informatie: www.innovatieindialoog.nl, telefoonnummer: 070 – 379 74 89, contactpersoon: Richard Blad. 3. ICT toepassen in maatschappelijke sectoren: ICTU In juni 2006 heeft het ministerie van EZ een openbare inschrijving geopend voor de eerste ronde van een reeks overheidsopdrachten in het kader van het Actieprogramma maatschappelijke sectoren en ict. Commerciële en publieke organisaties kunnen tot 1 september 2006 projectvoorstellen indienen voor het oplossen van problemen rond mobiliteit, onderwijs, zorg en veiligheid met een brede inzet en een slim gebruik van ict. Voor het actieprogramma, dat een budget heeft van 80 miljoen euro, wordt tot 2009 ieder jaar ten minste één tender uitgezet. De bijdrage van 50 procent aan ict-toepassingsprojecten voor de vier genoemde sectoren bedraagt maximaal 1,2 miljoen euro per project. Het programma wordt uitgevoerd door ICTU, de uitvoeringsorganisatie van overheidsopdrachten op het gebied van ict. Voor de aankondiging van de ict-projecten is de vorm van een aanbesteding gekozen. De subsidiemogelijkheid is in de vorm van een prijsvraag gegoten. Contactpersoon: Louis Tinselboer, Programmabureau M&ICT, telefoonnummer: 070 888 7665, e-mail: info@m-ict.nl, website: www.m-ict.nl (klik m.n. op: "participeren"). 4. Nieuwe kennis ophalen: SIA / RAAK Brancheorganisaties die geïnteresseerd zijn om nieuwe technologieën of andere nieuwe kennis in hun branche te introduceren, kunnen daarvoor samenwerken met hogescholen. Zij kunnen daarbij een beroep doen op de Stichting Innovatie Alliantie (SIA)1, die daarvoor RAAK2-middelen (OCenW) kan inzetten. Doelstelling van deze regeling is om de kennisuitwisseling tussen hogescholen en het midden- en kleinbedrijf in regionale innovatieprogramma's te verbeteren. Daarbij gaat het vooral om het versterken van de kennisbrugfunctie die hogescholen kunnen hebben in de relatie tussen MKB-bedrijven en het totaal van de kennisinfrastructuur. Interessant in dit verband is dat TNO voor 2006 voldoende eigen middelen zal vrij maken om TNO-kennis beschikbaar te stellen voor middelgrote en kleine bedrijven (technologie clusterprojecten conform TNO MKB plan). RAAK kent uiteraard zijn voorwaarden. Zo stelt het Ministerie van OCW inhoudelijke en financiële randvoorwaarden aan de inbedding ervan in regionale innovatieprogramma's alsook aan de rapportages. Een aantal belangrijke voorwaarden is: 1 2
In SIA nemen deel MKB-Nederland, VNO-NCW, HBO Raad, Syntens, TNO en Telematica Instituut. Regionale Aandacht en Actie voor Kenniscirculatie.
6 de formele aanvrager is een hogeschool, maar m.i.v. 2006 kunnen ook ondernemers en brancheorganisaties plannen schrijven en fungeren als "trekker" van een aanvraag; ondernemersvragen moeten een sturende rol spelen; het project moet bijdragen aan regionale netwerkvorming; minimale toewijzing bedraagt € 25.000, de maximale € 300.000; m.i.v. 2006 wordt specifiek geld gereserveerd voor kleine projecten van € 30.000; de subsidie wordt voor maximaal één jaar verleend; subsidie wordt verleend aan hogescholen op de volgende kostenposten: • mensuren en apparatuurgebruik van de hogeschool waarmee wordt samengewerkt; • de daarmee samenhangende kosten van materialen, hulpmiddelen en reis- en verblijfkosten; • uitbestede werkzaamheden, waaronder de inkoop van kennis. overheadkosten mogen niet meer dan 5% van de programmakosten bedragen en voor methodiek- en instrumentontwikkeling dient minimaal 5% en maximaal 10% te worden ingezet. Contactpersoon: Richard Slotman, Stichting Innovatie Alliantie (SIA), telefoon 070 – 312 21 03 en e-mail slotman@hbo-raad.nl, website www.innovatie-alliantie.nl. 5. Gecompliceerde IT-vragen: "De Challenge" van TNO Informatie en Communicatietechnologie Ondernemers met een ingewikkeld ICT-vraagstuk kunnen daarvoor sinds kort tegen een kleine vergoeding oplossingen krijgen. TNO Informatie en Communicatietechnologie heeft hiervoor in samenwerking met MKB-Nederland de Challenge opgezet. De Challenge is een nieuwe manier van werken waarmee TNO haar kennis toepasbaar maakt voor organisaties. Een team van drie experts uit verschillende disciplines komt binnen een week met een concreet en toepasbaar voorstel. Het project staat open voor alle ondernemers, groepen van bedrijven, brancheorganisaties, regionale en lokale organisaties die voor (een deel van) hun leden iets wil laten ontwikkelen. De eerste bedrijven en organisaties zijn inmiddels geholpen. Zo kunnen klanten van een metaalbedrijf via een internettoepassing na specificatie van materialen en bewerkingen zelf een kostprijsberekening maken van het gewenste product. De Challenge is echter geenszins alleen voor technologische bedrijven bestemd. Ondernemingen uit alle sectoren zijn welkom. Denk aan de introductie van een kortingkaart voor alle klanten van toeristisch-recreatieve ondernemingen in een bepaalde regio. Of aan een winkelcentrum dat klanten gratis parkeertijd aanbiedt na bestedingen boven een bepaald bedrag. Voorwaarde voor deelname is dat de casus wordt opgenomen in een New Practices Serie en wordt gedemonstreerd aan anderen binnen dezelfde branche. Uiteraard nadat de Challenge is gegeneraliseerd en daarmee herkenbaar wordt voor derden. De binnengekomen vragen worden vooraf gescreend op helderheid en complexiteit. Voor eenvoudige vragen wordt doorverwezen, bijvoorbeeld naar Syntens, het innovatienetwerk voor ondernemers. De experts presenteren aan het eind van de week een concrete oplossing, maar voeren die niet uit. Daarvoor moet de ondernemer vervolgens zelf desgewenst deskundige hulp inhuren. Dat kan weer TNO zijn (gewoon betaald dit keer), maar dat is niet verplicht; de opdracht mag ook naar een willekeurig ander bedrijf gaan.
7 Momenteel wordt er binnen TNO gewerkt aan het uitbreiden van de Challenge-formule naar alle gebieden waarin TNO werkzaam is. Contactpersoon: Paul Tilanus, TNO Informatie- en Communicatietechnologie, telefoon 015 285 72 92 en e-mail paul.tilanus@tno.nl, website www.tno.nl/informatie_en_communicatietechnologie/maatschappelijke_en_econo/future_scanning/challenge/index. xml. 6. Ondernemen met octrooikennis: Octrooicentrum Nederland 6.1 Wat is Octrooicentrum Nederland? Octrooicentrum Nederland is een agentschap van het ministerie van Economische Zaken. Octrooicentrum Nederland draagt zorg voor de octrooiverlening in Nederland en de verspreiding van kennis die in de octrooiliteratuur ligt opgeslagen. 6.2 Samenwerking met branches Octrooicentrum Nederland kan brancheorganisaties ondersteunen bij het in kaart brengen van ontwikkelingen en trends in hun branche. Samen met brancheorganisaties kan Octrooicentrum Nederland bijeenkomsten organiseren voor de leden, waarin dergelijke informatie wordt toegelicht en er ook aandacht is voor het belang van octrooi-informatie voor de individuele ondernemer. 6.3 Het octrooisysteem De meeste ondernemers krijgen op een of andere wijze te maken met intellectueel eigendom. Dit geldt voor bedrijven die nieuwe producten of processen ontwikkelen, maar ook voor bedrijven die bestaande technieken willen gebruiken of producten verhandelen. De bekendste vorm van bescherming van intellectueel eigendom is een octrooi. Een octrooi is een tijdelijk recht in een land om een ander te verbieden om iets te produceren, op voorraad te hebben, te verhandelen of bedrijfsmatig toe te passen. In ruil voor dit recht wordt het octrooi openbaar gemaakt. Het doel van het openbaar maken van deze informatie is het stimuleren van innovatie. De informatie uit octrooien is vrij toegankelijk via octrooidatabanken. 6.4 Welke informatie staat er in octrooien Met de informatie uit octrooien kunnen naast bedrijven ook brancheorganisaties diverse aspecten monitoren, zoals: ontwikkelingen op een bepaald technisch gebied; trends in de loop der tijd; activiteiten van concurrenten of mogelijke samenwerkingspartners. Ook kan de informatie gebruikt worden als inspiratiebron bij het zoeken naar nieuwe ideeën. 6.5 Voorlichting aan ondernemers Het gebruik van octrooi-informatie tijdens innovatieprocessen staat centraal in de voorlichting. Octrooicentrum Nederland levert (gratis) de volgende diensten: informatie via website en brochures; presentaties en workshops (ook op verzoek); individuele gesprekken met een adviseur op het gebied van intellectueel eigendom over specifieke vragen;
8 ondersteuning bij het vinden van informatie uit octrooidatabanken. Dit kan door begeleiding bij het zelf zoeken in de databanken en door het uitvoeren van een oriënterend onderzoek voor een ondernemer; enkele bij Syntens gedetacheerde medewerkers. Hoewel voorlichting wordt gegeven over de beschermingsaspecten van octrooien, staat advies over het beleidsmatig omgaan met octrooien (bijv. wel/niet octrooieren en in welke landen) niet centraal. Contactpersoon: Margreet Enhus, telefoon 070 – 398 63 24 en e-mail: m.enhus@octrooicentrum.nl, website www.octrooicentrum.nl. 7. IT toepassen: Malienet 7.1 Wat is Malienet? Malienet is een serviceorganisatie voor de innovatieve branchevereniging die brancheorganisaties met innovatieve, internetgerelateerde oplossingen ondersteunt bij de transitie naar “de innovatieve brancheorganisatie”. VNO-NCW heeft hiervoor de serviceorganisatie MalieNet B.V. opgezet. In MalieNet participeren NeXtrategy (een onderneming van Boer & Croon) en Wissenraet & Van Spaendonck. Met Microsoft en TPG zijn strategische samenwerkingsverbanden aangegaan. 7.2 Dienstenportefeuille De dienstenportefeuille van MalieNet bestaat uit: WerkNet Basis: hét internetplatform om brancheverenigingen te ondersteunen bij de informatieverstrekking naar hun leden. Websites, nieuwsbrieven, enquêtes kunnen op een eenvoudige manier zelf worden geconfigureerd en onderhouden. Daarnaast kan het gebruik van deze diensten nauwkeurig worden bijgehouden met behulp van een statistiekdienst welke de branchevereniging meegeleverd krijgt. WerkNet Lite: een afgeslankte versie voor organisaties die met minder functionaliteit uit de voeten kunnen maar wél op efficiënte wijze hun eigen website willen kunnen onderhouden. Geschikt om binnen een week een website in de lucht te brengen. WerkNet RBS/CRM: RBS staat voor Relatie Beheer Systeem, CRM voor Customer Relations Management. Deze variant richt zich op de integratie van de buitenkant en de binnenkant en omvat functionaliteiten als ledenadministratie, relatiebeheer, administratie van evenementen/bijeenkomsten en van commissies en besturen. WerkNet RBS/PSA: PSA staat voor Professional Services Automation. Deze variant omvat, bovenop de genoemde mogelijkheden van WerkNet RBS/CRM, functionaliteiten zoals financiële administratie en contributieberekening. WerkNet Community Services: WerkNet Community Services vormen een verlengstuk op WerkNet door de faciliteiten naar leden uit te breiden met samenwerkingsfaciliteiten. Leden kunnen niet alleen informatie halen maar ook brengen en daarnaast deelnemen aan discussieplatforms en werkgroepen. WerkNet Portal: WerkNet Portal is een product dat brancheverenigingen in staat stelt om niet alleen eigen informatie en diensten aan de leden aan te bieden maar ook diensten van derden. Deze diensten van derden kunnen in het portal worden geïntegreerd met behulp van zogenaamde webparts. Een voorbeeld is dé watersportportal van Nederland: www.hiswa.nl.
9 WerkNet White Label Services: MalieNet ontwikkelt met een aantal partijen diensten die door brancheverenigingen onder hun eigen label aan hun leden kunnen worden aangeboden. In feite vormen deze diensten een startpakket voor de invulling van het portal. Diensten zullen onder meer betrekking hebben op marketing, logistiek en risicobeheersing. De eerste diensten worden inmiddels ontwikkeld in samenwerking met TPG en ARBO portaal. Bouwend Nederland, Cedris, NRK en HISWA zijn de eerste brancheverenigingen die deze diensten opnemen in hun service portal. De WerkNet-toepassingen worden inmiddels gebruikt door meer dan dertig brancheorganisaties. Daarnaast heeft WerkNet al geleid tot een “spinout”: het interactieve platform waarmee de onafhankelijke stichting Traverse de uitwisseling en toepassing van kennis en innovaties in hoogwaardig ruimtegebruik, waterbeheer en gevolgen van klimaatverandering stimuleert en facilieert (zie www.traverse.nl) is voortgekomen uit een pilot met WerkNet door ONRI. Contactpersoon: Pieter van der Ploeg, Accountmanager WerkNet, telefoon: 070 – 349 02 78, en e-mail: ploeg@malienet.nl, website www.malienet.nl. Tot slot: De rol van brancheorganisaties bij innovatie Brancheverenigingen worden in toenemende mate geconfronteerd met een veranderende rol. Een belangrijke tendens is dat bedrijven zich minder gebonden voelen aan de brancheorganisaties voor de zaken die ze er vroeger vonden. Deze organisaties zullen dus op zoek moeten naar manieren om echte toegevoegde waarde (en daarmee ledenbinding) te leveren aan de aangesloten leden. Alleen dan zullen leden voldoende interesse blijven houden in het lidmaatschap van een brancheorganisatie. Uit alle onderzoeken naar innovatie blijkt dat goede netwerken essentieel zijn bij het bevorderen van binding. Verschillende partijen (zoals universiteiten, kennisinstellingen, bedrijven en overheid) moeten elkaar kunnen vinden om de juiste kwaliteiten en capaciteiten bij elkaar te brengen. Behalve tussen deze groepen partijen is het ook van belang de communicatie binnen de groepen te stimuleren. Om dit voor bedrijven te bevorderen hebben de brancheorganisaties een uitstekende uitgangspositie. Het daadwerkelijk benutten van deze uitgangspositie zal een stevig stempel drukken op de bedrijfsvoering van de verenigingen en op de structuren en systemen die we daar de komende jaren zullen terugzien: de wijze waarop brancheverenigingen samenwerken met hun leden, collegaverenigingen, overheid en professionele dienstverleners zal fundamenteel veranderen; méér kenmerken van professionele bedrijfsvoering; uitbreiding van de ondersteuning van relatiebeheer in enge zin naar ondersteuning van een professionele dienstverlenende organisatie in brede zin. Vele branches spelen al een belangrijke rol bij de bevordering van innovatie in de bedrijven uit hun ledenkring. In de praktijk gaan ze daar heel verschillend mee om. Ten dele is dit eenvoudig toe te schrijven aan de verschillen tussen de bedrijven in hun ledenkring, bijvoorbeeld qua bedrijfsgrootte en de snelheid waarmee nieuwe ontwikkelingen worden ingezet. In sommige branches wordt via R&D veel technologie ontwikkeld, in andere worden elders ontwikkelde technologieën snel of minder snel toegepast. Brancheorganisaties spelen hier via maatwerk op in. De activiteiten worden bijvoorbeeld gericht op onderzoek (bijv. door financiering van hoogleraren), monitoring (een studie naar ontwikkelingen in markt en technologie), kennisoverdracht naar het MKB (voorlichtingsbijeenkomsten over nieuwe
10 ontwikkelingen), keteninnovaties of de toepassing van informatietechnologie (bijv. Nederland gaat Digitaal of Werknet). Delft / Den Haag Bijgewerkte versie 1.1 d.d. 29 augustus 2006