Behoeften worden zichtbaar Een verkennend onderzoek naar de leefstijlen van 55+ lesbische vrouwen en hun behoeften op het gebied van zorg en welzijn
Utrecht, Juni 2009 Pauline Vincenten, MA Begeleiding: Josee Rothuizen en drs. Annie Oude Avenhuis
Voorwoord Over de huidige generatie 55 tot 70-jarige lesbische vrouwen in Nederland is weinig bekend. Wat zijn de leefstijlen van ouder wordende lesbiennes? Welke behoeften hebben zij op het gebied van zorg en welzijn? Op welke wijze kunnen gemeenten, welzijnsorganisaties en homobelangenorganisaties bijdragen aan het welbevinden van 55+ lesbische vrouwen? Om een antwoord te krijgen op deze en andere vragen heeft kenniscentrum MOVISIE mij begin dit jaar opdracht gegeven tot een verkennend onderzoek. Dit rapport doet verslag van deze studie. Tijdens mijn onderzoek ben ik begeleid door Josee Rothuizen en Annie Oude Avenhuis, senior projectleiders binnen het projectteam Kwaliteit en Diversiteit van MOVISIE. Zij hebben meegedacht over de opzet van het onderzoek, en in het bijzonder de opzet van de vragenlijst en de focusgroepen. Daarnaast hebben zij genotuleerd tijdens de bijeenkomsten en mij geadviseerd tijdens het schrijven van het rapport. Verder hebben Eva Midden, PhD-kandidaat bij het departement Vrouwenstudies aan Universiteit Utrecht, Tamar Doorduin en Hanneke Felten een waardevolle bijdrage geleverd. Ik dank allen hartelijk voor hun kritische en deskundige inbreng. Aan dit onderzoek hebben 63 vrouwen meegewerkt door een vragenlijst in te vullen; 39 van hen hebben daarnaast deelgenomen aan een focusgroep. Zij hebben een schat aan informatie geleverd. Ik ben zowel de respondenten als zij die hen benaderd hebben zeer dankbaar. Pauline Vincenten
Inhoudsopgave
Introductie
1
Hoofdstuk 1: Literatuurstudie
3
Hoofdstuk 2: Methode van onderzoek
6
Hoofdstuk 3: Leefstijlen
11
Hoofdstuk 4: Sociaal- en zorgnetwerk
14
Hoofdstuk 5: Zorg op maat
20
Hoofdstuk 6: Specifiek lesbisch
28
Conclusies en aanbevelingen
35
Bibliografie
39
Bijlage 1: Wervingstekst
41
Bijlage 2: Vragenlijst
42
Introductie Heeft ouder worden dezelfde gevolgen voor heteroseksuele en homoseksuele mannen en vrouwen? Ervaren homoseksuele ouderen wellicht specifieke knelpunten op het gebied van zorg en welzijn die samenhangen met hun seksuele voorkeur? Eerder onderzoek toont aan dat oudere lesbische vrouwen een kwetsbare groep vormen en dat de problemen zich opstapelen bij een deel van de alleenstaande vrouwen met een laag inkomen en beperkt sociaal netwerk (Schuyf, 1996). Dit onderzoek is echter bijna 15 jaar geleden uitgevoerd. Er is weinig bekend over de leefstijlen en specifieke behoeften van de huidige groep ouder wordende lesbiennes. Het voor u liggende behoefteonderzoek onder 55-70 jarige lesbische vrouwen is uitgevoerd voor Nederlandse gemeenten in het kader van het Koploperproject homo-emancipatie. In de nota Gewoon Homo Zijn geeft het kabinet aan de lokale homo-emancipatie te willen bevorderen. Gemeenten spelen een belangrijke rol in de implementatie van dit beleidsvoornemen.1 Het projectteam Kwaliteit en Diversiteit van MOVISIE is door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangewezen om de gemeenten te adviseren en te ondersteunen bij de ontwikkeling en implementatie
van
lokaal
homo-emancipatiebeleid.
Roze
ouderen
vormen
een
belangrijk
aandachtspunt voor de adviseurs van MOVISIE. MOVISIE vormt samen met Schorer, COC Nederland en de ouderenbond ANBO 50+ het Consortium Roze Ouderen. De consortiumpartners dragen ieder op eigen wijze bij aan de positieverbetering van homo-lesbische ouderen.2 Doel- en vraagstellingen Het doel van het onderzoek is inzicht te krijgen in de leefstijlen van 55 tot 70-jarige lesbische vrouwen in Nederland en hun behoeften op het gebied van zorg en welzijn. Daarnaast dient het onderzoek suggesties op te leveren voor de wijze waarop gemeenten, welzijnsorganisaties en homobelangenorganisaties bij kunnen dragen aan het welbevinden van 55+ lesbische vrouwen. De centrale vraag van het onderzoek luidt: Welke leefstijlen hebben 55 tot 70-jarige lesbische vrouwen en welke behoeften hebben zij op het gebied van zorg en welzijn? Deze hoofdvraag is opgesplitst in verschillende deelvragen: 1. Welke leefstijlen van lesbische vrouwen in de leeftijd van 55 tot 70 jaar? 2. Hoe ziet het sociaal netwerk van 55 tot 70 jarige lesbische vrouwen eruit? 3. Welke behoeften hebben 55 tot 70-jarige lesbische vrouwen op het gebied van zorg en welzijn? 4. Zijn de behoeften die de vrouwen benoemen op het gebied van zorg en welzijn specifiek voor lesbische vrouwen of zijn zij algemener van aard? 5. Op welke manieren kunnen gemeenten, zorg- en welzijnsorganisaties en homobelangenorganisaties bijdragen aan het welbevinden van 55+ lesbische vrouwen?
1
Het kabinet heeft samenwerkingsafspraken gemaakt met 18 koplopergemeenten: Amsterdam, Rotterdam,
Den Haag, Utrecht, Amersfoort, Arnhem, Deventer, Dordrecht, Enschede, Groningen, Heerlen, Leiden, Lelystad, Leeuwarden, Maastricht, Nijmegen, Tilburg en Zwolle. Als koploper worden de betrokken gemeenten gevraagd hun bestaande beleid, initiatieven en activiteiten op het gebied van homo-emancipatie uit te breiden, in samenwerking met het maatschappelijke middenveld. Per koplopergemeente heeft het rijk 75.000 euro beschikbaar gesteld voor de periode 2008 – 2011. 2
http://www.movisie.nl/120580/def/home__/homoemancipatie/nieuws/nieuws/samenwerkingsovereenkomst_
roze_ouderen/
1
Opzet van rapport De drie hoofdthema’s van het onderzoek zijn: Leefsituatie, Sociaal Netwerk en Zorg en Welzijn. Deze
thema’s
zijn
gebaseerd
op
de
bevindingen
van
eerdere
onderzoeken
naar
de
maatschappelijke positie van roze ouderen en de knelpunten die zij ervaren. Een beschrijving van die studies vindt u in hoofdstuk 1, Literatuurstudie. In hoofdstuk 2, Methode van onderzoek, zal ik enkele centrale begrippen uit het onderzoek definiëren en beschrijven welke onderzoeksmethoden we hebben gebruikt. Om een eerste indruk te krijgen van de leefstijlen en behoeften van vrouwen is begin 2009 een korte vragenlijst verstuurd. Deze is ingevuld door 63 vrouwen. Van deze 63 vrouwen hebben 39 vrouwen deelgenomen aan één van de regionale focusgroepen. Tijdens die gesprekken zijn de thema’s die aan bod kwamen in de vragenlijst verder uitgediept. De bevindingen van het onderzoek worden besproken in hoofdstuk 3 tot en met 6. In hoofdstuk 3, Leefstijlen, zal ik ingaan op de leefstijlen van 55+ lesbische vrouwen. In hoofdstuk 4, Sociaal- en zorgnetwerk, komt het sociaal netwerk van de vrouwen aan bod, waaronder het contact dat zij hebben met gelijkgestemden. Vervolgens zullen in hoofdstuk 5, Zorg op maat, de behoeften van 55+ lesbische vrouwen op het gebied van zorg en welzijn worden besproken. Hierbij zal ik met name ingaan op de vraag hoe zij de toegankelijkheid van de zorg- en welzijnssector ervaren. In hoofdstuk 6, Specifiek lesbisch, zal ik bespreken of de behoeften die de vrouwen aangeven te hebben, specifiek zijn voor hun lesbische leefstijl of dat deze algemener van aard zijn. In de Conclusies en aanbevelingen vat ik de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek samen. Op basis hiervan doe ik aanbevelingen voor toekomstig beleid en onderzoek.
2
1.
Literatuurstudie
Ouder worden heeft in grote lijnen dezelfde gevolgen voor zowel heteroseksuele als homoseksuele mannen en vrouwen. Om te beginnen loopt het werkzame leven voor veel mensen ten einde. Dit kan tot grote veranderingen leiden op het sociale vlak. Daarnaast gaan mensen vaak gemakkelijker relativeren als zij ouder worden en maken zij een soort balans op van het leven. Ook krijgen ouderen vaker te maken met lichamelijke ongemakken. De klachten worden na verloop van tijd ernstiger en op den duur hebben senioren vaak hulp nodig bij hun dagelijkse verzorging en activiteiten. Idealiter, stelt onderzoeker Hildegard van Hove, genieten ouderen van een ‘rustige oude dag’. Er kunnen zich problemen voordoen bij het ouder worden, zoals eenzaamheid en financiële moeilijkheden (Van Hove, 2005: 3). Om na te kunnen gaan in hoeverre homoseksuele ouderen specifieke knelpunten ervaren bij het ouder worden, is het noodzakelijk dat onderzoekers rekening houden met de seksuele voorkeur van ouderen (Van Hove, 2005: 3). Tot nu toe gaan echter vrijwel alle ouderenonderzoeken hier aan voorbij. Enerzijds komt dit door de impliciete aanname dat iedereen heteroseksueel is, anderzijds speelt het taboe op seksualiteit bij ouderen in het algemeen een rol (Godemont en Deweale, 2004: 9). De onzichtbaarheid van oudere homoseksuelen in de maatschappij en in ouderenonderzoeken heeft begin jaren ’90 de aanzet gevormd tot het eerste Nederlandse onderzoek naar homoseksualiteit en ouder worden, getiteld Zouden ze bestaan?! (Soesbeek & Bonfrere, 1993). Dat oudere homoseksuele mannen en lesbische vrouwen niet alleen bestaan, maar dat het ouder worden voor hen specifieke risico’s met zich meebrengt, blijkt uit de twee toonaangevende onderzoeken die in Nederland zijn uitgevoerd onder roze ouderen: Oud Roze (1996) en Op weg naar een vrolijke herfst? (2003).3 Welke specifieke knelpunten komen uit deze studies naar voren en waarom zou er reden zijn om aan te nemen dat de huidige generatie ouder wordende lesbische vrouwen wellicht andere behoeften heeft? § 1.1 Specifieke behoeften van homoseksuele ouderen De situatie van oudere homoseksuele mannen en vrouwen is in vergelijking met de algemene positie van ouderen in de Nederlandse bevolking zeker niet slecht, concludeert Judith Schuyf op basis van haar onderzoek onder 60 homoseksuele ouderen (Schuyf, 1996: 159). Als groep lijken roze ouderen te beschikken over een goede gezondheid, een toereikend inkomen en adequate huisvesting. Uit het Oud Roze-onderzoek blijkt echter dat de groep oudere homoseksuelen zeer divers is. Er lijken met name aanzienlijke verschillen te bestaan tussen homoseksuele mannen en lesbische vrouwen. De 29 vrouwen uit het Oud Roze-onderzoek zijn er vooral wat betreft hun financiën, gezondheid en hun sociaal netwerk gemiddeld slechter aan toe dan homoseksuele mannen, stelt Schuyf (Schuyf, 1996: 159). De financiële positie van oudere lesbische vrouwen lijkt aanzienlijk zwakker dan die van oudere homoseksuele mannen. Ongeveer 1 op de 4 deelnemende vrouwen aan het Oud Roze– onderzoek heeft een inkomen op of onder het minimum (destijds 1500 gulden). Dat is opvallend, omdat alle vrouwen die aan het onderzoek hebben meegedaan, betaalde arbeid hebben verricht. Veel vrouwen blijken echter onder hun niveau van opleiding te hebben gewerkt en ze zijn ook relatief vaak in de WAO terechtgekomen (Schuyf, 1996: 153). De psychische gezondheid van de oudere lesbische vrouwen die Schuyf heeft gesproken, lijkt aanmerkelijk slechter dan die van vrouwen die aan algemeen bevolkingsonderzoek hebben
3
Een uitgebreide literatuurstudie van de maatschappelijke positie van oudere holebi’s, hun sociaal netwerk en
specifieke behoeften vindt u in het onderzoeksrapport Geen Roos zonder doornen van Jozefien Godemont en Alexis Deweale (2004).
3
meegedaan. Vrijwel alle lesbische vrouwen rapporteren psychische klachten. Bijna de helft van de vrouwen zegt last te hebben van gevoelens van eenzaamheid en terneergeslagenheid en een derde kent gevoelens van depressiviteit. Dit is twee tot drie maal zo veel als bij vrouwen uit de algemene bevolking, aldus Schuyf (Schuyf, 1996: 152). Daarbij drinken de lesbische vrouwen uit het onderzoek meer alcohol en roken zij veel meer dan de vrouwen die hebben deelgenomen aan algemeen bevolkingsonderzoek (Schuyf, 1996: 152). Bovendien hebben de meeste oudere lesbische vrouwen een vrij kwetsbaar sociaal netwerk. Zij wonen relatief vaak alleen, zij zien hun familie vrij weinig en gaan voor het overgrote deel om met andere vrouwen. Bij sommige vrouwen bestaat het netwerk zelfs uit slechts één of twee personen. Oudere lesbische vrouwen melden behoefte hebben aan contact met gelijkgestemden. Zij
maken
echter
geen
gebruik
van
de
bestaande
algemene
ouderenvoorzieningen
en
homoactiviteiten, omdat zij het idee hebben dat deze niet aansluiten bij hun behoefte (Schuyf, 1996: 164). Het isolement waarin sommige oudere homoseksuelen verkeren, lijkt voor een deel het gevolg van hun specifieke maatschappelijke positie. Roze ouderen willen in principe graag dingen ondernemen met gelijkgestemden, maar er zijn niet zoveel oudere homoseksuelen en zij wonen verspreid door het land. Veel activiteiten worden op landelijk niveau georganiseerd en sommige mensen, met name vrouwen, kunnen het niet betalen om hier heen te gaan. Bovendien moeten homoseksuele mannen en vrouwen uitkomen voor hun seksuele voorkeur als zij gelijkgestemden willen ontmoeten. Dit is een drempel, omdat zij zelf vaak een ambivalente houding hebben ten opzichte van de zichtbaarheid van hun homoseksuele identiteit (Schuyf, 1996: 160-161). De bevindingen van het Oud Roze-onderzoek zijn niet representatief voor alle homoseksuele mannen en vrouwen in Nederland, omdat het totale aantal homoseksuelen onbekend is; een aantal mensen hun homoseksuele gevoelens verbergt en de definitie van homoseksualiteit problematisch is (Schuyf, 1996: 36). Een onderzoeksgroep van 60 personen, waaronder 29 vrouwen, is bovendien te klein om algemene conclusies te kunnen trekken. De onderzoekers hebben echter geprobeerd om een zo divers mogelijke onderzoeksgroep samen te stellen en zij merken op dat zij het idee hadden dat er bij de laatste interviews niets nieuws meer naar voren kwam (Schuyf, 1996: 35). Het Oud Roze-onderzoek is daarom weliswaar niet representatief, maar het schetst naar mijn mening wel een redelijk compleet beeld van de diverse knelpunten die oudere homoseksuelen in Nederland ervaren en de relatief kwetsbare maatschappelijke positie van oudere lesbische vrouwen. De conclusie van Schuyf dat voor homoseksuele en heteroseksuele ouderen niet zozeer de fysieke kanten van het ouder worden verschillen, maar vooral de sociale kanten, wordt bevestigd door Bas van de Meerendonk, Rein Adriaensen en Ine Vanwesenbeeck (Van de Meerendonk e.a., 2003). Namens de Rutgers Nisso Groep en Schorer hebben zij een onderzoek uitgevoerd naar de zorgbehoeften van en zorgverlening aan lesbische en homoseksuele ouderen in Nederland, waaraan 68 vrouwen en 93 hebben mannen deelgenomen. De homoseksuele ouderen uit Op weg naar een vrolijke herfst? zijn over het geheel genomen weinig tot niet zorgafhankelijk. Volgens een kwart van de homoseksuele ouderen vormt het ouder worden voor hen een grotere belasting dan voor de gemiddelde heteroseksuele oudere omdat zij minder mantelzorgmogelijkheden hebben, een partner missen en bezorgd zijn over de homovriendelijkheid van de hulpverlening (Van de Meerendonk e.a., 2003: 36). Roze ouderen blijken vaker een (gedeeltelijke) WAO-uitkering te ontvangen en gemiddeld eenzamer en depressiever te zijn dan heteroseksuele ouderen. De mate van eenzaamheid en depressiviteit blijkt onder meer samen te hangen met de mate waarin ouderen de eigen homoseksualiteit als problematisch ervaren en voor mensen de seksuele voorkeur verbergen. De belangrijkste directe behoefte van lesbische vrouwen en homoseksuele mannen is het hebben van meer contacten met gelijkgestemden (Van de Meerendonk e.a., 2003: 73-75).
4
§ 1.2 Generatieverschillen Oud Roze is het eerste relatief grootschalige onderzoek naar de positie van lesbische en homoseksuele ouderen in de Nederlandse maatschappij. Tevens is dit het eerste onderzoek waarin roze ouderen zelf uitgebreid aan het woord komen. De deelnemers aan het Oud Roze-onderzoek behoren allemaal tot de zogenaamde Vooroorlogse Generatie (1910-1930) en de Stille Generatie (1930-1945) (Van den Broek, 2001: 333). Deze generaties hebben in hun leven bewust de grote verandering beleefd van geslotenheid naar openheid over homoseksualiteit, stelt Judith Schuyf (Schuyf, 1996: i). De 55-70 jarige vrouwen van nu zijn geboren tussen 1939 en 1954 en mogen daarom gerekend worden tot de zogenaamde Protestgeneratie (1941-1955). Deze generatie is tot wasdom gekomen in een periode van ongekende welvaartsstijging. Zaken als democratisering en individuele ontplooiing worden door mannen en vrouwen van deze generatie over het algemeen sterk gewaardeerd (Van den Broek, 2001: 333). De jaren ’60 en ’70 waren een periode van politiek protest, de tweede feministische golf en de seksuele revolutie. De positie van de vrouw is in het algemeen verbeterd en de huidige generatie ouder wordende vrouwen heeft openlijk lesbisch kunnen
leven.
Mogelijk
heeft
de
openheid
over
homoseksualiteit
en
de
verbeterde
maatschappelijke positie van vrouwen bijgedragen aan het welbevinden van de huidige generatie 55-70-jarige vrouwen. Het onderzoek Op weg naar een vrolijke herfst? toont aan dat de problematiek van homoseksuele ouderen zich niet beperkt tot de oudste generatie. Ook de jongste groep roze ouderen uit het onderzoek geeft aan meer psychosociale problemen te ervaren dan heteroseksuele leeftijdsgenoten (Van de Meerendonk e.a., 2003: 76). De verwachting is dat de groep oudere homoseksuelen zowel in omvang als qua zichtbaarheid zal toenemen door zowel de vergrijzing van de Nederlandse bevolking als door een verwachte grotere openheid onder nieuwe generaties homoseksuele ouderen. In combinatie met de specifieke problemen die homoseksuele ouderen ervaren rondom het ouder worden, vormt dit een belangrijke aanleiding om binnen het ouderenbeleid specifieke aandacht te besteden aan homoseksuelen ouderen, zo concluderen de auteurs van Op weg naar een vrolijke herfst? naar mijn mening terecht (Van de Meerendonk e.a., 2003: 76).
5
2. Methode van onderzoek De onderzoeken die staan beschreven in de literatuurstudie, geven een indicatie van de mogelijke knelpunten die oudere lesbische vrouwen ervaren. De bevindingen van deze onderzoeken zijn daarom als basis gebruikt voor de hoofdthema’s van het huidige behoefteonderzoek onder 55+ lesbische vrouwen: leefstijl, sociaal netwerk en zorg en welzijn. In paragraaf 2.1, Begrippenkader, licht ik kort toe wat we onder deze thema’s verstaan en bespreek ik de definitie van de onderzoeksgroep (55+ lesbische vrouwen). Vervolgens worden in paragraaf 2.2, Methode, de onderzoeksmethoden en de verschillende stadia van het onderzoek beschreven: werving, vragenlijst en focusgroepen. In paragraaf 2.3 Onderzoeksgroep, beschrijf ik waarom de uitkomsten van dit rapport niet representatief zijn voor alle 55+ lesbische vrouwen in Nederland. § 2.1 Begrippenkader Om te beginnen verstaan we in dit onderzoek onder leefstijl de huidige positie van vrouwen en de manier waarop zij hun leven nu inrichten. De vragen die hierbij aan bod komen zijn o.a.: Wat is de culturele of religieuze achtergrond van vrouwen, hebben zij een relatie, wat is hun inkomen? Bij het sociaal netwerk kijken we niet alleen naar de hoeveelheid contacten die vrouwen hebben, maar ook naar de mate waarin het netwerk (in de toekomst) zorg zou kunnen verlenen, het zogenaamde zorgnetwerk. Het thema zorg en welzijn bevat alle onderwerpen die te maken hebben met het geestelijk en fysiek welbevinden van vrouwen en hun vraag naar zorgverlening door professionals. Het welbevinden van vrouwen is zo breed mogelijk geïnterpreteerd om zoveel mogelijk nieuwe informatie te verkrijgen. Tegelijkertijd zijn de vragen van de onderzoeker voornamelijk gericht op aspecten die mogelijk samen kunnen hangen met het ouder worden als lesbisch vrouw. De definitie van de onderzoeksgroep behoeft enige toelichting. Vaak wordt in kranten en wetenschappelijke publicaties de indruk gewekt dat sekse, leeftijd en seksuele voorkeur afgebakende biologische entiteiten zijn die voor iedereen dezelfde betekenis hebben. Hoe wij vorm geven aan die biologische verschillen wordt echter grotendeels bepaald door de cultuur waarin wij opgroeien. De normen in die cultuur zijn continu aan verandering onderhevig. De categorieën sekse, leeftijd en seksuele voorkeur zijn daarom tot op zekere hoogte sociale constructies, waaraan ieder individu weer een andere betekenis geeft (Buikema & Van der Tuin, 2007). Lesbische vrouwen zijn traditioneel weinig zichtbaar, maar de onzichtbaarheid van oudere lesbische vrouwen wordt nog eens versterkt door het reeds genoemde taboe op seksualiteit bij ouderen. Of het lesbisch zijn nu wordt gedefinieerd als ‘leefstijl met een voorkeur voor vrouwen’ of als ‘manier om je seksualiteit vorm te geven’, er is altijd een zekere associatie met seksualiteit. Judith Schuyf verwoordt het bestaande vooroordeel treffend wanneer zij stelt: “Hoe kunnen vrouwen die men als seksloos ziet, nu een identiteit hebben die afgeleid is van hun seksualiteit?” (Schuyf, 2001: 287). De term ‘lesbisch’ heeft vaak een negatieve bijklank, en niet iedere vrouw die zich seksueel aangetrokken voelt tot vrouwen wil zich zo noemen. ‘Vrouwen die van vrouwen houden’ is een meer bedekte en minder aanstootgevende term, maar de formulering is ook wollig en verhult de intensiteit en het mogelijk seksuele aspect van het ‘houden van’. Om oudere vrouwen die zich aangetrokken voelen tot vrouwen zichtbaarder te maken, is besloten hen in dit rapport te benoemen met de meest gangbare term, namelijk ‘lesbisch’. Ook de term ‘ouder’ heeft voor veel Nederlanders een negatieve lading. Het ouderenbeleid van de overheid richt zich op mensen van 55 jaar en ouder, maar slechts weinig vrouwen van boven de 55 beschouwen zichzelf als ‘oud’. Omdat we wilden dat zoveel mogelijk vrouwen zich aangesproken zouden voelen, hebben we ervoor gekozen om vrouwen te benaderen en te omschrijven als ‘55+’ lesbische vrouwen in plaats van ‘oudere’ lesbische vrouwen.
6
In recente studies wordt naast hetero- en homoseksualiteit steeds vaker de term biseksualiteit gebruikt (zie bijv. Van de Meerendonk et. al, 2003). Door biseksualiteit te benoemen, vergroten wetenschappers de aandacht voor mensen die niet uitsluitend homo- of heteroseksueel zijn, maar zich seksueel aangetrokken kunnen voelen tot beide geslachten. Het probleem is echter dat de specifieke ervaringen van biseksuelen vervolgens vaak onderbelicht blijven in het onderzoek. Biseksuele vrouwen hebben te maken met een eigen problematiek die voortkomt uit het feit dat zij zowel liefdesrelaties aan kunnen gaan met mannen als met vrouwen. Wanneer een biseksuele vrouw samenleeft met een man past zij binnen de heteronorm die in de Nederlandse maatschappij heerst. Het komt echter ook voor dat een biseksuele vrouw een relatie heeft of zou willen met een vrouw, maar door ‘echte’ lesbiennes niet geaccepteerd wordt. Bovendien kan de vrouw in kwestie verlangen naar een man als zij samen is met een vrouw en vice versa. Over de leefstijlen en het welzijn van biseksuele vrouwen is nog minder bekend dan over lesbische vrouwen. Specifiek onderzoek naar biseksuele vrouwen is daarom nodig. Gezien de beperkte omvang en de verkennende aard van dit behoefteonderzoek is ervoor gekozen om het te richten op vrouwen die overwegend tot uitsluitend lesbisch zijn. § 2.2 Methode Kruispuntdenken Om de diversiteit onder lesbische vrouwen zichtbaar te maken, hebben we een emancipatorische visie gehanteerd, die gebaseerd is op het kruispuntdenken (Wekker & Lutz, 2001). Het kruispuntdenken gaat ervan uit dat iedereen zich bevindt op een aantal belangrijke ‘assen’ van maatschappelijke betekenisgeving, zoals sekse, etniciteit, seksuele voorkeur, leeftijd en klasse. Dit worden ook wel ‘diversiteitsfactoren’ genoemd: factoren die aangeven dat mensen onderling van elkaar verschillen. Deze diversiteitsfactoren hebben een invloed op de verschillende terreinen van het leven van mensen. In ieder onderzoeksstadium hebben we geprobeerd rekening te houden met de diversiteit onder vrouwen. Werving Voor dit onderzoek hebben we mensen geworven op basis van sekse (vrouw), seksuele voorkeur (lesbisch) en leeftijd (55-70 jaar). De grenzen van de categorieën zijn echter vooral gebruikt als indicatie. Er is om twee redenen gekozen voor de leeftijdsgroep 55-70 jaar. Ten eerste bevinden de meeste 55 tot 70-jarige lesbische vrouwen (afgekort 55+ lesbische vrouwen) zich in een vergelijkbare levensfase. Ten tweede kunnen de vrouwen die hebben deelgenomen aan het onderzoek gerekend worden tot de Protestgeneratie. Op deze manier sluit het onderzoek aan op de Oud Roze-studie. De deelnemers aan dat onderzoek behoorden allemaal tot de Stille en Vooroorlogse generatie, zoals ik reeds aangaf in de literatuurstudie. In de werving hebben we rekening gehouden met de weerstand die de begrippen ‘lesbisch’ en ‘ouder’ bij sommige vrouwen kunnen oproepen. Om een zo compleet mogelijk beeld te geven van de diversiteit van de lesbische gemeenschap en ook de behoeften mee te nemen van moeilijker bereikbare vrouwen, hebben we naast ‘55+ lesbische vrouwen’ ook de terminologie ‘vrouwen die van vrouwen houden’ gebruikt. De wervingstekst vindt u in bijlage 1. Daarnaast hebben we specifiek de volgende groepen vrouwen opgeroepen om deel te nemen aan het onderzoek: migrantenvrouwen, vrouwen met een religieuze achtergrond en vrouwen die pas op latere leeftijd verliefd zijn geworden op vrouwen. We hebben aan twee vrouwen met een groot netwerk van zwarte en migrantenvrouwen gevraagd of zij vrouwen kenden uit de doelgroep, maar we hebben geen contact gezocht met religieuze- en migrantenorganisaties, omdat hier te weinig tijd voor was.
7
Voor het werven van respondenten is gebruik gemaakt van de sneeuwbalmethode. De contactpersonen van zelforganisaties voor roze ouderen (Landelijk Platform Roze 50+ en ANBO Roze) zijn hierbij heel belangrijk geweest. Zij zijn via de mail en telefonisch benaderd met het verzoek de oproep te verspreiden binnen hun netwerk. Daarnaast is de oproep geplaatst op de website van Zij aan Zij, FemFusion, Contigo Contact, Schorer Stichting, Opzij, Lover en MOVISIE. Groep 50 plusminus van Groep 7152 en Krijg ’t Vrouwenfeesten hebben de oproep opgenomen in hun groepsmail. Tot slot is gebruik gemaakt van het persoonlijk netwerk van medewerkers van het projectteam Kwaliteit en Diversiteit van MOVISIE. De mogelijkheid bestond om telefonisch contact op te nemen met de onderzoeker, maar vrijwel alle respondenten hebben per e-mail aangegeven interesse te hebben in deelname aan het onderzoek. Aan alle vrouwen is een persoonlijke bedankmail verstuurd waarin de opzet van het onderzoek nader werd uitgelegd. Na hun aanmeldingsmail hebben twee vrouwen om onbekende reden niets meer van zich laten weten. Eén mevrouw heeft besloten af te zien van deelname aan het onderzoek omdat zij de insteek te negatief vond. Vragenlijst Enkele weken voorafgaand aan de focusgroepen is per e-mail een vragenlijst verstuurd aan de vrouwen die zich op hadden opgegeven voor het onderzoek. Een exemplaar van de vragenlijst vindt u in bijlage 2. Het doel van de enquête was om een eerste indruk te krijgen van de verschillende leefstijlen en behoeften van vrouwen. De drie hoofdthema’s waren: leefsituatie, sociaal netwerk en welzijn. Aan de enkele vrouwen die niet in staat waren om de vragenlijst te downloaden of te printen is een papieren versie gestuurd. Twee vrouwen hebben de vragenlijst doorgestuurd aan kennissen. Daarnaast heb ik de vragenlijst verstuurd naar drie vrouwen die te laat waren voor de bijeenkomsten. In totaal hebben 63 vrouwen de vragenlijst ingevuld. Omdat het hierbij gaat om een verkennend behoefteonderzoek, hebben we de vragen zo open mogelijk geformuleerd. Daarnaast konden vrouwen onderwerpen naar voren brengen die zij graag in de focusgroepen wilden bespreken. De diverse achtergrondgegevens die uit de vragenlijst naar voren zijn gekomen, vormen de basis voor de beschrijving van de leefstijlen en het welzijn van de vrouwen. De kwantitatieve gegevens uit de vragenlijst zijn verwerkt met behulp van het statistische computerprogramma SPSS. De antwoorden op de meerkeuze vragen, zoals hoogte van inkomen en tevredenheid over sociaal netwerk, zijn direct overgenomen. Daarnaast heb ik de antwoorden op enkele open vragen geïnventariseerd en samengevoegd in categorieën, zoals de sector waarin vrouwen werkzaam zijn en wat er volgens hen ontbreekt in hun sociaal netwerk. De overige antwoorden op open vragen worden samengevat weergegeven in het rapport. Focusgroepen Een kwalitatieve benadering geeft de mogelijkheid om de individuele belevingswereld van de onderzoeksgroep, in dit geval oudere lesbische rouwen, te exploreren. Er is gekozen voor focusgroepen omdat de interactie tussen de deelnemers ervoor kan zorgen dat behoeften worden benoemd waar een deel van de respondenten en de onderzoeker nog niet aan had gedacht. De focusgroep lijkt daarnaast de meest geschikte onderzoeksopzet om discoursverbreding tot stand te brengen omdat deze setting het sterkst overeen komt met hoe vrouwen onderling in het ‘echte’ leven over hun ervaringen zouden praten (Hesse-Biber & Leavy, 2007). Vertrouwdheid met het idee van discussiëren in een groep en wellicht ook de vertrouwdheid met andere deelnemers zorgt hopelijk voor een open sfeer waarin behoeften zichtbaar worden die tot nu toe weinig zichtbaar zijn. Van de 63 vrouwen die de vragen lijst hebben ingevuld, hebben vervolgens 39 vrouwen deelgenomen aan één van de zes regionale bijeenkomsten in Utrecht, Apeldoorn, Tilburg, Nijmegen en Amsterdam (2x). De focusgroepen zijn verspreid door het land georganiseerd om een beeld te
8
krijgen van de leefstijlen en behoeften van vrouwen in de verschillende regio’s. Helaas hebben we de vrouwen uit Noord- en Oost-Nederland slecht weten te bereiken. Aan het onderzoek heeft geen enkele vrouw uit Drenthe en Overijssel meegedaan. Vier vrouwen uit Friesland en Groningen hebben de vragenlijst ingevuld, maar onvoldoende vrouwen waren in de gelegenheid om bij de bijeenkomst aanwezig te zijn. Daarom hebben we de bijeenkomst afgelast. Uit de andere provincies waren enkele vrouwen niet in staat om deel te nemen aan de focusgroepen omdat zij moesten werken. Daarnaast verbleven een paar vrouwen ten tijde van het onderzoek in het buitenland, één mevrouw was ziek en drie vrouwen waren de bijeenkomst vergeten. De gesprekken zijn gevoerd in februari en maart 2009 in vergaderruimtes van organisaties die zich op de één of andere manier inzetten voor lesbische vrouwen. De focusgroepen duurden circa 2,5 uur, inclusief een korte pauze. Er werden voor de zes focusgroepen dezelfde vragen gehanteerd. De vier hoofdthema’s waren: leefsituatie, sociaal netwerk, zorg & welzijn en wensen. Per groep werd nader ingegaan op bepaalde thema’s. Aan het eind van iedere bijeenkomst hebben we een laatste ronde gemaakt waarin ruimte was voor eventuele vragen en opmerkingen. De groepsgesprekken werden op geluidsband opgenomen en zijn woordelijk uitgewerkt. Vervolgens zijn de gesprekken gecodeerd met behulp van het kwalitatieve onderzoeksprogramma Atlas Ti. De bijeenkomsten zijn begeleid door een jonge witte vrouw (ikzelf) en een vrouwelijke witte notulist. In de introductie heb ik kort mijn achtergrond als student besproken en aangegeven dat ik zelf ook lesbisch ben. De drie notulisten, die ieder twee keer hebben genotuleerd, hebben kort iets over hun eigen onderzoek verteld. Indien van toepassing hebben zij ook duidelijk gemaakt dat zij lesbisch zijn. Het leek mij relevant om mijn seksuele voorkeur te benoemen omdat ik graag een zo open en vertrouwelijk mogelijke sfeer wilde creëren. In de hulpverlening is bekend dat de sekse, de etniciteit, de seksuele voorkeur en andere achtergrondkenmerken van de hulpverlener het gesprek met de cliënt beïnvloeden (Noordenbos, 2007). Mogelijk is dit ook het geval in kwalitatief onderzoek. Het zou kunnen dat de vrouwen gemakkelijker praten tegen een vrouw die zelf ook lesbisch is. Het lesbisch zijn is echter geen garantie voor sensitiviteit. Bovendien kan een heteroseksuele vrouw als ‘buitenstaander’ wellicht kritischer luisteren naar wat er gezegd wordt. In alle focusgroepen wilden de deelnemers graag hun bijdrage leveren en namen zij actief deel aan het gesprek. Aan het begin van de focusgroep heb ik benadrukt dat er geen goede of foute antwoorden zijn. Daarbij is er gevraagd of vrouwen het juist ook willen vertellen als zij andere ervaringen hebben of ergens anders tegenaan kijken. De meeste vrouwen hadden in eerste instantie de neiging om zich in de groep sterker en positiever voor te doen dan zij zich eigenlijk voelden en het leek of zij meestal niet het achterste van hun tong lieten zien. Wat me echter vooral opviel aan de gesprekken was de openheid waarmee vrouwen over zichzelf spraken en over de knelpunten die zij tegenkwamen. De sfeer was prettig en betrekkelijk rustig: er werd naar elkaar geluisterd en vrouwen haakten in op elkaars verhaal. Zij stelden elkaar (kritische) vragen en zij gaven het ook aan als zij het ergens niet mee eens waren of heel andere ervaringen hadden. Daarnaast werden er subtiele grapjes gemaakt waaruit bleek dat vrouwen elkaars ervaringen herkenden. § 2.3 Onderzoeksgroep Aan dit onderzoek hebben vrouwen deelgenomen uit vrijwel alle provincies en vrouwen waren zowel woonachtig in grote en kleine steden als in dorpen. De leeftijd van de deelnemende vrouwen was redelijk gelijk verdeeld tussen de 55 en 70. Daarnaast hebben twee vrouwen meegedaan die nog net geen 55 waren en twee vrouwen die de 70 al enkele jaren gepasseerd waren. Een belangrijke diversiteitsfactor die in het onderzoek echter ontbreekt, is etniciteit. Aan het onderzoek hebben uitsluitend witte vrouwen meegedaan die vrijwel allemaal zijn geboren en getogen in
9
Nederland. Hierdoor blijven de leefstijlen en behoeften van 55+ zwarte lesbische vrouwen onzichtbaar.4 Een onderzoek als dit kan nooit representatief zijn voor alle 55+ lesbische vrouwen in Nederland. De respondenten voor dit onderzoek zijn niet door middel van een aselecte steekproef geworven, maar zij hebben zichzelf geselecteerd. Daarnaast is het totaal aantal lesbische vrouwen onbekend; een aantal vrouwen verbergt haar lesbische gevoelens en er zijn problemen met de definitie van ‘lesbisch’. De uitkomsten van dit verkennende onderzoek moeten daarom meer gezien worden als een beschrijving van de leefstijlen en de knelpunten waarmee oudere lesbische vrouwen geconfronteerd kunnen worden.
4
Zeven vrouwen lieten de vraag naar hun culturele en etnische achtergrond open of gaven aan geen culturele
en etnische achtergrond te hebben. Uit deze antwoorden blijkt hoe moeilijk het is om je eigen achtergrond te herkennen als je behoort tot de groep die in de samenleving in de meerderheid is. Wit wordt vaak niet als kleur wordt gezien, maar het blank-zijn heeft wel degelijk gevolgen voor hoe er naar je gekeken wordt. Een uitgebreide analyse van ‘witheid’ vindt u in White (1997) van Richard Dyer.
10
3. Leefstijlen Welke leefstijlen hebben 55-70-jarige lesbische vrouwen? Om een beeld te vormen van de verschillende posities van 55+ lesbische vrouwen bespreek ik in dit hoofdstuk achtereenvolgens hun leefsituatie (3.1), religieuze en levensbeschouwelijke achtergrond (3.2), inkomen (3.3) en werk (3.4). In paragraaf 3.5 vat ik de belangrijkste bevindingen samen. § 3.1 Leefsituatie Meer dan de helft van de vrouwen die aan het onderzoek hebben deelgenomen, is alleenstaand (35 van de 63). Vier vrouwen onderhouden een latrelatie. Één derde van de vrouwen woont samen of is gehuwd (21 van de 63). Enkele vrouwen merken op dat zij een speciale woonvorm hebben gecreëerd. Zo delen twee vrouwen een huis met hun partner, maar hebben zij beide een eigen verdieping. Twee andere vrouwen wonen de ene helft van de week bij de één en de andere helft bij de ander. Eén vrouw is lid van een woongroep waarin iedereen zijn/haar eigen woning heeft, maar ook gebruik kan maken van de gemeenschappelijke ruimte en een stukje mantelzorg verleent. De meeste vrouwen wonen nu prettig, maar zij zijn bezorgd over wat er gebeurt als zij ouder en hulpbehoevend worden. Veel alleenstaande vrouwen vertellen dat zij zich wel eens zorgen maken over wat er zou gebeuren als zij een ongeluk krijgen of iets gaan mankeren: “Ik kan wel eens schrikken als ik door mijn rug ga en ik kan niet meer bij de telefoon.” “Ik geniet van het zelfstandig wonen. Maar ik realiseerde mij opeens: als mij iets overkomt, dan ontdekt niemand dat. Er kan zomaar iets gebeuren. Wie vindt mij als ik val?” Twee vrouwen relativeren tijdens de gesprekken het alleen wonen: “Het is niet per definitie zo dat als je alleen bent dat je dan eenzaam bent. Ik heb er ook behoefte aan om met regelmaat alleen te kunnen zijn.” “Het alleen wonen is ook betrekkelijk. Ik woon samen met mijn hond en twee katten en mijn ex woont om de hoek.” Huisdieren vormen gezelschap voor een groot aantal vrouwen. § 3.2 Religieuze en levensbeschouwelijke achtergrond Een meerderheid van de vrouwen (40 van de 63) geeft in de vragenlijst aan op dit moment geen levensovertuiging of religie te hebben. Enkele vrouwen vullen in dat zij van huis uit gereformeerd of katholiek zijn, maar dat zij dat geloof nu niet meer onderschrijven. Voor verschillende vrouwen spelen religie en spiritualiteit echter een belangrijke rol in hun leven. Vijf vrouwen hebben een stroming binnen de Protestantse Kerk Nederland ingevuld. Tijdens de focusgroepen vertellen twee vrouwen dat zij binnen de protestantse kerk proberen geloof en homoseksualiteit te verenigen, door bijvoorbeeld het organiseren van Roze vieringen. Één van hen vertelt: “De zoektocht naar mijn geaardheid is voor mij ook een zoektocht geweest naar mijn geloof.” De tolerantie van homoseksualiteit binnen kerken wordt heel verschillend ervaren. In de doopsgezinde gemeente waar een vrouw vice-voorzitter van is, komen naar haar zeggen al jaren homostellen. Een andere vrouw vertelt dat een vriendin in de evangelische kerk die zij bezoekt weliswaar lesbisch mag zijn “zolang ze het maar niet praktiseert.” Veel vrouwen lijken er de voorkeur aan te geven hun religie of levensovertuiging individueel vorm te geven. Zo geven vrouwen diverse antwoorden als: Joods en boeddhistisch; religieus en spiritueel; humanisme en spiritualiteit; ‘geloof’ in de filosofie van Spinoza. Drie vrouwen geven aan dat zij proberen solidair in de wereld te staan met aandacht voor mens en milieu. Tot slot vertellen twee vrouwen veel bezig te zijn met spiritualiteit. Eén van hen vraagt zich ook af wat haar taak is als lesbische vrouw: “Wij zijn niet voor niets lesbisch. We hebben een taak als lesbische vrouwen.” Zij voelt zich echter niet aangesproken door Netwerk Mirre, het netwerk voor lesbische vrouwen en spiritualiteit, omdat hier naar haar idee alleen Christelijke vrouwen lid van zijn.
11
§ 3.3 Inkomen Het persoonlijk netto maandinkomen van vrouwen blijkt sterk te verschillen. 10 van de 63 vrouwen hebben per maand minder dan 1.000 euro te besteden; het inkomen van 13 vrouwen valt in de categorie 1.000-1499 euro. 35% van de vrouwen heeft dus per maand minder te besteden dan 1.500 euro. Van 17 vrouwen (30%) ligt het netto maandinkomen tussen de 1.500-1999, van 15 vrouwen tussen de 2.000-2499, van 6 vrouwen tussen de 2.500-2999 en van twee vrouwen tussen de 3.000 en 3.500 euro. In de vragenlijst meldt 80% van de vrouwen rond te kunnen komen van hun inkomen. 20% van de vrouwen geeft echter aan nauwelijks rond te kunnen komen. In drie focusgroepen melden vrouwen dat zij weliswaar kunnen rondkomen, maar dat ze eenvoudig moeten leven. “Het gaat goed omdat ik eenvoudig leef, maar je kunt geen bokkensprongen maken,” stelt een vrouw. Haar opmerking wordt herkend door vier andere vrouwen uit de groep. Een vrouw van 57 die in de WAO zit, geeft aan: “Ik zit nu op bijstandsniveau en dat is te kort. Ik hik aan tegen de ziektekosten en bijvoorbeeld teveel energiekosten. Ik hoef niet zulke luxe dingen, maar ik mis het reizen. Ik heb niet meer de middelen om de trein te nemen en even leuk naar allerlei vrouwendingen te gaan.” Enkele vrouwen maken zich ook zorgen over de (toekomstige) kosten van zorg en andere toekomstige kostenposten: “We redden ons nu omdat ons huis gelukkig niet veel kost. Maar stel dat je de trap niet meer opkunt en een appartement moet gaan huren? De huren zijn nu veel te hoog, dat kan ik niet opbrengen.” Een vrouw stelt dat lesbische vrouwen in een relatie vaak te weinig aandacht schenken aan hun financiën: “Voor heterostellen die trouwen is het vanzelfsprekender dat je onder voorwaarden trouwt. Pensioen en al dat soort dingen zijn dan geregeld. In een lesbische relatie is dat niet vanzelfsprekend
en
dit
leidt
vaak
tot
problemen
als
de
relatie
uitgaat.
Als
er
geen
samenlevingscontract is, is de vrouw met de kinderen die voor het huishouden heeft gezorgd, vaak de pineut. In principe is het aan vrouwen zelf hoe zij hun relatie en financiën vormgeven, maar het zou goed zijn als er meer voorlichting wordt gegeven over het belang om afspraken over geld te maken.” Een organisatie als MOVISIE zou volgens enkele vrouwen deze voorlichting kunnen geven. § 3.4 Werk Geen enkele vrouw uit het onderzoek beschouwt zichzelf als een ‘huisvrouw zonder beroep buitenshuis’. Bijna de helft van de vrouwen is nog werkzaam (29 v/d 63). Drie vrouwen zijn momenteel werkloos, negen vrouwen zijn arbeidsongeschikt en één mevrouw is gedeeltelijk arbeidsongeschikt. Acht vrouwen zijn met de VUT. Zij zijn allemaal zeer te spreken over de afvloeiingsregeling waar zij gebruik van hebben gemaakt. 20% van de vrouwen is met pensioen; van deze 13 vrouwen ontvangt 1 mevrouw alleen AOW. Vrouwen zijn werkzaam, of voor het laatst werkzaam geweest in de volgende sectoren: 20% van de vrouwen is docent (geweest), bijna 30% werkt in de zorg en welzijnssector, bijna 20% van de vrouwen is werkzaam (geweest) in de kunst, als bijvoorbeeld handelaar of choreograaf, bijna 20% van de vrouwen heeft een administratieve of commerciële functie (gehad) en 9 vrouwen werken in een andere sector als bijvoorbeeld notaris of loopbaanadviseur. De financiële positie van zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers) is vaak kwetsbaarder dan die van mensen in loondienst, omdat zij zelf dienen te zorgen voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering en pensioenvoorziening. Circa 35% van de geïnterviewde vrouwen werkt of heeft gewerkt als zelfstandige, 65% is in vaste dienst (geweest). Stoppen met betaald werk vormt een grote overgang voor veel vrouwen. Twee vrouwen die bijna met pensioen gaan, merken op dat zij het moeilijk vinden om afscheid te nemen van hun werk. Maar de vrouwen die reeds gestopt zijn met werken, genieten vooral van de vrije tijd die zij hebben: “Je kunt nu (vrijwilligers)werk gaan doen waar je zelf van geniet. Je moet niets, je mag.” Verschillende vrouwen zijn met een nieuw beroep begonnen nadat zij met de VUT of met pensioen zijn gegaan. Één vrouw werkt nu bijvoorbeeld als pedicure, een ander runt samen met haar partner
12
de helft van het jaar een camping in Frankrijk. Enkele vrouwen die al met pensioen of met de VUT zijn, geven echter aan dat het stoppen met werken ook zijn moeilijke kanten heeft. Het is volgens hen belangrijk om structuur in je dag te behouden en contacten te onderhouden: “Je staat laat op en dan moet je wel eens denken: wat zal ik vandaag gaan doen?” De vrouwen die na hun scheiding moesten werken en kleine kinderen opvoeden hebben deze combinatie allemaal als heel zwaar ervaren. Één vrouw heeft zich laten omscholen en een andere vrouw is in de WAO terecht gekomen: “Na de scheiding kwam ik tijd tekort om te werken en mijn twee kinderen op te voeden. Ik werd ziek en kwam in de WAO terecht.” § 3.5 Conclusie De 55+ lesbische vrouwen die aan het onderzoek hebben deelgenomen, vormen een gevarieerde groep met heel verschillende leefstijlen. De meerderheid van de vrouwen is alleenstaand (35 van de 63); zij lijken zich vaker zorgen te maken over wat er gebeurt als zij hulpbehoevend worden. De financiële positie van vrouwen is over het geheel genomen zeker niet slecht, maar er bestaan grote inkomensverschillen. Een ruime meerderheid van de vrouwen (65%) heeft per maand meer te besteden dan 1.500 euro. 20% van de vrouwen zegt echter nauwelijks rond te kunnen komen. Zij maken zich vaak zorgen over onvoorziene uitgaven en toekomstige zorgkosten. Circa 35% van de vrouwen uit het onderzoek werkt of heeft gewerkt als zelfstandige. Zij hebben vaak een kwetsbaardere financiële positie dan de vrouwen die in vaste dienst zijn (geweest). Het ontbreken van een relatie en het hebben van een laag inkomen lijken risicofactoren voor het welbevinden van vrouwen.
13
4. Sociaal- en zorgnetwerk Hoe ziet het sociaal netwerk van 55+ lesbische vrouwen eruit? Een goed functionerend sociaal netwerk kan eenzaamheid voorkomen en eventueel dienst doen als zorgnetwerk (Schuyf, 1996: 19). In paragraaf 4.1 bespreek ik in hoeverre de vrouwen die aan het onderzoek hebben deelgenomen tevreden zijn met hun sociaal netwerk en of hier wellicht iets aan ontbreekt. In paragraaf 4.2 worden de ervaringen beschreven van de deelnemende vrouwen met algemene homoactiviteiten en activiteiten specifiek voor 55+ lesbische vrouwen. In paragraaf 4.3 bespreek ik de behoefte aan financiering van ontmoetingsmogelijkheden. In paragraaf 4.4 staat de buddyzorg aan oudere homoseksuelen centraal. In paragraaf 4.5 ga ik vervolgens in op de vraag of het sociaal netwerk van vrouwen, indien nodig, dienst zou kunnen doen als zorgnetwerk. Tot slot concludeer ik in paragraaf 4.6 welke behoeften vrouwen hebben als het gaat om hun sociaal- en zorgnetwerk § 4.1 Sociaal netwerk Ruim 70% van de vrouwen is tevreden tot zeer tevreden met hun sociaal netwerk. 24 vrouwen geven aan zeer tevreden te zijn, 21 vrouwen zijn tevreden over hun sociaal netwerk. 14 vrouwen zeggen echter niet tevreden, maar ook niet ontevreden te zijn over het sociaal netwerk. Twee vrouwen zijn ontevreden en een mevrouw is zeer ontevreden over haar sociaal netwerk. Bijna de helft van de vrouwen geeft aan dat er niets ontbreekt in hun netwerk. Een vrouw merkt op: “Wij hebben een heel fijn, groot, gevarieerd en steunend netwerk.” Familie wordt door verschillende vrouwen genoemd als de stabiele basis van het netwerk. De vrouwen uit het onderzoek hebben over het algemeen een redelijke tot goede band met de familie. Alle vrouwen hebben openlijk lesbisch geleefd en een relatie gehad met een vrouw met medeweten van de familie. De meeste vrouwen met kinderen hebben het idee dat zij de seksuele voorkeur van hun moeder hebben geaccepteerd. Volgens twee vrouwen zijn hun kleinkinderen er zelfs trots op dat ze zoveel oma’s hebben. Sommige vrouwen melden echter dat zij niet zoveel, of voornamelijk moeizaam contact hebben met de familie. Vijf vrouwen geven in de vragenlijst aan dat zij het ontbreken van familie ervaren als een gemis. Eén vrouw vertelt: “Ik had het wel leuk gevonden om een warme familieband te hebben. Als ik iets mis, is het het vangnet van een familie die achter je staat.” Een andere mevrouw merkt op: “Ik heb nauwelijks familie, dus ik sta er eigenlijk heel alleen voor.” Bij één vrouw is het contact met de familie beter geworden toen bleek dat de zoon van haar zus homo was: “Dit gaf me toch een soort familiegevoel. Dat vond ik heel fijn, want ik had altijd het gevoel gehad: ik hoor er toch niet bij”. Meerdere
vrouwen
merken
op
dat
familie
voor
55+
lesbische
vrouwen
niet
zo
vanzelfsprekend is: “In principe ben je alleen als je geen kinderen hebt.” Enkele vrouwen die al van jongs af aan een lesbisch leven leiden melden dat zij in de loop der tijd een netwerk van lesbische vriendinnen hebben opgebouwd, waarvan de basis vaak is gelegd tijdens de tweede feministisch golf. Een vrouw vertelt: “Lesbische vrouwen hebben vaak zelf hun eigen familie hebben gecreëerd, met exen en aanhang. Die gecreëerde familie voelt voor mij als mijn eigen familie.” Sommige vrouwen laten echter doorschemeren dat zij vooral contact hebben met lesbische vriendinnen als het goed met ze gaat: “Maar als er iets gebeurt, wordt het stiller om je heen.” De vraag is bovendien of vrouwen die op latere leeftijd uit de kast zijn gekomen, ook de mogelijkheid hebben (gehad) om een netwerk van lesbische kennissen en vriendinnen op te bouwen. Van de 63 vrouwen hebben 17 vrouwen enkel relaties gehad met vrouwen en 25% van de vrouwen heeft alleen vroeger korte relaties gehad met mannen (16 van de 63). Bijna de helft van de vrouwen is echter getrouwd geweest met een man (29 van de 63). Een vrouw die tot haar 48ste getrouwd is geweest, verteld dat de relatie geestelijk heel goed was, “maar lichamelijk was het een
14
afknapper.” Op een gegeven moment werd zij ‘getroffen’ door een vrouw: “Dit past bij me, dacht ik, dit is thuiskomen.” Twee vrouwen merken op dat het volgens hen verschil maakt of vrouwen een huwelijk achter de rug hebben gehad of niet: “Als je allebei getrouwd bent geweest en kinderen hebt, dan begrijp je elkaar beter.” Drie vrouwen gaven aan dat zij na de scheiding van hun man nog relaties hebben gehad met zowel mannen als vrouwen. Op dit moment gaat hun voorkeur echter uit naar ‘de vrouwen’, zoals zij het zelf verwoordden. Enkele vrouwen zijn pas in de afgelopen jaren uitgekomen voor hun voorkeur voor vrouwen: “Ik heb mijn hele leven lang voor alles en iedereen gewerkt op een manier dat ik niet (of nauwelijks) bij mezelf hoefde te komen. Het was goed, voor mijzelf en mijn omgeving. Op mijn 63ste, tijdens een reis, ben ik bij mezelf terecht gekomen en daar heb ik toen de moed bij elkaar geraapt om uit de kast te komen. Ik ben opgegroeid in een milieu van ‘het kan niet; het mag niet en het hoort niet.’ Ik ben er nooit onder gebukt gegaan, maar ik kan ook niet zeggen dat ik het onbewust niet wist.” Eén vrouw is nog getrouwd met haar man. Zij is in het afgelopen jaar verliefd geworden op een vriendin en ze noemt zich ‘biseksueel’, maar ze sluit niet uit dat ze eigenlijk lesbisch is: “Ik voel de druk vanuit mijn omgeving om biseksueel te zijn, want dit zou betekenen dat ik bij mijn man kan blijven.” Tot slot heeft er één transseksuele vrouw deelgenomen die enkele jaren geleden de transitie heeft doorgemaakt van man tot vrouw. Net als één andere vrouw heeft zij (nog) geen relatie gehad met een vrouw, maar beschouwt zij zichzelf wel als lesbisch. In totaal zegt ruim de helft van de vrouwen wel iets te missen in hun sociaal netwerk. Twaalf vrouwen, één derde van de alleengaande vrouwen, vertellen behoefte te hebben aan een geliefde: “Ik mis de warmte en intimiteit van een liefdesrelatie. Iemand erbij hebben is belangrijk. Iemand waarmee ik mijn blijdschap en zorgen kan delen.” In iedere groep zijn meerdere vrouwen langer dan 15 jaar samen of samen geweest met dezelfde vrouw. Enkele vrouwen vertellen dat het voor hen een grote omslag was toen zij in de afgelopen jaren weer alleen kwamen te staan na een lange relatie. Tegelijkertijd heeft een aantal vrouwen een nieuwe partner gevonden. Meerdere vrouwen merken echter op dat het moeilijker is om een nieuwe partner te vinden als je ouder bent: “Het kost meer moeite om een relatie aan te gaan. Je hebt toch allebei een rugzak aan ervaringen en gewoontes. Aanpassen gaat niet meer zo makkelijk.” Daarnaast merken drie vrouwen op dat zij niet direct op zoek zijn naar een relatie, maar vooral behoefte hebben aan een goede vriendin, een ‘maatje’. Drie vrouwen zouden graag (meer) vriendinnen willen hebben. 1 op de 4 vrouwen uit het onderzoek ontbreekt het naar eigen zeggen aan lesbische vriendinnen. Een vrouw vertelt: “De laatste 15 jaar is de L-factor enigszins verdwenen. Nu ik hier ben, weet ik weer wat ik mis.” Een andere vrouw besluit naar aanleiding van de focusgroep: “Ik ga proberen mijn netwerk wat ‘lesbischer’ te maken.” Ongeveer 1 op de 5 vrouwen die aan het onderzoek hebben deelgenomen, is in de afgelopen tien jaar verhuisd. De consequentie hiervan is dat zij een gedeeltelijk nieuw netwerk hebben moeten opbouwen. Veel vrouwen vinden het lastig om nieuwe contacten te leggen: “Het contact maken en onderhouden wordt voor vrijwel iedereen moeilijker met het ouder worden. Dit geldt zeker als je gelijkgestemden wilt ontmoeten.” Een ruime meerderheid van de vrouwen geeft aan dat er nu weinig tot geen mensen bij komen. Een alleenstaande vrouw merkt op: “Als je alleen bent, heb je meer vrouwen nodig. Maar je wilt niet met iedereen een netwerk vormen.” De vrouwen die erbij komen, blijven meestal kennissen en worden niet snel beschouwd als vriendinnen. Het contact met andere lesbische vrouwen vinden sommige vrouwen oppervlakkig. Één vrouw die binnen een zelforganisatie actief is en daar veel vrouwen kent, geeft aan dat zij eigenlijk vrij alleen is met haar vriendin en volwassen kinderen: “Ik heb veel hobby’s en ik heb niet veel behoefte aan meer contacten. Maar als er iets zou gebeuren, zou het zou wel even duren voor ze me zouden vinden.”
15
§ 4.2 Ontmoeting met gelijkgestemde vrouwen Een manier om gelijkgestemde vrouwen te ontmoeten, is het bezoeken van algemene homoactiviteiten of activiteiten specifiek voor lesbische vrouwen. 70% van de vrouwen die hebben deelgenomen aan het onderzoek geeft aan hier naartoe te gaan. Een vrouw merkt op: “Het is leuk om met elkaar te zijn waar het veilig is.” Het vaakst genoemd worden de bijeenkomsten van de landelijke vereniging van lesbische en biseksuele vrouwen Groep 7152 (15 keer). Vooral de tweemaandelijks dansmiddag speciaal voor 50+-vrouwen wordt gewaardeerd: “Dat is erg leuk. Je kunt hier goed naartoe gaan, ook als je alleen bent. Er zijn gastvrouwen die je opvangen.” Daarnaast worden Roze Zaterdag (12 keer) en het COC (10 keer) regelmatig genoemd. Zes vrouwen zijn actief binnen het COC en zij bezoeken vrijwilligersavonden en ledenvergaderingen. Een aantal vrouwen gaat soms naar een vrouwenfeest in het COC. Zes vrouwen zijn lid van een ANBO-Roze groep. Verder worden diverse activiteiten genoemd als: de damessalon, InReallife, evangelische Roze Viering, boekpresentaties, debatten, theater, lesbische wandelclub, filmavond in het Anna Blamanhuis en Café Zilver. 30% van de vrouwen (19 van de 63) geeft aan dat zij niet naar algemene homoactiviteiten of activiteiten specifiek voor lesbische vrouwen gaan. Zij zijn te druk met werk en andere bezigheden of hebben er niet zo’n behoefte aan. Daarnaast gaan enkele vrouwen niet omdat de activiteiten vaak ver weg zijn of omdat er volgens hen geen activiteiten zijn voor 50+ lesbische vrouwen. Verschillende vrouwen merken op dat zij ze in ieder geval niet kennen. Een alleenstaande vrouw legt uit: “Ik ga niet zo vreselijk veel uit, ik zit op allerlei culturele dingen en ik hou me bezig met creatieve activiteiten. Ik zou graag meer uitgaan maar ik weet niet zo goed wat. Ik weet niet meer zo goed waar ik naartoe moet gaan in het lesbisch circuit.” De klacht dat er niets is voor 55+ lesbische vrouwen komt terug tijdens alle gesprekken. “Vroeger was er veel meer,” volgens een meerderheid van de vrouwen. De dames uit enkele grote steden herinneren zich tijdens de gesprekken de vrouwenhuizen en de andere plaatsen waar ze vroeger naartoe gingen. Een vrouw die vroeger een heel actief lesbisch leven leidde, heeft na haar verhuizing naar een provincieplaats vooral veel contact met hetero’s: “Ik mis de inspiratie van lesbische vrouwen die samen iets leuks willen.” Twintig jaar geleden was er volgens de vrouwen die hebben deelgenomen aan het onderzoek echter ook in provinciesteden meer te doen voor lesbo’s. Een vrouw vertelt: “Het COC had vroeger het vrouwencafé, maar niks liep meer.” Volgens twee vrouwen staat hun actieve lesbische leven “nu min of meer op een laag pitje”. Een mevrouw die al jaren actief is binnen een vrouwenhuis doet wel veel met vrouwen, maar: “In de laatste jaren is zoveel gesneden in de subsidies, dat alleen kansarmen gesubsidieerd worden. Als je lesbisch bent en je komt bij zo’n vrouwenhuis, dan kunnen we daar prima mee omgaan, maar er zijn tegenwoordig geen specifieke activiteiten meer voor lesbische vrouwen.” Naar mijn idee is de manier waarop gekeken wordt naar het verleden waarschijnlijk deels gekleurd
door
nostalgie,
maar
het
is
de
realiteit
dat
er
vrijwel
geen
specifieke
ontmoetingsmogelijkheden zijn voor 55+ lesbische vrouwen. De meeste activiteiten die er zijn voor lesbo’s worden voornamelijk bezocht door jonge vrouwen. Oudere vrouwen zijn welkom, maar zij voelen zich vaak niet thuis: “Ik ga wel eens uit, maar ik voel me toch vaak een beetje een ‘oma’”. De meeste vrouwen hebben vooral behoefte aan contact met vrouwen van hun eigen leeftijd. “De behoeften en onderwerpen waar je over wilt praten, liggen anders voor jonge en oudere vrouwen,” merken verschillende vrouwen op. Enkele vrouwen melden dat er wel degelijk mogelijkheden zijn om lesbische vrouwen van dezelfde leeftijd te ontmoeten. “Op Contigo Contact kun je een oproep plaatsen om iets leuks te gaan doen. Daar komen vaak wel reacties op.” “De mogelijkheden zijn er zeker. Maar je moet het zelf doen. Je moet je profileren.” Verschillende vrouwen geven aan dat zij wel eens geprobeerd hebben om iets te organiseren voor lesbische vrouwen, maar dat het moeilijk is om vrouwen te bereiken: “Ze komen niet”. Dit is ook een veelgehoorde klacht van homobelangenorganisaties. Waar zit het hem in? Waarom
16
‘beklijven’ activiteiten niet? Enkele vrouwen geven aan dat zij zich deze vraag ook al eens gesteld hebben. Diverse redenen worden geopperd: - “Lesbische vrouwen zijn een heterogene groep met allerlei wensen en behoeften. Oppervlakkig gezien gaat het wel, maar diepgaander is het meer gedifferentieerd.” Zo wordt de aanwezigheid van homomannen bij activiteiten heel verschillend ervaren. Sommige vrouwen willen liever alleen met andere lesbische vrouwen afspreken. Twee andere vrouwen vinden een café met alleen maar vrouwen echter saai: “Als ik bijvoorbeeld aan afgelopen zondag denk, dan zou ik willen dat het iets meer camp, iets meer gezellig is.” - “Lesbische vrouwen zijn eigenzinnige tantes en zij stellen veel voorwaarden.” - “Vrouwen organiseren zich nauwelijks meer op het lesbisch zijn. Alles is tegenwoordig veel meer individualistisch. Het contact verloopt nu via internet.” - “Je moet altijd iets regelen, daar ontkom je niet aan. Iedereen wil wel consumeren, zonder het zelf te organiseren.” “De voortrekker van onze groep kreeg een relatie, en toen is het doodgebloed, want niemand heeft het stokje opgepakt.” - “Veel vrouwen zijn enkel op zoek naar een relatie. Zij haken af als er geen potentiële partner bij zit.” - “Specifieke vrouwenavonden in cafés staan ter discussie omdat er te weinig drankomzet is.” Veel vrouwen vinden het lastig om contact te leggen met gelijkgestemde vrouwen, maar voor sommige vrouwen lijkt het nog iets lastiger. Ten eerste voor vrouwen die afkomstig zijn uit kleinere plaatsen in dunbevolkte provincies. Er wonen bij hen minder vrouwen in de buurt en in de omgeving zijn er minder algemene en culturele voorzieningen. De activiteiten die georganiseerd worden zijn vaak verder weg en het openbaar vervoer is beperkter dan in de stad. Zo zijn er in Limburg, behalve de ANBO Roze groep in Sittard geen voorzieningen specifiek voor roze ouderen. Ten tweede is het ook voor vrouwen met een lichamelijke beperking moeilijker om gelijkgestemde vrouwen te ontmoeten, want veel activiteiten zijn alleen toegankelijk voor vrouwen die goed ter been zijn. Een mevrouw met een lichamelijke beperking geeft aan dat zij graag contact wil met andere lesbische vrouwen met een handicap, maar dat dit tot nu toe nog niet is gelukt. Ten derde kunnen vrouwen die op latere leeftijd aansluiting proberen te vinden in de lesbische scene zich soms een buitenstaander voelen. Een vrouw merkt op: “Het lijkt wel of iedereen iedereen kent.” Veel vrouwen kennen elkaar inderdaad van eerdere bijeenkomsten. Maar één vrouw relativeert het beeld van een gesloten club: “Toen ik rond mijn dertigste mijn coming out had, had ik ook het idee: ‘nu kom ik bij een club.’ Ik wilde hier in opgenomen worden, maar dit is helemaal niet gebeurd. Niemand zat op mij te wachten. Er is geen club; de lesbische scene bestaat uit allemaal individuen die ontmoeten.” De kliekjesvorming is echter ook iets dat lesbische vrouwen opvalt die al lang meelopen. Zij vertellen dat het zelfs in een drukbezocht vrouwencafé moeilijk is om contact te krijgen met andere vrouwen: “Veel vrouwen zitten in kliekjes bij elkaar en sommigen gedragen zich heel bezitterig. Je komt er niet tussen. Dat is jammer.” § 4.3 Faciliteren van ontmoetingsmogelijkheden Er lijkt onder de deelnemende vrouwen een grote behoefte te bestaan aan meer en vooral ook mooiere gelegenheden waar zij gelijkgestemde vrouwen kunnen ontmoeten. “Het is nu allemaal zo’n armoe. Het heeft niet dat vrolijke van die homomannen.” Soms hebben vrouwen het ideaalbeeld van een sfeervolle damesclub of een broodjeszaak met een lesbische eigenaresse. “Iets wat er continu is, niet alleen op zondagmiddag. Uit eigen gelederen opgebouwd en waar je ook iets kunt eten.” Zo’n club of broodjeszaak zou volgens de meeste vrouwen deels gefaciliteerd moeten worden door de gemeente, want “anders sterft het een langzame dood”, zo is de ervaring: “Er is een mooie disco geweest in Amsterdam, maar vrouwen hebben minder te besteden dan mannen of ze zijn zuiniger. De disco was na een jaar failliet. Dit was eigenlijk al te voorzien.” Verschillende
17
vrouwen stellen voor dat de gemeente een locatie beschikbaar stelt, maar in principe worden ondernemers niet gefaciliteerd door de gemeente. Gemeentes zouden volgens vrijwel alle vrouwen ook een faciliterende rol moeten spelen als het gaat om activiteiten voor 55+ lesbische vrouwen, zoals dansmiddagen en gespreksgroepen. Een vrouw die actief is binnen Groep 7152 verteld dat er alleen in Utrecht eens per twee maanden een dansmiddag voor 50+ vrouwen wordt georganiseerd. Het is eigenlijk niet mogelijk om vaker iets te organiseren: “De organisatie is aangewezen op vrijwilligers, die zelf ook 50+ zijn. […] “De pogingen om in andere grote steden een vrouwencafé op te richten zijn stukgelopen op geld. We konden de locatiehuur niet opbrengen.” Ook de ANBO Roze-groepen draaien op vrijwilligers en ook zij zitten krap bij kas. Een mevrouw vertelt “Het COC krijgt de meeste subsidie. Wij werken met ze samen en we krijgen ook wel iets van dat geld. Maar verder hebben we eigenlijk nauwelijks iets. ANBO Roze krijgt landelijk wel veel subsidie hoor, maar voordat dat bij ons is… Terwijl ik denk dat het juist in die kleine dorpen hard nodig is.” Haar buurvrouw vult aan: “Wij doen wel heel zelfstandig enzo, maar gemeenten zouden eraan moeten denken dat wij best eens subsidie zouden willen hebben om bijvoorbeeld een plek te hebben voor ANBO Roze […] Ik voel, dat kan je niet bewijzen, maar ik voel dat er zoiets is van moeten we nou zo moeilijk gaan doen, die kunnen het toch wel zelf. Als we er niets mee doen, hebben we er ook geen last van.” § 4.4 Buddyzorg Tijdens verschillende focusgroepen wordt de eenzaamheid genoemd onder oudere generatie homoseksuelen: “Vaak wordt er in verzorgingstehuis veel gepraat over man en kinderen en is er veel eenzaamheid onder roze ouderen. Die generatie zegt niet ‘Ik had een vriendin’.” Overigens geven veel vrouwen aan dat de beperkte gespreksstof ook een probleem is voor heterovrouwen zonder kinderen. Enkele vrouwen hebben geprobeerd om contact te leggen met oudere homoseksuelen, maar dit blijkt erg lastig omdat zij vaak onzichtbaar zijn. De onzichtbaarheid van roze ouderen wordt beschouwd als een groot probleem. Hierdoor zijn zij moeilijk te bereiken voor zorg- en welzijnsorganisaties en blijft het onduidelijk waar zij behoefte aan hebben. Eén vrouw constateert: “De groepen die je niet bereikt, die hebben het juist nodig.” Verschillende vrouwen melden dat zij niet goed weten hoe ze een buddysysteem op moeten zetten en hoe ze contact zouden kunnen leggen met verzorgingshuizen om voorlichting te geven over roze ouderen. Het verstrekken van informatie over hoe je contact kunt leggen met verzorgingshuizen is volgens een vrouw van het Landelijk Platform Roze 50+ één van de speerpunten van het netwerk. Tot nu toe zijn de meeste initiatieven lokaal, maar één vrouw ziet het grootser voor zich: “Ik denk hierbij aan een netwerk van oudere, hulpbehoevende of eenzame vrouwen die ik eens per maand zou kunnen bezoeken. Onze generatie is heel vaardig met internet. We zouden op een centraal punt in Nederland een database op kunnen stellen.” De meeste vrouwen uit het onderzoek hebben nu nog geen behoefte aan buddyzorg. Eén vrouw heeft gebruik gemaakt van de algemene buddyzorg, maar zij konden niet aan haar vraag voldoen: “Ik had behoefte aan een soort vervangende familie. Ik had gevraagd: hebben jullie niet gewoon iemand die lesbisch of lesbo-vriendelijk is en waarmee je een hapje bij elkaar kan eten ofzo? Maar dat zat er niet in. Het ging meer over praktische dingen. Dus ja, ik ben wel voor buddy’s speciaal voor oudere homoseksuelen.” § 4.5 Zorgnetwerk Een zeer ruime meerderheid van de vrouwen (90%) kan naar eigen zeggen terecht bij haar sociaal netwerk. Maar, heeft een vrouw erbij geschreven, ‘niet altijd’. Tien vrouwen hebben tijdens een periode van ziekte ervaren hoe waardevol hun netwerk is: “Ik werd erdoorheen gedragen”, aldus een vrouw die een jaar in behandeling is geweest voor borstkanker. Enkele vrouwen merken op dat
18
vooral hun partner heel belangrijk voor hen is geweest in de tijd dat zij ziek waren. Een aantal vrouwen geeft aan dat zij tijdens een eerdere ziekte ook veel steun hebben gehad aan de buren. Een mevrouw die zegt best leuk contact te hebben met haar buren, betwijfelt echter of daar een zorgnetwerk uit zou komen: “Ik wil graag een zorgnetwerk in mijn eigen buurt creëren, maar ik zou niet weten hoe ik zoiets aan moet pakken. Ik zou graag willen dat instanties zo’n netwerk organiseren.” Zes van de 63 vrouwen zegt niet terecht te kunnen bij haar sociaal netwerk. Veel vrouwen stellen dat het belangrijk is om een netwerk van vrienden en kennissen om je heen te organiseren. Een mevrouw geeft aan hier bewust mee bezig te zijn: “Mijn partner en ik investeren ook in geval van tegenslag bij anderen die ons na staan. Ik hoop dat dit met het ouder worden een vangnet kan zijn bij verminderde mogelijkheden.” De meeste vriendinnen en kennissen zijn echter van dezelfde leeftijd. Tijdens alle focusgroepen kwam de vraag naar voren of zij in de toekomst nog steeds in staat zullen zijn om mantelzorg te bieden: “Ik maak me wel zorgen over hoe het gaat als ik gebrekkig word.” “Hoe moet dat als we tien jaar ouder zijn? Dan is ons netwerk ook tien jaar ouder.” Onder sommige vrouwen bestaat er daarnaast angst voor het idee van Christelijke partijen om mensen meer aanspraak te laten maken op de mantelzorg van kinderen. “Bij lesbische vrouwen kunnen, minder dan bij hetero’s, de kinderen een deel van de zorg op zich kunnen nemen.” De helft van de vrouwen uit het onderzoek heeft inderdaad geen kinderen (32 van de 63). 26 vrouwen hebben kinderen uit een heterorelatie en 5 vrouwen hebben kinderen uit een lesbische relatie. De meeste vrouwen die kinderen hebben, geven echter aan dat zij hen niet willen belasten met de zorg voor hun ouder wordende moeder. Vrouwen willen graag zo lang mogelijk zelfstandig willen blijven en omdat zij hun omgeving zo min mogelijk willen belasten, wordt goede thuiszorg door alle deelnemers belangrijk gevonden. Een vrouw vertelt: “Een oudere vriendin heeft aan me gevraagd om haar te komen helpen, maar ik kan niet iedere dag voor haar koken. Dan wens ik haar, en indirect mezelf, toe dat er betere voorzieningen zijn. Meer thuiszorg zo lang je nog zelfstandig kunt wonen.” § 4.6 Conclusie Een ruime meerderheid van de vrouwen is tevreden tot zeer tevreden met haar sociaal netwerk, maar bij meer dan de helft van de vrouwen ontbreekt er iets in het netwerk. Sommige vrouwen missen het contact met familie, maar de meeste vrouwen hebben vooral behoefte aan meer contact met gelijkgestemde vrouwen van hun eigen leeftijd. Tot op heden wordt er echter vrijwel niets georganiseerd specifiek voor 55+ lesbische vrouwen. In alle groepen merken vrouwen op dat zij graag meer mogelijkheden willen hebben om andere vrouwen te ontmoeten. Het contact leggen en onderhouden met gelijkgestemde vrouwen wordt door veel vrouwen lastig gevonden, maar het is vaak nog iets moeilijker voor vrouwen uit kleinere provincieplaatsen en voor vrouwen met een lichamelijke beperking. Een zeer ruime meerderheid van de vrouwen (90%) denkt terecht te kunnen bij het sociaal netwerk als dit nodig is. Vrouwen verwachten in de eerste plaats terug te kunnen vallen op vrienden en kennissen. Zij worden echter ook ouder. Het is daarom de vraag of dit netwerk ook in de toekomst dienst kan doen als zorgnetwerk. Goede thuiszorg is belangrijk omdat vrouwen graag zo lang mogelijk zelfstandig willen blijven en vaak niet terug kunnen of willen vallen op de zorg van hun partner of kinderen. Meer dan de helft van de 55+ lesbische vrouwen is alleenstaand en de helft van de vrouwen heeft geen kinderen. Alleenstaand zijn en het hebben van een lichamelijke beperking lijken risicofactoren als het gaat om het creëren en in stand houden van een sociaal- en zorgnetwerk.
19
5. Zorg op maat Welke behoeften hebben 55+ lesbische vrouwen op het gebied van zorg en welzijn? Hebben zij het idee dat de zorg nu en in de toekomst open staat voor lesbische vrouwen en hen adequate hulp kan verstrekken? Dat zijn de centrale vragen van dit hoofdstuk. In paragraaf 5.1 bespreek ik hoe vrouwen het ouder worden ervaren, waarbij ik ook inga op eventuele fysieke klachten. Vervolgens beschrijf ik in paragraaf 5.2 de ervaringen met de hulpverlening. Het psychisch welbevinden van vrouwen vormt het onderwerp van paragraaf 5.3, waarbij ik achtereenvolgens slapeloosheid en gevoelens van eenzaamheid en depressiviteit bespreek. Het gebruik van verslavende middelen komt aan bod in paragraaf 5.4. In de volgende twee paragrafen staan twee aspecten van lesbische relaties centraal die vaak onderbelicht blijven. In paragraaf 5.5 beschrijf ik of vrouwen ervaring hebben met grensoverschrijdend gedrag binnen hun relatie. In paragraaf 5.6 schets ik wat er in de focusgroepen naar voren is gekomen over seksualiteit. De behoeften van 55+ lesbische vrouwen aan
homovriendelijke
hulpverlening,
roze
woonvoorzieningen
en
informatie
komen
achtereenvolgens aan bod in paragraaf 5.7, 5.8 en 5.9. In paragraaf 5.10 vat ik ten slotte de behoeften van vrouwen aan zorg op maat samen. § 5.1 Ervaring van het ouder worden Om een beeld te krijgen van het huidige welbevinden van 55+ lesbische vrouwen, hebben we in de enquête gevraagd of vrouwen zich gezond voelen. ‘Ja’, antwoorden 44 van de 63 vrouwen (70%), ‘gaat wel’, stellen 14 vrouwen (20%). Volgens bijna 10% van de vrouwen is hun gezondheid wisselend tot slecht (5 v/d 63). 20% van alle deelnemende vrouwen geeft aan moeite te hebben met huishoudelijke handelingen en eveneens 20% van alle deelnemende vrouwen geeft aan moeite te hebben met lopen en fietsen. Tijdens de gespreksgroepen melde de meerderheid van de vrouwen last te hebben van fysieke ongemakken als stramme gewrichten. Hoe ervaren vrouwen het ouder worden? Een vrouw lijkt de ervaring van de meerderheid van de vrouwen te verwoorden als zij stelt: “Het hoort erbij en het is ook wel prettig.” Verschillende vrouwen merken op dat zij zich niet ouder voelen: “Het gaat vanzelf, alleen als ik ergens mijn leeftijd moet noemen, dringt het tot me door.” Vrouwen noemen verschillende positieve kanten van het ouder worden: “Je hoeft minder.” “Je relativeert makkelijker.” “Ik voel me steviger en zelfbewuster dan vroeger.” Het ouder worden heeft echter ook negatieve kanten: “Mijn afnemende kracht, slechter geheugen en het verval van mijn lijf maken me wel eens verdrietig.” “Ik denk dat ik meer moeite heb met het ouder worden omdat ik geen partner heb.” Een aantal vrouwen merken op dat zij gezond zijn en nog vrijwel alles kunnen doen wat ze willen: “Maar wat als we iets gaan mankeren?” Verschillende vrouwen met een chronische ziekte vrouwen zeggen dat zij het ouder worden als moeilijk ervaren in combinatie met hun ziekte. In iedere groep zijn meerdere vrouwen geconfronteerd met een ernstige ziekte waardoor ze tijdelijk afhankelijk waren van de zorg van anderen en opnieuw vorm moesten geven aan hun leven. Een vrouw die een Tia kreeg en opeens ‘patiënt’ werd, vertelt: “Dit was heel confronterend. Ik kan niet meer werken. Ik heb wel veel hobby’s, maar van de één op de andere dag had ik een ander leven.” Het moeilijkste lijkt de plotselinge overgang van het één naar het andere leven. Een vrouw merkt op: “Als je in de WAO raakt, raak je de functie kwijt die je gehad hebt. Een hele zijnswereld valt weg.” Veel vrouwen vertellen dat zij na het stoppen met werken of na een ziekte een nieuwe balans hebben moeten vinden. Vrijwel alle vrouwen die met een chronische ziekte kampen of ernstig ziek zijn geweest, melden dat zij het heel moeilijk vinden om hulp te vragen: “Zorg vragen is heel moeilijk en wordt lang, te lang, uitgesteld. Ik ben het liefst onafhankelijk, maar ik voel steeds meer de noodzaak om na te denken over welke zorg nodig is en hoe ik dit kan financieren. Je moet accepteren dat mensen het niet op jouw manier doen. […] De vraag is: hoe lang kun je zelf de regie voeren?” De
20
meeste mensen willen graag zo lang mogelijk zelfstandig blijven, maar volgens enkele vrouwen is autonomie een kenmerkende eigenschap van lesbische vrouwen. Een mevrouw illustreert deze karaktertrek: “Ik zit in een rolstoel. Dat roept verzorging op, maar ik ben een doener. Dat valt misschien ook wel tegen voor vrouwen die me graag willen verzorgen. […] Mijn evaring is dat als je in een rolstoel zit, dan ben je geestelijk ook niet in orde. Daar kan ik niet zo goed tegen. Wat ik zelf kan doen, wil ik graag zelf doen.” Vrouwen lijken zichzelf soms echter in de vingers te snijden met hun onafhankelijke houding. Een ernstig zieke vrouw vertelt: “Ik heb één hele grote handicap en dat kan ik niemand verwijten: ik kan geen hulp vragen. Ik kan zo thuiszorg vragen, maar ik vraag geen thuiszorg. Ik wil graag een zelfstandig, onafhankelijk mens zijn. Ik denk dat ik er op een gegeven moment niet aan kan ontkomen, maar zolang ik vooruit kan, blijf ik het gewoon zo doen. Terwijl er heus mensen zijn die mij zouden willen helpen.” Aan het eind van het gesprek komt naar voren dat zij waarschijnlijk wel hulp zou vragen als zij zeker wist dat de thuiszorghulp lesbisch zou zijn. “Ja, het lijkt me een goed idee als ze bij de thuiszorg speciaal lesbische vrouwen zouden aannemen die bij lesbische vrouwen ingezet worden. Dat zou voor mij de drempel verlagen om thuiszorg te nemen.” § 5.2 Ervaringen met hulpverlening Op de vraag naar hun ervaringen met de hulpverlening, reageerden vrouwen overwegend positief. De meeste vrouwen melden dat zij geen vervelende ervaringen (meer) hebben met hulpverleners als het gaat om hun seksuele voorkeur. Een vrouw merkt op: “Je moet naar een goede hulpverlener zoeken, net als ieder ander. Het gaat erom dat diegene bij je past.” Sommige vrouwen geven de voorkeur aan een lesbische hulpverlener: “Die heeft bij voorbaat respect voor je en je hoeft minder uit te leggen.” “Ze begrijpt je ‘hobbels’ beter.” “Bij een lesbische hulpverlener voel ik me heel veilig en vertrouwd.” “Het voelt wel anders, het voelt wel lekker als je je niet hoeft te verantwoorden.” Andere vrouwen geven aan dat de hulpverlener zelf niet lesbisch hoeft te zijn: “Maar hij/zij moet wel erkennen dat je lesbisch bent en in een lesbische leefomgeving leeft.” Enkele vrouwen hebben tot slot een voorkeur voor een vrouwelijke hulpverlener. Naast een juiste bejegening is het belangrijk dat vrouwen de zorg krijgen die zij nodig hebben. Daarbij kan het van belang zijn dat vrouwen hulpverleners laten weten dat zij lesbisch zijn. Dit blijkt niet altijd even gemakkelijk: “Ik neem aan dat iedereen wel aan mij kan zien dat ik lesbisch ben. Maar om dan te zeggen: ‘Ik ben lesbisch.’ Dat krijg ik niet over mijn lippen. Ik vind ook dat dat niet altijd ter zake doende is.” Een manier om de seksuele voorkeur van 55+ lesbische vrouwen bespreekbaar te maken, is door er standaard naar te vragen in bijvoorbeeld een intakegesprek. In sommige plaatsen zijn de meeste vrouwen hier beslist voor. “Ja, gelijk aan de orde stellen. Het gebeurt heel soms en dat is heel leuk. Het komt als een verassing.” Een mevrouw stelt voor om het als een gewone vraag stellen. “Zoals bijvoorbeeld de vraag naar religieuze gezindheid: wat is je seksuele geaardheid/gezindheid? Op deze manier is er een opening, ik kan er later op terug komen.” Als seksuele voorkeur opgenomen zou worden als standaard vraag in de hele gezondheidszorg zou dit zorgen voor een “giga revolutie”. In andere groepen zijn de meeste vrouwen wat voorzichtiger: “Ik wil dat liever aan mezelf overlaten. Het gaat om zorg op maat: wat zijn mijn wensen? Ik wil me welkom voelen in een verzorgingshuis. Ik wil een eigen kamer en een goed restaurant.” In één van de groepen is dieper ingegaan op de toegankelijkheid van hulpverlening. Hebben vrouwen het idee dat zij ergens terecht kunnen met vragen over thema’s die samenhangen met hun seksuele geaardheid, zoals seksualiteit? Het bleek dat alle vier de vrouwen uit een groep contact hadden gehad met een psycholoog of maatschappelijk hulpverlener. De klachten die zij hadden, hingen volgens de vrouwen samen met hun seksuele geaardheid. Zij waren uiteindelijk allemaal tevreden met de therapie die zij hebben gehad.
21
§ 5.3 Psychisch welbevinden Uit recent grootschalig onderzoek van Stichting Ondersteboven blijkt dat lesbische en biseksuele vrouwen meer psychosociale klachten rapporteren dan heteroseksuele vrouwen.5 Om een eerste indruk te krijgen van het psychisch welbevinden van 55+ lesbische vrouwen is in de vragenlijst gevraagd of vrouwen wel/geen last hebben van slapeloosheid, eenzaamheid en gevoelens van depressiviteit. 14 van de 63 deelnemende vrouwen melden last te hebben van slapeloosheid, en 4 vrouwen hebben een extra vakje aan de enquête toegevoegd waarin zij aangeven soms last te hebben van slapeloosheid. In totaal lijkt 25% van de deelnemende vrouwen soms tot regelmatig last te hebben van slapeloosheid. 1 op de 3 vrouwen geeft in de vragenlijst aan last te hebben van eenzaamheid (21 van de 63 vrouwen). Sommige vrouwen herkennen zich echter niet in het beeld dat oudere lesbo’s vaker eenzaam zouden zijn dan heterovrouwen. Één vrouw stelt: “Eenzaamheid komt onder de hele bevolking voor en dat ligt aan jezelf. Je moet er allebei op uit en moeite doen om nieuwe mensen te leren kennen of je netwerk te onderhouden. Ik wil niet zeggen dat het lesbische leven altijd makkelijk is, maar dat gevoel aan de rand van de maatschappij te staan, dat heb ik nog nooit gehad!” In de vragenlijst geeft dezelfde vrouw niettemin aan dat zij bij tijd en wijle last heeft van eenzaamheid en dat zij zichzelf regelmatig voorbij rent om maar bezig te blijven. “Om onder de mensen te blijven vereist veel – soms te veel – energie.” Enkele andere vrouwen merken echter op dat het lesbisch zijn wel “een bepaalde eenzaamheid met zich meebrengt omdat je je als lesbische vrouw niet herkend in de heteronorm”. Verschillende vrouwen zeggen dat zij zich in bepaalde periodes eenzaam voelen of eenzaam hebben gevoeld. Een transseksuele vrouw vertelt: “Ik heb altijd die vent moeten spelen en dat valt niet mee. Ik heb heel teruggetrokken geleefd, heel eenzaam. Nu ben ik me meer aan het ontplooien.” Een vrouw die kampt met een chronische ziekte meldt: “De periodes van alleen zijn die ik ervaar, hebben niet perse te maken met lesbisch zijn of ouder worden.” Zij kan zich echter wel eenzaam voelen als zij last heeft van fysieke problemen: “Dan voel ik me echt alleen.” Een andere vrouw voelt zich eenzaam in haar burn out: “Mijn partner is mijn liefde, maar ik heb ook behoefte aan andere contacten.” Een vrouw die zegt redelijk contact te hebben met haar kinderen, merkt op: “Ik heb moeite met de feestdagen, want dan moet alles met familie.” Alleenstaande vrouwen geven vaker aan zich eenzaam te voelen dan de vrouwen met een partner: “Het is wel belangrijk om een partner te hebben. Die op jou terug kan vallen en waar jij op terug kunt vallen. Waarmee je samen dingen kunt doen. Dat heb ik altijd gemist. Ik heb heel mijn leven in feite in eenzaamheid doorgebracht. […] Ik kom meer en meer uit dat isolement nu ik meer sociale contacten heb. Maar er blijft een bepaalde eenzaamheid bestaan. Je bent altijd alleen thuis. Je kan tegen niemand aanpraten als je gefrustreerd bent. Het blijft toch wel een stil huis. Dat valt tegen.” In de vragenlijst melden 15 vrouwen dat zij last hebben van depressieve gevoelens. 3 vrouwen hebben een extra vakje aan de enquête toegevoegd waarin zij aangeven soms last te hebben van gevoelens van depressiviteit. Bijna 30% van de deelnemende vrouwen lijkt zich dus soms tot regelmatig depressief te voelen. Één vrouw vertelt: “Een aantal jaar geleden ben ik weer in therapie geweest. Ik vind mezelf niet goed, ik kan niet goed genieten en ben toch heel gemakkelijk depressief. Ik ben bij een therapeute uit de roze gids terechtgekomen. Ik ben twee, drie jaar in therapie geweest en dat heeft me heel erg goed gedaan. Het heeft me meer het gevoel gegeven van, je mag er zijn. Ik heb nu ook meer het gevoel dat ik zelf instrumenten in handen heb om iets met mijn gedeprimeerdheid te doen.” In drie groepen merken vrouwen op evaring te hebben met (manisch)depressieve partners. Één van hen vertelt: “Ik heb vier partners gehad die manisch-depressief waren. Ik trek het aan, ik
5
http://www.stichtingondersteboven.nl/?page_id=241
22
heb niet in de gaten dat ze ziek zijn. Ik heb het idee dat ze bij mij ontspannen en dat het dan misgaat. Het gaat echt om mensen die psychotisch werden.” § 5.4 Gebruik van verslavende middelen Het is niet mogelijk om uit dit onderzoek iets te concluderen over het gebruik van drank, sigaretten en andere verslavende middelen onder 55+ lesbische vrouwen. In de vier groepen waar alcoholgebruik ter sprake is gekomen, geven een aantal vrouwen aan dat zij per dag wel een fles wijn of een paar stevige borrels drinken of partners hadden gehad die “behoorlijk dronken, tegen het alcoholisme aan”. Eén vrouw vertelt: “Ik heb heel veel gedronken. Ik heb veel verstoppertje gespeeld. Dan heb je kinderen en wat dan? Wat heb ik aan mijn kinderen? Ik zie ze bijna nooit. Ik voel me hartstikke alleen, want ik ben ook alleen. Kinderen zijn niet zaligmakend.” Het drankgebruik onder lesbische vrouwen wordt ook gerelativeerd: “Je ontmoet elkaar in het openbare leven. Roken en drinken hoort erbij. Het is logisch dat je in de café scene vrouwen met een drankprobleem tegenkomt.” Één mevrouw merkt op: “Ik hou wel van een lekker stevige borrel, maar dan wel een goede. Een paar per dag en in het weekend samen een fles wijn bij het eten. Ik heb niet de behoefte om te minderen.” Terwijl we het over verslavingsproblematiek hebben, bedenkt een vrouw zich: “In de 40+ groep waar ik lid van ben zitten elf vrouwen. Acht daarvan zijn aan de antidepressiva en twee zijn afgekickt van de alcohol.” De andere vrouwen zien dit als een aanwijzing dat er iets aan de hand is. § 5.5 Grensoverschrijdend gedrag In vijf groepen bevestigen enkele vrouwen dat zij in hun relatie met een vrouw ervaring hebben met lichamelijke en/of geestelijke mishandeling. Op de suggestie dat sommige mensen het zich moeilijk voor kunnen stellen dat geweld voorkomt in lesbische relaties, reageren vrouwen: “Natuurlijk komt het voor. Het is naïef om te denken dat geweld onder vrouwen niet voor zou komen. Kinderen slaan ook hun ouders en vrouwen slaan ook hun mannen. Dus natuurlijk komt geweld ook voor in lesbische relaties.” In andere plaatsen reageren vrouwen minder uitgesproken. Enkele vrouwen knikken instemmend als één mevrouw opmerkt: “Het gebeurt. Ik heb wel eens een mep gehad.” Sommige vrouwen beschouwen dit echter niet als geweld: “Ik heb mijn vriendin wel eens een tik gegeven en zij mij. Maar geen geweld.” Één vrouw suggereert dat achter de vraag een vooroordeel schuilgaat: “Alsof vrouwen alleen maar zacht zijn. Ammehoela, vrouwen zijn ook mensen die met hun eigen machteloosheid geen raad weten.” Machteloosheid wordt in ook in enkele andere groepen genoemd als bron van grensoverschrijdend gedrag: “Het gaat om situaties waarin je je machteloos voelt en waarin je geleerd hebt om met agressie te reageren op machteloosheid.” Een mevrouw vertelt: “Met haar waren heel vaak machtssituaties aan de orde. Ik had heel vaak het gevoel dat ik niet oké was. Ik had alsmaar het idee, ik krijg de schuld van alles [..] Dat is wel een gevoel, dat zou ik geestelijke mishandeling noemen. Dan voel je de grens naar lichamelijke mishandeling heel dichtbij komen. Het is er nooit van gekomen, maar dat machteloze gevoel van ‘ik zou d’r’.” De vrouwen die ervaring hebben met een manisch-depressieve partner vertellen dat dit vaak gepaard ging met agressie. “Het was in de eerste tijd helemaal niet te herkennen, maar toen we samen een huis hadden gekocht kreeg ze van die woede-uitbarstingen die echt dagen konden duren. Ik had een aantal jaren dat ik helemaal wegzakte en dat ik mezelf niet meer kende. Ze heeft op een gegeven moment mijn dochter lijfelijk aangevallen en toen was het op. Toen ben meteen weggegaan.” Eén vrouw vertelt over het geweld dat plaatsvond binnen de afhankelijkheidsrelatie die zij had met haar dominante partner: “Zij was de eerste in mijn leven die mij een thuis bood, dat was zo’n warm bad, dat, ik vond alles goed. Zolang ik alles deed wat zij wilde, dat was goud. Maar toen ik mijn eigen stem af en toe liet horen, ging het mis. […] Als ik later thuiskwam, was het huis te
23
klein. Zij had gewoon een blinde vlek, dat zei ze ook. Dan kreeg ze die waas voor haar ogen en had ze zo’n ontzettende drift, dan wist ze niet meer wat ze deed. Dan sloeg ze me gewoon bewusteloos. Daarna, als die vlek weg was, ging ze huilen en verzorgde ze mijn wonden. Ik vertelde het tegen niemand, want onze kennissen liepen weg met haar. Maar ik schaamde me dood want ik liep met blauwe plekken enzo. Tot ik het niet meer aankon en dacht, ik stop met het leven. En dan bedoel, als je dan geen familie hebt, waar moet je dan naartoe? Toen heb ik heel veel pillen genomen, en daardoor ben ik eraan ontsnapt. In het ziekenhuis zagen ze dat ik allemaal wonden had. Toen ging het balletje rollen.” Een vrouw merkt op dat zij geen ervaring heeft met lichamelijke mishandeling, maar wel met geestelijk geweld: “In een tijd dat ik zelf heel moeilijk zat, kreeg ik een vriendin waarbij ik het idee had dat die daar wat misbruik van maakte, zeg maar. Daar heb ik me heel ongelukkig bij gevoeld. Ze duwde mij ontzettend naar beneden om zichzelf wat beter te voelen. Heel onplezierig. Maar niks lichamelijk geweld hoor, dat helemaal niet. Maar dat heb ik als heel naar ervaren.” Haar buurvrouw vervolgt dat zij niet echt ervaring heeft met geweld binnen een relatie: “Maar wat ik wel heel moeilijk vond: ik moest ongeveer haar therapeut worden. Ik kreeg steeds maar weer haar verdriet over mij heen. Zij was vroeger misbruikt door haar broer, maar ik zei: ‘Ik heb dat verdriet van jou niet. Ik ben geen therapeut, ik ben je vriendin.’ Niet echte mishandeling hoor, maar daar heb ik heel veel moeite mee gehad. Dat is ook één van de redenen waarom het geen stand heeft gehouden.” Een vrouw die verschillende keren ernstig is bedreigd door haar ex-partner vertelt dat dit niet opeens gebeurt: “Het escaleert door spanningen. Het waren geen psychisch gestoorde mensen en ik weet niet of het iets lesbisch is. Je zit natuurlijk heel dicht op elkaars huid. Het was heel heftig met heel veel ruzies. Er was een enorme aantrekking: fysiek en seksueel was het heel fijn. Het was de grote liefde van mijn leven […] Het ligt heel erg aan hoe ik me vroeger opstelde. Ik was heel fel en dat kan wel wat oproepen bij anderen.” Tegelijkertijd vraagt zij zich af of er een relatie is tussen het geweld en het samenzijn van twee vrouwen: “Denken jullie niet dat als je een relatie met een vrouw begint, je het gevoel hebt dat je elkaar al jaren kent? Dat je zo op elkaars huid gaat zitten, dat kan bijna niet goed gaan. Dat is misschien meer zo bij gelijke seksen. Ik kan me wel voorstellen dat het op een andere manier is dan bij heterostellen. Dat je toch meer teleurgesteld kan raken en dat het vrijen minder wordt. Ik kan me voorstellen dat dit op een andere manier spanningen geeft.” Het dicht op elkaars huid zitten en de symbiose die tussen twee vrouwen kan ontstaan wordt inderdaad herkend door enkele andere vrouwen in de groep. In vrijwel iedere groep hebben enkele vrouwen ervaring met jaloezie in relaties. Een mevrouw legt uit:“Ik ben heel erg naar buiten gericht, ook in het sociale leven. Dat gaf heel veel jaloezie, maar ik weet niet of dit typerend is voor vrouwenrelaties.” Meerdere vrouwen herkennen de opmerking dat relaties verstikkend kunnen zijn. Één vrouw vertelt dat zij om die reden beslist niet wil samenwonen. § 5.6 Seksualiteit Zoals reeds gesteld in de inleiding, rust er een taboe op de seksualiteit van 55+ vrouwen. Enkele vrouwen stellen vast: “Je wordt als oudere vrouw sowieso gezien als een aseksueel wezen, dat geldt niet alleen voor lesbische vrouwen.” In deze paragraaf beschrijf ik wat er tijdens de focusgroepen naar voren is gekomen over de seksualiteit van 55+ lesbische vrouwen. Een vrouw van 73 heeft in haar leven de overgang meegemaakt van het stilzwijgen over naar het bespreekbaar worden van homoseksualiteit: “Met vrouwen, dat ging eigenlijk vanzelf toen ik al vrij jong was, 19 of zoiets. Seksualiteit was echt een ontdekkingsreis voor mij, aanvankelijk. Je deed het wel, maar eigenlijk mocht het niet, het was toch smerig. Wel altijd dat dubbele gevoel: niemand mag het weten, het mag niet gezegd worden. Ook in de relatie sprak je er eigenlijk niet over. Het was zo, het overkwam je. […] Ik denk dat mijn verleden en het ontkennen van
24
homoseksualiteit ook veel invloed heeft op hoe ik seksualiteit nu ervaar. Dat is voor mijn jongere vriendin toch anders en die heeft het wel moeilijk gevonden dat ik nooit toeschietelijk was. Dat zij altijd het initiatief moest nemen, dat ik ook niet zo erg knuffelig was, terwijl ik het heerlijk vind om geknuffeld te worden. Maar ik durf het initiatief niet te nemen. […] Mijn huidige vriendin is zeven jaar jonger en met haar is het toch veel makkelijker rond die seksualiteit. Zij zat meer in de tijd van het moet kunnen. In eerste instantie vond ik dat geweldig, geweldig! Maar naarmate we ouder zijn geworden, ik heb het idee dat het in het begin echt een lichamelijke reactie was, een heel tintelend gebeuren. Nu is het zoiets van, is de situatie zo dat we zeggen…we houden het niet bij, maar we maken er wel een afspraak over.” Verschillende vrouwen geven aan dat seksualiteit voor hen tegenwoordig anders werkt dan toen zij jong waren: “Toen ik heel jong was, dan ben je heel snel en heel fel daarin. Naarmate je ouder wordt, zeker als je de menopauze hebt gehad, dan wordt het veel rustiger en dan is het heel anders. Ik denk er ook helemaal niet meer over na. Op een gegeven moment ontdekte ik, nu is het helemaal anders. Dat realiseerde ik me toen ik een paar jaar in de menopauze zat. Maar in het begin was ik me daar niet van bewust.” Een vrouw vertelt dat haar vijf jaar jongere vriendin “zich er helemaal niks bij kon voorstellen dat ik wat minder verlangen had. Nou ja, toen hebben we een middenweg gezocht.” Met het ouder worden wordt volgens één vrouw de intimiteit groter: “Lichamelijke seksualiteit, dat neemt met het ouder worden wat af. Je hebt het eigenlijk niet meer zo nodig, zeg ik voor mezelf, die liefde die uit zich in heel andere dingen.[…] Het is wat minder vleselijk, meer geestelijk.” Een alleenstaande vrouw stelt: “Het is rustiger, zonder die behoefte.” Een vrouw die een chemokuur heeft ondergaan, merkt op dat seksualiteit hierdoor een ‘wat moeizaam geheel’ is geworden: “Wij hadden een prima relatie, maar door de chemokuren voelt het allemaal niet zo erg prettig meer. Ja, lekker tegen elkaar aanliggen, verder komt het eigenlijk niet. Het voelt niet zo, het is niet zoals vroeger. Ik heb er niet zo’n zin meer in. Voordat ik ziek werd was dat wel zo. Dan probeer je wel wat met hulpmiddelen, maar heel geweldig vind ik dat niet hoor. Maar goed…daar heb ik natuurlijk last van, maar mijn partner ook. Maar wie weet, misschien wordt het nog eens wat.” § 5.7 Behoefte aan zorg op maat Vrouwen willen graag zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen, maar mochten zij in de toekomst iets gaan mankeren, dan gaat hun voorkeur uit naar een homovriendelijke woon- en zorgomgeving: “Ik moet er niet aan denken om in een omgeving verzorgd te worden door heterozusters en heteropatiënten waarin ik niet erkend wordt in mijn lesbisch zijn. Waar ik dingen moet uitleggen. Daar zit ik niet op te wachten. Ik wil ergens wonen waar ik er gewoon kan zijn als lesbische vrouw.” Het zou volgens alle vrouwen goed zijn als homoseksualiteit een aandachtspunt zou zijn van verzorgingsinstellingen: “Het gaat erom dat mensen zich er bewust van zijn dat het bestaat en dat zij er rekening mee houden als er een lesbisch stel komt wonen.” Verschillende vrouwen zien hier een taak weggelegd voor de huidige generatie ouder wordende lesbische vrouwen: “Dat het bewustzijn daar beter wordt, dat is heel belangrijk. Dat is een stuk werk dat wij nu moeten verzetten.” Één vrouw oppert dat goede zorg voor homo’s en lesbo’s opgenomen moet worden als kwaliteitseis aan zorg: “Het huidige keurmerk is een farce, er staat niets over homo’s en lesbo’s op papier.” Maar wat verstaan de vrouwen onder homovriendelijke zorg? Een open benadering van bewoners en respect voor diverse leefstijlen wordt belangrijk gevonden: “Dat ze niet zeggen: ‘Oh, heb je geen kinderen dan?’. Die benadering van hulpverleners moet veel opener. Je hebt ook met andere culturen te maken. Daar kun je niet de Nederlandse, witte heteronorm tegenaan gooien.” Verschillende vrouwen zien het trainen van personeel op diversiteit als een doeltreffend middel om die open benadering te creëren. Daarnaast zou er volgens veel vrouwen binnen alle vormen van onderwijs meer aandacht zou moeten komen voor homoseksualiteit. “Men moet weten dat er
25
verschillende samenlevingsvormen zijn. Ik wil dat het lesbisch zijn geaccepteerd wordt als iets normaals.” Enkele vrouwen merken op dat zij zouden willen dat de staf en de bewoners een afspiegeling zijn van de culturele en seksuele diversiteit die er bestaat onder de algehele bevolking: “Meerdere lesbische vrouwen, dat voelt anders.” Maar: “Alleen het lesbisch zijn zegt niet dat je je bij elkaar thuis voelt.” Sommige vrouwen melden dat zij het vooral ook belangrijk vinden dat zij hun interesses kunnen delen met andere bewoners. “Een paar andere lesbische vrouwen vind ik heel leuk, maar ik wil niet met alleen maar lesbiennes wonen. Je hebt normaal gesproken toch ook heterovriendinnen.” Enkele vrouwen zeggen dat zij het niet prettig om in het ziekenhuis met mannen op één zaal te liggen. Zij geven de voorkeur aan een speciale vrouwenzaal: “Een gemengde zaal zou mijn genezingsproces belemmeren. Heterovrouwen gaan zich bovendien gelijk als hennen gedragen in het gezelschap van mannen.” “Als ik op een gemengde zaal moet liggen, ga ik liever meteen dood.” De trend om in verzorgingstehuizen zogenaamde leefstijlgroepen of belangstellingsgroepen te creëren, spreekt de meeste vrouwen aan. Twee vrouwen die door hun lichamelijke beperking veel ervaring hebben met de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) benadrukken dat er ook binnen de WMO aandacht dient te zijn voor goede zorg aan homo’s en lesbo’s. “De WMO moet zorg dichtbij huis leveren. Via het Persoonsgebonden budget (PGB) kun je zelf zorg inkopen. Tegelijkertijd word je heel erg beknot in het voeren van je eigen regie. Mensen die zorg in natura krijgen, hebben hier helemaal niets over te zeggen. Het lesbische aspect hieraan is dat je gelijkgestemde verzorgenden zoekt. De zorg moet aansluiten bij de behoefte van lesbische klant. Je wilt de regie hebben over je eigen leefomgeving.” Omdat de WMO per gemeente wordt uitgevoerd, is het volgens één mevrouw lastig om de specifieke behoeften van roze ouderen onder de aandacht te brengen. De meerderheid van de vrouwen lijkt het het beste om standaardvoorzieningen als serviceflats, zorghotels en verzorgingstehuizen homovriendelijker te maken. Sinds enkele jaren krijgen homovriendelijke zorginstellingen in Nijmegen het keurmerk ‘De Roze Loper’. Dit vignet voor homovriendelijkheid wordt door vrijwel alle vrouwen gezien als een goed initiatief dat landelijk ingevoerd zou moeten worden. Het Platform Roze 50+ blijkt al bezig te zijn met het opzetten van een landelijke inventarisatie. Maar, zo stellen een aantal vrouwen: “Dat keurmerk moet er ook mooi uitzien. Het moet een stempel zijn waar iedereen blij van wordt en dat iedere instelling wil hebben.” § 5.8 Roze woonvoorzieningen Een kwaliteitseis aan woon- en zorginstellingen is volgens één vrouw echter te vrijblijvend. Zij ziet daarom meer in speciale woonvormen voor homo’s en lesbo’s: “Daar weet ik zeker dat er mensen zijn zoals ik.” Ook enkele andere vrouwen zien wel wat in speciale woonvormen voor roze ouderen. Zij geven aan dat zij het gezellig zouden vinden om samen te wonen met een paar homomannen. Maar een aantal vrouwen merkt op dat er grote verschillen bestaan tussen oudere homoseksuele mannen en lesbische vrouwen als het gaat om hun leefstijl en behoeften: “De subcultuur van homomannen is totaal anders. Wij herkennen ons vaak meer in een heterocultuur dan in de cultuur van homomannen. Zij beleven hun homoseksualiteit totaal anders.” Meerdere vrouwen zijn betrokken geweest bij het woonproject “Een vrolijke oude dag”. Het doel van dit project was om woonvormen te creëren speciaal voor oudere lesbiennes. Er worden verschillende verklaringen gegeven voor het feit dat het project uiteindelijk niet van de grond is gekomen: “Het is volgens mij niet gelukt omdat lesbische vrouwen geen committment willen aangaan of voor een dubbeltje op de eerste rij willen zitten.” “Er werd veel geneuzeld over details. Naar aanleiding van het congres waarop het idee voor een huis voor oudere lesbo’s was geopperd, kregen ze meteen al allerlei vragen. Mag mijn kat ook mee? Alsof het al klaar was!” Een andere vrouw is in later stadium naar een bijeenkomst over het woonproject gegaan om te kijken of het
26
haar aan zou spreken: “Daar werden vragen gesteld over of mannen ook werden toegelaten. Het deed me denken aan de vrouwencamping van 1980. Het principe was dat het alleen voor vrouwen was. Ik denk dat dit één van de redenen is waarom het geblust is. Ik had er in ieder geval geen goed gevoel bij.” Zij vervolgt dat er twee kanten zijn aan roze woonprojecten: “Gaat het om inclusiviteit: opgenomen zijn, erbij horen met eigenheid. Of gaat het om exclusiviteit: ergens aanwezig mogen zijn waar anderen niet aanwezig mogen zijn. Je niet op laten nemen in een groter geheel.” Een woonvorm exclusief voor homo’s wordt door één vrouw als stigmatiserend ervaren. Een andere vrouw heeft moeite met de mogelijke groepsdruk. Voor vrijwel alle vrouwen biedt een woongroep te weinig privacy. Maar bij elkaar in de buurt wonen als 55+ lesbische vrouwen wordt door veel vrouwen gezien als een uitkomst. Op die manier hebben vrouwen een netwerk om op terug te vallen als zij behoefte hebben aan hulp of gezelligheid. Enkele
vrouwen
benadrukken
in
de
eerste
plaats
de
behoefte
aan
betaalbare
woonvoorzieningen voor ouderen, met name voor oudere lesbische vrouwen: “Er zijn in onze leeftijdsgroep veel lesbische vrouwen die toch op een laag inkomen zitten en die niet in staat om een appartementje te huren. Ik denk dat daar niet in voorzien is.” § 5.9 Behoefte aan informatie Tot slot willen vrouwen graag weten welke zorginstellingen homovriendelijk zijn en welke woonprojecten openstaan voor roze ouderen: “Ik wil graag een centrale website met veel informatie voor oudere lesbo’s. Toegankelijke informatie over wat er op internet te vinden is over zorginstellingen en wooninitiatieven en ook over wat er te doen is. Zo worden de initiatieven die er zijn, toegankelijker.” In verschillende groepen wordt het idee van de ‘roze makelaar’ geopperd. Een vrouw legt uit: “Dit is iemand, bijvoorbeeld van de gemeente of een vrijwilliger, die een overzicht heeft van waar je elkaar kunt ontmoeten en van woonvormen enzo. Die weet: dit is er. En die ook kan bemiddelen over zorg op maat.” § 5.10 Conclusie De meeste 55+ lesbische vrouwen voelen zich nu gezond en ervaren het ouder worden als iets dat erbij hoort, met zijn positieve en negatieve kanten. Over het algemeen hebben vrouwen redelijk goede ervaringen met de hulpverlening, maar zij vinden het vaak moeilijk om om hulp te vragen. 1 op de 3 vrouwen zegt last te hebben van gevoelens van eenzaamheid en bijna eenderde van de vrouwen voelt zich soms tot regelmatig depressief. Alleenstaand zijn en een slechte gezondheid lijken risicofactoren als het gaat om het psychisch welzijn van 55+ lesbische vrouwen. Dit onderzoek bevestigt dat geweld ook voorkomt binnen lesbische relaties en dat seksualiteit verandert naarmate vrouwen ouder worden. Veel vrouwen zijn bezorgd over de homovriendelijkheid van zorginstellingen en zij moeten er vaak niet aan denken om ergens als enige lesbische vrouw te wonen. Homoseksualiteit zou volgens alle vrouwen een aandachtspunt moeten zijn binnen zorg- en welzijnsorganisaties en binnen de WMO. Sommige vrouwen zijn van mening dat hulpverleners in intakegesprekken standaard zouden moeten vragen naar iemands seksuele voorkeur. De meeste vrouwen vinden het echter vooral belangrijk dat de algemene houding van professionals in de zorg- en welzijnsinstellingen opener wordt. Het toekennen van een keurmerk aan homovriendelijke zorginstellingen wordt in het algemeen toegejuicht. Enkele vrouwen hebben behoefte aan speciale woonvormen voor roze ouderen, maar een ruime meerderheid van de vrouwen wil het liefst dat standaardvoorzieningen homovriendelijker worden. Tot slot vinden vrouwen het belangrijk dat er een website komt speciaal voor 55+ lesbische vrouwen waarop zij informatie kunnen vinden over homovriendelijke zorginstellingen, roze wooninitiatieven en activiteiten voor oudere lesbiennes.
27
6. Specifiek lesbisch Zijn de behoeften die 55+ lesbische vrouwen hebben op het gebied van zorg en welzijn specifiek voor lesbische vrouwen, of zijn zij algemener van aard? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, geef ik in paragraaf 6.1 een beeld van hoe diverse ouder wordende lesbiennes hun voorkeur voor vrouwen ervaren. In paragraaf 6.2 ga ik nader in op enkele specifieke knelpunten die lesbische vrouwen kunnen ervaren omdat zij afwijken van de heersende heteronorm. Vervolgens bespreek ik in paragraaf 6.3 wat er volgens hen kenmerkend is voor lesbische vrouwen. In paragraaf 6.4. komt het verschil met de voorgaande generatie homoseksuele ouderen ter sprake. De zichtbaarheid van 55+ lesbische vrouwen vormt het onderwerp van paragraaf 6.5. De openheid van vrouwen over hun seksuele voorkeur houdt verband met de maatschappelijke acceptatie van homoseksualiteit, die ik in paragraaf 6.6 beschrijf. In paragraaf 6.7 wordt de behoefte aan een ambtenaar met een roze portefeuille uitgewerkt. Tot slot besluit ik in paragraaf 6.8 met welke specifieke behoeften van 55+ lesbische vrouwen gemeenten en zorg– en welzijnsorganisaties rekening dienen te houden. § 6.1 Persoonlijke ervaring van lesbische identiteit Vrouwen ervaren hun seksuele voorkeur voor vrouwen heel verschillend. Een aantal vrouwen merkt op dat zij al van jongs af aan een voorliefde voor vrouwen hebben: “Ik ben lesbisch geboren zeg ik altijd maar. Ik heb niet eerst heteroverleden gehad, zoals je tegenwoordig vaak hoort. Ik wist het al op de kleuterschool. Ik wist toen nog niet wat homo of lesbisch was, maar als ik terugredeneer kan ik het wel allemaal terugleiden. Het was voor mij zo duidelijk.” “Ik wist op mijn achtste dat ik een pot was en heb daardoor vanaf mijn achtste tamelijke eenzaamheid ervaren. Met name omdat je niet voldoet aan de heteronorm. Ik denk dat dat iets specifieks is voor deze groep 55+ vrouwen. Ik kon vroeger als lesbo onder de 21 niet terecht bij het COC. Je moest je legitimeren om binnen te komen.” Voor veel vrouwen duurde het echter even voor zij hun eerste relatie kregen met een vrouw: “Ik wist van jongs af aan heel zeker dat ik geen heer aan mijn zijde wilde, maar had ontzettende tegenwerking. Nou ja ‘tegenwerking’; van huis uit zagen ze daar niet zo heel veel in. Het heeft vrij lang geduurd voor ik dacht, daar ga ik helemaal aan meedoen. […] Ik kom oorspronkelijk uit het Westen. Hier in Nijmegen is het wel veranderd, misschien omdat de sfeer hier toch vrij open is. Toen ik 34-35 was, heb ik voor het eerst een relatie gehad met een vriendin. We hebben een jaar of 3 samengewoond. Rond mijn 40e stortte het toch wel even in vanuit de angst: mag het allemaal wel. Toen heb ik vrij veel therapieën gehad. Maar goed, sinds die tijd vind ik het een prima leven het lesbische leven, daar kan ik me zeer plezierig in voelen.” Sommige vrouwen lijken hun liefde voor vrouwen voornamelijk te beschouwen als een ‘handicap’ waarmee zij hebben moeten leren leven: “Ik ben toch de smet op het witte tafellaken. Omdat ik lesbisch ben natuurlijk. Ik heb het ook nooit uitgesproken tegen mijn familie. Toen ik 12 was er een programma op tv. Ik weet het nog zo goed. Mijn vader zei: “ze moeten die lui allemaal op een schip zetten en dan midden op de Noordzee een bom erop afschieten”. Toen dacht: ik moet het hier nooit vertellen.” Een vrouw van 74 bevindt zich op het snijvlak van twee generaties en heeft bewust de omslag meegemaakt van het stilzwijgen van homoseksualiteit naar openheid: “Ik heb altijd gedacht, het lesbisch zijn is een soort handicap en je leert ermee te leven. Maar van feministen die lesbisch werden heb ik geleerd: het is een keus om zo te leven, en je kan er ook trots op zijn. Dat was heel erg leuk.” Enkele vrouwen zijn van mening dat hun leefstijl hen juist veel kansen heeft gegeven: “Als ik niet lesbisch was geweest, was het leven heel saai geweest. Ik heb ervan genoten om in de jaren ’70 en ’80 heel actief lesbisch te zijn en daardoor voor dingen gevraagd te worden. Dan moest er bijvoorbeeld weer een demonstratie georganiseerd worden. Ik ben gevraagd voor het PvdA bestuur alleen maar omdat ik lesbisch ben. Bestuur, boegbeeld, rolmodel. Ik denk dat dat
28
heel lang is doorgegaan. Er moet niet alleen maar een vrouw bij, maar homoseksualiteit moet er ook in. Ik heb het leuk gevonden. Ik denk dat het voor een grote groep vrouwen heel leuk is geweest. We hebben van alles opgezet, zonder subsidie. In het vrouwenhuis mochten echt geen mannen komen. Dat was heel leuk, maar ik moet er nu niet meer aan denken.” De overgang van hetero naar lesbisch wordt door veel vrouwen die getrouwd zijn geweest met een man als moeilijk ervaren: “Het is een periode van afscheid nemen en een hectische tijd. De kinderen zijn vaak niet blij, want hun vader wordt in de steek gelaten. Zij raken vaak het ouderlijk huis kwijt. En jij zelf ook.” Een vrouw die eind jaren ‘80 uitkwam voor haar lesbische gevoelens, lijkt hier relatief weinig moeite te hebben gehad: “Toen ik verliefd werd op een vrouw nadat ik getrouwd was geweest, kon ik het wel van de daken schreeuwen. Mijn familie, kennissen en op mijn werk. Ik heb wel eens gedacht: zou het komen omdat ik er zo gemakkelijk mee omga? De enige reactie die ik kreeg was: “Goh, je ziet er helemaal niet lesbisch uit”.” Iemand vertelt dat vrouwen die pas op latere leeftijd hun coming out hebben gehad, soms ook hun netwerk en hun maatschappelijke functie als vrouw-van kwijt raken. Toch wordt de omslag veelal als een vooruitgang gezien. “Ik ben nu trouw aan mezelf en heb minder psychische problemen dan in mijn heterorelatie.” Op de vraag wat vrouwen als prettig of onprettig ervaren aan hun seksuele identiteit en leefstijl, kwamen zeer diverse antwoorden. Enkele positieve aspecten van hun leefstijl die vrouwen hebben benoemd in de vragenlijst zijn: “Het past bij me. Dit ben ik!” “Ik voel me onafhankelijk, sterk!” “Ik ervaar een grotere vrijheid, alles ligt niet zoveel vast.” “Het lesbisch zijn gaf mij juist de kracht tegen de stroom in te zwemmen waardoor ik als mens kon groeien en mezelf ontwikkelen tot de persoon die ik nu ben.” “Het feit dat ik mijn positie heb moeten bevechten heeft me ook meer inzicht gegeven in andere groepen ‘buitenstaanders’. Ik ben een ruimdenkend mens.” “Het goede leven, in mijn geval als lesbische vrouw, hangt wat mij betreft onder meer samen met de mate van zelfacceptatie, openheid en communicatie naar mensen in je netwerk, je werk, familie en vriendenkring.” Daar tegenover staan enkele aspecten die vrouwen als onprettig ervaren aan hun lesbische seksualiteit en leefstijl: “De media gaan uit van een heterowereld. Ik voel mij niet altijd begrepen omdat de norm over het algemeen mannetje/vrouwtje is.” “Toen ik jonger was, leidde ik een lesbischer leven dan nu. Toen zag ik meer lesbische vriendinnen; er viel ook meer uit te gaan. Het was spannender en vooral ook zichtbaarder, denk ik. Dat mis ik wel eens tegenwoordig. Ik voel me als lesbische vrouw nogal onzichtbaar.” “Minder prettig is de moeite die het kan kosten om gelijkgestemde leeftijdgenoten in mijn vriendinnen/woonomgeving te ontmoeten. In die zin kan ik wel eens last hebben van een gevoel van eenzaamheid.” “Ik ben bang om alleen te blijven” “Ik ben sinds 18 jaar gehandicapt, daardoor rolstoelgebonden. Ik vind het soms lastig, omdat ik blijkbaar de enige ben.” “Sinds 4 jaar woon ik in een 50+ woongroep. Ik ben hier de enige lesbo en dit ervaar ik als eenzaam. Ik spreek een andere taal, lijkt wel.” § 6.2 Heteronorm In eerste instantie is in vrijwel iedere groep kritiek geuit op de suggestie dat lesbische vrouwen gemiddeld meer zouden roken en drinken en meer psychische problemen zouden hebben dan heterovrouwen. Naarmate het gesprek vorderde, kwamen echter thema’s naar voren die erop duidden dat lesbische vrouwen wel degelijk specifieke knelpunten kunnen ervaren die mogelijk
29
psychische problemen veroorzaken of versterken. Lesbische vrouwen vormen namelijk een minderheid in een heteronormatieve samenleving. In deze paragraaf bespreek ik hoe de geldende heteronorm volgens vrouwen van invloed kan zijn op het welbevinden van 55+ lesbische vrouwen. Een vrouw vertelt dat het lesbisch zijn van invloed is in iedere levensfase: “Je bent jong, je hebt je coming out en je denkt ‘Wow, hier ben ik dan!’. Je treedt toe tot de lesbische wereld en het gaat goed. Maar een paar jaar later is je omgeving weer iets veranderd, je staat zelf ook in een andere levensfase, je hebt misschien je eerste relatie achter de rug en je wordt weer even terug geworpen op jezelf. Je wilt bijvoorbeeld carrière maken. Carrière maken doe je met je competenties, maar ook met wie je bent. Dat doe je met heel je persoon. En gekend worden is daar heel belangrijk bij. […] Niet overdreven, maar gewoon dat het helder is. Wat je ziet in de homo- en lesbowereld is dat dat in veel mindere mate gebeurd. En dat problemen die mensen thuis hebben, veel meer ingeslikt worden.” In verschillende groepen merken vrouwen op dat eenzaamheid onder lesbische vrouwen in sommige opzichten anders is als eenzaamheid onder hetero’s: “Er is toch een heteronorm. En wij zijn lesbisch. Er zijn veel situaties en momenten dat je leven er anders uitziet. Dat kan eenzaamheidsgevoelens oproepen. Denk hierbij aan rituelen. Als een jong heterostel gaat trouwen, dan is iedereen blij en zijn de ouders trots. Toen ik voor het eerst met mijn vriendin mee naar huis ging, werd ik door mijn schoonmoeder geen blik waardig gegund.” Een aantal vrouwen merkt op dat zij zich niet herkennen in de traditionele rolverdeling tussen man en vrouw en gerelateerde gespreksthema’s: “Ik zou willen dat het rollenpatroon wat opgerekt wordt en dat er in formulieren ook staat: heeft u een mannelijke of een vrouwelijke partner?” “Veel debatten over de emancipatie van vrouwen gaan over de combinatie werk/zorg en ‘hoe krijg ik mijn man aan de afwas?’ Daar kan ik niet zoveel mee.” Een vrouw vertelt dat zij vaak niet bij haar netwerk terecht kan met lesbisch-specifieke ervaringen: “Ik ben een heel toegankelijk mens en er zijn gewoon vriendelijke vrouwen waar ik mee optrek. Maar als ik wil vertellen dat ik naar een lesbisch debat ben geweest, dan gaat meteen de deur dicht. Dat is hun leefding niet. Dan ben je toch weer een buitenbeentje.” Een vrouw concludeert: “Het zijn allemaal dingen waar je overheen kunt komen, maar het vergt altijd energie en het vergt een soort kracht om ergens voor te gaan staan, die je niet hoeft te hebben als je tot de heteromeerderheid behoort. Je wordt dan gestut en gesteund door de norm. Als lesbische vrouw word je minder gesteund. Het heeft verschillende kanten. Het is een verworvenheid die je de kans geeft je leven wat meer zelf in te vullen. Maar het heeft ook negatieve kanten. Zo zijn er verschillende ervaringen. Dat hoort bij het feit dat je niet bij de norm aansluit.” § 6.3 Lesbische cultuur Een specifiek aspect van het lesbisch zijn is volgens vrouwen ook dat het niet vanzelfsprekend is. Als zij openlijk lesbisch willen leven, moeten vrouwen op een bepaald moment uitkomen voor hun seksuele identiteit. Eén vrouw meldt: “Ze zien zelden dat we een lesbo stel zijn. Ze denken vaak dat we zussen zijn of vriendinnen. Je moet het altijd zeggen.” Haar buurvrouw vertelt dat zij het idee heeft dat haar relatie vaak niet op waarde wordt geschat: “We hebben al een paar keer de reactie gehad: “Wat lief.” Het is goedbedoeld, maar ik krijg er soms dubbele gevoelens bij. We worden net niet helemaal serieus genomen.” De behoefte om als lesbisch stel te vertellen dat je samen bent, lijkt soms te stuiten op onbegrip “zelfs van leuke, progressieve hetero’s.” “Dat je het perse moet zeggen, dat vinden ze toch wel erg vergezocht.” Een vrouw vult aan: “Ze zeggen dat het een teken van integratie is, dat dat vertellen niet meer nodig is.” “Dat is niet waar”, stelt een andere vrouw. Zij vervolgt: “Het wordt geaccepteerd dat je samenwoont met een vrouw. Acceptatie, dat is het. “Het maakt niet uit,” wordt er gezegd. Maar het maakt wel uit.” Erkenning van de waarde van lesbische relaties en het specifieke van lesbische vrouwen wordt door veel vrouwen belangrijk gevonden. Zij vinden het echter moeilijk om het verschil te
30
benoemen: “Het is een stukje dat ik in heterogezelschap kan uitleggen, maar ik kan het niet delen. Er is een stuk van mij onzichtbaar in heterogezelschap. In lesbisch gezelschap is het lesbisch zijn vanzelfsprekend en kan ik een laag dieper gaan. Het is vertrouwelijker, eigen.” Maar wat is dat ‘eigene’ van lesbische vrouwen? Een vrouw suggereert: “De manier waarop we grapjes met elkaar kunnen
maken.
Een
gemeenschappelijk
stukje
taal.
Als
ik
een
grapje
maak
in
een
heterogezelschap, dan snapt alleen mijn partner het.” Zij kan geen voorbeeld geven van zo’n grapje, maar besluit wel: “De cultuur, dat is het. Dit heeft te maken met onze cultuur. Het is humor, taal, een blik van verstandhouding, de spanning die er ook wel kan zijn.” Er ontstaat een opgetogen stemming in de groep. Een vrouw vult aan: “Soms kom je iemand tegen op straat en je weet ‘wij weten iets van elkaar’. Een blik van verstandhouding. Enig!” Het samenzijn met andere lesbische vrouwen wordt door veel vrouwen prettig gevonden. Een vrouw vertelt: “Ik vind het fijn om onder ons te zijn. Dat je elkaar beet kunt pakken en dat je niet op hoeft te letten.” Een andere vrouw merkt op: “Er is een gemeenschappelijk iets, ook al ben je heel verschillend. Ook wij hier, wij zijn allemaal lesbisch. Dat bedoel ik ook met onder ons, dat vind ik gezellig.” § 6.4 Generatieverschil In alle groepen zien de vrouwen een groot verschil tussen hun eigen generatie lesbische vrouwen (die nu tussen de 55 en 70 jaar zijn) en oudere homoseksuelen. Een vrouw stelt: “Dit is echt een andere generatie. Deze generatie is in de jaren ’60 groot geworden. Naar buiten toe, nogal strijdlustig. Dat heeft ons ook heel erg gevormd. Dat is anders voor de generatie die voor of tijdens de oorlog geboren werd en alles verborgen moest houden. De woonomstandigheden waren bijvoorbeeld al heel anders.” Een andere vrouw vult aan: "Er werd toen minder gepraat over gevoelens. Onze ouders praatten ook niet over gevoelens. […] Wij zijn grootgebracht met abortus en baas in eigen buik. Je krijgt altijd wel iets mee van de openheid en strijdbaarheid.” Het kunnen uitkomen voor je seksuele geaardheid wordt genoemd als een kenmerk van de nu ouder wordende homoseksuele mannen en vrouwen. Een vrouw merkt op: “Ik denk dat wij het aan onze boers, zussen en ouders hebben kunnen vertellen. De generatie voor ons niet. Het is wel moeilijk geweest. Het is ongeveer het moeilijkste geweest wat ik in mijn leven heb gedaan. Maar ik heb het wel verteld.” Homoseksualiteit werd in de jaren ’70 en ’80 ook steeds meer maatschappelijk geaccepteerd: “Mijn broer moest de deur uit toen hij vertelde dat hij homo was. Wij hadden thuis een winkel en dat kon niet voor de klanten. Toen ik twintig jaar later vertelde dat ik lesbisch was, kon het wel.” § 6.5 Zichtbaarheid De huidige generatie 55+ lesbische vrouwen leeft een zichtbaarder lesbisch leven dan voorgaande generaties. Desondanks zijn (ouder wordende) lesbiennes nog steeds vrijwel onzichtbaar.
In
iedere groep klinkt dan ook de roep om meer zichtbaarheid van lesbiennes en meer lesbische rolmodellen. Vooral in algemene tijdschriften, boeken en tentoonstellingen zou er volgens vrouwen meer aandacht moeten worden besteed aan 55+ lesbische vrouwen en thema’s die voor hen interessant zijn. Enkele vrouwen opperen dat er ook meer zichtbaar lesbisch op tv zou moeten komen: “Doe het ook eens via amusement, zoals in de serie Hertenkamp. Op deze manier is het voor iedereen zichtbaar. De positieve insteek doet de zaak denk ik heel goed.” Het is echter moeilijk te peilen in hoeverre vrouwen zelf zichtbaar zijn en openlijk uitkomen voor hun lesbische identiteit. In principe zijn alle vrouwen die ik gesproken heb open over hun gevoelens voor vrouwen tegenover familie en vrienden. Volgens veel vrouwen ligt het voor een belangrijk deel aan de persoon zelf hoe open iemand is en hoe de omgeving hierop reageert. Zij benadrukken dat je het lesbisch zijn moet ‘communiceren’: “Het wordt geaccepteerd als je ‘gewoon’ doet. Als je er open en duidelijk over bent.” Verschillende vrouwen vertellen dat ook hun buren en kennissen op de hoogte zijn van hun leefstijl en dat zij op dit moment weinig tot geen
31
problemen ervaren: “Ik ga er zelf heel makkelijk mee om. Als het maar even belangrijk is, geef ik aan dat ik lesbisch ben. Maar ik zeg het niet als het ook niet belangrijk is als ik hetero ben.” Vrijwel alle vrouwen geven echter aan dat het altijd aftasten is of je uit kunt komen voor je lesbische identiteit: “Je moet eerst een plekje veroveren en dan kijken of het vertrouwd genoeg is om er voor uit te komen.” “Je hebt altijd extra voelhorentjes uitstaan: “Hoe valt het?”. Het altijd oppassen en op je hoede zijn kost veel energie en stress. Dat kan psychische problemen veroorzaken. Je moet toch uitkijken en daardoor loop je wellicht contacten mis.” Vooral binnen heteroclubs met oudere leden zijn veel vrouwen geneigd om hun seksuele voorkeur in het midden te laten: “Ik doe vrijwilligerswerk en als de mensen mij vragen, en, heb je kinderen (als je 60 bent geweest dien je kinderen te hebben en kleinkinderen en die heb ik dan niet), ik ga dan niet uitleggen hoe en wat.” Een vrouw die al enkele jaren getrouwd is met haar vrouwelijke partner vertelt: “Ik voel wel een bepaalde nieuwsgierigheid en mensen vragen ook aan me: “Heb je een partner?” Maar tot nu toe heb ik het in het midden gelaten. Ik voel de schroom om voor mijn geaardheid uit te komen. Je weet niet hoe iedereen erover denkt. Misschien schrikken ze er wel van.” Van alle docenten die ik heb gesproken zijn de collega’s op de hoogte van hun lesbische leefstijl. Zij zullen het echter niet snel tegen leerlingen vertellen: “Ik hou van lesgeven, maar ik heb altijd goed opgelet. Ik hou er niet van dat ze me daarom zouden pesten.” “Iedereen heeft zijn eigen grenzen. Ik ben al jaren out of the closet en heel open. Ik werk veel met moslims en ze weten allemaal dat ik lesbisch ben. Maar ik zeg het niet tegen mijn leerlingen. Tijdens de identiteitsprojecten die ik organiseer weten ze binnen vijf minuten mijn religieuze achtergrond, maar ik vertel niet dat ik lesbisch ben. Dat is iets heel persoonlijk. Misschien omdat ik mijn identiteit als gelovige al zestig jaar heb, en mijn identiteit als lesbo pas 40 jaar. Dat vind ik eng, dat is mijn angst.” Hoe open vrouwen zijn over hun seksuele voorkeur hangt ook af van hoe zij ervaren dat hun omgeving aankijkt tegen lesbische vrouwen. Een vrouw vertelt: “In het ene dorp was ik heel bekend als lesbo, nu woon ik in ander dorp en heb ik het gevoel dat ik weer in de kast moet. Bijvoorbeeld de buurvrouw, daar had ik meteen goed contact mee, die had zoiets van: hou je maar gedeisd. In het vorige dorp deden ze niet zo moeilijk en had ik er zelf ook helemaal geen moeite mee.” Een andere vrouw merkt op: “In het verleden was het lesbisch zijn geen probleem. Wie mij kende, wist het ook van mij. Maar de laatste tijd is het weer anders.” Waarom zij denkt dat het de laatste tijd anders is, is helaas niet duidelijk geworden. De vraag is wanneer lesbische vrouwen zich voldoende veilig voelen om uit te komen voor hun seksuele voorkeur. Daarbij lijkt er een verschil te bestaan tussen het aangeven dat je lesbisch bent en het uiten van je lesbische leefstijl in het openbaar. Sommige vrouwen lopen gearmd met hun partner, maar hand in hand lopen is zeer ongebruikelijk. Een mevrouw vertelt dat zij ooit deel heeft genomen aan een werkgroep lesbische subcultuur waarin ze met elkaar af hadden afgesproken hoe ze met elkaar zouden omgaan. De subtiele blikken en aanrakingen gingen ze uitvoeren onder de massa: “Het was heel bijzonder. Mensen merkten het op en we hebben er goede reacties op gekregen.” Enkele vrouwen zijn publiekelijk naar buiten gekomen als lesbo door bijvoorbeeld samen met hun partner op tv te verschijnen of een dansoptreden te verzorgen. Ook zij kregen hele positieve reacties: “De verbinding tussen mij en mijn partner raakte anderen. Onze openheid bracht golven mee in allerlei andere kringen.” Vrouwen hebben behoefte aan een veilige situatie op straat en op hun werk waarin zij niet bang hoeven te zijn om aangevallen of nageroepen te worden vanwege hun seksuele voorkeur. Slechts enkele vrouwen melden dat zij zelf zoiets hebben meegemaakt. Naar aanleiding van haar werk voor lesbische vrouwen werd een vrouw begin jaren ’90 bedreigd. Dit was heel vervelend en zij heeft hier ook last van gehad: “Ik ben nu toch erg voorzichtig. Ik verzwijg het lesbisch zijn niet, maar zal niet meer zomaar iets publiceren.” Een vrouw uit een kleine provincieplaats merkt op dat
32
zij zich onveiliger voelt op straat als homoseksuelen negatief in het nieuws komen. Zij stelt dat zij zich onveilig voelt als oudere vrouw, maar het lesbisch zijn lijkt ook een grote rol te spelen: “Nu is die parade weer geweest en vervolgens zijn er weer allerhande negatieve toestanden over alles wat homofiel of lesbisch is. Dan krijg ik toch als ik buiten ben of in den vreemde, iets unheimisch over me.” De meeste vrouwen verwachten echter dat lesbische vrouwen niet zo vaak te maken krijgen met agressie in de openbare ruimte omdat zij niet direct zichtbaar zijn als lesbienne: “Ik loop niet met een bordje op”. Het lijkt erop dat de vrouwen zich bij voorbaat wapenen tegen mogelijke negatieve reacties door niet hand in hand, maar eerder gearmd te lopen met hun partner en elkaar geen al te opzichtige zoen te geven in het openbaar. Verschillende vrouwen suggereren dat zij (ongemerkt) aangepast gedrag gaan vertonen uit angst voor reacties van buitenstaanders: “Binnen de heterowereld en met name buiten op straat ga je toch enigszins aangepast gedrag vertonen. Je kunt dus niet helemaal jezelf zijn. En dat alleen om maar te voorkomen dat je een mes tussen je ribben krijgt of scheldwoorden naar je hoofd. Beide is me overigens nog nooit overkomen.” § 6.6 Maatschappelijke acceptatie Hoe 55+ lesbische vrouwen de huidige maatschappelijke acceptatie van homoseksualiteit ervaren, lijkt vrijwel geen verband te houden met waar vrouwen vandaan komen. Enkele vrouwen die in een dorp wonen, denken dat de sociale controle daar groter is dan in de stad en dat homoseksualiteit minder geaccepteerd wordt: “Ik woon in een dorp en je merkt toch wel dat mensen denken van, dat zijn die twee vrouwen. Dit speelt bij mij al sinds 1980, sinds dan heb ik een relatie. Maar bij sommige mensen blijf je dat toch voelen. Ik streef ernaar om het voor oudere vrouwen makkelijker te maken. Zelf zit ik er niet zo mee, ik haal mijn schouders erover op. Maar voor veel vrouwen is het moeilijk. Daar wil ik iets mee doen. Ik wil de acceptatie vergroten.” Een andere vrouw stelt: “Van de discriminatie die ik ervoer toen ik met mijn vrouw in een dorp ging wonen heb ik geleerd dat je wel lesbisch mag zijn, maar het niet mag tonen. Daar heb ik me niets van aangetrokken.” Een vrouw die in een dorp aan de andere kant van het land woont, merkt echter op dat zij volkomen geaccepteerd wordt als lesbische vrouw. Volgens een aantal vrouwen uit de Randstad is de tolerantie van homoseksualiteit buiten de eigen kring afgenomen ten opzichte van tien jaar geleden. Een vrouw vertelt: “Ik ben altijd openlijk lesbisch geweest, maar de afgelopen jaren heb ik meer shit naar mijn hoofd gekregen dan in al die jaren ervoor, ook als ik alleen loop. Ik vind zelf dat ik er redelijk vrouwelijk uitzie, maar blijkbaar straal ik iets lesbisch uit. Er is een tijd geweest dat dit niet zo was, dat er meer blijheid op straat was.” Een paar vrouwen hebben het idee dat je als lesbische vrouw “in bepaalde wijken beter niet kunt wonen.” “Als je in een wijk met veel allochtonen woont, dan is homoseksualiteit onbespreekbaar. Ik heb 14 jaar in een hele allochtone wijk gewoond. Anno 2005 werden de kinderen naar binnen gehaald op het moment dat mijn partner en ik naar buiten kwamen.” Twee andere vrouwen hebben daarentegen positieve ervaringen met het wonen in een multiculturele wijk als de Bijlmer. Een kleine groep vrouwen merkt op dat er sprake lijkt te zijn van een algehele verharding van de maatschappij. De tolerantie van minderheden is volgens hen in het algemeen afgenomen, niet
alleen
tegenover
homoseksuelen.
“Er
is
meer
agressie
en
die
slaat
terug
op
minderheidsgroepen.” ““Homo” wordt nu vaak gebruikt als scheldwoord.” Een vrouw die in Hoger Beroeps Onderwijs werkt, geeft aan dat zij al meerdere keren anonieme reacties in haar postvak heeft gekregen, zoals: homoseksuelen moeten van een flat gegooid worden; homoseksuelen zijn minder dan varkens. “Maar ik maak me
vooral zorgen over de intolerantie tegenover
homoseksualiteit van Nederlandse studenten met een Christelijke achtergrond, die een sociale studie doen.”
33
Een vrouw meldt dat het klimaat rondom homoseksualiteit ook in de krant en in columns in negatieve zin is veranderd: “Er kunnen nu dingen gezegd worden die eerst niet meer konden.” Zij geeft het voorbeeld van de recente briefwisseling tussen Naema Tahir en Andreas Kinneging in de Volkskrant over de positie van mannen en vrouwen in de huidige Nederlandse samenleving. “Ze hebben het over de enige echte liefde tussen man en vrouw. Hun visies zijn te vergelijken met wat een psychiater 20 jaar geleden tegen mij heeft gezegd over de pseudo-liefde die ik zou hebben met mijn vriendin.” Dat columnisten tegenwoordig de vrijheid hebben om zich conservatief uit te laten over homoseksualiteit wordt door vrouwen als een probleem ervaren: “De beelden met hoe je op straat benaderd wordt, hangen samen met theorievorming.” § 6.7 Roze portefeuille Uit de verhalen van vrouwen komt naar voren dat veel gemeenten zich niet bewust zijn van de behoeften van homoseksuele ouderen: “10 jaar geleden heb ik samen met een gemeenteraadslid en het COC een rapportage aangeboden aan de gemeenteraad over roze ouderen. Maar we kregen geen poot aan de grond. ‘Ze zijn hier niet’, was de reactie.” Ook uit een recent gesprek blijkt onwetendheid: “De wethouder was verbaasd dat er in onze stad net zoveel holebi’s wonen als allochtonen. Maar wij zijn zelfstandiger. Zij zijn zich niet bewust van feit dat holebi’s problemen hebben.” Bij iedere overheid zou er volgens verschillende vrouwen iemand moeten zijn die de homobelangen in de gaten houdt: “Het lijkt me goed als er een roze portefeuille komt. Dat er iemand bij de gemeente is die specifiek aandacht heeft homoseksuele inwoners.” Eén vrouw stelt zelfs voor om homoseksuele mannen en lesbische vrouwen voortaan positief te discrimineren als het gaat om politieke functies: “Op die manier zijn zij zichtbaar en kunnen zij direct opkomen voor de belangen van homoseksuele mensen.” § 6.8 Conclusie De behoeften die 55+ lesbische vrouwen ervaren op het gebied van zorg en welzijn, hangen in belangrijke mate samen het ouder worden en het vrouw zijn. Daarbij blijkt uit het onderzoek dat ouder wordende lesbiennes niet alleen zeer diverse achtergronden hebben, maar dat zij hun seksuele identiteit en leefstijl ook heel verschillend ervaren. De overeenkomst tussen alle vrouwen is echter dat zij als lesbienne afwijken van de heteronorm. Sommige vrouwen beschouwen dit voornamelijk als een zegen, want het heeft hen de mogelijkheid gegeven om hun leven op hun eigen manier in te richten. Het zich niet kunnen herkennen in de heteronorm en de bijbehorende rollenpatronen, kan niettemin leiden tot minderheidsstress. Het innemen van een afwijkende positie kan gevoelens van eenzaamheid oproepen en het vereist op sommige momenten energie die je niet nodig hebt als je tot de meerderheid behoort. Het lesbisch zijn is niet vanzelfsprekend, (ouder wordende) lesbische vrouwen zijn vrijwel onzichtbaar, en het blijft voor veel 55+ lesbische vrouwen aftasten of zij in het openbaar en tegenover nieuwe contacten wel of niet uit kunnen komen voor hun seksuele voorkeur. We mogen daarom uit dit verkennende onderzoek concluderen dat 55+ lesbische vrouwen specifieke behoeften hebben die samenhangen met hun seksuele identiteit en leefstijl. Vrouwen willen in de eerste plaats erkenning voor hun leefstijl en de waarde van lesbische relaties. Daarnaast hebben zij behoefte aan meer zichtbaarheid van lesbische vrouwen en een veilige omgeving waarin zij openlijk lesbisch kunnen zijn. Om het ouder worden van 55+ lesbische vrouwen zo spoedig mogelijk te laten verlopen, is het belangrijk dat zorg- en welzijnsorganisaties en gemeenten rekening houden met de leefstijlen van deze generatie vrouwen en de specifieke behoeften die zij ervaren.
34
Conclusies en aanbevelingen In dit hoofdstuk worden de belangrijkste bevindingen van het onderzoek samengevat en geef ik een indicatie van enkele risico- en beschermfactoren. Vervolgens beschrijf ik hoe gemeenten, zorgen welzijnsorganisaties en homobelangenorganisaties kunnen bijdragen aan het welbevinden van 55+ lesbische vrouwen. Tot slot formuleer ik aanbevelingen voor vervolgonderzoek. Aan dit onderzoek hebben 63 vrouwen hun medewerking verleend door een vragenlijst in te vullen; 39 van hen hebben daarnaast deelgenomen aan een focusgroep. Op basis van de onderzoeksgegevens van dit kwalitatieve verkennende onderzoek kunnen we geen algemene conclusies trekken over de gehele groep 55 tot 70-jarige lesbische vrouwen in Nederland. Wel kunnen we op basis van de belangrijkste bevindingen uit het onderzoek enkele aanbevelingen formuleren naar het beleid, het maatschappelijk middenveld en de onderzoekswereld. Conclusies De 55+ lesbische vrouwen die aan het onderzoek hebben deelgenomen, vormen een zeer diverse groep. Zij hebben heel verschillende leefstijlen en hun behoeften op het gebied van zorg en welzijn lopen vaak sterk uiteen. De meeste 55+ lesbische vrouwen voelen zich gezond en ervaren het ouder worden als iets dat erbij hoort, met zijn positieve en negatieve kanten. In dit onderzoek zijn echter een aantal factoren naar voren gekomen die in combinatie mogelijk een risico vormen voor het welbevinden van ouder wordende lesbiennes. De financiële positie van vrouwen is over het geheel genomen zeker niet slecht, maar er bestaan grote inkomensverschillen. Vrouwen met een laag inkomen lijken zich vaker zorgen te maken over onvoorziene uitgaven en toekomstige zorgkosten. De kosten van activiteiten voor 55+ lesbische vrouwen vormen voor hen waarschijnlijk ook vaker een belemmering dan voor vrouwen met een modaal of hoog inkomen. Werkloos of arbeidsongeschikt raken vormt niet alleen een risico voor het inkomen van vrouwen, maar vrouwen vinden het plotselinge verlies van hun baan vooral moeilijk omdat zij hierdoor een deel van hun maatschappelijke positie kwijtraken. Een goed functionerend sociaal netwerk draagt in belangrijke mate bij aan het welzijn van vrouwen omdat het eenzaamheid helpt te voorkomen en indien nodig dienst kan doen als zorgnetwerk. Een ruime meerderheid van de vrouwen is tevreden tot zeer tevreden met het sociaal- en zorgnetwerk, maar de helft van de vrouwen geeft ook aan dat er iets ontbreekt in hun netwerk. Familie wordt vaak beschouwd als een stabiele basis van het netwerk, en moeizaam of geen contact met familie wordt ervaren als een gemis. Daarnaast draagt het hebben van goed contact met kinderen bij aan het welbevinden van vrouwen. Zonder kinderen ben je volgens sommige vrouwen toch snel alleen. Een aantal vrouwen heeft in de loop der tijd een netwerk opgebouwd van lesbische vriendinnen, exen en aanhang, die zij beschouwen als een soort familie. Voor zorg verwachten 55+ lesbische vrouwen in de eerste plaats terug te kunnen vallen op vrienden en kennissen. De vraag is echter of deze mensen in de toekomst kunnen functioneren als zorgnetwerk, want zij worden ook ouder. Lesbische vrouwen kunnen minder dan heterovrouwen terugvallen op de zorg van kinderen, omdat de helft van de vrouwen geen kinderen heeft en een deel van de vrouwen met kinderen hen hier niet mee wil belasten. Het hebben van een partner vormt een belangrijke beschermfactor voor het welzijn vrouwen, met name in tijden van ziekte. Meer dan de helft van de vrouwen is echter alleenstaand. Zij maken zich relatief vaak zorgen over wat er gebeurt als zij hulpbehoevend zouden worden. Een goed netwerk van vrienden, kennissen en familie is voor hen extra belangrijk. De meeste ouder wordende lesbiennes voelen zich gezond. Eén op de drie vrouwen zegt echter last te hebben van gevoelens van eenzaamheid en bijna een derde van de vrouwen voelt zich soms tot regelmatig depressief. Het hebben van een (chronische) ziekte of lichamelijke beperking vormt een specifiek risico voor 55+ lesbische vrouwen omdat zij graag zo lang mogelijk
35
hun autonomie willen behouden. Hulp vragen en het uit handen geven van de regie wordt vaak heel moeilijk gevonden. De behoeften die 55+ lesbische vrouwen ervaren op het gebied van zorg en welzijn, hangen in belangrijke mate samen het ouder worden en het vrouw zijn. Dit onderzoek laat niettemin zien dat 55+ lesbische vrouwen ook specifieke zorg- en welzijnsbehoeften hebben die samenhangen met hun leefstijl en seksuele identiteit. 55 tot 70-jarige lesbiennes vormen een onzichtbare minderheid in een heteronormatieve samenleving. Het afwijken van de heteronorm geeft vrouwen de vrijheid hun leven op eigen wijze in te richten, maar het kan ook stress veroorzaken. Het lesbisch zijn is niet vanzelfsprekend en het vereist daardoor energie die je niet nodig hebt als je tot de meerderheid behoort. Vrouwen moeten bijvoorbeeld altijd aftasten of zij in het openbaar en tegenover nieuwe contacten wel of niet open kunnen zijn over hun seksuele voorkeur. Het innemen van een afwijkende positie kan ook gevoelens van eenzaamheid oproepen. Vrouwen herkennen zich niet in traditionele rolpatronen, er zijn weinig lesbische rolmodellen waaraan zij zich kunnen spiegelen en zij hebben vaak niet zo veel contact met andere lesbische vrouwen van hun eigen leeftijd als zij zouden willen. 55+ lesbische vrouwen vinden het vaak gezellig om onder elkaar te zijn met andere lesbische vrouwen, omdat zij naar eigen zeggen een bepaalde cultuur delen van grapjes, taal en blikken van verstandhouding. Bij een redelijk grote groep vrouwen is het lesbische aspect van hun identiteit de afgelopen jaren naar de achtergrond geraakt. Veel vrouwen weten niet goed waar ze vrouwen van hun eigen leeftijd kunnen ontmoeten en zij vinden het soms lastig om contact te leggen met andere lesbische vrouwen. Het probleem is tegelijkertijd dat de activiteiten die georganiseerd worden vaak doodbloeden omdat er te weinig animo is. Vraag en aanbod van ontmoetingsmogelijkheden voor oudere lesbische vrouwen lijken elkaar dus niet te bereiken. Over het algemeen hebben vrouwen redelijk goede ervaringen met de hulpverlening, maar veel vrouwen zijn bezorgd over de homovriendelijkheid van zorginstellingen. Homoseksualiteit zou volgens alle vrouwen een aandachtspunt moeten zijn binnen zorg- en welzijnsorganisaties en binnen de WMO. Sommige vrouwen zijn van mening dat hulpverleners in intakegesprekken standaard zouden moeten vragen naar iemands seksuele voorkeur. De meeste vrouwen vinden het echter
vooral
belangrijk
dat
de
algemene
houding
van
professionals
in
de
zorg-
en
welzijnsinstellingen opener wordt. Het toekennen van een keurmerk aan homovriendelijke zorginstellingen wordt in het algemeen toegejuicht. Enkele vrouwen hebben behoefte aan speciale woonvormen voor roze ouderen, maar een ruime meerderheid van de vrouwen wil het liefst dat standaardvoorzieningen homovriendelijker worden. Omdat 55+ lesbische vrouwen een onzichtbare minderheid vormen en het lesbisch zijn niet vanzelfsprekend is, willen vouwen in de eerste plaats erkenning voor hun leefstijl en de waarde van lesbische relaties. Daarnaast hebben zij behoefte aan meer zichtbaarheid van lesbische vrouwen en een veilige omgeving waarin zij openlijk lesbisch kunnen zijn. Om het welbevinden van ouder wordende lesbiennes te waarborgen, is het belangrijk dat zorg- en welzijnsorganisaties en gemeenten rekening houden met de leefstijlen van deze generatie vrouwen en de specifieke behoeften die zij ervaren. Risico- en beschermfactoren Op basis van het onderzoek kunnen we enkele factoren formuleren die in combinatie mogelijk een risico vormen voor het welbevinden van 55+ lesbische vrouwen: - ziekte - alleenstaand zijn - laag inkomen - werkloos of arbeidsongeschikt zijn - weinig tot geen contact met familie, vrienden, kennissen en buren
36
- verlies van vrienden en kennissen door overlijden of verhuizing - weinig tot geen contact met andere lesbische vrouwen - onzichtbaar zijn als lesbienne voor omgeving en hulpverlening Daartegenover staan enkele beschermfactoren: - goede gezondheid - partner - modaal tot hoog inkomen - goed functionerend sociaal netwerk - contact met andere lesbische vrouwen - erkend voelen als lesbische vrouw door omgeving en hulpverlening Aanbevelingen voor zorg- en welzijnsorganisaties en homobelangenorganisaties Vraag en aanbod van activiteiten voor 55+ lesbische vrouwen lijken elkaar niet te bereiken. Vrouwen die graag andere vrouwen willen ontmoeten, zeggen niet te weten waar zij heen kunnen gaan en organisatoren van activiteiten voor oudere lesbische vrouwen melden dat zij niet komen. De meeste 55 tot 70-jarige lesbische vrouwen kunnen goed overweg met internet. Een eerste stap om vraag en aanbod beter op elkaar aan te laten sluiten, is daarom het opzetten van een website met links naar alle activiteiten die interessant zijn voor 55+ lesbische vrouwen. De websites www.contigocontact.nl; www.femfusion.nl; www.zijaanzij.nl en www.groep7152.nl bieden al een overzicht van informatie en activiteiten voor lesbische vrouwen in het algemeen. De beheerders van deze sites zijn naar mijn mening de aangesproken personen om een inventarisatie te maken van ontmoetingsmogelijkheden voor oudere lesbiennes. Vrouwen hebben ook aangegeven behoefte te hebben aan een website met informatie over homovriendelijke zorginstellingen en woonprojecten die openstaan voor roze ouderen. Daarnaast willen enkele vrouwen graag informatie over hoe zij contact kunnen leggen met zorginstellingen om deze homovriendelijker te maken en hoe zij buddyzorg op zouden kunnen zetten voor roze ouderen. Hier lijkt een taak te liggen voor het Landelijk Consortium Roze Ouderen. De kenniscentra MOVISIE en Stichting Schorer zijn de specialisten als het gaat om informatie over en voor roze ouderen. Op basis van het initiatief van de Roze Loper in Nijmegen zouden zij een checklist kunnen publiceren met kwaliteitseisen waaraan homovriendelijke zorginstellingen dienen te voldoen. Daarnaast zouden zij als een landelijke roze makelaar kunnen fungeren door een website op te zetten met informatie over zorg en homoseksuele ouderen. Goede thuiszorg is belangrijk omdat 55+ lesbische vrouwen vaak niet terug kunnen of willen vallen op de hulp van hun kinderen. Om zorg op maat te kunnen verlenen aan 55+ lesbische vrouwen, is het van belang dat hulpverleners zich realiseren dat lesbische vrouwen het moeilijk vinden om hun onafhankelijkheid op te geven en om hulp te vragen. Daarnaast dienen zorg- en welzijnsorganisaties hun hulpverlening homovriendelijker te maken. Een open houding staat hierin centraal. Door diversiteitstrainingen aan te bieden kunnen zorg- en welzijnsorganisaties de sensitiviteit van hulpverleners vergroten voor de specifieke ervaringen en behoeften van lesbische vrouwen. Zorginstellingen kunnen daarnaast bijdragen aan de acceptatie van homoseksualiteit onder bewoners en verzorgenden door de documentaire van de Roze Loper te vertonen over roze ouderen. Door foto’s van twee vrouwen samen op te nemen in informatiemateriaal, laten organisaties zien dat homoseksuele ouderen welkom zijn. Bovendien zouden instanties die buddyzorg verlenen deze uit kunnen breiden met buddyzorg specifiek voor roze ouderen. Aanbevelingen voor gemeenten Gemeenten kunnen laten zien dat zij rekening houden met de belangen van diverse burgers door in de gemeentegids foto’s op te nemen van roze ouderen en een overzicht te plaatsen van regionale activiteiten voor homoseksuele ouderen. Daarbij zijn gemeenten redelijk eenvoudig in
37
staat het welbevinden en de behoeften van 55+ lesbische te inventariseren door een vraag naar de seksuele voorkeur van burgers op te nemen in gemeentelijke monitoren. Idealiter wordt er in iedere gemeente een beleidsmedewerker aangesteld met een roze portefeuille die zijn/haar collega’s wijst op de leefstijlen en wensen van homoseksuele inwoners. Het gaat hierbij met name om de WMO. Goede en uitgebreide thuiszorg is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat vrouwen zolang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en het netwerk niet overbelast raakt. Het vergroten van de zichtbaarheid van lesbische vrouwen en het organiseren van activiteiten voor 55+ lesbische vrouwen is mijns inziens vooral een taak van vrouwen zelf. ANBO Roze, Groep 7152 en andere kleine zelforganisaties lijken echter vaak beperkt te worden in hun activiteiten omdat zij slechts een beperkt budget hebben en draaien op vrijwilligers. Gemeenten kunnen een faciliterende rol spelen door initiatieven van 55+ lesbische vrouwen deels te subsidiëren. De koplopergelden van Minister Plasterk of de subsidies voor kwetsbare groepen zouden hiervoor een bron kunnen zijn. Aanbevelingen voor vervolgonderzoek Dit verkennende onderzoek heeft een schat aan informatie opgeleverd over de leefstijlen van 5570 jarige lesbische vrouwen en hun behoeften op het gebied van zorg en welzijn. Daarbij geeft de studie een indruk van risico- en beschermfactoren die het welbevinden van 55+ lesbiennes kunnen beïnvloeden. De bevindingen kunnen verdiept worden door in individuele interviews nader in te gaan op thema’s die moeilijk zijn om in een groep te bespreken, zoals eenzaamheid, seksualiteit en het gebruik van antidepressiva. Daarnaast is het de vraag hoe het gaat met de duizenden vrouwen die niet hebben deelgenomen aan dit behoefteonderzoek. Een grootschalige kwantitatieve studie is nodig om een representatiever beeld te kunnen schetsen van de situatie van 55+ lesbische en biseksuele vrouwen in Nederland. Het is met name interessant om in een dergelijk onderzoek te analyseren in hoeverre de genoemde risico- en beschermfactoren van invloed zijn op het welbevinden van 55+ lesbische vrouwen. Om een zo divers mogelijke onderzoeksgroep te creëren, is het belangrijk dat in toekomstig onderzoek specifiek aandacht wordt besteed aan de werving van zwarte en migrantenvrouwen en andere vrouwen die relatief moeilijk te bereiken zijn.
38
Bibliografie Broek, Andries van den (2001) ‘De verraderlijke charme van het begrip generatie’. Tijdschrift voor Sociologie, Vol. 22, no. 4: 329-360. Buikema, Rosemarie & Iris van der Tuin (red.) (2007) Gender in media, kunst en cultuur. (Bussum: Coutinho) Hesse-Biber, Sharlene Nagy & Patricia L. Leavy (eds.) (2007) Feminist Research Practice: A Primer. (London: SAGE Publications) Godemont, Jozefien & Alexis Deweale (2004) Geen roos zonder doornen: oudere holebi’s, hun sociale omgeving en specifieke behoeften. Een verkennend onderzoek naar de visie van oudere holebi’s in Vlaanderen. (Antwerpen: Steunpunt Gelijkekansenbeleid UALUC) www.steunpuntgelijkekansen.be Hove, Hildegard van (2005) Oudere lesbische vrouwen. RoSa-factsheet. www.rosadoc.be/site/nieuw/pdf/factsheets/nr41.pdf Meerendonk, Bas van de, Rein Adriaensen & Ine Vanwesenbeeck (2003) Op weg naar een vrolijke herfst? Zorgbehoeften van en zorgverlening aan lesbische en homoseksuele ouderen in Nederland. (Utrecht/Amsterdam: Rutgers Nisso Groep/ Schorerstichting). Noordenbos, Greta (2007) Aandacht voor sekse en cultuur in de behandeling van depressie: aanvulling op de Multidisciplinaire Richtlijn Depressie. (Utrecht: TransAct). http://www.movisie.nl/117486/def/home__/interculturalisatie/publicaties/publicaties_/aan dacht_voor_sekse__en_cultuurspecifieke_aspecten_in_de_behandeling_van_depressie/?On derwerpID=115469&toonLinkermenu=false Plasterk, Ronald (2007) Gewoon homo zijn. Lesbisch- en homo-emancipatiebeleid 20082011. http://www.emancipatieweb.nl/uploads/Bp/za/BpzaICJVz2tm2q-3hMy_qQ/ Homo_emancipatie_nota.pdf Schuyf, Judith (1996) Oud Roze. De positie van lesbische en homoseksuele ouderen in Nederland. (Utrecht: Universiteit Utrecht – Interfacultaire Werkgroep Homostudies). Schuyf, Judith (2001) ‘Lesbisch en ouder worden.’ In: Bruin, Karin A.P. & Mike Balkema (red.) Liever Vrouwen. Theorie en praktijk van de lesbisch specifieke hulpverlening. (Amsterdam: Schorer Boeken): 187-212. Soesbeek, Klaas & Letty Bonfrère (1993) Zouden ze bestaan?! Homoseksualiteit en ouder worden. (Utrecht – Interfacultaire Werkgroep Homostudies). Wekker, Gloria and Helma Lutz (2001) ‘High winds on a cold Plain.’ In: Maayke Botman, Nancy Jouwe & Gloria Wekker (eds.) Caleidoscopic visions. Black, migrant- and refugee women's movement in the Netherlands. (Amsterdam: Royal Tropical Institute, GEM and E-Quality): 189-213.
39
40
Bijlage 1: Wervingstekst 55+ lesbische vrouwen gezocht voor een onderzoek naar de specifieke behoeften wat betreft zorg en welzijn van vrouwen die van vrouwen houden
Bent u tussen de 55 en 70 jaar en lesbisch? Dan nodigen wij u uit mee te doen aan een onderzoek naar de specifieke behoeften wat betreft zorg en welzijn van vrouwen die van vrouwen houden. Daarnaast verzoeken wij u deze mail door te sturen naar alle lesbische vrouwen die u kent die in aanmerking komen voor het onderzoek. Aanleiding Over de leefsituatie en specifieke behoeften ten aanzien van zorg en welzijn van 55+ lesbische vrouwen is weinig bekend. Kunnen deze vrouwen leven zoals zij willen? Zo niet, wat zijn mogelijke belemmeringen en wat hebben zij nodig van gemeentes en welzijnsorganisaties? Het projectteam Kwaliteit en Diversiteit van MOVISIE voert een kortlopend en verkennend onderzoek uit naar het welbevinden van diverse 55 tot 70-jarige lesbische vrouwen. We zijn daarom niet alleen op zoek naar blanke, hoogopgeleide lesbische vrouwen uit Amsterdam, maar juist ook naar vrouwen die niet voldoen aan deze ‘standaard’ kenmerken. Denk hierbij aan vrouwen met een religieuze achtergrond, lichamelijk gehandicapte vrouwen, migrantenvrouwen, en vrouwen die zich pas op latere leeftijd realiseerden dat zij lesbisch zijn. Wat vragen wij van u? Als u besluit mee te doen, dan vragen we u een korte vragenlijst (± 10 min.) in te vullen en eenmalig deel te nemen aan een gespreksgroep bij u in de buurt. In deze groep discussieert u samen met ongeveer 5 andere vrouwen over de specifieke behoeften die u heeft als lesbische vrouw ten aanzien van zorg en welzijn. Daarnaast horen wij graag van u hoe gemeenten, welzijnsorganisaties en homobelangenorganisaties bij zouden kunnen dragen aan het welbevinden van oudere lesbische vrouwen. Alle gegevens worden uiteraard vertrouwelijk behandeld. De gespreksgroepen duren ongeveer 2 uur en zullen plaatsvinden in februari en maart 2009 in Amsterdam, Leeuwarden, Nijmegen, Tilburg en Utrecht. Bij voldoende belangstelling zullen er ook gespreksgroepen worden opgezet in de provincie Limburg en in Deventer of Enschede. Wat heeft u eraan? MOVISIE adviseert gemeenten met betrekking tot hun homo- en lesbisch emancipatiebeleid. De resultaten van het onderzoek zullen gebruikt worden om beleidsadviezen te formuleren voor lokale overheden, welzijnsorganisaties en homobelangengroepen en aanbevelingen te doen voor eventueel vervolgonderzoek. U ontvangt een exemplaar van het onderzoeksrapport. Meer informatie Om u op te geven voor het onderzoek en/of voor meer informatie kunt u altijd contact opnemen met de onderzoeker, Pauline Vincenten.
41
Bijlage 2: Vragenlijst
Vragenlijst behoeftepeiling behoeftepeiling 55+ lesbische vrouwen Uitleg Deze vragenlijst bestaat uit twee soorten vragen: De vragen met meerdere antwoorden kunt u eenvoudig beantwoorden. U klikt met de linkermuisknop op het grijze vakje voor het antwoord van uw keuze. U kunt uw keuze eventueel veranderen. Het kruisje verdwijnt als u er nogmaals op klikt. De open vragen kunt u eenvoudig invullen. U klikt op het grijze tekstvakje met de linkermuisknop. Het vakje wordt hierdoor zwart. Terwijl u typt, wordt het tekstvak automatisch groter. U kunt dus zo uitgebreid antwoorden als u zelf wilt. Wilt u zo vriendelijk zijn om de vragenlijst te retourneren voor donderdag 19 februari 2009? Dit kunt u doen per e-mail of per post: Per e-mail: U kunt de vragenlijst gemakkelijk onder uw eigen naam opslaan. Ga naar: bestand – klik op opslaan als – vul uw eigen naam in – klik op het mapje mijn documenten - klik op opslaan. In uw e-mail klikt u op bestand toevoegen – klik op het mapje mijn documenten - selecteer uw vragenlijst door dubbel op het bestand met uw vragenlijst te klikken. Per post: MOVISIE T.a.v. Pauline Vincenten Postbus 19129 3501 DC Utrecht Hartelijk dank voor uw medewerking. Achtergrondgegevens Naam: Leeftijd: Woonplaats: Telefoonnummer: E-mailadres:
Leefsituatie 1. Welke omschrijving past het beste bij uw leefsituatie? Ik ben alleengaand Ik heb een partner, maar woon hier niet mee samen Ik woon samen met mijn partner Anders, namelijk:
42
2. Heeft u op dit moment een bepaalde geloofs- of levensovertuiging? Ja, namelijk: Nee
3. Wat is uw etnische of culturele achtergrond?
Bent u momenteel werkzaam? ja ja, maar in de ziektewet ja, ik ben huisvrouw zonder beroep buitenshuis nee, ik ben werkloos nee, ik ben arbeidsongeschikt nee, ik ben met de VUT nee, ik ontvang AOW nee, ik ontvang AOW en pensioen
4. In wat voor beroep bent u werkzaam of voor het laatst werkzaam geweest?
5. Binnen welke grenzen valt uw persoonlijk netto maandinkomen? 500 – 999 1.000 – 1.499 1.500 – 1.999 2.000 – 2.499 2.500 – 2.999 3.000 – 3.499 3.500 – 3.999 meer dan 4.000
6. Kunt u rondkomen van uw inkomen/pensioen? Ja Nauwelijks
43
Sociaal netwerk 7. Heeft u kinderen (gehad)? (geadopteerde, stief- en pleegkinderen inbegrepen) Ja, uit hetero relatie Ja, uit lesbische relatie Nee
8. Heeft u eerder een heterorelatie gehad? Was dit vroeger of recent? Wilt u dit toelichten?
9. In hoeverre bent u tevreden over uw sociaal netwerk (familie, vrienden, kennissen)? Zeer tevreden Tevreden Niet tevreden/niet ontevreden Ontevreden Zeer ontevreden
10. Ontbreekt er iets in uw netwerk? Ja, namelijk:
Nee
11. Kunt u bij uw sociaal netwerk terecht wanneer u dat nodig heeft? Ja Nee
12. Gaat u wel eens naar algemene homoactiviteiten en/of specifieke activiteiten voor lesbische vrouwen? Ja, namelijk:
Nee, omdat:
44
Welzijn 13. Voelt u zich gezond? Ja Gaat wel Wisselend/slecht
14. Heeft u moeite met huishoudelijke handelingen? Ja Nee
15. Heeft u moeite met lopen en/of fietsen? Ja Nee
16. Heeft u last van slapeloosheid? Ja Nee
17. Heeft u last van eenzaamheid? Ja Nee
18. Heeft u last van depressieve gevoelens? Ja Nee
19. Hoe ervaart u het ouder worden?
45
20. Wat vindt u prettig of minder prettig aan uw seksuele identiteit en leefstijl?
21. Wilt u nog iets toelichten over uw huidige leven als 55+ lesbische vrouw?
22. Is er een onderwerp of thema dat u graag wilt bespreken tijdens de bijeenkomst? Of heeft u andere op- en/of aanmerkingen?
46