BEHOEFTEONDERZOEK KINDEROPVANG DORDRECHT 2004
Sociaal Geografisch Bureau Gemeente Dordrecht drs. J.M. Schiff dr. M.G. Weide juli 2004
Colofon Opdrachtgever: Tekst: Drukwerk: Informatie:
Onderwijs en Welzijn Sociaal Geografisch Bureau Stadsdrukkerij Gemeente Dordrecht Sociaal Geografisch Bureau (SGB) Postbus 8 3300 AA Dordrecht telefoon: 078-639 54 65 www.sociaalgeografischbureau.nl
Het overnemen van delen van de tekst is toegestaan onder voorwaarde van een duidelijke bronvermelding.
INHOUD 0.
SAMENVATTING EN CONCLUSIES
1.
INLEIDING 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
2.
HUIDIGE BELANGSTELLING KINDEROPVANG 2.1
2.2
2.3
3.
Belangstelling kinderopvang in cijfers 2.1.1 Kinderdagverblijf 2.1.2 Buitenschoolse opvang 2.1.3 Gastouderopvang 2.1.4 Informele opvang Formele en informele opvang voor kinderen 2.2.1 Combinatie formele en informele kinderopvang 2.2.2 Gebruik opvang voor kinderen in het weekend, ´s avonds en de schoolvakanties 2.2.3 Regelingen op het werk 2.2.4 Bijdrage formele kinderopvang 2.2.5 Loket Kinderopvang Belangstelling kinderopvang alleenstaande en allochtone ouders 2.3.1 Alleenstaande ouders 2.3.2 Allochtone ouders
REDENEN WEL EN GEEN GEBRUIK KINDEROPVANG 3.1 3.2 3.3
4.
Aanleiding Kinderopvang in Dordrecht Onderzoeksvragen Onderzoeksmethode Opzet van het rapport
Redenen gebruik kinderopvang Redenen gebruik informele kinderopvang Redenen geen gebruik kinderopvang
TOEKOMSTIGE BEHOEFTE AAN KINDEROPVANG 4.1 4.2
Demografische ontwikkelingen Ontwikkeling in belangstelling 4.2.1 Toekomstige belangstelling opvang voor kinderen 4.2.2 Alleenstaande ouders 4.2.3 Allochtone ouders
Bijlagen 1. 2. 3. 4. 5.
Vragenlijst kinderopvang Dordrecht Respons naar wijk en etnische groep Representativiteit onderzoeksgroep Beschrijving onderzoeksgroep Aanvullende tabellen
1 1 1 3 3 5
7 7 7 8 8 9 9 10 11 11 11 12 13 13 14
15 15 15 17
21 21 21 21 22 23
i
0.
SAMENVATTING EN CONCLUSIES
0.1
Inleiding Begin 2004 heeft het Sociaal Geografisch Bureau in opdracht van de sector Onderwijs & Welzijn van de gemeente Dordrecht een behoefteonderzoek uitgevoerd naar kinderopvang in Dordrecht. Dit is een herhaling van een onderzoek dat in 2001 is uitgevoerd. De aanleiding tot het onderzoek in 2001 was een aanzet voor nieuw gemeentelijk beleid, waarbij de gemeente een vraaggestuurd aanbod en een evenwichtige spreiding over de wijken wilde realiseren. Deze verandering ging gepaard met een drastische uitbreiding van het aantal kindplaatsen. Via het behoefteonderzoek verkreeg de gemeente inzicht in de (toekomstige) vraag naar kinderopvang op wijkniveau. Tevens werd een beeld verkregen van de redenen waarom ouders wel of niet gebruik maken van kinderopvang, eventuele drempels die zij ervaren, aspecten die zij bij kinderopvang belangrijk vinden en het oordeel over de kinderopvang van ouders die hier gebruik van maken. Inmiddels is de kinderopvang in Dordrecht fors uitgebreid en zijn er nieuwe kinderopvangvoorzieningen gerealiseerd. Drie jaar na het genoemde behoefteonderzoek bestond er bij de gemeente de behoefte dit onderzoek gedeeltelijk te herhalen. Hiertoe heeft een representatieve steekproef van 4330 gezinnen met kinderen van 0 tot 16 jaar een schriftelijke vragenlijst ontvangen. Ruim 2000 gezinnen hebben meegedaan aan het onderzoek, een respons van 47%. In deze samenvatting wordt verslag gedaan van de belangrijkste uitkomsten en wordt een aantal conclusies getrokken. Kinderopvang in Dordrecht In het onderzoek hebben we ons gericht op opvang voor kinderen van 0 tot 16 jaar. Er is een onderscheid gemaakt tussen formele en informele kinderopvang. Formele opvang betreft: - kinderdagverblijf voor 0 tot 4-jarigen (dagopvang), - buitenschoolse opvang (BSO voor 4-12 jarigen en tieneropvang voor 12-16 jarigen), - gastouderopvang voor 0 tot 13-jarigen. Hoewel de peuterspeelzaal wel is meegenomen in het onderzoek, ligt het accent op de andere vormen van kinderopvang. Dit omdat peuterspeelzaalwerk niet gericht is op het bieden van opvang die nodig is vanwege werk of studie. Worden kinderen opgevangen door een betaalde oppas of familie, vrienden of buren, dan spreken we van informele opvang. De huidige capaciteit van de formele kinderopvang in Dordrecht bestaat per 1 maart 2004 uit 1055 plaatsen voor dagopvang en 1025 plaatsen voor BSO. Gezien het geringe aantal responderende gebruikers blijft tieneropvang buiten beschouwing.
ii
0.2
Huidige belangstelling kinderopvang Formele opvang Drie op de tien Dordtse kinderen van 0 tot 4 jaar worden opgevangen in een kinderdagverblijf of staan ervoor op de wachtlijst; wat betreft BSO geldt dit voor twee op de tien kinderen tussen 4 en 12 jaar. Het gebruik van het kinderdagverblijf verschilt niet ten opzichte van 2001; bij BSO is er sprake van een duidelijke toename in het gebruik. Tussen 2001 en 2004 is de capaciteit voor kinderdagopvang en BSO in Dordrecht behoorlijk toegenomen. Voor het kinderdagverblijf geldt dat er overall voldoende capaciteit aanwezig is; het aanbod ligt momenteel zelfs wat boven de vraag. In de wijken Noordflank en Oud-Krispijn is er meer vraag dan aanbod. Dit wordt naar verwachting opgevangen door het overschot aan capaciteit in de Binnenstad. De capaciteit van BSO is de afgelopen jaren flink toegenomen, maar de vraag is ook gestegen. De belangstelling overtreft momenteel de capaciteit. Met name in Oud-Krispijn is dit het geval. In de Binnenstad daarentegen is er sprake van een overschot. De gastouderopvang wordt door een 1,3% van de Dordtse kinderen tot 12 jaar benut. Het gebruik is licht gedaald ten opzichte van 2001. Wat betreft het kinderdagverblijf is belangstelling in Wielwijk en Sterrenburg het meest toegenomen. In Oud-Krispijn en Stadspolders is de belangstelling voor BSO het hardst gestegen. Informele opvang Net als in 2001 kiezen ouders meestal of voor formele opvang of voor informele opvang. Informele opvang wordt voor een vijfde van de kinderen tot 16 jaar ingeschakeld. Voor 12-16 jarigen wordt in slechts beperkte mate informele opvang geregeld. De belangstelling voor informele opvang is in Wielwijk en Crabbehof/Zuidhoven relatief het hardst gestegen sinds 2001. Opvang ’s avonds, in het weekend en schoolvakanties Voor opvang ’s avonds, of in het weekend heeft ongeveer één op de tien ouders belangstelling. De helft wil opvang voor de kinderen in de schoolvakanties benutten. De belangstelling voor opvang in schoolvakanties is sinds 2001 toegenomen. Regelingen en bijdragen formele opvang Werkgevers kunnen meebetalen aan formele kinderopvang. Dit is geregeld bij tweederde van de tweeverdienende tweeoudergezinnen, bij de helft van de tweeoudergezinnen met één werkende ouder en vier op de tien werkende alleenstaande ouders. Desondanks vindt driekwart van de werkende ouders de eigen bijdrage aan de formele kinderopvang hoog. Dit geldt vooral in tweeoudergezinnen waarin één of beide ouders werken.
iii Vanwege een te hoge bijdrage maakt eenderde van alle ouders minder gebruik van formele opvang of overweegt dat te doen. Men schakelt dan vaak informele opvang in of gaat minder werken. Loket Kinderopvang Eén op de acht ouders is bekend met het Loket Kinderopvang van de gemeente Dordrecht. De belangrijkste informatiekanalen voor het loket zijn de sociale dienst en de krant. In hoeverre het Loket Kinderopvang bekend is bij haar doelgroepen kunnen we niet precies achterhalen. Op grond van de groep alleenstaande ouders kunnen we echter wel een inschatting maken. Een kwart van de ouders uit deze doelgroep is hier bekend mee. Het betreft vooral studerende en werkende alleenstaande ouders. Doelgroepen Eenoudergezinnen en tweeoudergezinnen maken even vaak gebruik van kinderopvang. Formele opvang wordt vaker door eenoudergezinnen benut; informele opvang vaker door tweeoudergezinnen. Ten opzichte van 2001 maken alleenstaande ouders die studeren of vrijwilligerswerk verrichten vaker gebruik van formele kinderopvang. Tweeouder- gezinnen, waarin één ouder werkt en één vrijwilligerswerk doet of studeert, benutten formele opvang anno 2004 juist minder vaak. Bij Turkse en Marokkaanse gezinnen is er minder belangstelling voor kinderopvang dan bij andere bevolkingsgroepen. Dit is niet veranderd sinds 2001. De verklaring hiervoor ligt in de huishoudensamenstelling en arbeidssituatie van deze groepen. Het gebruik van formele opvang onder Antilliaanse gezinnen is sinds 2001 toegenomen en is nu hoger dan bij de andere groepen. In het vorige onderzoek kwam al naar voren dat de toekomstige behoefte bij de Antilliaanse gezinnen aanzienlijk was.
0.3
Redenen wel/geen gebruik kinderopvang Motieven gebruik kinderopvang De motieven voor gebruik van kinderopvang zijn voornamelijk werk gerelateerd. Ruim acht op de tien gezinnen maken gebruik van formele of informele kinderopvang omdat het nodig is vanwege werk. Een vijfde heeft opvang nodig vanwege andere activiteiten, zoals studie of vrijwilligerswerk. Voor één op de tien gebruikers van formele of informele opvang geldt ook de ontwikkeling van het kind als motief. Bij de gebruikers van de peuterspeelzaal is dit veruit het belangrijkste motief: 92% noemt de ontwikkeling van het kind. Motieven gebruik informele opvang Het inschakelen van informele opvang is vaak een bewuste keuze. Opvang in de eigen omgeving en/of bij één vertrouwd persoon is voor de helft van de ouders belangrijk.
iv Verder spelen naast het gemak van informele opvang ook praktische belemmeringen van formele opvang een rol. De helft van de gezinnen vindt formele opvang te duur; voor een kwart is dat de belangrijkste reden om voor informele opvang te kiezen. Ook is voor een deel de formele opvang niet flexibel genoeg. En een kwart heeft gewoonweg geen behoefte aan formele kinderopvang. Ten opzichte van 2001 is het aandeel ouders dat formele opvang te duur vindt en daarom informele opvang verkiest bijna verdubbeld. Motieven geen gebruik kinderopvang Het niet gebruiken van kinderopvang wordt voor een groot deel verklaard door een gebrek aan behoefte. Daarnaast spelen de kosten geen onbelangrijke rol. Dit speelt voor één op de zes gezinnen mee en is voor één op de acht ouders het belangrijkste motief. Anderen vinden opvang niet goed voor het kind of geven aan dat het kind te jong dan wel te oud is voor opvang. In vergelijking met drie jaar terug is ‘geen behoefte’ vaker de belangrijkste reden om geen gebruik te maken van kinderopvang. Ook de kosten zijn anno 2004 vaker de belangrijkste reden voor geen gebruik dan in 2001. Doelgroepen De motieven om gebruik te maken van informele opvang verschillen niet tussen alleenstaande ouders en gezinnen met twee ouders. Het belangrijkste motief om geen gebruik te maken van kinderopvang is bij alleenstaande ouders minder vaak ‘geen behoefte’ dan bij tweeoudergezinnen. Daarnaast is de groep eenoudergezinnen die ‘geen behoefte’ als belangrijkste motief opgeeft niet groter geworden sinds 2001, dit in tegenstelling tot de tweeoudergezinnen. Voor allochtone en autochtonen ouders gelden dezelfde beweegreden om voor informele opvang te kiezen. Opvallend is dat het belang van opvang in de eigen religieuze / culturele gemeenschap als mogelijke drempel bij een aantal groepen voor het gebruik van formele opvang minder een rol lijkt te spelen dan in 2001. De motieven om geen gebruik te maken van kinderopvang verschillen wel wat tussen de bevolkingsgroepen. ‘Geen behoefte’ is bij allochtone ouders minder vaak de belangrijkste reden. De kosten zijn voor hen daarentegen vaker de belangrijkste reden om geen kinderopvang te benutten. Dit geldt voor een kwart van de allochtone gezinnen.
0.4
Toekomstige behoefte aan kinderopvang Demografische ontwikkelingen Naar verwachting zal de komende jaren het aantal kinderen van 0 tot 4 jaar licht dalen. In Stadspolders zal het aantal 0-4 jarigen het meest afnemen en in Nieuw-Krispijn zal het aantal kinderen juist toenemen. Wat betreft het aantal kinderen van 4 tot 12 jaar is de verwachting dat de populatie stabiel zal blijven.
v Wederom zien we in Stadspolders een duidelijke afname. De toename van 4-12 jarigen zal het grootst zijn in Dubbeldam en Crabbehof/Zuidhoven. De demografische ontwikkelingen op zich geven geen aanleiding tot een grote uitbreiding (of inkrimping) van het toekomstige aanbod. Toekomstige belangstelling kinderopvang Van de ouders die nu geen gebruik maken van formele kinderopvang heeft 9% in de toekomst wel belangstelling voor formele opvang. De helft geeft aan binnen twee jaar (misschien) gebruik te willen maken van formele kinderopvang. In vergelijking met 2001 is het aandeel potentiële toekomstige gebruikers van formele kinderopvang iets kleiner. De (toekomstige) behoefte aan opvang op flexibele tijden is groter dan het huidige gebruik. Bijna de helft van de ouders heeft toekomstige belangstelling voor kinderopvang op (deels) flexibele tijden. Op dit moment maken drie op de tien ouders gebruik van (deels) flexibele opvang. Doelgroepen Van de alleenstaande ouders die nu geen gebruik maken van formele kinderopvang heeft 11% toekomstige belangstelling voor formele opvang. Bij tweeoudergezinnen ligt dat aandeel op 6%. Het aandeel potentiële toekomstige gebruikers is onder de Marokkaanse, Antilliaanse en Surinaamse gezinnen het grootst. Bij deze groepen heeft een vijfde van de ouders die nu geen formele opvang benutten daar in de toekomst wel interesse in. Bij de Nederlandse gezinnen ligt het aandeel potentiële toekomstige gebruikers slechts op 3%. Sinds 2001 is het aandeel potentiële toekomstige gebruikers het meest toegenomen bij de Marokkaanse doelgroep. Bij de Antilliaanse, Nederlandse en ‘overige’ allochtone gezinnen is deze groep juist wat kleiner geworden.
0.6
Conclusies Wat kan er op basis van de uitkomsten nu geconcludeerd worden? Door de uitbreidingen van de kinderopvangvoorzieningen in de afgelopen jaren sluit het aanbod anno 2004 redelijk aan bij de vraag. De capaciteit van de kinderdagverblijfvoorzieningen is ruim voldoende. Wat betreft de BSO is er ruimte voor een - kleine - uitbreiding van de voorzieningen. In een aantal wijken kan bezien worden of de capaciteit beter afgestemd kan worden op de (toekomstige) belangstelling. De toename in het gebruik van formele opvang door alleenstaande ouders en Antilliaanse ouders – die deels overlappen – duidt op een succes van het gemeentelijk beleid in de afgelopen jaren.
vi Toch bestaan er op dit moment voor een deel van de Dordtse gezinnen drempels die gebruik van formele opvang in de weg staan. De voornaamste drempel wordt op dit moment opgeworpen door de kosten. Vooral voor werkende ouders zijn de kosten van formele kinderopvang een flinke financiële last. Het meebetalen door werkgevers lijkt daar niets aan af te doen. Bij een deel van de ouders bestaat er zelfs een kans dat zij ervoor kiezen minder te gaan werken. Ook voor een aanzienlijk deel van de allochtone ouders vormen de kosten van kinderopvang een belemmering. Daarnaast is er behoefte aan meer flexibele opvangmogelijkheden. Het aanbod dient daarbij meer vraaggericht zijn. Gedacht kan worden aan het makkelijker kunnen regelen van kinderopvang, opvang voor ouders met ‘alternatieve werktijden’, mogelijkheden tot onregelmatige opvang en opvang in vakanties en bij ziekte van het kind. Tot slot dient de bekendheid van het Loket Kinderopvang vergroot te worden. We zien namelijk dat het loket haar doelgroepen maar voor een deel bereikt.
1
1. 1.1
INLEIDING Aanleiding
Begin 2001 heeft het Sociaal Geografisch Bureau in opdracht van de sector Onderwijs & Welzijn van de gemeente Dordrecht een behoefteonderzoek uitgevoerd naar kinderopvang in Dordrecht. Het betrof zowel kinderdagopvang voor 0-4-jarigen als buitenschoolse opvang voor 4-16 jarigen. De aanleiding hiertoe was een aanzet voor nieuw gemeentelijk beleid, waarbij de gemeente een vraaggestuurd aanbod en een evenwichtige spreiding over de wijken wilde realiseren door kindplaatsen in te huren in de wijken waar behoefte is aan kinderopvang. Deze verandering ging gepaard met een drastische uitbreiding van het aantal kindplaatsen. Via het behoefteonderzoek verkreeg de gemeente inzicht in de (toekomstige) vraag naar kinderopvang op wijkniveau. Tevens werd een beeld verkregen van de redenen waarom ouders wel of niet gebruik maken van kinderopvang, eventuele drempels die zij ervaren, aspecten die zij bij kinderopvang belangrijk vinden en het oordeel over de kinderopvang van ouders die hier gebruik van maken. Inmiddels is de kinderopvang in Dordrecht fors uitgebreid en zijn er nieuwe kinderopvangvoorzieningen gerealiseerd. Drie jaar na het genoemde behoefteonderzoek bestond er bij de gemeente de behoefte dit onderzoek gedeeltelijk te herhalen. Daartoe heeft zij het SGB benaderd. Men wil inzicht in het huidige gebruik van de kinderopvang en de (toekomstige) vraag ten opzichte van het huidige aanbod. Hierbij is, evenals in het eerste onderzoek, specifieke aandacht voor allochtone groepen (Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen). In dit rapport wordt verslag gedaan van het onderzoek.
1.2
Kinderopvang in Dordrecht
Afbakening De definitie van kinderopvang die de gemeente Dordrecht hanteert luidt: Het op één of meer dagen per week, buiten de eigen huishouding, in georganiseerd verband en tegen geldelijke vergoeding bieden van onderdak, verzorging en begeleiding gedurende meer dan twee uur per dag voor kinderen van 0 tot 16 jaar. Hieronder vallen de volgende vormen van kinderopvang: - kinderdagverblijf voor 0 tot 4-jarigen (dagopvang), - buitenschoolse opvang voor 4 tot 16-jarigen, - gastouderopvang voor 0 tot 13-jarigen. De buitenschoolse opvang (BSO) kan onderverdeeld worden in BSO voor kinderen van 4-12 jaar en tieneropvang voor 12-16 jarigen. Ook het peuterspeelzaalwerk valt onder de hiervoor geformuleerde definitie. Deze vorm van kinderopvang is echter, in tegenstelling tot het kinderdagverblijf, BSO en gastouderopvang, niet primair gericht op het bieden van opvang bedoeld om ouders in staat te stellen te werken of te studeren. Het accent ligt in dit onderzoek dan ook op de drie eerder genoemde vormen van kinderopvang. Behalve de formele kinderopvang, waartoe we hier het kinderdagverblijf, BSO en gastouder-opvang rekenen, kunnen ouders ook een beroep doen op informele opvang, zoals een betaalde oppas of opvang door een familielid, kennis of buren. Ouders kunnen bewust kiezen voor informele opvang, omdat ze dit prettiger vinden voor hun kind(eren), maar deze keuze kan ook voortkomen uit gebrek aan alternatieven. Inzicht hierin is van belang om een goed beeld te krijgen van de behoefte aan formele kinderopvang.
2 Aanbod Het aanbod van formele kinderopvang in Dordrecht wordt verzorgd door twee grote organisaties, Centrale Organisatie Kinderopvang Drechtsteden en Stichting Dordtse Kinderopvang, en 14 kleinere organisaties/instellingen. De huidige capaciteit van de kinderopvang bestaat per 1 maart 2004 uit 1055 plaatsen voor dagopvang en 1025 plaatsen voor BSO. De capaciteit van kinderdagverblijfvoorzieningen is vooral toegenomen in de Binnenstad en Dubbeldam en afgenomen in Noordflank. De BSO is vooral in Stadspolders uitgebreid (tabel 1.1). Tabel 1.1 Capaciteit kinderopvang Dordrecht per wijk per 1 maart 2004 (exclusief gastouderopvang) wijk capaciteit dagopvang 0-4 jaar capaciteit BSO 4-12 jaar Binnenstad Noordflank Oud Krispijn Nieuw Krispijn Het Reeland Staart Wielwijk Crabbehof/Zuidhoven Sterrenburg Dubbeldam Stadspolders totaal
2001
2004
2001
2004
97 89 75 20 57 154 12 241 745
281 14 18 11 66 25 96 36 155 92 261 1055
150 60 20 20 20 140 40 200 650
200 100 20 20 40 20 20 30 140 80 355 1025
Gastouderopvang wordt aangeboden door één gastouderbureau. Ten slotte is er in Dordrecht sinds september 1999 een opvangproject voor tieners van 12 tot 16 jaar. Beleid De gemeente Dordrecht streeft naar kinderopvang als een voor iedereen toegankelijke basisvoorziening (beschikbaar, bereikbaar en betaalbaar), gericht op ouders met kinderen van 0 tot 16 jaar, die de kinderen een aantrekkelijk aanbod biedt ter bevordering van hun ontwikkeling en vrijetijdsbesteding. Bij de realisatie van kinderopvang dragen ouders/verzorgers, bedrijven en instellingen, de uitvoerende organisaties en de gemeente elk een eigen verantwoordelijkheid. De algemene doelen van kinderopvang richten zich op het bieden van opvang om ouders in staat te stellen zorgtaken met arbeid en/of studie te combineren. Kinderopvang heeft daarnaast een rol in het signaleren van ontwikkelingsachterstanden en het bieden van opvoedingsondersteuning. Naast deze algemene doelen noemt de gemeente als specifiek doel van kinderopvang kinderen zo goed mogelijk toe te rusten voor de start in het basisonderwijs. Zoals hiervoor reeds gezegd, wil de gemeente financiële verantwoordelijkheid dragen voor het realiseren van kinderopvang voor de gemeentelijke doelgroepen. Dit zijn: - alleenstaande ouders met een uitkering van de sociale dienst; - inburgeraars die vallen onder Wet Inburgering Nieuwkomers en mensen die al wat langer in Nederland wonen en taalles volgen; - ouders met een sociaal-medische indicatie; - ouders die geen regeling op het werk hebben en een belastbaar inkomen hebben onder de ziekenfonds grens. Behoren ouders tot één van deze doelgroepen, dan betaalt de gemeente mee aan een kindplaats in een kinderopvangorganisatie. In dit onderzoek staan de doelgroepen alleenstaande ouders en allochtone ouders centraal.
3 In 2005 zal de Wet Kinderopvang in werking treden. Dit zal vele veranderingen in het (gemeentelijk) beleid omtrent kinderopvang met zich meebrengen. Aangezien de doelgroepen voor beleid landelijk zullen worden vastgelegd heeft dit consequenties voor het huidige doelgroepenbeleid van de gemeente Dordrecht.
1.3
Onderzoeksvragen
Naar aanleiding van het voorgaande kunnen de volgende onderzoeksvragen geformuleerd worden: 1. Hoeveel ouders/verzorgers met kinderen tussen de 0 en 16 jaar maken gebruik van kinderopvang? Hoe is het gebruik in de verschillende wijken? Hoe is het gebruik onder alleenstaande ouders en allochtone ouders? Is hierin vergeleken met drie jaar geleden iets veranderd? 2. Wat zijn de motieven voor gebruik en wat zijn de redenen om geen gebruik te maken van kinderopvang? Is er sprake van drempels voor bepaalde groepen? Is hierin vergeleken met drie jaar geleden iets veranderd? 3. Wat is de toekomstige behoefte aan kinderopvang, algemeen en voor alleenstaande ouders en allochtone ouders?
1.4
Onderzoeksmethode
Onderzoeksopzet Bij een representatieve steekproef van gezinnen met kinderen in de leeftijd van 0 tot 16 jaar is een schriftelijke vragenlijst afgenomen. Hiertoe is uit het bevolkingsbestand van de gemeente Dordrecht een naar wijk gestratificeerde steekproef getrokken van 3630 gezinnen. Dat betekent dat per wijk1 evenveel gezinnen zijn geselecteerd. Om in het onderzoek ook uitspraken te kunnen doen over Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse/Arubaanse gezinnen is een aanvullende steekproef getrokken van 700 gezinnen uit deze vier etnische groepen. Deze gezinnen ontvingen in maart 2004 een schriftelijke vragenlijst met het verzoek deze binnen tien dagen ingevuld te retourneren. De vragenlijst bevatte, naast een aantal vragen over de samenstelling en kenmerken van het gezin, vragen over het al dan niet gebruik van formele kinderopvang en informele kinderopvang, redenen van wel en geen gebruik, oordeel over de formele opvang, toekomstige behoefte aan kinderopvang en bekendheid met Loket Kinderopvang. Ouders die gebruik maken van kinderopvang of hiervoor op een wachtlijst staan hebben voor elk kind apart ingevuld van welk soort opvang men gebruik maakt en voor hoeveel dagen. De vragen zijn deels afgeleid uit het vorige behoefteonderzoek naar kinderopvang2 en deels specifiek voor dit onderzoek ontwikkeld. De volledige vragenlijst is als bijlage 1 achter in het rapport opgenomen. Veldwerk Om de respons onder Turkse en Marokkaanse gezinnen te bevorderen zijn enquêteurs van Turkse en Marokkaanse komaf ingeschakeld. In de wijken Binnenstad, Noordflank, Oud-Krispijn, Nieuw-Krispijn en Het Reeland hebben zij bij een deel van de Turkse en Marokkaanse gezinnen die nog niet hadden gereageerd de vragenlijst mondeling afgenomen.
1 2
Het betreft elf wijken in Dordrecht volgens de indeling van wijkbeheer: Binnenstad, Noordflank, Oud-Krispijn, Nieuw-Krispijn, Het Reeland, Staart, Wielwijk, Crabbehof/Zuidhoven, Sterrenburg, Dubbeldam en Stadspolders. De gebieden die hier buiten vallen, blijven in dit onderzoek buiten beschouwing. Behoefteonderzoek kinderopvang Dordrecht, Sociaal Geografisch Bureau, 2001.
4 Dit geschiedde in de eigen taal of in het Nederlands, afhankelijk van de voorkeur van de respondent. De enquêteurs hebben in totaal 113 adressen - soms tot drie keer toe - bezocht. Zij hebben bij 49 gezinnen een enquête afgenomen, dan wel opgehaald. Respons De respons in de gestratificeerde steekproef is 48%, in de aanvullende steekproef 38% en in de totale steekproef 47%. Dit is voor een schriftelijke enquête redelijk te noemen. Deze respons is wat lager dan de respons in het onderzoek naar kinderopvang in 2001. Desalniettemin is de onderzoeksgroep in 2004 groter dan in 2001, dit vanwege de grotere steekproefomvang. Voor een uitgebreid overzicht van de respons per wijk en per etnische groep wordt verwezen naar bijlage 2. Representativiteit Om na te gaan of de onderzoeksgroep representatief is voor Dordtse gezinnen met kinderen tot 16 jaar, hebben we een tweetal vergelijkingen gemaakt. We hebben de onderzoeksgroep en de populatie vergeleken wat betreft het aandeel kinderen per wijk van 0 tot 4 jaar, 4 tot 12 jaar en 12 tot 16 jaar. Daarnaast hebben we het berekende gebruik van kinderdagverblijf en BSO vergeleken met de daadwerkelijke capaciteit. Op basis hiervan is bij het berekenen van de belangstelling voor kinderopvang per wijk gewogen naar de drie leeftijdscategorieën. Meer informatie over de representativiteit van de onderzoeksgroep is te vinden in bijlage 3. Voor een beschrijving van de samenstelling van de onderzoeksgroep wordt verwezen naar bijlage 4. Analyses De analyses zijn deels uitgevoerd op het niveau van kinderen, deels op het niveau van ouders. Hierbij is doorgaans gebruik gemaakt van de onderzoeksgroep op basis van de gestratificeerde steekproef. Uitsluitend wanneer verschillen zijn onderzocht tussen etnische groepen is van de onderzoeksgroep uit de totale steekproef gebruik gemaakt. De belangstelling voor kinderopvang is berekend op het niveau van kinderen. Met behulp van een wegingsprocedure naar wijk en leeftijdscategorie is berekend hoeveel kinderen op dit moment gebruik maken van kinderopvang of op de wachtlijst staan. Waar mogelijk zijn de resultaten per wijk uitgesplitst. De (toekomstige) belangstelling onder de doelgroepen en de redenen voor wel / geen gebruik zijn op het niveau van ouders onderzocht. Door middel van kruistabelanalyse is vastgesteld in hoeverre een- en tweeoudergezinnen en gezinnen van verschillende etnische herkomst verschillen in belangstelling voor formele en informele kinderopvang.3
3
Alleenstaande ouders en allochtone ouders zijn potentiële doelgroepen van het gemeentelijk kinderopvangbeleid. Om daadwerkelijk in aanmerking te komen voor een door de gemeente ingehuurde kindplaats, dienen ze wel aan bepaalde criteria te voldoen wat betreft inkomen, de noodzaak voor formele kinderopvang in verband met werk of studie en, voor werkende ouders, niet in aanmerking komen voor een bedrijfsplaats. Een dergelijke afbakening is echter in dit onderzoek niet mogelijk.
5
1.5
Opzet van het rapport
Het rapport is als volgt ingedeeld. In de hoofdstukken 2 t/m 4 wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvragen. Hoofdstuk 2 gaat in op de huidige belangstelling voor kinderopvang. De motieven voor het gebruik van formele en informele kinderopvang en de redenen van ouders om geen gebruik te maken van opvang voor hun kinderen komen in hoofdstuk 3 aan bod. De toekomstige behoefte aan kinderopvang wordt in hoofdstuk 4 besproken. Voorin het rapport worden de belangrijkste resultaten nog eens bondig samengevat en wordt een aantal conclusies getrokken.
7
2.
HUIDIGE BELANGSTELLING KINDEROPVANG
In dit hoofdstuk komt de huidige belangstelling voor kinderopvang aan bod. Allereerst komt de belangstelling voor de verschillende vormen van opvang in cijfers aan bod (paragraaf 2.1). Vervolgens gaan we in op mogelijke combinaties van opvang, op het gebruik van opvang ’s avonds, in het weekend en in de schoolvakanties, regelingen op het werk en het Loket Kinderopvang (paragraaf 2.2). In paragraaf 2.3 wordt de belangstelling voor kinderopvang bij de doelgroepen beschreven.
2.1
Belangstelling kinderopvang in cijfers
Op 1 januari 2004 waren er in Dordrecht, in de elf wijken die in het onderzoek betrokken zijn, 23.634 kinderen tussen 0 en 16 jaar. Een kwart is jonger dan 4 jaar, de helft is 4 tot 12 jaar en een kwart tussen de 12 en 16 jaar. We hebben berekend voor hoeveel kinderen er belangstelling (gebruik en wachtlijst) is voor kinderopvang, waar mogelijk uitgesplitst naar wijk. 2.1.1
Kinderdagverblijf
Van de 100 kinderen tot 4 jaar in Dordrecht maken er 31 gebruik van kinderopvang in een kinderdagverblijf of staan hiervoor op de wachtlijst (tabel 2.1). In de wijken Dubbeldam en de Binnenstad is de belangstelling het hoogst (zo’n 50% van de 0-4 jarigen). De belangstelling is het laagst in Nieuw-Krispijn (13%) en Oud-Krispijn (15%). Gemiddeld bedraagt het – gewenste – gebruik van het kinderdagverblijf 2,4 dagen per week. Tabel 2.1 Huidige belangstelling kinderdagverblijf per wijk in aantallen kinderen en kindplaatsen (gewogen gegevens) huidige belangstelling aantal aantal aantal aantal capaciteit omgezet in kinderen kinderen kinderen kinderen in kindplaatsen aantal wachtlijst2 totaal1 per 100 gebruik1 kindplaatsen 0-4- jarigen wijk 281 75 49 157 14 143 Binnenstad 14 65 34 136 25 111 Noordflank 18 62 15 129 20 109 Oud-Krispijn 11 15 13 30 3 27 Nieuw-Krispijn 66 78 27 164 9 155 Het Reeland 25 28 21 59 7 52 Staart 96 45 20 93 10 83 Wielwijk 36 51 25 107 27 80 Crabbehof/Zuidhoven 155 147 34 307 48 259 Sterrenburg 92 111 50 230 24 206 Dubbeldam 261 258 42 537 22 515 Stadspolders totaal 1740 209 1949 31 935 1055 1 gewogen gegevens Nieuw-Krispijn gebaseerd op <10 kinderen 2 gewogen gegevens per wijk gebaseerd op <10 kinderen
Sinds 2001 is de capaciteit van de kinderdagverblijfvoorzieningen toegenomen van 745 naar 1055 kindplaatsen. Per 100 0-4 jarigen is het aantal kinderen dat gebruik maakt of zal maken van deze opvangvoorziening licht gestegen (van 28 naar 31). Het gemiddeld aantal dagen van het –gewenstegebruik ligt echter wat lager dan in 2001. De belangstelling voor het kinderdagverblijf is in 2004 per saldo vrijwel gelijk aan dat in 2001 (935 kindplaatsen en 923 kindplaatsen). Kijken we naar het aantal kindplaatsen per wijk, dan is de belangstelling voor het kinderdagverblijf in de meeste wijken licht gestegen. De belangstelling is het meest toegenomen in Wielwijk en Sterrenburg, namelijk met 30 kindplaatsen. In Stadspolders echter is de belangstelling voor het kinderdagverblijf met 67 kindplaatsen gedaald (zie tabel 1 in bijlage 5).
8 Gemiddeld ligt de capaciteit op dit moment dus wat hoger dan de belangstelling, met name in de Binnenstad overtreft het aanbod de vraag. In de wijken Noordflank en Oud-Krispijn ligt de vraag echter nog ruim boven de capaciteit. 2.1.2
Buitenschoolse opvang
Vijf kinderen uit de onderzoeksgroep maken gebruik van tieneropvang. Vanwege dit kleine aantal blijft de tieneropvang buiten beschouwing. De BSO hier heeft dus alleen betrekking op kinderen van 4 tot 12 jaar. Van de 100 jongeren van 4-12 jaar maken er 19 gebruik van BSO of staan er voor op de wachtlijst (tabel 2.2). De belangstelling is het grootst in de Binnenstad (32%) en het kleinst in Nieuw-Krispijn (7%). Gemiddeld maken kinderen 2,5 dagen per week gebruik van BSO. Voor kinderen op de wachtlijst ligt het gewenste gemiddelde op 2,8 dagen. Tabel 2.2 Huidige belangstelling BSO per wijk in aantallen kinderen en kindplaatsen (gewogen gegevens) belangstelling aantal aantal aantal aantal omgezet in kinderen kinderen kinderen kinderen aantal wachtlijst2 totaal1 per 100 gebruik1 kindplaatsen 4-12-jarigen wijk 70 32 140 4 137 Binnenstad 56 15 111 10 101 Noordflank 127 18 252 24 228 Oud-Krispijn 17 7 34 34 Nieuw-Krispijn 94 16 186 16 170 Het Reeland 26 13 53 53 Staart 50 15 98 20 78 Wielwijk 48 18 95 14 81 Crabbehof/Zuidhoven 147 16 290 26 264 Sterrenburg 84 17 168 6 162 Dubbeldam 377 25 752 16 736 Stadspolders totaal 2044 135 2179 19 1096 1 gewogen gegevens Nieuw-Krispijn gebaseerd op <10 kinderen 2 gewogen gegevens per wijk gebaseerd op < 5 kinderen
huidige capaciteit in kindplaatsen 200 100 20 20 40 20 20 30 140 80 355 1025
De capaciteit van BSO is sinds 2001 gegroeid van 650 naar 1025 kindplaatsen. Ook de belangstelling in aantal kindplaatsen is in de afgelopen drie jaar gestegen, van 775 naar 1096. Dit heeft te maken met een stijging van het aantal kinderen per 100 4-12 jarigen dat gebruik maakt of wil maken van BSO (van 12 naar 19). De belangstelling in aantal kindplaatsen is het hardst gestegen in Stadspolders en Oud-Krispijn, namelijk met 132 en 94 kindplaatsen (zie tabel 1 in bijlage 5). Gemiddeld ligt de capaciteit van BSO dus wat lager dan de belangstelling. Dit geldt vooral voor de wijk Oud-Krispijn. In de Binnenstad daarentegen overtreft het aanbod de vraag. 2.1.3
Gastouderopvang
In Dordrecht maken 232 kinderen gebruik van gastouderopvang, van wie 80 kinderen jonger dan 4 jaar en 152 kinderen tussen 4 en 12 jaar (tabel 2.3). Het betreft 1.3% van de 0-12 jarigen. Gemiddeld worden de kinderen 2,7 dagen per week bij gastouders opgevangen. Het aantal kindplaatsen voor 0-4 jarigen bedraagt 29 en voor 4-12 jarigen 97.
9 Tabel 2.3 Huidige gebruik gastouderopvang in aantallen kinderen en kindplaatsen (gewogen gegevens) aantal kindplaatsen aantal kinderen gemiddeld aantal dagen 0-4 jarigen 80 1,8 29 4-12 jarigen 152 3,2 97 totaal 232 2,7 126
In vergelijking met 2001 is het gebruik van de gastouderopvang met 16 kindplaatsen gedaald. Het betreft vooral kindplaatsen voor 0-4 jarigen. Het totaal aantal kinderen dat gebruik maakt van gastouderopvang is gestegen, het gemiddeld aantal dagen dat men naar het gastoudergezin gaat is lager dan in 2001. 2.1.4
Informele opvang
Wanneer kinderen worden opgevangen door een betaalde oppas of familie, vrienden of buren spreken we van informele opvang. In tabel 2.4 zien we dat 21% van de kinderen tussen 0 en 16 jaar gebruik maakt van informele opvang. Het betreft 31% van de 0-4 jarigen, 22% van de 4-12 jarigen en 8% van de 12-16 jarigen. Tabel 2.4 Huidige gebruik informele opvang per wijk in aantallen kinderen (gewogen gegevens) aantal aantal aantal aantal kinderen kinderen kinderen kinderen 12-16 jaar1 4-12 jaar totaal 0-4 jaar wijk 190 9 77 104 Binnenstad 306 18 149 139 Noordflank 465 39 228 198 Oud-Krispijn 149 14 77 58 Nieuw-Krispijn 515 49 251 215 Het Reeland 150 9 97 44 Staart 272 28 130 114 Wielwijk 243 31 122 90 Crabbehof/Zuidhoven 814 39 449 326 Sterrenburg 563 74 278 211 Dubbeldam 1222 134 640 448 Stadspolders totaal 1947 2498 444 4889 1 gewogen gegevens per wijk gebaseerd op <10 kinderen
aantal kinderen per 100 0-16 jarigen 19 20 17 16 22 16 19 20 22 29 21 21
In vergelijking met 2001 is het aandeel kinderen jonger dan 4 jaar dat informele opvang benut wat gestegen, namelijk van 26% naar 31%. Het aandeel Dordtse kinderen van 0-16 jaar dat gebruik maakt van informele opvang is even hoog als in 2001. Op wijkniveau zien we wel verschillen. Het gebruik van informele opvang is in Wielwijk en Crabbehof/Zuidhoven het meest gestegen, namelijk met respectievelijk 12 en 11 procentpunten. In Nieuw-Krispijn en de Staart is het aandeel kinderen met informele opvang juist gedaald, namelijk met 8 kinderen per 100 0-16 jarigen.
2.2
Formele en informele opvang voor kinderen
De mate waarin ouders verschillende vormen van kinderopvang combineren komt in deze paragraaf aan bod. Verder kijken we naar de belangstelling voor opvang ’s avonds, in het weekend en de schoolvakanties. Ook is er aandacht voor het bestaan en het gebruik van regelingen op het werk met betrekking tot kinderopvang. De bekendheid met het Loket Kinderopvang komt als laatste aan bod.
10 2.2.1
Combinatie formele en informele kinderopvang
Opvang voor kinderen van 0 tot 4 jaar De meeste ouders met kinderen van 0 tot 4 jaar kiezen of voor formele of voor informele kinderopvang. Beide komen ongeveer even vaak voor. Een combinatie van formele en informele opvang komt relatief weinig voor. Tot slot maakt een behoorlijk deel van de Dordtse ouders met kinderen van 0 tot 4 jaar die opvang hebben alleen gebruik van de peuterspeelzaal (tabel 2.5). Tabel 2.5 Belangstelling voor opvang van kinderen van 0-4 jaar op gezinsniveau aantal 285 84 21 6 390
% 29 8 2 39
12 4 16
1 1
informele opvang informele opvang + peuterspeelzaal totaal
283 81 364
28 8 36
peuterspeelzaal totaal
225 995
23 100
kinderdagverblijf kinderdagverblijf kinderdagverblijf kinderdagverblijf kinderdagverblijf totaal
+ + + +
informele opvang peuterspeelzaal informele opvang + peuterspeelzaal gastouderopvang + informele opvang/peuterspeelzaal
gastouderopvang gastouderopvang + informele opvang/peuterspeelzaal totaal
Het aandeel ouders met opvang dat anno 2004 alleen gebruik maakt van informele opvang is hoger dan in 2001 (28% versus 15%). Het gebruik van louter de peuterspeelzaal ligt daarentegen wat lager dan in 2001 (23% versus 31%). Opvang voor kinderen van 4 tot 16 jaar Ook voor kinderen tussen 4 en 16 jaar kiezen ouders meestal voor of formele opvang of informele opvang. Vier op de tien ouders met opvang maken alleen gebruik van BSO en de helft heeft alleen informele opvang geregeld. Een combinatie van BSO en informele opvang komt bij 7% voor (tabel 2.6). Tabel 2.6 Belangstelling voor opvang van kinderen van 4-16 jaar op gezinsniveau aantal 281 48 329
% 39 7 46
gastouderopvang
24
3
informele opvang totaal
363 716
51 100
BSO BSO + informele opvang totaal
Door ouders die opvang hebben wordt BSO in 2004 vaker benut dan in 2001 (46% versus 34%). Louter informele opvang voor 4 tot 16-jarigen komt in verhouding minder vaak voor dan in 2001 (51% versus 63%).
11 2.2.2
Gebruik opvang voor kinderen in het weekend, ´s avonds en de schoolvakanties
Ongeveer één op de tien ouders heeft belangstelling voor kinderopvang in het weekend en/of ’s avonds. De helft wil in de schoolvakanties opvang voor de kinderen. In de belangstelling voor opvang in het weekend, ’s avonds en in de schoolvakanties zijn er geen verschillen tussen eenouderen tweeoudergezinnen (tabel 2.7). Tabel 2.7 Gebruik opvang voor kinderen in het weekend, ‘s avonds/’s nachts en de schoolvakanties eenoudergezin tweeoudergezin totaal aantal % ja aantal % ja aantal 753 8 567 11 186 weekend 765 13 575 12 190 ‘s avonds/’s nachts 757 49 573 46 184 schoolvakanties
% ja 9 12 48
De belangstelling voor opvang in de schoolvakanties is bij tweeoudergezinnen gestegen sinds 2001, namelijk van 37% naar 49%. Bij eenoudergezinnen is nu juist sprake van relatief minder belangstelling dan in 2001 (46% versus 53%). Ook lijken eenoudergezinnen wat minder gebruik te willen maken van opvang ’s avonds (12% versus 19%). 2.2.3
Regelingen op het werk
Ouders die gebruik maken van formele opvang, hebben we gevraagd naar regelingen omtrent kinderopvang op het werk. Volgens tweederde van de ouders bestaan er regelingen op het werk als het gaat om kinderopvang (tabel 2.8). Van de gezinnen waarin beide ouders werken geeft viervijfde aan dat er regelingen zijn en volgens 63% van de tweeoudergezinnen waarvan één ouder werkt bestaan er regelingen. Bij de helft van de werkende alleenstaande ouders is er sprake van regelingen op het werk. Veruit de meeste ouders bij wie een regeling op het werk aanwezig is, hebben om een regeling voor kinderopvang gevraagd. De werkgever betaalt in vrijwel al deze gevallen mee aan de kinderopvang. Tabel 2.8 Regelingen op werk, naar arbeidssituatie eenoudergezinnen, werkend bestaan regelingen regeling gevraagd meebetalen door werkgever
tweeoudergezinnen, beide werkend
tweeoudergezinnen, één werkend
aantal
% ja
aantal
% ja
aantal
% ja
53 26 23
51 89 96
190 152 135
81 90 96
60 37 33
63 89 91
Per saldo betaalt de werkgever bij 68% van alle tweeverdienende tweeoudergezinnen, bij 50% van alle tweeoudergezinnen met één werkende ouder en 42% van alle werkende alleenstaande ouders mee aan de formele kinderopvang. 2.2.4
Bijdragen formele kinderopvang
We hebben ouders gevraagd wat zij vinden van de bijdrage die zij betalen aan formele kinderopvang. Werkende tweeoudergezinnen vinden hun bijdrage aan formele kinderopvang vaker hoog dan werkende alleenstaande ouders (tabel 2.9). Van de gezinnen waar beide ouders werken, vindt 82% de eigen bijdrage hoog, in tweeoudergezinnen met één werkende ouder is dat 74%. Van de werkende alleenstaande ouders vindt 57% de eigen bijdrage hoog.
12 Tabel 2.9 Oordeel eigen bijdrage formele kinderopvang, naar arbeidssituatie eenoudergezin
werk
aantal 44
% hoog 57
% goed 41
% laag 2
beiden werk één werk,één anders
tweeoudergezin aantal 188 58
% hoog 82 74
% goed 18 24
% laag 2
Bij een deel van de werkende ouders betaalt de werkgever mee aan de formele kinderopvang, bij een deel niet. Opvallend genoeg vinden beide groepen even vaak dat hun eigen bijdrage hoog is. Ruim driekwart van de werkende ouders, met of zonder bijdrage van de werkgever, vindt de eigen bijdrage aan de kinderopvang hoog. Niemand vindt de eigen bijdrage laag (zie tabel 2.10). Tabel 2.10
Oordeel eigen bijdrage formele kinderopvang, naar meebetalen werkgever aantal % hoog werkgever betaalt mee 204 77 werkgever betaalt niet mee 37 78
% goed 23 22
% laag -
In hoeverre is een te hoge bijdrage aan formele kinderopvang voor ouders een reden om er minder gebruik van te maken? Voor vier op de tien ouders is een te hoge bijdrage geen reden om minder formele kinderopvang te benutten. Daarentegen overweegt 19% minder gebruik te gaan maken en geeft een kwart aan nu al minder formele opvang te benutten omdat de bijdrage te hoog is. De overige 17% geeft aan het niet te weten. De vraag is vervolgens hoe men het mindere gebruik van formele kinderopvang oplost. Een derde van de ouders brengt de kinderen naar een onbetaalde oppas, zoals familie en 3% naar een betaalde oppas. Door minder te werken probeert een kwart het mindere gebruik op te lossen. Een klein deel stopt helemaal met werken (3%) of stopt/vermindert andere activiteiten (4%), zoals studie of vrijwilligerswerk. Bijna een kwart van de ouders weet (nog) niet hoe zij het mindere gebruik van formele opvang oplossen en 12% noemt andere oplossingen. Dit komt meestal neer op het inschakelen van oppas of de kinderen laten overblijven op school / bij vriendjes, de werktijden aanpassen aan de schooltijden, het kind zelfstandigheid leren / alleen thuis laten of als ouder thuis blijven. 2.2.5
Loket Kinderopvang
Sinds januari 2002 bestaat het Loket Kinderopvang van de gemeente Dordrecht. Ouders uit de doelgroepen van het gemeentebeleid (zie paragraaf 1.2) kunnen hier terecht voor ondersteuning bij kinderopvang door de gemeente. Dit kan financiële ondersteuning en / of hulp bij plaatsing inhouden. In hoeverre zijn ouders bekend met dit Loket? Van de ondervraagde ouders is 13% bekend met het Loket Kinderopvang. Men kent het loket voornamelijk via de sociale dienst (24%), via familie of vrienden (14%) of via een folder (13%). Ook ‘andere’ kanalen (26%) worden vaak genoemd, waarbij de krant veruit het vaakst wordt geopperd. Alleenstaande ouders zijn vaker bekend met het Loket Kinderopvang dan tweeoudergezinnen (24% versus 10%). Gezien alleenstaande ouders met een uitkering één van de doelgroepen zijn van het gemeentelijk beleid is dat niet vreemd. De bekendheid met het loket is het grootst bij studerende alleenstaande ouders (53%) en werkzoekende alleenstaande ouders (37%). Alleenstaande ouders met zorg voor het huishouden (11%) zijn weinig bekend met het loket.
13 Wat betreft de verschillende bevolkingsgroepen zien we dat Antilliaanse (30%) en Surinaamse (24%) ouders het vaakste bekend zijn met het loket, gevolgd door ‘overige allochtonen’ (17%). In deze groepen komen eenoudergezinnen vaker voor. Marokkanen (8%), Turken (10%) en Nederlanders (11%) zijn het minst vaak bekend met het Loket Kinderopvang.
2.3
Belangstelling kinderopvang alleenstaande en allochtone ouders
De belangstelling voor kinderopvang bij alleenstaande en bij allochtone ouders is vastgesteld op gezinsniveau. Een berekening op het niveau van kinderen was vanwege de kleine aantallen niet mogelijk. Hiertoe zijn vier groepen onderscheiden: (1) ouders die gebruik maken van formele kinderopvang (kinderdagverblijf, BSO of gastouderopvang) of een kind op de wachtlijst hebben staan; zij kunnen daarnaast gebruik maken van informele opvang en/of de peuterspeelzaal; (2) ouders die geen gebruik maken van formele kinderopvang, maar wél van informele opvang, een betaalde oppas en/of familie, kennissen of buren; ook deze ouders kunnen daarnaast gebruik maken van de peuterspeelzaal; (3) ouders die uitsluitend gebruik maken van de peuterspeelzaal, maar geen formele en/of informele opvang gebruiken; (4) ouders die geen gebruik maken van kinderopvang in welke zin dan ook. 2.3.1
Alleenstaande ouders
In hoeverre verschillen alleenstaande ouders van tweeoudergezinnen als het gaat om opvang van hun kinderen? Ruim vier op de tien gezinnen maakt gebruik van formele of informele kinderopvang. Dit geldt voor zowel eenoudergezinnen als tweeoudergezinnen. Eenoudergezinnen maken vaker gebruik van formele opvang dan tweeoudergezinnen (29% versus 21%). Tweeoudergezinnen schakelen daarentegen vaker informele opvang in (22% versus 14%). Alleenstaande ouders die studeren of vrijwilligerswerk verrichten maken het vaakst gebruik van kinderopvang, gevolgd door werkende alleenstaande ouders. Van de tweeoudergezinnen maken gezinnen waar beide ouders werken het vaakst gebruik van kinderopvang (tabel 2.11). Tabel 2.11
Belangstelling kinderopvang een- en tweeoudergezinnen uitgesplitst naar arbeidssituatie (% berekend over aantal respondenten) totaal huishouden/ studie/ werk anders vrijwilligerswerk EENOUDERGEZIN (n=343) (n=166) (n=39) (n=138)* 29 13 59 40 formeel 14 10 10 20 informeel 4 8 peuterspeelzaal 53 70 31 40 geen totaal geen van één werk, één één werk, beiden werk beiden werk huishouden/ één studie/ TWEEOUDERGEZIN anders vrijwilligerswerk (n=1309) (n=101) (n=606) (n=45) (n=557) 21 7 10 7 37 formeel 22 13 18 24 27 informeel 6 19 9 7 1 peuterspeelzaal 51 61 64 62 35 geen * n= aantal respondenten
In vergelijking met 2001 valt op dat alleenstaande ouders die vrijwilligerswerk doen of studeren vaker gebruik maken van formele kinderopvang. Maakte in 2001 van deze groep nog 26% gebruik van formele opvang, in 2004 is dat 59%.
14 Bij tweeoudergezinnen is dat juist andersom. Gezinnen waarin één ouder werkt en één vrijwilligerswerk doet of studeert maken in 2004 minder vaak gebruik van formele opvang dan in 2001 (7% versus 22%). 2.3.2
Allochtone ouders
Welke verschillen zien we in de belangstelling voor kinderopvang op basis van etnische achtergrond? De belangstelling voor kinderopvang is het kleinst bij Turkse en Marokkaanse gezinnen (tabel 2.12). Gezien het feit dat het in deze gezinnen minder vaak voorkomt dat beide ouders werken en eenoudergezinnen bij hen relatief weinig voorkomen is dit niet vreemd. Verder zien we dat Antilliaanse gezinnen relatief vaker gebruik maken van formele opvang dan de andere groepen. Informele opvang wordt door Surinaamse, Antilliaanse en Marokkaanse gezinnen minder vaak benut dan bij de andere groepen. Tot slot maken Marokkaanse gezinnen in vergelijking met de andere gezinnen vaker gebruik van uitsluitend de peuterspeelzaal. Tabel 2.12
Belangstelling kinderopvang per etnische groep (% berekend over aantal respondenten) Turks Marokkaans Surinaams Antilliaans Overige all. (n=80)* (n=115) (n=135) (n=164) (n=289) 24 33 20 4 6 formeel 18 8 9 9 16 informeel 9 5 6 14 9 peuterspeelzaal 48 54 65 73 70 geen * n= aantal respondenten
Nederlanders (n=1431) 23 21 5 51
Antilliaanse ouders maken anno 2004 vaker gebruik van formele kinderopvang dan in 2001 (33% versus 20%). ‘Overige’ allochtonen maken in 2004 vaker gebruik van informele kinderopvang dan in 2001 (18% versus 8%).
15
3.
REDENEN WEL EN GEEN GEBRUIK KINDEROPVANG
De redenen van ouders om wel of geen gebruik te maken van kinderopvang staan centraal in dit hoofdstuk. In paragraaf 3.1 komen de beweegredenen van gebruik van kinderopvang aan bod, gevolgd door de redenen om gebruik te maken van informele opvang (paragraaf 3.2). Vervolgens gaan we in op de vraag waarom ouders geen gebruik maken van kinderopvang (paragraaf 3.3).
3.1
Redenen gebruik kinderopvang
De beweegredenen van ouders om gebruik te maken van kinderopvang zijn voornamelijk werk gerelateerd. Ruim acht op de tien gezinnen maken gebruik van formele of informele kinderopvang omdat het nodig is vanwege werk. Nog eens een vijfde heeft opvang nodig vanwege andere activiteiten, zoals studie of vrijwilligerswerk. Verder noemen 7% van de gebruikers van formele opvang en 14% van de informele opvang gebruikers de ontwikkeling van het kind als motief. Bij de peuterspeelzaal is dit veruit het belangrijkste motief: 92% van de ouders met kinderen op de peuterspeelzaal zegt dat het belangrijk is voor de ontwikkeling van het kind. Slechts een klein deel maakt gebruik van de peuterspeelzaal in verband met werk of andere bezigheden (tabel 3.1). De categorie ‘anders’ wordt door 4% genoemd en is veelal een herhaling van of variant op de eerder genoemde redenen. Andere redenen die genoemd worden, zijn ziekte van ouder of kind en opvang om een avondje uit te kunnen gaan. Tabel 3.1 Redenen gebruik kinderopvang naar type opvang (% ouders dat reden heeft genoemd) formeel informeel (n=354)* (n=173) 83 87 nodig in verband met werk 22 18 nodig in verband met andere activiteiten, bijv. studie 14 7 goed/belangrijk voor ontwikkeling kind 5 4 anders * n= aantal respondenten
3.2
peuterspeelzaal (n=64) 6 8 92 3
Redenen gebruik informele kinderopvang
Waarom kiezen ouders voor informele kinderopvang? Betreft het hun eigen voorkeur of zijn er belemmeringen voor formele opvang? In deze paragraaf worden de motieven voor (toekomstige) informele opvang in kaart gebracht. Algemeen Voor een aanzienlijk deel van de ouders is informele opvang een bewuste keuze (tabel 3.2). Bijna de helft vindt het belangrijk om het kind bij één vertrouwd persoon en/of in de eigen omgeving op te vangen. Ook gemak wordt vaak als een van de redenen genoemd; 28% vindt informele opvang gemakkelijker. Ook praktische belemmeringen voor formele kinderopvang spelen een belangrijke rol. Vooral de kosten van formele opvang vormen een belemmering. Maar liefst de helft van de ouders vindt de formele opvang te duur en kiest (mede) daarom voor informele opvang. Een ander veel genoemde reden is dat formele opvang niet flexibel genoeg is; voor één op de vijf ouders is dit een reden om informele kinderopvang te benutten.
16 Het kan natuurlijk ook zijn dat ouders geen behoefte hebben aan formele opvang (bijvoorbeeld opvang niet zo vaak nodig hebben) en daarom informele opvang inschakelen. Dit geldt voor 27% van de ouders. Inhoudelijke bezwaren spelen in mindere mate een rol in de motivatie. Zo’n 10% noemt dat het kind mogelijk te weinig aandacht krijgt en/of dat het kind niet de opvoeding krijgt die zij wensen. Een kleine groep vindt het belangrijk de kinderen in de eigen religieuze of culturele gemeenschap op te vangen. Voor ongeveer een tiende van de ouders is de informele opvang een aanvulling op de formele opvang of is de informele opvang toevallig zo geregeld. Wachtlijsten bij formele opvang spelen geen rol van betekenis. Wel is er bij een groep van 8% sprake van onbekendheid met formele kinderopvang. Tot slot wordt in de categorie ‘anders’ veelal een herhaling of aanvulling op bovengenoemde redenen gegeven. Het gebrek aan flexibiliteit bij formele opvang, zoals opvang in de avonduren en in vakanties, en het gemak van informele opvang wordt het vaakst genoemd. Andere veel genoemde redenen zijn geen behoefte aan formele opvang en dat de familie graag oppast. Tabel 3.2 Redenen (toekomstige) gebruik informele kinderopvang (% berekend over aantal respondenten) eenouder tweeouder allochtoon onderzoeks gezin gezin groep
autochtoon
(n=495)* 27
(n=75) 25
(n=376) 27
(n=169) 18
(n=326) 31
bewuste keuze belangrijk kind in eigen omgeving belangrijk opv. door één vertrouwd persoon informele opvang gemakkelijker
46 46 28
55 48 23
45 44 31
43 51 25
47 43 29
praktische belemmeringen geen geschikte opvang in de buurt te duur niet flexibel genoeg
5 48 19
7 47 17
5 48 21
7 49 18
5 48 19
inhoudelijke bezwaren bang onvoldoende individuele aandacht kind bang niet de opvoeding die ik wil belang opvang eigen cult. / rel. gemeenschap
12 11 6
9 12 9
13 11 5
15 10 9
11 11 5
geen bewuste keuze/ vervanging/aanvulling niet bewust gekozen, kon dit toevallig regelen tijdelijk, kind op wachtlijst formele opvang aanvulling op formele opvang
9 1 11
5 3 19
9 1 9
8 2 7
9 1 12
8
21
5
13
5
12
9
12
11
12
geen behoefte form. opv. / niet zo vaak nodig
niet bekend met formele opvang anders * n= aantal respondenten
Alleenstaande ouders Voor een groot deel hebben eenoudergezinnen en tweeoudergezinnen dezelfde motieven om gebruik te maken van informele kinderopvang (tabel 3.2). Wel is voor alleenstaande ouders informele opvang vaker een aanvulling op de formele opvang (19% versus 9%). Ook zijn alleenstaande ouders beduidend vaker niet bekend met formele opvang dan gezinnen met twee ouders (21% versus 5%).
17 Allochtone ouders In tabel 3.2 staan de motieven van allochtone en autochtone ouders als het gaat om informele opvang weergegeven. We zien weinig significante verschillen tussen de twee groepen. Kijken we naar de afzonderlijke allochtone groepen dan valt het volgende op. Marokkaanse ouders hechten vaker belang aan opvang in de eigen culturele of religieuze omgeving dan gemiddeld (32% versus 6%). En zij zijn, samen met de Antilliaanse ouders, vaker niet bekend met formele kinderopvang (respectievelijk 21% en 24%). Belangrijkste reden Ouders is tevens gevraagd wat voor hen de belangrijkste reden is voor het gebruik van informele kinderopvang. Deze zijn voor alle groepen hetzelfde (tabel 3.3). Dit zijn achtereenvolgens de kosten van formele opvang (24%), het belang van opvang bij één vertrouwd persoon (19%) en opvang in de eigen omgeving (16%). Tabel 3.3 Top 3 belangrijkste redenen gebruik informele kinderopvang onderzoeksgroep eenoudergezin tweeoudergezin (n=455)* (n=62) (n=357) formeel te duur formeel te duur formeel te duur (23%) (27%) (24%)
allochtoon (n=148) formeel te duur (26%)
autochtoon (n=307) formeel te duur (23%) in eigen omgeving (19%)
bij één vertrouwd persoon (18%)
bij één vertrouwd persoon (18%)
bij één vertrouwd persoon (25%)
in eigen omgeving in eigen omgeving (18%) (16%) * n= aantal respondenten
in eigen omgeving (17%)
in eigen omgeving (10%)
bij één vertrouwd persoon (19%)
bij één vertrouwd persoon (16%)
Ontwikkelingen Vergelijken we de bovenstaande uitkomsten met die uit het onderzoek van 2001, dan valt een aantal dingen op. Zo is het aandeel ouders dat te hoge kosten van de formele opvang als reden noemt om te kiezen voor informele opvang bijna verdubbeld (48% versus 25%). Verder wordt het belang van opvang door één vertrouwd persoon anno 2004 wat minder vaak genoemd (46% versus 60%). Daarnaast is men vaker onbekend met formele kinderopvang dan in 2001 (8% versus 1%). Dit heeft er wellicht mee te maken dat in 2004 de antwoordmogelijkheid anders is geformuleerd dan in 2001. Tot slot noemen allochtone ouders het belang van opvang in de eigen religieuze of culturele gemeenschap minder vaak dan in 2001 (9% versus 24%).
3.3
Redenen geen gebruik kinderopvang
Wat de redenen zijn van ouders om geen gebruik te maken van kinderopvang komt in deze paragraaf aan bod. Hebben zij er geen behoefte aan of zijn er drempels aanwezig waardoor men geen gebruik maakt van kinderopvang? Algemeen Driekwart van de ouders maakt geen gebruik van kinderopvang omdat ze daar geen behoefte aan hebben (tabel 3.4). Praktische belemmeringen spelen, afgezien van de kosten, nauwelijks een rol. Eén op de zes ouders vindt kinderopvang te duur en maakt er mede daarom geen gebruik van. Eén
18 op de vijf ouders geeft aan dat het kind te jong (5%) of te oud (16%) is voor kinderopvang en 12% vindt kinderopvang niet goed voor het kind. De categorie anders wordt door 12% genoemd en is veelal al in een van de genoemde redenen naar voren gekomen. Men geeft aan dat kinderopvang niet nodig is, dat familie oppast en dat de werktijden van (een van) de ouders op het kind zijn afgestemd. Verder geeft een groep aan dat het een bewuste keuze is om de kinderen zelf op te vangen of dat men geen vertrouwen heeft in kinderopvang of er ontevreden over is. Praktische belemmeringen worden ook genoemd: opvang is te duur, lastig te regelen, niet flexibel genoeg of te ver weg. Tabel 3.4 Redenen geen gebruik kinderopvang (% ouders dat reden heeft genoemd) tweeouder eenouder onderzoeks gezin gezin groep (n=650) (n=148) (n=798)* 80 48 74 geen behoefte
allochtoon
autochtoon
(n=435) 65
(n=522) 81
praktische belemmeringen geen geschikte opvang geen plaats formele opvang afstand te groot te duur
3 1 1 15
5 1 3 20
2 1 1 14
2 1 1 22
2 1 1 11
kind gerelateerde redenen niet goed voor mijn kind kind te jong kind te oud
12 5 16
14 16 26
12 5 16
8 11 14
14 4 20
12
21
12
10
13
anders * n= aantal respondenten
Alleenstaande ouders ‘Geen behoefte’ ligt bij alleenstaande ouders beduidend minder vaak ten grondslag aan het niet gebruiken van kinderopvang dan bij gezinnen met twee ouders (48% versus 80%). Bij alleenstaande ouders speelt de leeftijd van het kind vaker een rol, zij vinden het kind vaker te jong dan wel te oud voor kinderopvang dan tweeoudergezinnen (zie tabel 3.4). Allochtone ouders De motieven van allochtone en autochtone ouders om geen gebruik te maken van kinderopvang verschillen op twee punten (tabel 3.4). Voor allochtone ouders is ‘geen behoefte’ minder vaak een reden om geen gebruik te maken van kinderopvang (65% versus 81%). De kosten van kinderopvang daarentegen zijn voor hen vaker een reden om geen kinderopvang te hebben. Dit geldt voor 22% van de allochtone gezinnen en voor 11% van autochtone gezinnen (tabel 3.5). Belangrijkste reden In tabel 3.5 zijn de redenen, die het vaakst als belangrijkste reden zijn genoemd voor het niet gebruiken van kinderopvang, weergegeven. De belangrijkste reden is ‘geen behoefte’, op afstand gevolgd door de kosten van kinderopvang. Wel zien we wat verschillen tussen de groepen. Voor alleenstaande en allochtone ouders spelen ‘geen behoefte’ een relatief kleine rol en de kosten een relatief grote rol als het gaat om niet-gebruik van kinderopvang.
19 Deze groepen overlappen elkaar voor een deel. Maar liefst een kwart van de allochtone ouders draagt de kosten aan als belangrijkste motief om geen gebruik te maken van kinderopvang. Kijken we naar de vier grootste allochtone groepen (Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen), dan ligt dat aandeel zelfs op 29%. Tabel 3.5 Top 3 belangrijkste redenen geen gebruik kinderopvang onderzoeksgroep eenoudergezin tweeoudergezin (n=724)* (n=127) (n=582) geen behoefte geen behoefte geen behoefte (60%) (35%) (55%)
allochtoon (n=254) geen behoefte (45%)
autochtoon (n=470) geen behoefte (61%)
te duur (12%)
te duur (18%)
te duur (11%)
te duur (23%)
kind te oud (10%)
kind te oud (10%)
kind te oud (14%)
kind te oud (9%)
kind te oud / niet goed voor mijn kind (9%)
niet goed voor mijn kind (8%)
* n= aantal respondenten
Ontwikkelingen In 2004 is voor de Dordtse gezinnen ‘geen behoefte’ vaker de belangrijkste reden om geen gebruik te maken van kinderopvang dan in 2001 (55% versus 44%). Dit komt doordat tweeoudergezinnen vaker geen behoefte als belangrijkste reden opgeven (60% versus 45%). Bij de Dordtse huishoudens zijn de kosten van kinderopvang nu vaker het belangrijkste motief om er geen gebruik van te maken dan in 2001 (12% versus 6%). Met name voor allochtone ouders zijn de kosten van kinderopvang vaker het hoofdmotief om geen gebruik te maken van kinderopvang (23% versus 11%).
21
4.
TOEKOMSTIGE BEHOEFTE AAN KINDEROPVANG
In dit hoofdstuk komt de toekomstige behoefte aan kinderopvang aan bod. Hierbij speelt een tweetal aspecten een rol: demografische ontwikkelingen (4.1) en de ontwikkeling in belangstelling voor kinderopvang (4.2).
4.1
Demografische ontwikkelingen
Volgens de bevolkingsprognose van Dordrecht zal het aantal kinderen van 0 tot 4 jaar in 2010 met zo’n 6% zijn afgenomen ten opzichte van 2004. De verwachting is dat het aantal kinderen van 4 tot 12 jaar de komende zes jaar stabiel blijft (tabel 4.1). Tabel 4.1 Prognose kinderen 0-4 jaar en 4-12 jaar voor 2007 en 2010 per wijk; weegfactoren berekend op basis aantal kinderen op 1/1/2004 prognose 0-4 jarigen prognose 4-12 jarigen wijk 2007 2010 2007 1.02 0.89 0.96 Binnenstad 0.91 0.94 0.92 Noordflank 1.01 0.94 1.00 Oud-Krispijn 1.06 1.16 1.16 Nieuw-Krispijn 1.01 0.97 1.02 Het Reeland 1.00 1.06 1.01 Staart 1.01 0.88 0.89 Wielwijk 1.13 1.02 1.06 Crabbehof/Zuidhoven 1.05 0.94 1.02 Sterrenburg 1.10 1.02 0.99 Dubbeldam 0.93 0.84 0.89 Stadspolders totaal 0.98 0.94 1.00 Bron: SGB
van het
2010 0.96 0.92 1.02 1.10 1.02 1.08 1.09 1.18 1.05 1.21 0.87 1.00
Tussen de verschillende wijken zien we kleine verschillen. In Nieuw-Krispijn neemt het aantal kinderen tussen 0 en 4 jaar naar verwachting het meest toe tot 2010. Het aantal kinderen tussen 4 en 12 jaar zal het meest toenemen in Dubbeldam en Crabbehof/Zuidhoven. In Stadspolders zien we juist een afname van het aantal kinderen in beide leeftijdsgroepen. De demografische ontwikkelingen op zich geven geen aanleiding tot een grote uitbreiding (of inkrimping) van het toekomstige aanbod.
4.2
Ontwikkeling in belangstelling
Naast de ontwikkelingen in demografie is het van belang wat de ontwikkelingen in de belangstelling van ouders zijn. De toekomstige belangstelling komt in deze paragraaf aan bod. 4.2.1
Toekomstige belangstelling opvang voor kinderen
Van de huidige gebruikers van kinderopvang wil 22% zeker en 34% misschien vaker gebruik maken van kinderopvang in de toekomst. Voor de niet-gebruikers geldt dat 19% zeker en 30% misschien gebruik wil gaan maken van kinderopvang. Over het algemeen is de toekomstige belangstelling het grootst voor opvang op vaste tijden (51%). Daarnaast is er een aanzienlijke groep die opvang op vaste én flexibele tijden wenst (30%). Het huidige gebruik van een combinatie van vaste en flexibele opvang ligt echter op 13%.
22 Voor toekomstige opvang op vooral flexibele tijden heeft 16% belangstelling. Dit komt overeen met het aandeel ouders dat nu opvang op vooral flexibele tijden heeft. Tweederde van de ouders die in de toekomst gebruik willen maken van kinderopvang, wil gebruik maken van formele opvang (tabel 4.2). Eén op de zes ouders wil gebruik maken van informele opvang, 12% alleen van de peuterspeelzaal en 10% weet het nog niet. We zien wat verschillen tussen de verschillende groepen (niet)gebruikers die belangstelling hebben voor toekomstige opvang. Gebruikers van formele opvang (88%) hebben het vaakst interesse in toekomstige formele opvang, gevolgd door gebruikers van informele opvang (63%) en niet-gebruikers (60%). Van informele opvang willen de huidige gebruikers van informele opvang en de peuterspeelzaal relatief vaak gebruik gaan maken. Gebruikers van formele opvang hebben slechts in geringe mate interesse voor informele opvang. Bij ouders die nu kinderen op de peuterspeelzaal hebben of geen opvang hebben, zijn relatief het vaakst plannen aanwezig om de kinderen in de (nabije) toekomst naar de peuterspeelzaal te brengen. Tabel 4.2
Toekomstige belangstelling opvang voor kinderen (% berekend over de respondenten die in de toekomst gebruik willen gaan maken van opvang voor hun kinderen in Dordrecht) informeel peuterspeelzaal geen gebruik totaal huidige gebruik: formeel (n=162) (n=43) (n=200) (n=588) (n=183) * toekomstige belangstelling 69 60 49 63 88 formeel 15 14 21 22 7 informeel 9 16 19 9 1 peuterspeelzaal 7 10 11 6 4 anders/weet het nog niet * n= aantal respondenten
Van de totale groep ouders die nu geen gebruik maken van formele kinderopvang wil 9% (misschien) hiervan in de toekomst gebruik maken. De belangstelling is verhoudingsgewijs het grootst voor het kinderdagverblijf (53%) en BSO (46%). Voor tieneropvang (13%) en gastouderopvang (8%) is de belangstelling een stuk kleiner. Van deze ouders wil 29% binnen een jaar gebruik maken van formele opvang, 22% wil dat binnen twee jaar doen en 7% na twee jaar. De grootste groep, namelijk 44%, weet het nog niet. In vergelijking met de toekomstige belangstelling voor kinderopvang zoals die zich in 2001 manifesteerde, is er weinig veranderd. Met 9% ligt het aandeel potentiële toekomstige gebruikers anno 2004 wat lager dan in 2001, toen het aandeel op 12% lag. Bovendien is de belangstelling nu voor kinderdagverblijf en BSO ongeveer even groot. In 2001 was er nog meer belangstelling voor BSO. 4.2.2
Alleenstaande ouders
Bij de alleenstaande ouders heeft 11% van de niet-gebruikers toekomstige belangstelling voor formele kinderopvang. Bij de tweeoudergezinnen ligt het aandeel potentiële gebruikers op 6%. De belangstelling voor kinderdagverblijf en BSO is evenredig groot (tabel 4.3). Tabel 4.3
Toekomstige belangstelling formele kinderopvang van niet-gebruikers een- en tweeoudergezinnen in % gezinnen dat hier gebruik van wil gaan maken (berekend over onderzoeksgroep) aantal % formele opvang % kinderdagverblijf % BSO eenoudergezin 399 11 6 5 tweeoudergezin 1307 6 3 3
23 In vergelijking met 2001 lijkt het aandeel potentiële toekomstige gebruikers, zowel onder eenoudergezinnen als tweeoudergezinnen, iets teruggelopen. Het betreft echter kleine aantallen. 4.2.3
Allochtone ouders
Hoe staat het met de toekomstige belangstelling voor formele kinderopvang onder de verschillende etnische groepen? Onder de Marokkaanse en Antilliaanse doelgroepen die nu geen gebruik maken van opvang is het aandeel potentiële toekomstige gebruikers het grootst, gevolgd door de Surinaamse gezinnen (tabel 4.4). Deze belangstelling betreft zowel het kinderdagverblijf als BSO. Het aandeel potentiële gebruikers is het kleinst bij de Nederlandse groep, slechts 3% heeft plannen om in de toekomst gebruik te maken van formele opvang. Deze verschillen in belangstelling hebben deels te maken met de aanwezigheid van kinderen in de betreffende leeftijdscategorie. Bij de Marokkaanse en Antilliaanse gezinnen zijn er wat vaker kinderen van 0 tot 12 jaar aanwezig. Bij Nederlandse gezinnen is dat wat minder vaak het geval. Daarnaast geldt voor de Antilliaanse doelgroep dat eenoudergezinnen daar oververtegenwoordigd zijn. En zojuist zagen we dat de toekomstige belangstelling bij deze huishoudens wat groter is. Tabel 4.4
Toekomstige belangstelling formele kinderopvang niet-gebruikers per etnische groep (% berekend over totale onderzoeksgroep per etnische groep) aantal % formele opvang % kinderdagverblijf % BSO 4 9 13 174 Turken 10 12 22 107 Marokkanen 13 7 20 131 Surinamers 12 10 22 159 Antillianen 2 4 6 278 Overige allochtonen 2 1 3 1131 Nederlanders
Plaatsen we deze uitkomsten naast die uit 2001, dan valt een aantal zaken op. Het aandeel potentiële gebruikers is het meest toegenomen bij de Marokkaanse gezinnen. Bij de Antillianen, Nederlanders en ‘overige’ allochtonen is het aandeel potentiële toekomstige gebruikers kleiner geworden.
Bijlagen
27
1.
VRAGENLIJST KINDEROPVANG DORDRECHT
Sociaal Geografisch Bureau van de gemeente Dordrecht
Februari 2004
resp.nr.
In deze vragenlijst worden vragen gesteld over uw behoefte aan opvang voor uw kinderen en het gebruik dat u maakt van opvang. Het gaat hierbij zowel om opvang buitenshuis, als om opvang thuis of bij iemand anders. Als u geen gebruik maakt van opvang voor uw kinderen, willen we graag weten wat hiervan de reden is. Het is belangrijk dat u bij het aankruisen van uw antwoord of het invullen van een tekst binnen het hokje of tekstblok blijft. Als u – om wat voor reden dan ook – liever geen antwoord geeft op een bepaalde vraag dan kunt u deze vraag gewoon open laten en doorgaan met de volgende vraag of het volgende onderdeel. De vragenlijst wordt anoniem verwerkt. Het nummer rechts boven wordt alleen gebruikt om en herinnering te kunnen sturen aan degenen die de vragenlijst niet hebben teruggestuurd.
28
A.
Achtergrondgegevens
1.
Wat is de samenstelling van uw huishouden?
2.
Wat is uw geslacht?
3.
Wat is uw leeftijd?
□ 2 ouders met kind(eren) □ 1 ouder met kind(eren) □ anders, namelijk: □ man □ vrouw
jaar
4.
5.
Tot welke bevolkingsgroep rekent u zichzelf?
□ Nederlanders □ Surinamers □ Antillianen/Arubanen □ Turken □ Marokkanen □ een andere groep
Hoeveel thuiswonende kinderen van 0 t/m 15 jaar zijn er in uw gezin? 1
0 jaar: 1 jaar: 2 jaar: 3 jaar: 4 jaar: 5 jaar: 6 jaar: 7 jaar: 8 jaar: 9 jaar: 10 jaar: 11 jaar: 12 jaar: 13 jaar: 14 jaar: 15 jaar:
Aantal:
3
4
5
6
7
8
□ □ □ □ □ □ □ □
Totaal aantal kinderen: Leeftijd:
2
1
2
3
□ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □
29
B. 6.
Opvang voor kinderen algemeen Maakt u op dit moment gebruik van opvang voor uw kind(eren) van 0 t/m 15 jaar? NB het gaat hier om alle vormen van opvang: kinderdagverblijf, peuterspeelzaal, gastouderopvang, buitenschoolse opvang, tieneropvang, betaalde oppas of oppas door familie, vrienden of buren.
□ ja □ nee
7.
--> ga naar vraag 9
Van welke soort(en) opvang maakt u momenteel gebruik? Meerdere antwoorden mogelijk.
□ kinderdagverblijf □ peuterspeelzaal □ gastouderopvang □ buitenschoolse opvang (4-12 jr)
8.
9.
□ tieneropvang (12-16 jr) □ betaalde oppas □ familie, vrienden, buren □ anders:
Maakt u op vaste of flexibele tijden gebruik van opvang voor uw kind(eren)?
□ vooral vaste tijden □ vooral flexibele tijden □ zowel vaste als flexibele tijden
Staat u op dit moment op een wachtlijst voor opvang voor uw kind(eren)? Het betreft hier kinderdagverblijf, gastouderopvang, buitenschoolse opvang, tieneropvang en dus niet de peuterspeelzaal
□ ja, omdat er nu geen plaats is voor mijn kind(eren) □ ja, omdat ik al vast een plaats wil reserveren voor mijn kind(eren) □ nee
--> Als u geen gebruik maakt van opvang voor uw kinderen én ook niet op de wachtlijst staat, kunt u verder gaan met vraag 22 (deel C). 10.
11.
In welke plaats heeft u deze opvang en/of staat u op de wachtlijst?
□ alleen in Dordrecht □ in én buiten Dordrecht □ alleen buiten Dordrecht
--> ga verder met vraag 24 (deel D)
Op de losse pagina’s, die tussen de vragenlijst zitten, staan vier schema’s. Er is één schema per kind. Kunt u in deze schema’s per kind invullen of u gebruik maakt van opvang en/of op de wachtlijst staat voor opvang? --> Daarna kunt u verder gaan met vraag 12.
12.
Maakt u in het weekend overdag regelmatig gebruik van opvang van uw kind(eren) of wilt u dat gaan doen?
□ ja □ nee
13.
Maakt u ’s avonds of ‘s nachts regelmatig gebruik van opvang van uw kind(eren) of wilt u dat gaan doen?
□ ja □ nee
30 14.
Maakt u in de schoolvakanties regelmatig gebruik van opvang van uw kind(eren) of wilt u dat gaan doen?
□ ja □ nee
15.
Waarom maakt u gebruik van opvang voor uw kind(eren) of staat u op de wachtlijst? Meerdere antwoorden mogelijk.
□ nodig vanwege werk ouder(s) □ vanwege andere activiteiten ouder(s), bijv, studie, taalschool, vrijwilligerswerk, vrije tijd, sporten □ niet zozeer nodig, maar vooral goed/belangrijk voor de ontwikkeling van het kind □ anders, namelijk:
16.
17.
18.
19.
Bestaan er op het werk van u of van uw partner regelingen voor de kinderopvang?
□ ja □ nee □ weet ik niet/ niet van toepassing
-->ga naar vraag 19 -->ga naar vraag 19
Heeft u of uw partner op het werk om een regeling voor de kinderopvang gevraagd?
□ ja □ nee □ weet ik niet
-->ga naar vraag 19 -->ga naar vraag 19
Betaalt de werkgever op dit moment mee aan de kinderopvang?
□ ja □ nee □ weet ik niet
Wat vindt u van de bijdrage die u betaalt of gaat betalen aan de formele kinderopvang? Het betreft hier kinderdagverblijf, gastouderopvang, buitenschoolse opvang, tieneropvang en dus niet de peuterspeelzaal of oppas.
□ hoog □ precies goed □ laag □ ik betaal geen bijdrage aan formele kinderopvang
20.
Is een te hoge bijdrage voor u een reden om minder van formele kinderopvang gebruik te maken? Het betreft hier kinderdagverblijf, gastouderopvang, buitenschoolse opvang, tieneropvang en dus niet de peuterspeelzaal of oppas.
□ ja, ik maak er nu al minder gebruik van □ ja, ik denk erover om er minder gebruik van te gaan maken --> ga naar vraag 24 (deel D) □ nee □ weet ik niet
21.
Hoe lost u dat mindere gebruik van formele kinderopvang vanwege te hoge kosten op? Het betreft hier kinderdagverblijf, gastouderopvang, buitenschoolse opvang, tieneropvang en dus niet de peuterspeelzaal of oppas.
□ ik of mijn partner werkt minder □ ik of mijn partner stopt met werken
31
□ ik of mijn partner doet andere activiteiten minder (bijv. studie, taalschool, vrijwilligerswerk) □ ik of mijn partner stopt met andere activiteiten (bijv. studie, taalschool, vrijwilligerswerk) □ ik breng mijn kind naar een betaalde oppas □ ik breng mijn kind naar een onbetaalde oppas, bijv. familie □ anders, namelijk: □ ik weet het (nog) niet Ga verder met vraag 24 (deel D)
C. 22.
Reden geen gebruik opvang voor kinderen Waarom maakt u op dit moment geen gebruik van opvang voor u kind(eren)? Meerdere antwoorden mogelijk.
□ geen behoefte aan opvang (bijv. één of beide ouders thuis, opvang is niet nodig) 2□ geen geschikte opvang / oppas gevonden 3□ er was geen plaats 4□ opvang is te duur 5□ de opvang is te ver weg 6□ opvang vind ik niet goed voor mijn kinderen 7□ mijn kind is nog te jong voor opvang 8□ mijn kind is te oud voor opvang 9□ anders, namelijk: 1
23.
Welke reden is voor u het belangrijkst? Vul het nummer in van de reden in vraag 22. Nummer reden:
D. 24.
25.
Toekomstig gebruik opvang voor kinderen Zou in de toekomst (vaker) gebruik willen maken van opvang voor uw
□ ja, zeker □ ja, misschien □ nee --> ga naar vraag 29 (deel E)
In welke plaats zou u (vaker) gebruik willen maken van de opvang?
□ alleen in Dordrecht □ in én buiten Dordrecht □ alleen buiten Dordrecht
--> ga naar vraag 29 (deel E)
kind(eren)?
32 26.
27.
Wanneer zou hiervan (vaker) gebruik willen gaan maken?
□ zo snel er plaats is □ binnen 1 maand □ over 1 tot 6 maanden □ over 6 tot 12 maanden
□ over 1 tot 2 jaar □ over 2 tot 3 jaar □ na 3 jaar □ ik weet het nog niet
Van welk soort opvang zou u (vaker) gebruik willen maken? Voor hoeveel kinderen? Meerdere antwoorden mogelijk. Kruis aan en vul het aantal kinderen in.
□ kinderdagverblijf
voor
kind(eren)
□ gastouderopvang
voor
kind(eren)
□ buitenschoolse opvang (4-12 jr)
voor
kind(eren)
□ tieneropvang (12-16 jr)
voor
kind(eren)
□ peuterspeelzaal □ betaalde oppas □ familie, vrienden, buren □ anders: □ ik weet het nog niet 28.
E.
Voor wat voor soort tijden zou (vaker) gebruik willen maken van opvang voor uw kind(eren)?
□ vooral vaste tijden □ vooral flexibele tijden □ zowel vaste als flexibele tijden □ 24-uursopvang
Gebruik informele opvang
Vraag 29 gaat over informele opvang (betaalde of onbetaalde oppas). Als u op dit moment niet wekelijks gebruik maakt van informele opvang, en niet van plan bent er in de toekomst gebruik van te maken, kunt u verder met vraag 31 (deel F). 29.
Waarom maakt u gebruik/ wilt u gebruik gaan maken van informele opvang (een oppas) voor uw kind(eren)? Meerdere antwoorden mogelijk.
□ belangrijk om mijn kind in eigen omgeving op te vangen 2□ belangrijk om mijn kind bij één vertrouwd persoon op te vangen 3□ belangrijk om mijn kind in eigen culturele of religieuze gemeenschap op te vangen 4□ informele opvang is voor mij makkelijker 5□ geen behoefte aan formele opvang (bijv. niet zo vaak opvang nodig, familie/vrienden helpen) 6□ geen geschikte formele opvang in de buurt gevonden 7□ formele opvang is te duur 8□ formele opvang is niet flexibel genoeg 9□ bij formele opvang krijgt mijn kind misschien niet genoeg aandacht 10□ bij formele opvang krijgt mijn kind misschien niet de opvoeding die ik wil 11□ geen speciale reden, toevallig kwam het zo uit 1
1
1
1 1
1
1
33
□ informele opvang is tijdelijk, ik wacht op formele opvang 13□ informele opvang is extra, naast de formele opvang 14□ ik ben niet bekend met formele opvang 15□ anders, namelijk: 1
12
1
1
1 Formele opvang = kinderdagverblijf, gastouderopvang, buitenschoolse opvang of tieneropvang
30.
Welke reden is voor u het belangrijkst? Vul het nummer in van de reden in vraag 29. Nummer reden:
F.
31.
Tot slot
Sinds januari 2002 bestaat het loket Kinderopvang van de gemeente Dordrecht. Bij dit loket kunnen mensen terecht voor ondersteuning bij kinderopvang door de Gemeente (bijdrage, plaatsingsmogelijkheden). Kent u het loket Kinderopvang?
□ ja □ nee
32.
33.
--> ga naar vraag 33
Hoe kent u het loket Kinderopvang?
□ via familie, vrienden of kennissen □ via de kinderopvang □ via het werk □ via de Sociale Dienst □ via posters □ via een folder □ anders:
Wat is op dit moment de voornaamste bezigheid van u (en uw partner)? Uzelf A. werk in loondienst / eigen bedrijf B. werk als vrijwilliger C. werkzoekend D. arbeidsongeschikt E. zorg voor huishouden / kinderen F. studie/school G. anders:
□ □ □ □ □ □ □
Uw partner
□ □ □ □ □ □ □
34 Heeft u tenslotte nog opmerkingen?
HARTELIJK DANK VOOR UW MEDEWERKING
35 VRAGENLIJST KINDEROPVANG, SOCIAAL GEOGRAFISCH BUREAU
2004
resp.nr. Toelichting bij het invullen: - U vult voor elk kind boven het schema de leeftijd in - Het schema betreft alleen de opvang overdag, van maandag tot en met vrijdag Kolom 1 (Soort opvang):
u kruist aan van welke opvang u gebruik maakt of op de wachtlijst staat.
Kolom 2 (Gebruik of wachtlijst):
u kruist aan of u van deze vorm gebruik maakt of op de wachtlijst staat.
Kolom 3 (Aantal dagen per week):
KIND 1 Leeftijd:
u vult het aantal dagen per week in dat u van deze opvang gebruik maakt. U kunt het in hele en halve dagen invullen. Als uw kind bijvoorbeeld 2 ochtenden naar de peuterspeelzaal gaat, vult u 1 dag in; als uw kind 1 ochtend naar de peuterspeelzaal gaat, vult u 0,5 dag in.
jaar
Soort opvang
Gebruik of wachtlijst? Gebruik
Wachtlijst
□
kinderdagverblijf
□
□
□
peuterspeelzaal
□
□
□
gastouderopvang
□
□
□
buitenschoolse opvang (4-12 jr)
□
□
□
tieneropvang (12-16 jr)
□
□
□
betaalde oppas
□
□
□
familie, vrienden, buren
□
□
□
anders
□
□
Aantal dagen per week
1
36 VRAGENLIJST KINDEROPVANG, SOCIAAL GEOGRAFISCH BUREAU
2004
resp.nr. Toelichting bij het invullen: - U vult voor elk kind boven het schema de leeftijd in - Het schema betreft alleen de opvang overdag, van maandag tot en met vrijdag Kolom 1 (Soort opvang):
u kruist aan van welke opvang u gebruik maakt of op de wachtlijst staat.
Kolom 2 (Gebruik of wachtlijst):
u kruist aan of u van deze vorm gebruik maakt of op de wachtlijst staat.
Kolom 3 (Aantal dagen per week):
KIND 2 Leeftijd:
u vult het aantal dagen per week in dat u van deze opvang gebruik maakt. U kunt het in hele en halve dagen invullen. Als uw kind bijvoorbeeld 2 ochtenden naar de peuterspeelzaal gaat, vult u 1 dag in; als uw kind 1 ochtend naar de peuterspeelzaal gaat, vult u 0,5 dag in.
jaar
Soort opvang
Gebruik of wachtlijst? Gebruik
Wachtlijst
□
kinderdagverblijf
□
□
□
peuterspeelzaal
□
□
□
gastouderopvang
□
□
□
buitenschoolse opvang (4-12 jr)
□
□
□
tieneropvang (12-16 jr)
□
□
□
betaalde oppas
□
□
□
familie, vrienden, buren
□
□
□
anders
□
□
Aantal dagen per week
2
37 VRAGENLIJST KINDEROPVANG, SOCIAAL GEOGRAFISCH BUREAU
2004
resp.nr. Toelichting bij het invullen: - U vult voor elk kind boven het schema de leeftijd in - Het schema betreft alleen de opvang overdag, van maandag tot en met vrijdag Kolom 1 (Soort opvang):
u kruist aan van welke opvang u gebruik maakt of op de wachtlijst staat.
Kolom 2 (Gebruik of wachtlijst):
u kruist aan of u van deze vorm gebruik maakt of op de wachtlijst staat.
Kolom 3 (Aantal dagen per week):
KIND 3 Leeftijd:
u vult het aantal dagen per week in dat u van deze opvang gebruik maakt. U kunt het in hele en halve dagen invullen. Als uw kind bijvoorbeeld 2 ochtenden naar de peuterspeelzaal gaat, vult u 1 dag in; als uw kind 1 ochtend naar de peuterspeelzaal gaat, vult u 0,5 dag in.
jaar
Soort opvang
Gebruik of wachtlijst? Gebruik
Wachtlijst
□
kinderdagverblijf
□
□
□
peuterspeelzaal
□
□
□
gastouderopvang
□
□
□
buitenschoolse opvang (4-12 jr)
□
□
□
tieneropvang (12-16 jr)
□
□
□
betaalde oppas
□
□
□
familie, vrienden, buren
□
□
□
anders
□
□
Aantal dagen per week
3
38 VRAGENLIJST KINDEROPVANG, SOCIAAL GEOGRAFISCH BUREAU
2004
resp.nr. Toelichting bij het invullen: - U vult voor elk kind boven het schema de leeftijd in - Het schema betreft alleen de opvang overdag, van maandag tot en met vrijdag Kolom 1 (Soort opvang):
u kruist aan van welke opvang u gebruik maakt of op de wachtlijst staat.
Kolom 2 (Gebruik of wachtlijst):
u kruist aan of u van deze vorm gebruik maakt of op de wachtlijst staat.
Kolom 3 (Aantal dagen per week):
KIND 4 Leeftijd:
u vult het aantal dagen per week in dat u van deze opvang gebruik maakt. U kunt het in hele en halve dagen invullen. Als uw kind bijvoorbeeld 2 ochtenden naar de peuterspeelzaal gaat, vult u 1 dag in; als uw kind 1 ochtend naar de peuterspeelzaal gaat, vult u 0,5 dag in.
jaar
Soort opvang
Gebruik of wachtlijst? Gebruik
Wachtlijst
□
kinderdagverblijf
□
□
□
peuterspeelzaal
□
□
□
gastouderopvang
□
□
□
buitenschoolse opvang (4-12 jr)
□
□
□
tieneropvang (12-16 jr)
□
□
□
betaalde oppas
□
□
□
familie, vrienden, buren
□
□
□
anders
□
□
Aantal dagen per week
4
39
2.
RESPONS NAAR WIJK EN ETNISCHE GROEP
Respons naar wijk Tabel 1 geeft een overzicht van de respons per steekproef voor de verschillende wijken (inclusief de resultaten van het veldwerk). De respons in de gestratificeerde steekproef verschilt niet veel tussen de wijken. In de Binnenstad, Sterrenburg en Dubbeldam is de respons wat hoger, in Staart en Wielwijk wat lager. Tabel 1
Respons per steekproef naar wijk
wijk Binnenstad Noordflank Oud Krispijn Nieuw Krispijn Het Reeland Staart Wielwijk Crabbehof/Zuidhoven Sterrenburg Dubbeldam Stadspolders totaal
gestratificeerde steekproef (n=3630) n % 56 186 51 169 45 148 45 150 46 152 41 136 42 139 44 145 55 183 55 181 51 168 1757 48
aanvullende steekproef (n=700) n % 46 38 38 91 30 11 67 10 31 8 32 28 36 28 40 19 50 3 43 33 269 38
Respons naar etnische groep In tabel 2 zijn de responsgegevens uitgesplitst naar etnische groep voor de gestratificeerde steekproef, de aanvullende steekproef en de totale steekproef. Over het geheel genomen is de totale respons relatief het hoogst onder de Nederlanders (52%). De respons van de allochtone groepen ligt tussen 37% en 46%. Dit beeld komt redelijk overeen met de respons in 2001. Tabel 2
Respons per steekproef, uitgesplitst naar etniciteit gestratificeerde steekproef (n=3630) etnische achtergrond n % 52 1144 Nederlands 38 127 Turks 44 64 Marokkaans 34 39 Surinaams 48 95 Antilliaans 45 289 overig allochtoon totaal 1758 48
aanvullende steekproef (n=700) n % 53 51 96 69
35 34 40 44
269
38
totale steekproef (n=4330) n % 52 1144 37 180 39 115 38 135 46 164 45 289 2027 47
40
3.
REPRESENTATIVITEIT ONDERZOEKSGROEP
Een bekend probleem bij onderzoek naar het (potentiële) gebruik van een voorziening is dat (potentiële) gebruikers eerder geneigd zullen zijn de enquête in te vullen dan niet-gebruikers, waardoor een vertekening van de resultaten kan optreden. Om te onderzoeken in hoeverre dat ook voor dit onderzoek geldt, is (1) per wijk een vergelijking gemaakt tussen de onderzoeksgroep en de populatie wat betreft het percentage kinderen van 0-4 jaar, 4-12 jaar en 12-16 jaar binnen de totale groep kinderen van 0 tot 16 jaar, (2) het gebruik van kinderdagverblijf en BSO zoals dit is berekend op basis van de onderzoeksgroep vergeleken met de daadwerkelijke capaciteit. Vergelijking kinderen onderzoeksgroep en populatie Om vast te stellen in hoeverre de onderzoeksgroep representatief is voor de populatie is per wijk het percentage kinderen in de leeftijdscategorieën 0 tot 4 jaar, 4 tot 12 jaar en 12 tot 16 jaar vergeleken, berekend over het totaal aantal kinderen van 0 tot 16 jaar (tabel 1). In de onderzoeksgroep is in alle wijken, uitgezonderd Reeland, Crabbehof/Zuidhoven en Stadpolders, sprake van een oververtegenwoordiging van 0-4-jarigen. Het percentage 12-16-jarigen is daarentegen in de onderzoeksgroep in vrijwel alle wijken wat lager dan in de populatie, terwijl het percentage 4-12-jarigen in sommige wijken wat lager en in andere wijken wat hoger is dan in de populatie. Tabel 1
Percentages kinderen 0-4 jaar, 4-12 jaar en 12-16 jaar binnen totale groep 0-16-jarigen (=100%) in de onderzoeksgroep en de populatie per wijk ONDERZOEKSGROEP POPULATIE VERSCHIL 0-4 4-12 12-16 0-4 4-12 12-16 0-4 jaar 4-12 12-16 wijk jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar -5 -2 +7 24 44 32 18 42 40 Binnenstad -5 0 +5 24 49 27 19 49 32 Noordflank -2 -2 +5 21 49 30 18 47 35 Oud-Krispijn +2 -5 +3 27 49 24 29 44 27 Nieuw-Krispijn -3 +3 0 25 50 26 22 53 26 Het Reeland -2 -2 +4 23 46 30 21 44 35 Staart -3 -3 +6 23 45 32 20 42 38 Wielwijk -4 +5 -2 20 45 35 17 50 34 Crabbehof/Zuidhoven -2 -4 +6 29 47 24 27 43 30 Sterrenburg -2 -2 +4 26 50 24 23 49 28 Dubbeldam -4 +8 -4 24 53 22 20 62 18 Stadspolders totaal 31 48 21 26 49 24 +4 -1 -3 Bron: SGB
De onderzoeksgroep wijkt hierin dus enigszins af van de populatie. Dat heeft naar verwachting ten dele te maken met verschillen in belangstelling voor kinderopvang tussen gezinnen met jonge kinderen en gezinnen met oudere kinderen. Immers, ouders zullen voor jonge kinderen opvang altijd nodig vinden, terwijl dit voor kinderen van 14 en 15 jaar naar verwachting niet altijd meer het geval is. Om te corrigeren voor deze - geringe - afwijking, is bij het berekenen van de belangstelling voor kinderopvang op basis van de onderzoeksgegevens tevens gewogen voor de verschillende leeftijdscategorieën. Vergelijking gebruik onderzoeksgroep en huidige capaciteit
41 De tweede manier waarop gecontroleerd is of er sprake is van een vertekening, is door een toetsing van de onderzoeksgegevens betreffende het gebruik van kinderdagverblijf en BSO aan de huidige capaciteit.
42 Via een wegingprocedure van het aantal kinderen in de leeftijdscategorieën 0-4 jaar, 4-12 jaar en 12-16 jaar per wijk is op basis van de gegevens uit de vragenlijst berekend hoeveel kinderen van het kinderdagverblijf en van BSO gebruik maken. Dit is vermenigvuldigd met het aantal dagen dat men hiervan gebruik maakt en vervolgens omgerekend naar aantal kindplaatsen. De berekening geeft voor het gebruik van het kinderdagverblijf een goede schatting van de capaciteit (tabel 2). Dit past in het beeld dat deze opvang doorgaans niet volledig wordt benut. Wat betreft de BSO is er sprake van een iets lagere capaciteit dan het berekende gebruik. Het verschil is echter klein. Derhalve is het niet nodig een extra correctiefactor toe te passen. Tabel 2
Gebruik kinderopvang in Dordrecht: vergelijking berekening op basis van gewogen gegevens van de onderzoeksgroep en huidige capaciteit aantal kinderen gewogen aantal gem. aantal berekend aantal capaciteit in onderzoeksgroep kinderen dagen kindplaatsen kindplaatsen* kinderdagverblijf 288 1740 2.4 835 1019 BSO 244 2044 2.5 1022 995 * de capaciteit per 1-2-2004; kort daarna is er een nieuwe organisatie gestart, waardoor de huidige capaciteit respectievelijk op 1055 en 1025 kindplaatsen ligt.
43
4.
BESCHRIJVING ONDERZOEKSGROEP
De onderzoeksdoelgroep bestaat uit 1.758 gezinnen met 3.005 kinderen van 0 tot 16 jaar.4 Dit is een gemiddeld van 1,7 kinderen per gezin. In 44% van de gezinnen zijn er kinderen jonger dan 4 jaar aanwezig, bij 57% zijn er kinderen tussen 4 en 12 jaar en 30% heeft kinderen van 12 tot 16 jaar. Ruim driekwart (78%) van de gezinnen betreft een tweeoudergezin. In 46% van deze tweeoudergezinnen werkt één ouder en zorgt één ouder voor het huishouden (tabel 1). Bij ruim vier op de tien gezinnen werken beide ouders en bij 8% werkt geen van beide ouders. In vergelijking met 2001 is het aandeel huishoudens waarin twee ouders werken lager (42% versus 51%). In de helft van de eenoudergezinnen werkt de ouder niet, vier op de tien alleenstaande ouders werken wel. De overige 11% studeert of verricht vrijwilligerswerk. De alleenstaande ouders in de onderzoeksgroep hebben minder vaak jonge kinderen (0 tot 4 jaar) dan gezinnen met twee ouders. Ook hebben de alleenstaande ouders gemiddeld wat minder kinderen. Van de gezinnen is ruim een vijfde van allochtone afkomst: 6% Turks, 5% Antilliaans, 3% Marokkaans, 2% Surinaams en 6% overig allochtoon. Driekwart van de Antilliaanse gezinnen is een eenoudergezin. Bij de Surinamers en ‘overige allochtonen’ is dat ongeveer eenderde. In de Turkse, Marokkaanse en Nederlandse gezinnen is om en nabij een zesde eenoudergezin. De arbeidssituatie van de eenoudergezinnen verschilt wat tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Antilliaanse alleenstaande ouders werken wat minder vaak en Nederlandse alleenstaande ouders wat vaker dan de andere groepen. In Surinaamse (48%), Nederlandse (47%) en Antilliaanse (46%) tweeoudergezinnen werken de ouders vaker allebei dan in de andere groepen. Voor alle groepen, behalve de Antilliaanse, geldt dat in 40 tot 50% van de gezinnen één van beide ouders werkt. In Antilliaanse tweeoudergezinnen komt het relatief wat minder vaak voor dat één ouder werkt. Het aandeel gezinnen waarin geen van beide ouders werkt is het kleinst in de Nederlandse en de Surinaamse gemeenschap. Opvallend is dat in de Nederlandse gezinnen het aandeel tweeverdieners is gedaald ten opzichte van 2001 (47% versus 56%). Wat betreft het hebben van kinderen in de verschillende leeftijdsgroepen zijn er kleine verschillen tussen de bevolkingsgroepen. In Marokkaanse gezinnen zijn relatief vaak kinderen tot 4 jaar aanwezig en in Turkse gezinnen zijn er relatief vaak kinderen van 4 tot 12 jaar.
4 Met onderzoeksgroep wordt de responsgroep bedoeld die gebaseerd is op de gestratificeerde steekproef. Deze vormt de basis voor de analyses. Alleen bij vergelijkingen tussen verschillende etnische groepen is uitgegaan van de totale steekproef en dan wordt gesproken van de totale onderzoeksgroep.
44 Tabel 1
Achtergrondkenmerken naar etnische groep (%) Turks Mar type gezin n=107 n=174 eenoudergezin 11 15 89 tweeoudergezin 85
Sur n=131 33 67
Ant n=159 74 26
ov. all. n=278 30 70
Ned n=1131 15 85
totaal n=1758 22 78
n=25 36 4 60
n=12 25 25 50
n=40 33 13 54
n=105 22 19 59
n=78 40 3 57
n=162 51 6 43
n=399 40 11 49
arbeidssituatie tweeoudergezin beiden werk één werk, één studie / vrijw.werk één werk, één huish. / anders geen van beiden werk
n=134 25 4 47 24
n=84 19 1 50 30
n=86 48 2 42 8
n=35 46 11 17 26
n=181 32 5 50 13
n=950 47 3 46 4
n=1307 42 3 46 8
kinderen 0-4 jaar 4-12 jaar 12-16 jaar
n=180 49 69 32
n=115 60 59 37
n=135 41 60 29
n=164 53 58 28
n=289 46 60 26
n=1144 42 56 31
n=1758 44 57 30
1,9
2,0
1,7
1,7
1,7
1,7
1,7
arbeidssituatie eenoudergezin werk studie/vrijwilligerswerk huishouden/anders
gemiddeld aantal kinderen
45
5.
Tabel 1
wijk
AANVULLENDE TABELLEN
Belangstelling kinderdagverblijf en BSO per wijk in aantallen kindplaatsen, in 2001 en 2004 (gewogen gegevens) kinderdagverblijf BSO verschil belangstelling verschil belangstelling belangstelling belangstelling in kindplaatsen in kindplaatsen in kindplaatsen in kindplaatsen 2004 2001 2004 2001
Binnenstad Noordflank Oud-Krispijn Nieuw-Krispijn Reeland Staart Wielwijk Crabbehof/Zuidhoven Sterrenburg Dubbeldam Stadspolders
66 59 73 17 78 37 15 41 117 95 325
75 65 62 15 78 28 45 51 147 111 258
+9 +6 -11 -2 -9 +30 +10 +30 +16 -67
52 59 33 25 110 7 21 36 118 69 245
70 56 127 17 94 26 50 48 147 84 377
+18 -3 +94 -8 -16 +19 +29 +12 +29 +15 +132
totaal
923
935
+12
775
1096
+321
PUBLICATIES VAN HET SOCIAAL GEOGRAFISCH BUREAU TITEL
UITGIFTE
OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID: Leefbaarheid en veiligheid in Dordrecht 2001 Benchmark leefbaarheid en veiligheid 2001 Leefbaarheid en veiligheid in de Drechtsteden anno 2002 Overzicht bestaande leefbaarheidsonderzoeken Jeugdcriminaliteitskaart Zuid-Holland Zuid 2000 Eind evaluatie Veiligheidsnetwerk Zwijndrecht Veiligheidsbeleving op school 2002 Leefbaarheid en veiligheid in de Gemeente Zwijndrecht anno 2002 Evaluatie hondenbeleid
2002 2002 2003 2000 2001 2002 2003 2003 2004
TITEL
UITGIFTE
RUIMTELIJKE ORDENING EN VOLKSHUISVESTING: Woonmonitor Dordrecht 2003 Woonmonitor Drechtsteden 2003 Woningbehoefteonderzoek Drechtsteden Evaluatie project dynamisch wonen Evaluatie woonkeus Drechtsteden Beleving van en opinies over ruimtelijke kwaliteit en welstand in Dordrecht anno 2000 Verslag Geschikt Wonen Migratie-onderzoek 2002
2003 2003 2001 2004 2001 2001 2003 2003
SOCIAAL-ECONOMISCH BELEID: Monitor Binnenstad Dordrecht 2000/2001 2002 Regionale werkgelegenheidsrapportage Zuid-Holland Zuid meerjarig Bedrijvenregister Dordrecht jaarlijks Monitor werk 2002 2003 De Sociale Staat van Dordrecht 2001/2002 2003 De markt voor benzinepompen in Dordrecht 2001 Horeca in Dordrecht anno 2001 2002 Onderzoek draagvlak vrijdagmiddagmarkt 2003 Monitor vraagzijde arbeidsmarkt havengebonden cluster Rijnmond 2004
ALGEMEEN BESTUUR EN MAATSCHAPPELIJKE VERKENNINGEN: Dit is Dordt Een vergelijking met de 33 grootste steden in Nederland 2003 Opinies over de toekomst van Dordrecht 1998 Opinies over bestuur van de stad 1999 Evaluatie inspraakbeleid 2002 Succesvol lokaal ouderenhuisvestingsbeleid 2001 De sociale staat van Dordrecht 2001 Gezondheidsmonitor Zuid-Holland Zuid hoofdrapport en deelrapport: Dordrecht 2001 Omnibusonderzoek Barendrecht 2000 2001 Prognose Essenhof 2000-2015 2000 (crematies en begravingen) Bereik/waardering voor info gem. Dordrecht 2002 Herhalingsmeting beeld van en belangstelling voor de Drechtsteden 2002 De stem van de burger 2002 Bezoekersonderzoek Dag van Dordt 2003 Evaluatie Dualisme 1e fase 2003 Sociale Staat van Dordrecht 2001/2002 2003 Feiten, belevingen en trends Papendrecht 2003
ONDERWIJS: Monitor lokaal onderwijs Dordrecht 2002/2003 Schoolverzuim & schooluitval ROC’s Albeda College en Da Vinci College in de Hoeksche Waard Behoefte onderzoek kinderopvang Dordrecht Integrale leerlingenprognose gemeente Dordrecht 2002-2018
MILIEU: Gebruik toegangssysteem ondergrondse containers Onderzoek naar achtergronden onkruidbestrijdingsmiddelengebruik door particulieren Afvalscheiding: medewerking en verbeteringen Milieumonitor Dordrecht 2001 Ruimte voor de rivier Belevingswaardeonderzoek oppervlaktewater Ridderkerk
VERKEER EN VERVOER: Parkeerregulering Groenedijk/Oranjelaan Klantenonderzoek Kiltunnel 2000 Verkeren op bedrijventerreinen Autobezit, verplaatsingsgedrag en vervoermiddelgebruik van de Dordtse bevolking anno 2001
VRIJE TIJD, CULTUUR, SPORT EN RECREATIE: Vrijetijdsbesteding in de Drechtsteden in 2001 Dordtenaren over recreatie in het buitengebied Vrijwilligerswerk in Dordrecht 2003 Meningspeiling theatervoorziening in Dordrecht Publieksonderzoek Wantijpop/Rainbowpark 2002 Kerstmarkt Dordrecht 2001 Boekenmarkt Dordrecht 2002 Opinies over en waardering voor evenementen in Dordrecht Onderzoek Openbare Bibliotheek Dordrecht Publieksonderzoek Zomerkermis 2003
2003 2001 1999 2003
2003 1999 2003 2001
2002 2004 2004 2004 2002 2002 2002 2003 2003 2003
SOCIALE VOORZIENINGEN EN MAATSCHAPPELIJK WERK: Jeugdbeleid in de Drechtsteden 2003 Behoefte-onderzoek Dubbeldam 2004 Jongeren Dordrecht 2001 2002 Gezondheidsmonitor Zuid-Holland Zuid 2000 2001 Monitor Sociaal Programma Oud-Krispijn Zuid-2 2002 Vertrokken Antillianen 2002 Doelgroepenonderzoek Bureau Schuldhulpverlening Dordrecht deel I en II 2003 Doelgroepenonderzoek Bureau Schuldhulpverlening Dordrecht deel III 2003 Uitvallersonderzoek Bureau Schuldhulpverlening Dordrecht 2003 Tabellenboek Wijkprofielen 2002 2003 Evaluatie Dordtpas 2003 2003 Ouderenmonitor 2002 2003 Wijkmarkt Staart 2003
2004 2003 2003 2002 2003 2003
BEVOLKING: Bevolkingsprognose per wijk gemeente Dordrecht 2000-2015 2000 Huishoudenprognose 1998-2010 1998 Dordt op z’n droogst jaarlijks Dordt op z’n droogst digitaal www.sociaalgeografischbureau.nl KLANTTEVREDENHEID: Klanttevredenheidsonderzoek Wijklijn Toetsingskader voor kwaliteitsrapportage WOZ Klanttevredenheidsonderzoek Bureau Schuldhulpverlening Dordrecht Elektronische Dienstverlening Gemeente Dordrecht Klanttevredenheidsonderzoek Sociale Dienst Dordrecht 2000 Klanttevredenheidsonderzoek WVG Dordrecht Klanttevredenheidsonderzoek WVG Zwijndrecht Klanttevredenheidsonderzoek Brandweer Dordrecht -------------------------
2003 2001 2002 2003 2003 2003 2003 2003
Bovenstaande lijst bevat een selectie van publicaties van het SGB INFORMATIE / BESTELLEN: Telefonisch: 078- 639 64 65 Schriftelijk: Sociaal Geografisch Bureau Postbus 8 3300 AA DORDRECHT e-mail
[email protected] website www.sociaalgeografischbureau.nl Fax: 078- 639 8080