IK07 Impuls 18.qxd
29-06-2009
16:14
Pagina 1
Katern voor scholing, her- en bijscholing
18 Een uitgave van Intech Klimaat & Sanitair en OTIB juli/augustus 2009
inHoud 1 Goten zetten en monteren
Basiskennis
Goten zetten en monteren Onderaan hellende daken (behalve van rieten daken) zie je vaak een dakgoot die het regenwater verzamelt en afvoert naar de hemelwaterafvoer. Goten worden ook toegepast langs hellende vlakken tussen twee dakvlakken, tussen een dakvlak en een opgaande gevel, onder pannen door en bij windveren. Deze goten hebben alle een naam die de plaats van die goot een beetje aangeeft: verholen goten, zakgoten, kilgoten en dergelijke. Verschillende materialen worden toegepast, zoals koper, lood, aluminium, zink en kunststof. We zoomen in op het maken en monteren van zinken goten onderaan hellende daken. Door: Han Brouwer-Keij Bij goten onderaan hellende daken worden drie belangrijke typen onderscheiden: de bakgoot, de overhoekse goot en de mastgoot. De bakgoot is er met een rechtopstaande voor- en achteropstand, maar ook met schuine voor- en/of achteropstand. Afhankelijk van de constructie en de plaats hebben bakgoten nog specifieke namen, zoals muurgoot, overstekende goot en lijstgoot. Bakgoten kunnen zowel in beugels als in een bouwkundige constructie worden gemonteerd. De overhoekse goot heeft altijd een achteropstand die ongeveer gelijk met het dakvlak loopt. De vooropstand maakt daarmee een hoek van 90° en de neus ligt meestal weer in dezelfde richting als het dakvlak. De overhoekse goot heeft een betrekkelijk kleine bodem en wordt altijd in een bouwkundige constructie gemonteerd. De mastgoot heeft een gebogen bodem. Vroeger werd die vorm verkregen door het
Belangrijke normen en richtlijnen: -
Beugels voor dakgoteneisen en beproeving - NEN-EN 988, Zink en zinklegeringen Technische leveringsvoorwaarden voor gewalste platte producten voor de bouw
zink om een mast te buigen. Mastgoten worden altijd in beugels gemonteerd. Bij alle goten is de achteropstand hoger dan de vooropstand om te voorkomen dat bij verstopping van de hemelwaterafvoer het water aan de achterkant van de goot overstroomt en in de bouwkundige constructie komt. Alle goten hebben aan de voorzijde een platte band of een kraal. Deze maakt de goot steviger en geeft een strak aanzicht.
NEN-EN 1462,
Onderdelen van bak-, overhoekse en mastgoot Een bakgoot en overhoekse goot bestaan uit zes onderdelen: - kraal of platte band; - neus; 18 1
IK07 Impuls 18.qxd
29-06-2009
16:14
Pagina 2
goten zetten en monteren
Drie goten op een rijtje: bakgoot, overhoekse goot en mastgoot zonder neus.
2
2
5
6 4 3
4
3
5
1
1
Vervolgens meet je in de bouwkundige constructie de maten op van de onderdelen van de bakgoot: - neus; - vooropstand; - bodem (10 mm minder dan de houten bak of de beugel, om klemmen te voorkomen); - achteropstand (verticaal gemeten minstens 20 mm hoger dan de neus, maar bij voorkeur 30 mm hoger); - hoek van de vooropstand ten opzichte van de bodem; - hoek van de achteropstand ten opzichte van de bodem; - hoek die de bovenzijde van het houten kopschot maakt (maak hier ook een schets van).
Onderdelen bakgoot:
Onderdelen mastgoot:
1. kraal of platte band
1 kraal of platte band
2 neus
2 neus
Opmeten en aftekenen mastgoot
3 vooropstand
3 bodem
4 bodem
4 achteropstand
5 achteropstand
5 waterkering
Bij mastgoten meet je voor de gootbodem de maat van de binnenvoorzijde van de beugel tot de binnenachterzijde van de beugel. Hier trek je geen 10 mm vanaf, omdat de goot door de halfronde vorm niet zal klemmen. De ontwikkelde maat van de halve cirkel bereken je dan op de volgende manier:
6 waterkering
-
vooropstand; bodem; achteropstand; waterkering.
Een mastgoot bestaat uit vijf onderdelen, te weten: - kraal of platte band; - neus (ook vaak zonder neus); - gootbodem of mast; - achteropstand; - waterkering.
Opmeten en aftekenen bakgoot Goten in een houten bak, langer dan 12 m die aan beide zijde kunnen uitzetten; goten langer dan 6 m die slechts aan één zijde kunnen uitzetten; goten in beugels langer dan 18 m die aan beide zijden kunnen uitzetten; en goten in beugels langer dan 9 m die slechts aan één kant kunnen uitzetten, moeten zijn voorzien van één of meer expansiestukken. In dit voorbeeld gaan we uit van een goot met een beperkte lengte. Je maakt een werkschets van de zinken gootdoorsnede, de lengte van de goot en de plaats van de hemelwaterafvoeren. Denk erom dat bij een goot in een houten constructie de neus en de kraal ver genoeg doorsteken om een goede aansluiting op de 18 2
kraal van het kopschot mogelijk te maken. De achteropstand moet nog verder doorsteken, want de kraal van het kopschop moet daar tegenaan worden gesoldeerd. Bij bakgoten in een houten constructie meet je de hoogte van de voor- en achteropstand en de breedte van de gootbodem altijd op verschillende plaatsen. Als de gootbodem op afschot is gelegd en de lijst (voorzijde) ligt gewoon waterpas, dan zal elk meterstuk goot anders zijn (daar gaan we hier niet verder op in). Bij bakgoten in beugels heeft het kopschot meestal geen kraal, maar een haakkant. Hier kan het kopschot rechtstreeks in het einde van de goot worden gesoldeerd.
4
maten nemen 7
18 cm
22 gootlengte 10 meter
NAW
Schets bakgoot.
ø 70
l=
π
•
d
2
Hierin is: l = de ontwikkelde lengte van de halve cirkel π = het getal PI (afgerond 3,14) d = de middellijn van de cirkel Om de maten die je hebt opgenomen op het zink af te tekenen, moet je om te beginnen weten wat de ontwikkelde maat van de kraal of de platte band is. Voor goten wordt meestal zink met een dikte van 0,8 mm gebruikt. Daar hoort standaard een kraalstaaf van 20 mm bij. Deze heeft een ontwikkelde lengte van 65 mm. Wil je precies weten hoeveel de ontwikkelde lengte van de kraal op de kraalmachine van jouw bedrijf is? Neem dan een strookje afvalzink en knip dat af op 100 mm lengte. Draai er een kraal in en meet hoeveel rechte lengte er nog over is. Trek dit af van de 100 mm en je weet de ontwikkelde maat van de kraal. Bereken de ontwikkelde maat van de goot. Voor de bakgoot gaat dit als volgt:
IK07 Impuls 18.qxd
29-06-2009
16:14
Pagina 3
goten zetten en monteren
lengte kraal
65 mm (vaste maat per kraalstaaf) neus 40 mm vooropstand 70 mm bodem 220 mm achteropstand 180 mm haakkant of waterkering 20 mm (vaste maat) totaal 595 mm Bij het aftekenen op het zink houden hele goede zinkwerkers rekening met de plaatdikte. In dat geval moet de goot niet over de hele lengte even breed zijn. De zijde van het gootdeel dat in de voorgaande goot wordt gemonteerd, moet iets afwijkende maten hebben: - neus (tweemaal de plaatdikte meer); - vooropstand (overal gelijk, tenzij er afschot in de gootbodem zit, zoals eerder beschreven); - bodem (tweemaal de plaatdikte minder, tenzij er afschot in de gootbodem zit, zoals eerder beschreven); - achteropstand (tweemaal de plaatdikte minder, tenzij er afschot in de gootbodem zit, zoals eerder beschreven); - haakkant (eenmaal de plaatdikte minder). Afhankelijk van de situatie worden sommige gootstukken links in het volgende gootstuk geplaatst en andere gootstukken rechts. Dat heeft vooral te maken met de plaats van de afvoeren. Bij voorkeur begin je met de gootstukken waar de hemelwaterafvoer komt. De volgende stukken leg je daar in, zowel links als rechts. Zo blijft het water, bij het juiste afschot, niet achter de soldeernaad staan maar stroomt het netjes naar de afvoer. Het vergt een hele administratie als je rekening moet houden met het afschot en de plaatdikte. Omdat er steeds meer gebruik wordt gemaakt van geprefabriceerde goten, waarbij geen rekening is gehouden met de plaatdikte, wordt deze nauwkeurigheid steeds minder toegepast voor de standaard zinkdikte van 0,8 mm. In dat geval moeten de gooteinden met de zinkklopper passend op elkaar worden aangesloten. Bij grotere plaatdikte is het veel moeilijker met de zinkklopper te corrigeren. Bij een plaatdikte van 1,1 mm en meer is het daarom aan te bevelen rekening te houden met de plaatdikte en het afschot.
Kraalmachine zonder overbrenging.
Vingerzetbank.
Ben je zeker van je zaak, dan kun je na het berekenen van de ontwikkelde maat van de goot alle gootstukken knippen met een slagschaar, of zoals dat bij jouw bedrijf normaal gebeurt. Bij kleine bedrijven staat meestal een slagschaar van 1 m. Ben je nog niet helemaal zeker, knip dan eerst één gootstuk en de rest pas nadat je hebt gecontroleerd of je goed hebt gemeten. Knip bij alle geknipte gootstukken een passtukje af aan beide einden van de kant waar de kraal moet komen. Draai nu de kraal. Welke kant je op moet draaien is afhankelijk van de kraalmachine. Bij een kraalmachine zonder tandwieloverbrenging moet je net een andere kant op draaien dan bij een kraalmachine met tandwieloverbrenging. Bij mastgoten draai je de kraal niet het eerst.
houden met de plaatdikte, knip je de andere maten aan de andere kant van de aftekenmal en schrijft er dan bij: ‘binnenmaat’ en ‘buitenmaat’. De mal voor een mastgoot moet niet tegen de kraal worden gelegd, want het kralen gebeurt later, maar langs de voorzijde van de plaat. Op de mal voor een mastgoot komt dus de kraal, neus (indien aanwezig), bodem, achteropstand en als het goed is, blijft er 2 cm over voor de haakkant.
Maken aftekenmal Om de zetmaten op het zink af te tekenen maak je een aftekenmal. Zo voorkom je dat je steeds opnieuw moet meten, met het risico van verkeerd meten. Je knipt een strook zink van 5 cm breed met een lengte van de ontwikkelde goot en je zet 5 cm van de strook haaks om. Vervolgens teken je op het overblijvende deel, vanaf de omgezette kant, achtereenvolgens af de maat van de neus, vooropstand, bodem, achteropstand en als het goed is, blijft er 2 cm over voor de haakkant. Nu knip je kleine V-tjes uit het zink, zodat de punt van de V-tjes precies op de afgetekende maten vallen. Als je rekening moet
Aftekenen en zetten bakgoot Bij het aftekenen van de bakgoot leg je een gekraald gootstuk met de kraal omhoog. Vervolgens leg je de aftekenmal aan het begin van de kraal met de opstand tegen de kraal en slaat met een centerpunt, zo dicht mogelijk langs de rand, markeringen in het zink. Nu leg je de aftekenmal aan het eind van de kraal met de opstand tegen de kraal en slaat ook hier met een center-
Aftekenen met een aftekenmal. 18 3
IK07 Impuls 18.qxd
29-06-2009
16:14
Pagina 4
goten zetten en monteren
punt, zo dicht mogelijk langs de rand, markeringen in het zink die je van beide kanten van de plaat kunt zien (een klein knipje wordt ook wel gedaan). Bij het zetten van de bakgoot plaats je een gootstuk, met de kraal naar beneden en achter de zetbank, in de zetbank. Je legt de plaat op maat om de waterkering te zetten, klemt de plaat vast, zet de waterkering zover mogelijk en haalt de plaat weer los en uit de zetbank. Vervolgens schuif je de plaat in de zetbank met de kraal naar je toe en naar boven. Je legt de plaat op maat om de neus te zetten, klemt de plaat vast, zet de neus in de hoek die je hebt opgemeten (denk om het veren van de plaat), haalt de plaat weer los en uit de zetbank. Daarna schuif je de plaat in de zetbank met de kraal naar je toe en naar beneden. Je legt de plaat op maat om de vooropstand te zetten, klemt de plaat vast, zet de vooropstand in de hoek die je hebt opgemeten (denk om het veren van de plaat), haalt de plaat weer los. Je schuift de plaat op maat om de achteropstand te zetten, klemt de plaat vast, zet de achteropstand in de hoek die je hebt opgemeten (denk om het veren van de plaat), haalt de plaat weer los en haalt het gootstuk uit de zetbank.
Zetten, walsen en kralen mastgoot Bij een mastgoot is de werkvolgorde iets anders, omdat de goot moet worden gewalst. In het kort: - zet de haakkant; - wals de bodem (haakkant naar boven); - zet de neus (gootbodem naar boven en naar je toe); - draai de kraal (denk om de juiste richting).
Uitslag kopschot met kraal van een overhoekse goot.
Uitslag gotenpijpje voor mastgoot.
achteropstand te kunnen worden gesoldeerd. Vervolgens teken je de soldeernaden, je knipt het kopschot met neus, kraal en soldeernaden uit, draait de kraal ( denk er aan of het kopschot links of rechts moet komen), of zet de haakkant. Je zet de neus met de zetbank en de soldeernaden, voor zover mogelijk, met de zetbank en verder met de zettang. Bij een mastgoot stuik je de soldeernaad met een houten of kunststofhamer op een kantstaak.
je met een stalen rekhamer een randje van 10 mm om en vlakt dit. Let op: Een gotenpijpje voor een mastgoot heeft een afwijkende vorm. De naad moet in het langste deel komen.
Maken van gotenpijpje Het gotenpijpje maak je zo dat de soldeernaad met een overlap van 10 mm aan de achterzijde valt. Maak het gotenpijpje 100 mm lang. Je gaat als volgt te werk. Je berekent met π • D de uitgeslagen maat en telt hier 10 mm bij op. Je knipt het plaatje zink 150 mm breed en de berekende maat lang en walst het plaatje tot het een overlap heeft van 10 mm. Je plaatst het pijpje op een houten paal en soldeert de naad (zie verderop hoe dat moet). Ten slotte klop
18 4
Klangen dienen om goten in een houten constructie vast te zetten. Klangen hebben een dikte van minstens 0,8 mm. De klangen die op de lijst van de goot komen en in de kraal, moeten een breedte hebben van minstens 70 mm en 3/4 in de kraal steken. Ze moeten worden vastgezet met drie gegalvaniseerde zinkspijkers. Klangen die aan de achterzijde over de goot worden gebogen moeten minstens 30 mm breed zijn en worden vastgezet met minimaal twee gegalvaniseerde zinkspijkers. Als de gootbodem breder is dan 300 mm dan moet een zogenoemde schuifklang in de soldeernaden worden opgenomen (hiervoor zijn verschillende constructies die hier verder niet worden behandeld).
Monteren van de bakgoot
I
Maken van kopschot Bij het maken van een kopschot voor een goot in een houten bak moet je een kraal toepassen. Bij een goot in beugels kan dat, maar het kan ook gewoon een eindschot zonder kraal en neus zijn. Eerst teken je het kopschot en hierbij houd je rekening met de plaatdikte van de goot. Je tekent hier de neus en de uitgeslagen kraal aan (of een haakkant), zorgt dat deze aan de voorzijde lang genoeg is om onder een hoek van 45° op de neus en de kraal van de goot te maken, aan de achterzijde moet hij ver genoeg doorsteken om tegen de
Maken van klangen
II III
IV
Zetvolgorde bakgoot.
We gaan er vanuit dat de goot één afvoer heeft. 1. schuif eventueel de dakpannen omhoog; 2. maak de houten bakgoot schoon; 3. monteer de klangen om de 66 cm, elk met drie gegalvaniseerde zinkspijkers, op de lijst van de goot; 4. vaak is het ook nodig klangen aan de achterzijde te plaatsen om klapperen en opwaaien te voorkomen Plaats deze op dezelfde afstand en zo dat ze later over de haakkant kunnen worden gebogen; 5. controleer of het gat voor de afvoer aanwezig is in de houten bak en een middellijn heeft die 20 mm groter is dan het gotenpijpje;
IK07 Impuls 18.qxd
29-06-2009
16:15
Pagina 5
goten zetten en monteren
6. controleer of het houten kopschot 10 mm dunner is dan de houten lijst (voor uitzetting); 7. zaag de kraal van het eerste gootstuk en de kraal van het kopschot die daarop aansluit onder een hoek van 45° (we gaan er hier even vanuit dat dit het eerste gootstuk is bij de afvoer); 8. zaag de achterzijde van de kraal van het kopschot onder de hoek van de achteropstand; 9. knip ook daar de neus met een soldeerrand van 10 mm en zet deze om in de hoek van de achteropstand; 10. knip de neus van het kopschot onder een hoek van 45° op maat; 11. knip de neus van het gootstuk onder een hoek van 45° met een soldeerrand van 10 mm; 12. plaats het kopschot op het gootstuk en teken af waar je de goot verder moet knippen; 13. knip de vooropstand, gootboden en een deel van de achteropstand; 14. plaats het eerste gootstuk, met een draaiende beweging over de klangen,
ter plaatse van de afvoer (als dit in het midden is, moet je er misschien iets mee schuiven om met de andere gootstukken goed uit te komen); 15. houd dit eerste gootstuk 10 mm vrij van het houten kopschot in verband met uitzetting; 16. knip het gat voor het gotenpijpje precies op maat; 17. plaats het gotenpijpje met de naad naar achteren en controleer of dit in het midden van het gat in de houten bak zit (afhankelijk van de plaats van de afvoer en de buitentemperatuur kun je eventueel besluiten dit iets uit het midden te plaatsen); 18. klop met de zinkklopper, de omgezette rand van het gotenpijpje en de rand van de goot waar dit op rust, iets naar beneden voor een goede afwatering; 19. plaats het kopschot en klop de naden vlak; 20. plaats het volgende gootstuk door de kraal eerst 10 – 15 mm over de kraal van het eerste gootstuk te schuiven en dan over de klangen in de bak;
21. klop ook die naad aan; 22. werk zo door tot het einde van de goot en werk daar het kopschot op dezelfde wijze af als aan het begin; 23. buig nu alle klangen aan de achterzijde over de goot.
Solderen van de goot Op monumentale gebouwen mag je niet met open vuur werken! Daar moet je rekening mee houden. Bij het solderen van zink gebruik je bij voorkeur soldeer S 40. Dit bevat veertig procent tin en zestig procent lood. Het voordeel van deze soldeersoort is dat het een groter smelttraject heeft (183 – 235 °C) en dus langer in een taaie fase zit. Dat is vooral gunstig voor het solderen van de staande naden. Soldeer S 50 heeft een veel kleiner smelttraject (183 – 216 °C). Zink kun je goed solderen met S-39 Zn. Sommige zinkwerkers maken hun eigen vloeimiddel door kleine stukjes zink op te lossen in zoutzuur of door rechtstreeks zoutzuur op het zink te smeren. Zoutzuur is echter heel agressief. Het is daarom veiliger om gewoon S-39 Zn te gebruiken.
Stappenplan solderen nieuw en schoon zink 1. verwijder eventueel los vuil van de soldeernaad; 2. controleer of de soldeernaad goed aansluit en alle onderdelen op hun plaats zitten; 3. smeer de naad in met vloeimiddel; 4. controleer op een klein stukje zink of de bout de juiste temperatuur heeft; 5. hecht de naad op enkele punten; 6. soldeer de liggende naden, houd de soldeerbout hierbij 10 mm op de dubbele plaat en trek de bout langzaam vooruit in een snelheid die bij de temperatuur van de bout past, voer steeds soldeer toe; 7. soldeer de staande naden, deze kunnen net als de liggende naden worden getrokken, maar in grote delen van het land in het ‘ruggen’ heel gebruikelijk voor staande naden. Voor beide manieren is veel oefening nodig; 8. soldeer ten slotte de kraal;
9. verwijder tussendoor alle resten vloeimiddel van de nog niet geheel afgekoelde soldering met een schone vochtige doek, wrijf na met een schone droge doek; 10.werk zo alle solderingen af; 11.loop voor je vertrekt nog even de goot na, vooral spijkers kunnen in korte tijd gaten in de goot veroorzaken. Aandachtspunt: Bij het solderen van de achteropstand is het vaak lastig deze helemaal tot bovenaan de haakkant te solderen. In dat geval kun je de haakkant ter plaatse van de soldering omhoog buigen en dan de achteropstand tot bovenaan solderen. Dan buig je de haakkant weer terug en soldeer je die ook. Bekijk de video op www.installtv.nl
18 5