Onderzoeksrapport "Prestatie- en effectmonitoring" Rekenkamercommissie Waterschap Aa en Maas Versie definitief
's-Hertogenbosch, 25 april 2012
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
2
Inhoudsopgave Inhoudsopgave
3
Hoofdstuk 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.5.1 1.5.2
Inleiding ...................................................................................................... 5 Achtergrond en aanleiding .......................................................................... 5 Doelstelling en onderzoeksvragen .............................................................. 5 Afbakening .................................................................................................. 6 Verantwoordelijke voor het object van onderzoek ....................................... 6 Aanpak........................................................................................................ 6 Vooronderzoek............................................................................................ 6 Veldwerk en rapportage .............................................................................. 6
Hoofdstuk 2
Beleidsdoelen ............................................................................................. 7
Hoofdstuk 3 3.1 3.2 3.3 3.4
Monitoring en rapportage .......................................................................... 11 Monitoringsvormen.................................................................................... 11 Basismonitoring (toestand en trend monitoring) ........................................ 12 Prestatiemonitoring ................................................................................... 14 Effectmonitoring ........................................................................................ 16
Hoofdstuk 4 4.1 4.2 4.3 4.4
Verdiepingscasussen effectmonitoring ...................................................... 19 10 jaar monitoring van natuur langs oevers ............................................... 19 Effecten van effluentlozingen van rwzi’s op het watersysteem in het beheergebied van waterschap Aa en Maas .............................................. 20 Vismigratie Hertogswetering .................................................................... 22 Bevindingen casussen .............................................................................. 23
Hoofdstuk 5
Conclusie .................................................................................................. 25
Hoofdstuk 6
Aanbevelingen .......................................................................................... 27
Hoofdstuk 7
Zienswijze Dagelijks Bestuur..................................................................... 29
Hoofdstuk 8
Nawoord Rekenkamercommissie .............................................................. 33
Bijlage 1.
Bronnen .................................................................................................... 35
Bijlage 2.
Normenkader ............................................................................................ 36
Bijlage 3.
Bij het onderzoek betrokken medewerkers ................................................ 38
Bijlage 4.
Beantwoording drie W-vragen WBP .......................................................... 39
Bijlage 5.
Definities en kenmerken monitoringsvormen watersysteem ...................... 43
Bijlage 6.
Effectmonitoringsprojecten ........................................................................ 45
Bijlage 7. colofon
Overzicht gebruikte afkortingen ................................................................. 47 48
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
3
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
4
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Achtergrond en aanleiding Begin 2011 heeft de rekenkamercommissie van Waterschap Aa en Maas haar jaarplan 2011 vastgesteld. Een van de onderwerpen voor 2011 is een onderzoek naar effectmonitoring. Dit rekenkamerrapport verschaft inzicht in hoe bij Aa en Maas het bereiken van de beleidsdoelstellingen wordt gemonitord.
1.2 Doelstelling en onderzoeksvragen Het waterschap beoogt met het uitvoeren van haar taken diverse producten te leveren en bepaalde effecten te bereiken. Doelstelling van het onderzoek is in beeld brengen hoe het waterschap het bereiken van deze beleidsdoelstellingen monitort en hoe deze informatie wordt gebruikt in de beleids- en verantwoordingscyclus. De beleidsdoelstellingen van het waterschap zijn vastgelegd in het WBP (waterbeheerplan). Dit vormt dan ook de basis (norm) voor dit onderzoek. De concrete vragen waarop het onderzoek is gebaseerd zijn: • Wat wil het waterschap bereiken: Wat zijn de beoogde prestaties en effecten (beleidsdoelen)? • Zijn de beleidsdoelen SMART1 geformuleerd? • Welk inzicht heeft het waterschap in de gerealiseerde prestaties en effecten? • Wat is het systeem/de methodiek om de stand van zaken hiervan op enig moment vast te kunnen stellen om zodoende te kunnen toetsen aan deze doelstellingen? • Hoe vindt rapportage plaats? Om meer inzicht te verkrijgen in de werking van effectmonitoring in de praktijk worden binnen dit onderzoek drie effectmonitoringsrapporten nader onder de loep genomen. Om te bepalen welke drie rapporten dit moeten zijn is op diverse plaatsen binnen de organisatie navraag gedaan welke monitoringsprojecten zijn uitgevoerd. Daarnaast is actief gezocht binnen de ter beschikking staande systemen (o.a. internet, intranet en netwerkschijven) en documenten. Aan de hand hiervan is een groslijst opgesteld. De monitoringsprojecten op deze groslijst zijn getoetst aan de volgende criteria: • Belangrijk maatschappelijk doel; • Bijdrage in te behalen doel Aa en Maas / effect van substantiële betekenis; • Recent uitgevoerd; • (Nagenoeg) afgerond; • Gericht op uitspraak over effectiviteit; • Redelijke afspiegeling van de taken van het waterschap; • Voor een (relatieve) leek te begrijpen (niet te technisch inhoudelijk). Rekening houdend met bovengenoemde criteria is besloten de volgende drie rapporten nader te onderzoeken: 1. 10 jaar monitoring van natuur langs oevers; 2. Effecten van effluentlozingen van rwzi’s op het watersysteem in het beheergebied van waterschap (2011); 3. Vismigratie Hertogswetering.
1
Specifiek, Meetbaar, Afgestemd, Realistisch en Tijdgebonden
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
5
1.3 Afbakening Onder doeltreffendheidsonderzoek wordt verstaan onderzoek naar de vraag in hoeverre dankzij het waterschapsbeleid (al dan niet in samenwerking met maatschappelijke partners) de gewenste beleidsresultaten worden bereikt. Onder beleidsresultaten worden zowel prestaties (output) als de daarmee gerealiseerde effecten (outcome) verstaan.2In dit onderzoek wordt dus gekeken naar output én outcome. Inzet van middelen (input) en oordeelsvorming over de efficiency vallen buiten de scope van het onderzoek.
1.4 Verantwoordelijke voor het object van onderzoek De directie is eindverantwoordelijk. Deelverantwoordelijk zijn de afdelingen Integraal Beleid (formulering beleid en normstelling) en Onderzoek en Monitoring (effectmonitoring) en het programmamanagement (prestatiemonitoring). Daarnaast is elk (primair) afdelingshoofd verantwoordelijk voor zijn eigen taakveld.
1.5 Aanpak 1.5.1 Vooronderzoek Tijdens het vooronderzoek zijn relevante gegevens verzameld en bestudeerd. Een overzicht van de hierbij geraadpleegde bronnen is opgenomen in bijlage 1. Tevens is een referentiemodel3 opgesteld (zie bijlage 2) welke als basis heeft gediend voor het verdere onderzoek. Dit model is afgestemd met de opdrachtgever. Tot slot zijn de direct betrokkenen bij het onderzoek geïnformeerd.
1.5.2 Veldwerk en rapportage Tijdens het veldwerk is de werkelijke situatie in beeld gebracht (“IST”). Dit is gebeurd aan de hand van dossieronderzoek en raadpleging van direct en indirect betrokkenen. Een overzicht van alle betrokkenen is opgenomen in bijlage 3. Vervolgens is de “IST” met het referentiemodel (de “SOLL”, het normenkader) vergeleken. Aan de hand van de bevindingen zijn conclusies getrokken en zijn aanbevelingen gedaan. In hoofdstuk 2 en 3 zijn de bevindingen uit het onderzoek weergegeven. Het normenkader (“SOLL”) is hierbij steeds in een grijs gearceerd kader opgenomen.
2
Vrij naar “handleiding DDO”, Algemene Rekenkamer 2005. Een referentiemodel dient om op basis van de verzamelde gegevens vooraf een situatie te schetsen van de gewenste situatie. Dit model wordt voor de start van het veldwerk afgestemd met de opdrachtgever. Hierbij wordt de SOLL-positie in beeld gebracht ofwel de situatie zoals die op basis van de beschikbare informatie zou moeten zijn (normenkader). 3
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
6
Hoofdstuk 2 Beleidsdoelen In het Waterbeheerplan (WBP) zijn de beleidsdoelen (effecten en prestaties) van het waterschap beschreven voor de periode 2010-2015. Naast het WBP zijn ook doelen beschreven in bestuursakkoord “samen werken aan water 2009-2012” en “Waterproof” (strategienota organisatieontwikkeling). Waterproof bevat vooral organisatorische doelstellingen en valt buiten de scope van dit onderzoek. Het bestuursakkoord “samen werken aan water 2009-2012” geeft de bestuurlijke accenten aan in de bestuursperiode. Het WBP dekt deze doelen af. Daarom richt dit onderzoek zich uitsluitend op het WBP. De reguliere taken van het Waterschap liggen vast in de Waterschapswet en de Waterwet. Daarnaast stellen de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Nationaal bestuursakkoord Water (NBW) nieuwe eisen aan het watersysteem. Deze nieuwe eisen bieden ruimte voor streekgebonden interpretaties en ambities. Het waterschap heeft samen met gemeenten, provincie en Rijkswaterstaat de ambities en de daaruit voortvloeiende maatregelen in beeld gebracht en vastgelegd in zeven waterprogramma’s. Deze waterprogramma’s vormen samen met de reguliere taak van het waterschap (op orde houden watersysteem en waterketen) de basis voor het WBP. Het WBP bestaat dus uit wettelijke taken, bestuurlijke afspraken met partners en eigen ambities. Normenkader Per programma is antwoord gegeven op de drie W-vragen: a) Wat willen we bereiken (doel)? (outcome, welk maatschappelijk effect willen we bereiken); b) Wat gaan we daarvoor doen? (output, prestaties). c) Wat mag dat kosten? (input)
In het WBP is per programma de volgende systematiek gevolgd: • Wat is onze opgave (maatschappelijke doelstelling); • Wat is onze strategie; • Wat gaan we doen; • Wat levert het op. In de tabellen is tevens het geraamde bedrag opgenomen voor de maatregelen. Qua structuur is dus antwoord gegeven op drie W-vragen. Een (samenvattend) overzicht van de antwoorden op de drie W-vragen per programma uit het WBP is opgenomen in bijlage 4. Normenkader De programmadoelen zijn ondubbelzinnig geformuleerd en vertaald in concrete prestaties, bij voorkeur door de tussenstap van het formuleren van operationele (hoofd- en/of sub)doelstellingen. Uit de formulering van, of toelichting op, de programmadoelen, operationele doelen en beoogde prestaties blijkt een logisch verband. Daaruit blijkt in hoeverre het Waterschap daadwerkelijk richting kan geven aan de doelstellingen (de stuurbaarheid) en in hoeverre zij daarvoor resultaatverantwoordelijk is. (m.a.w. duidelijk moet zijn tot waar het waterschap verantwoordelijk is en wat de afhankelijkheid is van derden of van maatschappelijke ontwikkelingen die buiten de invloed van het waterschap liggen.
Een schematisch overzicht, waarin de relatie van hoofddoel naar subdoel en bijbehorende activiteiten (schematisch) zijn weergeven (doelenboom), is niet aangetroffen. Uit het WBP blijkt niet altijd wat de grondslag (wet, bestuurlijke afspraak met derden, eigen ambitie) is van een bepaald doel (effect of prestatie)4. Het is niet altijd duidelijk of het waterschap verantwoordelijk is voor het effect van een prestatie of alleen voor het leveren van de prestatie op zich en wat de invloed van derden hierin is.
4
In de onlangs verschenen Mid Term Review van het bestuursakkoord zijn de grondslagen van de prestatiedoelen weergeven. Dit is echter nog steeds redelijk abstract.
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
7
Normenkader De doelen (effecten en prestaties) zijn concreet en SMART geformuleerd.
In diverse documenten wordt aangeven dat het WBP niet overal even SMART is. Dit wordt in de interviews bevestigd. Voorbeelden zijn: • Memo effectmonitoring-doorstart zomer 2011 van projectleider effectmonitoring: “In het WBP zijn de gewenste outputdoelstellingen niet altijd scherp gedefinieerd”
•
Tijdschrijft “Het waterschap nummer 8/9-2009 artikel “leren met de watermonitor”: “ In het ontwerp waterbeheerplan 2010-2015 wordt gewezen op de toenemende behoefte aan haalbare en afrekenbare beleidsdoelstellingen. Desondanks wordt in deze nota de nadruk gelegd op inspanningsverplichtingen in plaats van resultaatverplichtingen. Ondanks de goede voornemens zijn de doelstellingen van het waterschap nog weinig concreet. Abstracte doelstellingen bemoeilijken effectieve monitoring”
•
Projectplan programmamanagement (2009): “….Bij het niet halen van de doelen en ambities worden de volgende factoren als mogelijke aanleiding genoemd: Doelen en ambities zijn vaak nog onvoldoende SMART geformuleerd. Hierdoor is met name bij nieuwe ambitie onduidelijk wat voor product (output) er tegen welke voorwaarden geleverd zal worden…..”
•
Memo van team programmamanagement aan MO-WSK, 18 maart 2010: “…Afhandeling vergunningen en ontheffingen binnen wettelijke proceduretijd” - deze PI is niet duidelijk omschreven… ….Uitvoeren kwaliteitsverbeterende maatregelen stedelijk gebied…De opgave uit het WBP is niet SMART…. …Recreatie…..De opgave uit het WBP is niet SMART…. …Schoon water….Een deel van de PI’s uit het WBP betreffen niet stuurbare activiteiten. ….in geval van de outcome-doelen was tot voor kort onduidelijk welke activiteiten moeten worden uitgevoerd om de gewenste outcome te realiseren… ….Veilig en bewoonbaar beheersgebied….Als output voor 2010 worden factsheets genoemd. Op basis van deze factsheets wordt nog onderzocht en berekend wat er moet gebeuren, hoe dit kan worden opgelost, wie dat gaat doen (gemeente of waterschap) en wanneer dat gebeurt. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek kan de output worden bepaald.”
•
Resultaten realiteitstoets op bestuurlijke ambities; processtap om te komen tot een realistisch WBP 2010-2015, april 2008: “Om te zorgen dat het waterbeheerplan een realistisch en uitvoerbaar plan is, is door het waterschap een realiteitstoets uitgevoerd.” (WBP pag 68). Dit zogenaamde “realteam” heeft vastgesteld dat het realisatietempo ten opzichte van 2007 aanzienlijk kan worden vergroot mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan maar “ondanks dit heeft het realteam het beeld dat de bestuurlijk ambities voor de planperiode van het ontwerp WBP niet volledig kunnen worden gehaald”.
Een van de oorzaken van het niet (voldoende) SMART zijn van het WBP is dat niet overal duidelijk is wat de te nemen actie is. Voorbeelden hiervan zijn: • WBP programma schoon water: “Het waterschap zal de maatregelen die genomen dienen te worden om de waterkwaliteit te verbeteren nader uitwerken tot een gedetailleerd uitvoeringsprogramma“;
•
WBP bijlage 4 tabel met maatregelen per waterlichaam zoals opgenomen in het Stroomgebiedbeheerplan (SGBP). In toelichting staat “het is niet altijd exact bekend wanneer en waar de maatregelen uitgevoerd gaan worden in het stroomgebied. Daarom zijn diverse maatregelen aangeduid in hoeveelheden per cluster van RWSR5-gebieden”.
In interviews wordt aangegeven dat ”het WBP oorspronkelijk opgesteld is om naar de buitenwereld inzichtelijk te maken wat Aa en Maas doet c.q. gaat doen en niet bedoeld is als (SMART) planningsdocument. Het is met name gericht op te leveren prestaties (deze zijn ook veelal opgenomen in tabellen) en minder op effecten. Effecten zijn veelal in tekst verwoord en niet in “meetbare” termen/tabellen opgenomen.”
5
Regionale watersysteem rapportage
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
8
In § 1.3 van het WBP staat: “In het plan is op hoofdlijnen opgenomen wat het waterschap in de periode 2010 – 2015 gaat doen. Het plan is daarmee koersbepalend voor de activiteiten die het waterschap uitvoert. De in het plan opgenomen maatregelen worden in de vorm van vier uitvoeringsprogramma’s nader geconcretiseerd. Via de jaarlijkse begrotingscyclus worden deze uitvoeringsprogramma’s bewaakt en zo nodig bijgesteld”. Door de projectgroep WBP is destijds voorgesteld naast het WBP een (SMART) uitvoeringsprogramma op te stellen wat als planningsdocument dient. Het DT achtte dat toen (begin 2009) niet noodzakelijk. Inmiddels zijn er binnen de organisatie op diverse terreinen wel acties in gang gezet om prestatiedoelstellingen uit het WBP verder te concretiseren (bijvoorbeeld voor EVZ’s , beekherstel, regionale wateropgave) en oppervlaktewaterkwaliteit met Meerjarenuitvoeringsprogramma (MUP) schoon water) maar nog niet volledig dekkend voor alle doelen en taken van het waterschap.
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
9
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
10
Hoofdstuk 3 Monitoring en rapportage 3.1 Monitoringsvormen In dit hoofdstuk wordt in beeld gebracht op welke wijze de monitoring van prestaties en effecten, inclusief de rapportage daarover, binnen het waterschap plaatsvindt. Ten behoeve van dit rekenkameronderzoek wordt het WBP als referentiekader gebruikt. In het WBP is het volgende geschreven over monitoring en evaluatie (tevens normenkader voor dit onderzoek): Normenkader
“Kennis en inzicht in de werking en toestand van het watersysteem en de afvalwaterketen zijn van essentieel belang om de werkzaamheden doelmatig en efficiënt uit te kunnen voeren. Het waterschap wil onder andere inzicht hebben in de actuele (grond)waterpeilen en debieten in het watersysteem, de aanwezigheid van ongewenste stoffen in het water en afvalwaterstromen. Veranderingen in hoeveelheden water en concentraties van stoffen in het water volgen wij ook (trends). Daarnaast willen we goed weten wat het effect van maatregelen op het gewenste doelbereik is. Om deze kennis te vergaren heeft het waterschap een goed meetnet met verschillende monitoringprogramma’s. Hiermee voldoen we ook aan diverse (externe)verplichtingen met betrekking tot monitoring, onder andere vanuit de KRW, de zwemwaterrichtlijn en het beleidsmeetnet verdroging. We onderscheiden verschillende soorten monitoring: • Basismonitoring, gericht op het volgend van de toestand en trends in het watersysteem als geheel; • Onderzoeksmonitoring, hiermee worden kennisvragen uit de organisatie of daarbuiten beantwoord; • Prestatiemonitoring, gaat over de kwantitatieve realisatie van doelstellingen; • Effectmonitoring, hiermee worden de effecten, de effectiviteit en het rendement van specifieke (inrichtings)maatregelen en het reguliere beheer en onderhoud in beeld gebracht. De voortgang in het uitvoeren van maatregelen en het bereiken van de doelstellingen van het waterbeheerplan wordt gevolgd met behulp van de watermonitor. Dit is een jaarlijks geactualiseerde digitale rapportage over de voortgang. Dit maakt bijsturen mogelijk.”
Het monitoringsinstrumentarium van het waterschap is in diverse informatiebronnen beschreven, zoals: • WBP (zie bovenstaand kader); • Kredietvoorstellen effectmonitoring (AB 29 februari 2008 en 12 november 2010); • (Concept) intern memo “monitoring/effectmonitoring - doorstart zomer 2011”; • Informatienota voor commissie Watersysteembeheer 17-11-2011 “Stand van zaken Effectmonitoring / Effecten Droogte 2011” (versie 25 oktober 2011); • Verbeterplan Programmamanagement (conceptversie 0.8 d.d. 31 augustus 2011). Op basis van interviews en bestudering van de ter beschikking staande bronnen komt het volgende beeld naar voren: • Onderzoek naar doeltreffendheid van beleid is gecompliceerd, omdat enerzijds sprake kan zijn van een lange beleidsketen en anderzijds omdat er externe factoren kunnen zijn die ook van invloed kunnen zijn op de te bereiken einddoelen. Hoe verder een prestatie of effect in de keten gelegen is, des te moeilijker de causale relatie is te leggen met het ingezette beleid; • Binnen het gehele waterschap, van de werkvloer tot op bestuurlijk niveau, wordt de term monitoren (of monitoring) vaak gebruikt. Termen als effectmonitoring, Watermonitor, projectmonitoring, KRW-monitoring en reguliere monitoring komen regelmatig voorbij. Een heldere en eenduidige definitie van alle monitoringsvormen ontbreekt, evenals een integraal inzicht in wat er gemonitord wordt c.q. zou moeten worden; • In het WBP staat dat de voortgang in het uitvoeren van de maatregelen en het bereiken van de doelstellingen van het WBP gevolgd wordt met behulp van de Watermonitor, een digitale rapportage over de voortgang van prestaties en effecten. Voorheen heeft de afdeling O&M een trekkende rol gespeeld bij het opstellen van deze rapportage. Het Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
11
•
instrument Watermonitor, dat in 2008 (over 2007) voor het laatst is opgesteld, is op basis van een onderlinge afspraak tussen afdelingshoofden Onderzoek en Monitoring en Advies Waterbeheer overgedragen aan programmamanagement. Hiermee is een tweedeling ontstaan tussen prestatiemonitoring (volgen van output) en effectmonitoring (volgen van de outcome (het effect (of impact) van de output op de omgeving/ samenleving). De Watermonitor als integrale digitale rapportage wordt niet meer opgesteld. Tijdens het onderzoek zijn geen signalen naar voren gekomen dat door het bestuur of directie naar (de status van) de watermonitor is gevraagd; Binnen de exploitatie en middels investeringskredieten is voor monitoring geld beschikbaar gesteld. De afdeling Onderzoek en Monitoring (O&M) heeft binnen het waterschap een belangrijke rol in veel monitoringsactiviteiten. “Met het vastleggen van de procesbeschrijving Monitoring in 2011 is een eerste stap gemaakt in de herstructurering van monitoring binnen O&M. Een vervolgstap is het opstellen van een helder overzicht van de verschillende monitoringsvormen en de lopende en komende projecten, waarna andere organisatorische aspecten als “wie doet wat?” en de financiering worden uitgewerkt”6;.
Op verzoek van het onderzoeksteam heeft de projectleider effectmonitoring de monitoringsvormen met betrekking tot het watersysteem op een rij gezet. Een overzicht van de monitoringsvormen is weergegeven in bijlage 5. Voor het onderzoek worden de volgende monitoringsvormen behandeld: o Basismonitoring (=Toestand- en trendmonitoring); o Prestatiemonitoring; o Effectmonitoring. De overige in het overzicht opgenomen monitoringsvormen vallen buiten de scope van het onderzoek (operationele signalering, schademonitoring, en overige (incidentele) monitoring (onder andere onderzoeksmonitoring)). In de volgende paragrafen wordt de stand van zaken van deze 3 monitoringsvormen toegelicht. Hierbij worden de volgende vragen beantwoord: 1. Wat wordt er gemonitord? 2. Welke rapportages en publicaties worden er opgesteld? 3. Welke data wordt verstrekt aan derden? Daarnaast wordt een nadere toelichting op de stand van zaken en de ontwikkelingen gegeven.
3.2 Basismonitoring (toestand en trend monitoring) Wat wordt er gemonitord? Om te toetsen of het watersysteem van Aa en Maas voldoet aan de landelijke normen, de KRW en (bestuurlijke) verplichtingen worden er met name fysisch/chemische bemonsteringen en ecologische analyses uitgevoerd. Voor het opbouwen van kennis van het watersysteem worden er zowel kwantiteits- als kwaliteits- en ecologische metingen verricht. Welke rapportages en publicaties worden er opgesteld? Naast de periodieke KRW-rapportages is met het project “Watersysteem in Beeld” (zie onderstaande alinea) de fysisch/chemische toestand van het watersysteem per district inzichtelijk gemaakt (november 2010) en worden de gegevens verwerkt in het project “Waterbalansen”.
6
Bron: concept intern memo “monitoring / effectmonitoring – doorstart zomer 2011”
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
12
Welke data worden verstrekt aan derden? De KRW-resultaten worden (indirect via stroomgebied, Provincie of Rijk) periodiek (3 jaarlijks) gerapporteerd aan Brussel. Nadere toelichting stand van zaken en ontwikkelingen Integraal meetplan watersysteem Eind 2004 is door de afdeling Onderzoek en Monitoring een project opgestart om te komen tot een geïntegreerd en geoptimaliseerd meetnet voor de benodigde basisinformatie van het watersysteem van Aa en Maas. Belangrijke randvoorwaarde hierbij was dat het basismeetnet voor het watersysteem moet voldoen aan de verplichtingen vanuit de KRW. Het integraal meetplan gaat overigens breder dan alleen toestand- en trendmonitoring (zie ook effectmonitoring). In 2009 is dit meetplan geëvalueerd en geactualiseerd. Als onderdeel van de visie integraal meetplan is in 2005 een krediet aangevraagd van € 120.000 ten behoeve voor voltooiing van het oppervlaktewatersysteemmeetnet. Mede naar aanleiding van de evaluatie van het meetplan in 2009 is geconcludeerd dat de beoogde investeringen niet meer nodig zijn dan wel onvoldoende aanvullende informatie bieden of de toepassing door de tijd is achterhaald. Het krediet is vervolgens in 2010 afgesloten, zonder dat er uitgaven ten laste van het krediet zijn gebracht. Watersysteem in beeld Om te controleren of de waterkwaliteit voldoet aan de in de KRW gestelde normen heeft het waterschap een meetnet ingericht. Binnen dit meetnet zijn bepaalde meetlocaties aangewezen die „het vastleggen van toestand en trends‟ tot doel hebben. Met de meetresultaten die uit deze meetlocaties worden verkregen kan in beeld worden gebracht hoe de waterkwaliteit er voor staat en in welke mate deze verandert. De afgelopen jaren heeft het waterschap veel meetresultaten verzameld, maar deze nog slechts weinig en structureel omgezet naar informatie. Eind 2010 is per district een (vooralsnog eenmalige) rapportage “watersysteem in beeld” opgesteld, welke het eerste product is dat de toestand en trends van de waterkwaliteit op fysisch-chemisch gebied beschrijft. Deze rapportages geven inzicht in de toestand en trends van het watersysteem. Knelpunten en opmerkelijkheden worden beschreven en verklaard. Tevens zijn aanbeveling gedaan voor ander onderzoek en naar de betreffende afdelingen. De doelgroep van deze basisrapportages zijn primair de vakinhoudelijke medewerkers binnen de afdeling Onderzoek en Monitoring van Waterschap Aa en Maas en secundair de districten. Rapportage “Oppervlaktewaterkwaliteit 2010” Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan een (mede) op bovengenoemde rapportages gebaseerde rapportage “Oppervlaktewaterkwaliteit 2010; programma Schoon Water” (werktitel) voor de doelgroepen: • Afdeling Integraal Beleid ten behoeve van beleidsvorming; • Afdeling Onderzoek & Monitoring ten behoeve van verdere kennisontwikkeling; • Dagelijks Bestuur teneinde te informeren over de voortgang van het WBP. Doel van de rapportage is het beschrijven van de tussenstand over 2010 betreffende de chemische toestand, trends en effecten (outcome) van maatregelen, getoetst aan het WBP. Het is de eerste keer dat deze rapportage is/wordt opgesteld. De bedoeling is de rapportage periodiek (jaarlijks) uit te brengen. Waterbalansen In het Algemeen Bestuur van 24 februari 2011 is een kredietvoorstel, groot € 200.000, gevoteerd voor het project “Waterbalans in Beeld”. Het doel van het project - dat een beoogde looptijd heeft van 2011 tot en met 2013 - is het vermeerderen, verspreiden en borgen van het inzicht in het totale watersysteem. Dit inzicht is nodig om beleidskeuzes te kunnen maken over de watervoorziening nu en in de toekomst. Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
13
In het project is een aantal thematische fasen geformuleerd: • Fase 1: Waterbalansen per deelstroomgebied bepalen; • Fase 2: Trendanalyse waterbalansposten (neerslag, verdamping, gebruik (technisch systeem), grondwaterstanden): tijdreeksen en voorspellingen; • Fase 3: Effectanalyse beleid en maatregelen: wateraanvoer, waterconservering, teeltkeuze, maatregelen bebouwd gebied, grootschalige grondwaterberegening, maaibeleid, etc; • Fase 4: Verfijnen naar aandachtsgebieden en verbeteren van de betrouwbaarheid van gegevens.
3.3 Prestatiemonitoring Wat wordt er gemonitord? In het Waterbeheerplan (WBP) zijn de doelstellingen (deels) gedefinieerd als output. De voortgang van de prestaties (output) die zijn opgenomen in de prestatietabel van het WBP, of in een later stadium nader geconcretiseerd zijn, worden periodiek (in ieder geval jaarlijks) vergeleken met de doelen. Welke rapportages en publicaties worden er opgesteld? In de reguliere P&C-(verantwoordings)documenten wordt gerapporteerd over de voortgang van de in de prestatietabellen van het WBP opgenomen output. Ook in incidentele rapportages, zoals de recent uitgevoerde MidTermReview, worden de beoogde en gerealiseerde prestaties met elkaar geconfronteerd. Welke data worden verstrekt aan derden? Prestatiemonitoring is primair bedoeld om de voortgang van de gewenste output te bewaken en om hierop te kunnen sturen. Via de bestuurlijke P&C-documenten worden de resultaten gerapporteerd en verantwoord aan het AB. Hiermee zijn de rapportages openbaar en voor derden beschikbaar. Daarnaast worden jaarlijks de totalen per KRW maatregel (zoals opgenomen in bijlage 4 van het WBP) via de tweede kamer aan de Europese Unie gerapporteerd (output). Nadere toelichting stand van zaken en ontwikkelingen Introductie programmamanagement Eind 2008 is programmamanagement geïntroduceerd bij Aa en Maas. In het projectplan van programmamanagement is als doelstelling opgenomen: “Uiteindelijk doel van programmamanagement is de realisatie van de doelen uit het WBP en bestuursakkoord op basis van een bewuste en gedragen sturing, zodat het mogelijk wordt: • De doelen te realiseren in een steeds veranderende interne en externe omgeving; • Projecten, processen, middelen en capaciteit op elkaar af te stemmen; • Prioriteiten te kunnen stellen; • Samenhangend te kunnen (be)sturen.” Evaluatie programmamanagement Bij de start van het programmamanagement is afgesproken om na twee jaar de doeltreffendheid ervan te evalueren. De bevindingen van het programmamanagementteam zijn in deze evaluatie verder uitgewerkt. De evaluatie is in het MT (management team) van 9 september 2010 besproken. Als grootste successen worden genoemd: 1. Output begint binnen het waterschap meer leidend te worden;
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
14
2. Er is overzicht in prestaties en doelgaten7; 3. De koppeling tussen P&C en afdelingsplannen is niet meer vrijblijvend; 4. Programmadenken heeft een plek gekregen in organisatie. Als belangrijkste verbeterpunten worden benoemd: 1. Interne sturing ontbreekt binnen het programmateam; 2. Er is te weinig geautomatiseerd waardoor nog veel handwerk plaats vindt. 3. Er is nog te weinig regie op de planning; Er vindt nog weinig echte sturing vanuit programma’s naar organisatie plaats; 4. Er is nog weinig gebeurd met de voorgenomen verbetering van KSF’s (Kritische succesfactoren) en KPI’s (kritische prestatie-indicatoren); 5. Outcome is nog niet opgepakt; 6. De lijnorganisatie neemt zijn verantwoordelijkheid nog te beperkt; 7. Echt programmeren en programmafinanciering moet nog doorgevoerd worden. Verbeterplan programmamanagement De directie heeft programmamanagement verzocht om een visie en strategische aanpak te ontwikkelen voor de (door)ontwikkeling van programmamanagement. Een eerste concept hiervan is eind augustus 2011 opgeleverd8: “In 2011 is besloten om programmamanagement als instrument te integreren in het besturingsmodel van het waterschap. Integreren betekent dat de processen, rollen, instrumenten en informatievoorziening ten behoeve van programmasturing worden verbonden met het lijn- en projectmanagement. Dat programmasturing onontbeerlijk is voor het realiseren van de opgaven van onze organisatie wordt bevestigd door directie en bestuur. In dit verbeterplan worden de stappen uitgewerkt waarmee programmamanagement stevig wordt verankerd in het waterschap en er een fundament is gelegd voor sturing op doelen en effecten. Het plan is opgebouwd uit een visie waarin het kader wordt geschetst, een strategie waarin deze wordt vertaald naar oplossingsrichtingen en een stappenplan waarin operationele acties zijn benoemd.”
7
Onder doelgat wordt verstaan het verschil tussen de in het WBP beoogde prestaties en de in (meerjarenraming) begrote prestaties. 8 Dit verbeterplan is inmiddels vastgesteld in het DT en met het MT gedeeld. Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
15
3.4 Effectmonitoring Wat wordt er gemonitord? Binnen de vier programma’s van het WBP wordt effectmonitoring op projectmatige basis (per gebied / maatregel) opgepakt. Ten behoeve van GGOR(natuur)-projecten, beekherstel en EVZ-trajecten worden monitoringsprogramma’s uitgevoerd. Dit betreft grond- en oppervlaktewaterstandmetingen, (grond)water(bodem)kwaliteitsbemonsteringen en ecologische inventarisaties. Er wordt nu onderzocht in hoeverre samenwerking met terreinbeherende organisaties en vrijwilligers van natuurverenigingen voor met name ecologische inventarisaties mogelijk is. Welke rapportages en publicaties worden er opgesteld? Op dit moment worden nog geen periodieke rapportages opgesteld voor programmamanagement, de directie en/of het bestuur. Bij de tweede kredietaanvraag voor effectmonitoring is toegezegd dat periodiek (minimaal jaarlijks) wordt gerapporteerd over voortgang en inhoud. Welke data worden verstrekt aan derden? Op dit moment worden er op structurele basis geen gegevens verstrekt aan derden. Dit gebeurt wel incidenteel, zoals ten behoeve van enkele GGOR-trajecten en beekherstel- en EVZ-trajecten waarbij de resultaten gedeeld worden met belanghebbenden. Een overzicht over 2011 (tot en met november) is opgenomen in bijlage 6. Ook wordt incidenteel onderzoek uitgevoerd samen met derden. Zo is in 2008 is samen met de provincie, Brabants Landschap en de Brabantse Waterschappen onderzoek gedaan naar het effect van 11 EVZ’s in Brabant. Op dit moment lopen initiatieven om de samenwerking met terreinbeherende organisaties te intensiveren. Ook lopen enkele initiatieven om op thema/onderwerp met collegawaterschappen informatie/resultaten te delen. Recent zijn enkele uitwisselingsmomenten geweest met onder andere Waterschap Brabantse Delta en Het Hoogheemraadschap van Rijnland. Stand van zaken en ontwikkeling Kredietaanvragen effectmonitoring Op 29 februari 2008 heeft het AB een eerste krediet beschikbaar gesteld voor effectmonitoring. In dit kredietvoorstel is aangegeven dat er in het voorjaar van 2009 een nieuwe kredietaanvraag zou worden voorgelegd. Deze 2e kredietaanvraag voor effectmonitoring is 1,5 jaar later dan de oorspronkelijke planning aangevraagd (AB 12 november 2010). De samenhang tussen de kredietaanvragen effectmonitoring is in onderstaande figuur zichtbaar gemaakt.
De probleemstelling in de 2e kredietaanvraag effectmonitoring is: “In het WBP zijn de ambities beschreven waar het waterschap de komende jaren invulling aan wil geven. Om de toestand van het watersysteem en de effecten van de maatregelen en reguliere werkzaamheden op het watersysteem te volgen is monitoring noodzakelijk (kwalitatieve beoordeling: effectmonitoring)”. Met het project effectmonitoring wordt beoogd dat: Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
16
•
•
Jaarlijks aan bestuurders en directie gerapporteerd wordt over de voortgang van maatregelen en daarmee doelen en maatregelen bijgestuurd kunnen worden Inhoudelijke adviseurs lering trekken uit de effectiviteit van het type maatregelen bij het eventueel herijken van maatregelen binnen bestaande projecten of beheerstrategieën; Externe partijen geïnformeerd worden over de resultaten van onze werkzaamheden.
Procesmatig moeten volgens het kredietvoorstel de komende jaren (2011-2014) de volgende stappen gezet worden: • Interne organisatie effectmonitoring verder professionaliseren (dit schept duidelijkheid binnen de organisatie); • Heldere communicatietrajecten binnen en buiten de organisatie opzetten (speerpunt ligt in eerste instantie op het interne traject), hieronder vallen ook publicaties in vaktijdschriften en presentaties op vakgerelateerde symposia of bijeenkomsten; • Afstemming zoeken met andere waterschappen voor uitwisseling en delen van kennis. Specifiek voor het komende jaar (lees 2011) is het van belang dat effectmonitoring verankerd wordt binnen de programmateams en dat de inhoudelijke terugkoppeling met de DB-leden (start voorjaar 2011) verder wordt vormgegeven. Concept intern memo “effectmonitoring – doorstart zomer 2011” Medio 2011 is door de projectleider effectmonitoring, enerzijds naar aanleiding van dit rekenkameronderzoek en anderzijds om een doorstart voor effectmonitoring te bewerkstelligen, het concept memo “effectmonitoring – doorstart zomer 2011” opgesteld. De afgelopen jaren zijn een aantal effectmonitoringsprojecten (inrichting, beheer en onderhoudsprojecten) opgestart, echter is nog niet helder wat het waterschap (bestuurlijk en ambtelijk) precies met effectmonitoring wil en hoe dit vorm te geven. Effectmonitoring staat daarmee nog in de startblokken. Dit wordt eveneens onderschreven in het concept verbeterplan programmamanagement. Verbeterplan programmamanagement (conceptversie 0.8, 31 augustus 2011) In het recent opgestelde concept verbeterplan programmamanagement staat over outcome monitoring: “Met de realisatie van projecten en de uitvoering van activiteiten realiseren we onze programmadoelen (output). Hierbij veronderstellen we dat we ook het gewenste effect (outcome) bereiken. De afdeling Onderzoek en Monitoring heeft in 2010 aangegeven zich verantwoordelijk te voelen voor het bewaken van deze veronderstelling. Momenteel is onduidelijk hoe dit werkt. We stellen voor om in overleg met O&M een monitoringsplan op te stellen. Dit plan is bedoeld om – naast het bestaande inzicht in budgetuitputting en voortgang – informatie beschikbaar te stellen voor doel- en effectsturing. Daarmee stellen we bestuur en management in staat om te sturen op de effectiviteit van de programma’s.” In het verbeterplan programmamanagement wordt als tijdspad voor het opstellen en implementeren van dit plan de periode 2012-2013 genoemd, waarbij het vanaf 2014 op orde dient te zijn. In het DT van 19 september 2011 is besloten dat O&M in overleg en afstemming met de programmamanager dit monitoringsplan opstelt. Afdelingsplan van O&M 2011 “…..De monitoring zoals bedoeld heeft daarbij ook de functie om in beeld te brengen of de WBP-doelen leiden tot de juiste effecten in termen van outcome (biodiversiteit, grondwaterstanden, KRW-doelen). O&M moet hier meer eigenaarschap vertonen en meer regie nemen. Een en ander zal worden opgepakt binnen de diverse projecten Effectmonitoring…..” Informatienota voor commissie Watersysteembeheer 17-11-2011 “Stand van zaken Effectmonitoring / Effecten Droogte 2011” (versie 25 oktober 2011)
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
17
In de memo “stand van zaken effectmonitoring – oktober 2011”, die als bijlage bij de informatienota is gevoegd is aangegeven: "In de kredietaanvraag is aangegeven dat het beoogde effect is dat het bestuur en directie jaarlijks wordt gerapporteerd over de voortgang van de maatregelen. Hiermee zouden de doelen en maatregelen bijgestuurd te kunnen worden. Samen met Programmamanagement wordt hier structuur in aangebracht." Hiermee wordt de genoemde actie in het verbeterplan programmamanagement, conform besluit in het DT van 19 september 2011, (her)bevestigd.
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
18
Hoofdstuk 4 Verdiepingscasussen effectmonitoring In voorgaande hoofdstukken zijn het WBP (de beleidsdoelen) en het monitoringsinstrumentarium aan de orde geweest. In dit hoofdstuk worden drie casussen belicht waarbij door of namens de organisatie onderzoek is gedaan naar het effect van concrete maatregelen. Per casus wordt getoetst of het doel en de maatregel gerelateerd zijn aan het WBP en of er daadwerkelijk een oordeel over de effecten van de maatregel wordt gegeven.
4.1 10 jaar monitoring van natuur langs oevers Rapport: 10 jaar monitoring van natuur langs oevers - planten, libellen, amfibieën en vlinders langs waterlopen van Waterschap Aa en Maas Door : M. Kits, B. Brugmans, P. Verstappen en B. Engels Datum: september 2011 Doel (te toetsen beoogd effect) In bovengenoemd monitoringsrapport wordt het te toetsen doel als volgt geformuleerd: “Zorgen voor betere leefomgeving voor planten en dieren in en om het water. Deze doelen zijn verwoord in streefbeelden voor natuurlijk water (ecologische verbindingszones, beekherstel, natuurvriendelijke oever). De soortengroepen die gemonitord worden zijn vegetatie, libellen en soms ook dagvlinders en amfibieën.” Maatregel om het effect te bereiken: De in het monitoringsrapport te onderzoeken maatregel betreft: “Ontwikkelen van natuur langs waterlopen (natuurlijker inrichten watersysteem door inrichten van ecologische verbindingszones (EVZ), beekherstel, en aanleg natuurvriendelijke oevers en uitvoeren natuurvriendelijk onderhoud).“ Onderzoeksvragen monitoringsrapport In het monitoringsrapport worden onderstaande onderzoeksvragen gesteld: “ 1. Hoe heeft de natuur op verschillende locaties zich de afgelopen jaren ontwikkeld? 2. Wat is de algemene conclusie over de ontwikkeling van natuur langs waterlopen; 3. In hoeverre behalen we onze doelen en streefbeelden? (NB. het behalen van KRWdoelen was geen onderzoeksvraag omdat dit monitoringsproject niet op die manier is ingericht omdat te kunnen meten); 4. Wat hebben we geleerd, wat zijn de successen in ontwikkeling en welke zaken moeten we in de toekomst wellicht anders doen? Kortom, welke aanbevelingen kunnen worden geformuleerd uit de tot dusverre verkregen onderzoeksresultaten?” Met name vraag 3 is hierbij direct gericht op een oordeel over de effectiviteit. In de conclusie van het rapport wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvragen. “…Van de onderzochte locaties kan worden gezegd dat ze bijdragen aan het behalen van onze doelen. Streefbeelden worden gedeeltelijk en soms bijna gehaald”. Er wordt dus een oordeel gegeven over de effectiviteit van de maatregel. Tevens worden een aantal oorzaken gegeven van het (nog) niet behalen van de streefbeelden (nog te nemen inrichtingsmaatregelen, tijd benodigd voor natuurontwikkeling, onderhoud(sregime), waterkwaliteit, peilbeheer). Relatie met WBP Het monitoringsrapport heeft betrekking op het programma natuurlijk en recreatief water. Doel van dit programma is: • oppervlaktewateren vormen een goede leefomgeving voor planten en dieren; Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
19
•
Planten en dieren kunnen zich verplaatsen tussen natuurgebieden.
In het WBP staat dat de te volgen strategie is: “we pakken de inrichting van het watersysteem aan” Een van de hiervoor te nemen maatregelen is aanleg van natuurvriendelijk oevers (zie WBP § 14.3). Wat een natuurvriendelijke oever precies inhoudt precies inhoudt wordt in het WBP niet aangegeven. Ook blijkt uit het WBP niet voor welke planten en dieren de oppervlaktewateren “een goede leefomgeving” moeten zijn. In het monitoringsrapport is daarvoor gekeken naar planten, libellen, amfibieën en vlinders. “Dit zijn min of meer watergerelateerde soorten die echt iets kunnen zeggen over de ontwikkeling van natuur langs het water. De onderzochte soortgroepen betreffen vooral de natuurwaarden van het landdeel van de oever. Daarnaast heeft het waterschap ook een meetnet voor echt watergebonden natuur zoals vis, macrofauna en fytoplankton. Deze gegevens zijn nu (nog) niet meegenomen in de beoordeling. Daarnaast zijn er meer interessante soortgroepen zoals vogels en zoogdieren, maar die worden niet onderzocht omdat dit verder gaat dan de taak die wij als waterbeheerder hebben. Dit geldt ook voor bijvoorbeeld onderzoek of een ecologische verbindingszone echt werkt.” Er wordt getoetst aan streefbeeld en natuurkwaliteit. Hoe/waar deze bepaald zijn blijkt niet uit het monitoringsrapport. Een van de aanbevelingen uit het rapport is “werk streefbeelden voor oevervegetatie concreter uit en kijk daarbij naar de haalbaarheid”. Hieruit blijkt dat de streefbeelden nog niet voor alle onderdelen SMART genoeg zijn uitgewerkt. Wordt in het monitoringsrapport gebruik gemaakt van onderzoeksgegevens van derden of eerdere onderzoeken? In de inleiding van het rapport staat “Het onderzoek is gebaseerd op onderzoeksresultaten uit 10 jaar monitoring van ecologie langs oevers”. Het betreft hier met name onderzoek dat door of in opdracht van het waterschap is uitgevoerd (een serie jaarrapportages over verschillende waterlopen waarin elk jaar andere onderzoekslocaties worden beschreven). Daarnaast is ook gebruik gemaakt van onderzoeksinformatie van derden. In de bronvermelding worden 4 bronnen genoemd, waarvan 1 extern (onderzoek in opdracht van de provincie en enkele waterschappen naar de werking van EVZ’s). In de tekst van het rapport wordt expliciet verwezen naar 2 van de 4 bronnen.
4.2 Effecten van effluentlozingen van rwzi’s op het watersysteem in het beheergebied van waterschap Aa en Maas Rapport: Effecten van effluentlozingen van rwzi’s op het watersysteem in het beheergebied van waterschap Aa en Maas Door: B. Brugmans Datum: januari 2011 Doel (te toetsen beoogd effect) In bovengenoemd monitoringsrapport is als te toetsen doel het volgende geformuleerd: “Het opstellen van een kennisdocument over het huidige effect/ aandeel van de lozingen van iedere rwzi op de waterkwaliteit (fysisch-chemisch en ecologisch) van het ontvangend oppervlaktewater.” Maatregel om het effect te bereiken: De in het monitoringsrapport te onderzoeken maatregel betreft: Zuivering van afvalwater op een rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi)9.
9
In het rapport is onderzocht wat het effect van een lozing van een rwzi op het oppervlaktewater is. De feitelijke zuivering van afvalwater is niet onderzocht.
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
20
Onderzoeksvragen monitoringsrapport In het monitoringsrapport komen onderstaande onderzoeksvragen naar voren: 1. “Wat is het effect/aandeel van de lozingen van iedere rwzi op de waterkwaliteit (fysisch-chemisch en ecologisch) van het ontvangende oppervlaktewater” 2. “Is het theoretisch nodig op de zuiveringsinstallaties nog meer voedingsstoffen uit het water te halen?” De onderzoeksvraag is dus gericht op een oordeel over de effectiviteit. In het rapport wordt voor diverse stoffen per rwzi in tabel- en grafiekvorm de (lokale) invloed van de rwzi op het ontvangende oppervlaktewater weergegeven. Hiermee is antwoord gegeven op de eerste onderzoeksvraag. In de conclusie van het rapport staat onder andere dat, op basis van de analyseresultaten van 2009, voor vrijwel alle rwzi’s de concentraties fosfaat -totaal en stikstof-totaal in het effluent moeten worden gereduceerd om te voldoen aan de KRW-doelen. De concentraties stikstof-totaal in de effluenten van rwzi Den Bosch, rwzi Land van Cuijk en rwzi Asten hoeven op basis van deze cijfers niet te worden gereduceerd om te voldoen aan de KRW-doelen voor oppervlaktewater. Voor een aantal andere KRW relevante parameters wordt op analoge wijze een conclusie getrokken. Hiermee is de tweede onderzoeksvraag beantwoord. Relatie met WBP Het doel van het programma schoon water is: Oppervlaktewateren voldoen aan de normen voor schoon water zoals gesteld in de KRW. Het waterschap heeft met het zuiveren van afvalwater zelf een belangrijke uitvoerende taak in het bereiken van schoon water. In het WBP (§13.3), programma ‘schoon water’ staat: “in de planperiode bepalen we of het nodig is op de zuiveringsinstallaties nog meer voedingsstoffen uit het afvalwater te halen.” Om dit te kunnen bepalen moet helder zijn wat het effect van de effluentlozingen op kwaliteit van het oppervlakte water is. Dit wordt in het monitoringsrapport bestudeerd (eerste verkenning). Het monitoringsrapport betreft de fysisch chemische waterkwaliteit. De Ecologische waterkwaliteit is niet meegenomen vanwege onderstaande redenen: • “Het ecologisch deel van het integraal meetnet van waterschap Aa en Maas is er specifiek op ingericht om de Europese KRW doelstellingen te monitoren. Het integraal meetnet heeft niet als doel om specifiek voor rwzi’s te bepalen wat de effecten zijn op de ecologische waterkwaliteit. De ecologische meetpunten zijn niet gelegen op plaatsen direct boven- en benedenstrooms effluentlozingen en daardoor in dit kader niet bruikbaar”; • “Voor de KRW zijn vier soortgroepen gekozen die samen de ecologische toestand van het watersysteem beschrijven…De soortgroepen zijn afhankelijk van veel factoren in het watersysteem….Vanwege de complexheid van de samenhang van deze factoren is het technisch op dit moment niet mogelijk om een vergelijking tussen bovenstroomse en benedenstrooms meetpunten voor de ecologische waterkwaliteit uit te voeren”; • “…de ecologische effecten van effluentlozingen niet eenduidig zijn aangetoond… Met de ene beoordelingsmethode wel en met de andere niet, of alleen in het voorjaar. Door het geringe aantal waarnemingen is het niet mogelijk de uitspraken statistisch te onderbouwen.”. Dit houdt in dat de uitkomst afhankelijk is van de gehanteerde beoordelingsmethode, het moment en de omvang van de meting. In het monitoringsrapport wordt op basis van bovenstaande samenvattend geconcludeerd dat het niet mogelijk is om onderbouwde uitspraken te doen over de effecten van effluentlozingen op de ecologische waterkwaliteit (vergelijk boven – en benedenstrooms). Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
21
Wel kan voor de geamoveerde rwzi Schijndel op basis van verzamelde data van voor en na de sluiting indicatieve ecologische vergelijking gemaakt worden. Wordt in het monitoringsrapport gebruik gemaakt van onderzoeksgegevens van derden of eerdere onderzoeken? In de bronvermelding worden 7 interne en 5 externe rapportages genoemd. Een van deze externe rapporten is bij de afbakening van het onderzoek gebruikt. Bij de paragraaf ecologische effecten zijn teksten uit een eerder in opdracht van het waterschap opgestelde rapportage geciteerd. Daarnaast wordt een methodiek van de STOWA aangehaald.
4.3 Vismigratie Hertogswetering Rapport: Vismigratie onderzoek Hertogswetering Hevelvispassages en “De Wit” passage in beheergebied Waterschap Aa en Maas Door: Bureau Waardenburg bv (P.B. Broeckx, J.H. Bergsma en J.l. Spier) Datum: november 2010 Doel (te toetsen beoogd effect) In bovengenoemd monitoringsrapport is het te toetsen doel als volgt geformuleerd: “Waterschap Aa en Maas wil de migratiemogelijkheden voor vis en daarmee de leefomstandigheden voor visgemeenschappen verbeteren.” Maatregel om het effect te bereiken: De in het monitoringsrapport te onderzoeken maatregel betreft: “Aanleg vispassages bij stuwen en andere vismigratieknelpunten.” Onderzoeksvragen monitoringsrapport In het monitoringsrapport worden onderstaande onderzoeksvragen gesteld: “Hoe functioneren de hevelvispassage bij de stuw ‘Oijense Hut’, de hevelvispassage bij de stuw ‘Berghem’ en de ‘De Wit’ passage bij de stuw ‘Hamelspoel’? De hoofdvraag van dit onderzoek valt uiteen in de volgende onderzoekvragen: 1. Hoe functioneren de drie vispassages in de Hertogswetering? Hoeveel van welke vissoorten en van welke lengte passeren de vispassage in stroomopwaartse richting? 2. In hoeverre dragen de vispassages bij aan de vispopulatiesamenstelling van de Hertogswetering? 3. Verschillen de twee typen vispassages in hun functioneren onder de gegeven omstandigheden en in relatie tot andere typen vispassages?” Vraag 2 is gericht op een uitspraak over de effectiviteit van de maatregel vispassages. In de conclusie van het monitoringsrapport worden bovenstaande vragen beantwoord. Geconcludeerd wordt dat ”de vispassages werken voor kleine individuen van ca. 12 vissoorten. Op basis van de resultaten is niet vast te stellen in hoeverre grotere vissen gebruik kunnen maken van de vispassages. Er is nauwelijks tot geen aanbod van grotere vis aangetoond benedenstrooms”. Relatie met WBP Het programma natuurlijk en recreatief water heeft als doel: • Oppervlaktewateren vormen een goede leefomgeving voor planten en dieren • Planten en dieren kunnen zich verplaatsen tussen natuurgebieden. In het WBP staat “Of water een goede leefomgeving voor planten en dieren is blijkt onder andere uit de visstand. Voor een gezonde visstand moet vis zich vrijelijk kunnen verplaatsen. Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
22
In de huidige situatie is dit niet het geval doordat er teveel obstakels in het watersysteem zitten. “ Deze barrière wil Aa en Maas wegnemen door het aanleggen van vispassages. Wordt in het monitoringsrapport gebruik gemaakt van onderzoeksgegevens van derden of eerdere onderzoeken? In het onderzoek is een paragraaf opgenomen “ vergelijk ander onderzoek vispassage”. Hierin wordt gekeken naar onderzoek hevelvispassage Berghem (Witteveen en Bos, 2007), een hevelvispassage in de Maas bij Borgharen (DHV, AT-KB en VisAdvies, 2009) en onderzoek door de Organisatie ter verbetering van de Binnenvisserij naar de werking van de “de Wit” Passage (Heuts, jaar onbekend). Het eerste onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Aa en Maas, de andere onderzoeken zijn door en in opdracht van derden uitgevoerd. In de bronvermelding worden 2 interne en 5 externe informatiebronnen genoemd.
4.4 Bevindingen casussen De opzet van de onderzochte monitoringscasussen richt zich op het doen van een uitspraak over de effectiviteit van WBP gerelateerde maatregelen. In de conclusies wordt daar waar mogelijk een oordeel gevormd over de effectiviteit. Uit de rapporten blijkt wel dat een eenduidige uitspraak over de (mate van de) effectiviteit van de onderzochte maatregel vaak bemoeilijkt wordt doordat: • De doelen niet voldoende SMART zijn uitgewerkt en dus de meetlat/norm niet duidelijk is; • De monitoringsdata (kwalitatief en kwantitatief) niet altijd in voldoende mate beschikbaar zijn om een betrouwbare uitspraak te kunnen doen; • Doorgaans veel andere (verstorende) factoren van invloed zijn op het beoogde effect. In alle drie de onderzochte casussen is gebruik gemaakt van informatie (uit rapporten) van derden of eerder uitgevoerde eigen onderzoeken.
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
23
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
24
Hoofdstuk 5 Conclusie In dit hoofdstuk worden de onderzoeksvragen die gesteld zijn in § 1.2 beantwoord. Wat wil het waterschap bereiken: Wat zijn de beoogde prestaties en effecten (beleidsdoelen)? De beleidsdoelstellingen van het waterschap zijn vastgelegd in het WBP. Hierbij is per programma (veilig en bewoonbaar beheersgebied, voldoende water, schoon water en natuurlijk en recreatief water) de volgende systematiek gevolgd: • Wat is onze opgave (maatschappelijke doelstelling); • Wat is onze strategie; • Wat gaan we doen; • Wat levert het op. Zijn de beleidsdoelen SMART10 geformuleerd? De beleidsdoelstellingen in het WBP zijn niet overal even SMART. Dit is ook inherent aan de (in het WBP beschreven) doelstelling van het document: “op hoofdlijnen aangeven wat het waterschap in de planperiode gaat doen” oftewel “koersbepalend”. Een andere oorzaak is dat ten tijde van het opstellen van het WBP (nog) niet overal duidelijk was welke acties ondernomen moeten worden. Een schematisch overzicht, waarin de relatie van hoofddoel naar subdoel en bijbehorende activiteiten (schematisch) is weergeven (doelenboom), is niet aangetroffen. Voorts blijkt uit het WBP niet altijd wat de grondslag (wet, bestuurlijke afspraak met derden, eigen ambitie) is van een bepaald doel (effect of prestatie). Het is niet altijd duidelijk of het waterschap verantwoordelijk is voor het effect van een prestatie of alleen voor het leveren van de prestatie zelf en wat de invloed van derden hierin is. Om prestaties en effecten te kunnen monitoren is het noodzakelijk dat de doelen nader uitgewerkt zijn in bijvoorbeeld een uitvoeringsprogramma. Een dekkend uitvoeringsprogramma is niet aangetroffen. Wel heeft programmamanagement een belangrijke bijdrage geleverd aan het nader concretiseren van de output en het inzichtelijk maken van de discrepantie tussen WBP- en reeds (in de begroting) ingevulde prestaties. Dit is echter alleen gericht op output en niet op outcome (effect). Inmiddels zijn er binnen de organisatie op diverse terreinen wel acties in gang gezet om doelstellingen en prestaties uit het WBP verder te concretiseren maar nog niet volledig dekkend voor alle doelen en taken van het waterschap. Welk inzicht heeft het waterschap in de gerealiseerde prestaties en effecten? Hoe vindt rapportage plaats? In dit onderzoek zijn drie soorten monitoring meegenomen: basismonitoring, prestatiemonitoring en effectmonitoring. Basismonitoring (toestand en trendmonitoring) De (wettelijk) noodzakelijke basismonitoring (toestand en trend) en rapportage vindt plaats. Hiermee wordt getoetst of het watersysteem van Aa en Maas voldoet aan de landelijke normen, de KRW en (bestuurlijke) verplichtingen.
10
Specifiek, Meetbaar, Afgestemd, Realistisch en Tijdgebonden
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
25
Prestatiemonitoring De output (prestaties) wordt gemonitord en gerapporteerd middels de reguliere P&C-cyclus. Eind 2008 is programmamanagement ingevoerd. Dit heeft gezorgd voor nadere concretisering van, meer inzicht in en sturing op prestaties. Een recente evaluatie wijst uit dat een aantal belangrijke stappen zijn gezet. Tevens zijn een aantal verbeterpunten benoemd, wat geresulteerd heeft in een verbeterplan programmamanagement. Effectmonitoring Effectmonitoring gebeurt momenteel projectgewijs. Hierover worden geen periodieke rapportages opgesteld. Ook wordt geen eenduidige definitie gebruikt voor effectmonitoring. De afgelopen jaren zijn een aantal effectmonitoringsprojecten (inrichting, beheer en onderhoudsprojecten) opgestart, echter is nog niet helder wat het waterschap (bestuurlijk en ambtelijk) precies met effectmonitoring nastreeft en hoe dit vorm te geven. Effectmonitoring is complex doordat enerzijds vaak sprake is van een lange beleidsketen waarvan het Waterschap een onderdeel uitmaakt en anderzijds omdat er externe factoren kunnen zijn die ook van invloed kunnen zijn op de te bereiken einddoelen. Hoe verder een prestatie of effect in de keten gelegen is, des te moeilijker de causale relatie is te leggen met het ingezette beleid. Uit het WBP blijkt niet altijd wat de grondslag (wet, bestuurlijke afspraak met derden, eigen ambitie) is van een bepaald doel (effect of prestatie). Het is niet altijd duidelijk of het waterschap verantwoordelijk is voor het effect van een prestatie (outcome) of alleen voor het leveren van de prestatie (output) op zich en wat de invloed van derden hierin is. Hierdoor is de rol van (effect)monitoring binnen het waterschap niet helder. Dit is een mogelijke verklaring voor het gegeven dat effectmonitoring ondanks diverse initiatieven nog steeds in de kinderschoenen staat. De onderzochte casussen onderschrijven de conclusies van het rekenkameronderzoek. Wat is het systeem/de methodiek om de stand van zaken hiervan op enig moment vast te kunnen stellen om zodoende te kunnen toetsen aan deze doelstellingen? Volgens het WBP is de watermonitor het instrument om de voortgang in het uitvoeren van de maatregelen en het bereiken van de doelstellingen van het waterbeheerplan te volgen. Dit zou een jaarlijks geactualiseerde digitale rapportage over de voortgang moeten zijn die tijdig bijsturen mogelijk maakt. De watermonitor is sinds 2008 niet meer opgesteld. Tijdens het onderzoek zijn geen signalen naar voren gekomen dat door het bestuur of directie naar (de status van) de watermonitor is gevraagd. Monitoring wordt binnen de organisatie versnipperd opgepakt. Een instrumentarium waarbij integraal zowel op output als outcome gemonitord en gerapporteerd wordt is niet aangetroffen. Een (integraal) monitoringsplan, afgestemd met directie en dagelijks bestuur ontbreekt. Hierdoor is niet inzichtelijk wat gemonitord moet worden, wat gemonitord wordt en hoe hierover gerapporteerd (moet) worden. Dit wordt binnen de organisatie onderkend. Recent (19 september jl.) is in het DT besloten dat O&M in overleg en afstemming met de programmamanager een monitoringsplan opstelt.
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
26
Hoofdstuk 6 Aanbevelingen In dit hoofdstuk worden de aanbevelingen van de rekenkamercommissie naar aanleiding van het onderzoek gepresenteerd. Hoofdaanbeveling Op een aantal niveaus in de organisatie is onderkend dat de monitoring op het gebied prestaties en (met name) effecten verdere uitwerking verdient. Hiertoe zijn initiatieven ontplooid en acties benoemd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de kredietaanvragen effectmonitoring en het verbeterplan programmamanagement. Feitelijke afstemming en implementatie van deze acties en initiatieven door adequate coördinatie en daadkracht (eigenaarschap) is de hoofdaanbeveling van de rekenkamercommissie. Deelaanbevelingen Ter ondersteuning van deze hoofdaanbeveling worden onderstaande deelaanbevelingen gegeven. Hierbij is grotendeels aangesloten bij reeds gesignaleerde verbeterpunten en genomen initiatieven. Beleidsdoelen Het verdient aanbeveling om een overzicht op te stellen, waarin de relatie van hoofddoel naar subdoel en bijbehorende activiteiten (schematisch) is weergeven. Maak hierin per doel inzichtelijk in hoeverre Aa en Maas verantwoordelijk is (effect en/of prestatie), wat de beïnvloedingssfeer van Aa en Maas is en wat de afhankelijkheid van derden is. Zorg voor een dekkend (uitvoerings)programma waarin doelen en prestaties waar mogelijk SMART uitgewerkt zijn. Monitoring en rapportage In het DT van 19 september is besloten dat O&M samen met de programmamanager een monitoringsplan opstelt. Aanbevolen wordt het opstellen van dit plan projectmatig aan te pakken. Zorg hierbij voor zowel ambtelijke als bestuurlijke afstemming zodat er een gedragen visie op monitoring komt (wat wil Aa en Maas monitoren (output, effect, toestand etc), wie is hiervoor verantwoordelijk en hoe en wanneer vindt (integrale) rapportage plaats). Neem hierbij in ogenschouw dat niet alles te monitoren is. Houdt bij de keuze rekening met de toegevoegde waarde van monitoring (heeft het waterschap een keuze en zijn er betrouwbare uitspraken te doen), kosten en baten van de monitoring en beschikbare onderzoeksresultaten van derden. Informeer het Algemeen Bestuur op een heldere manier over basismonitoring (toestand en trend) met als doel de context te schetsen maar ook om beleidskeuzes te maken. Voor monitoring geldt dat duidelijk moet zijn wie wat doet en wie waarvoor verantwoordelijk is: Het waterschap of andere partijen, zoals bijvoorbeeld de provincie.
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
27
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
28
Hoofdstuk 7 Zienswijze Dagelijks Bestuur
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
29
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
30
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
31
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
32
Hoofdstuk 8 Nawoord Rekenkamercommissie De rekenkamercommissie heeft kennisgenomen van de zienswijze van het Dagelijks Bestuur op de voorliggende rapportage. De zienswijze geeft aan dat de bestaande rapportage voor bestuurlijke verantwoording naar Provincie, Rijk en Europa afdoende is en dat intensivering van effectmonitoring niet opportuun is. Dit is geheel in overeenstemming met het rapport waarin gesteld wordt dat met de bestuurlijke verantwoording richting Provincie, Rijk en Europa voldaan wordt aan de rapportagevereisten “basismonitoring (toestand- en trendmonitoring)”. In het rapport wordt niet voorgesteld dat monitoring – waaronder effectmonitoring – geïntensiveerd moet worden, maar wordt geadviseerd goed te kijken naar een efficiënte inzet van het instrument: Heldere keuzes in waar (effect)monitoring wel en waar niet mogelijk en wenselijk is en coördinatie van de initiatieven die binnen de organisatie op dit gebied (en monitoring in de brede zin van het woord) genomen zijn. De rekenkamercommissie is verheugd dat met de in de zienswijze toegezegde integrale visie op alle monitoringstaken van het waterschap invulling wordt gegeven aan de hoofdaanbeveling van het rapport. De rekenkamercommissie gaat er hierbij van uit dat bij het bepalen van de monitoringsvisie ook bestuurlijk (Algemeen Bestuur) afstemming plaatsvindt over deze visie en de daaruit voortvloeiende informatiebehoefte van de betrokken partijen. Om de opvolging van de toegezegde acties naar aanleiding van dit rekenkameronderzoek te borgen zal de rekenkamercommissie overeenkomstig het “Reglement van orde voor de werkzaamheden van de Rekenkamercommissie” met belangstelling de wijze waarop de aanbevelingen worden geïmplementeerd volgen. Tot slot wil de rekenkamercommissie alle betrokkenen bedanken voor hun bijdrage aan het onderzoek en de totstandkoming van voorliggend onderzoeksrapport.
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
33
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
34
Bijlage 1. Bronnen Intern: • Waterbeheerplan 2010-2015 • Concept memo “Monitoring / Effectmonitoring - doorstart zomer 2011”, van projectleider effectmonitoring (versies 5 augustus 2011 en 22 augustus 2011) • Tijdschrijft “Het waterschap” nummer 8/9-2009 artikel “leren met de watermonitor” • Projectplan programmamanagement (2009) • Memo van team programmamanagement aan MO-WSK, 18 maart 2010 • Resultaten realiteitstoets op bestuurlijke ambities; processtap om te komen tot een realistisch WBP 2010-2015, april 2008 • Kredietvoorstellen effectmonitoring (AB 29 februari 2008 en 12 november 2010); • Verbeterplan Programmamanagement (conceptversie 0.8 d.d. 31 augustus 2011) • Bestuursakkoord “samen werken aan water” 2009-2012; • Waterproof (strategienota organisatieontwikkeling); • Midterm review Bestuursakkoord 2009 – 2012, Dagelijks Bestuur Waterschap Aa en Maas, 13 september 2011 • Onderzoeksrapport Rekenkamercommissie waterschap Aa en Maas “Realiteitsgehalte Meerjarig Investeringsprogramma”, 23 november 2009; • Concept rapport Oppervlaktewaterkwaliteit 2010 Programma Schoon WaterInformatienota voor Commissie Watersysteembeheer d.d. 17-11-2011, inclusief bijlage “stand van zaken Effectmonitoring – oktober 2011” (conceptversie 25 oktober 2011) • Procesbeschrijving Monitoring, versiedatum 29-9-2011, KAM Handboek • Rapportages Watersysteem in Beeld, Waterkwaliteitsrapportage 2009, District Hertogswetering en District Boven Aa, versie Definitief 16 november 2010; • Rapportage “oppervlaktewaterkwaliteit 2010, programma Schoon water”, concept 21 juli 2011 • Onderzoeksrapport 10 jaar monitoring van natuur langs oevers • Onderzoeksrapport Vismigratie Hertogswetering; • Onderzoeksrapport Effecten van effluentlozingen van rwzi’s op het watersysteem in het beheergebied van waterschap (2011) Extern: • Handleiding “Onderzoek naar doelmatigheid en doeltreffendheid” 12 januari 2005 – Bureau Europees en Rijksbreed Doelmatigheidsonderzoek Algemene Rekenkamer • Sturen op effecten en prestaties, een onderzoek naar de kwaliteit van de programmabegroting van de gemeente Geertruidenberg –Rekenkamer West-Brabant, augustus 2007 • Boek “Tien jaar ervaring met de Europese kaderrichtlijn water. Ambities en ambivalenties”, Sonja van der Arend, ISBN 9789059724709 • Waterbeheerplan Brabantse Delta • Kwaliteit voor later: Ex ante evaluatie Kaderrichtlijn Water, Planbureau voor de Leefomgeving, juni 2008, ISBN: 978-90-6960-203-5
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
35
Bijlage 2. Normenkader Beleidsdoelen (per programma) In het WBP zijn de beleidsdoelen (effecten en prestaties) van het waterschap beschreven voor de periode 2010-2015. Om deze doelen goed te kunnen monitoren is het van belang dat deze voldoende SMART zijn geformuleerd. In dit rekenkameronderzoek worden de beleidsdoelen per programma getoetst aan het onderstaand normenkader11: 1. Per programma is antwoord gegeven op de drie W-vragen: a) Wat willen we bereiken (doel)? (outcome, effect, welk maatschappelijk probleem wordt opgelost/welk maatschappelijk effect willen we bereiken). Is dit door derden bepaald of door het Waterschap zelf? b) Wat gaan we daarvoor doen?(output, prestaties). Is dit door derden bepaald of door het Waterschap zelf? c) Wat mag dat kosten? (input) 2. De programmadoelen zijn ondubbelzinnig geformuleerd en vertaald in concrete prestaties, bij voorkeur door de tussenstap van het formuleren van operationele (hoofden/of sub)doelstellingen. Uit de formulering van, of toelichting op, de programmadoelen, operationele doelen en beoogde prestaties blijkt een logisch verband. Daaruit blijkt in hoeverre het Waterschap daadwerkelijk richting kan geven aan de doelstellingen (de stuurbaarheid) en in hoeverre zij daarvoor resultaatverantwoordelijk is. (m.a.w. duidelijk moet zijn tot waar het Waterschap verantwoordelijk is en wat de afhankelijkheid is van derden of van maatschappelijke ontwikkelingen die buiten de invloed van het waterschap liggen. 3. De doelen en prestaties zijn concreet en SMART-geformuleerd: a. Specifiek: De programmadoelen zijn beschreven in de vorm van maatschappelijke effecten, bij voorkeur in kwantitatieve termen, maar ten minste in heldere kwalitatieve termen. b. Meetbaar: Begrippen zijn eenduidig en meet- (en toets)baar gedefinieerd. Bij de doelen en prestaties is concreet benoemd, wanneer deze moeten zijn gerealiseerd/geleverd. Bij doelen met een lange doorlooptijd is een tijdspad met gespecificeerde mijlpalen aangegeven. Bij doelen ten opzichte van een referentiepunt is de nulmeting bekend. c. Afgestemd: Doelen zijn afgestemd met de relevante actoren (Bestuur en uitvoerders van het beleid). d. Realistisch: De ambities zijn op een haalbaar niveau geformuleerd. Bij de doelformulering is rekening gehouden met externe factoren die van invloed zijn op de te behalen doelen e. Tijdgebonden: Aangegeven is op welk tijdstip/binnen welke periode het doel is bereikt. Monitoring In het WBP is het volgende geschreven over monitoring en evaluatie: “….Daarnaast willen we goed weten wat het effect van maatregelen op het gewenste doelbereik is. Om deze kennis te vergaren heeft het waterschap een goed meetnet met verschillende monitoringprogramma’s. Hiermee voldoen we ook aan diverse (externe)verplichtingen met betrekking
11
Gebaseerd op de volgende bronnen: “Handleiding Onderzoek naar doelmatigheid en doeltreffendheid januari 2005 –Bureau Europees en Rijksbreed Doelmatigheidsonderzoek Algemene Rekenkamer” en “Sturen op effecten en prestaties, een onderzoek naar de kwaliteit van de programmabegroting van de gemeente Geertruidenberg –Rekenkamer West-Brabant, augustus 2007”
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
36
tot monitoring, onder andere vanuit de KRW, de zwemwaterrichtlijn en het beleidsmeetnet verdroging. We onderscheiden verschillende soorten monitoring: • Basismonitoring, gericht op het volgend van de toestand en trends in het watersysteem als geheel; • Onderzoeksmonitoring, hiermee worden kennisvragen uit de organisatie of daarbuiten beantwoord; • Prestatiemonitoring, gaat over de kwantitatieve realisatie van doelstellingen; • Effectmonitoring, hiermee worden de effecten, de effectiviteit en het rendement van specifieke (inrichtings)maatregelen en het reguliere beheer en onderhoud in beeld gebracht. De voortgang in het uitvoeren van maatregelen en het bereiken van de doelstellingen van het waterbeheerplan wordt gevolgd met behulp van de watermonitor. Dit is een jaarlijks geactualiseerde digitale rapportage over de voortgang. Dit maakt bijsturen mogelijk…..”
Ten behoeve van dit rekenkameronderzoek wordt bovenstaande als referentiekader gebruikt. In beeld gebracht wordt wat de stand van zaken is ten aanzien van bovengenoemde vormen van monitoring (welke monitoring is/wordt uitgevoerd)
Rapportage (bestuurlijk) 1. 2.
3.
De voortgang van de uitvoering van een programma wordt systematisch gevolgd. Periodiek vindt rapportage plaats op de doelen (effecten en prestaties). Hierbij wordt antwoord gegeven op de vragen: Wat hebben we bereikt, wat hebben we hiervoor gedaan, wat heeft het gekost?. Afwijkingen worden toegelicht (oorzaak, wel/niet te beïnvloeden door het waterschap). Indien nodig wordt bijgestuurd.
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
37
Bijlage 3. Bij het onderzoek betrokken medewerkers Functie Lid directieteam; aandachtsgebied WSK Senior onderzoeker Watersystemen (projectleider effectmonitoring) Diverse medewerkers (cases) Programmamanager WB Beleidsadviseur IB (projectleider WBP) Afdelingshoofd Integraal Beleid Afdelingshoofd Onderzoek en Monitoring Bedrijfskundige
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
Afdeling Directie Onderzoek en Monitoring Onderzoek en Monitoring Advies Waterbeheer Integraal Beleid Integraal Beleid Onderzoek en Monitoring Advies Zuiveren
38
Bijlage 4. Beantwoording drie W-vragen WBP In deze bijlage wordt een (samenvattend) overzicht gegeven van de antwoorden op de drie W-vragen (zie hoofdstuk 2) per programma uit het WBP. 1. Programma veilig en bewoonbaar beheergebied Wat is onze opgave (doel (outcome, te bereiken maatschappelijk effect))? • Het beheergebied is veilig tegen overstromingen van de Maas. • Wateroverlast wordt voorkomen. Wat gaan we daarvoor doen (output, prestaties)? Wat mag dat kosten (input)? Programma veilig en bewoonbaar beheergebied Activiteit prestatie in planperiode Jaarlijkse investeringen in exploitatielasten in planperiode planperiode x 1000 x 1000 5 kilometer, Aanleg primaire keringen 5 kunstwerken 400 Legger en beheerregister Beheersinstrumenten waterkeringen 100% op orde 400 Onderhoud waterkeringen 110 km 1700 Keur, vergunningverlening en handhaving 100 ontheffingen/jaar 300 Regionale wateropgave 600 ha 100 Stedelijke knelpunten watersysteem 40 knelpunten opgelost 100 muskusrattenbestrijding 300 Compensatie afwenteling hoofdsysteem 750 ha 100 Calamiteitenbestrijding 400 Programma overstijgende activiteiten 1400 Totaal 5200
5000 1000 0 0 10000 13000 0 19000 0 6000 54000
Bijdrage van maatregelen in de planperiode aan een veilig en bewoonbaar beheergebied Opgave wateroverlast [ha]
Opgave veiligheid [km]
900 5
600
op orde
op orde
periode 2010 - 2015
periode 2010 - 2015
105
periode 2016 - 2027
158.500
2. Programma voldoende water Wat is onze opgave (doel (outcome, te bereiken maatschappelijk effect))? De inrichting en het beheer van het watersysteem zijn zodanig dat het gewenste grond- en oppervlaktewaterregiem voldoet aan de eisen van de verschillende gebruiksfuncties.
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
39
Wat gaan we daarvoor doen (output, prestaties)? Wat mag dat kosten (input)? Programma voldoende water Activiteit
Aanleg waterlopen Aanleg kunstwerken Verdrogingsbestrijding Wijstherstel GGOR-AHS Beheersinstrumenten watersysteem Beheren waterpeilen Baggeren en herprofileren Onderhoud kunstwerken Onderhoud waterlopen keur, vergunningverlening en handhaving Grondwaterbeheer Programma overstijgende activiteiten Totaal
prestatie in planperiode
Jaarlijkse exploitatielasten in planperiode x 1000
investeringen in planperiode x 1000 3600 400 100
3100 ha 300 ha 9000 hectare Legger en beheerregister 100% op orde 360.000 m3 baggeren + 120 km herprofileren 205 stuks 2800 km 450 ontheffingen/jaar 15 vergunningen/jaar 250 meldingen/jaar
200
2000 29000 12000 300 10000
500 5100
4000 0
2000 600 7800
6000 0 0
700
0
200 5800 27000
0 8000 71300
Bijdrage van maatregelen in de planperiode aan voldoende water Opgave argrarisch gebied [ha]
9.000
op orde periode 2010 - 2015
102.588
3. Programma schoon water Wat is onze opgave (doel (outcome, te bereiken maatschappelijk effect))? •
Oppervlaktewateren voldoen aan de normen voor schoon water
Wat gaan we daarvoor doen (output, prestaties)? Wat mag dat kosten (input)? Programma schoon water Activiteit
Verwijderen prioritaire stoffen en overig relevante vervuilende stoffen Transporteren afvalwater Zuiveren afvalwater Slibverwerking Uitvoeren extra renovaties Oplossen knelpunten uit optimalisatiestudies afvalwaterketen Vergunningverlening en handhaving Stimuleren derden • Afkoppelen • Actief randenbeheer Kennisontwikkeling Aanpak diffuse bronnen Programma overstijgende activiteiten Totaal
prestatie in planperiode
150.000 m3 vervuilde waterbodem verwijderd 300 miljoen liter/dag 300 miljoen liter/dag 100 miljoen kg/jaar
40 vergunningen/jaar 125 ha 155 km
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
Jaarlijkse exploitatielasten in planperiode x 1000
investeringen in planperiode x 1000 900 13800 29900 13500 300
10000 30000 101000 3000 10000
600 2200
6000 0
2100 200 300 5400 69200
5000 2000 1000 600 3000 171600
40
Bijdrage van maatregelen in de planperiode aan schoon water Opgave prioritaire stoffen [aantal waterlichamen] situatie 2010
Opgave prioritaire stoffen [aantal waterlichamen] situatie 2015
16
17
goed
goed
slecht
slecht 32
33
Opgave overig relevante verontreinigende stoffen [aantal waterlichamen] situatie 2015
Opgave overig relevante verontreinigende stoffen [aantal waterlichamen] situatie 2010 0
12
goed
goed
slecht
slecht
37 49
Opgave algemeen voorkomende fysisch chemische parameters [aantal waterlichamen] situatie 2010
Opgave algemeen voorkomende fysisch chemische parameters [aantal waterlichamen] situatie 2015
3
8 15
4
9
12
goed
goed
matig
matig
ontoereikend
ontoereikend
slecht
slecht
25 22
4. Programma natuurlijk en recreatief water Wat is onze opgave (doel (outcome, te bereiken maatschappelijk effect))? • Oppervlaktewateren vormen een goede leefomgeving voor planten en dieren. • Planten en dieren kunnen zich verplaatsen tussen natuurgebieden. Wat gaan we daarvoor doen (output, prestaties)? Wat mag dat kosten (input)? Programma natuurlijk en recreatief water Activiteit prestatie in planperiode
Beekherstel Aanleg EVZ Aanleg natuurlijke oevers Aanleg vispassages Ecologisch onderhoud rstel vennen, wielen en andere geïsoleerde wateren Uitvoeren kwaliteitsverbeterende maatregelen Programma overstijgende activiteiten Totaal
Jaarlijkse exploitatielasten in planperiode x 1000
30 km 120 km 25 km (eenzijdig) 50 stuks 1100 km 1 stuks
investeringen in planperiode x 1000 100 1400 100 200 400
10000 12000 300 8000 300 1000
1800 4000
2000 33600
Bijdrage van maatregelen in de planperiode aan natuurlijk en recreatief water Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
41
Opgave ecologie [aantal waterlichamen] situatie 2015
Opgave ecologie [aantal waterlichamen] situatie 2010
1
0
1
5
3
8
goed
15
goed
matig
matig
ontoereikend
ontoereikend
slecht
slecht
geen gegevens
30
35
Opgave verbinden natuurgebieden [km]
117 133 op orde periode 2010 - 2015 periode 2016 - 2027
120
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
42
Bijlage 5. Definities en kenmerken monitoringsvormen watersysteem Voorbeelden Toetsing waterkwaliteit aan wettelijke normen
Verantwoordelijk O&M (“dagelijkse activiteit”)
Duur Onbepaalde periode
Financieel Exploitatie (jaarlijkse kosten)
Samenwerking
Aantal kilometers EVZ, ha GGORaanpak
AW / Programmamanagement
Periode waterbeheerplan
Geen directe kosten, alleen uren (exploitatie)
Effectmonitoring
De Vilt, droogtebestrijding
O&M (projectmatige setting)
In principe een eindig karakter
Operationele signalering
TMX-stations op strategische punten watersysteem Natschade bij antiverdrogingsprojecten, uitgangssituatie gebouwen voor werkzaamheden Raaienonderzoek, Vasthouden aan de Bron
Districten (“dagelijkse activiteit”)
Onbepaalde periode
NU: investeringsbudget; later onderdeel exploitatie Exploitatie (jaarlijkse kosten)
Verschillende afdelingen leveren gegevens/ informatie O&M met regionale partners (en kennisinstituten) Districten met O&M
G&I (i.s.m. O&M)
Afhankelijk doel monitoring
O&M (projectmatige setting)
Voor de periode van het onderzoek
Basismonitori ng (=Toestand / Trendmonitoring) Prestatiemonitoring
Schademonitoring
Overige (incidentele) monitoring
Projectgebonden, onderdeel van een inrichtingsproject, daarna in exploitatie Projectgebonden (investering of onderzoeksbudget)
O&M met kennisinstituten
Basismonitoring (=Toestand / Trendmonitoring): Het “periodiek” volgen van de toestand van het watersysteem op vastgelegde locaties om a) vast te stellen of voldaan wordt aan wettelijk vastgestelde normen (bijvoorbeeld KRW- rapportage afspraken) en verplichtingen (verantwoording) en b) kennis omtrent het functioneren te vergroten. Met het opbouwen van meetreeksen kunnen trendmatige ontwikkelingen worden gesignaleerd en indien van toepassing beleidsaanbevelingen worden gegeven. Prestatiemonitoring: Het volgen van de realisatie van projecten / activiteiten / werkzaamheden / maatregelen (output) beschreven in het Waterbeheerplan (bijvoorbeeld: km EVZ, ha GGOR, etc) om de voortgang in beeld te brengen zodanig dat in de planning hiervan keuzes kunnen worden gemaakt.
Effectmonitoring (Gebiedsmonitoring): Het vaststellen (volgen) van parameters om de situatie van een gebied binnen het watersysteem te toetsen aan streefbeelden (outcome (gewenste situatie) van maatregelen/activiteiten) en het bepalen van doelgaten (verschil huidige situatie en gewenste situatie). Op basis hiervan kunnen aanbevelingen worden gedaan om maatregelen ten einde de gewenste situatie/streefbeeld te bereiken bij te stellen of dit ter discussie te stellen. Operationele signalering: Het “continue” volgen van de huidige toestand van het watersysteem om operationele beslissingen te nemen (bijvoorbeeld: bijstellen stuwstanden en oordelen toestand oppervlaktewater (blauwalg en zwemwater)).
Schademonitoring: Het vaststellen (volgen) van parameters om de situatie (van een onderdeel) van het watersysteem te toetsen aan specifiek per project/activiteit vastgestelde normen (onbedoelde/ongewenste schades- onder andere groen/blauwe diensten) of een uitgangssituatie (onder andere zettingsschade bij inrichtingswerkzaamheden). Bij afwijkende waarden kan optredende schade worden uitgekeerd.
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
43
Overige (incidentele) monitoring: Daarnaast wordt op projectbasis nog specifiek gemeten met andere doelstellingen zoals onderzoek naar hydrologische, fysisch/chemisch en/of ecologische processen waarbij metingen worden verricht. (voorbeeld: pilots & uitwerking vraagstukken Kennisagenda). Kenmerken: Afgebakende tijdsperiode, experimenteel.
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
44
Bijlage 6. Effectmonitoringsprojecten Proces12 Projectmatig zijn de onderstaande effectmonitoringsprojecten opgepakt dan wel gecontinueerd: - De Vilt (i.s.m. Brabants Landschap); - Dynamisch Beekdal (beekherstel); - Omlegging Zuid-Willemsvaart (i.s.m. RWS i.r.t. Wambergse Beek/Dynamisch Beekdal); - Hooge Raam (i.s.m. Universiteit Wageningen/morfologische aspecten); - Wijboschbroek (volgen doelrealisatie NNP); - St. Annabosch (volgen doelrealisatie NNP); - Hooibroeken (volgen doelrealisatie NNP); - Laarackerse Waterleiding; - Astense Aa (beekherstel); - Pilot peilgestuurde drainage; - GGOR Deurnese Peel (o.l.v. DLG i.s.m. overige partijen); - Sint Antonisloop; - Vlijmens Ven (ontgronding / fosfaat); - Vispassage (Oeffeltse Raam en Peelkanaal); - Aanleg permanente monitoringsopstelling vispassage Crevecoeur; - Monitoring Ecologie van Oevers; - Beheerplan Maasdijken; - Loonse Vaart; - Beheerplan Watergangen; De onderstaande resultaten van effectmonitoring zijn dit jaar (2011) gedeeld: Intern Waterschap - Presentatie districten: Resultaten onderzoek Vispassages (Oeffeltse Raam en Peelkanaal) Commissie Watersysteembeheer - Presentatie: Resultaten onderzoek Vispassages (Oeffeltse Raam en Peelkanaal) - Presentatie: Tien jaar oevers in beeld (17 november 2011) Overige Commissies (o.a. regio commissies) - Presentatie/veldbezoek met regionale commissies Hertogswetering en Raam: Resultaten Beheerplan Maasdijken - Presentatie regiocommissie Beneden Aa “Stoplichtenkaart” (23 september 2011) - Presentatie regiocommissie Boven Aa: Meetnet Boven Aa (oktober 2011) Externen - Informatiebrief: Tien jaar oevers in Beeld e - Presentatie in de regio: 1 resultaten Hooge Raam (15 aug 2011) - Presentatie Pilot Peilgestuurde Drainage tijdens velddag met projectpartners en agrariërs (27 oktober 2011) - Inbreng casus “Blauwalg de Vilt zomer 2011” in commissie KIM-project (Kansrijke Innovatieve Maatregelen) Blauwalg - Nieuwsbrief: Dynamisch beekdal + presentatie 1e resultaten “Assendelft” in klankbordgroep. Daarnaast worden monitoringsresultaten gebruikt in presentaties van inrichtingsprojecten bij regiobijeenkomsten. In de kredietaanvraag is aangegeven dat het beoogde effect is dat het bestuur en directie jaarlijks wordt gerapporteerd over de voortgang van de maatregelen. Hiermee zouden de doelen en maatregelen bijgestuurd te kunnen worden. Samen met Programmamanagement wordt hier structuur in aangebracht.
12
Betreft overzicht over 2011 (tot en met november).
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
45
Samenwerking Met natuurverenigingen en terreinbeheerders de eerste stappen gezet om ecologische inventarisaties uit te voeren. Hiervoor heeft het waterschap een aantal communicatiemiddelen (smartphones + specifieke software) ter beschikking gesteld. Daarnaast zijn er afgelopen jaar contact gelegd met TBO’s (TerreinbeherendeOrganisaties) bij inrichtingsprojecten bij de effectmonitoring de krachten te bundelen en kennis te delen.
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
46
Bijlage 7. Overzicht gebruikte afkortingen AB: AW: CWB: DB: DLG: DT: EVZ: GGOR: G&I: IB: IST: KAM: KIM: KPI: KRW: KSF: MO-WSK: MT: MTR: MUP: NBW: NNP: O&M: PDCA: P&C: PI: RWS: Rwzi: SGBP: SMART: SOLL: TBO: WBP:
Algemeen Bestuur Afdeling Advies Waterbeheer Commissie Watersysteembeheer Dagelijks Bestuur Dienst Landelijk Gebied Directie Team Ecologische Verbindingszone Gewenst Grond- en oppervlaktewaterregiem Afdeling Grondzaken en Inrichting Afdeling Integraal Beleid De werkelijke situatie Kwaliteit Arbo en Milieu Kansrijke Innovatieve Maatregelen Kritische prestatie-indicator Europese Kaderrichtlijn Water Kritische Succesfactor Management Overleg sector Watersysteem en –Kering Management Team Mid Term Review of Maximaal Toelaatbaar Risico Meerjarig Uitvoeringsprogramma Nationaal Bestuursakkoord Water Natte Natuurparel Afdeling Onderzoek en Monitoring Plan Do Check Act (Deming cirkel) Planning en Control Prestatie Indicator Rijkswaterstaat Rioolwaterzuiveringsinstallatie Stroomgebiedbeheerplan Specifiek, Meetbaar, Afgestemd, Realistisch en Tijdgebonden Referentiemodel (gewenste situatie) Terreinbeherende Organisaties Waterbeheerplan
Onderzoeksrapport “Prestatie- en effectmonitoring”
47
colofon
Prestatie- en effectmonitoring Opdrachtgever Rekenkamer Waterschap Aa en Maas Status Definitief Auteur Rekenkamercommissie
gecontroleerd door Rekenkamercommissie vrijgegeven door Rekenkamercommissie
's-Hertogenbosch, 25 april 2012
Waterschap Aa en Maas Pettelaarpark 70 5216 PP ’s-Hertogenbosch tel 073 615 66 66 fax 073 615 66 00
[email protected] www.aaenmaas.nl © waterschap Aa en Maas. Alle rechten voorbehouden