Roadbook 11
Bekende en minder bekende kastelen van de Loire
Het is oktober en in plaats van een mooie zonnige week, die ze eerst aangekondigd hadden, verwachten ze eerder een natte. Dus het zal kastelen bezoeken worden tussen de buien door. We hebben ons voorgenomen om toch de camper iedere maand uit te halen om batterij problemen te voorkomen. De Loire streek is niet nieuw voor ons. In 2004 deden we dit met de kinderen, toen teenagers tussen 13 en 19…voor ons wel leuk ..voor hen SAAI. Ook met mijn ouders destijds in de jaren 70 deed ik deze streek al aan, en bepaalde kastelen zoals Chambord en Angers staan in mijn geheugen gebrand met hun pracht en praal. Het moet een bijzonder fijne tijd geweest zijn om hier te leven. Decadente vorsten en adel genoten van een rijkdom die nu zelfs niet per getoond wordt. Voor de minder begoedigden was het natuurlijk keihard werken.
De Loire is een rivier in Frankrijk, die met een lengte van 1012 km de langste rivier van dat land is. De Loire ontspringt in de Ardèche in het Centraal Massief, op een hoogte van 1400 meter boven de zeespiegel, aan de voet van de Mont Gerbier de Jonc. Over de juiste locatie van de bron bestaat enige onenigheid zodat je er op korte afstand van elkaar twee verschillende kan bezoeken: de bekendste (want door alle toeristen bezocht) te bewonderen in een stal van een boerderij waar het water gewoon uit de kraan komt, de andere (de echte volgens het bijschrift), onopvallend in een weide even verder. Het stroomgebied van de Loire van 117.000 km² beslaat een vijfde deel van Frankrijk. De Loire mondt uit in de Atlantische Oceaan. De getijdenwerking gaat tot 60 kilometer landinwaarts. Het Loiredal tussen Sully-sur-Loire en Chalonnes-sur-Loire is door UNESCO tot Werelderfgoed verklaard vanwege de vele kastelen die daar te vinden zijn. De voornaamste zijrivieren van de Loire zijn:
Cher Indre Loiret Maine
o o o
Vienne
Thouet Erdre
o
Mayenne Sarthe Loir Creuse
De Loire loopt door twaalf departementen, De wijnstreek Loiredal wordt in het oosten begrensd door Pouilly-sur-Loire en 250 kilometer westelijker door Nantes. Het Loiredal omvat een aantal kleinere wijndistricten. Van oost naar west zijn dit:
Pouilly-Fumé Sancerre Touraine Saumur Anjou Muscadet
Witte wijnen uit het Loiredal wordt niet de hoge kwaliteit van de grote witte Bourgogne-wijnen toegedicht. Lijst van kastelen van de Loire (vetgedrukt bezochten wij in 2004 en 2012) Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie Er zijn ongeveer 140 kastelen van de Loire (Châteaux de la Loire), voornamelijk langs de rivier de Loire in de departementen Loir-et-Cher en Indre-et-Loire in midden-Frankrijk. Het zijn renaissancekastelen. Veel kastelen zijn te bezoeken. Sommige kastelen zijn het hele jaar geopend, andere alleen in de zomer. Veel kastelen hebben Franse tuinen in barokstijl. De belangrijkste zijn:
Clos-Lucé in Amboise kasteel van Amboise kasteel van Angers kasteel van Azay-le-Rideau kasteel van La Bastie d'Urfé kasteel van Beauregard kasteel van Blois kasteel van Bourdaisière kasteel van Brissac kasteel van Bussière kasteel van Chambord kasteel van Chaumont kasteel van Chenonceau kasteel van Cheverny kasteel van Chinon
kasteel van Candé kasteel van La Ferté-Saint-Aubin kasteel van Fougères-Sur-Bièvre kasteel van Gien kasteel van Grange de Meslay kasteel van Jallanges kasteel van Clermont kasteel van Langeais kasteel van Loches kasteel van Le Lude kasteel van Maupas kasteel van Montpoupon kasteel van Menetou-Salon kasteel van Meung-Sur-Loire kasteel van Montgeoffroy
kasteel van Montreuil-Bellay kasteel van Le Plessis-Bourré kasteel van Les Réaux Kasteel van Saché kasteel van Saumur kasteel van Saint-Aignan kasteel van Serrant kasteel van Stuarts kasteel van Sully-sur-Loire kasteel van Talcy kasteel van Ussé kasteel van Valençay kasteel van Villandry kasteel van Villesavin
Dag 1 : Dendermonde – Sully sur Loire Onze planning zou ons tot in Orleans moeten brengen maar reeds de eerste dag beslissen we door de regen om deze stad links te laten liggen en door te rijden tot de Loire. Regen die stillekes begon in Chantilly waar onze middaglunchstop was. Heerlijk een boke eten met zicht op het musée du Cheval Vivant. Werkelijk een annexe van het kasteel waar naast de renbaan levende paarden dienen als museumstuk. Toegang voor de camperplaats was voor een uurke wel redelijk duur (5€) maar voor dezelfde prijs overnacht je hier …wat heerlijk moet zijn. Wel opletten want als het hier paardenrennen zijn, dan staat dit vol met paardenwagens natuurlijk.
Kasteel van Chantilly Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Het kasteel van Chantilly bevindt zich in de vallei van de Nonette, een zijrivier van de Oise in het gelijknamige departement in Picardië, ongeveer 60 kilometer ten noorden van Parijs. Het kasteel staat op de plek van een middeleeuws fort, en bestaat uit verschillende delen: het Petit Château (ook het Kapiteinshuis), dat dateert uit de 16e eeuw en nog in oorspronkelijke staat is; de Grote Stallen uit de 18e eeuw, tegenwoordig in gebruik als museum; het Château Neuf, oorspronkelijk eveneens uit de 16e eeuw, verwoest gedurende de Franse Revolutie. Het huidige bouwwerk is een 19e-eeuwse reconstructie in opdracht van Hendrik van Orléans (1822-1897), hertog van Aumale en jongste zoon van koning Lodewijk Filips. Deze bracht er zijn collectie schilderijen en antieke boeken onder en vermaakte het complex als Museum Condé aan het Institut de France. Het complex omvat voorts een parktuin van 115 hectare. Ook het Bos van Chantilly behoort tot het domein. Het stadje Chantilly is tijdens en na de Franse Revolutie ontstaan ten westen van het kasteel.
Geschiedenis
Oorspronkelijk was Chantilly een middeleeuws fort, met zeven torens en omgeven door een slotgracht, dat de route van Parijs naar Senlis controleerde. De burcht behoorde aanvankelijk toe aan Guy de Senlis, bottelier van koning Lodewijk VI aan het eind van de 11e eeuw. De familie nam de naam Bouteiller aan en beheerde het kasteel tot de 14e eeuw, tot het in 1358 werd geplunderd tijdens de Jacquerie. In 1386 wordt het verkocht aan Pierre d'Orgemont, voormalig kanselier van Karel V van Frankrijk. Deze laat het kasteel tussen 1386 en 1394 herbouwen. In 1484 laat de laatste d'Orgemont Chantilly na aan zijn neef Willem baron de Montmorency.
De periode-Montmorency De rijke en machtige familie de Montmorency heeft het kasteel in bezit van de 15e tot de 17e eeuw en voert in die periode ingrijpende moderniseringen door. Het meest illustere lid van deze familie, Anne van Montmorency (1493-1567), oppermaarschalk en de eerste hertog, laat de burcht in 1528 renoveren. Het Petite Château wordt toegevoegd in 1551 door de architect Jean Bullant die ook al zijn kasteel van Ecouen had verbouwd. In 1538 laat hij het terras aanleggen met daarop een beeld van hemzelf te paard (omgesmolten tijdens de Franse Revolutie). Tevens worden er zeven kapellen gebouwd, waarvan er drie bewaard zijn gebleven. Hij is het ook die de eerste tuinen laat aanleggen. Hendrik I van Montmorency laat in het hogere gedeelte van het park het Maison de Sylvie bouwen dat ook nu nog bestaat. Oorspronkelijk ontworpen om koning Hendrik IV van Frankrijk te ontvangen, werd het de schuilplaats van zijn eerste vrouw [1] Antoinette, (bijnaam Sylvie) gedurende de Godsdienstoorlogen, tot haar dood. Hendrik II van Montmorency, een van de machtigste Franse edelen, revolteerde tegen de Franse koning en Richelieu en werd in 1632 in Toulouse ter dood gebracht. Zijn bezittingen werden door Lodewijk XIII verbeurd verklaard. Het merendeel ervan werd teruggegeven aan zijn zusters, maar Chantilly hield de koning zelf om te gebruiken als jachtslot. In 1643 gaf Anna van Oostenrijk, echtgenote van Lodewijk XIII en na diens dood regerend vorstin, het landgoed terug aan de jongste zuster van Hendrik II, Charlotte, vrouw van Hendrik II van Bourbon-Condé. Hiermee kwam het in bezit van het huis-Condé, jongere tak van het huis-Bourbon.
De periode-Condé In de 17e en 18e eeuw is het landgoed Chantilly de voornaamste bezitting van de prinsen van Condé, die een grote rol spelen in de periode voor de Franse Revolutie. Lodewijk II van Bourbon-Condé, ook de Grote Condé genoemd, speelde als maarschalk een grote rol in de eindfase van de 30-jarige oorlog. In de burgeroorlog die volgde koos hij partij voor de Fronde tegen de koning en kardinaal Mazarin. In 1652 werd daarom zijn landgoed geconfisqueerd; hij kreeg het terug in 1659 bij de Vrede van de Pyreneeën. Ver van Versailles richt hij nu al zijn aandacht op de verfraaiing van zijn landgoed. Het park laat hij ontwerpen door de beroemde landschapsarchitect André le Nôtre, die later ook Versailles zou ontwerpen. De Nonette wordt gekanaliseerd om de waterpartijen van het park te vullen, tezamen 25 hectare; kortom, het geheel wordt ingericht in een perspectief van grandeur zoals het nu nog bestaat. De Grote Condé ontvangt op Chantilly schrijvers als La Fointaine, Jean de La Bruyère, Jacques-Bénigne Bossuet, Madame de La Fayette, Madame de Sévigné. Er worden fantastische feesten gegeven. Molière schrijft en speelt er stukken als Les Precieuses ridicules en Tartuffe. De keuken onder leiding van hofkok François Vatel is beroemd: in deze tijd wordt naar men zegt de slagroom (crème chantilly) uitgevonden. In april 1671 bezegelt Louis II zijn verzoening met Lodewijk XIV met een ontvangst op het kasteel. Volgens Madame de Sévigné pleegde Vatel bij deze gelegenheid zelfmoord omdat het opdienen van het visgerecht te laat was; maar deze anekdote is nooit bevestigd. De 18e eeuw Henri Jules, bijgenaamd de Zotte (1643-1709) laat het paleis verder uitbreiden door de architecten Jules Hardouin-Mansart en Jean Aubert. Deze laatste bouwt tussen 1723 en 1726 ook de Grote Stallen voor Lodewijk IV van Bourbon-Condé (1692-1740, ook Meneer de Hertog genoemd). Deze hertog, puissant rijk geworden door de invoering van het bankbiljet, was enkele jaren eerste minister van Lodewijk XV en bijzonder gehecht aan dit paleis (waar hij trouwens vanaf 1726 huisarrest kreeg). Hij liet de appartementen in het Petit Château decoreren en liet het eerste Franse porselein vervaardigen. Meneer de hertog liet vanaf 1720 het oostelijke park inrichten, het parc de la Caboutière, genoemd naar een gebouw waar Hollandse tulpen werden gecultiveerd. Diverse paden in het park werden beschaduwd door priëlen als groene zalen, onderling verbonden. In het park verscheen een gigantisch levend ganzenbord, compleet met gevangenis en put, dat tussen 1730 en 1770 een van de voornaamste attracties werd. In het Parc de Sylvie werd een groot labyrint aangelegd. Van al deze attracties is heden ten dage niets overgebleven. Ook zijn zoon, Lodewijk V Jozef van Bourbon-Condé, voegde ettelijke verfraaiingen toe, waaronder het Kasteel van Enghien, een langwerpig classicistisch bouwwerk en een Engels-Chinese tuin. [bewerken] De Franse Revolutie en erna Lodewijk V vlucht na de Franse Revolutie en Chantilly wordt in 1790 geconfisqueerd als Nationaal Erfgoed. In 1792 wordt het echter geplunderd en verwoest door de Nationale Garde, en daarna als gevangenis gebruikt. In 1799 wordt het voor ongeveer 100.000 franc in toenmalige aandelen verkocht. De kopers zijn ondernemers die het om de bouwmaterialen te doen is, maar het lukt ze niet om alles te slopen voor de bouwmarkt instort; de bijgebouwen blijven staan. Het park ten westen van het kasteel, ontworpen door Le Nôtre met de beroemde waterwerken, wordt verkaveld. De hydraulische machine die het park van water moest voorzien bestaat nog. De Grote Stallen, eens ontvangstplaats voor koningen en heersers, werden bezet door het leger en daarom niet verwoest, en zijn nauwelijks beschadigd. Bij zijn terugkeer in 1815 doet Louis V de meest noodzakelijke reparaties, maar het park is niet in haar geheel te redden omdat er inmiddels een weg doorheen loopt. Zijn zoon laat daarom het westelijk deel omvormen tot een Engelse parktuin.
Na de dood van Lodewijk VI, de laatste Condé, gaat het landgoed over op Hendrik van Orléans, de jongste zoon van Lodewijk Filips I van Frankrijk. Van het schitterende paleis van vroeger is echter ternauwernood de begane grond over. Ook Henri ziet tussen 1830 en 1848 geen kans het weer op te bouwen, en wanneer de revolutie uitbreekt vlucht hij naar Engeland, waar hij tot 1871 blijft, in Twickenham bij Londen. Zijn vrouw en twee zoons sterven er. Wel bouwt hij daar stukje bij beetje zijn kunstverzameling weer op. Terug in Frankrijk laat hij het paleis restaureren door de architect Honoré Daumet en brengt er zijn verzameling onder die geldt als de tweede grootste na die van het Louvre. Hij schenkt per testament het kasteel en de verzameling kunstschatten en manuscripten in 1886 aan het Institut Français, met de bepaling dat geen van de manuscripten ooit het kasteel mag verlaten. In de Eerste Wereldoorlog werd het nog gebruikt als generaalskwartier. Sindsdien is het een museum, het Musée Condé. In dit museum zijn 800 schilderijen verzameld van Raphael, Jean Antoine Watteau, Ingres, Camille Corot en gravures van Albrecht Dürer, voorts 30.000 boeken waaronder de wereldberoemde Très Riches Heures du Duc de Berry van de Nijmeegse gebroeders Van Limburg (ca.1400). De stallen zijn eveneens als museum in gebruik. Het Kasteel van Chantilly heeft een zusterkasteel in Japan, Kasteel Himeji, een UNESCO Werelderfgoed.
’s Avonds komen we aan in Sully sur Loire. We hebben al ontdekt dat in de Loirestreek veel zigeunerkampen zijn. Weliswaar onder controle want het zijn geen wildkampeerders. Spijtig genoeg worden we geconfronteerd in Sully met een prachtige camperplaats die helemaal ingenomen is door Roma’s. Blijkbaar een trouwfeest want we kruisten de stoet met het nodige machovertoon. Spijtig dat deze mensen zich zo gedragen als Sarkozy ze sowieso al niet mag. Het doet hun imago geen deugd. In feite mag ik niet zeggen dat de camperplaats ingenomen is want de camperplaats ligt hoger (wat ik niet gezien had) maar ik vertrouw de zaak toch niet en we rijden naar de camping. Daar aangekomen vinden we een gesloten receptie maar open barriere. Dus gaan we op zoek naar een plekje..en we zijn niet alleen. Meerdere mobi’s en enkele courageuse caravantoeristen. Lekker rustig. Vlak aan de Loire. De camping is open want dat heb ik opgezocht. Dus we verwachten een bezoekje aan de mobi om ons verblijf te betalen. Tot ’s ochtends gebeurt dit niet, en bij vertrek nog steeds een gesloten receptie.
Er woont ook niemand. Toch wel gek dat een campingeigenaar zijn spel zo alleen laat. Dus met een schuldgevoel verlaten we de camping zonder betalen.
Dag 2 : Sully Sur Loire – Beaugency Na ons vertrek rijden we richting Gien maar eerst rijden we langs het kasteel in Sully om een fotoke te trekken. http://www.sully-sur-loire.fr/
We beslissen om toch verder te rijden want we zijn nog niet goed wakker. In ieder geval kan je de camper goed kwijt om het kasteel te bezoeken wat trouwens over heel de lijn aan de kastelen van de Loire geldt.
Parking vlak voor het kasteel van Sully
Aangekomen in Gien vinden we echter niet direct plaats en we stoppen enkel om een foto te nemen.
Gien is vooral bekend door de aardewerkfabriek waar de zogenaamde Faïence de Gien wordt geproduceerd. De fabriek is in 1821 gesticht door de Engelsman Thomas Hall. De fabriek heeft voor verschillende wereldtentoonstellingen grote aardewerken voorwerpen gefabriceerd. Gien is in de Tweede Wereldoorlog ernstig getroffen door bombardementen. Onder meer de grote kerk is grotendeels verwoest. De kerk is in de jaren vijftig van de 20e eeuw in een moderne stijl herbouwd. In Gien ligt ook het kasteel van Gien of Anne de Beaujeu. Dit kasteel is omstreeks het jaar 1500 gebouwd. Een brug met 12 pijlers over de Loire leidt naar de zuidelijke stad. De brug dateert van 1734. De stad heeft een eigen Appellation Controlée, de Coteaux de Giennois. KASTEEL VAN GIEN Op een zestigtal kilometer van Orléans, vindt u het kasteel van Gien dat aan de rand van Sologne ligt. Het is op het einde van de XVIe eeuw dat het kasteel heropgebouwd wordt voor Anne Beaujeu ook gekend als Anne de France, de dochter van Lodewijk XI, op de plaats van een sobere brucht waarvan enkel nog een vierkante toren overblijft. Het kasteel van Gien dat er streng uitziet, is de oudste van alle kasteln van de Loire. De mooie leiendaken met heel wat schoorstenen en op een imposante structuur van rode bakstenen, met kleine raampjes in waarlangs witte stenen gemetst zijn... Dit is uit het begin van de renaissance, de invloed van deze stijl is dus nog niet zo groot. Lodewijk XIV en Anne van Oostenrijk vluchten ernaartoe tijdens de Fronde. De Revolutie zal dit kasteel niet te veel schade berokkenen en het zal bespaard blijven van de Duitse bombardementen die een groot deel van de stad vernield hebben tijdens de Tweede Wereldoorlog. Tijdens een bezoek aan het kasteel van Gien kan u het paleis en de opmerkelijke lambriseringen ontdekken. Vanop het terras van het kasteel hebt u een mooi panorama op de Loire. Vandaag zit het Internationaal Jagersmuseum in dit kasteel. U kan er de geschiedenis en de evolutie van het jagen ontdekken, talrijke wandtapijten en andere voorwerpen. www.gien.fr
We rijden verder naar Briare. Ondertussen is de miezerregen gestopt. Aangekomen vinden we één van de drie camperplaatsen vlak aan de Pont Canal. De pont Canal is in feite een Aquaduct speciaal voor boten gebouwd die over de rivier gaat. Speciaal !
Een fijn, mooi, bloemig stadje met een bruisend centrum.
De kanaalbrug van Briare (Frans:Pont Canal de Briare) maakt deel uit van Canal latéral à la Loire en overbrugt de Loire. De kanaalbrug verving in 1896 een gevaarlijke rivierkruising. Van 1896 tot 2003 was deze kanaalbrug de langste bevaarbare brug in de wereld tot de opening van de Wasserstraßenkreuz Magdeburg. De brug is een beschermd monument sinds 1976
We trekken verder rijden richting Sancerre, de lievelingswijn van Gerda, en lunchen onderweg in ’t veld. In Sancerre kopen we wijn en geitekaas uit een naburig dorp, Chavignol. Sancerre is geliefd bij een internationaal publiek want we kwamen in deze tijd van het jaar engelsmannen en nen troep Belgen tegen. Wij genoten van een heerlijke proeverij in één van de talrijke shops en wijnhuizen van de stad.
Sancerre biedt ook een bijzonder zicht op de Loirevallei.
In namiddag zoeken we naar het kasteel van La Verrerie in Oizon wat je zonder goeie gps waarschijnlijk niet zal vinden. Het weer is mistig geworden wat het bijzonder mysterieus maakt door zijn idyllische ligging aan de vijver in een woud. Ooit was hier ook een gastronomisch restaurant maar blijkbaar behoort dit nu tot een roemrijk verleden.
http://www.france-voyage.com/frankrijk-gids/het-kasteel-verrerie-215.htm
Na de pracht van La Verrerie gaan we naar Aubigny sur Nère.
De stad telt 6055 inwoners (2005), die Albiniens worden genoemd, en is vooral bekend om zijn Schots verleden. Karel VII van Frankrijk schonk Aubigny in 1423 aan John Stuart, een Schotse legeraanvoerder die hem terzijde had gestaan in de Honderdjarige Oorlog. Nadat de stad in 1512 door een brand verwoest werd, bouwden de Stuarts haar opnieuw op in typische Schotse vakwerkstijl. Uit deze periode zijn een tweehonderdtal huizen zeer goed bewaard gebleven. Ook het kasteel van Aubigny en het kasteel de la Verrerie zijn het werk van de Stuarts. Stad en omgeving staan bekend onder de naam Pays Ecossais. Tot in de 19e eeuw leefde de stad voornamelijk van de lakennijverheid. Die heeft nu plaats gemaakt voor toerisme en de productie van motoren voor het Formule 1-circuit.
Niet echt de moeite waard om uit te stappen na de ervaring in Oizon. Dus rijden we verder naar Blancafort. Ai, geen plaats om de camper te zetten…tot we achter ’t hoekske van de baan en aan de achterkant van het domein komen. We besluiten de camper te droppen en te voet terug te gaan. Het is droog en warm. Trouwens heel de week was het 20° zonder probleem. Beetje klammig dus want met jas zweet je je gek, maar die heb je nodig voor de regen.
http://chateaublancafort.com
Blancafort, een oude vesting uit de vijftiende, oorspronkelijk daterend uit de elfde en verbouwd in de 17de om het leefbaar te maken, blijkt toch een beetje over zijn roem heen te zijn en biedt niet echt veel te zien maar de prijs om binnen te gaan is stevig. 15€ per persoon. Waarschijnlijk omdat het privé bewoond is door de familie Boucard. Schrikt redelijk wat volk af want geen enkele bezoeker. Dus wij ook niet. Over Cerdon, Souvigny belanden we in La ferté St Aubin.
http://www.chateau-ferte-st-aubin.com/index.html
Het kasteel is bewoond sinds 350 jaar en trekt 50000 bezoekers per jaar want het is bemeubeld. De 17°eeuwse keuken is mooi en soms vindt je hier animatie, zoals het maken van de “madeleines”. Ook zijn stallen zijn één van de weinige kastelen die deze open stelt voor het publiek. OP de zolder van de Orangerie vindt je speelgoed uit vervlogen tijden. Als je wil, kan je hier slapen want het is een ‘maison d’hôtes’. De dag nadert zijn einde en we zoeken naar een camperplaats. In alle voorbereidingen had ik gemerkt dat Beaugency, een leuke plaats biedt vlak aan de Loire en het dorp.
Beaugency is een mooi dorp met zijn kasteel, vlak gelegen op de boorden van de Loire. Een lekkere avondwandeling met de doggies hoort hier bij. ’s Nacht start de regen weer en ’s ochtends zijn we drijfnat als ik Max en Twix buiten laat. Op de camperplaats staat ook een mobiele pizzatent. Deze is beroemd bij camperaars. Aarzel niet want ze zijn lekker. In de dag heb je wat over en weer gerij aan de camperplaats maar alles is betrekkelijk rustig en ’s nachts geen probleem. Is wel zeer druk bezocht. Ook in Oktober stonden we toch met zo’n 20 campers.
http://www.beaugency.fr/
Dag 3 : Beaugency – Blois In de gietende regen zetten we koers naar Chambord. Aangekomen in het gigantische domein (zo’n 5 km rond het kasteel) kom je in de rust van oase terecht met een prima ontvangst voor zijn toeristen van alle soorten. Chambord blijft de topper want het is het grootste kasteel. Ook het interieur is een bezoek waard. Eerder had men me verteld dat dit niet zo was. Ja, in vergelijking met andere kastelen is dit minder gezellig maar de grootte van dit kasteel en zijn kamers is indrukwekkend. Offer je euros op en ga binnen. Neem vooral een lekkere koffie in de Café d’Orleans aan de haard in de winter of op het terras op het binnenplein van het kasteel.
http://www.chambord.org/
Het Kasteel van Chambord (Château de Chambord) is een kasteel bij Chambord in het departement Loir-et-Cher in het Loiredal in Midden-Frankrijk. Het kasteel is het grootste en waarschijnlijk het beroemdste kasteel aan de Loire. Het ligt ongeveer vijftien kilometer ten oosten van Blois, bij de rivier de Cosson in de Sologne, aan de rand van het Forêt de Boulogne in het bosrijke natuurgebied Réserve Nationale de Chasse de Chambord. Het kasteel telt 440 kamers, 365 torens en 1036 ramen. Het domein is 5500 hectare groot en is volledig omringd door een 32 kilometer lange muur. Het kasteel van Chambord staat op de Werelderfgoedlijst van UNESCO als onderdeel van de inschrijving Loirevallei tussen [1] Sully-sur-Loire en Chalonnes-sur-Loire. Chambord is een zestiende-eeuws jachtkasteel. Koning Frans I van Frankrijk die opgroeide in het nabijgelegen Blois en die graag in de omgeving jaagde, begon op 6 september 1519 met de bouw. Chambord was bedoeld als een tijdelijk onderkomen [3] voor jachtpartijen en feesten, maar het groeide al gauw uit tot een van de grootste en fraaiste kastelen in de Loire-streek. Voor permanente bewoning is het kasteel nooit geschikt geweest. Het lag in de zestiende eeuw ver van de bewoonde wereld, zodat [4] de gezelschappen die op het kasteel verbleven, in hun eigen levensbehoeften moesten voorzien. Bovendien waren de grote vertrekken met hun open ramen en hoge plafonds in de wintermaanden nauwelijks warm te stoken. Frans I, die veel door zijn rijk reisde, bracht zelf slechts 72 dagen van zijn regering op het kasteel door. Op een van die dagen ontving hij keizer Karel V op Chambord, die er van 18 op 19 december 1539 overnachtte toen hij op doorreis was van Brussel naar Madrid. Het is niet bekend, wie Chambord heeft ontworpen. Er is een tekening van een door Domenico da Cortona (c. 1465-1549) gemaakte houten maquette van het kasteel, maar of hij daadwerkelijk de architect was, is niet zeker. Mogelijk hebben ook Philibert Delorme en Leonardo da Vinci hun aandeel in het ontwerp gehad. In 1519 werkten er 2000 arbeiders aan de bouw. Tijdens de Italiaanse Oorlog (1521-1526) werd de bouw onderbroken. Ook later lag de bouw regelmatig stil wegens geldgebrek. Toen Frans I in 1547 overleed waren alleen de parterre en de eerste verdieping gereed. Latere generaties toonden weinig interesse in het kasteel. Hendrik II en zijn echtgenote Catharina de' Medici gingen nog door met de bouw, maar daarna raakte het kasteel in verval todat Lodewijk XIII het in 1639 aan zijn broer Gaston van Orléans gaf, die voor de benodigde restauratiewerkzaamheden zorgde. Lodewijk XIV zette die restauratiewerkzaamheden voort. Hij kwam graag op Chambord om te jagen en liet er nieuwe kamers en stallen bouwen. Tijdens zijn bewind beleefden twee toneelstukken
van Molière er hun première: Monsieur de Pourceaugnac op 15 november 1669 en Le Bourgeois gentilhomme op 14 oktober 1670. Na 1685 raakte het kasteel weer in onbruik. In 1725 gaf Lodewijk XV Chambord te leen aan zijn schoonvader, de in ballingschap levende Poolse koning Stanislaus I. Van 1745 tot 1750 woonde de Franse maarschalk Maurice de Saxe op het kasteel. Hij had Chambord van Lodewijk XV gekregen als beloning voor zijn aandeel in de Slag bij Fontenoy. Daarna stond het kasteel weer decennia leeg. Tijdens de Franse Revolutie werd het aanwezige meubilair geveild, een deel van de vloeren als bouwmateriaal gesloopt en een groot deel van de cassette-deuren opgestookt. Op 15 augustus 1809 schonk Napoleon Chambord aan zijn maarschalk Louis Alexandre Berthier. In 1821 werd Chambord van Berthiers weduwe Elisabeth van Beieren-Birkenfeld gekocht voor Henri d'Artois, de kleinzoon en erfgenaam van koning Karel X. Henri was Hertog van Bordeaux, maar noemde zich Graaf van Chambord nadat hij tijdens de Julirevolutie in ballingschap was gegaan en in 1836 troonpretendent was geworden. Hij leefde sindsdien in Oostenrijk en heeft Chambord nog maar één keer kort gezien in 1871. Toen hij in 1883 kinderloos overleed, werd Chambord geërfd door zijn neef Robert van Bourbon-Parma. Diens zoon Elias trouwde in 1903 met aartshertogin Maria Anna van Oostenrijk en trad tijdens de Eerste Wereldoorlog in dienst van het Oostenrijkse leger. Dat had tot gevolg, dat Chambord als een buitenlands bezit werd [5] beschouwd en in 1915 als zodanig door de Franse overheid werd geconfisqueerd. Hoewel het Verdrag van Saint-Germain in 1919 bepaalde dat een dergelijke confiscatie geoorloofd was, zou het nog tot 1932 duren voordat Chambord, na veel juridisch [6][7] Elias van Bourbon-Parma kreeg een schadeloosstelling van elf miljoen getouwtrek, definitief een Frans staatsdomein werd. franc. In 1939, kort voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak, werden de kunstverzamelingen van het Louvre (waaronder de Mona Lisa en de Venus van Milo) en de stukken van het museum van Compiègne in Chambord veiliggesteld. Het kasteel en de kunstschatten werden bijna vernield toen op 22 juni 1944 een Amerikaanse bommenwerper van het type B-24 Liberator [8] neerstortte op het gazon van het kasteel. Na 1945 heeft een grootscheepse restauratie Chambord veel van zijn oorspronkelijke karakter teruggegeven. Het kasteel wordt tegenwoordig veel door toeristen bezocht. Architectuur Chambord is misschien het ultieme toonbeeld van Franse renaissancearchitectuur. Zoals het Kasteel van Fontainebleau is het een jachtslot, 156 meter lang, 117 meter breed en telt 440 kamers, zalen en vertrekken, 385 vuurplaatsen. De centrale donjon is volgens een strak systematisch systeem ontworpen. In het midden ligt de ronde dubbele wenteltrap, met aan vier kanten een brede gang. Aan weerszijden van deze gangen ligt een appartement, dat uit een aantal ruimtes bestaat (kleedkamer, ontvangstkamer, slaapkamer, etc). Op de hoeken van deze appartementen staan de vier ronde hoektorens, waarin ook op elke verdieping een appartement aanwezig is. Zo heeft het kasteel in totaal 4 hoeken x 2 appartementen x 3 verdiepingen = 24 appartementen. Daarnaast zijn er twee zijvleugels. In een daarvan ligt het appartement van de koning. In het andere een kapel. De monumentale ronde hoektorens typeren de Franse stijl. Het dak staat vol met schoorstenen die er als aparte gebouwen uitzien. Het geheel moest er komen uit te zien de skyline van Constantinopel. De symmetrische gevels zijn opgetrokken in witte zandsteen, met veel reliëfs gedecoreerd. Het wapen van Frans I (de salamander) is overal terug te vinden, aan de muren, tegen de plafonds, in de vloeren. Hetzelfde geldt voor zijn initiaal, de letter "F". De dubbele trap Eén van de meest uitzonderlijke details is de dubbele (helix) wenteltrap die de donjon met de verdiepingen verbindt, en volgens apocriefe overlevering mogelijkerwijs gebaseerd is op een ontwerp van Leonardo da Vinci. Dit is echter nooit aangetoond. De trap bevindt zich in het midden van het kasteel. Als de ene trap gebruikt zou worden om naar boven te lopen, en de andere om naar beneden te lopen, zou men elkaar nooit tegenkomen. In het midden van de trap is een lichtschacht waardoor men via een soort binnenramen elkaar wel kan begroeten. Park Het park (52,5 km²) is ook grotendeels in Franse stijl gehouden.
Zalen
Blauwe slaapkamer van de koning Rode slaapkamer van de koningin Schilderijengalerij van de hertogin van Berry Kamer van de graaf van Chambord met miniatuurkanonnen Dubbele trap Kapel Rijtuigen en koetsen
Wandtapijten Chambord heeft een schitterende collectie wandtapijten, hoofdzakelijk uit de 15e en 16e eeuw. Op de tweede verdieping zijn voorwerpen tentoongesteld die voor het overgrote deel met de jacht te maken hebben. Zeer mooie collectie van Vlaamse wandtapijten en van de manufacture des Gobelins in Parijs.
Na twee uurkes bezoek lunchen we eerst op de bijzonder goeie camperparking waar je trouwens ook kan overnachten. De regen is nog niet gestopt. En tuffen naar Cheverny. Ook één van de toppers tussen de 44 kastelen van de Loire. Parkeren ging vlot en is gratis. Trouwens ook hier overnachten is toegestaan. We laten de doggies weer in de camper en we gaan op bezoek. Cheverny zelf is ook een leuk dorpje. De kasteelingang en de kerk liggen over elkaar. We lopen door de shop, wat trouwens in de meeste kastelen dienst doet als in-en uitgang zodat je zeker de souvenirs niet mis loopt. Cheverny’s kasteel is het wereldje van Kuifje. Het middenste deel ervan was gecopieerd door Hergé in zijn verhaal “Het geheim van de Eenhoorn” als kasteel Molensloot.
http://www.chateau-cheverny.fr/
Het is voor mij het mooiste kasteel binnenin. Gezellig, warm, hedendaags en privé-eigendom al woont de familie er niet. Bij je entrée moet je je eerst laten verwelkomen door de 50 jachthonden (klik +ctrl voor een mooi filmpje van deze gabbers) van het domein en de paarden.
Klik (ctrl + klik)op de foto met de honden om het filmpje van het voederen van de honden te zien. Wil je ze in hun element zien als ze gaan jagen ? Klik dan hier.(weerom klik+ctrl)
Het kasteel van Cheverny is een kasteel ten zuiden van het dorpje Cour-Cheverny niet ver van Blois aan de rand van het Forêt de Cheverny. Het ligt in de Loire-streek bij de rivier de Loire in het midden van Frankrijk. Het kasteel is gebouwd in de 17e eeuw van 1620 tot 1630 voor Henri Hurault, luitenant-generaal in de regering van Orléans. De ontwerper is Jacques Bougier. Een meester beeldhouwer die bekend was om zijn werk in Blois Het heeft een witte tamelijk strakke gevel. De witte stenen zijn afkomstig uit de streek rond Bourré, meer bepaald uit de vallei van de Cher. De voorzijde van de gevel is barok, de achtergevel heeft een oudere vormgeving. De gevel is opvallend strikt symmetrisch. Het meubilair is in Lodewijkstijl. De interieurinrichting van Jean Monier. Het kasteel is altijd in het bezit gebleven van de familie Hurault. In de geschiedenis is het echter 2 maal aan de familie ontglipt: een eerste maal in de 16e eeuw aan Diane de Poitiers en een 2e maal in de 18e eeuw door gebrek aan interesse van de erfgenamen. In 1825 werd het dan terug gekocht door AnneVictor Hirault.
Eetzaal De jachthonden van Cheverny De markies Philippe Hurault de Vibraye († 1976) was één van de eerste kasteeleigenaren die de noodzaak inzag om historische woningen open te stellen voor het publiek en daar ondertussen blijven wonen om de tradities te handhaven. De huidige bewoners zijn afstammelingen van de Huraults. De stamboom is te vinden in het voorportaal. Hun appartementen bevinden zich in de rechtervleugel. Het kasteel is alle dagen open en sloot zijn deuren slechts 3 maal sinds de opening in 1922: het bezoek van de koninginmoeder in 1963, de uitvaart van markies van Vibraye in 1976 en met het huwelijk van de huidige eigenaar op 26 november 1994. Rond het kasteel is een tuin met een kennel met ongeveer 50 jachthonden. Iedere dag om 15.00 u krijgen de honden eten, waarbij getoond wordt hoe gedisciplineerd deze zijn. Nadat het eten is neergelegd moeten ze wachten op het signaal voordat ze het mogen opeten. In een bijgebouw werden 2000 jachttrofeeën tentoongesteld. Tegenwoordig zijn dit er nog slechts een twintigtal. Er worden klank- en lichtspelen gehouden. Kasteel
eetzaal wapenzaal grote salon kleine salon met familie-portretten salon van de wandtapijten koningskamer bibliotheek hoofdtrap
De Tuinen
de Oranjerie de tuin van de leerlingen de kennels de trofeeënzaal de moestuin
Na al deze pracht en praal laten we Beauregard links liggen. We gingen niet binnen want als je ze allemaal moet doen aan een gemiddelde prijs van 10€ per persoon dan ben je op heel je reis over 44 x10 x 2p = zo’n 880 € kwijt. Toch een overzichtje.
http://www.beauregard-loire.com/index.php/fr/
Het kasteel van Beauregard (Château de Beauregard) is een kasteel bij Cellettes in het departement Loir-et-Cher, in de Loirestreek in het midden in Frankrijk tien kilometer ten zuiden van Blois. Het is een van de kastelen van de Loire. Opmerkelijk is La galerie des portraits, een zaal waarvan de vier muren behangen zijn met 327 portretten van historische figuren (Frans en internationaal) die hebben bijgedragen tot de geschiedenis van Frankrijk tussen 1328 en 1643. Het kasteel is gelegen aan de rand van het woud van Russy. In het park kan men er nog steeds de ruïnes bezoeken van een meer dan 500 jaar oude kapel. De in steen gegraveerde schelp, die symbool staat voor de pelgrims van Santiago de Compostella, en de strijdkreet van de kruisvaarders “ Dieu le Volt”- “God wil het “- zijn er nog steeds te bezichtigen. Het oorspronkelijke landhuis werd gebouwd op het einde van de 15e eeuw door de familie Doulcet. Jean Doulcet was bewaarder van de schatkist van hertog Karel van Orléans. In 1495 verhief Louis van Orléans (later Lodewijk XII) de grond van Beauregard tot de heerlijkheid en werd bij edict de bouw van een duiventil mogelijk gemaakt. De zoon van Jean Doulcet, François, was bewaarder van de schatkist van Lodewijk XII. Deze functie werd hem ontnomen nadat hij geld had afgetroggeld van de gemeente Couronne tijdens de veldtochten in Italië. Hij nam gedurende die periode ook Beauregard in beslag en integreerde het in het koninklijk domein.
We komen in Blois in de vroege avond aan. De camperplaats ligt midden in de stad. Je zou zeggen : ‘is er niks leukers of rustiger?’ – Wel dat viel best mee, en zeker ’s nachts lekker geslapen. De plaats is bijzonder goed uitgerust, afgesloten, en bewaakt met alle voorzieningen. Zeker in de zomer zal het hier wel zeer druk zijn.
We bezoeken het kasteel niet want dat deden we in 2004. Dus trekken we nu de stad in. Mooie plaats met enkele leuke restaurantjes. Doe de moeite en loop in de straten onderaan het kasteel, het oude centrum.
http://www.blois.fr/ http://www.chateaudeblois.fr/
Blois is een Franse stad, gelegen op een strategisch punt tussen twee heuvels aan de rechteroever van de Loire. De stad telt 65.000 inwoners en is de hoofdstad van het departement Loir-et-Cher in de oude provincie Orléanais. Door de talrijke steile en kronkelige straatjes, die op sommige plaatsen door trappen met elkaar zijn verbonden, en door de harmonieuze, oude gebouwen waant de bezoeker zich in de Middeleeuwen. Vanaf de kades heeft men, vooral bij zonsondergang, een goed uitzicht op de Loire en de Pont J. Gabriel Blois wordt, onder de naam Blesae, voor het eerst in 6e eeuw genoemd door Gregorius van Tours in zijn Historia Francorum. In de 10e eeuw werd het de hoofdstad van een graafschap. De invloedrijke graven van Blois, die van Hugo Capet afstamden, beheersten in de Middeleeuwen twee gewichtige gebieden, enerzijds de streek van Blois en Chartres, anderzijds de verafgelegen Champagne. Ondanks herhaalde aanvallen van hun buren en rivalen, de graven van Anjou, wisten zij een machtige dynastie te stichten. Een van de graven, Stefaan, trad in het huwelijk met Adela, de dochter van Willem de Veroveraar, en hun zoon Stefaan van Blois werd in 1135 koning van Engeland. Vanaf het midden van de 12e eeuw begon de dynastie zich meer te interesseren voor de Champagne. In 1392 verkocht de laatste, kinderloze graaf, Guy de Châtillon, zijn graafschap aan hertog Lodewijk I van Orléans, broer van koning Karel VI. Sinds die tijd hield het hof van Orléans zich op te Blois.
Bezienswaardigheden
de kathedraal Saint-Louis, oorspronkelijk gebouwd in de 12e eeuw, maar in de 16e eeuw herbouwd, werd in 1678 door een orkaan totaal verwoest, en dateert in haar huidige vorm uit 1680. De glasramen in de middenbeuk zijn het werk van de Nederlandse kunstenaar Jan Dibbets (1941), die in het kader van de restauratie in 1992 een serie van 33 kerkramen heeft ontworpen en uitgevoerd. In zijn ontwerp liet Dibbets zich inspireren door de Heilige Schrift en de liturgie: op de onderste ramen zijn gekleurde letters van verschillende afmetingen aangebracht, terwijl op de bovenste vensters allerlei bijbelse symbolen zijn uitgebeeld. o De 'Crypte Saint-Solenne': onder het koor van de kathedraal werden in 1936 de resten ontdekt van de Karolingische kerk, eind 10e eeuw gebouwd door de graven van Blois, om de relieken van de H. Solenne te bewaren. Deze was in de 5e eeuw bisschop van Chartres, en had Remigius van Reims geassisteerd bij het doopsel van Clovis, aan wie hij later godsdienstonderricht gaf. Solenne overleed te Blois en werd hier begraven. de kerk 'Saint-Nicolas' van de voormalige benedictijner abdij werd gebouwd tussen 1138 en het begin van de 13e eeuw. Het gebouw illustreert voortreffelijk de evolutie van de vroege gotiek. de basiliek 'Notre-Dame de la Trinité' werd opgericht door de architect Paul Rouvière en na de Tweede Wereldoorlog verder afgewerkt. Deze kerk is een van de belangrijkste religieuze monumenten van de 20e eeuw in Frankrijk.
Kasteel van Blois: de gevel met de loges
het 'koninklijk kasteel' kasteel van Blois is een goed voorbeeld van een renaissancekasteel, in oorsprong een 13eeeuwse burcht van de graven van Blois (uit die periode bleef de zaal van de Standenvergadering bewaard). Koning Lodewijk XII liet hier aan het einde van de 15e eeuw een nieuw kasteel oprichten in Italiaanse renaissancestijl, met (nu verdwenen) Napolitaanse tuinen. Frans I vormde het kasteel in het begin van de 16e eeuw om tot een meesterwerk van Franse renaissancekunst, door een vleugel bij te bouwen met daarin de wereldberoemde open wenteltrap en de "gevel met de loges". In dit kasteel ontving hij ooit keizer Karel V. Halverwege de 16e eeuw werd het de residentie van koningin-moeder Catharina de' Medici, die er overleed, en van haar zoon Hendrik III, die er zijn rivaal Hendrik de Guise liet vermoorden. In de 17e eeuw liet Lodewijk XIII eerst zijn moeder Maria de' Medici en later zijn broer Gaston van Orléans naar Blois verbannen. Deze gaf de architect Mansart de opdracht een totaal nieuw classicistisch kasteel te bouwen, maar daar werd slechts één vleugel van gerealiseerd. Het kasteel liep zware schade op tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar is volledig hersteld en herbergt nu verschillende musea: het 'Musée des Beaux-Arts' (wandtapijten, schilderijen en tekeningen), het 'Musée archéologique' (vondsten van opgravingen in het département Loir-et-Cher), het 'Musée lapidaire' (stenen voorwerpen die ooit deel uitmaakten van het kasteel). Op zomeravonden evoceert een 'klank-en-lichtspel' de geschiedenis van het kasteel. in het voormalige 'Jacobijnenklooster' zijn het 'Musée d’Art religieux' (religieuze kunst) en het 'Muséum d’Histoire naturelle' (opgezette dieren uit de regio) ondergebracht. het museum en theater 'Maison de la Magie' is een eerbetoon aan illusionist Jean Eugène Robert-Houdin (18051871), het pand was destijds zijn woning.
Dag 4 : Blois – Villandry ’s Ochtends wacht weer grijs ons op maar dat laten we niet aan ons hart komen en vertrekken naar Fougères sur Bièvre. Weerom een kasteel in een klein dorpje. We maken van de gelegenheid een deugd om brood te kopen bij de lokale winkel.
Enkele dorpskiekjes
http://fougeres-sur-bievre.monuments-nationaux.fr/
en rijden verder naar Chaumont waar we ook even voorbij gaan. Je kan ze niet allemaal doen. En daarbij, dit geeft ons een reden om binnen enkele jaren nog eens terug te komen. Niet ?
http://www.domaine-chaumont.fr/
Verder op de route komen we in Amboise. Weerom beslissen we niet het kasteel te doen maar de stad. Eerst de camper kwijt op een camperplaats op een eiland midden op de Loire. Heel gedoe om erop en eraf te geraken trouwens, duur en het pad was een modderboel met diepe kuilen. Spijtig dat de Vinci-parkingboss dit niet beter onderhoudt. IN het stadje genieten we van een lekkere capucinno,…met slagroom. Omgeven van de amerikanen genieten van het zicht op het kasteel en kuieren nadien door de stad om dan onze lunch te nemen in de camper.
In de namiddag komen we eerst langs Luynes.
http://www.luynes.fr/
Cinq Mars la Pile ( http://www.chateau-cinq-mars.com/ ) was gesloten. Enkel weekends open. Dus naar Tours. O, my god, vermijd deze stad met de camper. Te groot, onaangenaam. Zeer mooi centrum blijkt maar we verkozen om verder te rijden naar Langeais. In dit oertypische franse pittoreske dorp geraken we de camper kwijt ergens op een braakliggend stuk grond naast de spoorweg. Het kasteel wordt omgeven door zeer typische huizen die ze speciaal in redelijk oorspronkelijke staat hebben laten staan wat charme geeft. Het kasteel bezoeken we want in de gids wordt dit aangeraden, alsook de tuin.
Het kasteel van Langeais (Château de Langeais) is een kasteel in Langeais in het departement Loir-et-Cher, in de Loirestreek in het midden van Frankrijk. Het is een van de kastelen van de Loire. Het kasteel van Langeais is in de 10e eeuw gebouwd als versterking door Fulco III van Anjou op een overstekend gesteente boven de smalle vallei van de Roumer in het begin van de Loirevallei. In de 12e eeuw werd de versterking verder uitgebouwd en versterkt door Richard I van Engeland (koning Richard Leeuwenhart). Koning Filips II van Frankrijk heroverde het fort echter in 1206. Uiteindelijk werd het fort door de Engelsen vernietigd tijdens de Honderdjarige Oorlog. Lodewijk XI van Frankrijk (1461-1483) heeft het laten herbouwen tot de staat waarin het vandaag de dag verkeert. Het kasteel is een van de beste voorbeelden van late middeleeuwse architectuur. Het kasteel staat vooral bekend om zijn monumentale gedecoreerde schoorstenen. De grote hal van het kasteel was het toneel van de bruiloft tussen Anna van Bretagne (15 jaar) en koning Karel VIII van Frankrijk op 6 december 1491. Het politiek geregelde huwelijk moest de relatie en eenheid tussen Engeland en Frankrijk versterken en behouden. In 1886 kocht Jacques Siegfried het kasteel van Langeais en begon aan het herstel en de restauratie. Hij installeerde een prachtige collectie tapijten en antieke meubelen. Hij schonk het kasteel aan het Institut de France, de huidige eigenaar van het kasteel. Het kasteel van Langeais is geopend voor het publiek.
Villandry, einde van de dag. Aangekomen in dit zeer kleine dorpje dat leeft rond zijn kasteel vinden we een heel leuke camperplaats. Vlakbij het kasteel, vlakbij het hotelletje en het restaurant waar we dan ook ’s avonds lekker gaan eten.
Dag 5 : Villandry –Chinon ’s ochtends bezoeken we het kasteel van Villandry. Voor mij één van de toppers. Laat me kiezen dan zeg ik Chambord voor zijn grootsheid, Cheverny voor zijn gezelligheid, Chenonceaux voor zijn ligging en Villandry voor zijn prachtige tuinen. Het is vroeg en we krijgen in feite daardoor een privérondleiding die om 10u start maar waar we alleen zijn. De toeristen komen later. Een rondleiding toont ons een mooi kasteel met mooi interieur maar hoe hoger je komt , hoe indrukwekkender het zicht op de tuin wordt. Deels watertuin, deels siertuin maar voor groot deel sierMOESTUIN. Vroeger onderhouden door 100 dappere tuiniers, wordt vandaag dit juweel in orde gehouden door 9 vaste tuinlieden. Fantastisch !
http://www.chateauvillandry.fr/
Het Kasteel van Villandry (Château de Villandry) ligt ten oosten van Villandry in het departement Indre-et-Loire van de regio Centre in het midden van Frankrijk. Het kasteel ligt aan de Cher, vlak voordat deze uitmondt in de Loire. Het is gebouwd in Renaissancestijl. Van een vroegere burcht resteert nog een vierkante donjon. Het kasteel is vooral bekend vanwege zijn tuinen in 16e-eeuwse stijl. Er is een moestuin, een groentetuin, kruidentuin en een bloementuin verdeeld over verschillende terrassen. De tuinen zijn afgezet met groene taxus- en buxushagen. Het Kasteel van Villandry verkeerde tot de zestiende eeuw in anonimiteit, op een zijdelingse vernoeming in een vredesverdrag tussen de Franse koning en het machtige en rijke geslacht Plantagenêt na. In 1532 kwam het namelijk in handen van Jean Breton, de staatssecretaris van financiën van Frans I. Deze was al bezig met de bouw van zijn kasteel Villesavin bij Chambord, toen hij Villandry verwierf. Het was in die tijd een feodaal kasteel met de naam Colombiers. Breton maakte het kasteel echter met de grond gelijk en spaarde hierbij alleen de oude, grijze toren en de slotgracht. Ook de tuinen werden hierna grondig onder handen genomen. Duidelijk in het nieuwe ontwerp was de Italiaanse invloed; Breton was namelijk ambassadeur in Italië geweest en had zich toen in zijn vrije tijd beziggehouden met de Italiaanse tuinkunst. In 1536 werd Villandry voltooid: het was het laatste, grote renaissancekasteel dat aan de Loire zou worden gebouwd. Tot 1754 bleef Villandry eigendom van de afstammelingen van Jean Breton, maar in dat jaar werd het gekocht door de uit de Provence afkomstige markies van Castellane. Hij paste de gevels aan de klassieke smaak van die tijd aan, bekroonde de oude toren met een paviljoen, veranderde de tuinen naar de nieuwste tuinmode en voorzag het interieur van het kasteel van het comfort van de achttiende eeuw. Het kasteel dreigde in 1906 gesloopt te worden, maar werd van zijn ondergang gered door de Spaanse dokter Joachim Carvallo zijn Amerikaanse echtgenote Ann Coleman. Carvallo, de voorvader van de huidige eigenaar, gaf zijn carrière op om zich volledig te kunnen wijden aan de restauratie van zijn kasteel: hij wilde het namelijk herstellen in de staat die het in de zestiende eeuw had. Ook de tuinen werden aangepast, zodat ze beter pasten bij de renaissancestijl van het kasteel. Carvallo was een van de eerste kasteeleigenaren die zijn kasteel openstelde voor publiek. Récit de Joachim Carvallo "Ik bevond me nabij Lyon toen ik over deze eigendom hoorde praten. Ik ben het gaan bezoeken. Het kasteel was volledig gebouwd uit vensters, balkons en met openingen in trompe-l’oeil geschilderd. Het park was in Engelse stijl aangelegd, met golvingen en heuveltjes (…), aangeplant met verschillende exotische plant-en boomsoorten die recent ingevoerd werden: ceders, pijnbomen, thuja’s, magnolia’s, gegroepeerd op de achterzijde van een kunstmatig aangemaakt bergje. Het kasteel zelf lag verborgen in het midden van een bos en van het groen. Het geheel beviel me echter. De prijs leek me niet te hoog. De verkoopsakte werd binnen het uur ondertekend. Na overmatig drankgebruik is de man twee dagen erna gestorven. In het begin van 1907 kwam ik in Vallendry wonen; terwijl ik het kasteel en de omgeving onderzocht werd ik bang van de enorme last die ik op me had genomen. Gedurende de eerste maanden heb ik me bijna uitsluitend bezig gehouden met de inrichting en de toiletten van het kasteel (…). Het is pas in de maand september van 1907 dat ik ben kunnen starten met de effectieve werken" (zelfde ref., p .31). Op deze manier kon hij het kasteel redden dat op het punt stond om gesloopt te worden, en hij ontwierp, in totale harmonie met de Renaissance architectuur van het kasteel, de tuinen zoals we ze vandaag kunnen bezichtigen. Hij bemeubelde het en installeerde er een belangrijke collectie van schilderijen van meesters uit de antieke Spaanse schilderkunst, tentoon gesteld te Parijs in 1929. En die na zijn dood verdeeld werden; enkele schilderijen en beelden uit deze collectie werden weergegeven in een souveniralbum met 24 panoramische uitzichten van Villandry. (Tours, R.Dorange éditeur, s.d. - arch. pers.). Joachim Carvallo rust sinds 15 maart 1936 in de seigneuriale grafkelder van de kerk van Villandry. In 1924 verenigde hij de eigenaars van historische kastelen door het oprichten van de eerste Franse vereniging ter bescherming van privaat monumentaal erfgoed: La Demeure Historique. Hij was ook één van de eersten die zijn kasteel openstelde voor het publiek. De tuinen De tuinen van het kasteel zijn de reconstructie van een tuin in Franse stijl uit de veertiende eeuw. Men heeft zich daarvoor op oude teksten gebaseerd. De tuinen zijn onderverdeeld in drie terrassen. Het bovenste terras bestaat uit de watertuin met watervallen omringd door haagbeukhagen. Een terras lager bevindt zich de siertuin met buxussen en taxusbomen die kunstig gesnoeid zijn. Het laagste terras is de moestuin, aangelegd in de vorm van een borduurwerk. De siertuin die zich boven de moestuin bevindt, ligt in het verlengde van de kamers van het kasteel. Vanuit de uitzichttoren heeft men een heel mooi zicht over dit geheel. De siertuin bestaat uit liefdestuinen, die onderverdeeld zijn in vier delen:
De tedere liefde wordt gesymboliseerd door harten die van elkaar gescheiden zijn door vlammetjes. De waanzinnige liefde met door passie gebroken harten, gesneden in een beweging die doet denken aan de dans. De wispelturige liefde met in de hoeken 4 waaiers, die de wispelturigheid van de liefde weergeven. De tragische liefde met bladen van een dolk en zwaarden om de rivaliteit in de liefde voor te stellen.
De watertuin bevindt zich in het uiterste zuiden van het geheel en is een klassieke creatie rondom een grote waterpartij in de vorm van een spiegel naar de stijl van Lodewijk XV. De tuin wordt omringd door een soort kloostergang van lindebomen. De tuin van Villandry heeft ook een labyrint in haagbeuk, waarin het de bedoeling is om zich spiritueel te verheffen tot men het centrale gebouwtje bereikt, een traditionele simpelentuin uit de middeleeuwen met geurige en geneeskrachtige planten, het Bos met terrassen vol bloemen rondom een serre en een mooi 18e-eeuws paviljoen, le Pavillon de l'Audience, en uiteindelijk de zonnetuin, de meest recente, met drie groene zones, de wolkenkamer met blauwe en witte tinten, de zonnekamer, waar geeloranje overheerst en de kinderkamer waar appelbomen staan. De fonteinen en priëlen van de tuin werden vanaf 1994 gerestaureerd. De tuinen vormen een geheel dat in het noorden begrensd wordt door la route de Tours, in het zuiden door de landweg van Bergerie en in het westen door de omheiningsmuur die langs het plantenlabyrint loopt. Ze verkregen het label Jardin remarquable
In Azay le Rideau lunchen we op een leuke camperplaats achter het kasteel en vlakbij de camping. Het kasteel bezochten we niet maar we kuierden wel door het dorp dat enkele oude huizen heeft.
http://azay-le-rideau.monuments-nationaux.fr/
Architectuur Van bovenaf gezien heeft het kasteel de vorm van twee rechthoeken die haaks op elkaar staan. De achterzijde ligt aan de Indre en de voorzijde aan een bebost park. Het kasteel wordt ingesloten door een kunstmatige gracht. Het is een van de eerste Europese kastelen met een centraal trappenhuis. Het plafond van dit trappenhuis is versierd met gebeeldhouwde portretten. Het kasteel heeft drie verdiepingen. Het gebouw kenmerkt zich verder door de sterke Italiaanse invloed. Aan elke hoek zit een torentje. De raamkozijnen en dakkapellen zijn versierd met een groot aantal ornament Interieur Ook aan de binnenzijde zijn de muren en plafonds met beeldhouwwerk versierd. Er hangen een aantal grote Vlaamse wandtapijten. De salon heeft een open haard waarboven een salamander is verwerkt. Hiernaast hangen portretten van leden van de voormalige Franse koninklijke familie. Verder zijn de koninklijke appartementen te bewonderen, deze hebben grote rood met goud-kleurige gordijnen. De blauwe kamer is ingericht met ivoren beelden die de Dertigjarige Oorlog uitbeelden. De witte slaapkamer heeft een groot satijnen bed en een 17e-eeuws wandtapijt waarop de jacht wordt uitgebeeld. Op de eerste verdieping is de balzaal te vinden. Verder is er een grote keuken te bewonderen.
Geschiedenis Voordat het kasteel werd gebouwd, stond er waarschijnlijk een grote slottoren die het wad in de Indre moest bewaken. In de 12e eeuw behoorde deze woontoren toe aan het geslacht Azay, de heren van Ridel, aan wie het huidige kasteel zijn naam ontleent. Begin 16e eeuw kwamen de slottoren en het omliggende land in handen van de uit Tours afkomstige Gilles Berthelot, die o.a. schatmeester van Frankrijk was. Met de hulp van zijn vrouw Philippe Lesbahy begon hij met de bouw van een nieuw kasteel. Omdat Berthelot voor zijn werk vaak afwezig was, had zijn vrouw vrij spel in de bouw van het kasteel. De stijl is een overgang tussen de late gotiek en de vroege renaissance. Dit komt o.a. tot uiting in het centraal gelegen Italiaanse trappenhuis, dat door Philippe werd gebouwd. In het kasteel zijn veel hermelijnen en salamanders – emblemen van koning Frans I en koningin Claude – te vinden. Helaas konden deze tekenen van eerbetoon aan de koninklijke macht het echtpaar Berthelot niet behoeden voor de ongenade van de koning. In 1528 werd Berthelot namelijk, evenals een groot aantal andere schatkistbewaarders, door koning Frans I beschuldigd van verduistering en zag hij zich gedwongen het incomplete kasteel te ontvluchten. Hij week uit naar Metz en keerde nooit meer terug. In datzelfde jaar legde de koning beslag op het kasteel van Azay-le-Rideau en schonk het aan Antoine Ruffin, de wapenmaker van de koning en later zijn ambassadeur. In de eeuwen daarna wisselde het kasteel vaak van eigenaar, maar er werd niet veel veranderd aan het kasteel van de Berthelots. De laatste bewoners van het kasteel waren de markiezen van Biencourt, die er vijf generaties lang woonden. Deze adellijke familie bewoonde het kasteel van 1787 tot 1899 en wist de Franse Revolutie te overleven. In 1905 werd het kasteel Azay-le-Rideau door de Franse overheid gekocht. Het kasteel werd compleet gerenoveerd en het interieur werd opnieuw gemeubileerd. Vandaag de dag is het kasteel geopend voor bezoekers.
In Loches troffen we de zon, eindelijk. En we genoten van de zonnestralen bij het bezoek van deze middeleeuwse stad en maakten we een wandeling tot de Donjon.
http://www.ville-loches.fr/
Loches is een historisch Frans stadje, gelegen aan de rivier Indre in het departement Indre-et-Loire, met ca. 7000 inwoners (Lochois genaamd). De stad draagt de zichtbare sporen van haar militair verleden, en heeft in het historische centrum haar middeleeuwse karakter weten te bewaren. Van dit vrij goed bewaarde stadsdeel zijn nog twee van de drie oorspronkelijke stadsomwallingen te zien.
Toren
Gregorius van Tours weet te vertellen dat reeds in de 6e eeuw de natuurlijke ligging van Loches werd benut: hij vermeldt het bestaan in die tijd van een fort dat een dorp en een klooster beheerste. Van de 10e tot de 13e eeuw was Loches in bezit van de graven van Anjou, die het fort uitbouwden tot een woonburcht. Hendrik II Plantagenet liet de wallen nog versterken. Na zijn dood nam zijn zoon Richard Leeuwenhart zijn intrek in de burcht, alvorens hij met Filips Augustus op kruistocht vertrok. Filips Augustus keerde echter overijld naar Frankrijk terug in 1191 en gooide het op een akkoordje met Richards broer Jan zonder Land, die Loches aan hem afstond. Nadat Richard Leeuwenhart zich uit zijn gevangenschap in Oostenrijk had weten te bevrijden, heroverde hij tijdens een verrassingsaanval in 1194 zijn burcht. Na zijn dood nam Filips Augustus weerwraak en nam Loches opnieuw in bezit. Tussen 1205 en 1249 was de burcht in handen van de plaatselijke landheren, waarna Lodewijk IX haar terugkocht. Vervolgens deed het kasteel dienst als woonplaats van de koningen Lodewijk IX, Filips de Schone en Jan de Goede. In 1429, na haar overwinning in Orléans, vond op 3 juni in het kasteel van Loches een belangrijke ontmoeting plaats tussen Jeanne d'Arc en Karel VII, om op diens vertrek naar Reims aan te dringen, met het oog op zijn spoedige kroning. Wat later nam Agnès Sorel, Karels maîtresse, haar intrek in Loches: zij had het hof in Chinon verlaten, omdat kroonprins Lodewijk, de latere Lodewijk XI haar het leven zuur maakte. Na haar dood in 1450 werd zij ook in Loches begraven. Lodewijk XI gebruikte de burchttoren (de zgn. donjon) van Loches als gevangenis, waarin hij graag zijn gevangenen liet opsluiten. Hij had er zijn beruchte kooien ingericht, waarvan beweerd werd dat geen mens er ooit levend uitkwam. Het schijnt echter dat zij vooral 's nachts en voor het vervoer van gevangenenen gebruikt werden. Lodewijks gunsteling kardinaal Jean La Balue, aan wie de uitvinding ervan toegeschreven werd, kreeg de eer er persoonlijk kennis mee te maken, nadat hij in ongenade was gevallen. Hij zat van 1469 tot 1480 in Loches gevangen, en overleed elf jaar na zijn vrijlating. Loches is de geboortestad van de grote Franse dichter Alfred de Vigny (1797-1863). Zelf zou hij er slechts enkele maanden van zijn leven verblijven.
Na Loches zoeken we de rust op in Crissay sur Manse. Behorend tot één van de geklasseerde dorpen van Frankrijk men zijn 115 inwoners vindt je hier... Rust, stilte, iets onbekend voor de meesten onder ons.
http://www.les-plus-beaux-villages-de-france.org/fr/crissay-sur-manse-0
Op weg naar onze eindstop voor die dag Chinon komen we langs RignyUssé waar het kasteel van de schone slaapster staat nl het kasteel van Ussé.
http://www.chateaudusse.fr/
Het kasteel van Ussé (Château d’Ussé) ligt aan de Indre, een zijrivier van de Loire. Het is gebouwd op een helling en ligt tussen de Indre en het woud van Chinon. Het kasteel heeft door zijn torentjes een sprookjesachtige aanblik; er wordt dan ook gezegd dat Charles Perrault zijn sprookje “La Belle au Bois Dormant” (Doornroosje) op dit kasteel zou hebben gebaseerd. De geschiedenis van het kasteel begint in de 15e eeuw, wanneer Jean de Beuil op het grondgebied van een vroegere vesting met de bouw van een kasteel begint. Na diens dood in 1477 werd de bouw voortgezet door zijn zoon Antoine, die getrouwd was met Jeanne van Valois, een onwettige dochter van koning Karel VII bij zijn maîtresse Agnès Sorel. In 1485 verkocht Antoine de Beuil het kasteel aan Jacques Espinay, de kamerheer van koning Lodewijk XI en later van Karel VIII. In deze tijd werd o.a. de westelijke vleugel gebouwd. Jacques liet het kasteel op zijn beurt weer na aan zijn zoon Charles en diens vrouw Lucrèce de Pons. In zijn testament had hij bepaald dat er door zijn erfgenamen een grote kapel op het kasteelterrein gebouwd moest worden. Charles en Lucrèce voerden deze opdracht uit en drukten daarnaast nog hun stempel op het kasteel door op verschillende plaatsen hun initialen, de C en de L, aan te brengen. In 1656 werd het kasteel overgenomen door de markies van Bernin de Valentinay, die de binnenplaats openbrak om een uitzicht over de Indre te creëren. Ook bouwde de markies voor zijn zoon en schoondochter een woonvleugel tegen de westelijke vleugel van het kasteel aan. Van zijn hand zijn ook de tuinterrassen. Na de markies had het kasteel verschillende eigenaren, onder wie de gravin De la Rochejacquelin die Château d’Ussé van 1829 tot 1883 in haar bezit had. Zij was ook de laatste die nog belangrijke toevoegingen aan het kasteel liet uitvoeren. Ze liet het na aan haar neef, graaf De Blacas. Het kasteel is vandaag de dag nog steeds in handen van zijn afstammelingen. Château d’Ussé bevat een opmerkelijke collectie meubelstukken. Deze meubelen zijn aangeschaft door de verschillende eigenaren van het kasteel en wisten de Franse Revolutie te doorstaan. In een aantal van de kamers van het kasteel staan ook wassen beelden die authentieke kleding dragen om te laten zien hoe het leven op Ussé vroeger was. Net als veel andere kastelen heeft Ussé een koningskamer, ook al heeft er nooit een koning gewoond of gelogeerd. De adellijke eigenaren van kastelen waren namelijk verplicht een koningskamer in hun kasteel in te richten, zodat de koning altijd kon langskomen, wanneer hij op reis was, om van hun gastvrijheid te genieten. Hoewel deze kamer nooit gebruikt is, bevat hij prachtige meubelstukken uit de 18e eeuw en de muren zijn nog altijd bedekt met de originele zijden bekleding. Andere bijzondere ruimtes zijn de wachtkamer met een grote collectie wapens en de galerij met oude wandtapijten.
Dag 6 : Chinon – Saumur – Chinon – Angers Na onze aankomst in de avond checken we in op Camping Ile Auger die aan zijn voorlaatste week van het seizoen bezig is. Voor 15€ hebben Wifi, elektriciteit en gigantisch veel plaats. Met zicht op het kasteel langs de overkant van de rivier eten we onze maaltijd en staan ’s morgens op om de stad uit de middeleeuwen te bezoeken. Was zo gepland..totdat de hemelsluizen weeral opengingen. Dus koers naar Saumur. In Saumur kunnen we genieten van de zon na hevige buien. Na een steile klim, want het kasteel ligt op een berg en onze camper stond op de kaai, komen we aan het kasteel dat binnenin bestaat uit een expositie van vanalles en nog wat maar dat niet behoort tot het kasteel of zijn verleden. Spijtig. Maakt op mij het minst indruk van alle kastelen.
http://www.saumur-tourisme.net/chateausaumur.html
Saumur is een gemeente in het Franse departement Maine-et-Loire (regio Pays de la Loire) en telt 29.857 inwoners (1999). De plaats maakt deel uit van het arrondissement Saumur. Saumur ligt in de wijnstreek van de Loirevallei en heeft een Appellation d'Origine Contrôlée. Saumur werd in 1025 veroverd en verbrand door Fulco III van Anjou, die de stad afbrandde. Toen de kerk met de relikwieën van de heilige Florentius ook in brand vloog, zou hij hebben uitgeroepen: "Sint Florentius, laat uzelf toch verbranden. Ik zal in Angers een beter tehuis voor u bouwen." Toen het vervoer van de relikwieën van de heilige naar Angers echter moeilijk bleek, zou Fulco hebben verklaard dat Florentius een landelijke boerenpummel was die ongeschikt was voor het stadsleven, en zond hij de relikwieën terug naar Saumur. In de 17e eeuw kende Saumur een protestantse academie, waar onder anderen Isaac Beeckman, Abraham de Moivre en Jan Swammerdam hebben gestudeerd. Swammerdam woonde tijdelijk bij de Franse geleerde Melchisédech Thévenot, met wie hij later bleef corresponderen. Net als veel andere steden in dit gebied heeft Saumur zijn eigen kasteel. Tegenwoordig zijn er twee musea ingericht: het Musée des Arts Décoratifs met kunstvoorwerpen, en het Musée du Cheval met een tentoonstelling over paarden.
In de buurt van Saumur vindt je ook grotwoningen.
Onze lunch namen we in Dampierre sur Loire, langs de overkant van de Loire die we net afgereden hadden om naar Saumur te rijden want we zijn terug op weg naar Chinon om dit te bezichtigen. Pech, want bij aankomst begon het weer te miezeren. Toch laten we ons niet kennen en we zetten door.
http://www.forteressechinon.fr/
Het kasteel van Chinon, een van de kastelen van de Loire, is een middeleeuwse vesting van omstreeks 500 meter lang en 100 meter breed, met uitzicht op de rivier de Vienne. Chinon was hoofdresidentie van de koningen van Engeland (1154-1205) en vervolgens die van de koningen van Frankrijk (1417-1450). Een eerste stenen slot werd in de 11e eeuw op het plateau opgetrokken door de graven van Blois, en vervangen door de graven van Anjou. Vanwege de oorlog met Engeland achtte Karel VII het raadzaam het Louvre, de residentie in Parijs, te verlaten voor een veiliger oord. Omdat de Loirevallei rustiger was, week de Franse hofhouding in 1427 uit naar het kasteel van Chinon. Tot 1450 zouden [1] de Franse koningen het als hun voornaamste verblijfplaats houden . In feite bestaat het complex uit de ruïnes van drie kastelen uit de 12e tot de 14e eeuw. Het is gebouwd op antieke Romeinse versterkingen en bestaat uit drie kastelen gescheiden door diepe ravijnen.
Het Fort Saint-Georges ligt aan de oostkant. Van de eerste burcht is maar weinig overgebleven. Het Château du Milieu ligt in het midden. U zult binnenkomen na de restauratie langs de Tour de l'Horloge (14e eeuw). In de klokkentoren bevindt zich een permanente tentoonstelling over het leven van Jeanne d'Arc. Deze biedt op de bovenste verdieping een schitterend uitzicht over de vallei van de Vienne. In de Tour de l'Horloge komt u alles over Jeanne te weten. Het kasteel van Chinon was trouwens ook hoofdresidentie van de koningen van Engeland (1154-1205). In het museum komen de geschiedenis van Frankrijk en Engeland samen. In het midden van deze burcht vindt u het vorstelijk woonverblijf, de grote zaal van Karel VIII. Het is de grootste omwalling van de drie. Het Fort du Coudray met de wachttoren Tour du Moulin en de Tour de Boissy, is de recentste omwalling aan de westkant. Voor een uitzicht over de stad moet je in de bovenste zaal van de Tour de Boissy zijn. In het Fort du Coudray werden door Filips de Schone verschillende tempeliers opgesloten. Een aandenken hieraan vormen de nog steeds zichtbare inscripties die door de grootmeester Jacques de Molay in de muur zijn gekrast. Ook zou Jeanne [2] d'Arc in 1429 in een vertrek op de bovenverdieping van het fort verbleven hebben.
In 2008 komt u binnen langs de geheime gang die gebruikt werd door de Franse koning Karel VII om Agnès Sorel te bezoeken. Deze gunstelinge van de Franse koning werd de openlijk erkende maîtresse van de koning, van wie zij onder meer het kasteel van Beauté ontving (in Nogent-sur-Marne bij Parijs). Zij had de titel Dame de Beauté, refererend aan haar schoonheid. Zij moest uiteindelijk het hof in Chinon verlaten. In het kasteel ontving Karel VII de Franse vrijheidsstrijdster Jeanne d'Arc voor het eerst in maart 1429. De Tempelorde werd in 1120 gesticht door Hugo van Payens en door de Vlaming Godfried van Sint-Omaars. De orde vervoerde grote geldsommen van en naar het Heilige Land, waardoor zij zich ontwikkelde tot een internationaal bankiershuis. Zo stond de koning van Frankrijk zwaar in de schuld bij hen. Samen met hun groeiende macht was dit de aanleiding voor de Franse koning Filips de Schone om de orde te laten vervolgen wegens ketterij. De Franse koning liet op vrijdag 13 oktober 1307 alle tempeliers in zijn rijk arresteren wegens ketterij. Veel tempeliers werden opgesloten en gefolterd in Chinon, tientallen stierven op de brandstapel. Het perkament van Chinon bevat de bekentenissen van de grootmeester Jacques de Molay en nog vier andere hoogwaardigheidsbekleders van de orde. In deze periode zaten de vijf dignitarissen van de orde opgesloten in het kasteel van Chinon, maar ook andere leden van de Orde werden ondervraagd. De verhoren vonden plaats binnen de muren van de burcht. De legaten van de Paus die gekomen waren om de tempeliers te helpen waren in Chinon overgeleverd aan de goodwill van de Franse inquisiteurs en zouden nooit een vuist maken tegen de Franse koning. In 2001 werden in het archief van het Vaticaan de geschriften met de verhoren teruggevonden, zij waren op onverklaarbare wijze in het archief van de 17e eeuw terechtgekomen en werden op deze manier driehonderd jaar "te laat" openbaar gemaakt voor onderzoekers. Deze geschriften zijn inmiddels in druk verschenen en doen behoorlijk wat stof opwaaien, nazaten van de Tempeliers in Spanje hebben dan ook in 2008 een rechtszaak aangespannen omdat ze eerherstel willen (zie voor meer informatie het artikel over Tempeliers). Bekende bewoners
Henri II Plantagenêt, Richard Leeuwenhart Jan zonder land Karel VII Jeanne d'Arc Richelieu Agnès Sorel Eleonora van Aquitanië
Anna van Bretagne Filips II Augustus Karel van Orléans (Lodewijk XII) Karel VII van Frankrijk Karel VIII van Frankrijk
Onze laatste avond willen we doorbrengen in Angers maar ook hier is het druk zoals in Tours en de camping is gesloten.
Het Kasteel van Angers (Frans: Château d'Angers) is een 13e-eeuws kasteel in de stad Angers in westelijk Frankrijk. Het kasteel staat op een rots boven de rivier Maine. Het omvat een gebied van 25.000 m² en heeft 17 massieve torens. Al in de Romeinse tijd stond een fort op de strategisch gelegen plek van het kasteel. In de 9e eeuw kwam het fort onder heerschappij van de machtige hertogen van Anjou. In 1204 werd het gebied veroverd door de Franse koning Filips II, en in de periode 1240-1250 liet zijn kleinzoon Lodewijk IX op de plek van het fort een enorm kasteel bouwen. De burcht diende als zetel van het machtige Huis van Anjou, zowel het eerste (dat later het Engelse koningshuis Plantagenêt werd) als het tweede (het latere koningshuis Anjou-Sicilië). Lodewijk I van Anjou, hertog van Anjou en tweede zoon van de Franse koning Jan II, liet tussen 1373 en 1383 een enorm wandtapijt maken, het Tapisserie de l'Apocalypse. Het wandtapijt is 103 meter lang, en is daarmee het langste wandtapijt ter wereld. Het verbeeldt de Apocalyps (dag des oordeels) uit het Bijbelse boek Openbaring van Johannes. Lodewijk II van Napels en zijn vrouw Yolande van Aragón voegden in 1405-1423 een kapel en koninklijke appartementen toe aan het kasteel. In de kapel werd een reliek bewaard, dat een houtsplinter afkomstig van het Heilige Kruis zou zijn. In de 18e eeuw diende het kasteel als militaire academie, waar onder meer Arthur Wellesley (de latere Hertog van Wellington) als soldaat werd getraind. Tijdens de opstand in de Vendée ten tijde van de Franse Revolutie werd het kasteel gebombardeerd door de opstandelingen. De dikke muren van het kasteel bleken echter prima bestand tegen het kanonnenvuur, en uiteindelijk gaven de opstandelingen hun poging om het kasteel in te nemen op. Tijdens de Duitse bezetting van Frankrijk in de Tweede Wereldoorlog werd het kasteel zwaar beschadigd nadat geallieerde bombardementen een explosie in een munitieopslagplaats in het kasteel veroorzaakten. Vandaag de dag dient het kasteel als museum voor wandtapijten. Het museum heeft de grootste en oudste collectie wandtapijten ter wereld, waaronder het enorme Tapisserie de l'Apocalypse. De locatie van het kasteel van Angers is zeer strategisch. Het kasteel is gevestigd op de westelijke flank van de stadsheuvel die met 47 m het hoogste punt van Angers is. De hoogte van het kasteel varieert tussen 35 en 45 m, hiermee domineert het de Maine, die stroomt op een hoogte van ongeveer 20 meter. De heuvel zelf bestaat uit leisteen. In de 20e eeuw werd onderhandeld over het kasteel tussen het leger en de Schone Kunsten, maar deze onderhandelingen werden onderbroken door de Tweede Wereldoorlog. De Duitsers bezetten het gebied en sloegen er hun munitie op. Op 15 en 16 mei 1944 begon het Duitse leger zijn soldaten en munitie onder te brengen uit schrik voor bombardementen van de
geallieerden. Tien dagen later, op 25 en 26 mei 1944, werd Angers voor het eerst gebombardeerd. Er vielen zes bommen op het kasteel waarvan drie binnen de omwalling. Een gewelf van de kapel stortte in, het koninklijke verblijf stond in vuur en vlam en de daken werden weggerukt. In 1945 startte de wederopbouw van de kapel, onder leiding van de architect Bernard Vitry. De lichte militaire constructies werden ontmanteld. In 1948 werden de tuinen aangeplant en werd het kasteel voor het publiek geopend. Drie jaar later was de restauratie van de kapel voltooid. In 1952 besliste men om een nieuw gebouw op te trekken bestemd voor het wandtapijt van Angers. Het werd ingehuldigd op 30 juli 1954. Op 10 januari 2009, omstreeks 4 uur 's middags, vernietigde een brand het koninklijk verblijf. De brand zou ontstaan zijn door een defect aan een elektrische verwarming. Dankzij de onmiddellijke reactie van de werknemers werden de waardevolle wandtapijten op een veilige plaats gebracht en zijn ze gespaard gebleven van de brand. Het dak van het gebouw daarentegen is wel in vlammen opgegaan. De schade werd op zo'n twee miljoen euro geschat. De minister van Cultuur, Christine Albanel, verklaarde dat de reconstructie van het beschadigde gebouw gepland is voor het tweede trimester van 2009.
[
De Porte des Champs
De Porte des Champs maakte de verbinding mogelijk tussen het kasteel en de buitenkant van de stad Angers. De buitenbedekking bestaat voor twee derden uit kalksteen. Het derde deel bestaat uit afwisselende lagen van kalksteen en leisteen. Twee torens staan naast een poort voor karren, die werd bereikt door een vaste loopbrug, en vervolgens door een ophaalbrug die bediend moest worden door een ketting uit een opening boven de poort. De verdediging van deze poort werd in de eerste plaats verzekerd door een reeks van schietgaten, gespreid in groepen van vijf over de vier verdiepingen van elke toren. Sommige van deze schietgaten zullen hersteld worden en omgebouwd worden tot kanonsgaten. In de 17e of de 18e eeuw waren twee van die gaten versierd met kleine halfronde balkons met erkers. De ingang werd vervolgens bewaakt door een serie van vier schutters (twee aan elke zijde) die uitkomen op hetzelfde niveau van de ingang. Deze laatste werd ook nog verdedigd door een dubbele valpoort, versterkt met een knuppel ertussen. De valpoort op de plaats van vandaag is een authentieke valpoort, in hout en met remblokken versterkt met ijzer, waarschijnlijk daterend uit de 15e of 16e eeuw. Kortom, een poort, waarvan nog een scharnier en de sporen van de sluitboom overschieten, heeft deze enorm goed verdedigde ingang versterkt. Achter de ingang is een gewelfde hal uit de 13e eeuw die de bewakingskamers ondersteunt, en waarop nu het Huis van de Gouverneur steunt. De binnenkant van de toren bestaat uit drie kamers in spitsbooggewelf steunend op zes basissen. Deze zijn kunstiger bewerkt dan de andere torens van het fort en geven gezichten of plantaardige motieven weer.
De stadspoort
Via de stadspoort was het kasteel verbonden met de stad Angers. In vergelijking met de Porte des Champs is de stadspoort minder verzorgd. De stadspoort is gebouwd uit leisteen, bewerkt met enkele stukken van het plaatselijke tufkrijt. De poort bestaat uit twee ronde torens die zich elk langs een kant van de ingang bevinden. Deze ingang is aangepast in de 15e of 16e eeuw opdat twee valbruggen konden worden ingericht. Een valbrug voor de voetgangers en één voor de karren. De verdediging van de stadspoort is gelijkaardig aan die van de Porte des Champs. Er zijn sporen gevonden van twee valhekken met daartussen een valkuil om de tegenstander te verschalken. Verschillende schietgaten beschermen de ingang, waarvan ook enkele zijn omgevormd in kanongaten. Achter de poort bevonden zich de bewakerszalen, die ondersteund zijn door een zuilengang. Deze zalen zijn heringericht door Lodewijk I.
De binnenplaats
De binnenplaats werd verdeeld in twee delen. De structuur van de gebouwen, die dateren uit de 14e en 15e eeuw, verdeelt het hart van het fort in het hoenderhof, ook wel de bezettingskoer genoemd, en de landsheerlijke binnenplaats. Die laatste wordt begrensd door de koninklijke woning, de kapel, de portierswoning en andere gebouwen zoals de bijgebouwen en keukens. De bijgebouwen en keukens zijn intussen al verdwenen omdat ze plaats moesten maken voor de galerij van de Apocalyps.
De galerij van Koning René
De galerij van Koning René werd gebouwd in de periode 1435-1453 in opdracht van René I van Anjou. Het bestaat uit vier gevelspitsen, allemaal afgescheiden door een steunmuur. Onder elke gevelspits werden er twee ramen geplaatst. Deze zorgen voor de nodige lichtinval op de twee verdiepingen van de galerij, verbonden door een trap in het zuidoosten.
Daar worden we doorgestuurd naar Bouchemaine. Een super deluxe camperplaats voor 20€ op de boorden van de Loire. Duur, maar we doen het !
Dag 7 : “naar huis”, zei ik tegen de GPS