Beheerplan Dynamisch Beekdal 2009
Rapportnummer: P08-0183-2 In opdracht van: Waterschap Aa en Maas Uitgevoerd door: Staro Natuur en Buitengebied Lodderdijk 38A 5421 XB Gemert tel. 0492-450161 fax. 0492-450162 www.starobv.nl Auteurs:
Jan Willem Burgmans Ralph de Jong Erik van der Staak
Samenvatting
Tussen Heeswijk en ’s-Hertogenbosch ontwikkelt Waterschap Aa en Maas samen met haar lokale partners het Dynamisch Beekdal. De huidige Aa wordt hier de komende jaren omgevormd tot een langzaam stromende benedenloop van een laaglandbeek met veel kenmerken van een natuurlijk systeem. Er wordt flink de ruimte genomen voor het Dynamisch Beekdal zodat het een belangrijke waterbergende functie kan vervullen. Gemiddeld zal een zone van circa 125 meter beschikbaar zijn die jaarlijks mag overstromen. Deze zone met een oppervlakte van ongeveer 100 hectare wordt door het waterschap verworven, ingericht en beheerd. Oude meanders worden weer aangesloten op de Aa en nieuwe meanders zullen worden gegraven. Erosie en sedimentatie zullen, zij het in een langzaam proces, zorgen voor een vrije meandering. Binnen en buiten de beek zal meer diversiteit ontstaan. Veel soorten die nu geen habitat vinden in en rond de Aa zullen dat na de aanleg wel vinden en zorgen voor een flinke impuls van de natuurwaarden en biodiversiteit. In het Koepelplan Dynamisch Beekdal, is vastgelegd hoe het beekdal zich zal ontwikkelen en wat het eindbeeld is waarnaar gestreefd dient te worden. Het is een combinatie van open water, poelen, moeras, (natte) graslanden, ruigte en bos en struweel. Hoe dit eindbeeld bereikt (ontwikkelingsbeheer) en behouden (instandhoudingbeheer) moet worden wordt in dit beheerplan beschreven. Het beheerplan is een product van een breed samengesteld projectteam, waarin vertegenwoordigers van Waterschap Aa en Maas, waaronder ook District Beneden Aa, ZLTO en Brabants Landschap waren vertegenwoordigd. Ook zijn overige klankbordgroepleden (afgevaardigden van lokale belangengroeperingen), schriftelijk geconsulteerd. Staro Natuur en Buitengebied (adviesbureau voor onder andere beheer en ontwikkeling van natuurterreinen) is gevraagd het proces te begeleiden en het beheerplan op te stellen. Het beheerplan geldt voor alle gronden binnen het Dynamisch Beekdal die jaarlijks mogen overstromen. Een uitzondering hierop vormen de binnen de Ecologische Hoofdstructuur gelegen gronden van Brabants Landschap. Voor deze gronden zijn in het provinciale natuurgebiedsplan natuurdoeltypen vastgesteld waarvoor een specifiek beheer geldt. Een belangrijk uitgangspunt voor het beheer is dat natuurlijkheid en spontaniteit gewaarborgd moeten worden. Het is niet de bedoeling dat bijzondere en zeldzame soorten in het gebied door middel van specifieke aanvullende maatregelen worden beschermd. Jaarrondbegrazing sluit het beste aan op de gewenste natuurlijke en dynamische processen. Door het natuurlijke gedrag van grazers ontstaat een mozaïekpatroon in de vegetatie. Kort begraasde delen, extensief begraasde delen en ruigten wisselen elkaar op korte afstand af. Deze variatie in het horizontale en verticale vlak is gunstig voor fauna die tijdens de levenscyclus vaak gebruikt maakt van verschillende milieus voor reproductie, ontwikkeling, beschutting en overwintering. Jaarrondbegrazing zal de belangrijkste beheermaatregel worden binnen het Dynamisch Beekdal. Niet overal kan jaarrondbegrazing direct worden ingezet. Als een nieuw ontwikkeld deel van het Dynamisch Beekdal te klein is of te weinig voedsel herbergt om jaarrondbegrazing in te zetten zal het ‘aanloopbeheer’ worden ingezet. Dit is een seizoensbeweiding, waarbij grazers, in het gebied worden geplaatst. De grazers worden weer uit het gebied gehaald zodra de
Beheerplan Dynamisch Beekdal, Waterschap Aa en Maas
beschikbaarheid van voedsel te laag wordt. Hiervoor kan onder voorwaarden ook vee van aanliggende agrariërs worden ingezet. Bij grotere delen zal het ontwikkelingsbeheer of het instandhoudingbeheer worden ingezet. Welke van deze twee is vooral afhankelijk van de mate waarin zich in het terreindeel overmatige opslag van bomen en struiken vestigt (verbossing). In de regel zal ontwikkelingsbeheer na inrichting worden ingezet en zal op instandhoudingbeheer worden overgegaan zodra de vegetatie grazig en stabiel is en de verbossing door de grazers onder controle wordt gehouden. De verwachting is dat dit omslagpunt wordt bereikt circa 5 jaar na de herinrichting van een deelgebied. De kern van jaarrondbegrazing is dat het wordt uitgevoerd met dieren die zich goed kunnen aanpassen aan de variabele beschikbaarheid van voedsel en zelfredzaam zijn. Een belangrijke voorwaarde die aan de begrazing wordt gesteld is dat de dieren aantoonbaar vrij zijn van de relevante veeziekten en dat direct contact met vee van aangrenzende agrariërs wordt voorkomen. Naast begrazing zullen enkele aanvullende beheermaatregelen worden uitgevoerd zoals het maaien van akkerdistel en indien noodzakelijk het bevorderen van de doorstroming. Deze maatregelen worden echter alleen dan getroffen wanneer de randvoorwaarden waaraan het Dynamisch Beekdal en haar beheer moeten voldoen overschreden dreigen te worden. Deze randvoorwaarden hebben vooral betrekking op de watervoerende en waterbergende functie van het beekdal, het voorkomen van overlast aan de omgeving en de landschappelijke inpassing van het plangebied. Anders dan bij regulier beheer zal hier het beheer voornamelijk worden gericht op het mogelijk maken van spontane processen binnen de daarvoor gestelde randvoorwaarden. Bijsturen of aanpassen van het beheer gebeurt als de ontwikkelingen in het beekdal dit noodzakelijk maken. Om dit beheer in goede banen te leiden wordt een beheercommissie ingesteld. Deze beheercommissie bestaat ten minste uit een afgevaardigde van de agrariërs, een ecoloog van het waterschap, medewerkers van het district en een begrazingsdeskundige. Twee maal per jaar beoordeelt de commissie het beheer. Indien noodzakelijk zal de beheercommissie bepalen of het beheer bijgestuurd dient te worden en of aanvullende maatregelen nodig zijn. Op korte termijn dient het eerste deelgebied, te weten ‘Meander Assendelft’ in beheer te worden genomen. Kijkende naar de oppervlakte en inrichting is het advies om hier reeds van start te gaan met ontwikkelingsbeheer. Dit door het plaatsen van een viertal runderen voor in principe jaarrondbegrazing.
Beheerplan Dynamisch Beekdal, Waterschap Aa en Maas
Inhoud
1
Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Doel 1.3 Methode 1.4 Leeswijzer
3 3 3 3 4
2
Plangebied 2.1 Ligging 2.2 Bodem 2.3 Waterhuishouding 2.4 Ecologie
5 5 6 6 7
3
Streefbeeld en randvoorwaarden 3.1 Streefbeeld Dynamisch Beekdal 3.2 Doelsoorten 3.3 Randvoorwaarden voor het beheer
9 9 11 11
4
Beheer 4.1 Visie op het beheer 4.2 Begrazing 4.2.1 Bereikbaarheid voor grazers 4.2.2 Grazers in de agrarische omgeving 4.3 Soorten grazers 4.4 Beheercommissie als basis voor beheerbeslissingen 4.5 Beheer van het Dynamisch Beekdal 4.5.1 Aanloopbeheer 4.5.2 Ontwikkelingsbeheer 4.5.3 Instandhoudingbeheer 4.6 Incidenteel beheer 4.7 Jacht en schadebestrijding 4.8 Monitoring
13 13 14 14 16 17 18 20 21 22 23 24 26 26
5
Beheerkosten
27
Literatuur
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
31
Samenstelling projectteam en klankbordgroep Discussienotitie Kaart plangebied Ligging deelgebieden t.b.v. evaluatie verbossingsgraad Beslissingsmatrix Meander Assendelft
Beheerplan Dynamisch Beekdal, Waterschap Aa en Maas
1
2
1
Inleiding
1.1
Aanleiding De eerste fase van inrichting van het Dynamisch Beekdal is voltooid en de uitvoering van de tweede fase is in voorbereiding. De inrichting van een gebied is echter slechts de eerste stap in het realiseren van het streefbeeld. Om de toekomstige ontwikkelingen te sturen richting het streefbeeld, zoals vastgelegd in het Eindontwerp Inrichtingsplan Dynamisch Beekdal, beter bekend als het Koepelplan, is beheer noodzakelijk.
1.2
Doel Doel van het beheerplan is het toekomstige beheer eenduidig in richtlijnen vast te leggen voor de daadwerkelijke beheerder van het gebied. De keuze voor het moment van ingrijpen en de te nemen maatregelen kan op basis van dit plan worden gemaakt. Aan de hand van dit plan kan het beheer worden vastgesteld binnen het waterschap. Het beheerplan dient als basis voor de formulering van een onderhoudsbestek of een beheerovereenkomst met een organisatie die het daadwerkelijk beheer in opdracht van het waterschap zal gaan uitvoeren.
1.3
Methode Voordat het beheerplan voor het Dynamisch beekdal is opgesteld, is met de leden van het projectteam (bestaande uit meerdere medewerkers van Waterschap Aa en Maas, Brabants Landschap en ZLTO) een open discussie gevoerd over de visie op het beheer en de manieren om dit beheer te organiseren. Het district Beneden Aa heeft een belangrijke bijdrage geleverd door de beheerbaarheid van het gebied onder de aandacht te houden. Op aangeven van de ZLTO zijn de randvoorwaarden voor goed nabuurschap in beeld gekomen als het gaat om bijvoorbeeld veeziekten. Daarmee is een belangrijk fundament voor vertrouwen en draagvlak gecreëerd. Brabants Landschap heeft als ervaringsdeskundige vele suggesties en tips ingebracht en heeft de belangen van de cultuurhistorische waarden behartigd. Door de inbreng van alle partijen zijn tijdens de discussiebijeenkomst de randvoorwaarden en doelen voor het beheer gedefinieerd (zie hoofdstuk 3). Uit de vele mogelijkheden om het beheer te organiseren is de voorkeur uitgesproken voor het langjarig uitbesteden van het beheer aan één organisatie. Parallel aan bovenstaand proces zijn ook de leden van de klankbordgroep, bestaande uit externe belanghebbenden, schriftelijk benaderd. Middels enkele vragen is hen gevraagd om hun visie en randvoorwaarden te geven op het beheer van het Dynamisch Beekdal. De respons van de klankbordgroep was gering, maar de verkregen reacties sluiten nauw aan op de visie die het projectteam heeft op de ontwikkeling van het gebied en het beheer. Het IVN vraagt onder andere extra aandacht voor de verbetering van de waterkwaliteit. De samenstelling van het projectteam en de klankbordgroep is opgenomen in Bijlage 1.
Beheerplan Dynamisch Beekdal, Waterschap Aa en Maas
3
De discussie met het projectteam en de reacties van de klankbordgroep hebben geleid tot een discussienotitie die als bijlage 2 aan dit rapport toegevoegd. De discussienotitie is het startdocument geweest voor het beheerplan. Aanvullend is tijdens het proces van planvorming een excursie georganiseerd naar natuurterreinen die door de inzet van grazers worden beheerd. Tijdens deze excursie hebben bestuursleden en directieleden van het waterschap samen met de projectgroep in de praktijk kunnen zien wat begrazingsbeheer inhoudt. Hoewel geen praktijkvoorbeelden voor handen waren die geheel overeenkomen met het unieke karakter van het Dynamisch Beekdal, zijn tijdens deze excursie vele relevante aspecten van begrazingsbeheer onder de aandacht gebracht en hebben de aanwezigen zich een beeld kunnen vormen van de kansen die er liggen voor het Dynamisch Beekdal. Mede naar aanleiding van deze excursie en de daarbij besproken onderwerpen is het conceptplan besproken en gecompleteerd.
1.4
Leeswijzer De opbouw van dit rapport volgt de drie belangrijkste vragen bij het ontwikkelen en beheren van een gebied: “wat hebben we?”, “wat willen we?” en “hoe kunnen we dat bereiken?”. Het antwoord op de eerste vraag wordt gegeven in hoofdstuk 2, waar een beschrijving wordt gegeven van het plangebied. Omdat een groot deel van het plangebied nog niet was ingericht ten tijde van het opstellen van dit plan, is de gebiedsbeschrijving beknopt gehouden. Hoofdstuk 3 geeft antwoord op de vraag “wat willen we?” door een beschrijving te geven van het streefbeeld. Naast de gewenste doelsituatie wordt hier ook ingegaan op doelsoorten en de randvoorwaarden die bij het nastreven van het streefbeeld een rol spelen. De laatste vraag wordt beantwoord in het vierde hoofdstuk: het centrale deel van het plan. Hierin wordt uiteengezet op welke wijze het beheer van het Dynamisch Beekdal vorm gegeven zal worden en hoe gereageerd moet worden op situaties die in strijd zijn met het streefbeeld en de randvoorwaarden.
4
2
Plangebied
2.1
Ligging Het Dynamisch Beekdal ligt tussen Heeswijk en de ringweg van ’s-Hertogenbosch (A59). Het gebied wordt gevormd door de beekloop van de Aa met aangrenzende beekbegeleidende zone. Deze zone heeft een gemiddelde breedte van ca. 125 meter. Een kaart waarop het plangebied indicatief is aangegeven is opgenomen in bijlage 3. De breedte en het profiel van het beekdal zijn zo berekend dat deze een piekafvoer die gemiddeld eens per jaar voorkomt (T=1) kan opvangen zonder dat natschade optreedt aan de gronden buiten deze zone. Dit gebied wordt geflankeerd door twee zones, een zone die zal overstromen bij een piekafvoer die naar verwachting eens per 10 jaar voorkomt en een zone die zal overstromen bij een piekafvoer die naar verwachting eens per 100 jaar voorkomt (respectievelijk T=10 en T=100).
T=1
Afbeelding 1: Principeprofiel van het Dynamisch Beekdal (bron: Eindontwerp inrichtingsplan Dynamisch Beekdal)
Het beheerplan voor het Dynamisch Beekdal betreft die gronden die zijn gelegen in de zone die zal overstromen bij een piekafvoer die gemiddeld eens per jaar voorkomt. Deze gronden zijn in beginsel eigendom van het waterschap. De exacte begrenzing van dit gebied (verder in dit rapport genoemd: Dynamisch Beekdal) staat nog niet vast omdat deze mede wordt bepaald door de mogelijkheden tot grondverwerving. Het is de intentie dat het plangebied uiteindelijk een aaneengesloten zone zal vormen met een oppervlakte van ca. 100 hectare. De gronden van Brabants Landschap rond Kasteel Heeswijk maken geen onderdeel uit van dit beheerplan. Voor deze gronden, die deel uitmaken van de Ecologisch Hoofdstructuur zijn natuurdoeltypen vastgesteld in het provinciale Natuurgebiedsplan. De realisatie van deze natuurdoelen en de cultuurhistorische waarden vereisen andere beheermethoden. De gronden blijven in eigendom en beheer van Brabants Landschap. In onderstaand kaartbeeld is aangegeven voor welke gronden een natuurdoeltype is vastgesteld en dus niet onder het beheerplan vallen. In de aan de beek grenzende moeraszone kunnen echter wel inrichtingsmaatregelen plaatsvinden.
Beheerplan Dynamisch Beekdal, Waterschap Aa en Maas
5
Afbeelding 2: Op de oevers van de beekmeander wordt binnen het Dynamisch Beekdal het natuurdoeltype moeras nagestreefd. (bron: Cd-rom “De Natuurgebiedsplannen en het Beheersgebiedplan Noord-Brabant” versie februari 2006)
2.2
Bodem De bodem van het plangebied bestaat uit beekeerdgronden met lemig fijn zand. Het benedenstroomse deel is vergraven en heeft momenteel een zavel- of kleidek van enkele decimeters. Stroomopwaarts van Berlicum zijn beginnend tussen 40 en 120 cm beneden maaiveld oude kleilagen van minimaal 20 cm dikte aanwezig. Verspreid door het gebied komen enkele eenmansessen voor.
2.3
Waterhuishouding Het Dynamisch Beekdal staat onder grote invloed van zowel grond- als oppervlaktewater. Dit komt door: - de relatief hoge grondwaterstand. De grondwatertrappen die voorkomen variëren van I op de lage delen tot III aan de rand van het Dynamisch Beekdal. - de toestroming van (lokale) kwel - periodiek sterk wisselende watertoevoer uit bovenstroomse gebieden - toestroom van oppervlaktewater uit omliggende landbouwgronden Incidenteel zal het waterpeil in de Aa zo ver stijgen dat het tot buiten de grenzen van het plangebied treedt. Doordat de Aa binnen het plangebied buiten haar oevers kan treden fungeert het gebied als retentiegebied. Het Dynamisch beekdal draagt zo bij aan het reduceren van piekafvoeren.
6
Het water in de Aa is eutroof door hoge concentraties stikstof en fosfaat. Het is niet de verwachting dat de waterkwaliteit op korte termijn zal verbeteren. De periodieke overstromingen met eutroof water en het toestromen van verrijkt oppervlaktewater heeft een verrijkend effect op het gehele Dynamisch Beekdal.
Afbeelding 3: Reguliere beekloop (li) en te verwachten jaarlijkse overstroming van het gebied (re) (bron: Eindontwerp inrichtingsplan Dynamisch Beekdal)
2.4
Ecologie De delen van het Dynamisch Beekdal die nog niet zijn heringericht hebben overwegend lage ecologische waarden. In het terrestische deel ligt de oorzaak hiervan in het intensieve agrarische gebruik. In het aquatische deel ligt de oorzaak in de sterk gereguleerde waterpeilen en het gebrek aan dynamiek en aan variatie van habitattypen. Met name de oude meanders bij Assendelft en Hersend hebben enige ecologische waarde, vertegenwoordigd door de aanwezigheid van karakteristieke vegetatie en macrofauna zoals holpijp, zwanenbloem, puntkroos, groot blaasjeskruid en de variabele waterjuffer. Bij de herinrichting worden de karakteristieke vegetaties binnen het gebied zoveel mogelijk bewaard. Zo is de oude meander bij Assendelft gedeeltelijk bewaard gebleven door deze niet aan te sluiten op de nieuwe waterloop en hem te behoeden voor te frequente overstroming. Na herinrichting zal de waterkwaliteit van de Aa matig blijven door negatieve effecten uit de bovenstroomse gebieden. De nieuwe loop van de Aa en aangrenzende gronden bieden met de natuurlijke oevers en vrije meandering echter een grote variatie aan habitattypen. Variërend in tijd en ruimte ontstaat een palet van snel- en langzaam stromende delen in de beek, natte graslanden, ruigtes, poelen en struwelen welke veel kans bieden voor watergebonden flora, vissen, amfibieën, (moeras-)vogels en talloze ongewervelden. Door min of meer natuurlijke dynamiek en spontane processen van verlanding, erosie en sedimentatie, verbossing en begrazing varieert de samenstelling van aanwezige habitattypen in ruimte en tijd. De eerste jaren na herinrichting zullen naar verwachting pioniervegetaties en bosopslag van wilg en els het gebied domineren. Grote delen van deze vaak waardevolle vegetaties zullen echter door natuurlijke successie binnen enkele jaren ontwikkelen tot bijvoorbeeld ruigtes, moeras, bos of natte graslanden. De dynamiek
Beheerplan Dynamisch Beekdal, Waterschap Aa en Maas
7
die de vrije meandering van de Aa veroorzaakt, zal verspreid over het Dynamisch Beekdal successie terugzetten en blijvend geschikte milieus creëren voor pioniervegetaties. Op termijn ontstaat een laaglandbeekdal met een dynamisch evenwicht tussen natte graslanden, struweel en beekbegeleidende broekbossen. Door de toename aan variatie in aanwezige habitats, vegetatietypen, stroomsnelheden en beekmorfologie zal in de loop der tijd de ecologische waarde van de beekloop naar verwachting sterk toenemen.
Afbeelding 4: Beekdallandschap bij hoog water
8
3
Streefbeeld en randvoorwaarden
3.1
Streefbeeld Dynamisch Beekdal De Aa mag haar eigen weg zoeken binnen het Dynamisch Beekdal. Hierdoor zal een min of meer natuurlijk beekdallandschap ontstaan waarin tal van spontane ontwikkelingen het beeld en de kwaliteit zullen bepalen. De dynamiek en spontane processen staan binnen het beekdal centraal. Een langzaam verlopende natuurlijke meandering als resultante van afkalving en aanslibbing en de spontane ontwikkeling van vegetatietypen zullen het landschap en de kwaliteit van het gebied bepalen. De biodiversiteit is onderhevig aan verandering en verschuiving. In de tijd verandert de soortensamenstelling en variëren populaties in omvang en plaats. Mede als gevolg van natuurlijke successie en het ontstaan van pioniermilieus kunnen nieuwe soorten zich vestigen en zullen andere soorten weer verdwijnen. In het Koepelplan is voor het Dynamisch Beekdal het volgende streefbeeld opgenomen: ‘Langzaam stromende benedenloop van een laaglandbeek’. Deel 2 van de aquatische supplementen op het Handboek Natuurdoeltypen geeft voor dit type beek de volgende (gedeeltelijke) omschrijving: “De benedenlopen bevinden zich in loofbos of in half open landschap. De beek is ten dele beschaduwd. De oever is bezet met els en es. De benedenloop is meanderend en structuurrijk. De beken hebben veelal een zandbodem met plaatselijk waterplanten en organische structuren (omgevallen bomen), De oevers zijn begroeid met kruiden en struiken.” Op basis van deze typering is het streefbeeld in het rapport ‘Streefbeelden voor beken en kreken in Noord-Brabant’ nader beschreven. Binnen het Dynamisch Beekdal wordt gestreefd naar een gevarieerd half open landschap bestaande uit de terreintypen beek, poelen, moeras- en plas-dras zones, open, grazige vegetaties, ruigte en opgaande begroeiing.
Afbeelding 5: Een gevarieerd milieu biedt ruimte aan tal van soorten.
De onderlinge oppervlakteverhouding tussen de verschillende terreintypen zal in de tijd variëren. Met het oog op de randvoorwaarden is hier echter wel een bandbreedte voor aangegeven. Het kader ‘Het Dynamisch Beekdal over 25 jaar’ geeft een beschrijving van het verwachtte beeld dat op termijn zal ontstaan.
Beheerplan Dynamisch Beekdal, Waterschap Aa en Maas
9
Het Dynamisch Beekdal over 25 jaar Anders dan bij een plangebied waarin in een inrichtingsplan op voorhand wordt bepaald hoe de verschillende terreintypen in het plangebied worden gepositioneerd, wordt het eindbeeld van het Dynamisch Beekdal voor het overgrote deel bepaald door het beheer. Aangezien spontane processen en natuurlijke dynamiek hierin een belangrijk aandeel hebben is het niet mogelijk om op perceelsniveau een gedetailleerde beschrijving te geven van het uiteindelijke beeld van het Dynamisch Beekdal. Toch kan op basis van de visie en de randvoorwaarden een inschatting worden gemaakt van het landschap dat op termijn zal ontstaan. Dit landschap kan worden omschreven als een gevarieerd gebied waarin open, grazige terreinen worden afgewisseld door struwelen, boomgroepen en bosjes, poelen en moeraszones. De ligging en gezamenlijke oppervlakte van elk terreintype varieert enigszins in de tijd. Deze variatie wordt veroorzaakt door begrazing van het plangebied en door de invloed van wisselende waterpeilen. De grazige gebieden beslaan naar verwachting 30 tot 50% van het plangebied. De vegetatie, bestaande uit verschillende soorten grassen en kruiden, is rijk aan structuur en loopt uiteen van zeer korte tot wat langere, extensief begraasde begroeiing. Lokaal zijn veepaadjes en latrines te vinden van de in het gebied aanwezige grazers. Een deel van de open ruimte wordt ingenomen door ruigtevegetatie die zich door extensievere begrazing verder heeft kunnen ontwikkelen. Opslag van bomen en struiken is dan ook veelal in deze terreindelen te vinden. 10 tot 30% van het plangebied zal naar verwachting bestaan uit dergelijke gebieden. Ruigtevegetatie is van grote waarde voor onder andere kleine zoogdieren als muizen, vlinders en planten die begrazing slecht verdragen. Vooral op de overgang van oppervlaktewater naar hoger gelegen land zijn moeraszones te vinden. Deze gebieden, met een verwacht oppervlakteaandeel van 10 tot 30%, staan permanent of periodiek onder water en staan veelal onder directe invloed van peilverschillen in de Aa. De moeraszones bieden plaats aan tal van waterplanten en vochtminnende soorten en vormen een belangrijk habitat voor amfibieën, vissen en macrofauna. Rietvegetaties bieden daarnaast een geschikt leefgebied voor diverse vogelsoorten. Circa 2% van het plangebied bestaat uit stilstaand oppervlaktewater in de vorm van poelen. Deze poelen vormen een belangrijke schakel in het leefgebied van amfibieën en macrofauna en vormen een groeiplaats voor diverse waterplanten. Als gevolg van het periodiek buiten haar oevers treden van de Aa, zal in de poelen ook vis voorkomen. 20 tot 30% van de oppervlakte van het plangebied wordt bezet door opgaande begroeiing. Bij voortschrijdende verbossing wordt dit aandeel kunstmatig teruggebracht tot onder de 30%. Opgaande begroeiing bestaat uit bosjes, struwelen, boomgroepen en eventueel solitaire bomen. Naar verwachting zullen de soorten wilg, els en berk daarin een belangrijk aandeel hebben. De soortensamenstelling is echter zeer locatieafhankelijk. Vele vogelsoorten vinden in deze begroeiing nestgelegenheid. Als rode draad door het landschap loopt de Aa slingerend door het plangebied. Het waterpeil van de Aa varieert door het jaar, wat leidt tot periodieke overstromingen van het plangebied. De Aa is daarmee verantwoordelijk voor een flinke mate van dynamiek en vormt een drijvende kracht achter verschillende spontane processen. Plaatselijk treedt afkalving van de buitenbochten op. De waterloop van de Aa ligt voor een deel in de schaduw van opgaande begroeiing aan de oevers en ontvangt op andere delen weer volop direct zonlicht. Circa 20 tot 40% van het wateroppervlak is begroeid met ondergedoken, drijvende en/of emergente waterplanten. Bovenbeschreven terreintypen vormen samen een lappendeken met daarin tal van overgangszones van natte naar droge en van open naar gesloten vegetaties. Verschillende stadia van successie zijn op korte afstand van elkaar te vinden en zorgen voor een grote variatie aan planten en dieren. Juist deze combinatie is van grote waarde voor soorten als de das en diverse vleermuissoorten.
10
3.2
Doelsoorten In het Koepelplan zijn enkele doelsoorten genoemd voor het plangebied, gedeeltelijk afgeleid van het rapport Streefbeelden voor beken en kreken in Noord- Brabant. Deze doelsoorten dienen vooral gezien te worden als indicatoren, behorende bij de beoogde terreintypen binnen het plangebied als beschreven in het kader ‘Het Dynamisch Beekdal over 25 jaar’. Omdat in het streefbeeld het ruimte bieden aan spontane processen en dynamiek voorop staat, kan het succes van het beheer op termijn gedeeltelijk worden afgelezen aan het al dan niet feitelijk voorkomen van deze soorten. Doelsoorten van het Dynamisch Beekdal en langzaam stromende benedenloop Vogels:
ijsvogel, oeverzwaluw, bosrietzanger, nachtegaal
Vissen:
serpeling, winde, kopvoorn, bittervoorn, grote modderkuiper
Libellen:
beekrombout, groene glazenmaker
Vlinders:
kleine ijsvogelvlinder, bont dikkopje
Macrofauna: vlokreeft, beekjuffer, kokerjuffers, Baetis rhodani, Baetis vernus en Ephemera vulgata Planten:
fonteinkruiden, nymphaeiden
Zoogdieren: das, watervleermuis, meervleermuis, waterspitsmuis, bever, otter
3.3
Randvoorwaarden voor het beheer Aan de ontwikkeling en instandhouding van het streefbeeld worden enkele beperkingen gesteld. Voor zover deze beperkingen van invloed zijn op de fase na de inrichting van het plangebied zijn ze hieronder genoemd. Waterafvoer De inrichting van het gebied is erop berekend dat piekafvoeren die jaarlijks voorkomen (T=1) kunnen worden verwerkt binnen de grenzen van het plangebied. De waterafvoer moet dusdanig worden gegarandeerd dat de aan T=1 grenzende zones T=10 en T=100 niet vaker overstromen dan gemiddeld respectievelijk eens in de tien en eens in de honderd jaar.
Afbeelding 6: Visuele weergave van een langzaam stromende benedenloop van een laaglandbeek (bron: Streefbeelden voor beken en kreken in Noord-Brabant)
Beheerplan Dynamisch Beekdal, Waterschap Aa en Maas
11
Meandering Eén van de spontane processen die passen in het streefbeeld is erosie en sedimentatie van en aan de beekoevers. De beek kan hiermee haar eigen weg zoeken. Dit proces kan echter uitsluitend plaatsvinden binnen de beschikbare ruimte. Met name de erosie aan de grenzen van het plangebied zal kunstmatig ingeperkt moeten worden. Hetzelfde geldt wanneer door het wegspoelen van grond de in het plangebied aanwezige of archeologisch waardevolle gebieden rond Kasteel Heeswijk dreigen te worden aangetast. Landbouwbelangen Het beheer van het Dynamisch Beekdal en specifiek het inscharen van vee in het plangebied mag geen verhoogde kans opleveren voor het ontstaan of verspreiden van veeziekten. Dit met het oog op de landbouwkundige belangen in de directe omgeving van het plangebied. Evenmin mag het beekdal bijdragen aan een overmatige verspreiding van voor vee schadelijke plantensoorten.
Afbeelding 7: Foeragerende das, één van de doelsoorten van het Dynamisch Beekdal
Bewoning In de directe omgeving van het Dynamisch Beekdal bevinden zich diverse woningen. Voorkomen moet worden dat inrichting en beheer van het beekdal leidt tot overlast voor de omgeving. Behalve de begrenzing en van het beekdal, waarmee wateroverlast bij een T=1-situatie wordt voorkomen, wordt ook overlast en schade door flora en fauna zo veel mogelijk voorkomen.
12
4
Beheer
4.1
Visie op het beheer De natuurlijke successie van de vegetatie en de dynamiek van de Aa vormen samen de grote motor achter de spontane processen die het streefbeeld van het Dynamisch Beekdal vormen. Als uitsluitend ruimte gegeven wordt aan spontane processen is het niet mogelijk aan een aantal van de randvoorwaarden zoals veiligheid en landschappelijke inpassing te voldoen. Zo bestaat de kans dat een groot deel van het plangebied verbost en is het mogelijk dat de Aa als gevolg van erosie de grenzen van het plangebied zal overschrijden of in geval van calamiteiten slecht bereikbaar zal zijn.
Afbeelding 8: Erosie van een buitenbocht
Om de gestelde doelen te realiseren dient de mens een actieve, maar zo beperkt mogelijke rol te spelen in het beheer. Deze rol zou vanuit de gedragen randvoorwaarden voor het beheer de volgende doelen moeten waarborgen en een zo minimaal mogelijk effect hebben op spontane processen: -
de beek binnen de grenzen van de beschikbare ruimte houden de landschappelijke inpassing waarborgen (voorkomen van overmatig verbossen) doorstroming op peil houden draagvlak behouden en versterken
Bovenstaande doelstellingen kunnen op verschillende wijzen worden nagestreefd, waarvan de meest belangrijke maaibeheer en begrazingsbeheer zijn. In het licht van het streefbeeld is maaibeheer echter minder geschikt. Maaien is moeilijk te verenigen met het streven naar spontane processen en een hoge mate van structuurvariatie. Maaien heeft wel als voordeel dat locaties met bijvoorbeeld zeldzame plantensoorten speciaal gericht op die soorten kunnen worden beheerd. Ook dit beperkt echter de natuurlijkheid en spontaniteit. De vegetatie van het Dynamisch Beekdal zal daarom worden beheerd door middel van begrazing. Het is niet de bedoeling om specifieke, zeldzame soorten door middel van aanvullende maatregelen te behouden in het gebied. Spontaniteit en natuurlijkheid staan voorop.
Beheerplan Dynamisch Beekdal, Waterschap Aa en Maas
13
4.2
Begrazing Met het oog op de spontaniteit en natuurlijkheid verdient het de voorkeur om het gebied jaarrond te begrazen. Jaarrondbegrazing sluit het beste aan op de gewenste dynamische processen. Grazers die jaarrond in een terrein zijn, ontwikkelen een vast gedragspatroon in het gebied. Plaatselijk ontstaan veel begraasde en belopen gebieden, vaste veepaden, latrines en gebieden die minder frequent worden bezocht door vee. Kruiden worden bevoordeeld ten opzichte van grassen. Soorten die middels bijvoorbeeld stekels, doorns of giftigheid bestand zijn tegen betreding en begrazing zorgen voor situaties waarin de graasdruk lokaal afneemt of wegvalt. Dit alles draagt bij aan de gewenste structuurvariatie.
Afbeelding 9: Voorbeeld structuurrijke vegetatie als gevolg van beheer met begrazing (bron: Stichting Taurus)
Ook draagt jaarrondbegrazing bij aan de bestrijding van verbossing. Grazers geven doorgaans de voorkeur aan grazige vegetatie als grassen en kruiden boven houtige opslag van bomen en struiken. In de periode van het jaar waarin voedsel schaarser is, zullen de grazers echter gedwongen worden om ook de houtige opslag in hun dieet op te nemen. Bij seizoensbegrazing zullen de dieren eerder geneigd zijn houtige opslag te laten staan. Begrazing is daarnaast een effectief middel om de waardevolle pioniervegetaties in stand te houden.
4.2.1
Bereikbaarheid voor grazers Om jaarrondbegrazing en daarmee de realisatie van de doelen van het Dynamisch Beekdal mogelijk te maken is het zeer gewenst dat het Dynamisch Beekdal zo veel mogelijk één eenheid wordt. Alleen dan kunnen de grazers vrij en op natuurlijke wijze binnen het plangebied migreren. Daarvoor zal in de inrichting gewaarborgd moeten worden dat wegen die het Dynamisch Beekdal doorkruizen voor de grazers passeerbaar worden. Als er onder de bruggen geen ruimte is voor doorgang voor grazers zal dit gerealiseerd moeten worden door de aanleg van veetunnels. Als, of zo lang, wegen niet passeerbaar zijn zal gewerkt moeten worden met meerdere begrazingseenheden. Het is onwenselijk dat uiteindelijk eenheden kleiner dan 15 hectare aanwezig blijven
14
in het plangebied. In kleinere eenheden wordt de spontane structuurvariatie beperkt. Dit werkt negatief op het halen van de ecologische doelen. Om beide zijden van de beek met elkaar te verbinden kunnen de bruggen van extensief gebruikte wegen en paden worden opengesteld voor de grazers, die zo de andere oever kunnen bereiken. Op de grens van het begrazingsgebied moeten daar veeroosters worden geplaatst en is het aanbrengen van waarschuwingsborden en eventueel snelheidsbeperkende maatregelen voor verkeer onontbeerlijk. De mogelijkheden voor dergelijke verbindingen lijken momenteel beperkt. Bij de inrichting van de deelgebieden dienen extra mogelijkheden te worden gecreëerd.
Afbeelding 10: Voorbeeld van doorwaadbare plaats (hier in beek met kleinere dimensie)
De rassen die voor de begrazing zullen worden ingezet kunnen in principe de beek oversteken. Hoe ondieper de beek, des te groter is de kans dat ze dit doen. Het spreekwoordelijke groenere gras aan de overzijde kan een stimulans zijn de oversteek te wagen. Kuddes kunnen dit gedrag aanleren en het kan bijdragen dieren aan de kudde toe te voegen die in een ander gebied geleerd hebben een beek over te steken. Mochten de dieren de beek niet oversteken dan dienen de oevers verbonden te worden door het creëren van doorwaadbare plaatsen. Om doorwaadbare plaatsen te realiseren zal het basisprofiel ondieper (enkele decimeters diep) en breder moeten worden en de bodem zal moeten worden voorzien van een (half)verharding. De doorwaadbare plaatsen kunnen het beste worden aangelegd op een recht stuk in de beek om het wegspoelen als gevolg van erosie te voorkomen. Één oversteekplaats per strekkende kilometer kan als regel worden gehanteerd. Voor jaarrondbegrazing is het van belang dat binnen het Dynamisch Beekdal voldoende hoge gronden voorkomen. Op deze hogere gronden is gedurende de winterperiode en het vroege voorjaar voldoende voedsel te vinden voor de grazers. Deze hoge delen zijn daarnaast ook van belang voor de grazers om zich op terug te kunnen trekken tijdens hoge waterstanden.
Beheerplan Dynamisch Beekdal, Waterschap Aa en Maas
15
Per strekkende twee kilometer beekdal moet er ten minste één hooggelegen terreindeel zijn aan weerszijden van de beek op minimaal het niveau van T=10 en waar mogelijk op het niveau van T=100. Deze terreindelen hebben in principe een oppervlakte van minimaal 0,5 hectare. In grote aaneengesloten trajecten dient aan weerszijden van de beek één van deze locaties minimaal 1 hectare groot te zijn zodat zich daar grotere groepen grazers op kunnen terugtrekken. Zij hebben dan voldoende ruimte om de sociale verhoudingen binnen de kudde in stand te houden en elkaar zo nodig te ontwijken. Voor de hooggelegen gebieden is het daarnaast belangrijk dat deze goed bereikbaar zijn voor de beheerder zodat bij extreme waterstanden de grazers die zich op deze terreindelen hebben teruggetrokken, uit het terrein gehaald kunnen worden. Door aanvullend eenvoudige voorzieningen te treffen om de grazers hier tijdelijk te kunnen insluiten, kunnen deze locaties ook worden gebruikt voor veterinaire doeleinden. Het plaatsen van permanente weipalen waaraan tijdelijk een (stroom)draad kan worden bevestigd is hiervoor voldoende. Het ligt voor de hand dergelijke plaatsen te realiseren aansluitend aan taluds van bruggen.
4.2.2
Grazers in de agrarische omgeving Het gebruik van grote grazers voor het beheer van natuurterreinen is niet onomstreden. Met name in een agrarische omgeving levert het zorgen op bij aangrenzende ondernemers. De zorg betreft de besmetting van hun vee met dierziekten als gevolg van direct of indirect contact tussen hun vee en de grazers. Het Dynamisch Beekdal ligt als lang lint in een overwegend agrarisch gebied waarin veehouderij een belangrijke rol speelt. Om de zorg van de omgeving over dierziekten weg te nemen dient de kudde die in het gebied gebracht wordt aantoonbaar vrij te zijn van de betreffende dierziekten. Na plaatsing van de kudde is de kans op insleep van ziekten klein. Toch verdient het aanbeveling de kudde jaarlijks te bemonsteren om te monitoren of ze vrij blijven van de betreffende ziekten. Op deze wijze kan zorg worden omgezet in vertrouwen. De grazers zijn geen wilde dieren, maar vallen onder de gehouden dieren. Dit betekent onder andere dat zij worden geoormerkt conform de I&R-regeling. Als de dieren aantoonbaar vrij zijn van de besmettelijke dierziekten kan de afstand tussen de grazers en het vee van de agrariërs beperkt blijven. Daar waar het Dynamisch Beekdal grenst aan landbouwgrond zal gewerkt worden met dubbele rasters. Het eerste raster staat op de kadastrale grens en het tweede op drie meter afstand op de grond van het Dynamisch Beekdal. Dit raster bestaat uit vier puntdraden. De tussenliggende ruimte wordt beheerd door middel van een extensief maaibeheer en biedt ruimte voor bijvoorbeeld een wandelpad.
16
4.3
Soorten grazers De inzet van grazers voor het beheer van natuurterreinen kan op tal van manieren. Bij de keuze voor een type begrazing en soorten grazers die passen bij het beheerdoel zijn de volgende voorwaarden in ogenschouw genomen: -
Begrazing moet passen in het dynamische karakter van het beekdal en een positieve bijdrage leveren aan de spontane processen daarbinnen Grazers moeten een maximale bijdrage leveren aan het ontstaan van structuurvariatie Grazers moeten bestand zijn tegen de vochtige omstandigheden van het dynamisch beekdal Bij inzet voor jaarrondbegrazing moeten grazers een hoge mate van zelfredzaamheid hebben op gebied van bijvoorbeeld afkalving Grazers moeten goed aangepast zijn aan de schrale omstandigheden van het beekdal Grazers moeten goed reageren op mensen, geen bedelgedrag ontwikkelen en geen agressieve reacties naar recreanten en passanten vertonen Grazers moeten voldoen aan alle wettelijke voorschriften en aantoonbaar ziektevrij zijn
Afbeelding 11: Exmoorpony’s en Schotse Hooglanders (bron: Stichting Taurus)
Op basis van bovenstaande voorwaarden is de combinatie van runderen en paarden optimaal. Deze combinatie zorgt voor voldoende structuurvariatie waarbij paarden zorgen voor extra afwisseling in voedselrijkdom. Ze houden delen zeer kort begraasd. Hier zijn rozetvormers in het voordeel en wordt sterk verschraald. Elders, in de latrines wordt het terrein verrijkt en profiteren stikstofminnende soorten. Uitgangspunt is dat begraasd wordt met Schotse Hooglanders of Galloways in combinatie met Koniks of Exmoorpony’s. Deze soorten zijn goed aangepast aan de vochtige omstandigheden in het Dynamisch Beekdal en kunnen goed tegen, naar Nederlandse begrippen, extreme weersituaties. In tal van gebieden van uiteenlopende aard als Meinerswijk (gemeente Arnhem), Geuzenwaard (Staatsbosbeheer) en de Herperduin (gemeente Oss) hebben (combinaties van) deze soorten zich reeds bewezen.
Beheerplan Dynamisch Beekdal, Waterschap Aa en Maas
17
Wanneer het jaarrondbegrazing betreft is het ongewenst om met andere rassen, zoals regulier melkvee of vleesvee te werken. Deze rassen zijn minder zelfredzaam en zijn minder in staat om vetreserves op te slaan die nodig zijn om in de schralere winteromstandigheden aan te spreken. In situaties waarin jaarrondbegrazing niet mogelijk is en al dan niet tijdelijk voor seizoensbegrazing gekozen moet worden, is het onder voorwaarden mogelijk om gebruik te maken van regulier vee In bijzondere gevallen zal aanvullend drukbegrazing met schapen worden toegepast. Dit betreft de situaties waarin het proces van verbossing onvoldoende kan worden tegengegaan door runderen en paarden. Net als runderen en paarden hebben schapen een voorkeur voor grassen en kruiden boven houtige opslag. Begrazing met schapen gebeurt daarom te allen tijde met gescheperde kuddes. Op die manier kunnen de schapen voldoende worden gestimuleerd tot het vreten van houtige opslag.
Afbeelding 12: Begrazing in beekdalgebied (bron: Stichting Taurus)
4.4
Beheercommissie als basis voor beheerbeslissingen Werken met begrazing brengt onzekerheden met zich mee. Dit in tegenstelling tot intensievere beheervormen als maaibeheer waar de vegetatie ‘gestuurd’ kan worden. De volgende onzekerheden kunnen worden genoemd: -
Hoeveel bos ontwikkelt zich in het gebied? Ontwikkelt het bos en struweel zich verspreid over het gebied? Hoeveel voedsel wordt er geproduceerd? Wat is het gedrag van de kudde? Worden er terreindelen door de kudde gemeden? Welke invloed heeft de dynamiek?
Stuk voor stuk zijn dit voorbeelden van vragen die van grote invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van de vegetatie en de mate van realisatie van de doelen. De antwoorden op de vragen zijn vooraf niet te geven. Beheerbeslissingen zullen dan ook altijd gebaseerd moeten worden op waarnemingen in het veld en gemaakt worden door steeds weer antwoord te geven op o.a. de bovenstaande vragen.
18
Om de ontwikkelingen en de invloed van het (begrazings)beheer te volgen wordt een beheercommissie ingesteld die minimaal twee maal per jaar beoordeelt hoe het beheer verloopt en wat de resultaten zijn. Een van deze bezoeken zou midden in het groeiseizoen moeten vallen. Een ander belangrijk moment is het einde van de winter waarbij in relatie tot de grootte van de kudde beoordeeld moet worden wat de conditie van de dieren is. Daarnaast moet op dat moment gekeken worden wat de voedselvoorraad is en dus de staat van de vegetatie. In de beheercommissie moeten de volgende personen c.q. partijen zitting hebben: - Waterschap, District Beneden Aa - De feitelijke beheerder van het gebied - Ecoloog waterschap - Externe, onafhankelijke deskundige(n) - Vertegenwoordiger(s) agrariërs (ZLTO)
Afbeelding 13: Moerashertshooi
Beheerplan Dynamisch Beekdal, Waterschap Aa en Maas
19
4.5
Beheer van het Dynamisch Beekdal Het Dynamisch Beekdal wordt in fasen aangelegd. In onderstaande tabel is per fase weergegeven hoeveel elke fase aan het begrazingsgebied kan bijdragen en wat de status van uitvoering is. Fase
Benaming
Bijdrage areaal begrazingsgebied
Status
fase 1
meander Assendelft
ca. 5 hectare
gereed
1
fase 2
meander kasteel Heeswijk
ca. 0 hectare
uitvoering in voorbereiding
fase 3
Molenhoek en meander Middelrode
ca. 20 hectare
grondverwerving
fase 4
Seldensate
ca. 10 hectare
grondverwerving
fase 5
meander Hersend
ca. 15 hectare
grondverwerving
fase 6
Runweg tot A2
ca. 70 hectare
grondverwerving
Tabel 1: Fasering inrichting Dynamisch Beekdal
Na inrichting van de diverse deeltrajecten worden deze toegevoegd aan het plangebied. Op gebieden die na inrichting nog (tijdelijk) niet aan de juiste voorwaarden voldoen voor jaarrondbegrazing zal een ‘aanloopbeheer’ plaatsvinden. De fase waarin de pioniersituatie langzaam overgaat naar een meer stabiele vegetatie en de kans op verbossing groot is stelt specifieke eisen aan het beheer. Deze beheerperiode heet de periode van ontwikkelingsbeheer. Daarna volgt het instandhoudingbeheer. In onderstaand schema is weergegeven hoe de te volgen beheerstrategie wordt bepaald. Vervolgens worden alle drie de beheervormen nader omschreven.
Schema 1: Beslissingsmatrix beheerstrategie
1
meander kasteel Heeswijk is eigendom van Brabants Landschap en valt grotendeels buiten dit beheerplan omdat de natuurdoelen voor dit EHS-gebied zijn vastgelegd in het natuurgebiedsplan. Het draagt naar verwachting niet bij aan het areaal begrazingsgebied
20
4.5.1
Aanloopbeheer In de deelgebieden die na inrichting te klein zijn is jaarrondbegrazing niet haalbaar en zal er gekozen moeten worden voor een aanloopbeheer. In de regel geldt dit voor gebieden kleiner dan 3 hectare. Indien echter het voedselaanbod te laag is kan ook voor iets grotere gebieden (tot circa 5 hectare) worden afgezien van jaarrondbegrazing. Gelet op het streefbeeld van een aaneengesloten terrein waarbinnen migratie van grazers onbeperkt mogelijk is, wordt er van uitgegaan dat dit een tijdelijke situatie betreft. Kleinere gebieden zullen immers op termijn zo veel mogelijk worden verbonden met andere delen van het Dynamisch Beekdal. De meeste inrichtingsfasen omvatten grotere oppervlakten(zie tabel 1). Naar verwachting zal het aanloopbeheer dan ook slechts in weinig gevallen ingezet hoeven te worden en veelal kunnen worden overgeslagen. Het aanloopbeheer omvat seizoensbegrazing door tijdelijke inscharing van runderen, aangevuld met het periodiek toepassen van drukbegrazing met een gescheperde schaapskudde. De drukbegrazing heeft tot doel de opslag van bomen en struiken te bestrijden. De schapen dienen hierop dan ook gericht te worden aangestuurd. Begrazing met schapen is geen blijvende maatregel. Omdat de situatie relatief weinig grazers in het gebied toelaat, is begrazing met verschillende soorten niet wenselijk. Koniks of Exmoorpony’s worden in het aanloopbeheer dan ook nog niet ingezet. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de kenmerken van het aanloopbeheer.
Sturingsmiddel
Basiswaarde
Periode van begrazing
1 juni tot 1 november (evt. eerder te stoppen op aangeven van beheercommissie n.a.v. vegetatieontwikkeling / voedselvoorraad grazers)
Verwachte begrazingsdichtheid
1 tot maximaal 3 grazers per ha
Soorten grazers
Runderen
Drukbegrazing
Jaarlijks met gescheperde schaapskudde waar nodig
Tabel 2: Kenmerken van aanloopbeheer
Afbeelding 14: Drukbegrazing kan verbossing voorkomen
Beheerplan Dynamisch Beekdal, Waterschap Aa en Maas
21
4.5.2
Ontwikkelingsbeheer In de pioniersituatie die ontstaat na de inrichting van het plangebied is de dynamiek relatief hoog. Open zand staat onder sterke invloed van zon en regen zodat hoogteverschillen nivelleren. De oever kalft plaatselijk af door oppervlakkige afstroming van water. De open bodem is een geschikte plaats voor de vestiging van bijzondere plantensoorten, maar ook voor de ontwikkeling van bos. Om de ontwikkeling van de vegetatie de juiste richting te geven dient het beheer in deze beginperiode van circa 5 jaar extra aandacht en zorg te krijgen. In hoeverre ontwikkelingsbeheer nog noodzakelijk is in de terreindelen waarin ook aanloopbeheer heeft plaatsgevonden hangt onder meer af van de duur van het aanloopbeheer en de vegetatie die daarbij is ontstaan. Dit wordt bepaald tijdens de veldbezoeken van de beheercommissie. Tijdens het ontwikkelingsbeheer dient de begrazingsdichtheid hoog te worden ingezet om met name de verbossing tegen te gaan. Omdat anderzijds de grazige vegetatie nog in ontwikkeling is moet goed gemonitoord worden of er voldoende voedsel aanwezig is uit het oogpunt van dierenwelzijn. Begrazing binnen het Dynamisch Beekdal moet (uitgaande van jaarrondbegrazing) ingezet worden op één rund of pony per hectare. De getalsmatige verhouding tussen runderen en paarden kan in beginsel variëren tussen twee staat tot één en één staat tot één. Om de verbossing extra tegen te gaan wordt één keer per jaar aanvullend drukbegrazing toegepast met schapen zodat de opslag van boom- en struikvormers wordt onderdrukt. Dit gebeurt met een gescheperde kudde. Van belang is dat de schapen dusdanig worden gestuurd dat deze gedwongen worden zo veel mogelijk opslag van bomen en struiken te begrazen en zo min mogelijk de grazige en kruidige vegetatie.
Sturingsmiddel
Basiswaarde
Periode van begrazing
Jaarrond
Verwachte begrazingsdichtheid
1 grazer per hectare
Soorten grazers
Runderen en pony’s met verhouding 2:1 tot 1:1
Drukbegrazing
Jaarlijks met gescheperde schaapskudde waar nodig
Tabel 3: Kenmerken ontwikkelingsbeheer
Afbeelding 15: Begrazing met schapen
22
Pony’s worden alleen dan ingezet als het te begrazen (deelgebied) groot genoeg is. De ondergrens hiervoor wordt gesteld op 10 hectare. Bij kleinere oppervlakten is de bijdrage aan structuurvariatie gering. In gebieden met een oppervlakte tussen 5 en 10 hectare worden daarom uitsluitend runderen ingezet. Voorbeeld Meander Assendelft Meander Assendelft is een goed voorbeeld voor een gebied waarin ontwikkelingsbeheer kan worden toegepast. De oppervlakte van het terrein (circa 5 hectare) maakt dat het voedselaanbod in dit deelgebied voldoende is voor jaarrondbegrazing met ongeveer 5 grote grazers. Aanloopbeheer is daarmee niet nodig. Gezien de geringe oppervlakte van dit deelgebied worden uitsluitend runderen ingezet als grote grazers. Op het moment dat Meander Assendelft wordt aangesloten op een naastliggend deelgebied, kunnen aanvullend paarden of pony’s worden ingeschaard. Doordat er in het gebied relatief veel grondverzet heeft plaatsgevonden is er nog geen stabiele vegetatie ontstaan en wordt er veel opslag van struiken en bomen verwacht. Totdat de vegetatie zich heeft ontwikkeld en zich een stabiele zode heeft gevormd, wordt daarom aanvullend aan de grote grazers periodiek een gescheperde schaapskudde ingezet voor drukbegrazing op de houtige opslag. Op het moment dat de beheercommissie beoordeelt dat drukbegrazing in meer dan 50% van het terrein niet langer noodzakelijk is, zal worden overgestapt op instandhoudingbeheer. In bijlage 5 is ter verduidelijking de beslissingsmatrix uit paragraaf 4.3 weergegeven. Op basis van de huidige situatie is deze ingevuld voor Meander Assendelft, waarmee duidelijk wordt waarom voor dit gebied de keuze voor ontwikkelingsbeheer gemaakt dient te worden.
Afbeelding 16: Variatie in vegetatiestructuur als gevolg van begrazing met runderen
4.5.3
Instandhoudingbeheer Het instandhoudingbeheer wordt ingezet wanneer de vegetatie min of meer stabiel en goed ontwikkeld is. Op dat moment zijn zandige delen goeddeels vastgelegd door vegetaties waarin grassen een belangrijke rol spelen en neemt de massale opslag van boom- struikvormers af. Dit omslagmoment zal
Beheerplan Dynamisch Beekdal, Waterschap Aa en Maas
23
niet overal in het Dynamisch Beekdal hetzelfde zijn, maar wordt verwacht na circa 5 jaar na inrichting. Het instandhoudingbeheer wordt ingezet als meer dan de helft van de vegetatie stabiel is. Op minder ontwikkelde delen kan het instrument drukbegrazing nog incidenteel worden ingezet om verbossing te bestrijden. Net als bij ontwikkelingsbeheer wordt in terreinen met een oppervlakte tot circa 10 hectare begraasd met runderen. Bij grotere terreinen worden aanvullende paarden of pony’s ingeschaard. Ideaal zijn deelgebieden groter dan 15 hectare. Daarin kan met dit beheer een zo groot mogelijke structuurvariatie worden behaald. Tijdens het instandhoudingbeheer is drukbegrazing met een gescheperde schaapskudde in principe niet meer noodzakelijk en kan de begrazingsdruk naar verwachting worden geëxtensiveerd. Uit de schouw zal blijken wat de beste begrazingsdruk is. Onderstaande tabel toont de kenmerken van het instandhoudingbeheer. Sturingsmiddel
Basiswaarde
Periode van begrazing
Jaarrond
Verwachte begrazingsdichtheid
1 grazer per 1,5 tot 2,5 hectare
Soorten grazers
Runderen en pony’s met verhouding 2:1 tot 1:1
Drukbegrazing
Jaarlijks met gescheperde schaapskudde (uitsluitend indien en waar nodig)
Tabel 4: Kenmerken instandhoudingbeheer
4.6
Incidenteel beheer Naast de begrazing omvat het reguliere beheer binnen het Dynamisch Beekdal in principe geen andere maatregelen voor beheer van de vegetatie. Het gras wordt niet gemaaid, de oevers niet beheerd en de watervegetatie niet verwijderd. Ook zal niet gericht worden ingegrepen ten gunste van beschermde fauna. Aanvullend beheer vindt alleen plaats in de volgende gevallen:
Afbeelding 17: Dikkopjes in laag water
24
a) De doorstroming wordt belemmerd zodat water buiten het winterbed treedt Wanneer uit peilgegevens van de bestaande vaste meetpunten binnen het traject blijkt dat er plaatselijk te veel opstuwing plaatsvindt en zo het risico bestaat dat bij de maatgevende piekafvoer water buiten het winterbed treedt, wordt ingegrepen. Onder ecologische begeleiding wordt in een dergelijk geval ter plekke gekeken wat de beste manier is om de stremming ongedaan te maken. Het waterschap is verantwoordelijk voor het peilbeheer. b) De bereikbaarheid van terreindelen wordt belemmerd Hoewel er geen onderhoudspaden in het gebied worden aangelegd, dient de watergang redelijkerwijs bereikbaar te zijn voor onderhoud in geval van calamiteiten. Indien de ontwikkelingen in het plangebied leiden tot het redelijkerwijs niet meer kunnen bereiken van terreindelen, kan dit aanleiding zijn om in te grijpen. De wijze waarop wordt ingegrepen wordt afgestemd op de locatie en de oorzaak van de belemmering en wordt door of in overleg met het waterschap bepaald. c) De Aa dreigt door erosie de grenzen van het Dynamisch Beekdal te overschrijden Zodra de boveninsteek van de beek door het natuurlijke proces van erosie binnen 3 meter van de eigendomsgrens komt te liggen wordt ingegrepen. Afhankelijk van de situatie kan besloten worden tot grondverzet om de meander te verleggen, het aanbrengen van stortsteen, of bijvoorbeeld tot het plaatselijk stimuleren van bosontwikkeling die verdergaande erosie kan tegengaan. d) Soorten waarvoor een bestrijdingsplicht geldt, ontwikkelen zich binnen het gebied Soorten die op basis van regelgeving bestreden moeten worden, worden voor de zaadzetting gemaaid dan wel geplukt. Momenteel betreft dit de akkerdistel. Chemische bestrijding van soorten wordt niet toegestaan. e) Grote waternavel wordt gesignaleerd in het Dynamisch Beekdal De van oorsprong Zuid-Amerikaanse soort grote waternavel veroorzaakt problemen met doorstroming van water en beconcurreert inheemse soorten. Evenals in andere watergangen wordt deze soort in het Dynamisch Beekdal bestreden met uitroeiing als uiteindelijk doel. Bij het aantreffen van de soort gebeurt bestrijding snel en zorgvuldig. f)
Sturing in aandeel struweel en bos Om het aandeel bos en struweel binnen de vastgestelde 20 – 30% te krijgen en te houden kan ingrijpen noodzakelijk blijken. In principe wordt het aandeel bos en struweel gestuurd door te variëren in de begrazingsdruk. Toch kan het zo zijn dat door het natuurlijke graasgedrag van de dieren plaatselijk te veel bos ontstaat terwijl elders geen bos tot ontwikkeling komt. Om tot een redelijk evenwichtige verdeling van opgaande begroeiing te komen binnen het Dynamisch Beekdal is het plangebied ten behoeve van de beoordeling van de verbossingsgraad ingedeeld in 3 deelgebieden, te weten: I A2 – Aaveld II Aaveld – Hersend III Hersend – Kasteel Heeswijk
Beheerplan Dynamisch Beekdal, Waterschap Aa en Maas
25
Bijlage 4 toont de ligging van de deelgebieden. Er wordt in een deelgebied ingegrepen in het aandeel bos en struweel als het aandeel meer dan 10% afwijkt van de streefwaarde (zie paragraaf 3.1) en het niet de verwachting is dat binnen twee jaar het aandeel gecorrigeerd kan worden met een (eventueel) aangepaste begrazingsdruk. Aanvullend ingrijpen in het aandeel bos zal bestaan uit het verwijderen van een teveel aan bos. Dat kan door middel van kap, maar eventueel ook door middel van andere maatregelen zoals klepelen. Het (tijdelijk) uitrasteren van terreindelen kan naast sturing in begrazingsdruk ingezet worden als er te weinig bos of struweel is.
4.7
Jacht en schadebestrijding Het Dynamisch Beekdal heeft een waterbergende functie en de functie van Ecologische Verbindingszone (EVZ). Binnen deze zone is jacht op de vrij bejaagbare soorten niet gewenst. In de zone waar spontane natuurontwikkeling als belangrijke kwaliteit wordt gezien zou jacht een overbodige menselijke activiteit zijn die een regelmatige verstoring teweeg zou brengen. Het gehele gebied wordt als rustgebied aangeduid en vastgelegd. De jacht op gronden binnen het Dynamisch Beekdal kan desgewenst wel worden verpacht zodat dit onderdeel uitmaakt van één of meerdere jachtvelden in de omgeving. Hiermee kan het beekdal bijdragen aan het minimaal vereiste areaal van de jachtvelden. De feitelijke uitoefening van jacht wordt echter niet toegestaan in het Dynamisch Beekdal. Ingrijpen in de faunastand binnen het Dynamisch Beekdal is wel mogelijk in het kader van beheer en schadebestrijding. Schadebestrijding kan noodzakelijk zijn op het moment dat schade aan omringende landbouwgronden ontstaat of de verkeersveiligheid in het geding is als gevolg van hoge faunastanden. In geval van calamiteiten of dreigende schade is het aan het Waterschap als eigenaar om te bepalen of en op welke wijze schadebestrijding plaatsvindt. Het is faunabeheerders niet toegestaan in te grijpen in de vegetatie of inrichting van het plangebied.
4.8
Monitoring natuurwaarden Het Dynamisch Beekdal is uniek voor het beheersgebied van Waterschap Aa en Maas. Zowel wat betreft inrichting als beheer. Het verdient aanbeveling de natuurwaarden te monitoren. In het ingerichte gebied Assendelft is monitoring reeds opgestart. Na inrichting zouden ook andere delen in het monitoringsprogramma moeten worden opgenomen. De gegevens van de monitoring kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan te nemen inrichtings- en beheerbeslissingen in ander beeksystemen of andere delen van de Aa. Daarnaast kunnen de monitoringsgegevens mogelijk van waarde zijn voor de beslissingen die de beheercommissie jaarlijks zal moeten maken. Successen op het gebied van vestiging van bijzondere plant- en diersoorten kunnen tevens een belangrijke rol spelen in de beeldvorming van het Dynamisch Beekdal en een goede bijdrage leveren aan het draagvlak in de omgeving.
26
5
Beheerkosten
Het beheer van het Dynamisch Beekdal, waarbij jaarrondbegrazing een grote rol speelt, is relatief goedkoop, maar er zijn wel degelijk kosten aan verbonden. Natuurbegrazing is een dienst die geleverd wordt in tegenstelling tot begrazing van landbouwgrond waarbij een huur op pachtprijs kan worden bedongen. De controle van en zorg voor het vee, de veterinaire diensten, de controle van de omheining brengen dusdanige kosten met zich mee dat die niet opwegen tegen de aanwas van de kudde en de daarmee samenhangende waarde. In onderstaand overzicht zijn de kosten voor het beheer van de vegetatie opgenomen. De kosten voor het waterbeheer, de interne kosten van het waterschap zijn niet opgenomen.
Kosten aanloopbeheer
in te zetten materieel
gemiddelde kosten €/ha/jaar
Begrazing −
Beheer raster en
man met gereedschap
110
toegangspoorten (inclusief reservering vervanging) −
Maaibeheer 3 meterzone
−
Kosten kudde
schotelmaaier /
75
opraapwagen huur grazers en toezicht
180*
(seizoensbegrazing) −
Kosten drukbegrazing
huur kudde en herder
125
Incidenteel beheer − −
Ingrijpen in (water)vegetatie
materieel afstemmen op
t.b.v. de doorstroming
maatregel
50
Maatregelen t.b.v.
rupskraan
50
man met bosmaaier
40
afstemmen op situatie
40
voorkoming overschrijding grens beekdal door Aa −
Bestrijding ongewenste soorten (akkerdistel)
−
Sturing aandeel bos en struweel
Totale kosten per ha per jaar
650
Tabel 5: Kosten aanloopbeheer
* De kosten die in deze tabel zijn opgenomen voor begrazing zijn gebaseerd op het inhuren van een gespecialiseerde kuddebeheerder. Wanneer ervoor gekozen wordt om voor aanloopbeheer gebruik te maken van diensten van lokale agrariërs, kunnen deze kosten mogelijk worden vervangen door opbrengsten. Omdat aanloopbeheer in de regel alleen op relatief kleine terreindelen (maximaal 3 tot 5 hectare) wordt toegepast, is het effect op de beheerkosten voor het totale Dynamisch Beekdal echter relatief klein.
Beheerplan Dynamisch Beekdal, Waterschap Aa en Maas
27
Afbeelding 18: meanderende beek in winterlandschap
28
Kosten ontwikkelingsbeheer
in te zetten materieel
gemiddelde kosten €/ha/jaar terrein tot 25 ha
terrein vanaf 25 ha
Begrazing −
Beheer raster (inclusief
man met gereedschap
110
100
75
65
huur grazers en toezicht
225
200
huur kudde en herder
125
125
50
40
toegangspoorten) −
Maaibeheer 3 meterzone
schotelmaaier / opraapwagen
−
Kosten kudde (jaarrondbegrazing)
−
Kosten drukbegrazing
Incidenteel beheer − −
Ingrijpen in (water)vegetatie
materieel afstemmen op
t.b.v. de doorstroming
maatregel
Maatregelen t.b.v.
rupskraan
50
40
man met bosmaaier
40
40
afstemmen op situatie
40
40
715
650
voorkoming overschrijding grens beekdal door Aa −
Bestrijding ongewenste soorten (akkerdistel)
−
Sturing aandeel bos en struweel
Totale kosten per ha per jaar Tabel 6: Kosten ontwikkelingsbeheer
Kosten instandhoudingbeheer
in te zetten materieel
gemiddelde kosten €/ha/jaar terrein tot 25 ha
terrein vanaf 25 ha
Begrazing −
Beheer raster (inclusief
man met gereedschap
110
100
75
65
huur grazers en toezicht
200
180
50
40
toegangspoorten) −
Maaibeheer 3 meterzone
schotelmaaier / opraapwagen
−
Kosten kudde (jaarrondbegrazing)
Incidenteel beheer − −
Ingrijpen in (water)vegetatie
materieel afstemmen op
t.b.v. de doorstroming
maatregel
Maatregelen t.b.v.
rupskraan
50
40
man met bosmaaier
40
40
afstemmen op situatie
40
40
670
555
voorkoming overschrijding grens beekdal door Aa −
Bestrijding ongewenste soorten (akkerdistel)
−
Sturing aandeel bos en struweel
Totale kosten per ha per jaar Tabel 7: Kosten instandhoudingbeheer
Beheerplan Dynamisch Beekdal, Waterschap Aa en Maas
29
30
Literatuur
Geraadpleegde literatuur: − Anonymus, De Natuurgebiedplannen en het Beheersgebiedsplan Noord-Brabant, versie februari 2006, RD-ROM, Provincie Noord-Brabant, 2006 − Anonymus, Begrazing in Beekdalen, verslag veldwerkplaats Beekdallandschap, Ministerie van LNV, 2008 − Anonymus, Grontmij, Eindontwerp Inrichtingsplan Dynamisch Beekdal, Stuurgroep Dynamisch Beekdal, Waterschap Aa en Maas, 2006 − Bal, D. et al, Handboek Natuurdoeltypen, tweede geheel herziene editie, Expertise centrum LNV, 2001 − Brakel, Alexander van, Effecten van begrazing op ruigte, grasland en bos langs de grensmaas, Instituut voor Natuurbehoud, Brussel, 2002 − Buskens R., A. de Wilde, Royal Haskoning, Streefbeelden voor beken en kreken in NoordBrabant, Provincie en Waterschappen, 2002 − Duinen, G van et al, Expertisecentrum LNV, Duurzaam natuurherstel voor behoud van biodiversiteit, 15 jaar herstelmaatregelen in het kader van het overlevingsplan bos en natuur, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2004 − Hovens H. et al, Faunaconsult, Gradiënt BV en It Fryske Gea, Pleidooi voor de Exmoorpony, Vakblad Natuur Bos en Landschap, 2008 − Kamsma P.A.M., Haskoning Nederland BV, Ecologische streefbeelden voor ecologische verbindingszones, Waterschap Aa en Maas, 2005 − Mees, J.H.T., Beheerplan voor landgoed Heeswijk, Stichting het Noordbrabants Landschap, 1998 − Nieuwenhuyse, H. van, Beheersplan voor het Vlaams natuurreservaat ter Yde te Koksijde, AMINAL, afdeling Natuur, Brussel, 2003 − Ooserbaan, A., J.J. de Jong & A.T. Kuiters, Vernieuwing in ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden op voormalige landbouwgrond op droge zandgronden, Wageningen, 2008, Alterra, Alterra-rapport 1669 − Verdonschot P.F.M., Alterra, Natuurlijke Levensgemeenschappen van de Nederlandse binnenwateren deel 2, beken, Expertisecentrum LNV, 2000 − Verhoeff G., Grontmij, Dynamisch Beekdal van de Aa, Programma van Eisen, Waterschap de Aa & Gemeente Sint Michielsgestel, 2004 − Verhoeff G., Grontmij, Hydrologisch onderzoek van de Aa, Dynamische beekdal tussen Heeswijk en ’s-Hertogenbosch, Waterschap de Aa & Gemeente Sint Michielsgestel, 2004 − Wasscher M., Grontmij, Ecologie en landschap in het Beekdal van de Aa van Kasteel Heeswijk tot ’s-Hertogenbosch, Waterschap de Aa & Gemeente Sint Michielsgestel, 2004 Andere Bronnen: Bij het opstellen van het beheerplan is een belangrijke bijdrage geleverd door de heer Goderie van Stichting Taurus met wie de planopstellers een themabijeenkomst hebben gehad over begrazing van natuurterreinen. Geraadpleegde websites: www.taurus.nl www.stichtingark.nl www.freenature.nl www.synbiosys.alterra.nl/begrazing Google earth
Beheerplan Dynamisch Beekdal, Waterschap Aa en Maas
31
32
Bijlagen
Bijlage 1
Bijlage 1
Bijlage 1
Samenstelling Projectteam en Klankbordgroep
Naam
Organisatie
Projectteam
Bram Schlooz Bart Pastor Mirja Kits Wilbert Kuijken Heather Holman Erik van Ingen Marti Thijssen
Waterschap Aa en Maas Waterschap Aa en Maas Waterschap Aa en Maas Waterschap Aa en Maas, district Beneden Aa Waterschap Aa en Maas, district Beneden Aa Brabants Landschap ZLTO Bernheze
Klankbordgroep
Cees Vos Mel van Drunen J. van Summeren Tom van Lokven Jos Heerkens Maïta Koenraads Ton van der Linden
IVN Natuurgroep Gestel VVV Den Bosch Visclub EBHV Heemkunde Berlicum Buurtvereniging Kom Mirroi Actiecomité Middelrode
Bijlage 1
Bijlage 2
Discussienotitie Beheervisie en Organisatievorm Dynamisch Beekdal
november 2008
Rapportnummer: P08-0183-1 In opdracht van: Waterschap Aa en Maas Uitgevoerd door: Staro Bos- en natuurbeheer Watermolen 29 5421 LJ Gemert tel. 0492-450161 fax. 0492-450162 www.starobeheer.nl
Bijlage 2
1
Inhoud
1
Inleiding 1.1 Aanleiding en doel 1.2 Proces
3 3 3
2
Dynamisch beekdal 2.1 Plangebied 2.2 Randvoorwaarden 2.3 Streefbeeld
5 5 6 7
3
Visie op beheer 3.1 Beheer in het dynamisch beekdal 3.2 Alternatieve visies op het beheer 3.2.1 Het natuurlijke beekdal 3.2.2 Het soortenrijke beekdal
9 9 11 11 11
4
Organisatie van het beheer 4.1 Externe deskundige als beheerder 4.2 Waterschap als beheerder 4.3 Individuele agrariërs 4.4 Voor- en nadelen van organisatievormen 4.5 Analyse van de voor- en nadelen
13 13 14 15 15 17
5
Conclusies en aanbevelingen
19
Bijlage 1 Bijlage 2
Bijlage 2
Samenstelling projectteam en klankbordgroep Begrenzing plangebied
2
1
Inleiding
1.1
Aanleiding en doel De eerste fase van inrichting van het Dynamisch Beekdal is voltooid en de uitvoering van de tweede fase is in voorbereiding. Maar de inrichting van een gebied is slechts de eerste stap in het realiseren van het streefbeeld. Om de toekomstige ontwikkelingen van de natuur te laten aansluiten bij het streefbeeld, zoals vastgelegd in het Koepelplan, wordt het beheer vastgelegd in een beheerplan. Het beheerplan vormt een document op basis waarvan goed afgewogen en onderbouwde beslissingen gemaakt kunnen worden over de aard, de locatie, de omvang en de tijd van de noodzakelijke beheermaatregelen. Het grote belang van een adequaat beheer maakt dat ook voldoende aandacht besteed moet worden aan de organisatie daarvan. De deskundigheid van de beherende organisatie(s) is van grote invloed op de uiteindelijke resultaten. In het Koepelplan is het beheer al beperkt uitgewerkt. Hierin wordt de voorkeur uitgesproken voor het jaarrond toepassen van begrazing, onder voorwaarde dat hiermee de gestelde doelen kunnen worden bereikt. De keuze voor het type vee en de begrazingsdruk dient hierop te worden afgestemd. Met deze notitie wordt een visie gegeven op het beheer en vormt een eerste aanzet voor de verdere uitwerking daarvan. Op basis hiervan wordt vervolgens een uitgebreid beheerplan opgesteld. Tevens wordt in deze notitie een afweging gemaakt tussen mogelijke organisatievormen voor het toekomstige beheer. Verschillende organisatievormen worden kort beschreven en met elkaar vergeleken. Een en ander resulteert in een advies voor de organisatievorm die het best past bij het unieke karakter van het dynamisch beekdal en het te voeren beheer.
1.2
Proces De discussienotitie is tot stand gekomen door met het projectteam (bestaande uit het Waterschap Aa en Maas, Brabants Landschap en ZLTO) een open discussie te voeren over de visie op het beheer en de mogelijke organisatievormen. Tijdens deze discussie en het voortraject zijn de randvoorwaarden en doelen voor het beheer gedefinieerd en zijn uit de vele mogelijkheden de meest kanshebbende en realistische organisatievormen geselecteerd. Het projectteam besluit over de visie op het beheer. De door het projectteam als realistisch beoordeelde organisatievormen worden uitgewerkt en voorzien van een analyse van voor- en nadelen. Het bestuur van het Waterschap maakt een keuze uit de voorgelegde opties. De gekozen organisatievorm wordt uitgewerkt in het uiteindelijke beheerplan.
Bijlage 2
3
Parallel aan dit proces zijn ook de leden van de klankbordgroep, bestaande uit externe belanghebbenden, schriftelijk benaderd. Middels enkele vragen is hen gevraagd om hun visie en randvoorwaarden te geven op het beheer van het Dynamisch Beekdal. Daarmee kan worden beoordeeld hoe de omgeving en belanghebbende partijen staan tegenover het te voeren beheer. De inbreng vanuit de klankbordgroep heeft een adviserende functie binnen het proces. De samenstelling van het projectteam en de klankbordgroep is opgenomen in bijlage 1.
Meander, Assendelft oktober 2008
Bijlage 2
4
2
Dynamisch beekdal
2.1
Plangebied Het beheerplan dat wordt opgesteld voor het Dynamisch Beekdal betreft de gronden die in eigendom zijn van het Waterschap. De uiteindelijke begrenzing kan eerst dan worden vastgesteld wanneer de grondverwerving is afgerond. Het plangebied betreft een zone die jaarlijks zal overstromen ten gevolge van het buiten haar zomeroevers treden van de Aa. In het Koepelplan is aangegeven dat het plangebied circa 180 hectare natte natuur omvat. Door technische aanpassingen zal dit in de uitvoeringsfasen worden beperkt tot een oppervlakte van minimaal 100 hectare: de zone die noodzakelijk is voor de gewenste beekprocessen en daarmee onnodige investering (grondverwerving) te beperken. De gronden rond Kasteel Heeswijk die in de EHS (Ecologische Hoofdstructuur) liggen, vallen, met uitzondering van de moeraszone direct aan de beek, buiten het plangebied. In bijlage 3 is een indicatieve kaart opgenomen waarop het gebied is aangegeven waarvoor het beheerplan naar verwachting gaat gelden.
Plangebied Dynamisch beekdal (groot weergegeven in bijlage 2)
Bijlage 2
5
2.2
Randvoorwaarden Om verschillende redenen zoals veiligheid, landschap, recreatie of draagvlak worden randvoorwaarden worden gesteld aan de inrichting en beheer van het gebied. In het Koepelplan is het streefbeeld en het plangebied vastgeld. Tevens zijn de ambities en beperkingen voor recreatie beschreven. Daarnaast komen uit het overleg met het waterschap, ZLTO en Brabants Landschap dat ten grondslag ligt aan deze discussienotitie (zie § 1.2) is een aantal speerpunten voor het beheer: • Waterafvoer moet worden gegarandeerd; • Er moet één grote eenheid ontstaan met een grote vrijheid voor processen; • Er moet een grote ecologische variatie worden nagestreefd die ontstaat uit spontane ontwikkeling; • Het beheer moet aansluiten op de wensen van de omgeving en het draagvlak versterken. Het moet leiden tot een gebied met een educatieve functie; • Het beheer moet praktisch en duidelijk zijn; • De kosten voor het beheer moeten realistisch zijn; • De organisatie van het beheer moet duidelijk zijn; • De beheerder moet aanspreekbaar zijn en de verantwoordelijkheden helder.
Bijlage 2
6
2.3
Streefbeeld Tijdens het proces dat ten grondslag heeft gelegen aan het Koepelplan is er bewust voor gekozen de Aa een natuurlijk karakter te geven. Dit komt tot uiting in het streefbeeld. Los van de beperkingen van veiligheid, eigendomsgrenzen en bijvoorbeeld tracés van nutsvoorzieningen mag de Aa haar eigen weg zoeken. Hierdoor zal een min of meer natuurlijk beekdallandschap ontstaan waarin tal van spontane ontwikkelingen het beeld en de kwaliteit zullen bepalen. De dynamiek en de daaraan gekoppelde spontane processen staan binnen het beekdal centraal.
In het dynamisch beekdal van de Aa ligt het beheerdoel niet in de realisatie van een gedefinieerd eindbeeld of meetbare resultaten, maar in het zo veel mogelijk ruimte geven aan spontane processen binnen de gegeven randvoorwaarden.
In het is voor het Dynamisch Beekdal het volgende streefbeeld opgenomen: ‘Langzaam stromende benedenloop van een laaglandbeek’. In het daarvoor beschreven eindbeeld komen verspreid staande bosjes voor met een maximum oppervlakteaandeel van 20-30%. Daarnaast zijn er graslanden, moeras en ruigte die elk specifieke soorten zullen aantrekken. Dit streefbeeld is nader beschreven in het rapport ‘Streefbeelden voor beken en kreken in Noord-Brabant’. In dit rapport worden aanvullend enkele doelsoorten genoemd (zie kader).
Doelsoorten Doelsoorten Vogels: ijsvogel, oeverzwaluw, bosrietzanger, nachtegaal Vissen: serpeling, winde, Libellen: beekrombout, groene glazenmaker Haften: Baetis rhodani, Baetis vernus en Ephemera vulgata Zoogdieren: das, watervleermuis, meervleermuis, waterspitsmuis Vlinders: kleine ijsvogelvlinder, bont dikkopje Aanvullende doelsoorten langzaam stromende benedenloop Macrofauna: vlokreeft, beekjuffer, kokerjuffers Vissen: kopvoorn, bittervoorn, grote modderkuiper Macrofyten: fonteinkruiden, nymphaeiden Zoogdieren: bever, otter Zonder een vaststaand eindbeeld neer te zetten, kan op basis van het bovenstaande een verwachting worden uitgesproken over het landschap dat na de herinrichting zal ontstaan.
Bijlage 2
7
Het beekdal wordt een lappendeken van verschillende landschapstypen als moeras, open water met variabele stroomsnelheid, graslanden (nat en droog), ruigtes, struwelen en opgaande begroeiing. De ligging van de landschapstypen en de onderlinge oppervlakteverhouding kan variëren in de tijd. De opgaande begroeiing heeft een maximale bedekking van 20 tot 30%, maar kan daarbij zowel de vorm aan nemen van gesloten bos, boomgroepen, struweel of solitaire bomen. De loop van de Aa is onderhevig aan verandering en de Aa treedt periodiek buiten haar oevers. Daarmee draagt de Aa in belangrijke mate bij aan de vorming van het landschap. Rond Kasteel Heeswijk is, los van de moeraszone die de beek flankeert, de natuur meer gestuurd. Cultuurhistorie is hier leidend en het ligt binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Hier worden de doelen van het natuurgebiedsplan nagestreefd en worden o.a. soortenrijke graslanden ontwikkeld door een intensievere vorm van beheer.
Bijlage 2
8
3
Visie op beheer
3.1
Beheer in het dynamisch beekdal Naast de natuurlijke successie is de dynamiek van de Aa de grote motor achter de spontane processen die gezamenlijk het streefbeeld van het dynamisch beekdal vormen. Indien uitsluitend ruimte gegeven wordt aan spontane processen is het niet mogelijk aan een aantal van de randvoorwaarden zoals veiligheid en landschappelijke inpassing te voldoen. Beheer is noodzakelijk. Vrijheid voor spontane processen Het streefbeeld dat is beschreven en de beperkte ruimte die beschikbaar is voor de Aa, beperkt de keuze in de te volgen beheerstrategieën. Met name het als uitgangspunt nemen van grootschalige natuurlijke processen, die zonder ingrijpen het landschap vormen, valt af omdat de beek slechts binnen de kaders van de beschikbare ruimte spontaan haar eigen weg kan volgen en met name de erosie aan de grenzen van het Dynamisch Beekdal ingeperkt zal moeten worden. Daarnaast is de kans groot dat het gewenste landschapsbeeld dat is beschreven in het streefbeeld niet gerealiseerd kan worden als enkel spontane processen het landschap gaan vormen. De kans dat het aandeel bos groter wordt dan in het streefbeeld is verwoord, is aanzienlijk. Om de gestelde doelen te realiseren lijkt het onafwendbaar dat de mens een actieve, maar zo beperkt mogelijke rol speelt in het beheer. Deze rol zou vanuit de gedragen randvoorwaarden voor het beheer de volgende doelen moeten waarborgen en een zo minimaal effect hebben op spontane processen: • de beek binnen de grenzen van de beschikbare ruimte houden • de landschappelijke inpassing (voorkomen van te veel verbossing) • doorstroming op peil te houden • draagvlak behouden en versterken Het beheer moet bijdragen aan een bepaalde, gewenste verhouding tussen de diverse onderdelen van het streefbeeld, te weten: • open water (beek en poelen) • moeras • open, grazige vegetatie en ruigte • opgaande begroeiing Begrazing, wat in bepaalde gevallen gevat kan worden onder de spontane processen, kan hier een waardevolle bijdrage leveren. De oppervlakte van het plangebied is echter gering en de versnippering van het gebied groot. Hierdoor zijn natuurlijke processen als seizoensmigratie en populatiedynamiek niet op natuurlijke wijze te bereiken. Een gereguleerde (beheerde) vorm van begrazing is daarom onvermijdelijk. Beheer is een instrument dat binnen het Dynamisch Beekdal terughoudend zal worden ingezet. Niet alleen waar het de realisatie van de verhouding van onderdelen van het streefbeeld betreft, maar ook waar het gaat om het beheer van het natte profiel en de doorstroming. Ten behoeve van de natuurlijkheid en de spontane processen van erosie en sedimentatie wordt het natte profiel in principe niet beheerd.
Bijlage 2
9
Door stroming en variatie in breedte en diepte zullen plaatsen met veel en met minder (water)planten ontstaan. Bij hogere afvoeren versterkt dit het gewenste proces van erosie en sedimentatie. Pas wanneer uit de monitoring van het peil op de diverse meetpunten blijkt dat de doorstroming op bepaalde punten te gering is om aan de vastgestelde peilen te voldoen, wordt in het achterliggende traject gekeken waar de doorstroming door wordt beperkt. Deze beperking wordt vervolgens opgeheven. De wijze waarop wordt in samenspraak met de ecoloog van het Waterschap bepaald. Geen sturing op biodiversiteit De rol die de mens in het beheer speelt moet beperkt zijn en spontane processen zijn een doel op zich. Dit hoeft niet gelijk te zijn aan bijvoorbeeld de optimalisatie van de biodiversiteit. Spontane processen kunnen er toe leiden dat bijzondere planten en dieren die in het Dynamisch Beekdal voorkomen of zich er na inrichting zullen vestigen, op termijn weer verdwijnen. De expliciete keuze voor spontane processen is impliciet de keuze om in dergelijke situaties niet in te grijpen en geen soortgerichte maatregelen te treffen. Het toenemen, afnemen en verschuiven van de biodiversiteit is een spontaan proces en maakt deel uit van de dynamiek. Wel wordt er van uitgegaan dat op termijn een zekere mate van (dynamisch) evenwicht ontstaat waarbij voor de doelsoorten en vele andere soorten duurzaam een habitat beschikbaar is. Cultuurhistorie Delen van het Dynamisch Beekdal liggen in landschappen met een hoge cultuurhistorische waarde, bijvoorbeeld de omgeving van Kasteel Heeswijk. Op dergelijke plekken prevaleert cultuurhistorie boven natuurlijke en spontane processen. De vrijheid van de Aa wordt daar beperkt tot de op de natuurdoeltypenkaart aangegeven moeraszone. De overige gronden binnen dit landschap vallen in de Ecologische Hoofdstructuur. Er dienen daar vastgestelde natuurdoeltypen nagestreefd te worden. Deze gronden worden buiten het beheerplan van het Dynamisch Beekdal gehouden.
Natuurdoeltypen rond Kasteel Heeswijk blijven gehandhaafd
Bijlage 2
10
3.2
Alternatieve visies op het beheer De in paragraaf 3.1 beschreven visie op het beheer wordt gedragen door het projectteam, maar is zeker niet de enig mogelijke visie. Ter illustratie wordt in onderstaande subparagrafen twee afwijkende visies kort aangestipt.
3.2.1
Het natuurlijke beekdal In het natuurlijke beekdal heeft de mens zich als beheerder teruggetrokken. Slechts af en toe wordt geïntervenieerd in de natuurlijke ontwikkelingen door middel van grondverzet. Dat gebeurt alleen als de beek de grenzen van het eigendom van het waterschap dreigt te overschrijden en wanneer de veiligheid in het geding komt. De inrichtingsmaatregelen zorgen er voor dat het natuurlijke proces weer haar gang kan gaan en creëren kunstmatig een pioniersituatie. Het Dynamisch Beekdal is door middel van ontsnipperingsmaatregelen aaneengesmeed tot één grote eenheid waarin grote grazers het beeld bepalen. De grazers zijn het gehele jaar aanwezig in het gebied en worden niet bijgevoerd. Evenmin wordt de begrazingsdruk gereguleerd, deze wordt bepaald door de draagkracht van het plangebied. Grazers bepalen de landschappelijke ontwikkeling. Delen waar ze weinig komen zullen snel verbossen. Andere delen worden open gehouden en er ontstaan structuurrijke vegetaties. De grazers bepalen het eindbeeld, dat in de tijd varieert.
3.2.2
Het soortenrijke beekdal In het soortenrijke beekdal staat biodiversiteit voorop. De beheerder probeert door middel van actief beheer zo veel mogelijk variatie te creëren waardoor voor veel soorten een geschikt habitat zal ontstaan. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de minder algemene soorten. Spontane processen die bedreigend zijn voor bepaalde soorten worden tegengegaan en oude landgebruiken worden gedeeltelijk in ere hersteld om de populaties van daarvan afhankelijke soorten aan te trekken en te behouden. Het beheer is intensief. Door middel van maaien en hooien wordt de vegetatie kort en schraal gehouden en ontstaan stabiele milieus. De locatie en omvang van bosjes en ruigten wordt bepaald door de beheerder die het landschap boetseert. Elzen- en eikenbossen worden regelmatig afgezet om aan hakhoutcultures gebonden soorten te bevoordelen. De beheerder bepaalt het eindbeeld.
Bijlage 2
11
In onderstaande tabel is een aantal voor- en nadelen opgenomen van de verschillende beheervormen. Het is de visie van het projectteam dat het begrazingsbeheer het beste bij het Dynamisch Beekdal past. Het nietsdoenbeheer is uitgewerkt in subparagraaf 3.2.1 onder de titel “Het natuurlijke beekdal”. Het hooilandbeheer is in de tweede subparagraaf beschreven onder de titel ‘Het soortenrijke beekdal’.
Voordelen
Nadelen
Bijlage 2
begrazingsbeheer - veel variatie in vegetatiestructuur - waardevol voor fauna - relatief eenvoudige beheervorm
nietsdoenbeheer - spontane processen hebben vrij spel - eenvoudig en goedkoop beheer
hooilandbeheer - goed stuurbaar - verschraling mogelijk - geschikt voor botanische doelen - verbossing en verruiging goed tegen te gaan
- verschraling is lastig - minder geschikt bij botanische doelen - slecht stuurbaar - optimale graasdruk moeilijk te bepalen - kans op verbossing of verruiging
- risico op structuurloze variatie (verbossing en verruiging) - waardevol voor kleine groep flora en fauna
- weinig variatie in vegetatiestructuur - afwisseling in vegetatie lastig - maaisel moet worden afgevoerd: bewerkelijk en duur
12
4
Organisatie van het beheer
De wijze waarop de uitvoering van het beheer is georganiseerd kan bepalend zijn voor het succes van het beheer en daarmee de doelrealisatie. Wie voert het daadwerkelijke beheer uit en hoe wordt dat aangestuurd? Om te bepalen wat de beste wijze van organisatie is voor het beheer van het Dynamisch Beekdal is hieronder een aantal mogelijkheden uitgewerkt. Deze mogelijkheden zijn als realistisch bestempeld tijdens de discussiebijeenkomst van het projectteam.
4.1
Externe deskundige als beheerder Hoewel het waterschap verantwoordelijk blijft voor veiligheidsaspecten kan zij de verantwoordelijkheid voor het beheer van een gebied geheel bij derden neerleggen. Vergelijkbare constructies zijn gangbaar voor bijvoorbeeld gemeenten met natuurgebieden in eigendom, maar niet de kennis en materieel hebben voor beheer en toezicht in deze gebieden. Er zijn verschillende externe partijen denkbaar als beheerder. Elk met zijn specifieke kwaliteiten en de daarbij behorende voor- en nadelen. Te allen tijde heeft het bij het beheer van natuurterreinen de voorkeur te werken met lange termijn contracten. Ontwikkeling en beheer van terreinen is een kwetsbaar proces. Wisselingen in het gevoerde beheer komen spontane processen niet ten goede.
Waterschap externe coördinator Kuddebeheerd er
Aannemer(s)
Bijlage 2
Externe coördinator/terreinbeherende organisatie Omdat de beheervisie voor het Dynamische Beekdal sterk afwijkend is van het reguliere beheer van het waterschap kan gedurende de uitvoering zowel intern als extern discussie ontstaan over de ingeslagen weg. Een externe coördinator die het beheer organiseert, kan optreden als onafhankelijke partij tussen beleidsbepalers, uitvoerders en andere belanghebbenden. Daarnaast mag van een externe coördinator verwacht worden dat hij kennis heeft van de nieuwste methoden en technieken voor terreinbeheer. De externe coördinator volgt de ontwikkelingen in het plangebied en reageert indien noodzakelijk door het aansturen van een uitvoerende partij, zoals een kuddebeheerder of een aannemer. Een externe coördinator is een door de eigenaar aangewezen deskundige. Hierbij kan worden gedacht aan een adviesbureau, rentmeester of bosgroep, maar ook aan een terreinbeherende organisatie (TBO). Terreinbeherende organisaties, zoals Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en de provinciale landschappen, hebben veel ervaring met het beheren van verschillende terreintypen. Ze hebben de infrastructuur, de mensen en de kennis om allerlei natuurgebieden adequaat te beheren. De terreinbeherende organisaties zijn bekend met de verschillende vormen van natuurbeheer; van niets doen tot soortgerichte maatregelen. Een ander voordeel van een TBO is dat het financieel aantrekkelijk is om de gronden over te dragen aan de terreinbeherende organisatie. Terreinbeherende organisaties komen in aanmerking voor subsidies voor het onderhoud van EHS gronden die onder langdurige pacht staan of in eigendom zijn. Onder deze constructie wordt het beheer van natuurgronden door gemeentes en andere waterschappen (De Dommel) overgeheveld naar TBO’s.
13
Aandachtspunt bij het laten uitvoeren van het beheer door een terreinbeherende organisatie is dat de buitenwacht de indruk kan krijgen dat het Dynamisch Beekdal eigendom is van de organisatie in kwestie. Er kan verwarring over aanspreekbaarheid en verantwoordelijkheid ontstaan.
Waterschap Kuddebeheerder
Waterschap
ANV
Agrariër A
Agrariër B
Agrariër …..
Begrazingsdeskundige / kuddebeheerder Inzet van grote grazers voor natuurbeheer is een specialistisch vak. Niet alleen het type grazer dat moet worden ingezet, maar ook de begrazingsdruk en verspreiding in tijd en ruimte van begrazing hebben grote invloed op het resultaat. Er zijn specialistische stichtingen en bedrijven die kuddes grote grazers bezitten welke worden ingezet voor beheer van natuurterreinen. Naast begrazing kan het ook belangrijk zijn dat andere beheermaatregelen getroffen worden in relatie tot bijvoorbeeld hydrologie of waterbeheer. Dit vergt aanvullende kennis op het specialisme van een begrazingsdeskundige.
Agrarische natuurvereniging (ANV) Rond het Dynamisch Beekdal, maar ook verder daarvandaan, liggen diverse agrarische ondernemingen. Een aantal van deze bedrijven heeft grond afgestaan of moet dit nog doen om het Dynamisch Beekdal mogelijk te maken. Bij agrariërs is de laatste jaren steeds meer aandacht en belangstelling voor verbreding. Het beheer van het Dynamisch Beekdal kan een activiteit zijn die als verbreding van de reguliere agrarische werkzaamheden kan worden gezien. Wanneer de agrariërs rond het Dynamisch Beekdal de handen ineen slaan en een agrarische natuurvereniging vormen, kunnen zij een adequate beheerder zijn. Door samen te werken met een dergelijke locale partij kan het draagvlak voor het Dynamisch Beekdal worden versterkt. Aandachtspunt bij deze organisatievorm is dat het beheer van het Dynamisch Beekdal afwijkt van het reguliere agrarisch natuurbeheer. Er komen naar verwachting weinig voor de agrariërs bruikbare producten zoals gras of hooi vrij bij het beheer. De natuurfunctie staat voorop.
4.2
Waterschap
Aannemer A
Aannemer B
Waterschap als beheerder Het beheer van de waterschapseigendommen gebeurt in de regel door aannemers, onder regie van het waterschap zelf. Door middel van aanbesteding aan de hand van bestekken wordt het beheer van sloten, beken en andere terreinen uitbesteed. Het waterschap plant, organiseert en controleert de werkzaamheden. De uitvoerende aannemer voert uit wat wordt opgedragen. Door op deze manier het Dynamisch Beekdal te beheren heeft het waterschap de touwtjes strak in handen. Er zal veel aandacht moeten worden besteed aan het bestek dat aan de basis ligt van de uitbesteding. Het beekdal is dynamisch, het werk dus ook en flexibiliteit is moeilijk in bestekken te omschrijven. Aandachtspunt bij deze wijze van organisatie is dat de bij overheden gangbare manier van aanbesteden kan leiden tot het binnen halen van ondeskundige partijen die het daadwerkelijke beheer uitvoeren. Kwaliteit van de aannemer zou idealiter het enige
Bijlage 2
14
selectiecriterium moeten zijn. Tevens worden werkzaamheden in de regel voor niet meer dan enkele jaren uitbesteed. Als na drie of vier jaar een ander aannemer de aanbesteding wint gaat belangrijke beheerervaring verloren. Een ander aandachtspunt is dat het Waterschap de expertise op het gebied van natuurbeheer en toezicht in huis moet hebben. Voordeel is dat door zelf direct bij het beheer betrokken te zijn de expertise in stand gehouden kan worden en zich verder kan ontwikkelen.
4.3 Waterschap
Agrariër A
Agrariër B
Agrariër …..
Individuele agrariërs Het beheer van het dynamisch beekdal kan worden georganiseerd door daar met individuele aangrenzende agrariërs afspraken over te maken. Enkele buren zouden elk een vast gedeelte van het beheer kunnen verzorgen. Ze zijn sterk betrokken bij de gronden die ze wellicht tot voorkort zelf nog in eigendom hadden. Ze leveren het beheer als dienst aan het waterschap en hebben een extra activiteit die inkomsten genereert voor het agrarisch bedrijf. Er zijn geen directe conflicten tussen de grazers en het vee. Begrazing gebeurt door bijvoorbeeld het jongvee of vleesvee van de agrarische ondernemer die de inscharing naar eigen inzicht regelt binnen de randvoorwaarden die het waterschap als eigenaar heeft gesteld. Het toezicht op het beekdal is optimaal omdat de afstand tussen het bedrijf en het beekdal gering is. Aandachtspunt bij deze vorm van organisatie is dat meerdere mensen anders uitvoering kunnen geven aan het beheer. De een zal meer feeling hebben voor natuurbeheer dan de andere. Hierdoor kunnen ongewenste verschillen ontstaan en kan het beheer en de kwaliteit van het gebied versnipperen.
4.4
Voor- en nadelen van organisatievormen De verschillende organisatievormen hebben elk hun specifieke voordelen. In onderstaand overzicht is aan de hand van een aantal thema’s inzichtelijk gemaakt wat voor het waterschap als eigenaar voor- en nadelen zijn van de verschillende vormen van organisatie:
Bijlage 2
15
Externe deskundige
Externe
Eigenaar
coördinator
natuurlijke
Waterschap
Individuele
coördineert
agrariër
±
-
ANV
grazers
Kennis / ervaring Brede ecologische kennis
+
±
±
natuurbegrazing
±
+
-
-
-
hydrologie en waterdoelen
+
-
-
+
-
communicatie en educatie
+
+
+
±
-
Materieel variëteit aan materieel in eigendom
n.v.t.
-
±
n.v.t.
±
Grazers in eigendom
n.v.t.
+
±
n.v.t.
±
+
+
+
±
+
Continuïteit gewaarborgd
+
+
+
±
±
Conflicterende belangen
+
+
±
+
-
+
±
±
+
±
vertrouwen van de omgeving
±
±
+
±
+
aanspreekbaarheid
±
±
+
+
±
Prijs Verwacht kostenniveau Betrouwbaarheid
Flexibiliteit Beheer is eenvoudig aan te passen bij nieuwe inzichten Draagvlak
Aansturing De lijnen zijn kort
+
-
±
±
-
Tijdsinvestering Waterschap
+
+
+
-
-
Uniformiteit in beheer
+
+
+
+
-
Toelichting op de gebruikte symbolen - : beoordeling negatief ± : beoordeling neutraal + : beoordeling positief
Bijlage 2
16
4.5
Analyse van de voor- en nadelen In de tabel van voor- en nadelen in de voorgaande paragraaf komt naar voren dat beheer door een terreinbeherende organisatie de hoogste score haalt. Als organisatievorm met de meeste nadelen komt het werken met individuele agrariërs naar voren. De andere opties scoren gemiddeld. Kennis er ervaring Naast brede kennis en ervaring over waterbeheer en ecologie is specialistische kennis over natuurlijke begrazing en kuddebeheer essentieel. Eigenaars van natuurlijke grazers onderscheiden zich hier duidelijk positief ten opzichte van de ander partijen. Bij de agrariërs, al dan niet georganiseerd in een ANV, ontbreekt de brede ecologische kennis. Materieel Alleen de kuddebeheerder beschikt over natuurlijke grazers. Deze partij ontbeert het overige materieel. TBO’s beschikken over eigen materieel voor de meest gangbare beheermaatregelen, zoals maaibeheer. Voor het beheer van het dynamische beekdal zullen echter naar verwachting specialistische werktuigen noodzakelijk zijn. Die zullen door alle partijen moeten worden ingehuurd. Prijs Het is niet te verwachten dat de kosten van het beheer onder de verschillende mogelijke beheerders veel zullen verschillen. De externe coördinator is een extra schijf in de organisatie en zal kosten met zich meebrengen. Organiseert het waterschap het beheer zelf, leidt dit tot hogere interne kosten. Als op termijn de gronden in erfpacht worden uitgegeven aan een TBO komen andere financieringsbronnen voor het beheer beschikbaar. Bij het geheel afstoten van het eigendom vervallen de beheerkosten van het waterschap. Betrouwbaarheid Waar het de betrouwbaarheid betreft van de verschillende beheerders wordt geconstateerd dat met name de belangen van de agrariërs af kunnen wijken van de belangen van het waterschap. Wanneer het waterschap zelf het beheer coördineert kan de continuïteit gevaar lopen doordat om de paar jaar van aannemer en materieel gewisseld kan worden. Flexibiliteit Het beheer is flexibel wanneer in de organisatievorm een partij is opgenomen die een brede blik op het beheer heeft. Van de externe coördinator / de TBO en het waterschap mag worden verwacht dat zij de complexiteit van het beheer het beste kunnen overzien. Draagvlak Lokale partijen en het waterschap genieten het meeste vertrouwen van de omgeving. Traditioneel hebben agrariërs en TBO’s tegenstrijdige belangen. Aansturing Voor het waterschap zijn de lijnen van beheer kort als het wordt uitbesteed aan één organisatie. De externe coördinator / TBO scoren op dit vlak het beste.
Bijlage 2
17
Tijdsinvestering van het waterschap zal het hoogst zijn wanneer zij het beheer zelf coördineert. De uniformiteit in beheer is niet gegarandeerd wanneer met individuele agrariërs in zee wordt gegaan. Aan bepaalde beoordelingscriteria kan meer waarde worden gehecht dan aan andere. Zo is kennis en ervaring op gebied van begrazing en waterhuishouding meer van invloed op het slagen van het beheer dan het wel of niet in eigendom hebben van materieel. Dit kan immers worden ingehuurd of aangeschaft. Daarnaast kan op bepaalde punten een neutrale beoordeling goed genoeg zijn. Ook kan het zo zijn dat bepaalde kwaliteiten van één van de partijen erg belangrijk is voor het slagen van het beheer. Denk hierbij aan de ervaring van een begrazingsdeskundige. Ten slotte zijn er ook combinaties van beheerders denkbaar die niet uit de tabel blijken.
Bijlage 2
18
5
Conclusies en aanbevelingen
Beheervisie Op basis van het streefbeeld en de beheerstrategie, die gericht is op spontaniteit en een beperkt menselijk ingrijpen, ligt het voor de hand dat begrazing een belangrijke basisrol speelt in het beheer van het Dynamisch Beekdal. Aanvullend zullen in beperkte mate maatregelen plaatsvinden om de doorstroming en eventueel ongewenste ontwikkelingen als verbossing te beïnvloeden als gebleken is dat zich problemen voordoen. Organisatie van het beheer In het beheer kunnen op hoofdlijnen drie taken worden onderscheiden: de begrazingsdeskundige, de coördinator en de uitvoerende partij voor overige beheermaatregelen. De taak van de coördinator dient ingevuld te worden door een ervaren partij op gebied van ecologie, terreinbeheer en organisatie. De meest geschikt partijen hiervoor zijn een externe deskundige / TBO en het waterschap zelf. Omdat begrazing een belangrijk onderdeel wordt van het beheer is het essentieel dat een ervaringsdeskundige op het gebied van natuurbegrazing wordt ingeschakeld. Er zijn diverse organisaties die zich hierop hebben toegelegd en eigenaar zijn van kuddes. Zij hebben ervaring met de invloed die begrazing en begrazingsdichtheden hebben op de vegetaties van diverse landschapstypes, waaronder beekdalen. Tot slot is voor de overige beheerwerkzaamheden een geschikte partij nodig. Hierbij kan gedacht worden aan een gespecialiseerde aannemer. Wanneer een terreinbeherende organisatie als coördinator optreedt, kan zij zelf de beheerwerkzaamheden uitvoeren. Een derde alternatief is de inzet van een agrarische natuurvereniging. Omdat voor de begrazing voor een ervaringsdeskundige en tevens kudde-eigenaar wordt gekozen resteren naar verwachting weinig interessante werkzaamheden voor de agrarische natuurvereniging. Deze partij krijgt dan ook niet de voorkeur. Het projectteam beveelt aan om het beheer als volgt te organiseren: Het waterschap besteedt het beheer uit aan een organisatie met deskundigheid in terreinbeheer, zoals de terreinbeherende organisatie Brabants Landschap. Deze organisatie coördineert het beheer en bewaakt de ecologische en hydrologische doelen. Een andere mogelijkheid is het beheer uit te besteden aan een organisatie die gespecialiseerd is in het uitvoeren van beheer voor derden (zoals Free Nature, Taurus en Staro), maar de voorkeur gaat op dit moment uit naar een terreinbeherende organisatie.
Bijlage 2
19
Bijlage 1
Bijlage 2
Samenstelling Projectteam en Klankbordgroep
Projectteam
Bram Schlooz Bart Pastor Mirja Kits Wilbert Kuijken Heather Holman Erik van Ingen Marti Thijssen
Waterschap Aa en Maas Waterschap Aa en Maas Waterschap Aa en Maas Waterschap Aa en Maas, District Beneden Aa Waterschap Aa en Maas, District Beneden Aa Brabants Landschap ZLTO Bernheze
Klankbordgroep
Cees Vos Mel van Drunen J. van Summeren Tom van Lokven Jos Heerkens Maïta Koenraads Ton van der Linden Jan van Haren
IVN Natuurgroep Gestel VVV Den Bosch Visclub EBHV Heemkunde Berlicum Buurtvereniging Kom Mirroi Actiecomité Middelrode ZLTO Sint-Michielsgestel
20
Bijlage 2
Bijlage 2
Begrenzing plangebied
Bijlage 3
Bijlage 3
Bijlage 3
Kaart plangebied (bron: Grontmij 2006)
Bijlage 4
Bijlage 4
Bijlage 4
Ligging Deelgebieden t.b.v. evaluatie verbossingsgraad (Bron ondergrond: Grontmij 2006)
Bijlage 5
Bijlage 5
Beslissingsmatrix Meander Assendelft
In onderstaande beslissingsmatrix is aangegeven welke beslissingen gemaakt dienen te worden voor het reeds ingerichte deelgebied Meander Assendelft.
Op basis van deze matrix kan worden vastgesteld dat in Meander Assendelft gestart dient te worden met ontwikkelingsbeheer. De oppervlakte van dit deelgebied, circa 5 hectare, is voldoende voor jaarrond begrazing met zo’n 5 grazers (1 grazer per hectare). Indien het werkelijke voedselaanbod in het deelgebied onvoldoende is dit aantal, kan bij aanvang van het beheer worden gestart met 3 of 4 dieren. Het is echter zaak om de graasdruk direct na inrichting hoog te houden om overmatige verbossing tegen te gaan. Vanwege de geringe oppervlakte (<10 hectare) wordt met één soort begraasd, te weten runderen. Na aansluiting van Meander Assendelft op een ander deelgebied worden aanvullend paarden of pony’s ingezet. Periodiek wordt drukbegrazing toegepast met een gescheperde schaapskudde om de verbossing terug te dringen. De frequentie waarop drukbegrazing plaatsvindt, hangt af van de mate van verbossing en de effectiviteit van drukbegrazing.
Bijlage 5