Het aanbod van kinderopvang per eind 2004 Eindrapport
Een onderzoek in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Sonja van der Kemp Marianne Kloosterman B2944 Leiden, 22 maart 2005
Voorwoord Per 1 januari 2005 is de Wet kinderopvang in werking getreden. Het ministerie van SZW volgt de effecten van wet- en regelgeving op het aanbod van kinderopvang. Research voor Beleid heeft door middel van een enquête onder kinderopvangorganisaties in kaart gebracht wat de capaciteit is aan kinderopvang in Nederland per 31 december 2004. Tevens zijn deze gegevens vergeleken met gegevens over de periode van 1996 tot en met 2003, zodat ontwikkelingen in de tijd kunnen worden gesignaleerd. In het voorliggende rapport zijn de resultaten van het onderzoek beschreven. Het rapport bevat ten eerste een inleidend hoofdstuk, waarin de opzet van het onderzoek wordt beschreven. In hoofdstuk 2 volgt een weergave van de resultaten van het onderzoek, waarbij vergelijkingen worden gemaakt met eerdere metingen. In het derde en laatste hoofdstuk worden de conclusies van het onderzoek weergegeven. Langs deze weg willen we het Programmabureau Implementatie Wet kinderopvang bedanken voor het beschikbaar stellen van het adressenbestand van kinderopvangorganisaties. Tevens willen we alle kinderopvangorganisaties die de vragenlijst hebben ingevuld hartelijk bedanken voor hun medewerking. Verder gaat onze dank uit naar de MOgroep en de Branchevereniging ondernemers in de kinderopvang voor het aankondigen van het onderzoek in hun nieuwsbrieven. Tenslotte willen we het ministerie van SZW bedanken voor de prettige samenwerking. Marianne Kloosterman Projectleider
3
4
Inhoudsopgave
Samenvatting
7
1
Inleiding 1.1 Achtergrond 1.2 Doel en vraagstelling 1.3 Gehanteerde definities 1.4 Onderzoeksopzet
11 11 11 12 12
2
Aanbod kinderopvang in Nederland 2.1 Landelijke capaciteit kinderopvang 2.2 Capaciteit kinderopvang per regio 2.3 Gebruik van kinderopvang 2.4 Organisatiekenmerken 2.5 Kenmerken van het aanbod
15 15 20 23 24 25
3
Conclusies
27
Bijlage 1
Vragenlijst
29
5
6
Samenvatting Inleiding Het ministerie van SZW volgt de effecten van wet- en regelgeving op het aanbod van kinderopvang in Nederland. Met de invoering van de Wet kinderopvang (per januari 2005) wilde het ministerie zicht krijgen op de capaciteit, het gebruik en de aard van de formele kinderopvang in Nederland per eind 2004. Research voor Beleid heeft deze gegevens in kaart gebracht door alle kinderopvangorganisaties in Nederland in december 2004 te benaderen. Voor het onderzoek zijn alle kinderopvangorganisaties, die bekend zijn bij het Programmabureau Implementatie Wet kinderopvang, benaderd met het verzoek een enquête in te vullen. De organisaties konden kiezen of ze de enquête via internet wilden invullen of liever schriftelijk. In totaal hebben 874 kinderopvangorganisaties de enquête ingevuld. Dit is 66% van het totaal van 1319 organisaties die zijn aangeschreven. Om de ontwikkelingen ten opzichte van voorgaande jaren zichtbaar te maken zijn de resultaten van dit onderzoek vergeleken met gegevens uit de periode 1998 tot en met 2003. Capaciteit aan kinderopvang De ontwikkeling in de capaciteit aan kinderopvang is weergegeven in tabel A en figuur A. Hierin is het aantal kindplaatsen te zien. Dit is niet gelijk aan het aantal kinderen dat gebruik maakt van de opvang, aangezien de meeste kinderen niet alle dagen in de week worden opgevangen. Tabel A
Ontwikkeling van de capaciteit aan kinderopvang vanaf de nulmeting tot eind 20041 Nulmeting2
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Hele dagopvang
66.380
71.238
79.298
93.345
107.211
114.150
124.386
Buitenschoolse opvang
19.278
32.438
37.642
49.458
54.995
61.586
74.125
8.208
8.775
9.252
11.387
10.447
9.552
8.203
93.866
112.451
126.192
154.190
172.653
185.287
206.714
Soort opvang
Gastouderopvang Totaal
______________ 1
De gegevens over de jaren t/m 2003 zijn afkomstig uit de ‘Monitor uitbreiding kinderopvang 2003. Vierde meting naar de status van de uitbreiding van de kinderopvang in Nederland. Netwerkbureau uitbreiding kinderopvang, 2003.’ 2 De nulmeting betreft voor buitenschoolse opvang de situatie per 31-12-1996 en voor hele dagopvang de situatie per 31-12-1998.
7
Figuur A
Ontwikkeling van de capaciteit aan kinderopvang vanaf de nulmeting tot eind 2004
250 x 1000
200
150
100
50
0 Nul
1999
gastouderopvang
2000
2001
buitenschoolse opvang
2002
2003
hele dagopvang
2004
Totaal
Bij de vergelijking van de gegevens tussen 2003 en 2004 valt op dat er een relatief sterke stijging heeft plaatsgevonden van het aantal kindplaatsen, met name voor de buitenschoolse opvang. Voor een deel wordt de stijging verklaard doordat het adressenbestand van kinderopvangorganisaties in 2004 is uitgebreid met 137 organisaties. Voor een klein deel (10%) zijn dit werkelijk nieuwe organisaties die in 2004 zijn begonnen met het aanbieden van kinderopvang, maar voor een groot deel betreft het organisaties die al langer bestonden maar niet eerder bij het Programmabureau bekend waren en dus niet bij eerdere metingen zijn betrokken. Indien wordt gekeken naar de verschillende vormen van kinderopvang, blijkt dat bij de hele dagopvang naar schatting ongeveer 1/3 deel van de groei is toe te schrijven aan de toegevoegde organisaties. Bij de buitenschoolse opvang is dat circa 1/10 deel. Bij de gastouderopvang hebben de toegevoegde organisaties ertoe geleid dat het aantal kindplaatsen circa 1/10 deel minder is gedaald. Deze stijging die samenhangt met de toegevoegde organisaties is geen werkelijke stijging, maar puur een gevolg van een verbetering van het adressenbestand. Om de werkelijke relatieve stijging ten opzichte van 2003 te schatten, zijn de organisaties die in 2004 zijn toegevoegd buiten beschouwing gelaten. Voor de vergelijking van de capaciteit tussen 2003 en 2004 zijn twee verschillende schattingsmethoden gehanteerd. Op basis van de verschillende schattingen kan worden geconcludeerd dat de relatieve groei van het aantal kindplaatsen hele dagopvang tussen 2003 en 2004 waarschijnlijk rond de 6 à 7% ligt. Voor de buitenschoolse opvang ligt de relatieve groei van het aantal kindplaatsen waarschijnlijk tussen de 11% en 18%. Bij de gastouderopvang is er sprake van een relatieve daling van het aantal kindplaatsen met circa 15%.
8
Een mogelijke verklaring voor de relatief sterke stijging van de capaciteit van buitenschoolse opvang ten opzichte van de hele dagopvang is dat veel kinderen die de afgelopen jaren zijn ingestroomd in de (in 2001 en 2002 sterk gegroeide) hele dagopvang, inmiddels de leeftijd van vier jaar hebben bereikt en dat hun ouders nu gebruik willen maken van buitenschoolse opvang. Gebruik van kinderopvang Naast de capaciteit aan kinderopvang is tevens geïnventariseerd hoeveel kinderen er gebruik maken van de kinderopvang. In onderstaande tabel wordt het aantal kinderen dat gebruik maakt van de verschillende vormen van kinderopvang gerelateerd aan het aantal kindplaatsen. Tabel B
Totaal aantal kinderen in Nederland dat gebruik maakt van formele kinderopvang, gerelateerd aan het aantal kindplaatsen Aantal kinderen
Aantal kindplaatsen
Aantal kinderen per kindplaats
Hele dagopvang
202.386
124.386
1,6
Buitenschoolse opvang
118.585
74.125
1,6
8.203
2,3
206.714
1,6
Soort opvang
Gastouderopvang
0 t/m 3 jaar
11.462
4 t/m 12 jaar
7.556
Totaal
339.989
Uit het onderzoek blijkt dat in totaal zo’n 340.000 kinderen gebruik maken van formele kinderopvang in Nederland. Dit betekent dat circa één op de acht kinderen in Nederland in de leeftijd van 0 tot en met 12 jaar1 gebruik maakt van hele dagopvang, buitenschoolse opvang of gastouderopvang. Kenmerken van het aanbod De bovengenoemde capaciteit aan kinderopvang in Nederland wordt verzorgd door ruim 1300 organisaties voor kinderopvang met gezamenlijk ruim 4000 vestigingen. Omvang en marktaandeel Bijna tweederde van de kinderopvangorganisaties in Nederland heeft één vestiging. Deze organisaties hebben samen een marktaandeel van 17%. De 5% grootste organisaties in Nederland (met 11 of meer vestigingen) hebben gezamenlijk ongeveer de helft (48%) van de markt voor kinderopvang in handen. Tabel C
Omvang en marktaandeel van kinderopvangorganisaties 1 vestiging
Aantal organisaties Marktaandeel
61% 17%
2 t/m 5 vestigingen 27% 21%
6 t/m 10 vestigingen 7% 14%
11 t/m 20 vestigingen 3% 26%
21 of meer vestigingen 2% 22%
______________ 1
Volgens het CBS zijn er in Nederland in totaal circa 2,6 miljoen kinderen in de leeftijd van 0 t/m 12 jaar.
9
Ten opzichte van 2003 is het aandeel organisaties met één vestiging en het marktaandeel van deze organisaties licht toegenomen. Aangeboden vormen van kinderopvang Van alle kinderopvangorganisaties in Nederland biedt 88% hele dagopvang, 54% buitenschoolse opvang en 17% gastouderopvang. Een groot deel van de organisaties biedt een combinatie van deze vormen (tabel D). Tabel D
Vormen van kinderopvang per organisatie
Alleen hele dagopvang Alleen buitenschoolse opvang Alleen gastouderopvang Hele dagopvang en buitenschoolse opvang Hele dagopvang en gastouderopvang Buitenschoolse opvang en gastouderopvang Combinatie van alle drie vormen
Percentage 40% 6% 6% 37% 1% 2% 11%
De meest voorkomende situatie is dat een organisatie alleen hele dagopvang biedt. Daarna volgt een combinatie van hele dagopvang en buitenschoolse opvang binnen één organisatie. Van alle kinderopvangorganisaties biedt 11% alle drie de vormen van kinderopvang aan. Samengevat In 2004 hebben de ontwikkelingen in de kinderopvang van de afgelopen jaren zich verder voortgezet. Dit wil zeggen dat er een stijging is van het aantal kindplaatsen voor hele dagopvang en buitenschoolse opvang en een daling van het aantal kindplaatsen voor gastouderopvang.
10
1
Inleiding
1.1
Achtergrond
Het streven van opeenvolgende kabinetten is het vereenvoudigen van de combinatie arbeid en zorg. In het kader daarvan zijn in het verleden diverse initiatieven ontplooid, waaronder de Regeling uitbreiding kinderopvang en buitenschoolse opvang (Rkb). De Rkb stimuleert het tot stand komen van een uitgebreider en omvangrijker aanbod van kinderopvangmogelijkheden. De regeling was in de periode 1997 tot eind 2003 van kracht. Er zijn in die periode verschillende metingen uitgevoerd om de effecten van deze regeling op het aanbod aan kinderopvang in kaart te brengen. Op basis van deze informatie kon worden geconcludeerd dat de doelstelling voor het realiseren van extra plaatsen in 2003 was behaald.1 Met ingang van 1 januari 2005 is de Wet kinderopvang in werking getreden. Deze wet regelt de kwaliteit en de financiering van de kinderopvang. Uitgangspunt is dat kinderopvang een zaak is van ouders, werkgevers en overheid. Het ministerie van SZW volgt de effecten van wet- en regelgeving op het aanbod van kinderopvang. Daarom heeft het ministerie behoefte aan informatie over de ontwikkelingen in het aanbod in 2004.
1.2
Doel en vraagstelling
Het doel van het onderzoek is het verkrijgen van een betrouwbaar, landelijk representatief beeld van de capaciteit, het gebruik en de aard van de formele kinderopvang in Nederland per ultimo 2004. De bijbehorende onderzoeksvragen luiden als volgt: Capaciteit en gebruik kinderopvang · Hoeveel kinderopvangplaatsen zijn er ultimo 2004 in Nederland? (totaal en uitgesplitst naar hele dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang) · Hoeveel kinderen maken ultimo 2004 gebruik van formele kinderopvang? (totaal en uitgesplitst naar hele dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang) · Hoeveel kindplaatsen voor hele dagopvang en buitenschoolse opvang zijn er ultimo 2004 per 100 kinderen in de betreffende leeftijdscategorie? (landelijk en per regio). Aard van aanbod kinderopvang · Wat zijn organisatiekenmerken van de kinderopvangorganisaties? (rechtsvorm, omvang, aantal vestigingen en marktaandeel) · Wat zijn de kenmerken van het aanbod van de kinderopvangorganisaties? (samenhang tussen vormen van kinderopvang, samenhang met andere dienstverlening)
______________ 1
Monitor uitbreiding kinderopvang 2003. Vierde meting naar de status van de uitbreiding van de kinderopvang in Nederland. Netwerkbureau uitbreiding kinderopvang, 2003.
11
1.3
Gehanteerde definities
De in het onderzoek gehanteerde definities zijn hieronder weergegeven. Hele dagopvang is opvang voor 0 tot en met 3 jarigen in een kindercentrum (waaronder ook 24uursopvang, verlengde opvang, flexibele opvang en halve dagopvang). Buitenschoolse opvang omvat zowel voorschoolse, naschoolse als vakantieopvang voor kinderen van 4 tot en met 12 jaar. Tussenschoolse opvang valt hier niet onder. Gastouderopvang is kinderopvang in een gezinssituatie die tot stand komt door tussenkomst van een gastouderbureau. Een kindplaats is een beschikbare plaats voor opvang gedurende de maximale openingstijden van de vestiging en gedurende het gehele jaar. Dit betekent dat de omvang van een kindplaats in uren sterk kan verschillen tussen kinderopvangorganisaties (als gevolg van verschillen in openingstijden). Het aantal beschikbare kindplaatsen is een maat voor de beschikbare capaciteit van een kinderopvangorganisatie. Eén kindplaats wordt veelal door meerdere kinderen bezet, aangezien de meeste kinderen niet alle dagen in de week van kinderopvang gebruik maken. Een koppeling is één schriftelijke overeenkomst tussen een vraagouder en een gastouder.
1.4
Onderzoeksopzet
In deze paragraaf volgt een beschrijving van de gebruikte onderzoeksmethode, de onderzoekspopulatie en respons en de analyse. Onderzoeksmethode De gegevensverzameling heeft plaatsgevonden in de maanden november en december van 2004. Daarbij is gekozen voor een enquête onder kinderopvangorganisaties, die via internet of schriftelijk kon worden ingevuld. De kinderopvangorganisaties ontvingen per post een toelichting op de internetenquête met daarin een internetadres, code en wachtwoord en tevens ontvingen ze een schriftelijk exemplaar van de vragenlijst. De enquête werd verzonden met een begeleidende brief van het ministerie van SZW. De brancheorganisaties MOgroep en de Branchevereniging ondernemers in de kinderopvang hebben het onderzoek aangekondigd in hun nieuwsbrieven en de leden verzocht aan het onderzoek mee te werken. Om de respons te verhogen zijn twee telefonische rappels uitgevoerd, waarmee de organisaties zijn herinnerd aan het onderzoek. Desgewenst kregen de organisaties de vragenlijst per e-mail of per post opnieuw toegestuurd. De schriftelijke vragenlijst is opgenomen in bijlage 1. Ten opzichte van de metingen die in de periode 2000 t/m 2003 zijn uitgevoerd zijn er enkele wijzigingen in de onderzoeksmethode. Deze wijzigingen zijn ingegeven door een verandering in de informatiebehoefte. Ten eerste is bij eerdere metingen alleen gebruik gemaakt van een schriftelijke enquête en niet van een internetenquête. Bovendien zijn bij eerdere metingen de capaciteitsgegevens bij de organisaties per vestiging bevraagd, terwijl bij de huidige meting de gegevens bij
12
de organisaties per provincie zijn bevraagd. Deze wijzigingen hebben ook een aanpassing van de vragenlijst tot gevolg. Bij de vragen over de capaciteit is wel zoveel mogelijk aangesloten bij de vragenlijst die in eerdere jaren is gebruikt. Door de veranderingen in de onderzoeksmethode zijn de resultaten van deze meting niet volledig vergelijkbaar met de eerdere metingen. Onderzoekspopulatie en respons De onderzoekspopulatie bestaat uit alle kinderopvangorganisaties in Nederland die hele dagopvang, buitenschoolse opvang en/of gastouderopvang aanbieden. Voor het onderzoek is evenals bij eerdere metingen gebruik gemaakt van het adressenbestand van het Programmabureau Implementatie Wet kinderopvang. Het Programmabureau werkt onder verantwoordelijkheid van het ministerie van SZW. Het ondersteunt kinderopvangondernemers, gemeenten, werkgevers en ouders bij de invoering van de Wet kinderopvang. In 2004 zijn 137 organisaties aan het adressenbestand toegevoegd, die zichzelf hebben aangemeld om informatie te ontvangen van het Programmabureau. Voor een klein deel (10%) zijn dit werkelijk nieuwe organisaties die in 2004 zijn begonnen met het aanbieden van kinderopvang, maar voor een groot deel betreft het organisaties die al langer bestonden maar niet eerder bij het Programmabureau bekend waren en dus niet bij eerdere metingen zijn betrokken. Het adressenbestand bevatte de adresgegevens van 1335 kinderopvangorganisaties. Deze kinderopvangorganisaties zijn integraal benaderd. De netto populatie bestaat uit 1319 organisaties, aangezien we van 16 organisaties bericht hebben ontvangen dat ze meerdere malen in het adressenbestand voorkwamen of dat ze geen kinderopvang (meer) bieden. In totaal hebben 874 kinderopvangorganisaties de vragenlijst ingevuld.1 Dit betekent dat een respons is behaald van 66% (= 874/1319).2 Uit een nadere analyse van de respons blijkt dat de respons onder grote organisaties hoger is dan onder kleine organisaties (zie tabel 1.1). Tabel 1.1
Respons uitgesplitst naar aantal vestigingen per organisatie
Aantal vestigingen 1 vestiging 2 t/m 5 vestigingen 6 t/m 10 vestigingen 11 t/m 20 vestigingen 21 vestigingen of meer
Responspercentage 65% 66% 72% 71% 78%
Analyse Aangezien de respons onder grote organisaties hoger was dan onder kleine organisaties, is bij de analyse gekozen voor weging van de onderzoeksresultaten op basis van het aantal vestigingen. Dit betekent dat de samenstelling van de respons naar grootteklasse zodanig wordt gecorrigeerd dat deze overeenkomt met de samenstelling van de populatie. Door het toepassen van weging wordt een betrouwbaar beeld verkregen van de kinderopvang in Nederland. Bij de bespreking
______________ 1
In totaal heeft 29% van de respondenten de enquête via internet ingevuld en 71% schriftelijk. Bij aanvang van het eerste telefonisch rappel was de respons ongeveer 30%, bij aanvang van het tweede telefonisch rappel ongeveer 50%.
2
13
van de resultaten worden - tenzij anders vermeld - de gewogen percentages en aantallen gepresenteerd. Vervolgens is een schatting gemaakt van het aantal kindplaatsen en het aantal kinderen voor de totale populatie van kinderopvangorganisaties in Nederland. Daarbij is het aantal organisaties in het adressenbestand als uitgangspunt genomen.
14
2
Aanbod kinderopvang in Nederland
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de onderzoeksresultaten. Ten eerste wordt ingegaan op de capaciteit aan kinderopvang in Nederland. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt met eerdere jaren. In paragraaf 2.2 wordt ingegaan op het gebruik van kinderopvang. In paragraaf 2.3 wordt tenslotte ingegaan op de kenmerken van de kinderopvangorganisaties die aan het onderzoek hebben meegewerkt.
2.1
Landelijke capaciteit kinderopvang
Capaciteit op populatieniveau De landelijke capaciteit kinderopvang is het totaal van alle beschikbare kindplaatsen in Nederland. Eind 2004 is de totale capaciteit aan kinderopvang naar schatting bijna 207.000 kindplaatsen. Voor kinderen van 0 tot 4 jaar zijn ongeveer 124.000 plaatsen hele dagopvang beschikbaar. Voor kinderen van 4 t/m 12 jaar zijn ongeveer 74.000 plaatsen buitenschoolse opvang beschikbaar. De capaciteit voor de gastouderopvang bedraagt naar schatting circa 8.200 plaatsen. In onderstaande tabel worden de cijfers van 2004 vergeleken met de resultaten van eerdere metingen. Tabel 2.1
Ontwikkeling van de capaciteit aan kinderopvang vanaf de nulmeting tot eind 20041
Soort opvang
Nulmeting2
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Hele dagopvang
66.380
71.238
79.298
93.345
107.211
114.150
124.386
Buitenschoolse opvang
19.278
32.438
37.642
49.458
54.995
61.586
74.125
8.208
8.775
9.252
11.387
10.447
9.552
8.203
93.866
112.451
126.192
154.190
172.653
185.287
206.714
Gastouderopvang Totaal
In figuur 2.1 is de ontwikkeling van de capaciteit aan kinderopvang grafisch weergegeven.
______________ 1
De gegevens over de jaren t/m 2003 zijn afkomstig uit de ‘Monitor uitbreiding kinderopvang 2003. Vierde meting naar de status van de uitbreiding van de kinderopvang in Nederland. Netwerkbureau uitbreiding kinderopvang, 2003.’ 2 De nulmeting betreft voor buitenschoolse opvang de situatie per 31-12-1996 en voor hele dagopvang de situatie per 31-12-1998.
15
Figuur 2.1 Ontwikkeling van de capaciteit aan kinderopvang vanaf de nulmeting tot eind 20041
250 x 1000
200
150
100
50
0 Nul
1999
gastouderopvang
2000
2001
buitenschoolse opvang
2002
2003
hele dagopvang
2004
Totaal
Vergelijking capaciteit tussen 2003 en 2004 Vergelijking capaciteit tussen 2003 en 2004 op populatieniveau De stijging van het aantal kindplaatsen die tussen 1996 en 2003 is waargenomen, heeft zich in 2004 verder voortgezet. Als we de gegevens van 2003 en 2004 naast elkaar leggen, blijkt dat het aantal kindplaatsen hele dagopvang ten opzichte van 2003 met 9% is toegenomen en het aantal kindplaatsen buitenschoolse opvang met 20% is toegenomen. Het aantal kindplaatsen voor gastouderopvang is met 14% afgenomen. Bij deze vergelijking valt op dat er sprake is van een relatief sterke stijging van het aantal kindplaatsen, met name bij de buitenschoolse opvang. De vraag werpt zich hierbij op of hierbij sprake is van een werkelijke stijging, of dat de verschillen in de resultaten een gevolg zijn van de verschillen in onderzoeksmethode. Om hier inzicht in te krijgen zijn enkele aanvullende analyses uitgevoerd. De resultaten van deze analyses worden hieronder beschreven. Veranderingen in het adressenbestand Een eerste verklaring voor de stijging is de uitbreiding van het adressenbestand van de populatie kinderopvangorganisaties in 2004 met 137 organisaties (zie ook hoofdstuk 1). Voor een klein deel (10%) zijn dit werkelijk nieuwe organisaties die in 2004 zijn begonnen met het aanbieden van kin-
______________ 1
De gegevens over de jaren t/m 2003 zijn afkomstig uit de ‘Monitor uitbreiding kinderopvang 2003. Vierde meting naar de status van de uitbreiding van de kinderopvang in Nederland. Netwerkbureau uitbreiding kinderopvang, 2003.’
16
deropvang, maar voor een groot deel betreft het organisaties die al langer bestonden maar niet eerder bij het Programmabureau bekend waren en dus niet bij eerdere metingen zijn betrokken. Naar schatting is ongeveer 1/5 deel van de totale groei van het aantal kindplaatsen tussen 2003 en 2004 toe te schrijven aan de organisaties die in 2004 aan het adressenbestand zijn toegevoegd. Dit is geen werkelijke groei, maar puur een gevolg van een verbetering van het adressenbestand. Om een indruk te geven van de invloed van de verbetering van het adressenbestand op de waargenomen groei is een schatting gemaakt welk deel van de groei kan worden toegeschreven aan de nieuwe organisaties. Indien wordt gekeken naar de verschillende vormen van kinderopvang, blijkt dat bij de hele dagopvang naar schatting ongeveer 1/3 deel van de groei is toe te schrijven aan de toegevoegde organisaties. Bij de buitenschoolse opvang is dat circa 1/10 deel. Bij de gastouderopvang hebben de toegevoegde organisaties ertoe geleid dat het aantal kindplaatsen circa 1/10 deel minder is gedaald. Vergelijking tussen 2003 en 2004 op organisatieniveau Om een indicatie te krijgen van de mate waarin bij bestaande organisaties in 2004 werkelijk een stijging van het aantal kindplaatsen heeft plaatsgevonden, zijn de gegevens over het aantal kindplaatsen in 2004 op organisatieniveau gekoppeld aan de onderzoeksgegevens van 2003. In totaal heeft bij 612 van de 874 organisaties in de respons een koppeling plaatsgevonden.1 Uit de vergelijking op organisatieniveau blijkt dat bij de bestaande organisaties het aantal kindplaatsen voor hele dagopvang gemiddeld met 7% is gestegen. Bij 43% van de organisaties is sprake van een stijging van het aantal kindplaatsen, bij 32% is het aantal kindplaatsen gelijk gebleven en bij 25% is het aantal kindplaatsen gedaald. Voor de buitenschoolse opvang geldt dat het aantal kindplaatsen gemiddeld met 11% is gestegen. Bij 55% van de organisaties is sprake van een stijging van het aantal kindplaatsen, bij 22% is het aantal kindplaatsen gelijk gebleven en bij eveneens 22% is het aantal kindplaatsen gedaald. Op basis van deze vergelijking kan worden geconcludeerd dat bij bestaande organisaties een (aanzienlijke) stijging van het aantal kindplaatsen heeft plaatsgevonden. De vergelijking geeft echter geen volledig beeld van de verandering in capaciteit, aangezien het geen rekening houdt met organisaties die zijn opgeheven. Ook gefuseerde organisaties zijn buiten beschouwing gelaten. Tenslotte blijkt uit de analyse dat de gekoppelde organisaties gemiddeld kleiner zijn dan de organisaties die niet konden worden gekoppeld. Conclusie over vergelijking tussen 2003 en 2004 Voor de capaciteit aan hele dagopvang en buitenschoolse opvang zijn twee verschillende schattingsmethoden gehanteerd, namelijk een schatting op populatieniveau (tabel 2.1) en een schatting op organisatieniveau.
______________ 1
Deze vergelijking op organisatieniveau is niet mogelijk voor de gastouderopvang.
17
Bij de hele dagopvang leidt de berekening op populatieniveau tot een schatting van 9% stijging in het aantal kindplaatsen tussen 2003 en 2004. Ongeveer 1/3 deel van deze stijging kan worden toegeschreven aan de organisaties die in 2004 aan het adressenbestand zijn toegevoegd. Voor de organisaties waarbij een koppeling op organisatieniveau kon worden gemaakt, constateren we een stijging van het aantal kindplaatsen van 7% tussen 2003 en 2004. Op basis van deze gegevens kan worden geconcludeerd dat de relatieve groei van het aantal kindplaatsen hele dagopvang tussen 2003 en 2004 waarschijnlijk rond de 6 à 7% ligt. Bij de buitenschoolse opvang leidt de berekening op populatieniveau tot een schatting van 20% stijging in het aantal kindplaatsen tussen 2003 en 2004. Ongeveer 1/10 deel van deze stijging kan worden toegeschreven aan de organisaties die in 2004 aan het adressenbestand zijn toegevoegd. Voor de organisaties waarbij een koppeling op organisatieniveau kon worden gemaakt, constateren we een stijging van 11% tussen 2003 en 2004. Op basis van deze gegevens kan worden geconcludeerd dat de relatieve groei van het aantal kindplaatsen buitenschoolse opvang tussen 2003 en 2004 waarschijnlijk tussen de 11% en de 18% ligt. Voor de gastouderopvang is op populatieniveau sprake van een daling van het aantal kindplaatsen tussen 2003 en 2004 met ongeveer 14%. Indien de organisaties die in 2004 aan het adressenbestand zijn toegevoegd buiten beschouwing worden gelaten, is er sprake van een daling van 15% ten opzichte van 2003. Een mogelijke verklaring voor de relatief sterke stijging van de capaciteit van buitenschoolse opvang ten opzichte van de hele dagopvang is dat veel kinderen die de afgelopen jaren zijn ingestroomd in de (in 2001 en 2002 sterk gegroeide) hele dagopvang, inmiddels de leeftijd van vier jaar hebben bereikt en dat hun ouders nu gebruik willen maken van buitenschoolse opvang. Capaciteit per organisatie In deze paragraaf wordt de capaciteit aan kinderopvang nader uitgesplitst naar type kinderopvang en organisatiegrootte. In onderstaande tabellen wordt naast het gemiddelde per organisatie ook de mediaan1 weergegeven. Het verschil tussen het gemiddelde en de mediaan hangt voor een groot deel logisch samen met het feit dat de branche kinderopvang bestaat uit een groot aantal kleine organisaties en een beperkt aantal grote organisaties. Ten eerste wordt in tabel 2.2 het totaal aantal kindplaatsen per organisatie weergegeven, voor hele dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang gezamenlijk.
______________ 1
Definitie mediaan: de mediaan geeft het getal waar 50% van de respondenten onder zit en waar 50% van de respondenten boven zit. Vergeleken met het gemiddelde wordt de mediaan minder beïnvloed door extremen in de antwoorden.
18
Tabel 2.2
Aantal kindplaatsen per organisatie (hele dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang) (N = 578) Gemiddelde
Mediaan
49
38
2 t/m 10 vestigingen
199
160
11 vestigingen of meer
910
835
Totaal
172
76
1 vestiging
Een kinderopvangorganisatie heeft gemiddeld 172 kindplaatsen. De mediaan ligt veel lager op 76. In de volgende tabellen worden dezelfde gegevens gepresenteerd per vorm van kinderopvang. In de berekening zijn alleen de organisaties meegenomen die de betreffende vorm van kinderopvang aanbieden. Tabel 2.3
Aantal kindplaatsen hele dagopvang per organisatie (N = 605) Gemiddelde
1 vestiging
Mediaan
41
34
2 t/m 10 vestigingen
121
96
11 vestigingen of meer
537
451
Totaal
107
53
Organisaties die hele dagopvang aanbieden hebben gemiddeld 107 kindplaatsen. De mediaan ligt aanzienlijk lager op 53 kindplaatsen. Tabel 2.4
Aantal kindplaatsen buitenschoolse opvang per organisatie (N = 394)
1 vestiging 2 t/m 10 vestigingen 11 vestigingen of meer Totaal
Gemiddelde
Mediaan
25 89 378
20 72 329
98
46
Organisaties die buitenschoolse opvang aanbieden hebben gemiddeld 98 kindplaatsen. De mediaan ligt aanzienlijk lager op 46 kindplaatsen. Tabel 2.5
Aantal kindplaatsen gastouderopvang per organisatie (N = 125) Gemiddelde
Mediaan
1 vestiging
26
13
2 t/m 10 vestigingen
39
26
11 vestigingen of meer
52
44
Totaal
37
26
19
Organisaties die gastouderopvang aanbieden bemiddelen gemiddeld voor 37 kindplaatsen (dit komt overeen met 86 koppelingen). De mediaan ligt iets lager op 26 kindplaatsen. Bij organisaties die gastouderopvang bieden is de samenhang tussen het aantal kindplaatsen en het aantal vestigingen minder duidelijk dan bij organisaties die hele dagopvang of buitenschoolse opvang bieden. Dit kan mogelijk verklaard worden doordat gastouderopvang bestaat uit bemiddeling tussen gastouders en vraagouders en vanuit één vestiging landelijk of regionaal bemiddeling kan worden aangeboden. De organisaties die gastouderopvang aanbieden geven aan dat gemiddeld 17% van de koppelingen een omvang heeft van 5 uur of minder.
2.2
Capaciteit kinderopvang per regio
In onderstaande figuren is het aantal kindplaatsen op 31 december 2004 per regio weergegeven voor de hele dagopvang en de buitenschoolse opvang. Nederland is hiervoor ingedeeld in vier regio’s, namelijk: Noord (Groningen, Friesland en Drenthe), West (Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht), Oost (Overijssel, Flevoland en Gelderland) en Zuid (Zeeland, Noord-Brabant en Limburg). De gegevens over het aantal kinderen per regio zijn afkomstig van het CBS, het betreft het aantal kinderen per 1 januari 2004.1
______________ 1
www.cbs.nl
20
Figuur 2.2 Aantal kindplaatsen hele dagopvang per regio In deze figuur is het aantal plaatsen hele dagopvang weergegeven per 100 kinderen van 0 t/m 3 jaar. Landelijk zijn er gemiddeld 15,2 plaatsen hele dagopvang beschikbaar per 100 kinderen. In 2003 werd een gemiddelde berekend van 13,9 plaatsen hele dagopvang per 100 kinderen. Het aantal plaatsen is in verhouding tot het aantal kinderen dus gestegen.
Het aantal kindplaatsen hele dagopvang per 100 kinderen ligt in de regio West bijna twee keer zo hoog als in de regio Noord.
21
Figuur 2.3 Aantal kindplaatsen buitenschoolse opvang per regio In deze figuur is het aantal plaatsen buitenschoolse opvang weergegeven per 100 kinderen van 4 t/m 12 jaar. Landelijk zijn er gemiddeld 4,1 plaatsen buitenschoolse opvang beschikbaar per 100 kinderen. Dit is iets hoger dan het gemiddelde in 2003 (3,4 plaatsen per 100 kinderen)1.
Uit deze figuur kan worden opgemaakt dat het aantal kindplaatsen per 100 kinderen in de regio West twee keer zo hoog ligt als in de regio Noord. De regio’s Oost en Zuid bevinden zich daar tussenin.
______________ 1
In het rapport ‘Monitor uitbreiding kinderopvang 2003’ wordt aangegeven dat er in 2003 4 plaatsen per 100 kinderen waren, bij die berekening zijn de 12-jarigen echter niet meegerekend.
22
2.3
Gebruik van kinderopvang
Naast de capaciteit aan kinderopvang is tevens geïnventariseerd hoeveel kinderen er gebruik maken van de kinderopvang. In onderstaande tabel wordt het aantal kinderen dat gebruik maakt van de verschillende vormen van kinderopvang gerelateerd aan het aantal kindplaatsen. Tabel 2.6
Totaal aantal kinderen in Nederland dat gebruik maakt van formele kinderopvang, gerelateerd aan het aantal kindplaatsen
Soort opvang
Aantal kinderen
Aantal kindplaatsen
Aantal kinderen per kindplaats
202.386
124.386
1,6
118.585
74.125
1,6
Hele dagopvang Buitenschoolse opvang Gastouderopvang
0 t/m 3 jaar
11.462
4 t/m 12 jaar
7.556
Totaal
339.989
8.203 206.714
2,3
1
1,6
Voor alle vormen van kinderopvang samen geldt dat één kindplaats gemiddeld wordt bezet door 1,6 kinderen. In onderstaande tabel wordt het aantal kinderen dat gebruik maakt van formele kinderopvang gerelateerd aan het aantal kinderen in Nederland in de betreffende leeftijdscategorie. Tabel 2.7
Percentage van de kinderen in Nederland dat gebruik maakt van formele kinderopvang
Leeftijdscategorie
Aantal kinderen in formele kinderopvang
Aantal kinderen in Nederland
Percentage
0 t/m 3 jaar
213.848
817.502
26%
4 t/m 12 jaar
126.141
1.795.969
7%
Totaal
339.989
2.613.471
13%
Ongeveer 1 op de 4 kinderen van 0 t/m 3 jaar in Nederland maakt gebruik van formele kinderopvang. Voor kinderen van 4 t/m 12 jaar is dit ongeveer 1 op de 14.
______________ 1
Bij de gastouderopvang is gevraagd naar het aantal koppelingen. Vervolgens is het aantal koppelingen omgerekend in kindplaatsen door het vermenigvuldigen met de omrekenfactor 0,43. De verhouding van 2,3 is een direct gevolg van deze omrekenfactor, aangezien één koppeling vrijwel altijd voor één kind geldt.
23
2.4
Organisatiekenmerken
In deze paragraaf wordt weergegeven wat de organisatiekenmerken zijn van de kinderopvangorganisaties in Nederland. De onderwerpen die aan de orde komen zijn de omvang, het marktaandeel en de rechtsvorm van de organisaties. Omvang en marktaandeel Er zijn in Nederland ruim 1300 organisaties voor kinderopvang. Deze organisaties hebben gezamenlijk ruim 4000 vestigingen. Tabel 2.8 geeft de verdeling van de organisaties over de grootteklassen en het marktaandeel per grootteklasse weer. Het marktaandeel is bepaald op basis van het aantal kindplaatsen hele dagopvang en buitenschoolse opvang. De kindplaatsen in de gastouderopvang zijn hierbij, conform eerdere metingen, buiten beschouwing gelaten. Tabel 2.8
Omvang en marktaandeel van kinderopvangorganisaties 1 vestiging
Aantal organisaties
61%
2 t/m 5 vestigingen 27%
Marktaandeel
17%
21%
6 t/m 10 11 t/m 20 vesvestigingen tigingen 7% 3% 14%
26%
21 of meer vestigingen 2% 22%
Uit deze tabel blijkt dat de 5% organisaties met 11 of meer vestigingen gezamenlijk bijna de helft (48%) van de markt voor kinderopvang in handen hebben. Ten opzichte van 2003 is met name het percentage organisaties met één vestiging toegenomen (61% t.o.v. 55% in 2003) en daarmee ook het marktaandeel van deze categorie (17% t.o.v. 14% in 2003). Tussen 2000 en 2003 was het marktaandeel van organisaties met één vestiging jaarlijks gedaald. Het marktaandeel van de grote organisaties (met meer dan 10 vestigingen) en de middelgrote organisaties (met 2 t/m 10 vestigingen) is vrijwel gelijk gebleven. Uit de enquête blijkt dat er in 2004 slechts in beperkte mate sprake is geweest van fusies tussen kinderopvangorganisaties. In totaal was 2% van de organisaties betrokken bij een fusie. Van alle ondervraagde kinderopvangorganisaties (N = 874) is 2% in 2004 gestart met hele dagopvang, 3% met buitenschoolse opvang en 1% met gastouderopvang. Voor een deel zijn dit geheel nieuwe organisaties, maar voor een deel ook organisaties die wel al andere vormen van kinderopvang aanboden.
24
Rechtsvorm Onderstaande tabel geeft de rechtsvorm van de kinderopvangorganisaties weer. Tabel 2.9
Rechtsvorm kinderopvangorganisaties
Rechtsvorm Stichting
Ongewogen Percentage aantal 360 41%
Eenmanszaak
215
25%
Vennootschap onder firma
141
16%
Besloten Vennootschap
120
14%
Maatschap Anders Onbekend Totaal
5
1%
25
3%
8
1%
874
100%
Uit deze tabel blijkt dat de meeste kinderopvangorganisaties de rechtsvorm stichting of eenmanszaak hebben. Onder de categorie ‘anders’ noemen verschillende organisaties de rechtsvormen commanditaire vennootschap en vereniging. Van de grote organisaties (met 11 vestigingen of meer) is 82% een stichting en 18% een besloten vennootschap. Bij de kleinere organisaties zijn de eenmanszaak, de stichting en het vennootschap onder firma de meest voorkomende rechtsvormen.
2.5
Kenmerken van het aanbod
In deze paragraaf worden de kenmerken van het aanbod van de kinderopvangorganisaties besproken. Daarbij gaat het zowel om de verschillende vormen van kinderopvang, als om andere voorzieningen die worden aangeboden. Aangeboden vormen van kinderopvang Van alle kinderopvangorganisaties in Nederland biedt 88% hele dagopvang, 54% buitenschoolse opvang en 17% gastouderopvang. Een aanzienlijk deel van de organisaties biedt een combinatie van deze vormen. Tabel 2.10 geeft weer hoe vaak de verschillende combinaties voorkomen. Tabel 2.10 Vormen van kinderopvang per organisatie
Alleen hele dagopvang Alleen buitenschoolse opvang Alleen gastouderopvang Hele dagopvang en buitenschoolse opvang Hele dagopvang en gastouderopvang Buitenschoolse opvang en gastouderopvang Combinatie van alle drie vormen
Percentage 40% 6% 6% 37% 1% 2% 11%
25
De meest voorkomende situatie is dat een organisatie alleen hele dagopvang biedt. Daarna volgt een combinatie van hele dagopvang en buitenschoolse opvang binnen één organisatie. Van alle kinderopvangorganisaties biedt 11% alle drie de vormen van kinderopvang aan. De verschillende vormen van kinderopvang zijn verdeeld over alle grootteklassen. Wel bieden grote organisaties vaker dan kleine organisaties combinaties aan van verschillende vormen van kinderopvang. Overig aanbod Organisaties die kinderopvang aanbieden, kunnen daarnaast ook andere activiteiten ontplooien. In totaal biedt 21% van de kinderopvangorganisaties naast kinderopvang ook andere voorzieningen. Bij 11% van de organisaties maakt een peuterspeelzaal onderdeel uit van de aangeboden voorzieningen, bij 3% van de organisaties wordt ook welzijnswerk aangeboden. Eveneens 3% van de organisaties noemt tussenschoolse opvang als aanwezige voorziening. Daarnaast wordt een grote variëteit aan activiteiten genoemd, waar hier een selectie van wordt genoemd: sportactiviteiten, opvang van chronisch zieke of gehandicapte kinderen, zwangerschapsyoga, het organiseren van kinderevenementen, zaalverhuur, kinder- en jeugdwerk, jeugdzorg, ouderenwerk, kraamzorg, muziekles, onderwijs, huiswerkbegeleiding, opvoedingsondersteuning en tieneropvang.
26
3
Conclusies
Hieronder worden de belangrijkste conclusies uit het rapport samengevat. Hele dagopvang Hele dagopvang is opvang voor 0 tot en met 3 jarigen in een kindercentrum (waaronder ook 24-uursopvang, verlengde opvang, flexibele opvang en halve dagopvang). Van alle kinderopvangorganisaties in Nederland biedt 88% hele dagopvang. Ultimo 2004 bedraagt de capaciteit voor hele dagopvang ruim 124.000 kindplaatsen. Landelijk zijn er gemiddeld 15 plaatsen hele dagopvang beschikbaar per 100 kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 3 jaar. In de regio West zijn de meeste kindplaatsen per 100 kinderen beschikbaar (16,6), in de regio Noord de minste (8,8). In totaal maken circa 202.000 kinderen In Nederland gebruik van hele dagopvang. Eén kindplaats voor hele dagopvang wordt gemiddeld bezet door 1,6 kinderen. Buitenschoolse opvang Buitenschoolse opvang omvat zowel voorschoolse, naschoolse als vakantieopvang. Tussenschoolse opvang valt hier niet onder. In totaal biedt 54% van de kinderopvangorganisaties buitenschoolse opvang aan. Ultimo 2004 bedraagt de capaciteit voor buitenschoolse opvang ruim 74.000 kindplaatsen. De capaciteit voor buitenschoolse opvang is ten opzichte van 2003 met 20% toegenomen. Per 100 kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar zijn gemiddeld 4 plaatsen buitenschoolse opvang beschikbaar. In de regio West zijn de meeste kindplaatsen per 100 kinderen beschikbaar (4,9), in de regio Noord de minste (2,4). In totaal maken ruim 118.000 kinderen in Nederland gebruik van buitenschoolse opvang. Eén kindplaats voor buitenschoolse opvang wordt gemiddeld bezet door 1,6 kinderen. Gastouderopvang Van alle kinderopvangorganisaties in Nederland biedt 17% gastouderopvang. Deze organisaties bemiddelen tussen gastouders en vraagouders. De capaciteit voor gastouderopvang bedraagt ultimo 2004 in totaal 8.200 kindplaatsen. In totaal maken bijna 19.000 kinderen gebruik van gastouderopvang. Vergelijking tussen 2003 en 2004 Voor de vergelijking van de capaciteit tussen 2003 en 2004 zijn twee verschillende schattingsmethoden gehanteerd. Op basis van de verschillende schattingen kan worden geconcludeerd dat de relatieve groei van het aantal kindplaatsen hele dagopvang tussen 2003 en 2004 waarschijnlijk rond de 6 à 7% ligt. Voor de buitenschoolse opvang ligt de relatieve groei van het aantal kindplaatsen waarschijnlijk tussen de 11% en 18%. Bij de gastouderopvang is er sprake van een relatieve daling van het aantal kindplaatsen met circa 15%.
27
Kenmerken van het aanbod In de branche kinderopvang heeft de 5% organisaties met meer dan 10 vestigingen bijna de helft van de markt voor kinderopvang in handen. Het marktaandeel van de kinderopvangorganisaties met één vestiging is ten opzichte van 2003 licht toegenomen van 14% naar 17%. Het aanbod van kinderopvang bestaat voor het grootste deel uit organisaties die alleen hele dagopvang aanbieden of die een combinatie van hele dagopvang en buitenschoolse opvang aanbieden. Naast kinderopvang biedt een deel van de kinderopvangorganisaties ook andere diensten. Bij 11% van de organisaties maakt een peuterspeelzaal onderdeel uit van de aangeboden voorzieningen, bij ongeveer 3% van de organisaties wordt ook welzijnswerk aangeboden. Eveneens 3% van de organisaties noemt tussenschoolse opvang als aanwezige voorziening. Daarnaast worden uiteenlopende activiteiten aangeboden. Tenslotte In 2004 hebben de ontwikkelingen in de kinderopvang van de afgelopen jaren zich verder voortgezet. Dit wil zeggen dat er een stijging is van het aantal kindplaatsen voor hele dagopvang en buitenschoolse opvang en een daling van het aantal kindplaatsen voor gastouderopvang.
28
Bijlage 1 Vragenlijst
29
30
Vragenlijst Inventarisatie Aanbod Kinderopvang TOELICHTING
Deze vragenlijst is bedoeld voor alle organisaties die opvang bieden voor kinderen van 0-12 jaar (hele dagopvang, buitenschoolse opvang en/of gastouderopvang). De vragenlijst dient te worden ingevuld door diegene die beschikt over informatie betreffende het aantal kindplaatsen en het aantal kinderen voor alle vestigingen van de organisatie. Bij verschillende vragen wordt een aantal kindplaatsen of aantal kinderen gevraagd per 31-12-2004 (de peildatum). Het gaat daarbij uiteraard niet om het aantal kinderen dat op die exacte dag gebruik maakt van kinderopvang, maar om het aantal kindplaatsen dat de organisatie op dat moment heeft en het aantal kinderen waarvoor (naar verwachting) op die datum contracten lopen. U kunt daarbij uitgaan van de situatie op het moment van het invullen van de vragenlijst. Niet alle organisaties hoeven alle vragen in te vullen, zo heeft blok A betrekking op hele dagopvang, blok B op buitenschoolse opvang en blok C op gastouderopvang. Tenslotte worden nog enkele vragen gesteld over overig aanbod binnen de organisatie. Als u de verwijzingen in de vragenlijst volgt, wordt u vanzelf verwezen naar de vragen die voor u van toepassing zijn. Indien een gevraagd gegeven bij u onbekend is, vult u dan s.v.p. een ‘?’ in.
ALGEMENE GEGEVENS 1.
Ten eerste vragen we u de adresgegevens van uw organisatie te controleren. Zijn er onjuistheden in de schrijfwijze van de naam of in de adresgegevens van uw organisatie, geef dan hieronder de verbeteringen aan. Naam organisatie
:
…………………………………………………………………….………..…………..………………………………………………………….
Postadres
:
…………………………………………………………………….………..…………..………………………………………………………….
Postcode en plaats :
2.
…………………………………………………………………….………..…………..………………………………………………………….
Vult u hieronder s.v.p. uw gegevens in. Deze vragenlijst is ingevuld door ……………………………………………………………………….……………..…..………………..…………… M / V Mijn functie is ………..……………………………………………………………………..………...………………………………………………………………………...…… Ik ben voor vragen bereikbaar op telefoonnummer .……..………………………………………………….………………………..………………. Mijn e-mail adres is
3.
…………………………………………..…………..…………………………….……………………………………………………………..
Wat is de rechtsvorm van uw organisatie? 1 Stichting 2 Besloten vennootschap 3 Eenmanszaak 4 Vennootschap onder firma 5 Maatschap 6 Anders, namelijk ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
B2944/november 2004
31
4.
Hoeveel vestigingen voor kinderopvang behoren er per 31/12/2004 tot uw organisatie? (Eén vestiging is één locatie/gebouw waar één of meerdere vormen van kinderdagopvang worden aangeboden) ………………………… (aantal)
5.
Zijn er het afgelopen jaar (tussen 31/12/2003 en 31/12/2004) fusies geweest tussen uw organisatie en andere organisaties voor kinderopvang? 1 Ja 2 Nee GA NAAR VRAAG 7
6.
Welke organisaties zijn bij deze fusie betrokken? (naam organisatie, vestigingsplaats) ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..…………………………………………
Wij verzoeken u de vragenlijst in te vullen voor het totaal van de gefuseerde organisatie.
7.
In welke provincies heeft uw organisatie vestigingen voor kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en/of gastouderopvang? 1 Groningen 2 Friesland 3 Drenthe 4 Overijssel 5 Flevoland 6 Gelderland 7 Utrecht 8 Noord-Holland 9 Zuid-Holland 10 Zeeland 11 Noord-Brabant 12 Limburg
Indien uw organisatie kinderopvang aanbiedt in meerdere provincies, vragen we u de vraagblokken A, B en C per provincie in te vullen. Indien u de enquête via internet invult worden de vragen automatisch per provincie aan u voorgelegd. Als u de vragenlijst schriftelijk wilt invullen vragen we u telefonisch contact op te nemen met Research voor Beleid (contactpersoon: Sonja van der Kemp, 071 - 525 37 37), u ontvangt dan een aangepaste vragenlijst.
A. Hele dagopvang
Met ‘hele dagopvang’ wordt opvang voor 0 tot en met 3 jarigen in een kindercentrum bedoeld (waaronder
ook 24-uursopvang, verlengde opvang, flexibele opvang en halve dagopvang).
8.
Biedt uw organisatie per 31-12-2004 hele dagopvang? 1 Ja 2 Nee GA NAAR VRAAG 12
9.
Sinds wanneer biedt uw organisatie hele dagopvang?
32
.………..……. (jaartal)
10. Wat is het aantal kindplaatsen voor 0 tot en met 3 jaar, hele dagopvang, per 31-12-2004? Bij het verwerken van de resultaten zullen wij het aantal kindplaatsen omrekenen met behulp van een omrekenfactor. U wordt verzocht dit omrekenen niet zelf te doen. Aantal kindplaatsen op 31-12-2004 a. Kindplaatsen waarbij tenminste 2160 en minder dan 2850 uren per jaar opvang wordt geboden
……………………………
b. Kindplaatsen waarbij tenminste 2850 en minder dan 3240 uren per jaar opvang wordt geboden
……………………………
c. Kindplaatsen waarbij tenminste 3240 en minder dan 6120 uren per jaar opvang wordt geboden
……………………………
d. Kindplaatsen waarbij tenminste 6120 uren per jaar opvang wordt geboden
……………………………
Totaal aantal kindplaatsen
……………………………
Invulinstructie: niet aanwezig = 0, onbekend = ?
11. Hoeveel kinderen maken in totaal per 31-12-2004 gebruik van de hele dagopvang? …………………………………. (aantal)
B. Buitenschoolse opvang
Met ‘buitenschoolse opvang’ wordt zowel voorschoolse, naschoolse als vakantieopvang bedoeld. Tussenschoolse opvang valt hier niet onder.
12. Biedt uw organisatie per 31-12-2004 buitenschoolse opvang? 1 2
Ja Nee
GA NAAR VRAAG 16
13. Sinds wanneer biedt uw organisatie buitenschoolse opvang? ……………..... (jaartal) 14. Wat is het aantal kindplaatsen voor 4 tot en met 12 jaar, buitenschoolse opvang, per 31-12-2004? Bij het verwerken van de resultaten zullen wij het aantal kindplaatsen omrekenen met behulp van een omrekenfactor. U wordt verzocht dit omrekenen niet zelf te doen. Aantal kindplaatsen op 31-12-2004 a. Kindplaatsen waarbij tenminste 1050 en minder dan 1650 uren per jaar opvang wordt geboden
……………………………
b. Kindplaatsen waarbij tenminste 1650 uren per jaar opvang wordt geboden
……………………………
Totaal aantal kindplaatsen
……………………………
Invulinstructie: niet aanwezig = 0, onbekend = ?
15. Hoeveel kinderen maken in totaal per 31-12-2004 gebruik van de buitenschoolse opvang? ………………..... (aantal)
33
C. Gastouderopvang 16. Biedt uw organisatie per 31-12-2004 gastouderopvang (bemiddeling)? 1 2
Ja Nee
GA NAAR VRAAG 22
17. Sinds wanneer biedt uw organisatie gastouderopvang? ...…………. (jaartal) De volgende vraag gaat over het aantal koppelingen. Bij het verwerken van de resultaten zullen wij deze omrekenen naar kindplaatsen. U wordt verzocht dit omrekenen niet zelf te doen. Voor een koppeling hanteren we de volgende definitie: één schriftelijke overeenkomst tussen een vraagouder en een gastouder is één koppeling.
18. Wat is het totaal aantal koppelingen (voor 0 tot en met 12 jaar) per 31-12-2004? ……………………………...….. (aantal) 19. Hoeveel van deze koppelingen hebben een omvang van 5 uur of minder? …………….………… (aantal) 20. Hoeveel kinderen van 0 tot en met 3 jaar (hele dagopvang) maken per 31-12-2004 gebruik van de gastouderopvang? …..…..…………. (aantal)
21. Hoeveel kinderen van 4 tot en met 12 jaar (buitenschoolse opvang) maken per 31-12-2004 gebruik van de gastouderopvang? …..…..……….… (aantal)
OVERIG AANBOD 22. Biedt uw organisatie voor- en vroegschoolse educatie (VVE) aan? 1 2
Ja Nee
GA NAAR VRAAG 24
23. Bij hoeveel vestigingen biedt uw organisatie VVE aan? …………………….. (aantal) 24. Biedt uw organisatie naast kinderopvang (hele dagopvang, buitenschoolse opvang en/of gastouderopvang) ook andere voorzieningen? 1 Ja 2 Nee EINDE VRAGENLIJST
25. Welke voorzieningen zijn dit? 1 2 3
Peuterspeelzaal Welzijnswerk Anders, namelijk ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………..………………………………………………………………………………………………..
Einde vragenlijst, bedankt voor het invullen.
34
Research voor Beleid Schipholweg 13 - 15 Postbus 985 2300 AZ Leiden telefoon: (071) 5253737 telefax: (071) 5253702 e-mail:
[email protected] www.researchvoorbeleid.nl
35