Dynamisch Beekdal de Hasselt Ontwerp Projectplan Dynamisch Beekdal, fase 6a
Vastgesteld door het Dagelijks Bestuur van Waterschap Aa en Maas 27 augustus 2013
1
Inhoud Samenvatting........................................................................................................................................... 4 1.
Inleiding ........................................................................................................................................... 5 1.1
Aanleiding ................................................................................................................................ 5
1.2
Leeswijzer ................................................................................................................................ 6
1.3
Doelstelling .............................................................................................................................. 6
1.4
Samenwerking met de streek: Het MGA-proces en de klankbordgroep ................................ 7
1.5
Omgeving en projecten (inclusief doelstellingen en opgaven) ............................................... 8
Eigendomssituatie ............................................................................................................................. 10 2
3
Huidige situatie.............................................................................................................................. 12 2.1
Algemeen beeld van de huidige situatie ............................................................................... 12
2.2
Ecologie ................................................................................................................................. 13
2.3
Hydrologie ............................................................................................................................. 14
2.4
Kades en waterkeringen ........................................................................................................ 16
2.5
Grondgebruik en bodemopbouw .......................................................................................... 16
2.6
Beheer en onderhoud ........................................................................................................... 18
2.7
Geschiedenis van landschap en cultuurhistorie .................................................................... 19
2.8
Recreatie................................................................................................................................ 22
2.9
Legger .................................................................................................................................... 23
Toekomstige situatie ..................................................................................................................... 24 3.1
Algemeen beeld van de toekomstige situatie ....................................................................... 24
3.2
Ecologie ................................................................................................................................. 25
3.3
Hydrologie ............................................................................................................................. 29
3.4
Kades en waterkeringen ........................................................................................................ 33
3.5
Grondgebruik......................................................................................................................... 34
3.6
Beheer en onderhoud ........................................................................................................... 35
3.6.1 Onderhoud ........................................................................................................................... 35
4
3.7
Recreatie................................................................................................................................ 36
3.8
Legger .................................................................................................................................... 36
Effecten van het plan .................................................................................................................... 37 2
5
4.1
Doelrealisatie (positieve effecten) ........................................................................................ 37
4.2
Uitstralingseffecten (negatieve effecten) ............................................................................. 37
4.3
Compensatie uitstralingseffecten ......................................................................................... 38
4.4
Grondbalans .......................................................................................................................... 39
Aandachtspunten tijdens uitvoering ............................................................................................. 40 5.1
Wijze van uitvoeren (hoofdlijnen) ......................................................................................... 40
5.2
Aandachtspunten uit wettelijke verplichtingen .................................................................... 41
5.3
Aandachtspunten ter voorkoming / vermindering van overlast ........................................... 41
6. Verantwoording................................................................................................................................. 43
7
6.1
Verantwoording op basis van wet- en regelgeving ............................................................... 43
6.2
Verantwoording op basis van beleid (waterschapsbeleid en overig beleid) ........................ 47
6.2.1
Waterschapsbeleid ........................................................................................................ 47
6.2.2
Europees beleid ............................................................................................................. 47
6.2.3
Nationaal beleid ............................................................................................................ 47
6.2.4
Provinciaal beleid .......................................................................................................... 47
6.2.5
Gemeentelijk beleid ...................................................................................................... 48
6.3
Benodigde vergunningen en meldingen ............................................................................... 48
6.4
Monitoringsplan .................................................................................................................... 51
Rechtsbescherming ....................................................................................................................... 53
Bijlagen .................................................................................................................................................. 55 Bijlage 1: Beheer en onderhoudsplan ............................................................................................... 56 Bijlage 2: Inhoudelijke informatie waterkeringen ............................................................................. 66 Bijlage 3: Tabel monitoringsplan ....................................................................................................... 77 Bijlage 4: Kaartmateriaal ................................................................................................................... 79
3
Samenvatting Het Dynamisch Beekdal is het gedeelte van de Aa tussen Heeswijk-Dinther en ’s-Hertogenbosch. Het beekdal wordt door waterschap Aa en Maas in fases opnieuw ingericht. Het meest benedenstroomse deelgebied tussen de Beusingsedijk en de nieuwe Zuid Willemsvaart is het plangebied voor dit ontwerp projectplan. Dit gebied heeft de streeknaam “de Hasselt”. Het projectplan ontleent hier dan ook haar naam aan. In de huidige situatie bestaat het plangebied voornamelijk uit agrarisch gebied met als grondgebruik grasland en maïsteelt. Het gebied wordt door middel van kades en bemalen watergangen beschermd tegen periodieke hoge waterstanden op de Aa. Het doel van dit projectplan is door middel van te treffen maatregelen ruimte te creëren voor 15 ha (250.000 m3) waterberging, 0,9 km beekherstel en ecologische verbindingszone tussen bestaande natuurgebieden, 1 vispassage benedenstrooms de nieuwe sifon onder de Zuid Willemsvaart in combinatie met 3 ha natuurcompensatie voor de aanleg van de A2. Met het realiseren van een meanderende beek wordt de huidige Aa afgetakt en vormt daarmee de bron voor de Rosmalense Aa die via het Kanaalpark in noordelijke richting naar de Maas stroomt. In het ontwerpproces is door het waterschap gezamenlijk met de belangrijkste stakeholders (Landgoed de Wamberg) en de betrokken overheden (gemeenten Sint-Michielsgestel en ’sHertogenbosch, provincie Noord-Brabant en Rijkswaterstaat) invulling gegeven aan de gezamenlijk gestelde doelen. In de directe omgeving van het plangebied vinden diverse ontwikkelingen plaats. Deze zijn in samenhang met elkaar bekeken en op elkaar afgestemd. Het betreft de omlegging van de Zuid-Willemsvaart, de ontwikkeling van het kanaalpark en de Rosmalense Aa, de ontwikkeling van bedrijventerrein De Brand II met in de directe omgeving de toekomstige windturbines en de verbreding van de provinciale weg N279. In het plan is rekening gehouden met bestaande en nieuw te realiseren natuurwaarden. Daarvoor wordt aan de noord en oostgrens van het plangebied een beschutte corridor gecreëerd zodat de das via het plangebied bestaande foerageergebieden kan bereiken. Ten aanzien van archeologische en cultuurhistorische waarden wordt in het uiterste noorden en oosten van het deelgebied rekening gehouden met een zone waar mogelijk sporen van de circumvallatielinie van het beleg van ’sHertogenbosch uit 1629 in de ondergrond aanwezig zijn. Indien hier bodemingrepen gaan plaatsvinden dan zal hier een archeologisch vervolgonderzoek uitgevoerd worden. Wat betreft hydrologische effecten en toekomstige mogelijkheden voor grondgebruik wordt door middel van de aanleg van bemalen kwelsloten en plaatselijk grondwater gestuurd peilbeheer het gewenste grondgebruik mogelijk gemaakt. Voor zowel de gestelde natuurdoelen als hydrologische effecten is aangegeven in het monitoringplan hoe de ontwikkelingen in het plangebied verlopen. Als dit ontwerp-projectplan is vastgesteld, wordt het bekend gemaakt. Het plan ligt gedurende zes weken ter inzage. Voordat het waterschap een definitieve beslissing neemt, kunnen belanghebbenden en ingezetenen gedurende deze periode hun zienswijze op dit ontwerpprojectplan kenbaar maken. Vervolgens zal een definitief projectplan worden opgesteld door het Algemeen Bestuur van het waterschap. Ook dit besluit wordt dit bekend gemaakt. Het plan ligt dan gedurende zes weken ter inzage. Gedurende zes weken vanaf de dag na die waarop het besluit ter inzage is gelegd kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank.
4
1.
Inleiding
1.1 Aanleiding De Aa is een laaglandbeek, die ontspringt bij Nederweert, in Limburg, om vervolgens via de oostkant van Helmond naar Veghel te stromen. Daar gaat ze, parallel aan de Zuid-Willemsvaart, naar ’sHertogenbosch, om samen met de Zuid-Willemsvaart en de Dommel de Dieze te vormen. Tot aan de jaren ’30 van de vorige eeuw was de Aa een kenmerkende beek voor het landschap. De Aa was een meanderende (slingerende) beek die regelmatig buiten haar oevers trad bij hoog water. Door hevige regenval of het afvlakken van oevers kon de loop van de Aa veranderen. In de jaren ’30 werd onder invloed van de mens hier een einde aan gemaakt. Om de Aa beter te kunnen sturen werden kades aangelegd en meanders afgesneden. Ook werd er intensief bemalen om landbouw mogelijk te maken. Deze bedijking van de Aa zorgde er echter wel voor dat de stad ’s-Hertogenbosch vaker te maken kreeg met hoogwater golven. Het Dynamisch Beekdal is het gedeelte van de Aa tussen Heeswijk-Dinther en ’s-Hertogenbosch. De Aa is daar een rechte beek met steile oevers en kades. In de toekomst moet de Aa weer een meanderende (kronkelende) beek worden. Het realiseren van het Dynamisch Beekdal, met een directe verbinding naar de Maas, is een lang bestaande wens van het waterschap. Met de plannen voor de omlegging van de Zuid-Willemsvaart werd ook de realisatie van het Dynamisch Beekdal kansrijk. Het waterschap anticipeerde hierop met de presentatie van het “inrichtingsplan Dynamisch Beekdal” in 2005, waarin de maatregelen voor beekherstel en waterberging zijn uitgewerkt. Het plan gaat uit van 6 fasen, waarvan er inmiddels 2 zijn gerealiseerd (fase 1: meander Assendelft en fase 2: meander Kasteel Heeswijk). Op 29 september 2011 heeft het waterschapsbestuur gekozen voor een gestuurde waterberging voor de fasen 5 en 6 (zie rode omcirkeling in figuur 1). Dit in tegenstelling tot het inrichtingsplan van 2005. Hiermee wordt de waterberging effectiever en het draagvlak in de streek groter. Voor fase 3 en 4 wordt op dit moment eveneens een projectplan opgesteld. In verband met de aantakking op de Rosmalense Aa is fase 6 opgedeeld in twee delen. De aansluiting op de Rosmalense Aa moet uiterlijk eind 2014 gerealiseerd zijn. Om dit te kunnen realiseren is een tweedeling gemaakt, waarbij het meest benedenstroomse deel (fase 6a) nu wordt opgepakt. Dit gebied heeft de streeknaam “de Hasselt”. Het projectplan ontleent hier dan ook haar naam aan. De Hasselt
Figuur 1 Fasering Dynamisch Beekdal, met in het noordwesten plangebied de Hasselt
5
1.2 Leeswijzer In hoofdstuk 1 is het algemene beeld van het projectplan gepresenteerd. Nadat de aanleiding, doelstelling en samenwerking met de omgeving en overige projecten zijn benoemd, wordt in deel 1 van het projectplan ingegaan op welke veranderingen er nu concreet worden aangebracht. Hoofdstuk 2 beschrijft de huidige situatie, voor herinrichting. In de verschillende paragrafen komen de relevante thema’s aan bod. Hoofdstuk 3 beschrijft de toekomstige situatie. Eerst wordt er een toelichting gegeven op de algemene schets, waarna in de verschillende paragrafen aangegeven wordt wat er ten opzichte van de huidige situatie verandert. Hoofdstuk 4 beschrijft de effecten van het plan; er wordt gekeken naar doelrealisatie, maar ook naar eventuele nadelige effecten en hoe hiermee wordt omgegaan. Hoofdstuk 5 gaat in op de aandachtspunten voor de uitvoering. In deel 2 wordt ingegaan op de verantwoording van de keuzes; hierbij wordt gekeken naar beleid en wet- en regelgeving. Ook worden de resultaten uit de noodzakelijke onderzoeken meegenomen. Deel 3 gaat in op de rechtsbescherming.
1.3 Doelstelling Voor het Dynamisch beekdal in het geheel, en daarmee ook voor de Hasselt (fase 6a), is het doel om op een integrale wijze invulling te geven aan de beleidsopgaven voor waterberging, beekherstel, ecologische verbindingszone en het geven van een impuls voor extensieve recreatie langs, en waterrecreatie op de Aa. In het Waterbeheerplan 2010 – 2015 (vanaf nu WBP genoemd) van waterschap Aa en Maas staan deze doelen als volgt uitgewerkt. - Fase 6a van het Dynamisch beekdal is (net als de andere fasen) opgenomen als in te richten waterbergingsgebied; - Fase 6a van het Dynamisch beekdal is (net als de andere fasen) opgenomen als te realiseren EVZ langs waterlopen; - Fase 6a van het Dynamisch beekdal is (net als enkele andere fasen) opgenomen als beekherstel, met de opgave van beekherstel-natuur; - De Aa, stromend door het Dynamisch Beekdal, is als watergang belangrijk voor de visstand ontwikkeling. Dit is verwerkt in het Koepelplan Dynamisch Beekdal (te lezen op de website www.aaenmaas.nl/dynamischbeekdal), dat in 2006 is vastgesteld. De uitgangspunten van het Koepelplan zijn verwerkt in dit projectplan. Een wijziging t.o.v. het koepelplan is dat het realiseren van een ongestuurde waterberging is aangepast naar een, zowel gestuurde als ongestuurde waterberging. (Besluit AB, 29 september 2011.). Naast de doelstellingen uit het waterbeheerplan (doelstellingen waterschap), zijn er ook nog overige doelstellingen (Rijkswaterstaat, provincie, gemeenten ’s-Hertogenbosch en st. Michielsgestel). Deze hebben een landschappelijke invloed op de inrichtingsplannen van het waterschap. D.m.v. gebiedsgericht werken worden deze doelstellingen meegenomen in dit projectplan: - Het realiseren van wateraanvoer voor de Rosmalense Aa; - Het realiseren van natuurcompensatie in verband met de aanleg van A2 Rondweg Den Bosch en wegverbredingen A2 Eindhoven-Valkenswaard en A58 Eindhoven-Oirschot; - Het landschap kan in de toekomst mee veranderen met het grondgebruik (van extensief agrarisch naar meer natuurlijk in combinatie met rood-voor-groen); - Landschappelijke inpassing van de Brand II en het toetsen van het effect van eventuele toekomstige windmolens. Voor meer inhoudelijke duiding, en een overzicht van eisen en wensen, zie het programma van eisen, dat als bijlage is toegevoegd aan dit projectplan. 6
De procesmatige doelstelling voor deze fase in het project is het opstellen van een bestek gereed projectplan (conform Waterwet), ter voorbereiding op de uitvoering. De doelstellingen zijn vertaald naar een projectresultaat. In dit projectplan worden de volgende resultaten nagestreefd: - 15 ha waterberging (250.000 m3); - 0,7 km EVZ/Beekherstel (Rosmalense Aa tot aan verdeelwerk); - 0,9 km Rosmalense Aa inclusief verdeelwerk (tot aan de Oude Bossche Baan); - 1 vispassage; - 3 ha natuurcompensatie in verband met de aanleg van A2 Rondweg Den Bosch en wegverbredingen A2 Eindhoven-Valkenswaard en A58 Eindhoven-Oirschot; - Zo goed als mogelijk rekening houden met een toekomstige (nieuwe) landgoedontwikkeling met een totale omvang van ongeveer 10 ha; - Landschappelijk inpassing bedrijventerrein de Brand II voor zover deze maatregel gelegen is binnen het projectgebied; - Afstemming op de inpassing van windmolens, die door de gemeente ’s-Hertogenbosch gebouwd worden t.b.v. haar energiedoelstelling;
1.4 Samenwerking met de streek: Het MGA-proces en de klankbordgroep Stakeholders In het ontwerpproces is door het waterschap gezamenlijk met de belangrijkste stakeholders (Landgoed de Wamberg) en de betrokken overheden (gemeenten Sint-Michielsgestel en ’sHertogenbosch, provincie Noord-Brabant en Rijkswaterstaat) invulling gegeven aan de gezamenlijk gestelde doelen. Hierbij wordt gewerkt vanuit de Mutual Gains Approach (MGA). In deze MGA methodiek staat het creëren van een win-win voor elke deelnemer centraal. Klankbordgroep In het Dynamisch Beekdal wordt al lang gewerkt met een klankbordgroep. In deze klankbordgroep zitten vertegenwoordigers van lokale belangengroepen, waarvan een aantal organisaties als agendalid zijn opgenomen. De volgende belangengroepen zijn opgenomen in de klankbordgroep: - IVN Bernheze - IVN Sint-Michielsgestel - Brabants Landschap - Natuurgroep Gestel - Heemkunde Berlicum - Buurtvereniging Kom Mirroi - Actiecomité Middelrode - ZLTO Sint-Michielsgestel - Visclub EBHV (agendalid) - VVV (agendalid) - Gemeente Bernheze (agendalid) - Gemeente Sint-Michielsgestel (agendalid) De klankbordgroep wordt voorgezeten door het waterschap. In het MGA-proces is het ontwerp aan de klankbordgroep voorgelegd en de klankbordgroep heeft ingestemd met het voorliggende ontwerp.
7
1.5 Omgeving en projecten (inclusief doelstellingen en opgaven) Door middel van gebiedsgericht werken, en omdat onderstaande projecten grote invloed hebben op de landschappelijke inpassing, worden onderstaande projecten (zie ook figuur 3) ingepast in dit projectplan. Omlegging Zuid-Willemsvaart De Zuid-Willemsvaart gaat in de huidige situatie door de binnenstad van ’s-Hertogenbosch. In de huidige omvang is het kanaal niet geschikt voor grote schepen. Er is geen ruimte in de binnenstad om het kanaal te verbreden. De Zuid-Willemsvaart zal daarom een nieuw tracé krijgen ten oosten van ’sHertogenbosch en daar uitmonden in de Maas. Op dit moment is Rijkswaterstaat bezig met de uitvoering van de omlegging. Natuurcompensatie Zuid-Willemsvaart Rijkswaterstaat heeft vanuit de aanleg van de Zuid-Willemsvaart een compensatieopgave voor het realiseren van een dassenleefgebied. Oorzaak is dat door de aanleg van de Zuid-Willemsvaart een deel van het foerageergebied wordt afgesloten. Het houdt concreet in dat een ecologische verbinding tussen de natuurgebieden van Landgoed de Wamberg, het Aa-dal en Pettelaar-Dooibroek (een EVZ die langs de Keerdijk naar Den Dungen loopt) gerealiseerd wordt (afkomstig uit: eindconcept notitie Rijkswaterstaat, 2013). De realisatie van de verbinding naar de Poeldonk/Keerdijk is nauw verbonden met de realisatie van het Dynamisch beekdal. Het is daarbij van belang dat het gebied tussen de Zuid-Willemsvaart/N279 en de Hasseltsedijk geschikt blijft als migratiegebied voor de das en de das naar de passage wordt geleid. Dit betekent dat het gebied toegankelijk blijft. Zie ook onderstaande figuur 2.
Figuur 2 mogelijke routes voor dassen
8
Rosmalense Aa en Kanaalpark De Rosmalense Aa is een nieuwe ecologische verbindingszone, die ten oosten van de nieuwe ZuidWillemsvaart wordt gerealiseerd. De Rosmalense Aa dient als natuurcompensatie voor de verlegging van de Zuid-Willemsvaart en vormt de ecologische verbinding van het Dynamisch Beekdal met de Maas. De Rosmalense Aa is een extra route voor vissen vanuit de Maas naar het Dynamisch Beekdal naast de bestaande route via de vispassage bij Crèvecoeur en de StadsAa. Daarnaast is versterking en uitbreiding van het leefgebied voor watergebonden flora en fauna voorzien in de zogenaamde ‘groene geleding’ de zone oostelijk van het nieuwe kanaal noordelijk van de Oude Bossche Baan. Dit omvat de ecozone langs het kanaal, de ecologische verbinding van gemiddeld 60 m breed inclusief de Rosmalense Aa via het te realiseren Kanaalpark door gemeente ‘s-Hertogenbosch). Maatregelen landgoed de Wamberg Door Rijkswaterstaat is, in samenwerking met het waterschap, invulling gegeven aan het verzoek van de Raad van State om de cumulatieve waterhuishoudkundige gevolgen voor de gronden van het landgoed De Wamberg in beeld te brengen en inzichtelijk te maken in hoeverre ernstige vernatting door middel van maatregelen kan worden tegen gegaan. Uitgangspunt is dat de maatregelen uitgevoerd zijn voordat het kanaal het waterniveau bereikt dat is voorzien. De maatregelen beslaan het verdiepen van een groot aantal slootjes op het landgoed, grondwater gestuurd peilbeheer via de omgelegde Wambergsebeek die met behulp van een gemaal afwatert op de Groote Wetering, een kwelsloot ter hoogte van de dassenburcht en een kwelsloot langs de Oude Bossche Baan. Deze laatste maatregel, de kwelsloot langs de Oude Bossche Baan, is onderdeel van onderhavig plan. De overige zaken worden door Rijkswaterstaat uitgevoerd. Verbreding N279 Op de N279 tussen 's-Hertogenbosch en Veghel is in toenemende mate sprake van verkeersproblemen, die indirect leiden tot leefbaarheidsproblemen in de aanliggende kernen. De provincie is bezig met de planvorming van de weg, het wordt een weg met 2x2 rijstroken waar maximaal 80 km/u mag worden gereden. In een later stadium kan dit eventueel uitgebreid worden naar 100 km/uur. Bij de A2, de Brand en de A50 blijven de aansluitingen gelijkvloers. Er komen extra in- en uitvoegstroken om de capaciteit van de kruisingen te verhogen. Alle overige kruisingen op het tracé worden ongelijkvloers. Taakstelling Natuurcompensatie Rijkswaterstaat locatie de Hasselt Vanuit drie infrastructuur projecten heeft Rijkswaterstaat een taakstelling natuurcompensatie die ingevuld gaat worden in het plangebied op 2,9 ha tussen de nieuwe Zuid Willemsvaart en de zandvang. Deze projecten zijn als volgt met de bijbehorende taakstelling: A2 Rondweg Den Bosch – 1,3 ha EHS (nat) bloemrijk grasland oftewel vochtige hooilanden; A58 Eindhoven-Oirschot – 1,2 ha EHS vochtige hooilanden; A2 Leenderheide-Valkenswaard – 0,25 ha ven en 0,04 ha moeras; Totaal 2,79 ha EHS natuurcompensatie; 2,5 vochtige hooilanden, 0,25 ha ven en 0,04 ha moeras. De Brand II De gemeente ’s-Hertogenbosch wil, om de doorontwikkeling van industrieterrein de Brand mogelijk te maken, dat water-gerelateerde bedrijven zich moeten kunnen vestigen. Hierop wordt industrieterrein De Brand uitgebreid met De Brand II, direct aan de Zuid-Willemsvaart. Windturbines Voor de ontwikkeling van ‘nat’ bedrijventerrein De Brand II heeft gemeente ’s-Hertogenbosch de opgave deze energie neutraal te ontwikkelen. De gemeenteraad heeft besloten (d.d. 9 september
9
2008) deze opgave in te vullen met de zoekopdracht te bekijken of dat met windturbines gerealiseerd kan worden.
Figuur 3 Schets met ontwikkelingen in het gebied
Eigendomssituatie beschrijving eigendomssituatie Alle werken worden uitgevoerd op gronden die in eigendom zijn van het waterschap. Uitzondering is de Oude Bossche Baan, deze weg is in eigendom van de gemeente Sint-Michielsgestel. De gemeente Sint-Michielsgestel is partner in het Dynamisch Beekdal. De agrarische woning en bedrijfsgebouwen zijn in bezit van het waterschap en zijn vanaf 2014 onbewoond. Het plangebied wordt doorkruist door de nieuwe Zuid - Willemsvaart. Rijkswaterstaat is eigenaar van het kanaal inclusief de keringen en blijft tevens eigenaar van de sifon onder het kanaal en de damwandconstructie.
10
DEEL 1: AANLEG VAN DYNAMISCH BEEKDAL DE HASSELT EN VISPASSAGE ZANDVANG
11
2 Huidige situatie In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de huidige situatie. Om een goed beeld van het gebied en de situatie te verkrijgen, wordt er thematisch aandacht besteed aan de huidige situatie.
2.1
Algemeen beeld van de huidige situatie
De Hasselt is het meest benedenstroomse deel van het Dynamisch Beekdal. Het plangebied ligt in de gemeenten Sint-Michielsgestel en ’s-Hertogenbosch. In het oosten wordt het plangebied begrensd door de Beusingsedijk en in het westen vormt de A2 de grens. Ten noorden van het projectgebied ligt Landgoed de Wamberg en in het zuiden is bedrijventerrein De Brand gevestigd. In totaal bestrijkt het gebied zo’n 15 hectare. In figuur 4 is in het rode kader weergegeven om welk gebied het gaat.
Figuur 4 Overzicht van het projectgebied
Dwars door het projectgebied loopt de Zuid-Willemsvaart. Deze kruist de Aa halverwege de Beusingsedijk en de zandvang, en verlaat het projectgebied ter hoogte van noordoostelijke hoek van de zandvang. In de zandvang kan zand uit de hierop uitkomende waterlopen bezinken. De Zuid-Willemsvaart vormt de grens tussen de gemeenten Sint-Michielsgestel en ’s-Hertogenbosch. Middels een stelsel van sifons (welke reeds zijn aangelegd) wordt de Aa onder de Zuid-Willemsvaart doorgeleid. De daadwerkelijke projectgrens is groter dan het plangebied waar maatregelen getroffen worden. Hiertoe is gekozen om eventuele (landschappelijke) uitstralingseffecten in beeld te kunnen brengen.
12
2.2
Ecologie
Het benedenstroomse deel van de Aa en directe omgeving is in ecologisch opzicht matig tot slecht ontwikkeld. In de loop der tijd is de beek rechtgetrokken, waardoor de beek met zijn steile oevers nu ligt ingeklemd tussen kades. Het beekdal voldoet daarmee niet als ecologische verbindingszone.
Figuur 5 De Aa als kaarsrechte beek
De beek kent een geringe stroming en weinig stromingsvariatie. Dit in combinatie met het ontbreken van variatie in oever -en bodemstructuren maakt de Aa tot een waterloop met weinig beeksoorten. Voor een beschrijving van beeksoorten die in de toekomst gewenst zijn, zie hoofdstuk 3.2 van het projectplan. Waterplanten die voorkomen zijn onder andere de gele plomp, pijlkruid, de grote egelskop en gewoon sterrenkroos. In de parallelsloot is daarnaast glazig fonteinkruid sterk aanwezig (BEWA, augustus 2013). Dit zijn soorten die kenmerkend zijn voor matig tot voedselrijk en stilstaand tot zeer langzaam stromend water. De vissengemeenschap bevat vooral algemene soorten. Kenmerkende beekvissen als de beekprik, de serpeling en de kopvoorn ontbreken nagenoeg. De riviergrondel, winde, bermpje en kleine modderkruiper komen sporadisch voor (BuWa, 2012, Brouwer et al., 2012 en OVB, 1997 in Grontmij, 2004). In 2012 heeft een monitoring van de visstand plaatsgevonden in het traject van de Aa net bovenstrooms de stuw Runkampen. Soorten die zijn aangetroffen zijn de baars, bermpje, blankvoorn, kleine modderkruiper, pos, riviergrondel, snoek en zeelt. Over de aanwezigheid van macrofauna zijn geen gegevens beschikbaar. Het gebied is zeer in trek bij vogels. De randvoorwaarden zijn in de huidige situatie behoorlijk, door de openheid, in combinatie met de aanwezigheid van houtlanen, verspreid liggende bomen/bosschages, Landgoed de Wamberg en open water (de Zandvang en Stenen Kamerplas) in de nabijheid. Enkele opvallende waarnemingen in het vogelbestand zijn de blauwe kiekendief, gele kwikstaart, grote barmsijs, grote zilverreiger, ijsvogel, kraanvogel, wespendief, wielewaal, witgatje, wulp en zwartkop. Door het ontbreken van goed ontwikkeld moeras, natte oevers en plas-dras situaties leven er nagenoeg geen moerasvogels in het gebied. De aanwezigheid van Blauwborst en Bosrietzanger vormen een uitzondering. 13
In de bosschage aan de noordzijde van de Oude Bossche Baan was een dassenburcht gevestigd. In verband met de aanleg van de Zuid-Willemsvaart is ter compensatie op enkele honderden meters afstand in Landgoed de Wamberg een kunstburcht aangelegd die nu bewoond wordt door een dassenfamilie. Het aangrenzende Landgoed de Wamberg vormt het leefgebied van de das. De das is een beschermde soort en wordt in het gebied rond het landgoed als een normaal verschijnsel beschouwd. Zo is er sprake van diverse burchten. De das gebruikt het plangebied tussen de Oude Bossche Baan, Beusingsedijk de Aa en zandvang/dijk als foerageergebied. Of de randzone van het plangebied langs de Beusingsedijk en Oude Bossche Baan door de das als migratieroute wordt gebruikt is tijdens recent veldbezoek (voorjaar 2013) hierdoor niet duidelijk geworden. De randzone biedt mogelijkheden met structuren als bomenlanen, met hier en daar struweel met opgaande begroeiing. Vooralsnog lijkt deze zone echter onvoldoende beschutting en omvang te bieden voor dassen aangezien dit zeer schuwe zoogdieren zijn. Op Landgoed de Wamberg zijn zeker zes soorten vleermuizen actief (BEWA, augustus 2013), namelijk de gewone dwergvleermuis, de gewone of grijze grootoorvleermuis, de laatvlieger, de rosse vleermuis, de ruige dwergvleermuis en de watervleermuis. Deze vleermuizen gebruiken de Aa niet als jachtgebied, maar richten zich hoofdzakelijk op het kleinschalige gebied van de Wamberg. De bomenlanen langs de Oude Bossche Baan bieden potentiële verblijfplaatsen voor vleermuizen.
Figuur 6 Links overzicht van een deel van het plangebied met de parallelsloot langs de Aa; rechts bestaande overhoek binnen het plangebied met een afwisseling van begroeiing als voorbeeld voor de in te richten migratieroute voor de das
De huidige zandvang wordt gebruikt als viswater en is wat flora en fauna betreft weinig ontwikkeld. Volgens de natuurdatabank (NDFF: Nationale databank Flora en Fauna) bevat het geen interessante soorten met uitzondering van diverse watervogels. Daaronder bevinden zich onder andere de winteren zomertaling, dodaars, futen en aalscholvers. De plas wordt bij het in te richten gebied betrokken als te ontwikkelen doorstroommoeras, waarbij de functie van zandvang behouden blijft. Hierdoor ontstaat een robuuste eenheid.
2.3
Hydrologie
Oppervlaktewater De belangrijkste waterlopen in het plangebied zijn de Aa, de daarlangs liggende bermsloot (of parallelsloot) en de Wambergse Beek. De Aa ligt tussen kades en voert het water van een belangrijk deel van het waterschapsgebied af naar de Maas. Het peil van de Aa varieert van 2,20 m+ NAP in perioden met lage afvoer, tot ca. 4,90 m+ NAP bij extreme afvoeren en hoge Maaspeilen. De 14
bermsloot en de Wambergse Beek lozen hun water via het gemaal Stenen Kamer op de Aa. Het gemaal Stenen Kamer houdt het water in de zomer op 3,00 m+ NAP en in de winter op 2,20 m+ NAP. Op de lage delen ligt nog een aantal perceelsloten om de gronden voldoende droog te houden. Door het systeem van kades en bemaling van de landbouwgronden, is de veiligheid gegarandeerd en blijven de omliggende gronden en bebouwde kernen vrij van inundaties en overstromingen.
Figuur 7 luchtfoto met bestaande waterlopen
Grondwater De grondwaterstroming wordt o.a. bepaald door de samenstelling en opbouw van de ondergrond. Voor het plangebied zijn twee lagen van belang: Een bovenlaag van ongeveer 30 m dik, die bestaat uit slibhoudend zand, leemlagen en veen en is goed doorlatend. De grondwaterstand en –stroming wordt beïnvloed door de ligging van de ZuidWillemsvaart, de Aa en de kleinere waterlopen. De grondwaterstand fluctueert in de loop van het jaar. In de zomer zakt het grondwater weg door de verdamping en in de winter stijgt het water weer als gevolg van het neerslagoverschot. Vanwege de sterk wisselende maaiveldhoogtes is de diepte van de grondwaterstand te opzichte van maaiveld sterk afhankelijk van de locatie. In de lage delen kan het grondwater tot 20 cm beneden maaiveld stijgen. In de zomer daalt de waterstand tot meer dan 80 cm beneden maaiveld. Onder deze bovenlaag ligt een laag met goed doorlatende zandgronden. De grondwaterstroming in deze laag wordt niet beïnvloed door het aanwezige waterlopenstelsel en gaat in noordwestelijke richting naar de Maas. Kwel en infiltratie In het plangebied komen zowel kwel- als infiltratiegebieden voor. Op de hogere dekzandrug infiltreert het regenwater en voedt daarmee het grondwater in de lagere delen (lokale kwel). Uit onderzoek van de provincie blijkt dat er geen sprake meer is van kwel uit diepere lagen. Effecten door verbreding en omlegging Zuid-Willemsvaart De omlegging van de Zuid-Willemsvaart heeft een belangrijke invloed op het regionale watersysteem. Het peil van de Zuid-Willemsvaart komt op 4,70 m+ NAP en op de plaats waar de Zuid-Willemsvaart de Aa kruist wordt een sifon gebouwd waarmee het water van de Aa onder de Zuid-Willemsvaart stroomt. Het nieuwe tracé en het hoge peil van de Zuid-Willemsvaart zorgen voor een sterke toename van de lokale kwel, waardoor de grondwaterstanden zonder extra maatregelen 15
met 5 tot 50 cm zullen stijgen. Door deze grote invloed op het watersysteem in het plangebied en omgeving, gaat het waterschap in nauwe samenwerking met Rijkswaterstaat maatregelen nemen om de waterhuishouding geschikt te houden voor de gewenste functies in het gebied. De aanleg van de Zuid-Willemsvaart biedt daarnaast ook kansen om het gebied opnieuw in te richten, dan wel functies te veranderen.
2.4
Kades en waterkeringen
In de huidige situatie wordt het plangebied beschermd door een kade langs de noordzijde van de Aa en langs de zandvang. Het betreft een kade met de (laagste) status ‘overige waterkering’. Een kade krijgt de status ‘overig’ als bij bezwijken van de kade sprake is van wateroverlast met beperkte schade. De kade is waarschijnlijk opgebouwd uit zand, er zijn geen boringen of sonderingen beschikbaar, wel is bekend dat de westelijker gelegen kades langs de Aa zijn opgebouwd uit zand. Dit geldt eveneens voor de ondergrond. De huidige kade heeft een hoogte tussen de 6,0 en 6,4 m+ NAP. De kruin is 4 meter breed en de taluds zijn circa 1 op 3. Het maaiveld in het achterland ligt tussen de 3,5 en 4,0 m+ NAP. Bij een maatgevend hoogwater (T=100) van 5,4 m+ NAP is dan sprake van een waterkerende hoogte van circa 2 m.
Figuur 8 huidige situatie met overige kering langs zuidzijde plangebied
2.5
Grondgebruik en bodemopbouw
De her in te richten percelen worden in de huidige staat gebruikt voor agrarische doeleinden. Hierbij gaat het voornamelijk om grasland. De meest voorkomende gewassen in het plangebied zijn gras en maïs. In het plangebied staat één agrarisch bedrijf. Samen met de onderhoudspaden vormt de Aa op een traject van 0,7 km onderdeel van het plangebied. De huidige Aa zorgt voor afwatering van het achterliggende gebieden. In de zandvang kan zand dat vanuit de hierop uitkomende waterlopen meegevoerd wordt, bezinken. 16
Bodemopbouw Volgens de bodemkaart van STIBOKA (Stichting voor Bodemkartering) zijn er in het plangebied twee bodemtypen aanwezig: beekeerdgronden en laarpodzolgronden. De beekeerdgronden zijn de lage gronden in de beekdalen en hebben een donkere, humeuze bovengrond. Deze voedselrijke bovenlaag gaat over in een voedselarme laag van dekzand. De natuurlijke vegetatie was elzenbroekbos. Beekeerdgrond komt voor in gebieden met een fluctuerende grondwaterstand, waardoor vaak roest aanwezig is. Laarpodzolgronden ontstaan door een uitspoeling van organische stof uit de bovenlaag, die neergeslagen is in de ondergrond. De humushoudende bovenlaag is circa 40 centimeter diep en gaat via een goed doorlatende tussenlaag over in humusarme ondergrond. Geomorfologie Geomorfologie heeft betrekking op het landschap en de processen die bij het ontstaan van het landschap een rol spelen of hebben gespeeld. Het beekdal van de Aa is een mengsel van ondiepe dalen en lage ruggen en heuvels. De dalen zijn de restanten van de meanders van de Aa. Buiten deze dalen liggen de vlakten en welvingen met kleine hoogteverschillen. Deze welvingen worden gevormd door dekzandruggen, ontstaan in de ijstijden. De oude Bossche Baan ligt bijvoorbeeld op de rug van een dergelijke dekzandrug. Hoogteligging Het gebied helt naar het westen. Het maaiveld in het plangebied varieert volgens het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN) van 6 m+ NAP (aan de zuidkant) tot 3,40 m+ NAP in het noordelijk deel.
Figuur 9 hoogtekaart
KLIC-Melding In januari 2013 is er een KLIC-melding uitgevoerd. In de Beusingsedijk en Oude Bossche Baan liggen alle gangbare nutsvoorzieningen (water, electra, glasvezel en riolering). In de oosthoek van het terrein ligt een rioolleiding van het waterschap. In de kade van de zandvang ligt een laagspanningskabel en een waterleiding. 17
2.6
Beheer en onderhoud
In het plangebied worden vier vormen van beheer en onderhoud toegepast, namelijk het beheer en onderhoud van de waterlopen, de kades, de kunstwerken en de terreinen. Beheer en onderhoud van de waterlopen In het plangebied zijn drie leggerwatergangen aanwezig, te weten de Aa, de parallelsloot aan de noord/oostzijde van de Aa en de Wambergsebeek. De bodem van de Aa wordt twee keer per jaar met een boot gemaaid. Wanneer de begroeiing van de bodem te snel groeit, wordt een extra bodemmaaibeurt ingepland. De taluds van de Aa worden vanaf de kade gemaaid. Dit gebeurt eens per jaar in combinatie met het maaien van de kades. De parallelsloot aan de oostzijde van de Aa en de Wambergsebeek worden twee keer per jaar volledig gemaaid vanaf een onderhoudspad.
Figuur 10 beheer en onderhoud van de bodem, met een maaiboot
Beheer en onderhoud van de kades Buiten- en binnentaluds van de kades worden één keer per jaar gemaaid, waarbij het gras op een lengte van ongeveer 7 cm wordt gemaaid, en het maaisel na het maaien opgeruimd dient te worden. Jaarlijks worden de onderbegroeiing en opschot van de taluds en de kruin verwijderd en wordt een schouw uitgevoerd op de bedekking van de grasmat en eventuele holen van dieren. Beheer en onderhoud aan kunstwerken In het plangebied is een aantal stuwen en een gemaal aanwezig. In de Wambergse Beek staan stuw 205-A en 205-B. Het gemaal in het gebied is gemaal Stenenkamer. Aan het gemaal vindt eens paar maand onderhoud plaats, het onderhoud aan de stuwen vindt plaats op afroep. Ter hoogte van gemaal Stenenkamer wordt het watersysteem van industrieterrein de Brand verbonden met het plangebied middels een sifon. Ook dit sifon moet worden onderhouden. Beheer en onderhoud van het terrein Terreinonderhoud vindt voornamelijk plaats op de eigendommen van het waterschap nabij gemaal Stenen Kamer. De groenvoorzieningen worden bijgehouden en het groen tussen het straatwerk wordt jaarlijks verwijderd. 18
2.7
Geschiedenis van landschap en cultuurhistorie
Geschiedenis van het landschap In het begin van de 19e eeuw was de Aa nog niet gekanaliseerd, zoals ook blijkt uit het kaartbeeld in afbeelding 11 is weergegeven (kaart uit omstreeks 1850).
Figuur 11 kaartbeeld van de meanderende Aa en het plangebied uit omstreeks 1850
De Zuid-Willemsvaart is in 1826 in gebruik genomen. In meer gedetailleerde kaarten uit die tijd is maar weinig bebouwing te zien. De vorm van de percelen in het beekdal was destijds voornamelijk smal en langwerpig, zoals te zien is op afbeelding 12.
Figuur 12 smalle en langwerpige kavelstructuren
19
Vanaf de jaren ’30 van de 20ste eeuw is de Aa gekanaliseerd (zie figuur 13). Op bovenstroomse delen is de oude rivierloop echter nog steeds in het landschap te herkennen. In delen van het landschap heeft ruilverkaveling plaatsgevonden. De oude perceleringsstructuur met de lange, smalle percelen, heeft plaatsgemaakt voor grotere percelen.
Figuur 13 Kaartbeeld van de gekanaliseerde Aa en het plangebied uit omstreeks 1950
Archeologie De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) is een landelijk bestand dat gebaseerd is op de gedachte dat in het verleden de mogelijkheden tot bewoning sterk samenhingen met het oorspronkelijke landschap en bodemtype. Door hier inzicht in te verkrijgen, kunnen voorspellingen gedaan worden over de kans op het aantreffen van archeologische waarden. Deze trefkans staat op de IKAW weergegeven in indicaties van zeer laag, laag, middelhoog of hoog. Vooral gebieden met een middelhoge en hoge trefkans zijn van archeologisch belang. Het plangebied valt in een gebied met een lage archeologische verwachting, zoals te zien is op figuur 14, waar een uitsnede te zien is van de Indicatie Kaart Archeologische Waarden (IKAW).
Figuur 14 uitsnede van projectgebied uit IKAW-kaart (juni 2013)
20
Ondanks de lage verwachting binnen het projectgebied heeft, In opdracht van Waterschap Aa en Maas, het onderzoeks- en adviesbureau BAAC B.V. een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Zij komen tot de volgende conclusie: Voor een groot deel van het deelgebied waarvoor een voorlopig ontwerp bekend is, kan worden vastgesteld dat het een lage, dan wel geen verwachting heeft op archeologische vondsten (zie figuur 15). Hier is archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk.
Figuur 15 Archeologische verwachtingenkaart (BAAC juli 2013)
In het noordoostelijke deel van het plangebied bevindt zich echter een dekzandkop. Hieraan, en aan het nabijgelegen beekdal is een hoge verwachting op het voorkomen van archeologische vindplaatsen uit alle perioden toegekend. Het advies luidt om hier een veldonderzoek te laten uitvoeren in de vorm van boringen wanneer de verstoringsdiepte dieper dan de bouwvoor zal reiken. Dit geldt ook voor het deel van het gebied waaraan een middelhoge archeologische verwachting is toegekend. Het uiterste noorden en oosten van het deelgebied bevindt zich in een zone waar mogelijk sporen van de circumvallatielinie van het beleg van ’s-Hertogenbosch uit 1629 in de ondergrond aanwezig zijn. Indien hier bodemingrepen gaan plaatsvinden dan dient een archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. Het doel van een proefsleuvenonderzoek is het vaststellen van de exacte omvang, gaafheid en conserveringsgraad van de (eventueel aanwezige) vindplaats(en) op basis waarvan de archeologische waarde van het gebied definitief kan worden vastgesteld. Bovendien wordt met een proefsleuf informatie verkregen over het voorkomen van eventuele grondsporen en of funderingsresten die met een booronderzoek zelden zullen worden gevonden/herkend.
21
Op grond van de nieuwe Monumentenwet is de gemeente verantwoordelijk voor de omgang met archeologische waarden binnen het eigen gemeentelijk grondgebied. De gemeente moet vaststellen of bij wijziging van een bestemmingsplan, bij het verlenen van een ontheffing of vergunning of bij het nemen van een projectbesluit, rekening gehouden is met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten. Het advies van BAAC B.V. vormt een zogenaamd selectieadvies. Het selectieadvies dient eerst beoordeeld te worden door de bevoegde overheid (betreffende gemeente) en leidt tot een selectiebesluit. Het waterschap zal daartoe een omgevingsvergunning aanvragen. Aan de vergunning zullen de betreffende gemeenten voorwaarden koppelen ter bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden. Deze voorwaarden neemt het waterschap op in het bestek. Cultuurhistorie De provincie Noord-Brabant heeft een Provinciale kaart met cultuurhistorische waarden laten maken, de Cultuurhistorische Waardenkaart van Noord-Brabant (CHW). Hierop staan archeologische gegevens, zoals archeologische monumenten en een indicatieve kaart, maar ook verschillende cultuurhistorische elementen in het landschap, zoals historische stedenbouw, historisch geografische elementen en historisch groen.
Oude Bossche Baan
Figuur 16 uitsnede van projectgebied uit CHW-kaart (juni 2013)
2.8
Recreatie
Het plangebied wordt veelvoudig gebruikt door recreanten. Met name wandelaars maken zeer frequent gebruik van de mogelijkheden die Landgoed De Wamberg op dit vlak te bieden heeft. Fietsers fietsen regelmatig over de Oude Bossche Baan en de Beusingsedijk. Aan de zijde van de Oude Bossche Baan wordt daarnaast in de zandvang veelvoudig gevist door leden van de vissersbond. Tenslotte loopt een van de routes van de kanovereniging door de Aa. In het gedeelte van de Aa dat langs het plangebied wordt daarom regelmatig gekanood.
22
2.9
Legger
Jaarlijks zal het waterschap de in dat jaar gerealiseerde werken inmeten en optekenen op revisietekeningen. Vervolgens worden de maten of de functionele eisen in de Legger vastgelegd. Hiervoor neemt het waterschap een apart besluit: het leggerbesluit.
Figuur 17 leggerkaart met waterkeringen en watergangen
23
3 Toekomstige situatie In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de veranderingen die met dit projectplan beoogd worden. Eerst wordt een algemeen beeld geschetst van de toekomstige situatie. Vervolgens zal thematisch (dezelfde thema’s als in hoofdstuk 2) aangegeven worden wat er veranderd wordt, en waarom.
3.1
Algemeen beeld van de toekomstige situatie
De Hasselt is na herinrichting een open, natuurlijk landschap. De Rosmalense Aa slingert door het gebied heen, en krijgt de ruimte om haar eigen weg te zoeken. De oude Aa zal in het landschap aanwezig blijven voor piekafvoeren, terwijl de natuurontwikkeling op en rondom de Rosmalense Aa zal gebeuren. De directe (natte) omgeving van de beek bestaat uit riet, zegges, ruigten, els en wilg. De droger gelegen delen zullen begroeid worden door verschillende grassoorten met hier en daar struweel en opslag. In het noorden en oosten van het gebied staan bomenrijen met ondergroei. Bij hoog water kan het gehele gebied ten oosten van de Zuid-Willemsvaart als waterberging ingezet worden. Hiervoor moeten enkele kaden aangelegd worden. Middels een systeem van kunstwerken zal dit gebeuren. Waar mogelijk worden laanstructuren die aansluiten op landgoed De Wamberg, hersteld. Door het plaatsen van bomen en laanstructuren wordt ook het zicht op De Brand II, het industrieterrein aan de Zuid-Willemsvaart, zo veel mogelijk ontnomen.
Figuur 18 toekomstig landschapsbeeld van de Hasselt
Het water dat niet via de Rosmalense Aa afgevoerd kan worden naar de Maas, wordt via de Aa en een stelsel van sifons onder de Zuid Willemsvaart doorgeleid. Deze sifons zijn in opdracht van Rijkswaterstaat al gerealiseerd. In totaal zijn er vier sifonbuizen aangelegd, waarvan er één vispasseerbaar is. Middels een stelsel van lokstromen en een nog te realiseren vispassage aan de westkant van de Zuid-Willemsvaart, wordt de Aa vispasseerbaar. De vispassage is een zogenaamde 24
bekkenpassage, een natuurlijk ogende vispassage waarin door het aanleggen van verscheidene bekkentrappen de vissen het waterpeilverschil kunnen overbruggen. De Aa sluit hier aan op de zandvang en de StadsAa, waarna deze haar weg naar de Maas vervolgt.
3.2
Ecologie
In de toekomst slingert de Aa als Rosmalense Aa vanaf de inlaat bij de Beusingsedijk door het open gebied. Hierdoor neemt de laaglandbeek de functies van beekherstel en Ecologische Verbindingszone over van de Aa. De Aa blijft in zijn huidige vorm, als rechte beek, onveranderd. In de toekomstige Rosmalense Aa komen veel waterplanten voor. Daaronder verschillende fonteinkruiden, waterranonkelsoorten, Aarvederkruid, Gele plomp, Pijlkruid en Grote en Kleine egelskop. Daarnaast zwemmen er typische beekvissen als de serpeling, de winde en het bermpje. Soorten die verder voorkomen zijn libellen als de beekrombout, macrofauna als kokerjuffers en eendagsvliegen, ijsvogels, de waterspitsmuis en de bever. De Rosmalense Aa heeft een bodembreedte van 1 m en is vrij optrekbaar voor vissen. De beek heeft een stroomsnelheid van 0,15-0,5 m/s en de waterdiepte is gemiddeld 0,70 m. De mate van slingering is gedempt ten opzichte van de referentiesituatie (meanderende beek vóór kanalisatie, vanaf de jaren ’30 van de vorige eeuw) om voldoende stroomsnelheid en micromeandering te krijgen. Ook wordt hiermee stilstaand water tegengegaan met het risico op sterke woekering van water-, oeverplanten en algengroei.
Figuur 19 waterspitsmuis
Figuur 20 Typische beekvissen die het in Rosmalense Aa goed gaan doen. Links de Serpeling rechts de Winde (bron: ravon.nl
25
Figuur 21 Overzicht van gewenste inrichting, habitats en enkele doelsoorten
Beekherstel In de toekomst is de Rosmalense Aa permanent watervoerend en krijgt na verloop van tijd een licht asymmetrisch dwarsprofiel met veel variatie in oevers en waterbodem. De morfologie van de beek bestaat verder uit een afwisseling van steile buitenbochten en aangezande flauwe binnenbochten. De dynamiek bestaat uit peilfluctuaties van enkele tientallen centimeters en een lichte variatie in stroming die versterkt wordt ecologisch maaibeheer (met micromeandering in het natte profiel) en de input van organisch materiaal. De beek treedt zelden buiten haar oevers. De directe (natte) omgeving van de beek bestaat uit riet, zegges, ruigten, els en wilg, waarbij de grondwaterstanden in de winter niet tot aan het maaiveld komen. Kanaalkwel zorgt wel voor een permanente vernatting van het beekdal. In de zomer zakken de grondwaterstanden tot enkele decimeters onder het maaiveld. De natte beekzone gaat over in een afwisseling van natte kwellaagtes, moeras, poelen, struweel en bloemrijk grasland (Royal Haskoning, 2002, Molen, D. van & R. Pot, 2007). Aan de noordoostzijde, tegen de Oude Bossche Baan en Beusingsche Dijk, bevindt zich een zone waar kwelwater, afkomstig van de Zuid-Willemsvaart, in kwelsloten uitreedt en het gebied instroomt. Hier bevinden zich belangrijke overgangen van nat naar droog en gradiënten in voedselrijkdom. Met name aan de zuidzijde van de Rosmalense Aa is 10-20% van het grondgebied als opslag in de vorm van elzen en wilgen aanwezig, wat voor enige beschaduwing zorgt. Direct langs de beek is meer opgaande beplanting (20-30%) aanwezig. Tussen de gekanaliseerde Aa en Rosmalense Aa is een overgang van de hoge droge kade naar het lager gelegen natte beekdal aanwezig. Aan de teen van de kade treedt schoon kwelwater in laagtes uit waarmee een overgang naar het voedselrijke beekwater ontstaat.
Figuur 22 kokerjuffer en beekrombout
26
Ecologische verbindingszone Het Dynamisch Beekdal en de Rosmalense Aa, vormen een Ecologische Verbindingszone (EVZ) van gemiddeld 25 meter breed tussen de natuurgebieden Kasteel Heeswijk, landgoed de Wamberg en Landschapspark Rosmalense Aa. Doelsoorten die gebruik maken van de EVZ zijn de kamsalamander, struweelvogels (o.a. Fitis, Tuinfluiter, Nachtegaal), kleine en grote modderkruiper, en dagvlinders (zie ook PVE). Het landschap is kleinschalig met (bloemrijke) graslanden, kruidenvegetaties, bospercelen en struwelen van meidoorn, sleedoorn en lijsterbes.
Figuur 23 Voorbeeld van een kleinschalig landschap (Groene Woud) in een natuurlijk beekdal (bron: compendiumvoordeleefomgeving.nl)
De kwelsloten vormen de voortplantingshabitat voor amfibieën als de kamsalamander en heikikker. Soorten als de kleine alpenwatersalamander en de alpenwatersalamander zijn weinig kritisch en kunnen zich in allerlei wateren voortplanten. Als landhabitat komen vooral allerlei typen loofbos in aanmerking. Beide soorten zijn in ons land niet bedreigd (www.ravon.nl). De kamsalamander daarentegen stelt als gidssoort hogere eisen aan z’n habitat. Het heeft een voorkeur voor kleinschalige landschappen met een afwisseling van struweel, hagen en bosschages. Het permanente voortplantingswater is schoon en helder met ondiepe en diepere delen, en een rijke watervegetatie. Beschaduwing is beperkt. De kwelsloten en beekdal zijn hierop ingericht. Verder zijn plas-draszones langs de beek aanwezig met diverse en structuurrijke water- en oevervegetaties. Her en der liggen (van nature hooggelegen) droge terreindelen die altijd droog staan. Deze terreindelen dienen, naast donken als stapstenen, als hoogwatervluchtplaatsen voor dieren als bijvoorbeeld de das.
27
Figuur 24 schetsmatig profiel van gewenste situatie
Om een functionele migratieroute binnen de EVZ langs de Aa te maken, realiseert Rijkswaterstaat een onderdoorgang in de Beusingsedijk (Rijkswaterstaat, 2013). De oostzijde van het kanaal wordt ingericht met natuurvriendelijke oever en plasbermen. Deze zone is voor diverse diersoorten waaronder amfibieën. Om een functionele migratieroute voor de das te realiseren tussen landgoed De Wamberg en Poeldonk/Keerdijk wordt de oostelijke kanaaldijk ingericht met diverse vruchtdragende struiken en wordt een dassentunnel in de Beusingsedijk aangelegd en geleidend raster. De Beusingsedijkbrug over de Aa biedt op dit moment voldoende ruimte voor migratie. Aanvullende maatregelen als looprichels met geleiding zijn nodig aangezien met het toekomstige waterpeil van de Aa de oevers onder de brug onder water staan. Voor de das is het wenselijk de droge oversteekplaatsen aan te kleden met bijvoorbeeld stobben en snoeiafval. Zandvang en vispassage De ondiepe delen van de zandvang (tot 1 m) ontwikkelt zich naar een doorstroommoeras waarbij de ondiepe oeverzones deels begroeid zijn met moerasvegetatie en moerasbos. De diepere delen die ongeveer 50% van het oppervlak beslaan, blijven open water en blijven functioneren als zandvang. Om visoptrek via de Aamonding te garanderen is een bekkenvispassage met v-vormige bekkens aanwezig die aansluit op de vispasseerbare sifon die onder de Zuid-Willemsvaart ligt. De bekkens zijn ‘bekleed’ met natuurstenen. De buitenbochten van de oevers worden niet bekleed om erosie te voorkomen. De “rondingen” in bekkens worden minimaal. Bij de uitvoering worden de drempels en de stroomdraad die daarmee ontstaat zo ingericht, dat de stroomdraad uitkomt op de volgende drempel en niet op de oever. Figuur 25 voorbeeld van een vispassage (Crèvecoeur)
Vissen zullen vanuit hun natuurlijke drang om paaigronden te vinden op zoek gaan naar de uitstroomvoorziening van de bekkentrap. De bekkenpassage bevat minimaal tien bekkens waarbij een hoogteverschil van 80 cm wordt overbrugd tussen de vissifon en de uitstroom in de Aa. Per 28
bekken wordt een hoogteverschil van hooguit 8 cm overbrugd. Elk bekken is minimaal 10 m lang en de lengte is groter dan de breedte. In het middelste bekken is een rustbekken aanwezig waarin de waterturbulentie minimaal is. De uitstroom van de vispassage staat haaks op de hoofdstroom van de Aa. Daarbij is de lokstroom minimaal 10% van het debiet in de Aa (zie verdere eisen: Handreiking vispassages in Noord-Brabant, Coenen et al., 2013). Voor de bekkenpassage is tijdens het optrekseizoen (maart-juni) een debiet van 1 m3/s beschikbaar. Het beekdal voldoet hiermee aan de randvoorwaarden van een benedenloop van een laaglandbeek.
3.3
Hydrologie
Beekherstel/ecologische verbindingszone De Rosmalense Aa in het projectgebied is een permanent stromende verbinding, die een belangrijke ecologische schakel vormt tussen de Maas, De StadsAa en het bovenstroomse deel van Dynamisch Beekdal, met als markant punt Kasteel Heeswijk en haar omliggende natuur. De Rosmalense Aa begint bij de inlaat bij de Beusingsedijk, en loopt als ‘nevenbeek’ tot aan de Bossche Baan, waarmee de gewenste doelstellingen van de Aa (beekherstel, KRW en ecologische verbindingszone) worden gerealiseerd. De bestaande Aa blijft in zijn huidige vorm gehandhaafd en voert het water af dat niet via de Rosmalense Aa stroomt. De Rosmalense Aa voldoet aan de hydrologische en ecologische doelstellingen van de Aa (streefbeeld laaglandbeek), met uitzondering van de afmetingen die horen bij dit streefbeeld. De maximale afvoer van de nevenbeek is daarvoor te laag (max 2 m3/s), om de gewenste stroomsnelheden te behalen. De hydrologische doelstellingen voor beekherstel van het plangebied zijn als volgt samengevat: - Beekherstel met de eis van permanente stroming, een stroomsnelheid van 0,1 tot 0,5 m/s, en een slingerend zomerbed met minimaal 10% opgaande begroeiing. De waterdiepte is 0,4 tot 1,0 m en de beek is vispasseerbaar. Maatregelen De locatie van de maatregelen is weergegeven in figuur 26. Rosmalense Aa wordt bij de Beusingsedijk aangesloten via een inlaatwerk op de Aa (1), loopt parallel aan de Aa naar het noorden (2) en stroomt vanaf de sifon evenwijdig aan de Zuid-Willemsvaart (4). Ter hoogte van de sifons is een bypass (3), waardoor het teveel aan water terugstroomt naar de Aa en daarmee de visoptrek via de StadsAa mogelijk. Voor de voeding van de Rosmalense Aa is een aantal maatregelen nodig, die ervoor zorgen dat bij lage afvoeren het Aa-water helemaal of grotendeels door de nevenbeek stroomt. Bij hoge afvoeren moet het water via de bestaande (te handhaven) Aa, omdat de capaciteit van de nevenbeek onvoldoende is (5). De verdeling van de afvoeren en de waterpeilen worden geregeld met 3 vaste overlaten in combinatie met de regelbare kleppen van de sifons (6).
29
4 3
2 6 5
1
Figuur 26 hydrologische maatregelen in plangebied
De afvoer vanuit de Aa naar de nevenbeek varieert met de afvoer van de Aa, maar is maximaal 2,5 m3/s. De Rosmalense Aa krijgt een afvoer van maximaal 0,8 m3/s. en de rest gaat terug naar de Aa en stroomt door de sifon naar de StadsAa. Het verschil in peil tussen het inlaatpunt van de Rosmalense Aa (in het LCP vastgelegd op 3 m+ NAP) en de StadsAa (2,20 m+ NAP) wordt overbrugd met een vispassage (uitgevoerd als bekkenvispassage) benedenstrooms van de sifon onder de ZuidWillemsvaart. De noodzakelijke maatregelen zijn samengevat volgt: - Een inlaatwerk bij de aantakking van de nevenbeek op de Aa ter hoogte van de Beusingsedijk. Dit inlaatwerk bestaat uit een (afsluitbare) duiker en een vaste drempel, die ervoor zorgt dat een waterstroom ontstaat, die voldoet aan de hiervoor genoemde doelstellingen van de nevenbeek. De regulering van de waterhoeveelheid is mogelijk door een goede afstemming van de peilen bij dit inlaatpunt en het peil bij de sifon. - De aanleg van een vaste drempel net vóór de voor visoptrek aangepaste sifonkoker. Deze drempel zorgt samen met de stuwkleppen van de overige sifonkokers voor een variërende aanvoer naar de nevenbeek van max. 2,5 m3/s. - Terugvoer water uit de Rosmalense Aa. Ter hoogte van de sifons, stroomt 0,6 à 0,8 m3/s via de Rosmalense Aa naar het noorden. Het overige water wordt via een bypass en een afsluitbare duiker teruggevoerd naar de Aa. Deze duiker dient ook voor inlaat van het waterbergingsgebied. - Vistrap benedenstrooms van de sifon van de Aa. De vistrap is nodig om vismigratie te garanderen tussen de StadsAa (2,20 m+ NAP) en de nevenbeek (3,00 m+ NAP). De vistrap wordt uitgevoerd als bekkentrap met minimaal 10 bekkens (8 cm peilverschil per bekken). Het ontwerp met dwarsprofielen en de uitvoering van de kunstwerken is met tekeningen en maten uitgewerkt in bijlage 4. 30
Waterberging Wanneer wordt de waterberging ingezet? Berging wordt ingezet in de situatie als de Aa en Dommel samen meer dan 100 m3/s afvoeren via het Drongelens kanaal en waterbergingscompartimenten Bossche Broek (6 mln. m3) en HoWaBo (4,5 mln m3) reeds zijn ingezet. Onder huidige uitgangspunten zal de waterbergingscompartiment(en) Dynamisch Beekdal eens in de 100 jaar worden ingezet. Wanneer het peil in de Dieze 4,90 m+ NAP is, is in Den Bosch het maximum bereikt en wordt de uitlaat bij Crèvecoeur dichtgezet. De afvoer van Aa en Dommel verloopt dan verder via het Drongelens kanaal. Dit kanaal kan maximaal 100 m3/s afvoeren. Wanneer de afvoer van de Aa en de Dommel samen meer dan 100 m3/s is, wordt de waterberging ingezet. Als eerst wordt Bossche Broek ingezet (6 mln m3), dan HoWaBo (4,5 mln m3). Wanneer de afvoer via het Drongelens kanaal dan nog steeds meer dan 100 m3/s is, wordt de berging in het stroomgebied van de beneden Aa ingezet.
Figuur 27 hydrologische maatregelen in plangebied
Op basis van de berekeningen neemt het waterschap nu aan dat dit minder vaak dan 1x per 100 jaar voorkomt. De hoeveelheid water (1 mln m3 of minder) die dan in de waterberging langs de Aa geborgen moet worden is afhankelijk van de benodigde capaciteit en de duur. Het waterschap wil het plangebied inzetten als waterbergingsgebied als de veiligheid van het stedelijke gebied van ’s-Hertogenbosch in het geding is. Overlast ontstaat in ’s-Hertogenbosch bij een peil hoger dan 4,90 m+ NAP. Inzet van het plangebied wordt dan overwogen in samenhang met de inzet van andere waterbergingsgebieden (Bossche Broek, HOWABO en andere delen van het Dynamisch Beekdal). In het plangebied kan 250.000 m3 water worden geborgen bij een peil van 5,50 m+ NAP. In eerste instantie zullen de waterberging compartimenten Bossche Broek worden ingezet en vervolgens de waterbergingscompartimenten binnen dynamisch beekdal. Verwachting is dat de waterberging hier eens in de 100 jaar worden ingezet. 31
Figuur 28 gebied gestuurde waterbering
Maatregelen Voor het inzetten van de waterberging is het nodig om een kade langs de Bossche Baan te leggen. De kade krijgt een hoogte van 6,10 m+ NAP en moet een peil van maximaal 5,50 m+ NAP kunnen keren. Ter plaatse van de kruising met de Rosmalense Aa is een afsluitbare duiker nodig die kan worden dichtgezet op het moment dat de waterberging moet worden ingezet. De ligging en vorm van de kade is met tekeningen en maten weergegeven in bijlage 2. Kwel Zuid-Willemsvaart De Zuid-Willemsvaart heeft tussen sluis Schijndel en sluis Berlicum een peil van 4,70 m+ NAP. Dit hoge peil veroorzaakt een sterke kwel in de directe omgeving van het kanaal. Als geen maatregelen worden genomen, zullen de grondwaterstanden met 0,05 tot 0,5 m stijgen. Dit levert vooral voor het landgoed De Wamberg problemen op voor de (deels monumentale) bomen. Deze zijn niet bestand tegen hogere grondwaterstanden. Maatregelen De verhoging van de grondwaterstanden wordt voorkomen door een aantal maatregelen. Op verzoek van de eigenaren van het landgoed legt het waterschap in het plangebied een kwelsloot aan om een deel van de kwel af te vangen. Hierdoor zijn minder ingrijpende maatregelen op het landgoed nodig. De kwelsloot krijgt een waterpeil van 2,50 m+ NAP. Met dit peil kunnen de maatregelen op de Wamberg worden beperkt tot een aanvaardbare verbreding van de bestaande sloten met ca. 1 m. De kwelsloot wordt uitgevoerd met plasbermen van 1 m breed op een niveau van 2,50 m+ NAP. Deze plasbermen hebben een dubbelfunctie: ze voorkomen dat de taluds inzakken onder invloed van de kwel en ze vormen een zone, waarin kwelminnende oever- en waterplanten zich kunnen ontwikkelen.
32
3.4
Kades en waterkeringen
In de toekomstige situatie zal het plangebied gemiddeld eens in de 100 jaar worden ingezet als waterberging. Er komt een inlaat constructie in de zuid-oostelijke hoek van het plangebied (zie bijlage 2 en 4). De waterberging vindt plaats in het gearceerde gebied in onderstaande afbeelding. Rondom het gebied liggen kades. Deze zijn in te delen in 4 tracés: 1. De huidige kade langs de Aa, zuidkant waterberging (rode lijn op figuur 28); 2. Het huidige grondlichaam van de Beusingsedijk zal als waterkering gaan fungeren, oostkant waterberging (blauwe lijn); 3. Een kade langs de nieuwe Zuid-Willemsvaart, westkant waterberging (paarse lijn); 4. Een nieuw aan te leggen kade aan de noordzijde van de waterberging oranje lijn).
Figuur 29 overzichtskaart met tracés kades rondom waterberging.
De kade langs de Zuid-Willemsvaart krijgt een regionale status en wordt buiten dit project gerealiseerd bij de aanleg van het kanaal. De overige tracés krijgen de status overige kering, deze zijn niet aangewezen door de provincie en vallen niet onder de waterwet of de provinciale verordening water. De overschrijdingsnorm van de overige kades is 1/100 jaar en de ontwerpuitgangspunten zijn gebaseerd op de vigerende leidraden. De kade aan de noordzijde van de waterberging zal moeten worden aangelegd. Voor meer informatie over de (technische) ontwerpuitgangspunten, zie bijlage 2.
33
3.5
Grondgebruik
Het heringerichte gebied zal niet meer geschikt zijn voor intensieve agrarische activiteiten. Aan de randen van het beekdal, aan de Oude Bossche Baan, ontstaat de gelegenheid voor de bouw van enkele wooneenheden. In ruil voor deze wooneenheden moet in het kader van de rood-voor-groen regeling, een aantal hectaren grond de agrarische functie verliest en worden omgevormd tot natuur. Op dit moment staat er één woning (boerderij), en wordt er ten oosten daarvan een reservering in ruimte gemaakt voor een tweede woning. Aan de noordzijde van de Oude Bossche Baan staat een boerderij, die onderdeel uitmaakt van landgoed De Wamberg. De ontwikkeling van de wooneenheden maakt geen onderdeel uit van dit projectplan.
Figuur 30 overzicht van bestaande en mogelijk toekomstige wooneenheden
34
3.6
Beheer en onderhoud
Door de veranderingen in het plangebied zal het beheer en onderhoud anders plaatsvinden dan voorheen. Niet alleen de waterlopen, maar ook het terrein de nieuwe kunstwerken moeten worden onderhouden. Het beheer en onderhoud van het plangebied is hierdoor veelzijdig. Voor het beheer en onderhoud kunnen de volgende onderdelen worden onderscheiden. 1) Het onderhouden van de waterlopen; 2) Het onderhouden van de kades; 3) Het onderhouden van terreinen in het Dynamisch Beekdal; 4) Het onderhouden van het terrein tussen de Zandvang, de Aa en de Zuid-Willemsvaart; 5) Het onderhoud aan de kunstwerken; 6) Het onderhoud aan de vispassage. Ter voorkomen van de aanzanding van de sifons gaat de huidige Aa als zandvang functioneren. Deze zal daardoor met een bepaalde frequentie moeten worden leeggeschept. De inschatting is dat eens per vier jaar afdoende moet zijn. Echter, blijkt in de praktijk dat deze frequentie omhoog of omlaag kan, dan zal dit gebeuren. Hier wordt op gemonitord. Daarnaast zal op een slimme manier de inzet van de verschillende kokers in de sifon moeten bijdragen aan het voorkomen van aanzanding in de kokers zelf. Hierbij worden de kokers, onafhankelijk van elkaar, met een flink debiet geopend, waardoor ze schoonspoelen. 3.6.1 Onderhoud Streefbeeld In het koepelplan Dynamisch Beekdal wordt het streefbeeld beschreven als een combinatie van open water, poelen, moeras, (natte) graslanden, ruigte en bos en struweel. Specifiek voor het terrein in het Dynamisch Beekdal geldt een streefbeeld van natte graslanden, open water en ruigte met moeras. De ecozone aan de westzijde van het dynamisch beekdal heeft het streefbeeld bloemrijk grasland en vochtig hooiland. Onderhoud van de waterlopen De Aa wordt in dit deel van het Dynamisch Beekdal twee keer per jaar in combinatie met de bodem gemaaid. Dit geldt ook voor het deel benedenstrooms van de sifon. De taluds van de Aa worden vanaf de kade gemaaid. Dit gebeurt eens per jaar in combinatie met de kades. De bypass en de Rosmalense Aa worden 1 keer per jaar gemaaid met rijdend materieel vanaf een onderhoudspad. De kwelsloten worden éénmaal per jaar opgeschoond Onderhoud kades De kades hebben de status overige kering en worden opgebouwd uit zand uit de omgeving en een kleidek van een halve meter op het buitentalud. De kades hebben een talud aan beide zijden van 1:3 en een kruinbreedte van 3 m. De kades zijn hierdoor stabiel goed om te berijden tijdens calamiteiten. Het buitentalud van de kade wordt twee keer per jaar gemaaid waarbij de grasmat niet korter dan 7 cm mag zijn. Jaarlijks worden de onderbegroeiing en het opschot van de taluds en de kruin verwijderd en wordt een schouw uitgevoerd op de bedekking van de grasmat en eventuele holen van dieren. Indien er bomen op de kering worden geplaatst zal tweejaarlijks een Visual Tree Assesment (VTA) moeten worden uitgevoerd. Hierbij wordt onder andere de gezondheid van de boom onderzocht. De kades mogen eventueel begraasd worden met schapen, maar niet, in verband met vertrapping van de grasmat, met jongvee en koeien of paarden. Een afrastering onder in de teen van de kade is nodig wanneer de overige terreinen worden begraasd. Bij begrazing van een kleine hoeveelheid koeien kan de afrastering verder op de kade geplaatst worden. 35
Onderhoud van de terreinen in Dynamisch Beekdal Voor het onderhoud van de terreinen in het projectgebied de Hasselt worden afspraken gemaakt met landgoed de Wamberg. Tot die tijd zullen de maaiwerkzaamheden in het gebied worden uitgevoerd door Waterschap Aa en Maas. Onderhoud van het terrein tussen de Zandvang, de Aa en de ZWV Dit gebied zal worden onderhouden als vochtig hooiland waarbij het gras éénmaal per jaar zal worden gemaaid en worden afgevoerd. Onderhoud van de kunstwerken De kunstwerken worden drie maandelijks geïnspecteerd en onderhouden en waar nodig hersteld. Onderhoud aan de vispassage De vispassage wordt elk jaar in februari gecontroleerd en wordt waar nodig opgeschoond. Ook langs de vispassage dient een onderhoudspad te worden aangelegd zodat er eens per jaar kan worden gemaaid. Voor een uitgebreid beheer- en onderhoudsplan wordt verwezen naar bijlage 1.
3.7
Recreatie
Bij de verdere planontwikkeling dient rekening te houden met het Toeristisch recreatief beleid van de gemeente Sint-Michielsgestel. Dit is met name neergelegd in het Toeristisch Recreatief Ontwikkelplan (TROP). Hierin is neergelegd dat de Aa als rivier een krachtige landschappelijke drager is in de gemeente SintMichielsgestel. Deze waarde wordt onderstreept in de planvorming rond het dynamisch beekdal. Het is van belang bij een integrale ontwikkeling ook de recreatieve functies een evenwichtige plaats te geven in de gehele planontwikkeling. De recreatie moet goed worden gepositioneerd. Daarbij kan worden gedacht aan wandelen, fietsen, picknicken, vissen en varen. Doelgroepen zijn wandelaars, fietsers, sportvissers, kanoërs. Door de ecologische zone wordt via extensieve recreatie invulling gegeven aan de recreatie. Kanovaart blijft via de Aa verlopen, over de Rosmalense Aa mag niet gekanood worden. De zandvang blijft geschikt voor bevissing.
3.8
Legger
Jaarlijks zal het waterschap de in dat jaar gerealiseerde werken inmeten en optekenen op revisietekeningen. Vervolgens worden de maten of de functionele eisen in de Legger vastgelegd. Hiervoor neemt het waterschap een apart besluit: het leggerbesluit.
36
4 Effecten van het plan 4.1
Doelrealisatie (positieve effecten)
De Rosmalense Aa voldoet aan de hydrologische en ecologische doelstellingen van de Aa (streefbeeld laaglandbeek), met uitzondering van de afmetingen die horen bij dit streefbeeld. De maximale afvoer van de nevenbeek is daarvoor te laag (maximaal 2 m3/s). Door de aanleg van de Zuid-Willemsvaart en de peilverhoging van de Aa, treed veel (lokale) kwel op, die de inrichting van hoogwaardige natuurzones mogelijk maakt. Deze zones zorgen voor een geslaagde landschappelijke inpassing van de kanaalomlegging. De doelstellingen voor beekherstel/ecologie van het plangebied die bereikt worden zijn als volgt samengevat: -
-
-
Beekherstel met de eis van permanente stroming, een stroomsnelheid van 0,1 tot 0,5 m/s, een slingerend zomerbed met minimaal 10% opgaande begroeiing. De waterdiepte is 0,4 tot 1,0 m en is voor vis passeer baar; De beek kenmerkt zich door variatie in stroming, inrichting en morfologie waardoor echte beeksoorten van een laaglandbeek aanwezig zijn. Onder de waterplanten zien we verschillende fonteinkruiden, waterranonkelsoorten, Aarvederkruid, Gele plomp, Pijlkruid en Grote en Kleine egelskop. Typische beekvissen zijn de Serpeling, Winde en het Bermpje. Verder komen libellen als de beekrombout, ijsvogels, de waterspitsmuis en de bever voor. Onder de macrofauna zijn kokerjuffers, eendagsvliegen en watervlokreeften kenmerkende soorten De Rosmalense Aa is een ecologische verbindingszone tussen de natuurgebieden Kasteel Heeswijk, de Wamberg en Landschapspark Rosmalense Aa.
4.2
Uitstralingseffecten (negatieve effecten)
Ecologie/beekherstel De negatieve effecten van het beekherstel met peilverhoging in de vorm van de aanleg van de Rosmalense Aa en de aanleg van de Zuid-Willemsvaart zijn: - een natter beekdal/evz is minder gunstig voor de das als foerageergebied en migratiezone; - verblijfplaatsen van vleermuizen en permanente nesten (jaar rond beschermd) van de steenuil, buizerd, havik en sperwer kunnen tijdens de werkzaamheden verstoord worden. Hydrologie De aanleg van de Zuid-Willemsvaart en de peilverhoging op de Aa veroorzaken een verhoging van de grondwaterstand van 5 tot 50 cm. Deze verhoging zal zonder compenserende maatregelen leiden tot afsterven van bomen op het landgoed de Wamberg. Bovendien veroorzaakt de verhoging overlast op de landbouwgronden en geeft daar opbrengstvermindering.
37
4.3
Compensatie uitstralingseffecten
1. Binnen de EVZ worden inrichtingselementen aangebracht of komen spontaan tot ontwikkeling die tegemoet komen aan de wensen van de das, namelijk een kleinschalig landschap waarvan grofweg 10 % van het oppervlak bestaat uit natte en droge landschapselementen zoals houtwallen, bosjes, struwelen en bloemrijke sloot- en beekkanten. 2. De droge randzone wordt geoptimaliseerd voor migratie van de das door verdichting van
bestaande bomenlanen en de aanwezigheid van meer structuren (struweel, opslag, opgaande ruigten/kruiden) die beschutting bieden. 3. Leefgebieden van de das (De Wamberg, het Aa-dal en Pettelaar-Dooibroek) worden door het
nemen van ontsnipperingsmaatregelen aan elkaar gekoppeld. 4. De grondwaterstandsverhoging door de aanleg van de Zuid-Willemsvaart en de peilverhoging van de Aa worden gecompenseerd met de aanleg van natuurzones. Deze natuurzones zijn opgenomen in het Landschaps- en Compensatieplan (LCP) dat als onderdeel van het Tracébesluit Zuid-Willemsvaart is vastgesteld. De natuurlijk in te richten kwelsloot langs de Bossche Baan, vangt een deel van de kwel van de Zuid-Willemsvaart af en beperkt daarmee de maatregelen op het landgoed de Wamberg. De negatieve effecten zijn derhalve door een integrale gebiedsinrichting gecompenseerd in de vorm van natuurzones. 5. Vergoedingssystematiek Waterwet (algemene regeling voor schadevergoeding) Artikel 7.14 en volgende van de Waterwet bevatten een algemene regeling voor het vergoeden van schade ontstaan als gevolg van een besluit of een handelen van het waterschap. Wie schade lijdt, kan zich op dit artikel beroepen. De schade wordt alleen door het waterschap vergoed als deze niet of niet geheel voor rekening van de benadeelde behoort te blijven. Het kan ook zijn dat de geleden schade op een andere wijze wordt vergoed, bijvoorbeeld door aankoop of onteigening. De toepassing van deze artikelen is nader uitgewerkt in de Verordening schadevergoeding waterschap Aa en Maas. Deze is in te zien op: www.aaenmaas.nl/loket/, onder “Regelgeving”, zoeken op “schadevergoeding”. Het waterschap wijst gebieden aan voor waterberging om in het beheergebied schade door overstromingen zoveel mogelijk te beperken. Het water wordt “opgeslagen” in een landbouw- of natuurgebied om daarmee veel grotere schade in bijvoorbeeld stedelijk gebied te voorkomen. Door het in gebruik nemen van deze waterbergingsgebieden kan schade ontstaan in die gebieden zelf. Er kan schade optreden als er tijdelijk water op het land staat. Denk hierbij aan schade aan gewassen en de bodemstructuur. Ook kan het geld kosten als drijfvuil moet worden opgeruimd of als de eigenaar de grond nog maar beperkt kan gebruiken door achtergebleven verontreinigingen. Het waterschap heeft voor waterbergingsgebieden een schaderegeling voor gewassenschade. Met deze regeling wordt een vlotte afhandeling van inundatieschade beoogd na het in gebruik nemen van daarvoor ingerichte waterbergingsgebieden. In een dergelijke situatie kan worden volstaan met een melding bij het waterschap. In de Regeling Vergoeding van schade bij waterberging (inundatieschade), door het Dagelijks Bestuur vastgesteld op 14 februari 2012 en op 31 maart 2012 in werking getreden, is de procedure opgenomen die regelt hoe het waterschap omgaat met schade door inundatie. Voor gedetailleerde 38
informatie en verdere details wordt verwezen naar het de Regeling Vergoeding van schade bij waterberging, die via de website van het waterschap te downloaden is.
4.4
Grondbalans
De grond die vrij komt uit het ontgraven van de Rosmalense Aa zal gebruikt worden voor het aanleggen van de kades. Hierdoor zullen alle werkzaamheden worden uitgevoerd met een gesloten grondbalans.
39
5 Aandachtspunten tijdens uitvoering 5.1
Wijze van uitvoeren (hoofdlijnen)
Middels een uitvoeringscontract wordt de resultaatsverplichting voor de uitvoerende partij vastgelegd. Naast wat er aangelegd wordt, zal hierin ook sturing worden gegeven aan de wijze waarop de uitvoering verloopt. Hierbij moet gedacht worden aan uitvoeringsperioden, planningen, aan- en afvoerroutes, werktijden, stopmomenten en andere activiteiten rondom het plangebied. Alle werkzaamheden zullen in de loop van 2014 worden uitgevoerd. Technische uitvoering De technische uitvoering zal voornamelijk bestaan uit natuurtechnisch grondwerk, waarbij er op kleine schaal reliëf in de grond wordt aangebracht (dit zorgt voor licht hellend karakter). Daarnaast zullen er diverse kunstwerken worden aangebracht, waaronder een aantal duikerconstructies, een gemaal en een vispassage. Bij uitvoering wordt rekening gehouden met de aanwezige bomen langs de Oude Bossche Baan en de Beusingse Dijk, en voordat met het grondwerk wordt begonnen zal een KLIC-melding worden verricht door de aannemer. Uit vooronderzoek blijkt dat er door het gebied een transportleiding van Waterschap Aa en Maas loopt deze zal op 2 plaatsen verdiept worden aangelegd. Op basis van de door de gemeenten goedgekeurde Programma van Eisen zal de archeologische waarde tijdens de uitvoering verder worden onderzocht. Bij mogelijke archeologische vondsten zal de archeoloog van de gemeente ’s-Hertogenbosch worden ingeschakeld. Duikers door de kering van de Aa Tijdens de uitvoeringswerkzaamheden van de duikers in de Aa blijft de huidige dijk van de Aa gehandhaafd. Door de geringe aanlegdiepte is het mogelijk om met een open bouwkuip te werken met een lichte bemaling. Na voltooiing van de duikers zal de huidige dijk doorgegraven worden en aangesloten worden op de duikers en de Rosmalense Aa. Voor het te bouwen gemaal is een diepere ontgraving nodig. De bouwkuip hiervoor zal bestaan uit een gesloten damwandkuip; hierdoor kan ook met een lichte bemaling worden volstaan. Kade aan de Oude Bossche Baan. Langs de Oude Bossche Baan wordt een kade aangebracht met een hoogte op 6.10 m+ NAP om tijdens het inzetten van het bergingsgebied (1 keer in de 100 jaar) het overige deel van Landgoed de Wamberg te beschermen tegen hoog water. De dijk wordt opgebouwd met grond die wordt ontgraven aan de Rosmalense Aa en de kwelsloot (zie bijlage 4 voor het ontwerp). Vispassage Bij het natuurtechnisch grondwerk zal men vanwege de plaatselijke terreinomstandigheden werken met rijplaten. Deze worden ook gebruikt bij de op- en afritten van het plangebied. De werkwijze wordt uiteindelijk bepaald door de aannemer. Naar verwachting zal de aannemer van bovenstrooms naar benedenstrooms werken. Tussen elk bekken wordt een houten schot aangebracht met per schot een verticale, tot aan de bodem lopende sleuf in het midden (combinatie van een V-vormige bekkenpassage en een vertical slot-vispassage, zie technische tekening, in bijlage 4). Voor elke opening wordt een grotere stortsteen gelegd. Deze steen breekt de stroming en bevordert tevens het opstuwende effect bij lage afvoeren. Bij dit ontwerp wordt uitgegaan van een grote kei met een diameter van 0,5 m of groter. Deze kei 40
wordt aan weerszijde (boven- en benedenstrooms) van iedere sleuf geplaatst op 0,35 m van het middelpunt van de sleuf. De bodem van de bekkens moet beschermd worden tegen erosie en wordt daarom bekleed met stortsteen.
5.2
Aandachtspunten uit wettelijke verplichtingen
De gemeenten ’s-Hertogenbosch en sint Michielsgestel hebben getoetst of de werkzaamheden voldoen aan de vigerende bestemmingsplannen, zodat alle werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden. Verder zal in dezelfde gemeenten een omgevingsvergunning aangevraagd worden. Tevens dient bij de provincie Noord-Brabant een ontgrondingsmelding te worden aangevraagd
5.3
Aandachtspunten ter voorkoming / vermindering van overlast
Werkverkeer kan tot verkeershinder leiden op openbare wegen en kan trillingen, geluidsoverlast en fijn stof veroorzaken. Deze hinder is afhankelijk van de afstand tot huizen en de hoeveelheid verkeersbewegingen. Ingeschat wordt dat dat hier vrij beperkt is, vanwege de afstand tot de bebouwde kom van Berlicum. Ook het slaan van de damwanden ten behoeve van de aanleg van de kwelschermen noodzakelijk voor de duikerconstructies en tijdelijke damwandkuip voor het gemaal geeft geluids- en trillingshinder. Dit zijn tijdelijke negatieve effecten die alleen tijdens de aanlegfase spelen. Deze werkzaamheden mogen alleen overdag tijdens werkuren worden uitgevoerd om overlast voor de omgeving zo veel mogelijk te voorkomen. Tijdens de werkzaamheden kan door zwaar transport schade aan de wegen en aangrenzende gronden ontstaan. Wegen, fietspaden en op- en afritten, die door transport beschadigd raken, moeten na afronding van de werkzaamheden hersteld worden. Om de tijdelijke effecten tot een minimum te beperken dienen de transportbewegingen zoveel mogelijk volgens vaste rijroutes te laten plaatsvinden. Binnen het plangebied wordt gewerkt met een gesloten grondbalans, wat er voor zorgt dat er minder verkeersbewegingen nodig zijn voor aanen/of afvoer van grond. Tevens wordt aanbevolen om in verband met geluidsoverlast niet ’s nachts te werken. Verder worden eisen met betrekking tot het geluids- en trillingsniveau in het bestek verwoord. Tijdens werkzaamheden zal de Oude Bossche Baan worden afgesloten voor doorgaand (fiets)verkeer. Een alternatieve fietsroute zal in de besteksfase worden opgesteld.
41
DEEL 2: VERANTWOORDING
42
6. Verantwoording In dit deel wordt het plan getoetst aan relevante wet- en regelgeving. Hierbij wordt de relatie van het projectplan met het betreffende beleid of relevante wetten beschreven. Ook wordt verwoord waarom en hoe deze regelgevingen dit projectplan rechtvaardigen. Indien het beleid of de wet een belemmering vormt, is aangegeven op welke wijze het plan daarop is aangepast.
6.1
Verantwoording op basis van wet- en regelgeving
Waterwet De Waterwet kent in essentie drie doelen: 1. Voorkoming en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste (waterkwantiteit); 2. Bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen (waterkwaliteit); 3. Vervulling van overige maatschappelijke functies van het watersysteem. Dit ontwerp-projectplan levert primair een bijdrage aan doelstellingen 1 en 2 van de Waterwet. Doelstelling 3 vormde in het planproces echter ook een belangrijk toetsingskader (zie hoofdstuk 1.3; Samenwerking). De drie doelstellingen uit de Waterwet kennen hun doorvertaling in regionaal en lokaal water- en omgevingsbeleid. De in de volgende paragraaf genoemde beleidskaders vormen een grondslag of rechtvaardiging voor de manier waarop het waterschap met dit ontwerp-projectplan bijdraagt aan de waterdoelstellingen, inclusief het omgevingsbeleid. Flora- en faunawet conclusies en vervolgstappen Wetgevingstoets
Gebiedsbescherming Natuurbeschermingswet 1998 Niet van toepassing op het plangebied van Dynamisch Beekdal de Hasselt. Er is geen sprake van Natura2000- of Beschermde Natuurmonumenten (BN) binnen (de invloedssfeer) van het project. Gebiedsbescherming via de Ecologische Hoofdstructuur Er zijn geen natte natuurparels aanwezig in of binnen de invloedsfeer van het plan/projectgebied. - Binnen het plangebied zijn geen beheertypen aangewezen. Het projectgebied bevat natuurbeheertypen, toegewezen aan de Wamberg en aan de randen van de zandvang (vochtig bos met productie) - Kenmerken en ambities EHS niet in het geding Soortsbescherming: zie hieronder -
vleermuizen
-
dassen
-
Zes soorten aanwezig (zwaar beschermd, tabel 3 Ff-wet en habitatrichtlijn) Randzone plangebied is foerageergebied en onderdeel migratieroute Gebouwen in het plangebied zijn niet in gebruik als vaste verblijfplaats Nader onderzoek vaste verblijfplaatsen in bomen Oude Bossche Baan, Beusingsche Dijk en houtsingel plangebied naast het opstellen van een advies met eventuele mitigerende maatregelen Zwaar beschermde soort (tabel 3 Ff-wet) Plangebied is foerageergebied das
43
Aanvullend onderzoek naar mate/intensiteit van gebruik, in beeld brengen relatie met omgeving en belang foerageergebied in groter geheel van leefgebied das. zoogdieren (overig) - Algemene soorten aanwezig - Geen vervolgacties vissen - Kleine modderkruiper (tabel 2 Ff-wet) en Winde (tabel 1, Rode lijst) aanwezig - Geen acties; maatregelen buiten invloedssfeer bestaande Aa vogels - Groot aantal (water)vogels in en rond plangebied - Werkzaamheden buiten broedseizoen uitvoeren - Voor aanvang plangebied ongeschikt maken voor grondbroeders door Begroeiing kort te houden (maaien) - Voor aanvang werkzaamheden plangebied controleren op grondbroeders - Bomen Oude Bosche Baan, Beusingsche Dijk en bomensingel in plangebied controleren op jaarrond beschermde nesten amfibieën en reptielen - Algemene soorten aanwezig - Geen vervolgacties planten - Algemene soorten - Nader onderzoek Wilde ridderspoor (tabel 2 Ff-wet en Rode Lijst sterk bedreigd) in zuidoosthoek plangebied - Bij aanwezigheid soort ontzien/afzetten of verplaatsen naar geschikt habitat in beekdal libellen en dagvlinders - Zeer soortenarm, algemene soorten ontbreken - Glassnijder en Vroege glazenmaker aangetroffen (beide tabel 1 Ff-wet en Rode Lijst kwetsbaar) - Geen vervolgacties Tabel 1 overzicht conclusies en vervolgstappen per soort/soortsgroep en wetgevingstoets (BEWA, 2013) -
Indien wordt gewerkt volgens de Gedragscode Unie van waterschappen hoeft bij ruimtelijke ontwikkelingen geen rekening gehouden te worden, mits de algemene zorgplicht wordt toegepast, met licht tot matig beschermde (Tabel 1 en 2) soorten uit de Flora en faunawet. Er wordt voorafgaand aan de uitvoering een ecologisch draaiboek of werkprotocol ontwikkeld waarin de voorwaarden uit de gedragscode verder uitgewerkt en gekoppeld worden aan de uitvoeringsactiviteiten. De werkwijze die daaruit voortvloeit, wordt opgenomen in het bestek. De gedragscode geldt niet als een vrijstelling voor werkzaamheden in de sfeer van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting als die schadelijk zijn voor de zwaarst beschermde categorie (soorten van Tabel 3). Voor schadelijke handelingen op plaatsen waar deze soorten voorkomen en waar de instandhouding in het geding is dient men over een ontheffing te beschikken. Natuurbeschermingswet 1998 Het betreft geen door de Europese Unie aangewezen Natuurbeschermingswet 1998 is daardoor niet van toepassing (bron).
Natura2000
gebied.
De
Monumentenwet In opdracht van waterschap Aa en Maas heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC B.V. een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied. In het noordoostelijke deel van het plangebied bevindt zich een dekzandkop. Hieraan, en aan het nabijgelegen beekdal is een hoge verwachting op het voorkomen van archeologische vindplaatsen uit alle perioden toegekend. Het advies luidt om hier een veldonderzoek te laten uitvoeren in de vorm van boringen wanneer de verstoringsdiepte dieper dan de bouwvoor zal reiken. Dit geldt ook voor het deel van het gebied waaraan een middelhoge archeologische verwachting is toegekend. Het uiterste noorden en oosten van het deelgebied bevindt zich in een zone waar mogelijk sporen van de circumvallatielinie van het beleg van ’s-Hertogenbosch uit 1629 in de ondergrond aanwezig zijn. Indien hier bodemingrepen gaan plaatsvinden dan dient een archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. Het doel van een proefsleuvenonderzoek is het vaststellen van de exacte omvang, gaafheid en conserveringsgraad van de (eventueel aanwezige) 44
vindplaats(en) op basis waarvan de archeologische waarde van het gebied definitief kan worden vastgesteld. Bovendien wordt met een proefsleuf informatie verkregen over het voorkomen van eventuele grondsporen en of funderingsresten die met een booronderzoek zelden zullen worden gevonden/herkend. Op grond van de nieuwe Monumentenwet is de gemeente verantwoordelijk voor de omgang met archeologische waarden binnen het eigen gemeentelijk grondgebied. De gemeente moet vaststellen of bij wijziging van een bestemmingsplan, bij het verlenen van een ontheffing of vergunning of bij het nemen van een projectbesluit, rekening gehouden is met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten. Het advies van BAAC B.V. vormt een zogenaamd selectieadvies. Het selectieadvies dient eerst beoordeeld te worden door de bevoegde overheid (in dit geval de betreffende gemeente) en leidt tot een selectiebesluit. Het waterschap zal daartoe een omgevingsvergunning aanvragen. Aan de vergunning zullen de betreffende gemeenten voorwaarden koppelen ter bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden. Deze voorwaarden neemt het waterschap op in het bestek.
Figuur 31 Archeologische en cultuurhistorische verwachtingenkaart
Explosievenwet In opdracht van het waterschap voert Riel Explosive Advice & Services Europe B.V. een onderzoek uit naar de aanwezigheid van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in het plangebied. Deze richtlijnen zijn opgesteld onder verantwoording van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en heeft medio 2006 een wettelijk karakter gekregen door een directe koppeling binnen de Arbo-wet. Uit de bureaustudie kwam naar voren dat er enkele risicogebieden in het projectgebied zijn. Advies van het rapport is om daar waar gegraven gaat worden een extra “projectgebonden risicoanalyse niet gesprongen explosieven” uit te laten voeren. Na vaststelling van het definitief projectplan wordt het tracé van de Rosmalense Aa en de vistrap gedetecteerd.
45
Figuur 32 risicokaart explosieven
Het waterschap zorgt er voor dat alle eventueel aangetroffen conventionele explosieven worden verwijderd alvorens te starten met de werkzaamheden. Ontgrondingsverordening Artikel 9a van de verordening Ontgrondingen provincie Noord-Brabant 2008 vermeldt: “Krachtens artikel 7, tweede lid, van de wet is geen vergunning vereist voor ontgrondings- en herinrichtingsactiviteiten in het kader van ecologische verbindingszones, beek- en kreekherstelprojecten en overige natuurontwikkelingsprojecten die in overeenstemming zijn met het provinciaal natuurbeleid, en indien deze zijn opgenomen in een plan, waarover via een openbare inspraakprocedure besluitvorming heeft plaatsgevonden onder aantoonbare, integrale afweging van alle belangen betrokken bij de ontgronding en zijn gemeld bij gedeputeerde Staten”. Daarmee kan het waterschap volstaan met het indienen van een ontgrondingsmelding.
46
6.2
Verantwoording op basis van beleid (waterschapsbeleid en overig beleid)
6.2.1 Waterschapsbeleid Waterbeheerplan (WBP) Waterschap Aa en Maas heeft het Waterbeheerplan 2010-2015 ‘Werken met water, voor nu en later’ opgesteld. Dit plan maakt inzichtelijk wat het waterschap de komende jaren wil doen en bereiken. Inhoudelijke doelstelling voor het Dynamisch beekdal als geheel, en daarmee ook voor de Hasselt, is op een integrale wijze invulling geven aan de beleidsopgaven voor waterberging, beekherstel, EVZ en het geven van een impuls voor extensieve recreatie langs, en waterrecreatie op de Aa. In het Waterbeheerplan 2010 – 2015 van waterschap Aa en Maas worden deze doelen als volgt uitgewerkt: - Fase 6a van het Dynamisch beekdal is (net als de andere fasen) opgenomen als in te richten waterbergingsgebied; - Fase 6a van het Dynamisch beekdal is (net als de andere fasen) opgenomen als te realiseren EVZ langs waterlopen; - Fase 6a van het Dynamisch beekdal is (net als enkele andere fasen) opgenomen als beekherstel, met de opgave van beekherstel-natuur. - De Aa, stromend door het Dynamisch Beekdal, is als watergang belangrijk voor de ontwikkeling van de visstand; 6.2.2 Europees beleid Kaderrichtlijn Water De Kaderrichtlijn Water (KRW) eist dat alle oppervlaktewateren in een goede ecologische toestand worden gebracht. Wat wordt verstaan onder een goede ecologische toestand verschilt per watergang en is afhankelijk van het type (beek of sloot). Een maatregel die bijdraagt aan de KRW is het creëren van 0,7 kilometer waterlichaamtype R6 (langzaam stromend riviertje op zand/klei) voor ecologische en chemische kwaliteitsdoelen. 6.2.3 Nationaal beleid Het Nationaal Waterplan In het Nationaal Waterplan 2009 – 2015 wordt het volgende geschreven: ‘Water, cultuurhistorie en groen leveren een duidelijke bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving en bepalen mede de culturele identiteit van de stad. Bewoners hebben toegang [….]’ (BRON Nationaal Waterplan 22 december 2009). Dit nationale water- en ruimtelijke beleid is een rechtvaardiging van het dit ontwerp-projectplan in die zin dat het een bijdrage levert aan de kwaliteit van de leefomgeving én culturele identiteit van ’sHertogenbosch. Ook geeft het bewoners van het hele gebied toegang tot een bijzonder en hoogwaardig natuurgebied. Hiermee neemt de kwaliteit van de leefomgeving van het hele gebied toe. 6.2.4 Provinciaal beleid Provinciale structuurvisie Conform het provinciaal waterhuishoudingsplan heeft de Aa een functie als ecologische verbindingszone. De huidige bedijkte en gekanaliseerde Aa heeft een lage ecologisch waarde en voldoet niet aan die functie.
47
Verordening Ruimte Op 11 mei 2012 hebben de Provinciale Staten van Noord-Brabant de Verordening ruimte NoordBrabant vastgesteld. De Verordening ruimte bevat op hoofdlijnen algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van bestemmingsplannen en het verlenen van omgevingsvergunningen waarbij afgeweken wordt van het bestemmingsplan. Daarnaast regelt de Verordening ruimte de organisatie van het regionaal ruimtelijk overleg waarin afspraken over woningbouw, bedrijventerreinen en kantorenlocaties worden gemaakt. Hierbij wordt getoetst op cultuurhistorie, natuur en landschap, de ontwikkeling van veehouderij en overig agrarisch en stedelijke ontwikkeling. Op de kaartlaag Natuur en Landschap (kaart 3 van verordening) is het projectgebied aangewezen als groenblauwe mantel. Voor de ontwikkeling van veehouderij is het gebied aangewezen als verwevingsgebied. Voor stedelijke ontwikkeling is het gebied aangewezen als regionaal waterbergingsgebied. Dit plan past door de inrichting als waterbergingsgebied binnen deze uitgangspunten. Waterplan 2010-2015 (‘Waar water werkt en leeft’) Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 ‘Waar water werkt en leeft’ heeft een status van Structuurvisie Water onder de Wet ruimtelijke ordening. In het Waterplan is opgenomen dat: ‘de inrichting en het beheer […] zijn gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van gezonde en goed functionerende ecosystemen.’(bron). Dit ontwerp-projectplan voorziet in alle drie de eisen uit het Waterplan. Er wordt circa 10 hectare natuurontwikkeling en 15 hectare waterberging gerealiseerd, waarmee het plan zich richt op het behoud, herstel en ontwikkeling van gezonde en goed functionerende ecosystemen. 6.2.5 Gemeentelijk beleid Bestemmingsplannen Voor wat betreft de gemeente Sint-Michielsgestel zijn de betreffende gronden volgens het geldende bestemmingsplan buitengebied bestemd tot "Agrarisch met waarden - Natuur en Landschapswaarden". In de hierbij behorende bestemmingsomschrijving (artikel 6.1.) is opgenomen dat de als zodanig aangewezen gronden onder andere zijn bestemd voor: - Water en waterhuishoudkundige voorzieningen; - Paden, wegen en parkeervoorzieningen; - Extensief dagrecreatief medegebruik; - Agrarisch natuurbeheer en/of landschapsbeheer. Op basis van deze doeleindenomschrijving kan het projectplan worden uitgevoerd. Bij de eerstvolgende herziening zou dan eventueel een maatwerkoplossing geboden kunnen worden, maar een directe noodzaak hiertoe is gelet op het voorgaande niet aanwezig. De driehoek (met de vistrap, aan de westkant van het kanaal) ligt (na een gemeentegrenscorrectie) in gemeente ’s-Hertogenbosch en daar geldt nog bestemmingsplan Buitengebied van gemeente SintMichielsgestel, met dezelfde aanduidingen. Ook voor het deel van het projectplan geldt dat kan het projectplan kan worden uitgevoerd binnen de huidige bestemming.
6.3
Benodigde vergunningen en meldingen
6.3.1 Waterwet De Waterwet kent drie doelstellingen: a. Voorkoming en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; b. Bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen; en c. Vervulling van de maatschappelijke functies van het watersysteem. 48
Sub a. Voorkoming en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste: Aan het ontwerp van het “dynamisch Beekdal de Hasselt”, zijn eisen gesteld die betrekking hebben op het waterkwantiteitsbeheer, zoals: Het inrichten van 15 ha waterberging (250.000 m3); Het afvangen van toename kwel door aanleg Zuid-Willemsvaart. Sub b. Bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen Europa wil dat de kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater verbetert. Uitgangspunt is dat wateren een ‘goede toestand’ bereiken. Een goede toestand van het oppervlaktewaterlichaam houdt in dat zowel de chemische als de ecologische toestand goed zijn. Ter verbetering van het oppervlaktewater zal 0,7 km EVZ/Beekherstel worden ingericht. Sub c. Vervulling van de maatschappelijke functies van het watersysteem Deze functies hebben betrekking op het recreatief medegebruik en de cultuurhistorie. In het waterbeheerplan 2010-2015 heeft het waterschap beleid opgenomen: Bij het uitvoeren van zijn taken houdt het waterschap rekening met recreatief medegebruik, het beschermen en versterken van archeologische, aardkundige en cultuurhistorische waarden en het vergroten van de belevingswaarde van water. Deze schaart het waterschap onder de noemer recreatief water. Door rekening te houden met deze belangen kunnen ook niet watergerelateerde doelstellingen van onze partners gerealiseerd worden. Hieronder staan enkele voorbeelden hoe wij hier invulling aan geven. Recreatief medegebruik Het waterschap stelt zijn eigendommen langs waterlopen open voor recreatief medegebruik. Bovendien houden wij bij herinrichting van het watersysteem rekening met de recreant door bijvoorbeeld kanogoten aan te leggen in waterlopen met de functie kanovaarwater. Als partijen met goede initiatieven komen, doet het waterschap mee. Sportvisserij Water dat wij in eigendom hebben, wordt verhuurd aan overkoepelende organisaties van hengelsportverenigingen. Het waterschap ziet deze organisaties als belangrijke partners om te komen tot een gezonde visstand. Onderlinge afstemming vindt plaats in de Visstandbeheercommissie Aa en Maas. Cultuurhistorie Bij het uitvoeren van onze taken gaan wij bewust om met de cultuurhistorische waarden. Denk hierbij aan sluizen, gemalen, bruggen en watermolens, maar ook aan dijken, verdedigingswerken, kanalen en weteringen. Door een afgestemd beheer en door een bijdrage te leveren aan het herstel en de ontwikkeling van cultuurhistorisch erfgoed draagt het waterschap bij aan de cultuurhistorische identiteit van het gebied.
Het plangebied wordt veelvoudig gebruikt door recreanten. Met name wandelaars maken zeer frequent van de mogelijkheden die Landgoed De Wamberg op dit vlak te bieden heeft. Fietsers fietsen regelmatig over de Oude Bossche Baan en de Beusingsedijk. De Oude Bossche Baan wordt reeds ongeschikt gemaakt als doorgaande fietsroute van en naar ’s-Hertogenbosch vanwege de aanleg van de Zuid Willemsvaart. Deze doorkruist en onderbreekt de Oude Bossche Baan. Aan de zijde van de Oude Bossche Baan wordt daarnaast in de zandvang veelvoudig gevist door leden van de vissersbond. Tenslotte loopt een van de routes van de kanovereniging door de Aa. In het gedeelte van de Aa dat langs het plangebied wordt daarom regelmatig gekanood. Deze functies blijven na uitvoering van deze fase behouden. 49
Binnen het plangebied zijn nog sporen terug te vinden van de Hollandse Waterlinie van 1629. Deze zal d.m.v. het aanleggen van een nieuwe waterkering langs de Oude Bossche Baan worden geaccentueerd. Conclusie toetsing doelstellingen waterwet De uitvoering van dit plan is gezien voorgaande in overeenstemming met de doelstelling van de waterwet. 6.3.2 Omgevingsvergunning Een omgevingsvergunning is vereist voor de volgende werken: • bouwwerken, geen gebouwen zijn hoger dan 3 m en oppervlakte 20 m2; • aanpassingen aan verhardingen en paden; • aanpassingen aan watergangen; • aanpassingen aan de waterstand; • aanpassingen aan bestaande structuren, natuur- en landschapselementen; en • grondwerken: grondverzet van meer dan 100 m3, dieper dan 60 cm (Agrarisch gebied met natuurwaarden) of 30 cm (Natuurgebied). Op basis van bovenstaande dient bij zowel de gemeente ’s-Hertogenbosch als de gemeente SintMichielsgestel een omgevingsvergunning aangevraagd te worden. 6.3.3 Flora- en fauna wet Tijdens de planvorming is inzichtelijk gemaakt of er (mogelijk) sprake is van beschermde natuurwaarden en negatieve effecten daarop, of er voldoende mogelijkheden zijn om eventuele negatieve effecten te mitigeren of compenseren, en of hiervoor een ontheffing- of vergunningsplicht geldt. Uit een quickscan van 2013 (BEWA, 2013) kwam naar voren dat binnen het gebied, het voorkomen van de soortgroepen vaatplanten, vogels, zoogdieren, vissen, reptielen en amfibieën voldoende onderzocht is en dat een toetsing aan de Flora- en faunawet kon worden uitgevoerd. Conclusies en aanbevelingen voor de (zwaar) beschermde soorten en vogels zijn: - Nader onderzoek naar vaste verblijfplaatsen van vleermuizen in bomen Oude Bossche Baan, Beusingsche Dijk en houtsingel in het plangebied naast het opstellen van een advies met eventuele mitigerende maatregelen. - Bomen Oude Bosche Baan, Beusingsedijk en bomensingel in plangebied controleren op jaarrond beschermde nesten van vogels. - Nader onderzoek Wilde ridderspoor (tabel 2 Ff-wet en Rode Lijst sterk bedreigd) in zuidoosthoek plangebied - Aanvullend onderzoek naar mate/intensiteit van gebruik plangebied door de das, in beeld brengen relatie met omgeving en belang foerageergebied in groter geheel van leefgebied das. Advies over aanvragen ontheffing opstellen. Voor de algemene soorten van tabel 1 (Flora en Faunawet) is algehele vrijstelling van toepassing, Voor de matig beschermde soorten van tabel 2 is vrijstelling mogelijk indien gewerkt wordt op basis van de goedgekeurde gedragscode Flora- en Faunawet van het waterschap en de daaruit ontwikkelde werkprotocollen. In beginsel geldt voor alle soorten de algemene zorgplicht. Nadat bovenstaande punten zijn uitgezocht en beantwoord is duidelijk of een ontheffing nodig is. Daarbij moet sowieso gewerkt worden conform de aanbevelingen en verzachtende maatregelen uit BEWA, 2013.
50
6.3.4 Natuurbeschermingswet 1998 Zoals de soortenbescherming is geregeld in de Flora- en fauna wet, zo is de gebiedsbescherming geregeld in de Natuurbeschermingswet. De Natuurbeschermingswet (1998) regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden. Alleen binnen die gebieden is de wet van toepassing. Het Dynamisch Beekdal fase 6a, is niet aangewezen als Vogelrichtlijn- of Habitatrichtlijngebied waardoor een vergunning niet nodig is. 6.3.5 Monumentenwet Het waterschap heeft rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. De aard van de werkzaamheden zijn zodanig dat de cultuurhistorische waterlinie van 1629 wordt geaccentueerd. Verder wordt het uitvoeren van een archeologisch onderzoek verplicht gesteld bij het aanvragen van een omgevingsvergunning. Uit het archeologisch onderzoek blijkt dat: Het uiterste noorden en oosten van het deelgebied bevindt zich in een zone waar mogelijk sporen van de circumvallatielinie van het beleg van ’s-Hertogenbosch uit 1629 in de ondergrond aanwezig zijn. Indien hier bodemingrepen gaan plaatsvinden dan dient een archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. Het doel van een proefsleuvenonderzoek is het vaststellen van de exacte omvang, gaafheid en conserveringsgraad van de (eventueel aanwezige) vindplaats(en) op basis waarvan de archeologische waarde van het gebied definitief kan worden vastgesteld. Bovendien wordt met een proefsleuf informatie verkregen over het voorkomen van eventuele grondsporen en of funderingsresten die met een booronderzoek zelden zullen worden gevonden/herkend. 6.3.6 Explosievenwet Een explosievenonderzoek wordt verplicht gesteld bij het aanvragen van een ontgrondingsvergunning. Een ontgrondingsvergunning is echter in dit geval niet noodzakelijk. Voor de zekerheid is echter wel een explosieven onderzoek uitgevoerd. Uit het explosievenonderzoek wordt aanbevolen om ter plaatse van graafwerkzaamheden een detectieonderzoek te verrichten naar niet gesprongen explosieven. 6.3.7 Ontgrondingsverordening Gelet op de ontgrondingsverordening 2008 van de provincie Noord-Brabant kan worden gesteld dat geen vergunning is vereist voor de volgende ontgrondingsactiviteit: - Natuurontwikkelingsprojecten; - Plannen die reeds een openbare inspraakprocedure hebben doorlopen. Op grond van de ontgrondingsverordening kan met een ontgrondingsmelding worden volstaan.
6.4
Monitoringsplan
In bijlage 3 zijn specificaties opgenomen over de wijze waarop monitoring plaats zal vinden. Voor zowel een aantal ecologische doelen als voor het gedrag van het watersysteem is opgenomen hoe en met welke frequentie gemeten zal worden. Afhankelijk van de meetresultaten zal geëvalueerd worden en bekeken worden of aanpassingen van beheer en onderhoud noodzakelijk is.
51
DEEL 3: RECHTSBESCHERMING
52
7 Rechtsbescherming Het ontwerp projectplan ligt ter inzage op het waterschapshuis, Pettelaarpark 70 in ’sHertogenbosch. Het plan ligt ook ter inzage op het districtskantoor in Loosbroek, Dorpsstraat 18, Loosbroek en het gemeentehuis van de gemeente Sint-Michielsgestel, Meanderplein 1, Sint/Michielsgestel, en het stadskantoor ’s-Hertogenbosch, Wolvenhoek 1 te ‘s-Hertogenbosch. Het Plan is tevens online in te zien, via www.aaenmaas.nl Zienswijze Als een ontwerp-projectplan is vastgesteld, wordt dit bekend gemaakt. Het plan ligt gedurende zes weken ter inzage. Voordat het waterschap een definitieve beslissing neemt, kunnen belanghebbenden en ingezetenen gedurende deze periode hun zienswijze op dit ontwerpprojectplan kenbaar maken. Dat kan schriftelijk of mondeling. Een reactie moet vóór afloop van de termijn bij het waterschap zijn ingediend. In beginsel kunnen uitsluitend degenen die tijdig een zienswijze hebben ingediend, tegen het definitief vastgestelde plan beroep instellen. Beroep en hoger beroep Als het projectplan is vastgesteld, wordt dit bekend gemaakt. Het plan ligt gedurende zes weken ter inzage. Gedurende zes weken vanaf de dag na die waarop het besluit ter inzage is gelegd kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank. Belanghebbenden die tijdig een zienswijze hebben ingediend en belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijzen te hebben ingediend, kunnen beroep indienen bij de rechtbank. Voor het indienen van een beroepschrift is griffierecht verschuldigd. Tegen de uitspraak van de rechtbank kan vervolgens hoger beroep worden ingediend bij de Raad van State. Crisis- en herstelwet Op de vaststelling van een projectplan is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat de belanghebbenden in het beroepschrift moeten aangeven welke beroepsgronden zij aanvoeren tegen het besluit. Na afloop van de termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Belanghebbenden wordt verzocht in het beroepschrift te vermelden dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is. Verzoek om voorlopige voorziening Het projectplan treedt na vaststelling in werking, ook al wordt er een beroepschrift ingediend. Dit betekent dat de maatregelen opgenomen in het projectplan kunnen worden uitgevoerd. Om dit te voorkomen kunnen belanghebbenden gelijktijdig of na het indienen van een beroepschrift een zogenaamd “verzoek voor het treffen van een voorlopige voorziening” worden gevraagd bij de Voorzieningenrechter van de rechtbank. Ook in dat geval is griffierecht verschuldigd.
53
Bijlagen
54
Bijlagen Bijlage 1: Beheer en onderhoudsplan Bijlage 2: Inhoudelijke informatie keringen Bijlage 3: Tabel monitoringsplan Bijlage 4: Kaartmateriaal
55
Bijlage 1: Beheer en onderhoudsplan
56
BEHEER EN ONDERHOUDSRICHTLIJN
DYNAMISCH BEEKDAL ‘DE HASSELT’ Inleiding In het najaar van 2014 is het dynamisch beekdal ‘De Hasselt’ gerealiseerd. Het doel van deze Beheer en onderhoudsrichtlijn (BOR) is om invulling te geven aan de doelstellingen van Waterschap Aa en Maas, de Provincie Noord-Brabant en het projectplan Dynamisch beekdal ‘De Hasselt’. In deze BOR beschrijven we de (natuur)elementen binnen het beekdal van de Aa “De Hasselt” en het beheer en onderhoud dat toegepast gaat worden. Ingezet wordt op extensief beheer en zo weinig mogelijk ingrijpen. Om tegemoet te komen aan de (natuur)doelstellingen en de gewenste ontwikkelingen in het beekdal worden maaimethoden en perioden waarmee schade aan dieren en planten (zo veel mogelijk) worden voorkomen beschreven. Periode: De richtlijn is bedoeld voor onbepaalde periode. Jaarlijks vindt een evaluatie plaats van het toegepaste beheer en onderhoud. Waar nodig worden activiteiten aangepast of juist gestart dan wel gestopt. Eigendom en beheer Waterloop:
De Aa
Gemeente:
Sint Michielsgestel en ’s-Hertogenbosch
Eigendom:
Watergang Waterschap Aa en Maas, aanliggende gronden deels Aa en Maas en deels Landgoed de Wamberg
Beheerder(s):
Waterschap Aa en Maas en Landgoed de Wamberg
Stroomgebied:
De Aa
Uitvoerder onderhoud:
District Beneden Aa
Betrokken ecoloog:
Mirja Kits (plaatsvervangend M. Boute, BEWA)
Kenmerken gebied Ligging en begrenzing: zie kaart bijlage 1 Type waterloop: Langzaam stromende benedenloop van een laaglandbeek. In onderstaande illustratie zijn de verschillende aspecten in het gebied puntsgewijs weergegeven. De Rosmalense Aa wordt bij de Beusingsedijk aangesloten via een inlaatwerk op de Aa (1), loopt parallel aan de Aa naar het noorden (2) en stroomt vanaf de sifon evenwijdig aan de Zuid-Willemsvaart (4). Ter hoogte van de sifons is een bypass (3), waardoor het teveel aan water terugstroomt naar de Aa en daarmee de visoptrek via de StadsAa mogelijk. Voor de voeding van de Rosmalense Aa is een aantal maatregelen nodig, die ervoor zorgen dat bij lage afvoeren het Aa-water helemaal of grotendeels door de nevenbeek stroomt. Bij hoge afvoeren moet het water via de bestaande (te 57
handhaven) Aa, omdat de capaciteit van de nevenbeek onvoldoende is (5). De verdeling van de afvoeren en de waterpeilen worden geregeld met de drie regelbare kleppen van de sifons (6).
4 3
2 6 5
1
De afvoer vanuit de Aa naar de nevenbeek varieert met de afvoer van de Aa, maar is maximaal 2,5 m3/s. De Rosmalense Aa krijgt een afvoer van maximaal 0,8 m3/s. en de rest gaat terug naar de Aa en stroomt door de sifon naar de StadsAa. Het verschil in peil tussen het inlaatpunt van de Rosmalense Aa (in het LCP vastgelegd op 3 m+ NAP) en de StadsAa (2,20 m+ NAP) wordt overbrugd met een vispassage (uitgevoerd als bekkenvispassage) benedenstrooms van de sifon. Om dit voor elkaar te krijgen zijn de volgende constructies aangelegd: - Een inlaatwerk bij de aantakking van de nevenbeek op de Aa ter hoogte van de Beusingsedijk. Dit inlaatwerk bestaat uit een (afsluitbare) duiker en een vaste drempel, die ervoor zorgt dat een waterstroom ontstaat, die voldoet aan de hiervoor genoemde doelstellingen van de nevenbeek. De regulering van de waterhoeveelheid is mogelijk door een goede afstemming van de peilen bij dit inlaatpunt en het peil bij de sifon. - De aanleg van een vaste drempel net vóór de voor visoptrek aangepaste sifonkoker. Deze drempel zorgt samen met de stuwkleppen van de overige sifonkokers voor een variërende aanvoer naar de nevenbeek van max. 2,5 m3/s. - Terugvoer water uit de Rosmalense Aa. Ter hoogte van de sifons, stroomt 0,6 à 0,8 m3/s via de Rosmalense Aa naar het noorden. Het overige water wordt via een bypass en een afsluitbare duiker teruggevoerd naar de Aa. Deze duiker dient ook voor inlaat van het waterbergingsgebied. - Vistrap benedenstrooms van de sifon van de Aa. De vistrap is nodig om vismigratie te garanderen tussen de StadsAa (2,20 m+ NAP) en de nevenbeek (3,00 m+ NAP). De vistrap wordt uitgevoerd als bekkentrap met 10 bekkens (8 cm peilverschil per bekken). Waterberging Het waterschap zet het plangebied in als waterbergingsgebied als de veiligheid van het stedelijke gebied van ’s-Hertogenbosch in het geding is. Overlast ontstaat in ’s-Hertogenbosch bij een peil hoger dan 4,90 m+ NAP. Inzet van het plangebied wordt dan overwogen in samenhang met de inzet van andere waterbergingsgebieden (Bossche Broek, HOWABO en andere delen van het Dynamisch Beekdal). In het plangebied kan 250.000 m3 water worden geborgen bij een peil van 5,50 m+ NAP. 58
Voor het inzetten van de waterberging is onder andere een kade langs de Bossche Baan nodig. De kade heeft een hoogte van 6,10 m+ NAP. Ter plaatse van de kruising met de Rosmalense Aa is een afsluitbare duiker nodig die kan worden dichtgezet op het moment dat de waterberging moet worden ingezet. Kwel Zuid-Willemsvaart De Zuid-Willemsvaart heeft tussen sluis Schijndel en sluis Hintham een peil van 4,70 m+ NAP. Dit hoge peil veroorzaakt een sterke kwel in de directe omgeving van het kanaal. Als geen maatregelen worden genomen, zullen de grondwaterstanden met 0,05 tot 0,5 m stijgen. Dit levert vooral voor het landgoed De Wamberg problemen op voor de (deels monumentale) bomen. Deze zijn niet bestand tegen hogere grondwaterstanden. Om die reden een kwelsloot langs de Oude Bossche baan gelegd.
Natuurwaarden Het benedenstroomse deel van de Aa en directe omgeving is in ecologisch opzicht matig tot slecht ontwikkeld. De beek kent een geringe stroming en weinig stromingsvariatie. Dit in combinatie met het ontbreken van variatie in oever -en bodemstructuren maakt de huidige Aa tot een waterloop met weinig (beschermde) beeksoorten. Waterplanten die voorkomen zijn onder andere de gele plomp, pijlkruid, de grote egelskop en gewoon sterrenkroos. In de parallelsloot is daarnaast glanzig fonteinkruid sterk aanwezig. Dit zijn soorten die kenmerkend zijn voor matig tot voedselrijk en stilstaand tot zeer langzaam stromend water. De vissengemeenschap bevat vooral algemene soorten. Kenmerkende beekvissen als de beekprik, de serpeling en de kopvoorn ontbreken nagenoeg. De riviergrondel, winde, bermpje en kleine modderkruiper komen sporadisch voor. Over de aanwezigheid van macrofauna zijn voor dit deel van de Aa geen gegevens beschikbaar. Het gebied is zeer in trek bij vogels door de openheid, in combinatie met de aanwezigheid van houtlanen, verspreid liggende bomen/bosschages, Landgoed de Wamberg en open water in de buurt. Enkele opvallende waarnemingen in het vogelbestand zijn de blauwe kiekendief, gele kwikstaart, grote barmsijs, grote zilverreiger, ijsvogel, kraanvogel, wespendief, wielewaal, witgatje, wulp en zwartkop. Door het ontbreken van goed ontwikkeld moeras, natte oevers en plas-dras situaties leven er nagenoeg geen moerasvogels in het gebied. In de bosschage aan de noordzijde van de Oude Bossche Baan is een dassenburcht gevestigd. Tevens is, ter compensatie voor de aanleg van het kanaal, op enkele honderden meters afstand in Landgoed de Wamberg een kunstburcht aangelegd die nu bewoond wordt door een dassenfamilie. Het aangrenzende Landgoed de Wamberg vormt het leefgebied van de das. De das is een zwaar beschermde soort (Tabel 3) en wordt in het gebied rond het landgoed als een normaal verschijnsel beschouwd. Zo is er sprake van diverse burchten. De das gebruikt het plangebied tussen de Oude Bossche Baan, Beusingse Dijk, de Aa en zandvang/dijk als foerageergebied. Of de randzone van het plangebied langs de Beusingse Dijk en Oude Bossche Baan door de das als migratieroute wordt gebruikt is niet duidelijk. De randzone biedt mogelijkheden met structuren als bomenlanen, met hier en daar struweel met opgaande begroeiing. Vooralsnog lijkt deze zone echter onvoldoende beschutting en omvang te bieden voor dassen aangezien dit zeer schuwe zoogdieren zijn. Op Landgoed de Wamberg zijn zeker zes soorten vleermuizen actief, namelijk de gewone dwergvleermuis, de gewone of grijze grootoorvleermuis, de laatvlieger, de rosse vleermuis, de ruige dwergvleermuis en de watervleermuis. Deze vleermuizen gebruiken de Aa niet als jachtgebied, maar 59
richten zich hoofdzakelijk op het kleinschalige gebied van de Wamberg. De bomenlanen langs de Oude Bossche Baan bieden potentiële verblijfplaatsen voor vleermuizen. De huidige zandvang wordt gebruikt als viswater en is wat flora en fauna betreft weinig ontwikkeld. Het bevat geen interessante soorten met uitzondering van diverse watervogels. Daaronder bevinden zich onder andere de winter- en zomertaling, dodaars, futen en aalscholvers. Soorten Het onderhoud wordt primair afgestemd op tabel 2 en tabel 3 soorten van de flora en faunawet.
Aandachtspunten Gedragscode Flora- en faunawet
Maaiwerkzaamheden voor 15 juli worden voorgelopen om wild te verjagen en nesten te behouden;
Indien de waterbodem gemaaid wordt met maaikorf dan maaisel nalopen en (beschermde) vissen terugzetten (aan de hand van de natuurwaarde kaart);
Bomen langs de beek waar mogelijk laten ontwikkelen;
Omgevallen bomen incl. kluit (over de beek) laten liggen (evt. na broedseizoen verwijderen indien er ongewenste stuwingen optreden);
Waar mogelijk stapels vormen van afgezet hout en droog maaisel;
Bestaande stapels/hopen niet verstoren;
Zonnige taluds vrijhouden van maaisel.
Indien in het veld beschermde soorten worden aangetroffen dan wordt dit gemeld bij de verantwoordelijke ecoloog (zie contactpersonen onder 2). Dit geldt ook in gevallen dat er per ongeluk een dier of plant uit tabel 2 of 3 sneuvelt. Doelstellingen Doelstellingen volgens waterbeheerplan:
functie beekherstel natuur
vismigratie
waterberging
Ecologische verbindingszone.
60
Streefbeeld Functie waternatuur: Beek met natuurlijke processen en een natuurlijk peilregime. Het streefbeeld van het gehele plangebied bestaat uit gevarieerde natte en droge ecotopen. Specifiek: Beek met natuurlijke processen en een natuurlijk peilregime met daarnaast een ecologische verbindingszone. De structuur is gevarieerd en bestaat uit opgaande begroeiing, natte zones met moerasvegetatie, struiken, ruigte en korte vegetatie. De afwisseling maakt het gebied aantrekkelijk voor een aantal selectieve diersoorten, maar is ook bedoeld voor algemene natuurwaarden. Verhoogd peil, randvoorwaarden voor grond- en oppervlaktewater: geen wateroverlast in agrarisch gebied Extensief recreatief medegebruik moet mogelijk zijn Watergang dient geheel passeerbaar te zijn voor vissen De opbouw van de zone bestaat uit: Watergangen zuurstofrijk, matig voedselrijk water; doorlopende watervoerende structuur, gevarieerde micromilieus door variatie in stroming (micromeandering bewerkstelligen door ecologisch maaibeheer in combinatie met dood hout over/in de waterloop). Doelsoorten: riviergrondel, bermpje en vissoorten die migreren over kortere afstanden; stroomminnende macrofauna Onderhoudspad en talud droge grazige vegetatie of zandpad. Doelsoorten: amfibieën en reptielen Moerassige oeverzone moerassige oeverzone met gevarieerde begroeiing van o.a. zeggenvegetatie en rietruigte Doelsoorten: vissen en amfibieën Houtsingels Houtige beplanting in stroken van 5-10m breed Doelsoorten: das, vleermuizen, struweelvogels, hazelworm, amfibieën, diverse insecten Aangekoppelde poelen/kwelsloten Kwelsloten met flauwe taluds, structuurrijke watervegetatie. De kwelsloot doet dienst als voortplantingswater en leefgebied voor met name amfibieën. Daarnaast aantrekkelijk voor libellen en dagvlinders. Doelsoorten: vissen (paaiplaatsen), libellen, dagvlinders 61
Vochtig hooiland Vochtig hooiland komt voor op natte veen- en kleibodems. Het zijn bloemrijke graslanden, vaak geel van ratelaar, gewone rolklaver, moerasrolklaver, geel walstro, scherpe boterbloem, kruipende boterbloem of dotterbloem. In vochtig hooiland komen overgangen naar grote zeggenvegetaties en ruigten met moerasspirea voor. Lokaal staat wilgenstruweel. Deze elementen zijn van belang voor dagvlinders en/of struweelvogels. Doelsoorten: kemphaan, watersnip, zomertaling, paapje, donker pimpernelblauwtje, rode vuurvlinder, moerasprinkhaan, zompsprinkhaan, harlekijn, weidekervel, wilde kievitsbloem, brede orchis, waterkruiskruid, zwartblauwe rapunzel, bosbies en adderwortel. Vistrap Zie uitgebreide beschrijving in “Handreiking vispassages in Noord-Brabant”. Pagina 80 en verder. Onderhoudsmaatregelen en materiaal Onderhoudsmaatregelen Watergangen De Aa wordt in dit deel van het dynamisch beekdal twee keer per jaar met de bodem gemaaid. Dit geldt ook voor het deel benedenstrooms van de sifon. De taluds van de Aa worden vanaf de kade gemaaid en dit gebeurt eens per jaar in combinatie met de kades. De bypass en de Rosmalense Aa worden hooguit (bij sterke vernatting en/of dichtgroei) 1 keer per jaar bij voorkeur ecologisch gemaaid met rijdend materieel vanaf een onderhoudspad. Hierbij worden pleksgewijs water- en oevervegetatie gespaard waardoor de stroming “verstrooid” wordt en er meer variatie ontstaat. Moerassige zone Eerste jaren de moeraszone langs de Rosmalensche Aa en bypass spontaan laten ontwikkelen. Houtige opslag met aanvullende maatregelen beperken door handmatig te verwijderen of aanvullend handmatig te maaien. Tot 30% houtige opslag aan de zuidzijde direct langs de beek is wenselijk. Elk jaar de ontwikkeling evalueren met ecoloog en bezien of maaien en afvoeren (1 augustus - 1 oktober) nodig is waarbij ongeveer eenderde van de vegetatie blijft staan voor overwintering fauna (jaarlijks wisselende locatie). Onderhoud vindt plaats met de kraan voorzien van rupsbanden (geen rekening gehouden met onderhoudspaden). Aangekoppelde poelen (kwelsloten in plangebied) Kwelsloot alleen schonen (half aug. - half okt.) als de vegetatie meer dan 50% van het open water in beslag neemt. Belangrijk bij het onderhoud van de kwelsloot is dat altijd een gedeelte achterblijft (ca. 10%), zodat met het slib en de vegetatie niet alle fauna afgevoerd wordt. Jaarlijks overmaat houtopslag verwijderen. Kwelsloot aan de zuidzijde open houden. Dood hout in aangrenzend bos of houtsingel niet afvoeren. 62
Extensief landbouwperceel Minimaal één keer per jaar maaien en het maaisel afvoeren (hooien). Twee maaibeurten per jaar (voorjaar/ najaar) volstaan. Aanvullend beweiden (alleen) in de periode van 1 augustus t/m 30 december. Kades De kades zijn stabiel goed om te berijden tijdens calamiteiten. Buitentalud wordt twee keer per jaar gemaaid en niet korter dan 7 cm. Jaarlijks wordt de onderbegroeiing en opschot van de taluds en de kruin verwijderd en wordt een schouw uitgevoerd op de bedekking van de grasmat en eventuele holen van dieren. Als er bomen op de kering komen dat zal tweejaarlijks een Visual Tree assesment (VTA) moeten worden uitgevoerd. Dit is echter niet in het ontwerp opgenomen. De kades mogen eventueel begraasd worden met schapen, maar niet met jongvee en koeien/paarden. Dus een afrastering onder in de teen is nodig wanneer de overige terreinen worden begraasd. Bij zeer weinig koeien zal dit mogelijk nog toegestaan kunnen worden en kan de afrastering verder op de kade geplaatst worden. Vochtig hooiland Vochtig hooiland wordt jaarlijks gehooid waarbij het maaisel wordt afgevoerd. Vistrap De vispassage wordt elk jaar gecontroleerd (februari) en waar nodig opgeschoond. Ook langs de vispassage dient een onderhoudspad te worden aangelegd en eens per jaar te worden gemaaid. Extra aandacht gaat uit naar groei en haarden van Grote waternavel! Aanwezige planten volledig handmatig verwijderen. Zie ook Handreiking vispassages Noord-Brabant. Overig beheer Overige beheer- en onderhoudszaken: Exoten In de Aa komt Grote waternavel voor. Plaatselijk kan dit dusdanige overlast opleveren dat extra maaiwerk noodzakelijk is. Deze werkzaamheden worden conform de gedragscode flora- en faunawet uitgevoerd. Andere mogelijk voorkomende exoten: Reuzenbalsemien: handmatig verwijderen voor bloei en zaadzetting in juli/augustus (verspreiding van plantendelen voorkómen). Japanse duizendknoop: niet machinaal maaien, eventueel zeer secuur met een handmaaier en maaisel afvoeren. Klein opstanden kunnen bestreden worden door ze uit te graven en af te voeren. Grotere opstanden kunnen beheerst worden met de inzet van schapen.
63
Overzichtstabel Tabel: overzicht maatregelen zoals weergegeven in kaart bijlage 1. Traject
Lengte/opp. periode
Methode
materieel
Kosten
817 m
juli en september
Maaien
Maaiboot
€1.797,40
992 m
Maximaal 1/ jaar
Ecologisch maaien/afvoeren
Midi maaikorf
€912,64
0,5 ha
september/oktober Ontwikkelingsbeheer: september / oktober
Maaien/afvoeren gemiddeld 50 m breed 50% sparen
Midi maaikorf
Maaien en afvoeren € 5.020,(=1255 x €4,-)
instandhoudingsbeheer: extensieve begrazing
Begrazing
A. De Aa Waterbodem
2,46 ha B. Rosmalense Aa
C. Drassige en natte natuurzone langs de Rosmalense Aa: Moerassige zone
6,88 ha 1255 m
€ 3150,(=7*450) Runderen D. Houtsingel
1,86 ha
Winter
Hakhoutbeheer/vormsnoei
Divers
€ 300,-
Maaien/ afvoeren evt maaisel op hopen
Midi maaikorf
€ 1.237,exl afvoeren
twee maaibeurten (voorjaar/ najaar). Aanvullend beweiden
Cyclomaaier +Runderen
?
Taludtractor mobiele kraan met maaikorf
€2.521
Eens in de 10 jaar E.
F.
Aangekoppelde poelen (kwelsloten)
1360 m
Extensief landbouwperceel
9,03 Ha 936 M
September / oktober > 70% begroeid + opslag zuidoever voorjaar en najaar maaien beweiden na 1 augustus
G. Kades Binnentalud 2017m
juli en september
Maaien
2017m
juli en september
Maaien of begrazen
Buitentalud
=(2017 x 1,25) Anders kosten begrazing
64
Traject
Lengte/opp. periode
Onderbegroeiing
H. Vochtig hooiland
3.0 ha 412 m
Methode
jaarlijks schouwen
Controle door district + opmaken gaten
Najaar, 1 keer per jaar
Maaien en afvoeren
materieel
Kosten
€ 600,-
Talud/Cyclomaaier
€ 3.600,(=9*400)
I.
Moerassige zone
1,69 Ha 423 m
Spontane ontwikkeling, jaarlijks evalueren
Ad hoc ingrijpen
Rups midi maaikorf
€ 900,-
J.
Vistrap
236 m
september / oktober
Vegetatie verwijderen
Vrachtauto met sorteerknijper
8 x €70 € 560 excl. afvoeren
Totale kosten
€ 13.800 – 17.500,-
(range)
Bijlage 1: Kaart
65
Bijlage 2: Inhoudelijke informatie waterkeringen
66
INHOUDELIJKE INFORMATIE WATERKERINGEN
DYNAMISCH BEEKDAL ‘DE HASSELT’ In de toekomstige situatie zal het plangebied gemiddeld eens in de 100 jaar worden ingezet als waterberging. Er komt een inlaat constructie in de zuid-oostelijke hoek van het plangebied. De waterberging vindt plaats in het gearceerde gebied in onderstaande afbeelding. Rondom het gebied liggen kades. Deze zijn in te delen in 4 tracés. 1. De huidige kade langs de Aa, zuidkant waterberging. 2. Het huidige grondlichaam van de Beusingsedijk zal als waterkering gaan fungeren, oostkant waterberging 3. Een kade langs de nieuwe zuidwillemsvaart, westkant waterberging. 4. Een nieuw aan te leggen kade aan de noordzijde van de waterberging.
Figuur 1: Overzichtskaart met traces kades rondom waterberging. De kade langs de zuidwillemsvaart krijgt een regionale status en wordt buiten dit project gerealiseerd bij de aanleg van het kanaal. De overige traces krijgen de status overige kering, deze zijn niet aangewezen door de provincie en vallen niet onder de waterwet of de provinciale verordening water. De overschrijdingsnorm van de overige kades is 1/100 en de ontwerpuitgangspunten zijn gebaseerd op de vigerende leidraden.
67
Voor de kade langs de Aa en het grondlichaam van de Beusingsedijk moet getoetst worden of deze aan de norm met bijbehorende waterstand voldoen. De kade aan de noordzijde van de waterberging zal moeten worden aangelegd. Grondonderzoek Om de huidige kade langs de Aa, het grondlichaam van de Beusingsedijk te kunnen toetsen en de nieuw aan te leggen kade aan de noordzijde te kunnen ontwerpen is het aan te bevelen grondonderzoek te verrichten. De verwachting is dat zowel de bestaande kades en de ondergrond als de grond die in het gebied vrijkomt voor de aanleg van de kade aan de noordzijde uit zandig materiaal bestaat. -
geotechnische eigenschappen grondlagen en materiaal kade(cohesie, hoek inwendige wrijving, soortelijk gewicht)
Toetsing bestaande kades Beusingsedijk De Beusingsedijk zal in de toekomstige situatie gaan fungeren als waterkering. Om deze functie te kunnen vervullen dient het grondlichaam hoog en stabiel genoeg te zijn als deze wordt belast door de waterstand behorende bij de t = 100 situatie. Hoogte De hoogte van de waterkering moet voldoen aan tenminste 5,8 m+ NAP over een breedte van 3 m. Uit de aangeleverde dwarsprofielen (gebaseerd op AHN2 (Actueel hoogte bestand Nederland) blijkt dat het grondlichaam van de Beusingsedijk over de hele lengte voldoet aan de vereiste hoogte. Stabiliteit Om te beoordelen of de Beusingsedijk voldoende stabiliteit biedt tijdens de inzet van het waterbergingsgebied is op basis van een zogenaamd geometrische toets beoordeeld wordt of het aanwezige grondlichaam voldoet. Het idee achter de geometrische toets is dat op basis van conservatieve uitgangspunten de minimaal benodigde afmetingen van de kade worden bepaald, dit is het zogenaamde normprofiel. Het normprofiel is opgebouwd uit een kruinhoogte en breedte, taludhelling en in geval piping een kritieke vervallijn. Belangrijk uitgangspunt is dat bekend moet zijn waaruit de kade en de ondergrond is opgebouwd. Op basis van gebiedskennis en nabij gelegen afgraving van de nieuw aan te leggen Zuid Willemsvaart wordt aangenomen dat de kade en de ondergrond uit zandig materiaal bestaan. Dit is tevens een conservatieve aanname. Uitgangspunten normprofiel Hoogte 5,8 m+ NAP 68
Breedte kruin: 3m Talud binnenwaarts: helling 1:5; bij zandig materiaal is bij een talud van 1:5 zowel de macro- als microstabiliteit gegarandeerd. Talud buitenwaarts (zijde waterberging): helling 1:3 Hoogte maaiveld binnenzijde: 3,5 m+ NAP Opbouw kade: zand Opbouw ondergrond: zand Aanname is dat de (gras) bekleding op het buitentalud voldoet. Toetsing hiervan valt buiten deze beschouwing. De kans op piping is gezien de zandige kade op een zandige ondergrond verwaarloosbaar. Deze aanname dient met grondonderzoek gestaafd te worden. Wanneer het normprofiel wordt geprojecteerd op het aanwezige grondlichaam van de Beusingsedijk voldoet het aanwezige grondlichaam (ruim) aan het normprofiel en voldoet hierdoor als waterkering voor het waterbergingsgebied. Kades langs de Aa (vraag is of deze binnen scope project vallen maar afgesproken om in ieder geval zo goed mogelijk in beeld te brengen of deze voldoen aan de T = 100 waterstand). Voor de kades langs de Aa is eveneens beschouwd of deze voldoende sterkte hebben om de waterstand behorende bij een t = 100 situatie te kunnen keren. Op basis van een normprofielmethode zoals bepaald voor de Beusingsedijk voldoen de kades niet. Dit wil niet zeggen dat ze ook daadwerkelijk niet voldoen maar dat via een gedetailleerde toetsing tot een oordeel dient te worden gekomen. Door middel van een gedetailleerde toets, conform de ‘Leidraad toetsen op veiligheid regionale waterkeringen’, Stowa 2007 en het bijbehorende addendum uit 2009, is de stabiliteit van de kades berekend en getoetst aan een vereiste veiligheidsfactor. De volgende faalmechanismen zijn beschouwd: -
-
Buitenwaartse stabiliteit, situatie val na hoogwater, in deze situatie is de buitenwaterstand gedaald na een hoogwater en het grondlichaam van de kade nog grotendeels verzadigd. Deze situatie wordt als maatgevend beschouwd voor de stabiliteit buitenwaarts. Binnenwaartse stabiliteit, de situatie tijdens hoogwater voor de linker Aa kade en voor de rechter Aa kade de situatie vlak voordat het bergingsgebied wordt ingezet. Hoogte, op basis van AHN2 gegevens is de hoogte van de kruin van de kades bepaald.
Vereiste veiligheidsfactor De minimaal vereiste veiligheid, weergegeven in een veiligheidsfactor is opgebouwd uit een schadefactor, een modelfactor en een schematiseringsfactor. Deze veiligheidsfactor geldt voor de faalmechanismen macrostabiliteit binnen- en buitenwaarts. (STBI en STBU).
yn Schadefactor (yn); 69
yd Modelfactor (yd); yb Schematiseringsfactor (yb).
Schadefactor (yn) De schadefactor voor keringen met een normfrequentie van 1/100 per jaar bedraagt 0,90. Modelfactor (yd) Bij diverse rekenmethoden dient voor de modelonzekerheid een modelfactor gehanteerd te worden, voor het gebruikte model Bishop is deze 1,0. Schematiseringsfactor (yb) Conform de Leidraad wordt deze standaard op 1,2 gesteld. De minimaal benodigde veiligheidsfactor is de vermenigvuldiging van bovenstaande factoren. ys = yn · yd · yb De veiligheidsfactor (ys) wordt hiermee 1,08. Grondopbouw en grondparameters Belangrijk uitgangspunt bij de berekeningen is dat zowel de kades als de ondergrond uit zandig materiaal bestaan. Dit dient geverifieerd te worden middels grondonderzoek. De versimpelde bodemopbouw waar in de stabiliteitsberekeningen van is uitgegaan is vastgepakt zand vanaf een diepte van NAP 0m. Daarboven matig vastgepakt zand, omdat hier sprake kan zijn geweest van grondroering in het verleden, in ieder geval zijn de kades aangelegd en zijn de eerste meters benden maaiveld mogelijk ooit vergraven of bewerkt. De grondparameters zijn overgenomen uit de toetsing welke is uitgevoerd in 2012 (Grontmij 2012) voor de nabijgelegen regionale keringen. Hiervoor is een proevenverzameling opgesteld op basis van uitgevoerd grondonderzoek en laboratorium proeven. Bodemlaag
Diepte
Cohesie
γn/ γdr
φrek
Matig vast zand
Maaiveld tot
0
18/20
24
0
18/20
27
NAP 0m Vast zand
< NAP 0m
γn nat volumiek gewicht γdr droog volumiek gewicht φrek rekenwaarde waarde hoek van interne wrijving
Door middel van de methode Bishop zijn met het programma D-Geo Stability van Deltares macrostabiliteitsberekeningen uitgevoerd. In bijlage A De resultaten. 70
Toelichting stabiliteit buitenwaarts Uit de berekeningen blijkt dat de buitenwaartse macrostabiliteit beneden de vereiste veiligheidsfactor komt wanneer het verschil tussen het freatisch vlak in de kade en de buitenwaterstand meer dan 1 meter wordt. Als uit wordt gegaan van een kade bestaand uit zandig materiaal en een buitenwater stand die gereguleerd daalt kan worden voorkomen dat het buitentalud afschuift. Wanneer het buitenwater toch snel daalt, bijvoorbeeld door het falen van een nabijgelegen kade kunnen macrostabiliteitsproblemen ontstaan aan het buitentalud. Er is pas een daadwerkelijk probleem als er zich kort opeenvolgend een volgende hoogwatergolf voordoet. Door het afgeschoven buitentalud zal de kade niet voldoende sterk zijn en kan deze alsnog doorbreken. Voor de kade aan de noordzijde van de Aa fungeren de kades van de waterberging als achtervang. De kades aan de zuidzijde hebben geen achtergang en zal bij bezwijken het achtergelegen land onderlopen. Toelichting stabiliteit binnenwaarts Aa kade noordzijde Aa Gegeven de eerder genoemde uitgangspunten zou de kade (net) niet voldoen aan de vereiste stabiliteitseis. Optimalisatie kan gezocht worden door grondonderzoek waaruit wellicht gunstigere grondparameters kunnen worden toegekend dan in de berekeningen zijn gebruikt. Met name de hoek van inwendige wrijving van 24 graden kan als conservatief worden beschouwd. Tevens is er een indicatieve ontwerpberekening uitgevoerd waaruit blijkt dat door het aanbrengen van een berm aan de binnenzijde met een hoogte van ca. 80 cm voldoende stabiliteit kan worden verkregen. In geval van falen van de waterkering langs de noordzijde van de Aa fungeren de kades van de waterberging als achtervang. Aa kade zuidzijde Aa Deze kades voldoen (net) aan de vereiste veiligheidsfactor. Aanbevolen wordt om een nadere analyse te doen op basis van grondonderzoek. Hoogte De kruinhoogte van de kades langs de Aa liggen boven de 5,8 m+ NAP en voldoen hiermee aan de vereiste hoogte. Piping Kans op voorkomen piping is afhankelijk van bodemopbouw, hiervoor moet een oppervlakkige deklaag aanwezig zijn, de verwachting is dat deze niet aanwezig op de locatie. Grondonderzoek zal dit moeten uitwijzen.
71
Microstabiliteit (niet uitvoerig beschouwd) Kan spelen bij zandig dijklichaam door sterke waterstroming door het dijklichaam. Verwachting is dat dit mee zal in de kades langs de Aa, door zandige ondergrond en zandige kering zal er voldoende drainerende werking zijn, aan beide zijden is teensloot aan binnenzijde aanwezig om de freatische lijn in kadelichaam te verlagen. Bekleding Op de kades is sprake van een grasbekleding. Voor de toetsing hiervan ontbreekt het aan voldoende gegevens. 3. Ontwerp principe profiel kade noordzijde Te beschouwen onderdelen: -
Overloop/overslag Macrostabiliteit binnenwaarts Macrostabiliteit buitenwaarts Microstabiliteit Opbarsten/piping Bekleding
3.1 Overloop/overslag De benodigde kruinhoogte wordt opgebouwd uit onderstaande aspecten.
Ontwerpwaterstand: MHW + verwachte waterstandsverhoging komende 50 jaar MHW gekoppeld aan 1/100 is 4,9 m+ NAP. Toeslag voor planperiode va 50 jaar is 0,5 meter (gebruikelijk voor regionale keringen) dit is inclusief hydraulische toeslagen en robuustheid voor toekomstig mogelijk hogere waterstand.
72
Kruinhoogtemarge Hierboven op zou dan nog een kruinhoogtemarge van 0,3 meter moeten worden gezet om de kering begaanbaar te houden (bijv. bij calamiteit) tijdens hoogwater. Klink en zetting Klink/zetting ondergrond waarschijnlijk verwaarloosbaar (moet grondonderzoek uitwijzen), mogelijk dat aan te leggen kering in orde grootte van 0,1 m zakt. Bij zetting van 0,1 meter komt de aanleghoogte uit op 5,9 m+ NAP. De aangrenzende (regionale) keringen worden aangelegd op 6,1 m+NAP, ook de bestaande kade langs de Aa en de Beusingsdijk hebben tenminste deze hoogte. het geheel kan als 1 watersysteem gezien worden hierom is het aan te bevelen om de nieuwe kade op deze hoogte aan te leggen. 3.2 Macrostabiliteit binnen- en buitentaluds Veiligheidsfactor (Fmin) = 1,08 gebaseerd op norm 1/100 In praktijk zal dit bij zandig materiaal taluds van circa 1:3 opleveren. Dit is afhankelijk van het type zand en dan specifiek de hoek van inwendige wrijving, deze wordt mede bepaald door de korrelgrote en vorm. Met ‘afgerond’ zand (eolisch, dekzand) moeten wellicht flauwere binnentaluds worden aangehouden richting 1:4. Wanneer gegevens uit het grondonderzoek beschikbar zijn kan een definitief ontwerp worden gemaakt met D-geostability berekening. 3.3 Microstabiliteit Kan spelen bij zandig dijklichaam door sterke waterstroming door het dijklichaam. Verwachting is dat dit mee zal vallen op locatie kade Wamberg, door zandige ondergrond en zandige kering zal er voldoende drainerende werking zijn, anders mogelijk teensloot aan binnenzijde aanleggen om freatische lijn in kadelichaam te verlagen. 3.4 Piping Afhankelijk van bodemopbouw, hiervoor moet een oppervlakkige deklaag aanwezig zijn, de verwachting is dat deze niet aanwezig op de locatie. Grondonderzoek zal dit moeten uitwijzen. 3.5 Bekleding De eisen voor kruin en binnentalud zijn beperkt of kunnen zelfs los worden gelaten als de aanleghoogte zoals eerder genoemd wordt aangehouden. Er kan dan, gegeven de norm met bijbehorende waterstand, geen sprake zijn van overloop of overslag en erosiebestendigheid van de bekleding op de kruin of het binnentalud is dan niet relevant. Voor het buitentalud is een goede bekleding essentieel, met name als gekozen wordt voor een zanddijk. Het zandige materiaal i.c.m. zuid ligging buitentalud biedt omstandigheden waardoor grasmat makkelijk verdroogt en hierdoor na de zomer niet voldoende hersteld. Oplossing kan zijn het aanbrengen van een deklaag van circa 0,5 meter erosiebestendige klei (klasse 2) eventueel met een 73
teelaarde laag zodat zich een diep gewortelde gesloten grasmat kan ontwikkelen. Opgemerkt moet worden er onder dagelijkse omstandigheden geen water tegen de kade aanstaat en bij maatgevend hoogwater de stroomsnelheid laag zal zijn.
Figuur: principe ontwerp basisprofiel zandkade
5. Beheer en onderhoud In het ontwerp van de nieuwe kades dient rekening gehouden te worden met het beheer en onderhoud. De taluds van circa 1 op 3 zijn machinaal te maaien en met een kruin van tenminste 3 meter breedte is de kade ook tijdens hoogwater toegankelijk voor een personenwagen of een kleine vrachtwagen. Waterkerende kunstwerken in de kades. Afmeting kwelschermen is afgestemd met Peter Bongers Op drie locaties komen er constructies (inlaat en doorvoerconstructies) door de kades. Ervan uitgaande dat de kunstwerken zo worden ontworpen dat deze stabiel zijn en niet gaan opdrijven moeten er naast deze aspecten voorzieningen worden getroffen om onder en achterloopsheid tegen te gaan. Door het aanbrengen van een harde constructie in een zandkade op een zandige ondergrond wordt piping geïntroduceerd. Wanneer piping optreedt zal er door een voortschrijdend proces zand onder of naast de constructie in een kwelstroom worden meegevoerd waardoor het kunstwerk en hiermee de waterkering instabiel kan worden en uiteindelijk bezwijken. Om dit proces tegen te gaan worden doorgaans kwelschermen aangebracht om onder- en achterloopsheid tegen te gaan. De precieze dimensionering is afhankelijk van ontwerp van deze kunstwerken. Bij een verval tussen binnen en buitenwaterstand van circa 2 meter en een doorvoerkoker van 20 meter (inlaatconstructie) moet volgens de vigerende leidraden (rapport zandmeevoerende wellen, TAW) een kwelweg van tenminste 36 meter worden gehaald om voldoende weerstand te kunnen bieden tegen piping. Onderloopsheid: bij inlaat (koker van ca. 2,0 m bij 1,5 m van 20 m lengte) Kom je met Laneberekening uit op een kwelscherm van 4 m lengte onder de koker. Achterloopsheid: berekening volgens Bligh kom je uit op een kwelschermbreedte van 8 m. 74
Bijlage A:-Geo Stability berekeningen Aa-kades
Lagen
2. Zand matig vast 1. Zand vast
rechter kade
Toetsing A kades dynamisch beekdal STBU (Bishop), val na hoogwater verschil tot 1m
Delft GeoSystems
Kritische Cirkel Bishop
Fax
Tel
P1
1
2
datum
-
A4
form.
ctr.
KJL
get.
D-Geo Stability 10.1 : Aa-kade_R_ValnaHw.sti
123.789 6/25/2013
Bijl.
Lagen
2. Zand matig vast
1. Zand vast
Toetsing Aa kades dynamisch beekdal STBI (Bishop)
Delft GeoSystems
Kritische Cirkel Bishop linker kade
Tel Fax
Straal : 14.18 [m] Veiligheidsfactor : 1.08
1 Bijl.
-
6/25/2013
datum
A4
form.
ctr.
KJL
get.
D-Geo Stability 10.1 : Aa-kade_L_STBI.sti
Xm : 41.76 [m] Ym : 15.78 [m]
Straal : 18.67 [m] Veiligheidsfactor : 1.12 Xm : 82.08 [m] Ym : 19.53 [m]
P1
2
75
Lagen
2. Zand matig vast 1. Zand vast
linker kade
Toetsing A kades dynamisch beekdal STBU (Bishop), val na hoogwater verschil tot 1m
Delft GeoSystems
Kritische Cirkel Bishop
Fax
Tel
P1
datum
-
6/25/2013
Bijl.
get.
ctr.
KJL
A4
form.
Lagen
2. Zand matig vast 1. Zand vast
Toetsing Aa kades dynamisch beekdal STBI (Bishop)
Delft GeoSystems
Kritische Cirkel Bishop rechter kade
Fax
Tel
123.789 A4
form.
ctr.
KJL
get.
D-Geo Stability 10.1 : Aa-kade_R_STBI.sti datum
-
6/25/2013
Bijl.
Lagen
3. Zand matig vast
2. Zand matig vast
1. Zand vast
Toetsing Aa kades dynamisch beekdal STBI (Bishop)
Delft GeoSystems
Kritische Cirkel Bishop rechter kade met steunberm
Tel
Fax
123.789
Straal : 18.41 [m] Veiligheidsfactor : 1.22
Bijl.
-
6/25/2013
datum
A4
form.
ctr.
KJL
get.
D-Geo Stability 10.1 : Aa-kade_R_STBI.sti
Xm : 104.95 [m] Ym : 19.27 [m]
P1 P1
Straal : 10.27 [m] Veiligheidsfactor : 1.07 Xm : 99.39 [m] Ym : 12.60 [m]
P1 P1
123.789 Straal : 14.46 [m] Veiligheidsfactor : 1.13 Xm : 59.41 [m] Ym : 16.05 [m] D-Geo Stability 10.1 : Aa-kade_L_ValnaHw.sti
1
2
2
3
76
Bijlage 3: Tabel monitoringsplan
77
MONITORINGSPLAN Onderwerp Locatie
Code
Methode
Diepte+StroomAssendelft snelheid
Start
frequentie uitvoering
nvt
ADCP + dGPS
Heeswijk
nvt
ADCP + dGPS
Middelrode
nvt
ADCP + dGPS
Runkampen
nvt
ADCP + dGPS
Substraat
hele beek
nvt
te ontwikkelen
Grondwater-
29 freatische buizen
Waterschap
standen
2 buizen
Provincie
Oppervlakte-
stuw Heeswijk
OWS1
Automatisch
bestaand
Permanent
Waterschap
waterstand
Leijgraaf
OWS2
Automatisch
bestaand
Permanent
Waterschap
Permanent
Waterschap
jaarlijks + 5x na piekafvoer jaarlijks + 5x na inrichting na piekafvoer jaarlijks + 5x na inrichting na piekafvoer jaarlijks + 5x na inrichting na piekafvoer jaarlijks aug2013 okt na inrichting
Waterschap Waterschap Waterschap Waterschap Extern
Runkampen
OWS3
Automatisch
bestaand, vervangen
Runweg
OWS4
Automatisch
nieuw
Permanent
Waterschap
m. Middelrode
OWS6
Automatisch
nieuw
Permanent
Waterschap
m. Assendelft
OWS7
Automatisch
nieuw
Permanent
Waterschap
m. Heeswijk
OWS8
Automatisch
nieuw
Permanent
Waterschap
Oppervlakte-
oDe_AA_680
oDe_AA_680
Standaard FC
bestaand
maandelijks
(Aquon)
waterchemie
oDe_AA_750
oDe_AA_750
Standaard FC
bestaand
maandelijks
Aquon
KRW-
huidige loop
De_Aa_750
KRW
bestaand
1x / 3 jaar
Aquon
macrofyten &
Assendelft
De_Aa_004
KRW
bestaand
jaarlijks
Aquon
macrofauna
Middelrode
De_Aa_001
KRW
na inrichting 1x / 3 jaar
Aquon
Heeswijk
De_Aa_000
KRW
na inrichting 1x / 3 jaar
Aquon
na inrichting 1x / 3 jaar
Aquon
Runkampen
De_Aa_???
KRW
KRWFytobenthos
huidige loop
De_Aa_750
KRW
KRW-Vis
hele beek
nvt
Habitats
heringerichte delen
nvt
Libellen
vaste trajecten
zie bijlage 12
Dagvlinders
meander Heeswijk, Assendelft en Middelrode
nvt
Amfibieën
m. Heeswijk
totaal 3 poelen
Overige soortgroepen
hele beekdal
nvt
bestaand
1x / 3jaar
Aquon
KRW
bestaand
1x / 6jaar
(Extern)
Aangepaste SBB-methode Landelijk meetnet-protocol
>2 jaar na inrichting >2 jaar na inrichting
1x / 3jaar
Extern
1x / 3jaar
Extern
Landelijk meetnet-protocol
>2 jaar na inrichting
1x / 3jaar
Landelijk meetnet-protocol losse waarnemingen
>2 jaar na inrichting
1x / 3jaar
Extern
nvt
Extern
nvt
Extern
78
Bijlage 4: Kaartmateriaal 1. Dijkprofielen kade Beusingsedijk 2. Principeprofielen 3. Ontwerptekening
79