Behoefteonderzoek senioren Grave In opdracht van de gemeente Grave
8 mei 2013 Prof. dr. M.J.M. Kardol Onderzoeksbegeleider Vrije Universiteit Brussel
Vrije Universiteit Brussel © M.J.M. Kardol Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden gekopieerd en/-of verspreid zonder toestemming van de auteur. Het is toegestaan uit deze uitgave te citeren mits de bron op duidelijke wijze wordt vermeld, alsmede de aanduiding van de auteur.
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
0.
Inhoudsopgave
0.
Inhoudsopgave ......................................................................................................................1
1.
Inleiding.................................................................................................................................3
2.
Persoonskenmerken van de respondenten ...........................................................................4
2.1.
Aantal respondenten per leeftijd, geslacht en dorp ................................................................ 4
2.2.
Burgerlijke staat ..................................................................................................................... 5
2.3.
Het aantal kinderen ................................................................................................................ 6
2.4.
Opleidingsachtergrond ........................................................................................................... 7
2.5.
Hoofdberoep .......................................................................................................................... 8
2.6.
Inkomen................................................................................................................................. 8
2.7.
Rondkomen met het inkomen ................................................................................................ 9
3.
Gezondheidssituatie en zelfredzaamheid van respondenten ..............................................11
3.1.
Fysieke gesteldheid .............................................................................................................. 11
3.2.
Valincidenten ....................................................................................................................... 12
3.3.
Hulp nodig............................................................................................................................ 12
3.4.
Hulp ontvangen.................................................................................................................... 13
3.5.
Beleving van gezondheid ...................................................................................................... 13
3.6.
Psychische gesteldheid ......................................................................................................... 14
3.7.
Sociale gesteldheid............................................................................................................... 15
3.8.
Seniorenmishandeling .......................................................................................................... 16
3.9.
Ervaren problemen .............................................................................................................. 16
3.10.
Het beeld van senioren over ouderdom ............................................................................... 17
4.
Huisvesting, kwaliteit van de woning en woonomgeving, leefbaarheid, het voorzieningenniveau en de beleving van veiligheid.............................................................19
4.1.
Hoe lang in Grave woonachtig? ............................................................................................ 19
4.2.
De leeftijd van de woning en voorzieningen in de woning..................................................... 19
4.3.
De afgelopen 10 jaar verhuisd .............................................................................................. 19
4.4.
Woningbezit en huur ............................................................................................................ 20
4.5.
Woonvorm ........................................................................................................................... 21
4.6.
Kwaliteit van de woning ....................................................................................................... 21
4.7.
Blijven wonen, woning aanpassen of verhuizen? .................................................................. 22
4.8.
Kwaliteit en leefbaarheid van de woonomgeving.................................................................. 23
4.8.1. Contacten met buurtgenoten ............................................................................................... 23 4.8.2. Prettig wonen in de buurt .................................................................................................... 24 4.8.3. Betrokkenheid bij de buurt ................................................................................................... 24 4.8.4. ’s Avonds op straat komen ................................................................................................... 25 1
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
4.8.5. Het organiseren van activiteiten voor senioren .................................................................... 25 4.8.6. Beoordeling van de leefbaarheid en kwaliteit van de directe woonomgeving ....................... 25 4.8.7. Behoefte aan voorzieningen in het dorp ............................................................................... 26 4.8.8. Veiligheid ............................................................................................................................. 27 5.
Maatschappelijke participatie .............................................................................................29
5.1.
Verplaatsingen ..................................................................................................................... 29
5.2.
Persoonlijke contacten ......................................................................................................... 30
5.3.
Op wie een beroep doen voor huishoudelijke activiteiten .................................................... 31
5.4.
Mantelzorg........................................................................................................................... 31
5.5.
Vrijwilligerswerk................................................................................................................... 32
5.5.1. Type vrijwilligerswerk dat wordt verricht.............................................................................. 32 5.6.
Belangstelling voor politiek en beleid ................................................................................... 34
5.7.
Activiteitenpatroon en favoriete (culturele) evenementen ................................................... 34
5.8.
Deelname aan het verenigingsleven ..................................................................................... 36
5.9.
Redenen om niet deel te nemen aan verenigingsactiviteiten ................................................ 37
5.10.
Daginvulling ......................................................................................................................... 38
5.11.
Tevredenheid over diensten of dienstverleningen ................................................................ 39
6.
Samenvatting.......................................................................................................................41
2
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
1.
Inleiding
De gemeente Grave heeft, samen met de andere gemeenten van het Land van Cuijk, besloten om door de Vrije Universiteit Brussel een behoefteonderzoek onder senioren te laten uitvoeren. In dit rapport treft u de resultaten van dit onderzoek aan. Het behoefteonderzoek brengt de situatie van senioren uit de gemeente in beeld. Onder senioren wordt verstaan ‘mensen van 60 jaar en ouder’. Vanwege de grote omvang van deze groep en de diversiteit in kenmerken van senioren, wordt de groep senioren ingedeeld in drie leeftijdscategorieën: de groep 60-69 jaar; de groep 70-79 jaar en de groep van 80 jaar en ouder. In dit onderzoek worden vier onderwerpen nader belicht. Allereerst wordt ingegaan op persoonskenmerken van de respondenten. Vervolgens wordt beschreven hoe het met de fysieke, psychische en sociale gezondheid, alsmede met de zelfredzaamheid van senioren is gesteld. Het derde onderwerp geeft inzicht in de huisvesting, de kwaliteit van de woning en de leefbaarheid van de woonomgeving, zoals die door de respondenten worden beoordeeld. Het laatste onderwerp heeft betrekking op de maatschappelijke participatie van senioren, over de wijze waarop zij hun dag invullen. De verschillende onderwerpen zijn vervat in een gevalideerde vragenlijst van 72 gesloten vragen en subvragen. Vanaf 2005 heeft de Vrije Universiteit Brussel in ruim 160 kleine, middelgrote en grote gemeenten het behoefteonderzoek gedaan. Dit heeft een grote hoeveelheid data opgeleverd van meer dan 70.000 senioren die aan het behoefteonderzoek hebben deelgenomen. In Nederland zijn in 2012 een tiental gemeenten betrokken of betrokken geweest bij het behoefteonderzoek, omgerekend gaat het om data van 3500 tot 4000 senioren. Deze gegevens maken het, desgewenst, mogelijk te beoordelen in hoeverre resultaten van het behoefteonderzoek in Grave overeenkomen dan wel afwijken van qua grootte vergelijkbare gemeenten in België en Nederland. Het behoefteonderzoek is afgenomen door een groot aantal enquêteurs. Na door de onderzoeksbegeleider geïnformeerd te zijn over de inhoud van en het omgaan met de vragenlijst, hebben de enquêteurs een representatieve groep geselecteerde senioren bezocht. Uiteindelijk zijn door de respondenten 331 vragenlijsten zodanig ingevuld dat de gegevens konden worden verwerkt. De gemeente heeft er voor gekozen de resultaten van het behoefteonderzoek niet te laten uitsplitsen per dorp, maar gemeentebreed. In dit rapport zijn bij veel onderwerpen wel de procentuele scores van de drie bovengenoemde leeftijdscategorieën naast elkaar geplaatst. Het behoefteonderzoek is geen op zichzelf staand gebeuren. De gemeente Grave, alsmede maatschappelijke instanties, krijgen door de senioren, die veel ervaringsdeskundigheid inbrengen, door middel van dit rapport veel informatie aangereikt. Dit in de hoop en verwachting dat verdere stappen worden gezet om het leven van senioren in de gemeente nog aangenamer te maken.
3
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
2.
2.1.
Persoonskenmerken van de respondenten
Aantal respondenten per leeftijd, geslacht en dorp
De steekproef onder mannen en vrouwen van 60 jaar en ouder is genomen uit 2930 mensen. Dit betekent dat 23% van de inwoners van Grave 60 jaar en ouder is. 331 senioren hebben de vragenlijsten compleet genoeg ingevuld om ze te kunnen verwerken. 52% van de respondenten is vrouw, 48% is man. 95% van de respondenten is in Nederland geboren. Iets minder dan 2% (7 senioren) is in Indonesië geboren en van negen andere nationaliteiten, waaronder Afghanistan, Iran, Curaçao en Amerika, heeft één respondent deelgenomen (0.3%) 0.5% komt uit Turkije, 1 respondent komt uit Servië en 1 uit Bosnië. 1% van de respondenten heeft het geboorteland niet aangegeven. In figuur 1 is de procentuele verdeling weergegeven van de respondenten over de leeftijdscategorieën. De groep 60-79 jaar is in verhouding tot het totaal aantal senioren van 60-79 jaar met 6% goed vertegenwoordigd, terwijl de groep 80 plus met 4% lichtelijk is ondervertegenwoordigd. Verdeling naar leeftijd respondenten (per leeftijdscategorie % ) 70 60
60
50 40
60 - 69 jaar 31
70 - 79 jaar
30
80+ 20 9
10 0 60 - 69 jaar
70 - 79 jaar
80+
Figuur 1 In figuur 2 is de verdeling weergegeven van het geslacht van de respondenten over de verschillende leeftijdscategorieën. Deze verdeling is een redelijke afspiegeling van de verhouding mannen vrouwen van 60 jaar en ouder in de gemeente, zij het dat naar verhouding een iets hoger percentage mannen dan vrouwen van 80 jaar en ouder heeft deelgenomen. 4
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
Verdeling naar geslacht respondenten (per leeftijdscategorie %) leeftijdscategorie
Man
Vrouw
60 – 69
50
50
70 - 79
48
52
≥ 80
40
60
Figuur 2 In figuur 3 is te zien hoeveel respondenten aan het onderzoek hebben deelgenomen uit de verschillende dorpen van de gemeente Grave. De cijfers geven zowel de absolute aantallen aan als de procentuele verdeling. Herkomst respondenten per dorp (abs. en %) Absoluut
Percentage
1.Escharen
30
9
2. Velp
30
9
3. Gassel
28
9
4. Mars/Blauwe dorp
39
12
5. Binnenstad
57
18
6. Estersveld/de Stoof
96
29
7. Zittert/Rode dorp
47
14
Uit de kern Grave, dat Mars/Blauwe dorp, de binnenstad, Estersveld/de Stoof en Zittert/Rode dorp omvat, komt met 73% veruit het hoogste percentage respondenten, terwijl de percentages respondenten van Velp, Escharen en Gassel op enige tienden na gelijk liggen.
2.2.
Burgerlijke staat
Figuur 4 laat de gevolgen zien van een toename van het aantal levensjaren: waar in de groep van 60-69 jaar nog 81% gehuwd is en slechts 7% weduwe of weduwnaar is, zien we dat in de leeftijdscategorie 80 jaar en ouder nog 57% getrouwd is, terwijl 40% weduwe of weduwnaar is. 2% (70-79 jaar) tot 3% (60-69 jaar; 80+) van de senioren woont samen; 7% (60-69 jaar) en 5% (70-79 jaar) zijn gescheiden. Van de groep 60-69 jaar is 3% nooit gehuwd. De percentages wijken in meer of mindere mate af van de percentages van het CBS van juli 2012. Zo geven die cijfers aan dat 76% van de senioren is gehuwd, 7% ongehuwd is, 9% is
5
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
gescheiden (3% van de 80 plussers) en 14% is weduwe of weduwnaar (8% van de groep 6069 jaar). Burgerlijke staat per leeftijdscategorie (%)
7
weduwe/weduwnaar
19
40
60 - 69
3 2 3
samenwonend gescheiden
5
0
nooit gehuwd
1 0
70 - 79
80 +
7
3
gehuwd 0
10
20
30
40
50
60
81
73
57
70
80
90
Figuur 4 2.3.
Het aantal kinderen
Het gemiddeld aantal kinderen van de respondenten is 2.28. Ter vergelijking: op dit moment ligt het geboortecijfer in Nederland iets boven de 1.7. Het gemiddelde van de landen van de Europese gemeenschap is 1.6. Het gemiddeld aantal kleinkinderen is 3.40, maar verschilt sterk per leeftijdscategorie, namelijk 2.75 (60-69 jaar); 3.68 (70-79 jaar) en 6.37 (80+). In figuur 5 is het gemiddeld aantal kinderen per leeftijdscategorie weergegeven. Gemiddeld aantal kinderen (per leeftijdscategorie %) Aantal kinderen 3,53
2,06
2,34
60-69 70-79 80+
60-69
70-79
80+
Figuur 5 6
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
In veel gemeenten zien we dat het aantal kinderen van de groep 80 jaar en ouder bijna het dubbele is van de groep 60-69 jaar. In Grave is de vermenigvuldigingsfactor ongeveer 1.75. Enige decennia geleden deed de theorie opgeld, dat ‘de oude dag’ van ouders geborgd zou zijn als hun gezin minimaal 2 kinderen groot was. Gedoeld werd op het kunnen bieden van ondersteuning door kinderen aan hun ouders als de ouders met gezondheidsbeperkingen te maken zouden krijgen. Onder meer doordat kinderen meer hun eigen weg gaan, vaak al op vroege leeftijd gaan verhuizen en langer op de arbeidsmarkt actief zijn, houdt deze theorie niet langer stand. Deze tendensen, gevoegd bij het lage geboortecijfer en de steeds moeilijker wordende toegang tot professionele zorg, hebben tot gevolg dat ouderen voor hulp en ondersteuning steeds meer zijn aangewezen op ‘het informele circuit’, op hulp van kennissen, vrienden en buren. Verderop in dit rapport wordt daar nader op ingegaan. 2.4.
Opleidingsachtergrond
Het aantal senioren dat enkel lager onderwijs heeft gevolgd, is beduidend lager bij de jongere senioren, de leeftijd van 60-69 jaar (6%) en 70-79 jaar (14%), dan bij de groep 80+ (37%). De percentages bij de middelbare en hogere beroepsopleiding laten het tegenovergestelde beeld zien. Van de senioren van 80 jaar en ouder heeft 13% het middelbaar beroepsonderwijs met succes afgesloten en eenzelfde percentage heeft het diploma gehaald van het hoger beroepsonderwijs of de universiteit. Opleiding respondenten (per leeftijdscategorie %) 40 35 30 25 20 15 10 5 0
37 27 20 21 20
18 19
19
14 6
27 18 13
13
60 - 69 jr
7
3 1 2
70 - 79 jr ≥ 80 jr
Figuur 6 Een kwart van de groep 60-69 jaar, ruim een derde van de groep 70-79 jaar en bijna zes op de tien 80 plussers heeft lager en lager voortgezet onderwijs genoten.
7
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
2.5.
Hoofdberoep
Kijken we naar het hoofdberoep dat de respondenten hebben uitgeoefend, dan zien we dat ‘geschoolde arbeider’ (27%) het meest genoemd wordt, gevolgd door ‘huisman/huisvrouw’ (20%) en ambtenaar (15%). De percentages senioren die deze functie hebben bekleed verschillen per leeftijdscategorie: zo is 32% van de groep 60-69 jaar; 19% van de groep 70-79 jaar en 21% van de 80 plussers in dienst geweest als geschoolde arbeider. Bij de functie van huisman/huisvrouw zien we dat het percentage juist oploopt met het stijgen van de leeftijd, te weten 14% (60-69 jaar); 27% (70-79 jaar) en 35% (80+). Het percentage senioren dat in een vrij beroep werkzaam is (geweest), varieert van 2% (70-79 jaar) tot 7% (80+). De functie van ‘bediende’ is door 10% (60-69 jaar), 8% (70-79 jaar) en 7%(80+) van de respondenten uitgeoefend. Slechts een gering percentage senioren is in de landbouw actief (geweest): 1% van de groep 60-69 jaar tot 3% van de groep 80+ heeft ‘landbouwer’ als hoofdberoep aangegeven. 14% van de 60-69 jarigen, 3% van de 70-79 jarigen en 7% van de 80 plussers heeft als ‘andere loontrekkende’ gewerkt. 2.6.
Inkomen
Figuur 7 laat zien dat 4% van de groep 60-69 jaar, 4% van de groep 70-79 jaar en 11% van de groep 80+ een inkomen heeft dat niet boven de € 999,-- uitstijgt. Vergeleken met enige andere Nederlandse gemeenten waar het behoefteonderzoek heeft plaatsgevonden, is het gemiddelde percentage in de inkomenscategorie van € 500 tot € 999 van nog geen 5% laag. Van 48% van de 80 plussers ligt het maandelijkse inkomen onder de € 1.500,--. Bij de groep 70-79 is dit percentage 32% en bij de groep 60-69 jaar is het 19%. 15% van de senioren van 80 jaar en ouder heeft een maandinkomen tussen € 2.500, -- en € 3.999,- tegenover 30% van de senioren van 60-79 jaar. Het percentage senioren waar maandelijks € 4.000,-- of meer netto binnenkomt, is gemiddeld 7%. De groep 60-69 jaar scoort tweemaal hoger dan de rest. Inkomen respondenten (per leeftijdscategorie %) 40
37
35 30
30 24
25
27
26
22
21
18
20 15
15
11
70-79
15
80+
11
9
10 5
60-69 17
5
4 4
4
0 €500-€999
€1.000-€1.499 €1.500-€1.999 €2.000-€2.499 €2.500-€3.999 €4.000 en meer
Figuur 7 8
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
Alhoewel sprake is van een beperkt aantal senioren dat in de laagste inkomenscategorie zit (n=15/5%), betekent een extrapolatie van de cijfers dat tientallen senioren van Grave bestempeld kunnen worden als mensen die financiële armoede hebben. Internationaal wordt als norm voor financiële armoede, ook wel monetaire armoede genoemd, een inkomen van minder dan 60% van het gemiddeld loon van het land genomen. Bijna 10% van de Nederlandse senioren (vanaf 65 jaar) treft dit. Opgemerkt moet worden dat 8% van de respondenten de vraag naar het inkomen niet (juist) heeft ingevuld. 2.7.
Rondkomen met het inkomen
In het behoefteonderzoek is ook de vraag gesteld naar de beleving van armoede, oftewel of mensen vinden dat ze (zeer) moeilijk of (zeer) gemakkelijk kunnen rondkomen met hun inkomen. Het hebben van financiële armoede hoeft immers niet te betekenen dat men vindt dat moeilijk kan worden rondgekomen en een inkomen boven de € 999,-- in de maand hoeft eveneens niet te betekenen dat de eindjes goed aan elkaar kunnen worden geknoopt. Figuur 8 laat zien wat de antwoorden zijn op de vraag hoe men kan rondkomen met het inkomen. Rondkomen met inkomen ( per leeftijdscategorie %) 36 29
39 33
32
32 27
25 18 11
11
7
60-69 70-79
80+
Figuur 8 27 respondenten (9%) hebben aangegeven moeilijk tot zeer moeilijk rond te kunnen komen met het maandinkomen, bijna twee keer zoveel als het aantal senioren dat in de laagste inkomenscategorie zit. 18% van de 60-69 jarigen; 29% van de 70-79 jarigen en 25% van de 80 plussers hebben vermeld ‘eerder moeilijk dan gemakkelijk’ met het inkomen rond te kunnen komen. 75% van de respondenten van 60-69 jaar, 60% van de groep 70-79 jaar en 64% van 9
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
de groep 80+ is daarentegen eerder gemakkelijk tot zeer gemakkelijk in staat met het maandinkomen rond te komen. Gezien de hoogte van hun inkomen valt op dat met name senioren van 80 jaar en ouder geantwoord hebben gemakkelijk tot zeer gemakkelijk met hun maaninkomen rond te kunnen komen. De percentages laten ook zien dat er in de leeftijdscategorie 60-69 jaar en 70-79 jaar een veel hoger percentage senioren is (7% respectievelijk 11%) dat moeilijk tot zeer moeilijk kan rondkomen met het inkomen dan het percentage senioren van deze leeftijdscategorieën dat in de laagste inkomenscategorie zit (4%). De ervaring of beleving moeilijk rond te kunnen komen heeft volgens de Belgian Ageing Studies effect op maatschappelijke participatie, meer nog dan het feitelijk inkomen, en kan ook de leefwijze nadelig beïnvloeden. Het kan betekenen dat minder wordt deelgenomen aan maatschappelijke activiteiten als daar kosten voor betaald moeten worden. De ‘ervaren of beleefde armoede’ is in Nederland ingeschat op 20% van de senioren van 65 jaar en ouder, een percentage dat uitstijgt boven het gemiddeld percentage van 9% van de gemeente Grave. Daarbij moet worden opgemerkt dat 22% van de senioren specifiek heeft aangegeven eerder moeilijk dan gemakkelijk rond te kunnen komen. Het is niet denkbeeldig dat ingrepen in de hoogte van de pensioenen en een verhoging van de eigen bijdrage voor zorgvoorzieningen tot gevolg hebben dat het percentage senioren dat moeilijk rond kan komen, zal oplopen.
10
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
3.
Gezondheidssituatie en zelfredzaamheid van respondenten
3.1.
Fysieke gesteldheid
Afnemende spierkracht en een verminderde elasticiteit van het lichaam en mobiliteit hebben chronische beperkingen tot gevolg. Deze manifesteren zich vooral bij de groepen 7079 jaar en 80 jaar en ouder. Zo is voor de meerderheid van deze groepen het tillen van zware voorwerpen moeilijk geworden, het buigen en bukken gaat niet meer gemakkelijk en even een blokje om lopen is voor meer dan vier op de tien senioren van 80+ niet meer weggelegd. Fysieke gezondheid en langdurige beperkingen (per leeftijdscategorie %) 80
75
70 57
60
54
50
50
45
41
43
40 30 20
28
28
27 12
16
14
18
15
13
10
60-69
21 5
9
12 13
70-79 80+
0
Figuur 9 Trappen lopen is voor meer dan één op de vier senioren van 70-79 jaar en voor meer dan de helft van de senioren van 80 jaar en ouder een obstakel geworden. Toch heeft een groot deel van deze respondenten trappen in de woning. Het verrichten van huishoudelijk werk, voor veel oudere senioren een taak die hun arbeidzaam leven gekenmerkt heeft, is voor 43% van de 80 plussers niet meer naar hun eigen maatstaven in te vullen. Meer dan één op de vijf 80 plussers heeft hulp nodig bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen (adl). Bij 18% van de senioren van 70-79 jaar en bij 45% van de 80 plussers hebben zich mobiliteitsproblemen aangediend. Voor 28% van de respondenten uit de leeftijdscategorie 60-69 jaar en 75% van de groep 80+ is het tillen van zware dingen problematisch geworden.
11
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
3.2.
Valincidenten
Uit figuur 10 kan worden opgemerkt dat het afgelopen jaar bij respondenten uit alle drie de leeftijdscategorieën meerdere valincidenten zijn voorgekomen. Valincidenten vinden overwegend in of rondom huis plaats. 26% van de respondenten van 70-79 jaar en 33% van de groep 80+ is het afgelopen jaar één of meerdere keren gevallen. Maar ook jongere senioren, de groep 60-69 jaar (23%) hebben met valincidenten te maken gehad. Valincidenten (per leeftijdscategorie %) 16 14
14 13
13
12 10
10 8
7
6
60-69
7
70-79
5
80+
4
4
3
3
2
1
1 0
0 1 x gevallen
2 x gevallen
3 x gevallen
1
0
4 x gevallen
5 en meer gevallen
Figuur 10 3.3.
Hulp nodig
Chronische beperkingen kunnen tot hulpbehoevendheid leiden. In figuur 9 zagen we welke langdurige beperkingen optreden. Aan de respondenten is de vraag gesteld of zij hulp nodig hebben bij de dagelijkse persoonlijke verzorging, bij het huishouden en/of bij het zich verplaatsen c.q. bij de mobiliteit. Van alle respondenten heeft 6% hulp nodig bij de verzorging, 10% bij de mobiliteit en 20% bij het huishouden. Wat opvalt is dat het percentage senioren van 80 jaar en ouder, dat aangeeft hulp nodig te hebben bij de persoonlijke verzorging (32%) hoger is dan het percentage dat aangeeft chronische beperkingen te ondervinden bij de genoemde activiteit (21%). Bij de groep 60-69 jaar zien we dat 12% aangeeft chronische beperkingen te ondervinden, die het doen van huishoudelijk werk bemoeilijken, terwijl 10% aangeeft hulp nodig te hebben. Bij de groepen 70-79 jaar en 80+ zien we het omgekeerde beeld: 13%, respectievelijk 43% heeft moeite met het doen van het huishouden, terwijl 22% respectievelijk 89% aangeeft hulp nodig te hebben.
12
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
Hulp nodig per (leeftijdscategorie %) 100
89
90 80 70 60 50
42
40
32
70-79
30
22
20 10
3
4
60-69
14
10
80+
4
0 persoonlijke verzorging
huishouden
verplaatsingen
Figuur 11 3.4.
Hulp ontvangen
Als senioren hulp nodig hebben, wordt die voor een belangrijk deel gegeven door de directe omgeving: de partner (43%), kinderen (60%), kleinkinderen (25%), familie (29%), vrienden en kennissen (39%) en buren (35%). Professionele ondersteuning wordt gegeven door de huisarts (68%), de thuiszorg (40%) en voor huishoudelijke ondersteuning de huishoudelijke hulp (53%). Voor 12% van de groep 80+ steekt ook de ouderenorganisatie nogal eens de helpende hand toe. Het is de vraag of voldoende informele hulp gemobiliseerd kan worden als de drempel om voor professionele huishoudelijke ondersteuning in aanmerking te komen, wordt opgehoogd, zoals in het Regeerakkoord is aangeven, 73% van de senioren van 80+ die nu hulp ontvangt bij het huishoudelijk werk, krijgt die hulp van een professionele huishoudelijk medewerker. De vraag is ook wat het financieel draagvlak is van mensen die hulp nodig hebben. Daarentegen zien we dat 80% van de kinderen en 42% van de kleinkinderen van met name de oudste ouderen ondersteuning biedt en dat 50% van de 80 plussers ook van de buren de helpende hand krijgt toegestoken. Deze percentages bieden hoop op een intensivering van mantelzorg en informele zorg wanneer professionele ondersteuning niet meer geboden wordt. 3.5.
Beleving van gezondheid
Het ondervinden van beperkingen hoeft nog niet te betekenen dat iemand zichzelf als ‘niet gezond’ bestempelt. Op de vraag naar de beleving van gezondheid geeft 61% van de 60-69 jarigen aan een goede gezondheid te hebben; dat geldt ook voor 59% van de groep 70-79 jaar en voor 35% van de oudste leeftijdscategorie, de groep waarbij zich meerdere chronische beperkingen openbaren. 15% van de groep 60-69 jaar, 23% van de 70-79 jarigen en 48% van de 80 plussers vindt zijn of haar gezondheid niet goed. 13
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
Beleving van gezondheid (per leeftijdscategorie %) 61
59
47
35
60-69 70-79
19
80+
9
mijn gezondheid beperkt mij in mijn sociale contacten
ik heb een goede gezondheid
Figuur 12 Bijna de helft van de senioren van 80+ is van mening dat sociale contacten beperkt worden door de mindere gezondheid. Het zijn vooral mobiliteitsbeperkingen die de senior verhinderen de deur uit te gaan en verschillende sociale contacten te onderhouden. 3.6.
Psychische gesteldheid
Met de psychische gesteldheid zit het over het algemeen goed in Grave. Het aantal senioren dat aangeeft zich ongelukkig of depressief te voelen, komt niet boven de 2% uit; 96% geeft aan problemen aan te kunnen; 96% heeft het zelfvertrouwen niet verloren. Het gevoel zich niks waard te voelen, wordt door niet meer dan 3% bevestigd. 3% van de groep 60-69 jaar en 7% van de senioren vanaf 80 jaar geven aan zich vaak te vervelen. ‘Slecht slapen en het hebben van kopzorgen’ wordt door gemiddeld 8% van de respondenten ervaren: door maar liefst 17% van de 80 plussers tegenover 5% van de groep 60-69 jaar. Het rapport van de GGD, dat in het voorjaar 2013 zal verschijnen, zal uitwijzen hoeveel procent van de senioren vanwege hun psychische gesteldheid professionele zorg ontvangt van de GGZ. Psychische gesteldheid (%)
Antwoordcategorie (%) Niet/niet meer dan anders
Meer en opvallend meer dan anders
Slecht slapen/kopzorgen
92
8
Ongelukkig/depressief
98
2
Geen zelfvertrouwen meer
96
4
Problemen niet aankunnen
96
4
Gevoel niks waard te zijn
97
3
Rubriek
Figuur 13 14
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
3.7.
Sociale gesteldheid
7% van de groep 60-69 jaar, 12% van de groep 70-79 jaar en 14% van de 80 plussers voelt zich soms eenzaam, 7% van de groep 80+ geeft aan zich vaak eenzaam te voelen. Tussen de 9% (60-79 jaar) en 13% (80+) geeft aan niemand in de omgeving te hebben bij wie kan worden aangeklopt om de dagelijkse probleempjes te bespreken. 6% (70-79 jaar) tot 8% (6069 jaar) kan bij narigheid op niemand terugvallen. Grotere verschillen tussen de leeftijdscategorieën zijn er bij de uitspraak ‘ik ervaar een leegte om mij heen’: 5% van de groep 60-69 jaar; 8% van de groep 70-79 jaar en 10% van de 80 plussers is het daar mee eens. Ook bij de uitspraak ‘ik mis een goede vriend(in)’ is de spreiding groot. Naarmate de leeftijd toeneemt, is deze uitspraak meer van toepassing, namelijk voor 7%, 12% en 17% bij de leeftijdscategorieën 60-69, 70-79 en 80 jaar en ouder. De uitspraak ‘ik mis mensen om me heen’ wordt door 7% (60-69 jaar/80+) en 9% (70-79 jaar) beaamd. De kennissenkring wordt te beperkt gevonden door 11% (60-69 jaar), 17% (70-79 jaar) en 21% (80+). Sociale gesteldheid (%)
Antwoordcategorie Helemaal oneens/oneens
Mee eens/ helemaal mee eens
Bij niemand terecht kunnen
76
9
Een goede vriend/vriendin missen
73
9
Een leegte ervaren
79
7
Op niemand terug kunnen vallen
79
11
Gezelligheid om zich heen missen
75
11
Te weinig kennissen hebben
69
14
Niemand kennen op wie vertrouwd kan worden
66
16
Zich met niemand verbonden voelen
77
9
In de steek gelaten voelen
85
4
Uitspraak
Figuur 14 Tussen de 79% (60-69 jaar) en 66% (80+) van de respondenten ervaart gezelligheid om zich heen en heeft voldoende kennissen en vrienden, op wie zo nodig kan worden teruggevallen. Meer dan 79% geeft aan zich niet vaak in de steek gelaten te voelen: 3% van de groep van 60-69 jaar, 5% van de 70-79 jarigen en 7% van de 80 plussers delen die mening niet. 14% van de groep 70-79 is van mening dat zij mensen in de omgeving mist met wie zij zich verbonden voelt. 20% (70-79 jaar) tot 23% (60-69 jaar/80+) geeft aan in de nabije omgeving regelmatig behoefte te hebben aan iemand op wie vertrouwd kan worden en aan wie raad kan worden gevraagd. Deze hoge percentages maken duidelijk dat het (veelvuldig) hebben van sociale 15
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
contacten van een andere orde is dan het kunnen bespreken van belangrijke onderwerpen of (levens)vraagstukken. 3.8.
Seniorenmishandeling
Seniorenmishandeling, in de Engelse literatuur ‘Elder abuse’ genoemd, is een thema dat steeds meer aandacht krijgt, maar waaromheen een sfeer van taboe heerst. Toch geeft 2% van de respondenten aan het afgelopen jaar slachtoffer te zijn geweest van fysieke verwondingen of aanranding; 1% is gedwongen geld af te staan en eveneens 1% is beperkt in de bewegingsvrijheid. 2% heeft moeilijkheden ervaren door de houding van een bekende en 2% heeft zich angstig of beschaamd gevoeld door een beschuldiging. De gemiddelde percentages geven een wat vertekend beeld. Zo is ongeveer 2% van de leeftijdscategorie van 60-69 jaar slachtoffer geweest van verschillende vormen van seniorenmishandeling, tegenover 0% van de andere leeftijdscategorieën. Wel heeft2% van de groep 70-79 jaar het afgelopen jaar moeilijkheden ervaren toen een beroep op een bekende werd gedaan. Mishandeling(%)
Antwoordcategorie Helemaal oneens/oneens
Mee eens/ helemaal mee eens
Aangerand/fysiek gewond zijn
98
2
Ongewenst aangeraakt zijn
99
1
Gedwongen papieren te tekenen, geld geven
99
1
Angstig, beschaamd gevoel door beschuldiging
98
2
Moeilijkheden ervaren door houding bekende
97
2
Een bekende beperkte mijn bewegingsvrijheid
99
1
Uitspraak
Figuur 15 In het Regionaal Wmo-beleidsplan 2012-2015 wordt verwezen naar het Steunpunt Huiselijk Geweld dat een coördinerende rol kan vervullen in de hulpverlening aan slachtoffers. De praktijk laat zien dat een voorzichtige koers geboden is om het slachtoffer te bereiken en te behoeden voor verder geweld. 3.9 Ervaren problemen Naast vragen over de fysieke, psychische en sociale gesteldheid, almede over mishandeling, is de vraag gesteld met welke problemen de senior te maken heeft. Figuur 16 geeft het overzicht.
16
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
Ervaren problemen (per leeftijdscategorie %) 60- 69 jr Soort probleem
Frequentie
70-79 jr
≥ 80 jr
soms
vaak
soms
vaak
soms
Vaak
1. Gezondheidsproblemen
34
10
35
18
39
32
2. Hulpbehoevendheid
10
2
17
10
29
29
3. Verkeersonveiligheid
7
0
13
3
25
11
4. Invullen formulieren
22
1
18
9
8
14
5. Angst voor diefstal/inbraak
20
2
26
5
25
11
Figuur 16 Van alle problemen die worden ervaren, springen gezondheidsproblemen er uit. Meer dan één op de drie senioren heeft er soms mee te maken. Eén op de 10 (70-79 jaar) tot één op de 3 senioren (80 jaar en ouder) heeft vaak gezondheidsproblemen. Voor de senioren vanaf 70 jaar neemt ook de hulpbehoevendheid toe, veel sterker dan bij de jongere ouderen. Problemen door verkeersonveiligheid en door sociale onveiligheid, die zich openbaren door angst voor diefstal en inbraak, steken de kop op en nemen in frequentie toe naarmate de leeftijd toeneemt. Het invullen van formulieren is een bezigheid die vaak samenhangt met bijvoorbeeld het aanvragen van hulpmiddelen, van vervoersondersteuning, huishoudelijke ondersteuning of thuiszorg. Maar ook met het invullen van belastingformulieren. Door de complexiteit van formulieren die moeten worden ingevuld, door fysieke beperkingen of door laaggeletterdheid, is deze bezigheid voor alle leeftijdscategorieën soms een probleem. Uit behoefteonderzoeken van de Vrije Universiteit Brussel bij andere gemeenten blijkt een positief verband te bestaan tussen ervaren problemen op het gebied van de gezondheid en het gevoel van kwetsbaarheid en onveiligheid. 3.9.
Het beeld van senioren over ouderdom
Het beeld dat respondenten over senioren aangeven is niet zelden negatief. De mening van 25% (60-69 jaar) tot 40% (80+) van de respondenten is dat de huidige samenleving denkt dat senioren niets meer te bieden hebben en dat hun belangen ondergeschikt zijn aan die van jongere mensen (35% tot 37%). Als het er op aan komt, trekken senioren aan het kortste eind volgens 47% (80+) tot 55% (60-69 jaar) van de senioren. Ouderen zouden om die reden meer over ouderen te vertellen moeten hebben, vinden 53% (80+) tot 58% (70-79 jaar) van de respondenten, ook al omdat ze een aparte groep vormen (53% tot 58%). Interessant is de score bij de vraag naar het beeld dat senioren van zichzelf hebben: 71% tot 73% stelt het goed te hebben getroffen vergeleken met leeftijdgenoten.
17
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
Op de vraag of de respondent er moeite mee heeft tot de ouderen te behoren, antwoordt 15% van de groep 60-69 jaar, 23% van de groep 70-79 jaar en 27% van de groep 80+ bevestigend. Zelfbeeld respondenten (bevestiging uitspraak per leeftijdscategorie %) 80
71 71 73
70 60
58
55 54
50
57 58 52 53
53
47
40
35 35 37
40
25 30
30 20
60-69 70-79 80+
10 0 aan kortste eind een aparte trekken groep vormen
hun belangen zijn ondergeschikt
maatschappij moeten meer goed getroffen denkt dat ik over ouderen te vergeleken met niets meer te vertellen leeftijdgenoten bieden heb hebben
Figuur 17 Uit behoefteonderzoeken van de Belgian Ageing Studies komt naar voren dat een negatief beeld over ouderdom en een laag zelfbeeld samengaan met een laag inkomen en met een negatief beeld over de woning waarin men is gehuisvest en de woonomgeving.
18
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
4.
4.1.
Huisvesting, kwaliteit van de woning en woonomgeving, leefbaarheid, het voorzieningenniveau en de beleving van veiligheid
Hoe lang in Grave woonachtig?
Veel respondenten zijn vertrouwd met het wonen en leven in Grave. De ‘gemiddelde respondent’ woont bijna 41 jaar in Grave. De respondenten van 60-69 jaar wonen gemiddeld 38.5 jaar in hun gemeente; de respondenten van 70-79 jaar wonen er 43.6 jaar en de 80plusser woont er 47.4 jaar. Bij andere behoefteonderzoeken in gemeenten tot 30.000 inwoners zien we dat senioren een groter deel van hun leven in dezelfde plaats hebben gewoond dan in Grave wordt geconstateerd. 4.2.
De leeftijd van de woning en voorzieningen in de woning
De woningen van de respondenten zijn gemiddeld 48.4 jaar oud. Ook hier zijn er verschillen tussen de leeftijdscategorieën: de woning van de senior van 60-69 jaar is ruim 45 jaar oud; de woning van de 60-69 jarige is ruim 49 jaar oud en de woning van de 80-plusser is bijna 45 jaar oud. In paragraaf 3.1. over de fysieke gesteldheid werd vermeld dat ‘trappen lopen’ voor veel senioren moeilijk is. Toch geeft de gemiddelde leeftijd van de woningen aan dat veel senioren dagelijks in hun huis trappen moeten nemen. Ondanks het bouwjaar zijn de woningen allemaal voorzien van een bad of een douche en van een toilet. 99% van de woningen heeft centrale verwarming. Ofschoon de aanwezigheid van een rookdetector belangrijk wordt gevonden, is die in 30% van de woningen niet aanwezig. 4.3.
De afgelopen 10 jaar verhuisd
17% van de groep 60-69 jaar; 27% van de groep 70-79 jaar en 22% van de groep 80+ zijn de afgelopen tien jaar verhuisd. De volgende verhuismotieven werden genoemd: Groep 60-69 jaar: De aantrekkelijkheid van de nieuwe omgeving (56%) en de aanwezigheid van voorzieningen in de nieuwe wijk (22%); gezondheidsproblemen (21%); huisvestingsproblemen (19%) en het niet afhankelijk willen zijn van de kinderen (17%). Groep 70-79 jaar: De aantrekkelijkheid van de nieuwe omgeving (65%); problemen met de gezondheid (19%); de aanwezigheid van voorzieningen in de nieuwe wijk (31%); het niet afhankelijk willen zijn van de kinderen (27%) en huisvestingsproblemen (15%). Groep 80+: Gezondheidsproblemen (43%); de aantrekkelijkheid van de nieuwe omgeving (43%); de aanwezigheid van voorzieningen in de nieuwe wijk (24%); het niet afhankelijk willen worden van de kinderen (29%) en gevoelens van onveiligheid (14%).
19
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
Aan het gaan verhuizen liggen blijkbaar ‘push- en pullmotieven’ ten grondslag. Blijkbaar trekt de nieuwe omgeving, bijvoorbeeld omdat belangrijke winkels of voorzieningen dichterbij zijn of nieuwe sociale contacten kunnen worden aangegaan. Gezondheidsproblemen, het niet afhankelijk willen zijn van de kinderen, eenzaamheid en onveiligheid ‘duwen’ iemand zijn woning uit en zijn motieven om te verhuizen. Behoefteonderzoeken in België en Nederland laten zien dat verhuizen juist gepaard kan gaan met verlies van sociale contacten, omdat de vertrouwde omgeving, buurt en buurtgenoten worden verlaten en het maken van nieuwe contacten niet altijd gemakkelijk is. Pas verhuisden staan volgens de Belgian Ageing Studies open om vrijwilligerswerk te gaan doen als ze daarvoor worden benaderd. 4.4.
Woningbezit en huur
Gemiddeld 74% van de ondervraagde senioren is eigenaar van het huis waarin gewoond wordt; 25% is huurder van een woning, van wie 14% een sociale woning huurt en 11% op de privémarkt. Gemiddeld 1% heeft een andere woonvorm, met name uit de groep 80+ (7%) , bijvoorbeeld een woning in het verzorgingshuis, of inwonen bij kinderen. Naarmate de leeftijd stijgt, neemt het bezit van een eigen woning af. Zo zien we dat 81% van de groep 6069 jaar een eigen woning heeft, tegenover 40% van de groep 80+. Woningbezit (per leeftijdscategorie %) 81 73
53 60-69
40
70-79
27
80+
19 7 0 eigenaar
huurder
0 overige
Figuur 18 Het hoge woningbezit van alle senioren, alsmede de op handen zijnde sterke reductie van de verzorgingshuisappartementen, vragen erom dat de eerdergenoemde push motieven zoveel mogelijk worden weggenomen. De hogere drempel tot verzorgd en beschermd wonen heeft juist tot doel de steun vanuit het eigen sociaal netwerk te bevorderen. Gezondheidsproblemen, gevoelens van eenzaamheid en onveiligheid zullen meer en meer moeten worden ‘aangepakt’ op de plaats waar de senior het liefst woont, in de eigen woning en de vertrouwde buurt. Het bieden van kansen op de woningmarkt voor jongere 20
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
generaties, de hoge kosten die met noodzakelijke aanpassingen aan oudere woningen gepaard gaan, alsmede de wens van menig senior om naar een aantrekkelijke nieuwe woning en omgeving te verhuizen, vaak dicht bij voorzieningen, vragen daarentegen ook om de beschikbaarheid van andere woonvormen. 4.5.
Woonvorm
Figuur 19 toont dat de eengezinswoning de woonvorm is waar het overgrote deel van de senioren zelfstandig in is gehuisvest. Voor veruit het merendeel van senioren van 60 tot 79 jaar is het dé woonvorm (83% tot 86%). Maar ook twee derde van de 80 plussers woont zelfstandig in een eengezinswoning. Van de groep 80 jaar en ouder woont 7% in een aangepaste seniorenwoning en 13% woont zelfstandig in een appartement, een woonvorm die ook voor de jongere ouderen (10%: 60-69 jaar tot 13%: 70-79 jaar) interessant blijkt te zijn. Groepswonen en in- of aanwonen bij kinderen is blijkbaar geen aantrekkelijke optie. Woonvorm (per leeftijdscategorie %) 2
aangepaste seniorenwoning (in)wonend bij kinderen groepswonen appartement zelfstandig
0 0 1 0
4
7 60-69
3
70-79 80+
3 10 13 13
eengezinswoning zelfstandig
67
86 83
Figuur 19 4.6.
Kwaliteit van de woning
Aan de respondenten is gevraagd een oordeel te geven over kenmerken of kwaliteiten van hun woning of woonomgeving. De 5 kenmerken of kwaliteiten die voor de grootste groep senioren van toepassing zijn, zijn in beeld gebracht. Een kenmerk van veel woningen is dat trappen moet worden genomen in de woning. 80% van de leeftijdscategorie van 60-69 jaar heeft trappen in de woning, tegenover 68% van de senioren vanaf 70 jaar. 10% van de senioren van 60-79 jaar, 16% van de groep van 70-79 jaar en 4% van de 80 plussers, vindt de woning inbraakgevoelig. Tussen de 12% (70-79 jaar) en 18% (80+) vindt de woning te gehorig. Ook het nemen van trappen om naar toilet te gaan, is voor 10% (60-69 jaar) tot 13% (80+) een probleem.
21
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
Kwaliteit van de woning (hoogst scorende kenmerken per leeftijdscategorie %) inbraakgevoelig 10 16 4 trappen in de woning
80
te gehorig
68
68
15 12 18 60-69
trappen nemen om 10 12 13 naar toilet te gaan
afstand tot kinderen te groot
9 16
70-79 80+
21
Figuur 20 De woonafstand tot de kinderen wordt door 9% van de 60-69 en 21% van de 80 plussers te groot gevonden en de te grote afstand tot voorzieningen is voor 13% (60-79) en 14% (80+) van de respondenten een minpunt van de woning of woonomgeving. 4.7.
Blijven wonen, woning aanpassen of verhuizen?
Ondanks de beperkingen die worden genoemd, kiest 57% (80+) tot 68% (60-69 jaar) van de respondenten er voor de woning te laten zoals hij is. Nog geen een derde van de respondenten wil de woning aan de behoefte aanpassen. Van de groep 80 jaar en ouder staat ongeveer 50% open voor een andere woonvorm, waarbij opvalt dat 18% en 21% een aangepaste woning, respectievelijk het verzorgingshuis als een goed alternatief zien. Voorkeur voor: in eigen woning blijven wonen, woning aanpassen of verhuizen (per leeftijdscategorie %). gaan inwonen bij kinderen verhuizen naar verzorgingshuis
2 2
2
0
3 21
verhuizen naar aangepaste seniorenwoning
14
verhuizen naar serviceflat
17
12
de woning aanpassen
18
9
11
32
woning laten zoals ze is
26
68
25
66 57 60-69
70-79
80+
Figuur 21 22
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
Een serviceflat (12%) en een aangepaste seniorenwoning (14%) zijn voor de jongste senioren andere woonvormen waar, als verhuizen nodig zou zijn, de voorkeur naar uitgaat. Ook voor 17% van de groep van 70-79 jaar is de aangepaste seniorenwoning een goed alternatief. Een verhuizing naar het verzorgingshuis of het gaan (in)wonen bij de kinderen is voor maar een paar procent van de senioren aantrekkelijk. 4.8.
Kwaliteit en leefbaarheid van de woonomgeving
In de vragenlijst zijn diverse vragen opgenomen die te maken hebben met de beoordeling van de kwaliteit en leefbaarheid van de woonomgeving. Zo is gevraagd hoe vaak de respondent contact heeft met mensen die in de omgeving wonen, hoe vaak de senior ‘s avonds op straat komt, of het prettig wonen is in de buurt, of men zich betrokken voelt bij hetgeen in uw wijk gebeurt, of bepaalde voorzieningen of faciliteiten worden gemist en hoe wordt aangekeken tegen de veiligheid in de buurt. Op deze onderwerpen zal hieronder nader worden ingegaan. 4.8.1. Contacten met buurtgenoten In figuur 22 is weergegeven met welke frequentie de ondervraagde respondenten contact onderhouden met buurtgenoten. Contacten met buurtgenoten (per leeftijdscategorie %) 6 laag frequent (1x per maand en minder)
60-69
6
70-79
7
80+
60
hoog frequent (enkele keren per week of meer)
57 47
Figuur 22 Tussen de 60% (60-69 jaar) en 47% (80+) van de respondenten onderhoudt een hoog frequent contact met de directe omgeving, terwijl tussen de 6% (60-79 jaar) en 7% (80+) een keer per maand of minder met de buurtgenoten contact heeft. De cijfers tonen aan dat buurtcontacten een belangrijke betekenis hebben voor senioren, waarbij opvalt dat het percentage 80+ dat een hoog frequent contact relatief laag is t.o.v. andere gemeenten. 23
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
4.8.2. Prettig wonen in de buurt De senioren van de gemeente Grave hebben het naar hun zin in hun dorp, zij wonen er naar tevredenheid. 93% van de groep 60-69 jaar; 89% van de groep 70-79 en 86% van de groep 80+ vinden het wonen in de huidige buurt prettig tot erg prettig. 41% van de respondenten van 60-69 jaar, 23% van de groep 70-79 jaar en 28% van de 80-plussers geven aan erg prettig te wonen in hun buurt. 0% van de groep 60-69 jaar, 1% van de groep 70-79 jaar en 3% van de groep 80+ vinden het niet prettig wonen in hun buurt en van de respondenten van 60 tot 79 jaar geeft 1% aan het wonen eerder onprettig dan prettig te vinden. 4.8.3. Betrokkenheid bij de buurt In de vragenlijst van het behoefteonderzoek is de vraag opgenomen hoe betrokken de senior zich voelt bij hetgeen in haar of zijn buurt gebeurt. In figuur 23 zijn de percentages weergegeven van de antwoordcategorieën ‘niet (zo) betrokken’ en ‘(zeer) betrokken’. Betrokkenheid bij de buurt (per leeftijdscategorie %) 16
niet (zo) betrokken
16
60-69 29
70-79 80+ 53
(zeer) betrokken
47 47
Figuur 23 Het percentage senioren dat zich helemaal niet of niet zo betrokken voelt bij de buurt, loopt uiteen van 16% (groep 60-79 jaar tot 29% (groep 80+). 47% van de senioren vanaf 70 jaar is betrokken tot zeer betrokken, tegenover 53% van de jongste groep. Helemaal niet betrokken zijn 7%, 9% en 6% van de senioren van respectievelijk 60-69, 70-79 en 80 jaar en ouder. 26% (60-69 jaar) tot 40% (80+) geeft ‘gaat wel’ aan voor wat betreft hun betrokkenheid.
24
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
4.8.4. ’s Avonds op straat komen De avonduren nodigen senioren vaak niet uit om op straat te komen. Slecht zien, mindere verlichting, soms in combinatie met een slechte staat van de voetpaden en met verkeersdrukte, en soms ook samenscholingen van jongeren, kunnen redenen zijn waarom senioren ’s avonds niet of nauwelijks op straat komen. In figuur 24 zijn de percentages gepresenteerd ter zake het hoog of laag frequent op straat komen van de senioren in de verschillende leeftijdscategorieën. Hoog frequent is minimaal enkele keren per week en laag frequent is maximaal één keer per maand. ’s Avonds op straat komen (per leeftijdscategorie %)
laag frequent
11
23
50 60-69 70-79
80+ hoog frequent
64
39
17
Figuur 24 Naarmate de leeftijd toeneemt, komt de senior ’s avonds minder op straat. Een op de vier senioren van 70-79 jaar en één op de twee 80 plussers komt ’s avonds niet of bijna nooit op straat. Bijna twee derde van de senioren van 60-69 jaar komt minmaal enkele keren per week ’s avonds op straat. Van de respondenten van 80 jaar en ouder komt iets minder dan één op de zes ’s avonds minimaal enkele keren per week op straat. 4.8.5. Het organiseren van activiteiten voor senioren 52% van de groep 60-69 jaar, eveneens 52% van de groep 70-79 jaar en 50% van de groep 80+ zijn van mening dat voldoende tot ruim voldoende wordt georganiseerd voor senioren. Respectievelijk 15% (60-69 jaar), 14% (70-79 jaar) en 4% (80+) van de respondenten vinden dat juist onvoldoende wordt georganiseerd. 4.8.6. Beoordeling van de leefbaarheid en kwaliteit van de directe woonomgeving Aan respondenten is in de vragenlijst een aantal uitspraken voorgelegd met de vraag of die op hun buurt van toepassing zijn.
25
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
In figuur 25 zijn door de senioren van de drie leeftijdscategorieën de vijf meest bevestigde ‘minpunten’ weergegeven. Kwaliteit van de directe woonomgeving (top 5 meest genoemde minpunten, per leeftijdscategorie %) lawaaihinder obstakels in de woonomgeving weinig kennissen en familie in de buurt te druk verkeer te weinig voorzieningen
15
13
14
21 17
22 24
25
10
31
31
14
70-79
21 28
60-69 80+
17
Figuur 25 Wat opvalt is dat de opvattingen van de verschillende leeftijdscategorieën op onderdelen in sterke mate overeenkomen. Voor wat betreft het punt ‘weinig kennissen en familie in de buurt’ lopen de meningen van senioren van 60 tot 69 jaar uiteen met die vanaf 70 jaar. De grotere mobiliteit van jongere ouderen speelt hierbij een rol. Obstakels in de woonomgeving is voor meer dan één op de vijf senioren van 60-69 jaar en één op de vier 70-79 jarigen een minpunt van hun woonsituatie, terwijl naar verhouding veel minder oudere respondenten die mening delen. Gemiddeld ruim één op de vier senioren is van mening dat er te weinig voorzieningen in de buurt zijn. In dit onderzoek is geen uitsplitsing gemaakt tussen de opvatting van senioren uit de kern Grave en die van senioren uit de kleine kernen. Op basis van andere behoefteonderzoeken buiten het Land van Cuijk wordt verondersteld dat bij dit item vooral de respondenten van kleinere kernen van de gemeente Grave hebben aangegeven voorzieningen te missen. Tussen de 14% (70-79 jaar) en 22% (60-69 jaar) van de senioren stoort zich aan de verkeersdrukte. 15% van de leeftijdscategorie 60-69 jaar is van mening dat sprake is van lawaaihinder in het dorp, tegenover 13% van de groep 70-79 jaar en 14% van de 80 plussers. Ook bij deze twee laatstgenoemde items kunnen de opvattingen van senioren van de afzonderlijke kernen van de gemeente Grave verschillen. 4.8.7. Behoefte aan voorzieningen in het dorp In de vragenlijst van het behoefteonderzoek zijn 26 voorzieningen genoemd. Daarbij is de vraag gesteld welke van die voorzieningen in het dorp worden gemist door de respondenten van de verschillende leeftijdscategorieën. Een viertal voorzieningen werd beduidend vaker gemist dan de andere voorzieningen. In figuur 26 zijn ze geprojecteerd.
26
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
Voorzieningen die worden gemist door gemiddeld 20% of meer (per leeftijdscategorie %) bushalte
35
37
apotheek
31
37
33
28
60-69 70-79
huisarts
postkantoor
32
43
37
41
51
80+
44
Figuur 26 Veel respondenten in Grave geven aan nogal wat voorzieningen in hun dorp te missen. Zo wordt door ongeveer één op de drie senioren aangegeven bepaalde winkels voor dagelijkse levensbehoeften te missen en graag een huisarts (34%), apotheek (34%), bank (39%), postkantoor (46%) en bibliotheek (27%) te willen hebben. Gemiddeld 38% van de senioren vindt dat sprake is van onvoldoende openbaar vervoer en 35% mist een bushalte (waar ook een bus komt). 26% van de respondenten mist veilige oversteekplaatsen; rustbanken zouden voor 33% van de respondenten welkom zijn; openbare toiletten zijn wenselijk voor gemiddeld 26% van de senioren van Grave en ook een goede straatverlichting is voor 36% een welkome aanvulling op het voorzieningenniveau. “Iedereen doet mee’ kopt het Regionaal Wmo-beleidsplan 2012-2015. Onvoldoende openbaar vervoer kan evenwel tot gevolg hebben dat senioren de deur niet uitgaan en niet meedoen aan maatschappelijke activiteiten. Eerder zagen we dat de mobiliteit afneemt naarmate de leeftijd toeneemt. Ook goede verlichting kan de angst wegnemen om de deur uit te gaan en het meedoen aan avondactiviteiten te bevorderen. 4.8.8. Veiligheid Bij de beoordeling van de leefbaarheid van de buurt is het gevoel van sociale veiligheid een belangrijk aspect. Fysieke kwetsbaarheid, die met het toenemen der jaren om de hoek komt kijken, verhoogt niet zelden het gevoel van onveiligheid, om de simpele reden dat de kracht wordt gemist om zich voldoende te verweren als de situatie daar om vraagt. In de vragenlijst is een aantal uitspraken gedaan over de beleving van onveiligheid, met de vraag in hoeverre de respondent het met de uitspraken eens is. Uit figuur 27 is op te maken hoe de verschillende leeftijdscategorieën hebben gereageerd op een zestal uitspraken. De percentages geven weer hoeveel respondenten het ‘eens’ en ‘helemaal eens’ zijn met de uitspraken. 27
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
Gevoel van veiligheid. Bevestiging uitspraken (per leeftijdscategorie %)
Leeftijdscategorie 60-69
70-79
≥ 80
’s Avonds moet je op straat extra voorzichtig zijn
52
60
73
De laatste 10 jaar zijn de straten onveiliger geworden
39
51
57
Het is vandaag de dag te onveilig om op straat te komen
18
28
40
Weinig alleen buiten komen vanwege angst voor overval
5
15
20
Vertrouw op de waakzaamheid van de buren
79
81
67
De buurt is bereid elkaar te helpen
81
84
67
Uitspraken
Figuur 27 Ofschoon eerder is aangegeven dat bijna alle senioren het wonen in hun buurt prettig vinden, is 39% tot 57% van mening dat het ’s avonds op straat onveiliger is geworden en dat extra voorzichtigheid is geboden. Gemiddeld 23% van de respondenten vindt het ‘s avonds te onveilig om op straat te komen. De percentages van de leeftijdscategorieën lopen op laatstgenoemd punt evenwel uiteen van 18% (60-69 jaar) tot 40% (80+). Toch is het gevoel van onveiligheid voor senioren niet dusdanig dat men weinig alleen buiten komt vanwege angst overvallen te worden. Voor één op de vijf senioren vanaf 80 jaar is dat wel het geval. Naast het gemis aan bereikbaar openbaar vervoer, aan openbare toiletten en aan rustbanken, is ook het gevoel van sociale onveiligheid een factor die oudere senioren doen besluiten het huis niet uit te gaan. Aan de buurt en buren, zo blijkt ook hier, heeft de senior steun in geval van nood. Tussen de 67% en 81% van de respondenten is van mening dat de buurt bereid is elkaar te helpen en nagenoeg gelijke percentages geven aan dat de buurt waakzaam is voor dreigende onveiligheid. Het zijn hoge percentages die wijzen op belangrijke kenmerken van een civil society.
28
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
5.
Maatschappelijke participatie
Maatschappelijke participatie kan op velerlei wijzen gestalte krijgen. Omdat nog slechts een zeer gering percentage van senioren van 60 jaar en ouder op de arbeidsmarkt actief is, is arbeidsparticipatie niet in de vragenlijst opgenomen. Wel is de vraag gesteld of mantelzorg wordt verricht en of aan vrijwilligerswerk wordt deelgenomen. Ook is nagegaan hoe de senior zich verplaatst, met wie contact wordt onderhouden, aan welke activiteiten wordt meegedaan, hoe de dag ingevuld wordt, wat wordt gevonden van diensten waar de senior regelmatig gebruik van maakt of mee te maken heeft en of de mogelijkheid bestaat invloed uit te oefenen op organisaties die de senior direct of indirect aanbelangen. 5.1.
Verplaatsingen
Figuur 28 toont op welke wijze de senior van Grave zich frequent verplaatst. Verplaatsingen (min. 1 à 2 x per week per leeftijdscategorie %) taxi/belbus per bus
2
1
3
3 4
met de fiets per auto te voet
74
70
89 83 85
0 60-69 40
70-79 80+
57
82 60
Figuur 28 Voor alle leeftijdscategorieën is de auto een favoriet vervoermiddel. Ook 57% van de groep van 80 jaar en ouder maakt nog meerdere keren per week gebruik van de auto. Van de leeftijdscategorieën 60-69 jaar en 70-79 jaar verplaatst 89% respectievelijk 83% zich meerdere keren per week met de auto. Ook ‘te voet gaan’ is voor 60% (80+) tot 85% (60-69 jaar) de manier om zich te verplaatsen. 40% van de 80 plussers neemt meerdere keren per week de fiets. 70% van de groep 70-79 jaar en 74% van de groep 60-69 jaar bedienen zich eveneens meerdere keren per week van dit vervoermiddel. De bus wordt maar door 3% (60-69 jaar) tot 4% (70-79) meerdere keren per week gebruikt, hetgeen ongetwijfeld samenhangt met het eerdergenoemde gemis aan
29
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
openbaar vervoer. Van de taxi en belbus wordt door 3% van de respondenten van 80 jaar, door 2% van de groep 60-69 jaar en 1% van de groep 70-79 jaar gebruik gemaakt. 5.2.
Persoonlijke contacten
In het vorige hoofdstuk is beschreven met welke frequentie senioren uit Grave contact onderhouden met de buurt. In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij persoonlijke, meer familiaire contacten. Deze contacten kunnen tot gevolg hebben dat mantelzorgactiviteiten worden verricht of ontvangen en passen om die reden meer in een hoofdstuk over maatschappelijke participatie. In figuur 29 is weergegeven met wie de respondenten hoog frequent contact hebben. Hoogfrequente persoonlijke contacten, min. 1 à 2 x per week (per leeftijdscategorie %) Contactpersoon
Leeftijdscategorie 60-69
70-79
≥ 80
Kind(eren)/aangetrouwd(e) kind(eren)
81
80
80
Kleinkind(eren)
51
45
47
Broer(s)/zus(sen)
36
34
20
Vrienden/kennissen
57
53
47
Buren/mensen uit de buurt
63
57
40
Figuur 29 De senior van Grave heeft een breed persoonlijk netwerk met wie veelvuldig contact is. Het contact met kinderen springt er uit: 81% (60-69 jaar) tot 80% (80 jaar en ouder) van de respondenten heeft, of maakt, minstens één of meermalen per week contact met de kinderen. Iets meer dan de helft van de respondenten van 60-69 jaar heeft minimaal één of meermalen per week contact met de kleinkinderen en voor 47% van de 80-plussers is dat ook het geval. Het percentage senioren dat frequent contact onderhoudt met broers en of zussen loopt met 36% versus 34% niet ver uiteen tussen de leeftijdscategorieën 60-69 jaar en 70-79 jaar. Van de 80 plussers heeft 20% een hoog frequent contact. Ook voor wat betreft de frequentie van contacten met vrienden en kennissen kan worden geconstateerd dat de percentages tussen de leeftijdscategorieën sterk overeenkomen. Met de buren of mensen uit de wijk wordt door een hoog percentage respondenten van alle leeftijdscategorieën frequent contact onderhouden, met dien verstande dat het percentage bij de 60-69 jarigen aan de hoge kant is en het percentage bij de 80 plussers aan de lage kant vergeleken met andere gemeenten van het Land van Cuijk.
30
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
5.3.
Op wie een beroep doen voor huishoudelijke activiteiten
In de vragenlijst wordt de vraag gesteld op wie van de familieleden of van het sociale netwerk een beroep gedaan zou kunnen worden wanneer de respondent zelf zijn huishoudelijke activiteiten niet meer kan doen. De partner van de respondent, voor zover nog in leven, is de eerst aangewezene voor ondersteuning. Bij de groep 80+ is dit percentage 50%, bij de groep 70-79 jaar is het 68% en bij de groep 60-69 jaar is dit 83%. Van de kinderen is de dochter degene die volgens 64% van de 80 plussers de benodigde ondersteuning zal bieden. Maar ook zoon (61%), schoonzoon (40%), zus of broer (13%) en schoondochter (44%) zijn daarvoor in beeld. Ook de (achter) kleinkinderen (46%) ondersteunen de 80-plussers. De buren zijn voor 69% van de groep 6069 jaar, 54% van de groep 70-79 jaar en 57% van de senioren vanaf 80 jaar een potentiële ondersteuner van betekenis. Ook op vrienden en kennissen doet 77% van de groep van 6069 jaar een beroep tegenover 60 % van de groep 70-79 jaar en 48% van de groep 80+. Met het oog op de ontwikkelingen in de AWBZ, waarbij de drempel om voor professionele hulp in aanmerking te komen flink wordt opgehoogd, alsmede het besluit in het Regeerakkoord dat het aantal indicaties voor huishoudelijke ondersteuning drastisch wordt ingeperkt, is het van belang te weten dat de senioren van Grave vertrouwen hebben in hun sociale netwerk. In hoofdstuk 3.4 van dit rapport zagen we, onder de kop ‘Hulp ontvangen’, dat senioren een relatief fors beroep doen op professionele hulp. 5.4.
Mantelzorg
Een belangrijk aspect van maatschappelijke participatie is het verrichten van mantelzorg, oftewel het bieden van verschillende vormen van hulp aan familieleden, vrienden en goede bekenden. In figuur 30 is te zien hoeveel respondenten van de verschillende leeftijdscategorieën zich inzetten voor de opvang van kinderen of voor de zorg voor zieken of gehandicapten. Mantelzorg en opvang kinderen (per leeftijdscategorie %, ja)
Leeftijdscategorie
Mantelzorg
60- 69
70-79
≥ 80
Opvang van klein(e) kinderen
52
42
7
Het helpen of verzorgen van hulpbehoevende familieleden, kennissen, buren
42
40
17
Figuur 30 Ongeveer 40% van de respondenten van 60 tot 79 jaar en 17% van de groep 80+ biedt hulp aan hulpbehoevende familieleden, kennissen of buren. Meer dan de helft van de senioren van 60-69 jaar vangt klein(e) kinderen op. Zo ook 42% van de groep 70-79 jaar en niet meer dan 7% van de 80-plussers, een relatief laag percentage t.o.v. andere gemeenten. 31
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
5.5.
Vrijwilligerswerk
Vrijwilligerswerk wordt gezien als een belangrijke mogelijkheid voor senioren om zich verder te ontwikkelen en zinvol bij te dragen aan de lokale samenleving. De participatiegraad van Nederlandse senioren aan het vrijwilligerswerk is, Europees beschouwd, hoog. Uit de behoefteonderzoeken in Nederland en ook uit andere documenten blijkt dat ongeveer 40% van de senioren aan vrijwilligerswerk deelneemt. Figuur 31 laat zien dat de senioren van 60 tot en met 69 jaar van Grave iets boven dat gemiddelde zitten. Het gemiddelde van alle respondenten is 37%. Vrijwilligerswerk (per leeftijdscategorie %, ja) Vrijwilligerswerk
Leeftijdscategorie 60- 69
70-79
≥ 80
Nu vrijwilligerswerk doen
41
33
21
Komende jaren misschien vrijwilligerswerk doen
42
26
5
Komende jaren zeker vrijwilligerswerk doen
4
0
0
Figuur 31 Vooral in de groep van 60-69 jaar, maar ook in de groep 70-79 jaar en voor 5% van de groep 80 jaar en ouder is volop belangstelling voor een toekomstige rol als vrijwilliger. Wellicht dat er direct na de pensionering nog enige terughoudend is om direct maatschappelijke taken te gaan vervullen, maar liefst 42% van de jongste leeftijdscategorie van senioren van Grave overweegt een mogelijke rol als vrijwilligerswerk en 4% van die groep weet zeker dat er vrijwilligerswerk aan zit te komen. Voor de groep 70-79 jaar liggen deze percentages op 26% en 0%. Voor instanties die betrokken zijn bij het werven van vrijwilligers is een tijdige en goede voorlichting van belang over de mogelijkheden van, de voorwaarden tot en eventueel de faciliteiten voor vrijwilligerswerk. De eerdergenoemde reductie en opheffing van verzorgingshuiszorg, die over ongeveer 5 jaar al voltooid kan zijn, vraagt om vrijwilligers die een aanspreekpunt kunnen zijn, gezelschap willen bieden of bereikbaar willen zijn. 5.5.1. Type vrijwilligerswerk dat wordt verricht Het bieden van gezelschap, bijvoorbeeld door een huisbezoek of door ziekenbezoek, is de meest gebezigde vrijwilligersactiviteit van senioren van 60 tot en met 79 jaar. Voor de groep senioren van 80 jaar en ouder is ‘maatschappelijke activiteiten’ met 17% favoriet, gevolgd door ‘gezelschap’ met 13%. Administratieve hulp wordt aangeboden door 16% van de groep 60-69 jaar, 17% van de senioren van 70-79 jaar en 8% van de 80 plussers. Maatschappelijke vrijwilligersactiviteiten gebeurt door 13% van de 60-69 jarigen en 16% van de respondenten van 70 jaar en ouder. 11% van de groep 70-79 jaar vult de vrije tijd met het doen van handenarbeid. Huishoudelijke activiteiten, zoals het aanbieden van hulp bij maaltijden, bij het onderhoud, het huishouden of bij het tuinieren, worden door 13% van de groep 60-69
32
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
jaar aangeboden en ook zorgende vrijwilligersactiviteiten zijn interessant voor de jongste ouderen. Type vrijwilligerswerk. Top 3 (per leeftijdscategorie %) leeftijdscategorie
vrijwilligersactiviteit
Percentage
60 - 69
1. Gezelschap bieden
22
2. Administratieve werkzaamheden
16
3. Maatschappelijk, bv collecteren
13
1. Gezelschap
24
2. Administratieve werkzaamheden
17
3. Maatschappelijk
16
1. Maatschappelijk
17
2. Gezelschap
13
3. Administratieve werkzaamheden
8
70 – 79
≥ 80
Figuur 32 Rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat de mogelijkheden om vrijwilligerswerk te doen en de diversiteit aan vrijwilligersactiviteiten bij veel senioren vaak niet bekend zijn. Behoefteonderzoeken van de Belgian Ageing Studies (B.A.S.) laten zien dat lager opgeleide senioren, die tot de lagere inkomensgroep behoren, sterk zijn ondervertegenwoordigd in het vrijwilligerswerk. Zij zijn vaak niet bekend met vrijwilligerswerk en het type vrijwilligerswerk dat wordt gevraagd, is vaak niet afgestemd op de kwaliteiten van de senior. Senioren die in hun leven ‘met de hand gewerkt hebben’, blijken alleszins bereid om gedurende een korte periode of afgebakende tijd zich in te zetten voor bijvoorbeeld het opknappen van de buurt of omgeving waarin zij wonen, zeker als deze inzet nog gefaciliteerd wordt. Ook het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden en het regelen van vervoer zijn activiteiten die deze groep aanspreken. Het positieve psychologisch effect van deze maatschappelijk relevante inspanningen moet niet worden onderschat. Om vrijwilligerswerk te willen gaan doen, zo blijkt uit onderzoek van de Belgian Ageing Studies, moet de senior weten waar hij aan toe is. Afspraken over de werktijden en over de werkzaamheden moeten duidelijk zijn en het werk moet in de buurt zijn. De senior wil er niet teveel aan gebonden zijn, oftewel hij wil de handen vrij hebben als de persoonlijke situatie daar om vraagt en de inzet moet in beginsel voor een afgebakende tijd zijn. Voor de senioren is het van belang dat de inzet waardering geniet. Naarmate senioren ouder worden zullen zij zelf minder het initiatief nemen om vrijwilligerswerk te gaan doen en zullen zij, meer dan de jongere senioren, persoonlijk moeten worden benaderd.
33
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
5.6.
Belangstelling voor politiek en beleid
Aan de senioren is de vraag gesteld of zij belangstelling hebben voor hetgeen politiek gaande is. Een hoog percentage geeft aan in meer of mindere mate geïnteresseerd te zijn. Tussen de 53% (60-69 jaar) en 33% (80+) van de senioren is ‘enigszins geïnteresseerd’ en tussen de 7% (80+) en 16% (70-79 jaar) zegt ‘erg geïnteresseerd’ te zijn. Belangstelling voor politiek (per leeftijdscategorie %) erg geïnteresseerd
12
16
7
60-69 70-79
enigszins geïnteresseerd
53
42
33
80+
Figuur 33 Op de vraag of senioren invloed kunnen uitoefenen op het beleid van de overheid, van de sociale woningstichting en van organisaties op het gebied van de zorg of van seniorenorganisaties, zijn de meningen verdeeld. 20% van de groep 60-69 jaar is niet te spreken over de mogelijkheden om invloed uit te oefenen op het beleid van de woningstichting, terwijl 11% van mening is dat wel degelijk invloed kan worden uitgeoefend. Bij de leeftijdscategorieën 70-79 jaar en 80+ is het percentage senioren dat van mening is dat beïnvloeding kan plaatsvinden exact gelijk aan het percentage dat die mening niet is toegedaan (18%;20%). Respondenten van 60 tot 69 jaar en 70-79 jaar zijn kritisch over de invloed op ‘gemeentebeleid in het algemeen’: 28% respectievelijk 52% zegt dat het daar slecht mee gesteld is. Van de groep 80+ deelt 12% die mening, terwijl 20% aangeeft dat het goed is gesteld met de invloed. Het merendeel van de respondenten geeft aan dat de invloed ‘noch slecht/noch goed’ is. Over invloed op ‘de inrichting van de wijk’, hetgeen toch ook een onderwerp is waarbij de gemeente initiatiefnemer is, zijn de meningen vele malen positiever: tussen de 26% (60-69 jaar) en 33% (70-79 jaar) van de senioren is goed te spreken over de invloed die kan worden uitgeoefend. Invloed op het beleid van thuiszorginstellingen kan volgens 19% (60-69 jaar) tot 44% (80+) worden uitgeoefend, terwijl 15% (60-69 jaar) tot 24% (70-79 jaar) die mening niet deelt. Organisaties die activiteiten voor ouderen organiseren, staan volgens 33% (60-69 jaar/80+) tot 45% (70-79 jaar) van de respondenten nog het meest open voor invloed op hun beleid. 13% van de 80-plussers is hierover negatief. 5.7.
Activiteitenpatroon en favoriete (culturele) evenementen
Aan de senioren is gevraagd aan te geven hoe vaak ze een vijftiental met naam genoemde activiteiten verrichten. De resultaten in figuur 34 laten zien dat de senior van Grave vaak naar radio en muziek luistert, graag wandelt en/of fietst, regelmatig een boek leest, nogal eens achter de computer zit en dat tuinieren een hobby is. 34
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
Activiteiten. Top 5 meest gebezigde activiteiten (wekelijks en > 1 x per week, per leeftijdscategorie %) Activiteit
Leeftijdscategorie 60- 69
70-79
≥ 80
Wandelen/fietsen
68
55
36
Luisteren naar radio/muziek
73
65
50
Boeken lezen
37
32
21
Computer/internetgebruik
75
50
18
Tuinieren
23
22
14
Figuur 34 Wat opvalt is het zeer hoge internetgebruik door alle leeftijdscategorieën. Vooral het internetgebruik van oudere senioren wordt nogal eens onderschat. In Grave is 50% van de groep 70-79 jaar en 18% van de groep 80+ actief met internet. Zeker wanneer de mobiliteit vermindert, maar ook op tijden waarop de senioren meer aan het huis gekluisterd is, zoals met name in de avonduren, is internet een medium om contact met de buitenwereld te houden en geïnformeerd te blijven. Instanties die senioren willen betrekken bij hun beleid zouden hier, bijvoorbeeld met gebruikmaking van een poll, rekening mee kunnen houden. Wandelen en fietsen is voor alle leeftijdscategorieën een vaak beoefende bezigheid en ook het luisteren naar de radio of naar muziek is populair. Bijna één op de vier senioren van 6069 jaar, iets meer dan één op de vijf senioren van 70-79 jaar en één op de zeven 80 plussers tuinieren vaak. Gemiddeld 29% van de senioren uit Grave doet minimaal 1 x per week aan kaarten of gezelschapsspelen, 24% doet minstens 1 x per week aan knutselen of handwerken en 46%, gaat minstens 1 x per maand naar het café, een tearoom of uit eten. 48% maakt minstens 1 x per maand een uitstapje, 35% gaat minstens 1x per maand naar een film, sport of cultuurevenement, en gemiddeld gaat 28% minstens 1 x per week winkelen. Kijken we naar activiteiten die weinig worden verricht dan valt op dat het volgen van een opleiding of cursus zelden tot nooit wordt gedaan door 86% van de senioren. Dit betekent niet dat er geen belangstelling is voor de bespreking van thema’s, bijvoorbeeld over onderwerpen die met gezondheid te maken hebben of met actuele ontwikkelingen in de samenleving. Gezien de belangstelling voor politieke aangelegenheden en voor beleid van instellingen zullen hearings over deze onderwerpen nogal wat belangstelling trekken. In de vragenlijst is de belangstelling voor deelname aan culturele evenementen nader onderzocht. Een aantal evenementen is genoemd, zoals het bijwonen van dansvoorstellingen, het gaan bezichtigen van kunst, naar muziekuitvoeringen gaan, of naar een buurtfeest. De vraag is gesteld hoe vaak deze evenementen worden bijgewoond. Als ‘meerdere keren per jaar en vaker’ als norm wordt genomen voor een relatief hoge frequentie waarmee culturele evenementen worden bezocht door de verschillende 35
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
leeftijdscategorieën, dan kunnen de volgende conclusies worden getrokken: Van de respondenten gaat 40% meerdere keren per jaar naar de kermis, de rommelmarkt of het buurtfeest; 8% gaat naar Nederlandstalige muziek, 11% naar klassieke muziek; 17% gaat meerdere keren per jaar naar de film en 11% gaat meerdere keren per jaar naar een kunsttentoonstelling. Er zijn geen grote verschillen in deelname tussen de leeftijdscategorieën. De vraag is gesteld of er belemmeringen zijn om vaker naar een cultureel evenement te gaan. In figuur 35 zijn de vijf meest genoemde belemmeringen weergegeven. Deelname aan culturele activiteiten Top 5 van redenen om niet vaker deel te nemen (per leeftijdscategorie %)
Leeftijdscategorie
Redenen
60- 69
70-79
≥ 80
Te duur
45
47
30
Gebrek aan openbaar vervoer
14
21
30
Geen interesse
53
51
64
Tijdstip voorstelling (’s avonds)
20
32
33
De afstand naar het evenement
23
42
44
Figuur 35 Wil de organisatie van cultuurevenementen meer belangstelling trekken van senioren, dan zal de inhoud van het programma meer moeten worden afgestemd op de behoeften van senioren. Ook de kosten voor de culturele activiteit weerhouden senioren van een frequentere deelname. Het tijdstip van de voorstelling is voor ongeveer één op de drie senioren vanaf 70 jaar een reden om niet te gaan. De afstand naar het evenement, in combinatie met onvoldoende openbaar vervoer, bemoeilijken de deelname volgens bijna één op de vier senioren van 60-69 jaar en voor meer dan vier op de tien senioren vanaf 70 jaar. 5.8.
Deelname aan het verenigingsleven
De vraag naar deelname van senioren aan het verenigingsleven laat een breed scala aan lidmaatschappen zien, die door de jaren heen zijn aangehouden, zijn verminderd of met het ouder worden zijn aangegaan. 16% van de groep 60-69 jaar, 19% van de groep 70-79 jaar en 14% van de groep 80+ zijn lid van een milieu of natuurvereniging. Velen hiervan zijn na hun pensionering doorgegaan met hun lidmaatschap. Alleen bij de groep vanaf 70 jaar zien we een toename van 7%. Van de hobbyclub zijn veel respondenten vroeger lid geweest en nu niet meer. Zo is in de leeftijdscategorie 80 jaar en ouder het aantal aangesloten senioren met 21% gedaald. De sportvereniging (wandelclub, schaken ed.) heeft 36% van de senioren 36
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
van 60-69 jaar, 22% senioren van 70-79 jaar en 11% 80 plussers als lid. Ook hier zijn veel senioren door de jaren heen lid gebleven. Naarmate de leeftijd stijgt, neemt de belangstelling voor religieuze of kerkelijke activiteiten eerder toe dan af: van de groep 60-69 jaar was 7% lid en nu 16%; van de groep 70-79 jaar was vroeger 14% lid en nu 20%. Van de 80 plussers was vroeger 14% lid en nu 36%. Van een vakbond of beroepsvereniging was vroeger 14% lid (groep 60-69 jaar), terwijl nu 21% lid is. Bij de groep 70-79 jaar en 80+ zien we daarentegen een daling van 26% naar 14%, resp. van 21% naar 11%. Het lidmaatschap van een koor, dans, toneel, literatuurclub e.d., nam toe van 14% naar 18% bij de groep 60-69 jaar, bleef gelijk bij de groep 70-79 jaar en nam af bij de groep 80+ van 11% naar 4%. Van een buurtcomité, carnaval of feestvereniging is het percentage senioren van de groep 60-69 jaar dat nu lid is met 2% toegenomen t.o.v. vroeger; bij de groep 70-79 jaar zien we een stijging van 6% en de groep 80+ laat een toename van 14% zien. Het lidmaatschap van een politieke partij is bij de groep 60-69 jaar op 7% gebleven; bij de groep 70-79 jaar zien we een stijging van 4%, namelijk van 8% naar 12% en bij de groep 80+ is het percentage dat lid is gedaald van 14% naar 7%.
Deelname aan seniorenverenigingen (per leeftijdscategorie %)
Leeftijdscategorie
Rubriek
60- 69
70-79
≥ 80
Lid
22
44
52
Komende jaren misschien lid worden
46
37
10
Komende jaren zeker lid worden
11
6
14
Figuur 36 Veel senioren hebben een lidmaatschap van de seniorenvereniging, niet in de laatste plaats vanwege de activiteiten die worden georganiseerd, zoals uitstapjes en hobbyactiviteiten. Voor veel senioren is de seniorenvereniging de enige vereniging waar zij lid van zijn. Veel jongere senioren schuiven een lidmaatschap voor zich uit, maar hebben het wel degelijk in overweging. Zo geeft van de niet-leden 46% van de leeftijdscategorie 60-69 jaar, 37% van de groep 70-79 jaar en 10% van de 80-plussers aan misschien de komende jaren lid te gaan worden en 11% (60-69 jaar), 6% (70-79 jaar) en 14% (80+) zegt zeker lid te zullen worden. Zoals eerder bij het vrijwilligerswerk aangegeven, is de kans van een daadwerkelijke deelname door laatstgenoemde groep(en) het grootst bij een persoonlijke benadering. 5.9.
Redenen om niet deel te nemen aan verenigingsactiviteiten
In figuur 37 is de top 5 aangegeven van redenen om niet vaker aan verenigingsactiviteiten deel te nemen. 37
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
Deelname aan verenigingsactiviteiten (top 5 van redenen om niet vaker deel te nemen, per leeftijdscategorie %) Rubriek
Leeftijdscategorie 60- 69
70-79
≥ 80
Gezondheidsproblemen
22
20
23
Zorg voor iemand
19
21
10
Activiteiten spreken niet aan
19
20
13
Activiteiten zijn vaak ‘s avonds
12
11
17
Geen interesse
17
16
10
Figuur 37 ‘Gezondheidsproblemen’ is naar verhouding de belangrijkste reden om niet vaker naar een vereniging te gaan, vooral voor de oudere senioren. Voor ongeveer één op de vijf senioren spreken de verenigingsactiviteiten niet aan. Als de activiteiten ’s avonds zijn, is dat voor 11% (70-79 jaar) tot 17% (80+) ook een reden om niet te gaan. Het moeten zorgen voor iemand in de directe kring, bijvoorbeeld de partner, weerhoudt senioren er ook van vaker aan verenigingsactiviteiten deel te nemen. Meer dan één op de vijf 70 tot 79 jarigen gaat om die reden niet vaker naar een verenigingsactiviteit. 5.10. Daginvulling De respondenten geven aan 3.40 uur per dag televisie te kijken. In figuur 38 is te zien met welke andere activiteiten de dag wordt ingevuld. Daginvulling (per leeftijdscategorie %)
Leeftijdscategorie
Rubriek
60- 69
70-79
≥ 80
Dagelijks de krant lezen
74
73
76
Gemeentelijke informatie regelmatig raadplegen
69
71
76
Minimaal dagelijks internetgebruik
48
30
14
Figuur 38 Tussen de 73% (70-79 jaar) en 76% (80+) leest dagelijks de krant. Gemeentelijke informatie wordt door 69% (60-69 jaar) tot 76% (80+) regelmatig geraadpleegd en minimaal dagelijks wordt het internet gebruikt door 14% (80+) tot 48% (60-69 jaar) van de respondenten. Internet wordt vooral gebruikt om te e-mailen en om informatie op te zoeken maar is ook een medium voor contact met de familie. 38
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
5.11. Tevredenheid over diensten of dienstverleningen Aan de senioren is gevraagd naar de tevredenheid over diensten of dienstverleningen waar zij met de regelmaat mee te maken hebben. Op basis van de respons is een top 3 opgesteld van diensten waarover de tevredenheid hoog is en een top drie van diensten waarover senioren ontevreden zijn. In figuur 39 zijn de diensten vermeld waar het hoogste percentage respondenten van de verschillende leeftijdscategorieën ‘tevreden’ en ‘zeer tevreden’ over is. Beroep op (gemeentelijke) dienstverleningen (Top 3 best beoordeelde diensten %) Diensten
Percentage
1. Huisvuil Frequentie ophalen huisvuil
81
Openingstijden milieustraat
56
Toegankelijkheid milieustraat
64
Dienstverlening milieustraat
58
2. Aanbod, dienstverlening van de bibliotheek Toegankelijkheid van de bibliotheek
57
Aanbod in de bibliotheek
50
Dienstverlening in de bibliotheek
54
3. Gemeentehuis Openingstijden
49
Toegankelijkheid
53
Dienstverlening
46
Houding van de ambtenaar
52
Figuur 39 Over het ophalen van het huisvuil in het algemeen, maar ook over de frequentie van het ophalen en de kwaliteit van de huisvuilcontainers en de openingstijden, toegankelijkheid en dienstverlening in de milieustraat is een hoog percentage respondenten tevreden. Ook over de openingstijden en de toegankelijkheid van het gemeentehuis en de dienstverlening en houding van de ambtenaar is gemiddeld ongeveer 55% van de respondenten tevreden; slechts een klein percentage is ontevreden. De bibliotheek wordt ook positief beoordeeld, zowel wat betreft de toegankelijkheid als de dienstverlening en het aanbod. Naast een hoge mate van tevredenheid over een aantal diensten hebben de respondenten ook aangegeven over welke diensten zij helemaal niet tevreden en ontevreden zijn. In figuur 39
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
40 zijn de 3 diensten of voorzieningen aangegeven waar senioren van de verschillende leeftijdscategorieën het minst tevreden over zijn. Beroep op (gemeentelijke) dienstverleningen (Top 3 slechtst beoordeelde diensten %) Diensten
Percentage
1. Zichtbaarheid politie op straat
38
2. Staat van de voetpaden
29
3. Beleid verkeersveiligheid
19
Figuur 40 Verkeersveiligheid en sociale veiligheid zijn onderwerpen die een belangrijke plaats hebben in het leven van senioren, omdat veel senioren als gevolg van afnemende mobiliteit en het krijgen van lichamelijke beperkingen kwetsbaar zijn; kwetsbaar in het verkeer en kwetsbaar in sociaal onveilige situaties. De senior is tevens vanwege die kwetsbaarheid een goed en kritisch beoordelaar van voorzieningen die een nadelige invloed hebben op de veiligheid, zoals een slechte verlichting, of de kwaliteit van oversteekplaatsen. Het is dan ook niet toevallig dat twee van de drie voorzieningen of diensten waar de meeste senioren helemaal niet tevreden of ontevreden over zijn, te maken hebben met veiligheid. Over de dienstverlening bij de politie is 31% van de respondenten tevreden, maar 38% van de senioren is van mening dat de politie meer zichtbaar moet zijn op straat, overdag en zeker in de avonduren. 17% is juist tevreden over de zichtbaarheid van de politie op straat. Van de groep 60-69 jaar is een hoger percentage ontevreden dan tevreden (40% vs 17%); ook van de groep 70-79 jaar is een hoger percentage ontevreden dan tevreden (35% vs 17%) en van de 80 plussers is 27% eerder ontevreden dan tevreden en 15% eerder tevreden over de zichtbaarheid van de politie. De staat van de voetpaden in de gemeente Grave wordt bekritiseerd door 29% van alle respondenten. Ongeveer 41% van alle respondenten geeft evenwel aan tevreden tot zeer tevreden te zijn over de staat van de voetpaden. Over het verkeersveiligheidbeleid is 22% van de groep 60-69 jaar, 15% van de groep 70-79 jaar en 12% van de 80 plussers niet tevreden. Een veel hoger percentage respondenten, namelijk 40% (60-69 jaar), 38% (70-79 jaar) en 31% (80+) is wel tevreden. Het aanbod van openbaar vervoer, waarover al eerder in dit rapport kritisch opmerkingen zijn geregistreerd, wordt door ongeveer 17% van de respondenten bekritiseerd, maar meer dan tweemaal zoveel respondenten spreken hun tevredenheid uit over het aanbod van openbaar vervoer in de gemeente Grave.
40
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
6.
Samenvatting
De senior van Grave is gemiddeld bijna 69 jaar oud, heeft 2.28 kinderen en 3.40 kleinkinderen. Hij woont bijna 41 jaar in de gemeente, terwijl de woning waarin hij woont 48 jaar oud is. Hij kijkt 3.40 uur tv per dag. Als hij hulp krijgt, is dat 5.51 uur in de week. Bovenstaande cijfers geven een beeld van de gemiddelde senior van Grave. Maar er zijn ook andere gegevens die de senior van de gemeente Grave karakteriseren. Zo valt op dat een hoog percentage senioren van alle leeftijdscategorieën het wonen in de gemeente als prettig tot zeer prettig beleeft en dat veel senioren betrokken zijn bij het leven in hun kern of buurt. Ook valt het frequente internetgebruik op van veel senioren van 60 tot en met 79 jaar. Dienstverleningen op het gebied van milieu, diensten van de gemeente en van de bibliotheek dragen de goedkeuring weg van meer dan de helft van de senioren. Er is bij senioren een hoge bereidheid om nu en in de nabije toekomst mantelzorg en vrijwilligerswerk te verrichten. Als we kijken naar karakteristieken binnen de leeftijdscategorieën, dan zien we dat de groep van 60-69 jaar veel hoger is opgeleid dan oudere senioren, zij het dat het percentage 80 plussers met een hogere opleiding ook niet gering is. Het inkomen van de jongere ouderen (60-69 jaar) is hoger dan dat van de groep vanaf 70 jaar. Het rondkomen met het inkomen is voor een behoorlijke groep 70-79 jarigen niet gemakkelijk. Opvallend is dat het percentage 80 plussers dat vindt dat gemakkelijk tot zeer gemakkelijk kan worden rondgekomen met het maandinkomen uitstijgt boven het percentage senioren van 70 tot 79 jaar. Drie kwart van de 60-69 jarigen komt eerder gemakkelijk tot zeer gemakkelijk rond met het inkomen. Het woningbezit neemt af naarmate de leeftijd toeneemt, voor 70-79 jarigen is dat beperkt, voor 80 plussers fors. Beperkingen of obstakels in de woning hoeven minder te worden weggenomen naarmate de senior jonger is en de bereidheid om naar een aangepaste woning te verhuizen, of in het verzorgingshuis te gaan wonen, is het hoogst bij de oudste senioren. Voor één op de vijf 80 plussers is het verzorgingshuis een mogelijk alternatief als de senior niet meer in de eigen woning zou kunnen blijven wonen. Nogal wat senioren hebben chronische beperkingen van het bewegingsapparaat, alsmede afnemende spierkracht. Deze en andere aandoeningen, die in intensiteit toenemen met het stijgen van de levensjaren, hebben tot gevolg dat het nemen van drempels en het trappen lopen, een blokje omlopen, zelf het huishouden doen of zichzelf verzorgen, moeilijk of onmogelijk worden. Ouderen lopen met het stijgen van de leeftijd een toenemend risico op valincidenten en ook op sociale exclusie als de woning niet wordt aangepast. Gezien de demografische ontwikkeling van Grave zal, naast het opplussen van woningen, ingegaan moeten worden op de stijgende behoefte aan aangepaste woningen of appartementen, al dan niet door middel 41
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
van een herbestemming van appartementen in het verzorgingshuis, dat de komende jaren immers een belangrijk deel van zijn functie gaat verliezen. Door de reductie van verzorgingsappartementen en de hogere drempel voor toetreding tot een AWBZ voorziening en voor huishoudelijke hulp wordt ook het beroep op mantelzorgers groter. Ondanks een groot sociaal netwerk van veel senioren en van velen in de omgeving die een helpende hand willen toesteken, zal, niet in de laatste plaats door demografische en sociografische ontwikkelingen, de beschikbaarheid van mantelzorgers afnemen, terwijl het beroep op informele hulp stijgt. Mantelzorgers moeten vaardiger worden gemaakt in het herkennen van symptomen op het gebied van dementie en ouderdomsziekten en in het omgaan daarmee. Mantelzorgers en vrijwilligers moeten door professionele zorgaanbieders worden opgeleid om ondersteunende en mogelijk ook verzorgende taken te kunnen verrichten. Eveneens moeten afspraken worden gemaakt over de grenzen aan de werkzaamheden van de informele zorg en over de bereikbaarheid en beschikbaarheid van de zorgleverancier. Hoopgevend in het kader van de noodzaak om meer informele zorg te mobiliseren, is de sterke sociale cohesie tussen de inwoners, die in de gemeente Grave geconstateerd wordt. Een zeer hoog percentage respondenten vindt het wonen in de gemeente Grave prettig tot zeer prettig en toont dat ook door betrokkenheid bij wat in de buurt of gemeente gebeurt. Er is veel contact tussen buurtgenoten, de bereidheid tot burenhulp is flink aanwezig en ook op het gebied van het behoud van sociale veiligheid wordt aan de buurt of de buren een belangrijke rol toegedicht. Voor senioren van 80 jaar en ouder zijn hun kinderen de eerst aangewezenen om ondersteuning te bieden, vóór vrienden en kennissen en in de derde plaats de buren of buurtgenoten. De sterke sociale cohesie vertaalt zich ook in de deelname aan vrijwilligerswerk. Meer dan vier op de tien senioren van 60-69 jaar, ruim drie op de tien senioren van 70 jaar en ouder en twee op de tien 80 plussers doen aan vrijwilligerswerk. Het bieden van gezelschap aan mensen die daar verlegen om zitten, is, naast administratieve en maatschappelijke activiteiten, een veel voorkomende vorm van vrijwilligerswerk. Een vrijwilligersactiviteit ook waar, met het oog op een relatieve afname van indicaties voor geïndiceerde zorg, toenemende behoefte aan zal zijn. Opvallend ook is het hoge percentage respondenten van 60 tot 79 jaar dat op dit moment nog geen vrijwilligerswerk verricht, maar heeft vermeld dat de komende jaren misschien te willen gaan doen. Hier ligt een taak voor vrijwilligersorganisaties om deze groep aan te spreken, waarbij onderzoek van de Vrije Universiteit Brussel uitwijst dat de kans dat oudere senioren daadwerkelijk vrijwilligerswerk gaan doen het hoogst is als zij persoonlijk worden benaderd. Opmerkelijk is dat het percentage senioren van 80 jaar en ouder, dat aangeeft hulp nodig te hebben bij de persoonlijke verzorging en bij huishoudelijk werk anderhalf tot ruim tweemaal zo hoog is dan het percentage senioren dat aangeeft chronische beperkingen te ondervinden bij het verrichten van die activiteiten. Aan de ingezette reductie van verzorgingshuiszorg en 42
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
van de op handen zijnde sanering van professionele huishoudelijke ondersteuning ligt de verwachting ten grondslag dat meer een beroep kan worden gedaan op de eigen verantwoordelijkheid en de zelfredzaamheid van senioren. De cijfers in Grave laten zien dat met name de oudste senior, de 80 plusser, meer beroep doet op (professionele) hulp, dan uit het overzicht van chronische beperkingen zou worden verondersteld. Een omgekeerd beeld is te zien bij de 60 tot en met 79 jarigen waar lagere percentages respondenten aangeven hulp bij de persoonlijke verzorging nodig te hebben dan op grond van de percentages respondenten met chronische beperkingen bij de persoonlijke verzorging wordt verwacht. Gebrek aan goed openbaar vervoer en bushaltes maken volgens senioren van Grave de bereikbaarheid van centraal gelegen voorzieningen niet gemakkelijk. De afwezigheid in kleine kernen van de gemeente Grave van voorzieningen die in dagelijkse levensbehoeften voorzien, of van belangrijke voorzieningen zoals een postkantoor, een huisarts en een apotheek, stelt extra eisen aan de bereikbaarheid van dergelijke meer centraal gelegen voorzieningen. De kritiek die senioren uiten op het openbaar vervoer, alsmede mobiliteitsproblemen van een grote groep senioren, vragen om nadere stappen en onderzoek van de gemeente Grave naar de vervoerswensen, de huidige vervoersbewegingen en vervoersproblemen van senioren. Openbare toiletten en rustbanken worden gemist, vaak door die senioren die met beperkingen of klachten kampen. De beschikbaarheid hiervan, alsmede een goede staat van de voetpaden, met name die naar belangrijke voorzieningen leiden, kunnen betekenen dat senioren niet aan huis gekluisterd hoeven zijn. Met name veel oudste senioren van de gemeente Grave zijn van mening dat de sociale onveiligheid is toegenomen. Meer dan vier op de tien senioren zijn van mening dat de straten onveiliger zijn geworden en dat ’s avonds voorzichtigheid is geboden en één op de vijf senioren van 80 jaar en ouder komt weinig alleen buiten vanwege angst overvallen te worden. Voor meer dan één op de drie de respondenten zijn ‘meer zichtbaarheid van de politie op straat’ van belang om de sociale onveiligheid te verkleinen. Meer dan één op de drie senioren geeft ook aan dat straten niet voldoende verlicht zijn, waardoor gevoelens van sociale onveiligheid worden versterkt. Veel senioren zijn niet ontevreden over hun psychische gesteldheid en ook de sociale gesteldheid wordt over het algemeen positief beoordeeld, niet in de laatste plaats omdat veel senioren mensen om zich heen hebben die steun willen bieden als dat nodig is, of die gezelligheid verschaffen. Toch kan voor meer dan één op de vijf senioren uit Grave de sociale gesteldheid verbeteren, als zij iemand zouden hebben die ze om raad kunnen vragen, die ze in vertrouwen kunnen nemen of met wie ze levensvraagstukken zouden kunnen worden bespreken.
43
Behoefteonderzoek senioren gemeente Grave
Een substantieel deel van de senioren, verdeeld over alle leeftijdscategorieën, is van mening dat de maatschappij denkt dat zij niets meer te bieden heeft. Opvallend is dat een deel van die groep aangeeft bereid te zijn in de toekomst vrijwilligerswerk te gaan verrichten. Uit veel behoefteonderzoeken is bekend dat het vaak gaat om senioren met een lagere beroepsopleiding die geen ervaring hebben opgedaan met vrijwilligerswerk. Op velerlei manieren moet worden geprobeerd deze groep senioren bij het vrijwilligerswerk te betrekken vooral door persoonlijke benaderingen en voor kort cyclisch, projectmatig vrijwilligerswerk, zoals het opknappen van een buurt. De senior uit Grave neemt graag aan activiteiten deel, niet in de laatste plaats aan activiteiten die door seniorenverenigingen worden georganiseerd. Het ‘iets om handen hebben’ of ‘ergens bij horen’ is voor ieder mens van belang, maar zeker ook voor die groep van senioren die aangeeft zich eenzaam te voelen of die moeite heeft de eindjes aan elkaar te knopen. Voor verenigingen, sociaal-culturele instellingen, welzijnsinstellingen en ondernemers op het gebied van recreatieve activiteiten liggen uitdagingen om activiteiten te organiseren die aan specifieke wensen van senioren voldoen: ze moeten meer zijn toegespitst op de interesses van senioren, overdag kunnen worden gedaan, betaalbaar zijn, de mogelijkheid bieden van vervoer van senioren naar de activiteiten en van tijdelijke hulp aan degene voor wie gezorgd wordt, en ze moeten kunnen worden beoefend door mensen met gezondheidsproblemen.
44