Ontwerp-Projectplan Molenhoek, Middelrode en Seldensate Dynamisch Beekdal, fase 3 en 4 's-Hertogenbosch, 18 februari 2015
1
2
Inhoudsopgave LEESWIJZER.............................................................................................................................................. 5 Deel I AANLEG VAN HET DYNAMISCH BEEKDAL: DEELTRAJECTEN MOLENHOEK, MIDDELRODE EN SELDENSATE ....................................................................................................................................... 6 1.
AANLEIDING EN DOEL...................................................................................................................... 6
2.
LIGGING EN BEGRENZING PLANGEBIED .......................................................................................... 7
3.
HUIDIGE SITUATIE............................................................................................................................ 8
4.
BESCHRIJVING VAN DE WATERSTAATSWERKEN EN OVERIGE WERKZAAMHEDEN ...................... 11 4.1
Herinrichting Molenhoek .............................................................................................. 13
4.2
Herinrichting Middelrode .............................................................................................. 17
4.3
Herinrichting Seldensate ............................................................................................... 21
5.
BESCHIKBAARHEID GRONDEN ....................................................................................................... 26
6.
EFFECTEN VAN HET PLAN .............................................................................................................. 27
7.
WIJZE WAAROP HET WERK ZAL WORDEN UITGEVOERD .............................................................. 28
8.
BESCHRIJVING VAN DE TE TREFFEN VOORZIENINGEN VOOR NADELIGE GEVOLGEN .................. 29
9.
10.
8.1
Beperken nadelige gevolgen van het plan .................................................................... 29
8.2
Beperken nadelige gevolgen van de uitvoering ............................................................ 29
8.3
Financieel nadeel ........................................................................................................... 30
LEGGER, BEHEER EN ONDERHOUD ............................................................................................... 31 9.1
Legger ............................................................................................................................ 31
9.2
Beheer en onderhoud ................................................................................................... 31
SAMENWERKING ....................................................................................................................... 33 DEEL II
1.
VERANTWOORDING ...................................................................................................... 34
VERANTWOORDING OP BASIS VAN WET- EN REGELGEVING........................................................ 34 1.1 Verantwoording en waar nodig beperking overstromingen, wateroverlast en waterschaarste .............................................................................................................................. 34 1.2 Bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen .............................................................................................................................. 34
2.
1.3
Vervuiling van de maatschappelijke functies van het systeem ..................................... 35
1.4
Overige regelgeving ....................................................................................................... 35
VERANTWOORDING OP BASIS VAN BELEID .................................................................................. 36 2.1
Toets beleid waterschap ............................................................................................... 36
2.2 Toets overig beleid .......................................................................................................................... 36 2.2
Planologische inpassing ................................................................................................. 37
3.
VERANTWOORDING VAN DE KEUZES IN HET PROJECT ................................................................. 38
4.
BENODIGDE VERGUNNINGEN EN MELDINGEN ............................................................................. 38 DEEL III
RECHTSBESCHERMING .................................................................................................. 41
DEEL IV
BIJLAGEN ................................................................................................................... 42
3
Bijlage 1:
Ecologisch streefbeeld van de Aa ...................................................................................... 43
Bijlage 2: Beschrijving van de ontstaansgeschiedenis, de cultuurhistorie en de archeologische waarden van en in het landschap ......................................................................................................... 45 Bijlage 3:
Hydrologisch achtergronddocument................................................................................. 49
Bijlage 4:
Achtergronddocument waterkeringen.............................................................................. 73
Bijlage 5:
Landschapsbeeld totaal ..................................................................................................... 75
Bijlage 6:
Kaartmateriaal Molenhoek ............................................................................................... 76
Bijlage 7:
Kaartmateriaal Middelrode ............................................................................................... 77
Bijlage 8:
Kaartmateriaal Seldensate ................................................................................................ 78
Bijlage 9:
Protocol waterberging ....................................................................................................... 79
Bijlage 10:
Beheer- en onderhoudsrichtlijn .................................................................................... 80
Bijlage 11:
VO Vispassage Leijgraaf ................................................................................................. 91
4
LEESWIJZER Het projectplan voor de deeltrajecten Molenhoek, Middelrode en Seldensate, fase 3 en 4 van het Dynamisch Beekdal, bestaat uit vier delen. Deel I beschrijft de huidige situatie, wat het waterschap gaat doen en de wijze van uitvoering van het werk. Deel II geeft een toelichting op waarom dit werk wordt uitgevoerd. Dit deel is, met andere woorden, de onderbouwing van het plan. Deel III geeft informatie over de rechtsbescherming en de procedures, en deel IV bevat de bijlagen. Hierin zijn kaartmateriaal, rapporten en onderzoeken die voor het plan van belang zijn, opgenomen.
5
Deel I
AANLEG VAN HET DYNAMISCH BEEKDAL: DEELTRAJECTEN MOLENHOEK, MIDDELRODE EN SELDENSATE
1. AANLEIDING EN DOEL In het Waterbeheerplan (WBP) 2010-2015 van waterschap Aa en Maas zijn de beleidsopgaven voor de komende jaren vastgelegd. Klimaat en maatschappij veranderen momenteel snel. Om ook in de toekomst op een prettige manier te kunnen wonen, werken en recreëren, moet de komende jaren veel aan het watersysteem gebeuren. Nieuwe doelstellingen zijn geïntroduceerd als gevolg van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en de Kader Richtlijn Water (KRW). Samen met het Rijk, de provincie Noord-Brabant en de gemeenten in het beheersgebied van het waterschap is bepaald welke maatregelen het waterschap moet uitvoeren om de gemeenschappelijke ambities waar te maken. In het kader van bovengenoemd beleid wil het waterschap het watersysteem zo ontwikkelen en beheren dat een gezond en veerkrachtig watersysteem ontstaat, dat ruimte biedt aan een duurzaam gebruik voor mens, dier en plant in het gebied. Met de aanleg van het Dynamisch Beekdal wordt wateroverlast in ´s-Hertogenbosch voorkomen en verbeteren de (verloren gegane) natuurwaarden (goede ecologisch toestand) van het oppervlaktewater. Hierbij is de veiligheid gewaarborgd en is er ook oog voor economische aspecten. Het beekdal van de Aa tussen Veghel en ’s-Hertogenbosch moet natuurlijker gaan functioneren. In het streefbeeld voor de Aa is de beek een langzaam stromende benedenloop van een laaglandbeek. De beek slingert binnen een brede natuurstrook, bestaande uit (riet)moeras, kruidenrijke graslanden, ruigtes en bosjes afgewisseld met oude meanders en poelen. De beek die in het verleden recht is getrokken (gekanaliseerd) met het oog op een snellere afvoer van water, geven we nu haar ‘speelse en vrije loop’ weer terug. In en langs de beek vinden spontane natuurlijke processen plaats, waarbij het stromende water zorgt voor sedimentatie en erosie. Binnenbochten slibben aan tot flauwe oevers. Buitenbochten schuren uit en er blijven steile en holle oevers over. De beekbodem zelf is rijk aan stroomkuilen en zandbedjes. Dit is belangrijk voor o.a. de volgende typisch beeknatuur, zoals winde en kopvoorn, moerasvogels, dotterbloem, kamsalamander, waterspitsmuis, bever en ijsvogel. Voor meer informatie over het streefbeeld van de Aa: zie bijlage 1. Met de herinrichting wordt ook een bijdrage geleverd aan de bescherming van ’s-Hertogenbosch en de omliggende dorpen tegen wateroverlast. Hierbij wordt waarbij rekening gehouden met de klimaatontwikkeling. De overstromingsvlakten zorgen voor een verlaging van de afvoerpieken, waardoor de afvoer naar ’s-Hertogenbosch gelijkmatiger wordt. Daarnaast worden enkele gebieden ingericht voor gestuurde waterberging. Deze gestuurde berging heeft als voordeel, dat landbouwgronden minder vaak inunderen en dat het water kan worden geborgen op het meest geschikte moment. Hierdoor wordt de berging effectiever. De recreatie en de bestaande cultuurhistorische en archeologische waardevolle elementen worden afgestemd op de nieuwe inrichting van het gebied. Extensieve (watergebonden) recreatie, zoals kanovaart, struinen door het dal en wandelen over de kaden wordt ingepast. Waardevolle cultuurhistorische elementen worden geaccentueerd, zoals het landgoed Seldensate en de oude laanstructuur aan de Aa bij het landgoed.
6
2. LIGGING EN BEGRENZING PLANGEBIED In figuur 1 is het totale projectgebied voor het Dynamisch Beekdal weergegeven. De fasen 1, 2 en 6a (Meander Assendelft, meander kasteel Heeswijk en De Hasselt) zijn uitgevoerd. Op dit moment wordt uitvoering voor de fasen 5 en 6b (Hersend en Aaveld) voorbereid. Deze vindt naar verwachting plaats in de periode 2015 – 2016. Dit projectplan betreft de fasen 3 en 4 (Molenhoek, Middelrode en Seldensate). Fase 3 (Molenhoek en Middelrode) grenst aan de in 2008 gerealiseerde fase 1, Assendelft. De gebieden Molenhoek, Middelrode en Seldensate liggen allen in de gemeente Sint-Michielsgestel.
6a
b
Figuur 1: Afbeelding verschillende fasen in het Dynamisch Beekdal, met blauw omcirkeld het projectgebied
7
3. HUIDIGE SITUATIE Landschap en ondergrond Het plangebied varieert sterk in hoogte. De Aa ligt in een breed, ondiep dal, dat veel breder is dan de huidige afvoer doet vermoeden. Deze laagtes waren vroeger overstromingsvlakten, waar nu nog restanten van de meanderende Aa te vinden zijn. Vanaf de jaren ’30 van de 20e eeuw zijn meerdere kanalisaties van de Aa uitgevoerd. Hierdoor is het landschap sterk veranderd. Buiten het beekdal liggen hoge akkers, die zijn opgehoogd met een mengsel van zand, plaggen en mest. De bodem bestaat voor het grootste deel uit beekeerdgronden. Dit zijn zandgronden met een zwarte, bovengrond waarin veel verteerde plantenresten aanwezig zijn. In natte delen zijn de plantenresten minder goed verteerd en is de bovengrond venig. De hooggelegen akkers bestaan uit zand met een hoog gehalte aan geheel verteerd organisch materiaal. Watersysteem De belangrijkste waterlopen in het plangebied zijn de Leijgraaf en de Aa. De Aa ontspringt in Limburg en stroomt via Helmond en Veghel naar ’s-Hertogenbosch, waar hij uitmondt in de Dieze en vervolgens in de Maas. Bij de kanalisatie van de jaren ‘30 zijn meanders afgesneden en kaden aangelegd om het buiten de oevers treden van de Aa te voorkomen. Daarmee werd de Aa een afwateringskanaal met een doorvoerfunctie voor het water van het bovenstroomse gebied. De Leijgraaf is een gekanaliseerde waterloop, die zorgt voor de water aan- en afvoer van het gebied rondom Uden en Boekel. Binnen het plangebied sluit de meander van de Aa bij Kasteel Heeswijk doormiddel van een duiker aan op de Leijgraaf. Ook is de bermsloot voor de aanvoer van water aangesloten op de Leijgraaf.
Figuur 2: Luchtfoto met landmarks en waterpeilen
Parallel aan Leijgraaf en Aa liggen bermsloten, die zorgen voor de wateraanvoer en -afvoer van het landbouwgebied. Deze waterlopen bepalen de grondwaterstand. Bij de Gouverneursweg wordt water vanuit de Leijgraaf op de bermsloten ingelaten. Net voor de kruising van de Aa met de Zuid8
Willemsvaart wordt het teveel aan water uit de bermsloten op de Aa gepompt. Het verval van de beek de Aa is over het traject van 2.300 meter binnen het plangebied is 40 cm. De bodemhoogte bij de samenkomst van de Aa en de Leijgraaf bij Molenhoek is 3,50 m+ NAP en bij Hersend 3,10 m+ NAP. Dit is een kenmerkend verhang voor een laaglandbeek. Ecologie Het benedenstroomse deel van de Aa en het beekdal zijn in ecologisch opzicht matig tot slecht ontwikkeld. Door het kanaliseren van de beek in de jaren ‘30 zijn veel natuurwaarden die typisch zijn voor beekdalen, verloren gegaan. Door de kanalisatie is de gemiddelde stroomsnelheid van het water (en daarmee de beschikbare zuurstof voor vissen en andere waterdieren) en de natuurlijkheid van oevers en waterbodem sterk achteruit gegaan. Voldoende zuurstof in het water, rijk begroeide oevers en natuurlijke processen als oevererosie, zandbankvorming zijn essentieel als leefgebied voor typische beekdieren als kopvoorn en kokerjuffers. De oeverzone van de beek is smal en steil en daardoor slecht ontwikkeld. De belangrijkste plantensoorten in de oever zijn rietgras en kleine egelskop. Het aantal soorten is laag. De waterzone is plaatselijk beter ontwikkeld, met veel ondergedoken waterplanten zoals sterrekroos en doorgroeid fonteinkruid. Wel domineert Grof hoornblad, indicatief voor voedselrijk water dat vaak wordt gemaaid. De visstand van de Aa bestaat vooral uit algemene soorten als baars en blankvoorn. Kenmerkende beekvissen als serpeling en kopvoorn ontbreken. Riviergrondel, winde en bermpje komen mondjesmaat voor. De kleine modderkruiper is een beschermde vissoort die in de Aa voorkomt. Macrofauna-onderzoek (kleine waterdieren) in de Aa nabij Seldensate laat zien dat er vooral algemene soorten voorkomen (typerend voor stilstaand water). Gewenste stroming minnende soorten komen nauwelijks voor. In het plangebied liggen drie afgesloten meanders (meander Seldensate, meander Middelrode en restant meander Assendelft). Deze hebben zich ontwikkeld tot een systeem met stilstaand water, rijke oevervegetaties en struweel. De bestaande natuurwaarden zijn gering (in de zin van beschermde of zeldzame soorten), maar landschappelijk zijn de meanders van grote waarde. De percelen grenzend aan de meanders betreffen overwegend natte agrarisch weilanden. De vegetatie langs de meanders en langs de perceelsgrenzen van de aangelegen weilanden betreft broekbos, oude knotwilgen, rietkragen, oud bos (o.a. landgoed Seldensate) en enkele solitaire bomen (wilg en populier). In het plangebied is de aanwezigheid van de beschermde das en waterspitsmuis bekend. Hoewel hier niet aangetroffen kan er vanuit gegaan worden dat kleine modderkruiper in de Aa en de meanders voorkomt. Daarnaast is bekend dat de ijsvogel waarschijnlijk broedt in meander Middelrode. Met de aanwezigheid van deze soorten wordt bij de maatregelen rekening gehouden. Voor waterspitmuis is een ontheffing nodig. In de uitgevoerde quickscan natuurwetgeving is ook geconstateerd dat de oude meanders mogelijk leefgebied zijn voor grote modderkruiper. Daarnaast kunnen de bomen die gekapt moeten worden mogelijk leefgebied voor boombewonende vleermuizen zijn. Dit wordt de komende maanden nog nader onderzocht zodat daar tijdens de uitvoering rekening mee kan worden gehouden. Grondgebruik De grond in het beekdal is vooral in gebruik voor productieve landbouw. De meeste voorkomende gewassen zijn gras en mais. Langs de Assendelftseweg is een boomkwekerij aanwezig. Er wordt voornamelijk gras geteeld, en er vindt weinig tot geen beweiding plaats. De twee oude meanders (Middelrode en Seldensate) zijn min of meer geïsoleerde wateren, ze staan niet in contact met de Aa maar zijn wel eenzijdig aangetakt aan het bermslotensysteem.
9
Recreatie De Aa maakt onderdeel uit van een regionale kanovaarroute. Er is een in- en uitstapplek voor kano’s, waar ook kano’s opgehaald en gebracht worden. Er zijn visrechten verhuurd. Door het gebied lopen enkele ommetjes, en er wordt door omwonenden gewandeld over de kades. Bij Molenhoek ligt een vervallen brug over de Aa die in het verleden werd gebruikt om de Aa over te steken, maar nu niet meer begaanbaar is. Er lopen geen fietsroutes door het gebied, wel kruisen enkele routes de Aa via bruggen. Landgoed Seldensate is een belangrijk uitloopgebied voor de inwoners van Middelrode. Het fietsknooppuntennetwerk kruist het Aadal bij het Gewatsepad en er gaat een ATB-route over de kade langs de Aa. In bijlage 2 is een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis, de cultuurhistorie en de archeologische waarden van het beekdal van de Aa aanwezig.
10
4. BESCHRIJVING VAN DE WATERSTAATSWERKEN EN OVERIGE WERKZAAMHEDEN De huidige situatie van het beekdal van de Aa voldoet niet aan de huidige eisen op het gebied van waterafvoer en ecologie. Het nieuwe beekdal moet zorgen voor voldoende afvoer van water voor het aangrenzend landgebruik (landbouw), waterberging ter bescherming van ’s-Hertogenbosch en de aangrenzende dorpen en goede randvoorwaarden voor een natuurlijker beeksysteem. De keuze voor het type maatregelen wordt onder andere bepaald door de eisen en randvoorwaarden die voortkomen uit de waterafvoer, ecologie en landbouw. Dimensionering en ligging van de watergangen, het huidig gebruik, aanwezige landschapselementen, beschikbaarheid van gronden en hydrologische eisen bepalen het ontwerp en ligging van de nieuwe Aa. In tabel 1 is een samenvatting gegeven van de uit te voeren maatregelen per onderdeel. De onderdelen zijn gecategoriseerd per beleidsdoel. Daarbij moet wel worden gezegd dat een maatregel bij een bepaald beleidsdoel ook een gunstig effect kan hebben op (een) ander(e) beleidsdoel(en). In totaal wordt: 60.000 m³ waterberging aangelegd; 2,5 km beekherstel in de vorm van (laagland)beek; 2,5 km ecologische verbindingszone (EVZ) aangelegd; 3,4 km watergebonden recreatieroute aangelegd; 15 hectaren landbouwgebied voorzien van nieuwe afwatering. De beschreven maatregelen voor waterhuishoudkundige herinrichting gelden als wijzigingen van het oppervlaktewaterlichaam. In bijlage 4 is een overzichtskaart opgenomen met de te nemen maatregelen. Deze maatregelen worden in de paragrafen 4.1, 4.2 en 4.3 verder uitgewerkt en per beleidsdoel behandeld. Nr.
Beleid
Doel
1
KRW, PWP, WBP
2
KRW, PWP, WBP
3 4
KRW, PWP, WBP KRW, PWP, WBP
5
PWP, WBP
EVZ – Verbeteren ecologische waardes
6
PWP, WBP
EVZ – migratie van flora en fauna
7
Nota Recreatie
8
WBP
Recreatie – Realisatie recreatiemogelijkheden Landschap aanpassen aan nieuwe functie
9
Waterberging – Realiseren gestuurde waterberging (t=100) Beekherstel – Creëren natuurlijke fluctuatie in waterstanden en stroomsnelheden Beekherstel – Wateroverlast voorkomen Beekherstel – Ruimte voor waterplanten en spontane oeverontwikkeling
WBP, Beheerplan Maatregelen voor beheer en onderhoud Watergangen, Beheerplan Dynamisch Beekdal Tabel 1: Overzicht maatregelen per beleidsdoel
Maatregel(en) Aanleg kades, aanleg inlaatvoorziening Aanbrengen nieuw beekprofiel met klein slingerend zomerbed en breed winterbed, verwijderen stuw Aanleg en verplaatsen van kades Breed, flauw oplopend winterbed, extensief beheer, toestaan van erosie- en sedimentatieprocessen Aanleg plasdraszones, extensief beheer (natuurbegrazing of hooilandbeheer) Aanleg van diverse ecologische landschapselementen (poelen, planten struweel) en opheffen ecologische barrières Aanleggen van voorzieningen voor kano-, fiets- en wandelrecreatie. Dempen niet meer te gebruiken delen van de Aa, aanleggen detailafwatering en aanpassing structuur sloten, verwijderen bestaande brug en fietspad en aanleggen nieuwe brug en fietspad, verwijderen in- en uitstapplaats kanoën inrichten van het beekdal voor begrazingsbeheer, rasters en eventueel wildrooster
Bovenstaande opsomming van te realiseren doelen en te nemen maatregelen gelden voor het gehele projectgebied. In de volgende paragraven wordt per deeltraject (Molenhoek, Middelrode en Seldensate) ingegaan op de te nemen maatregelen. Tevens wordt per maatregel aangegeven of het hier gaat om een waterstaatswerk in de zin van de Waterwet of niet. 11
Hieronder is het principe-ontwerp van Dynamisch Beekdal uitgelegd t.o.v. de huidige situatie. De Aa krijgt een klein zomerbed en een breed winterbed voor piekafvoeren. Het winterbed wordt deels afgegraven, daar gaan de jaarlijkse piekafvoeren doorheen. Bij grotere pieken zal een groter deel van het terrein meestromen. Hoe het ontwerp er precies uit ziet is afhankelijk van de locatie. Zo worden het meest benedenstroomse deel bij Seldensate, meander Middelrode grotendeels volgens principeontwerp gemaakt. Waar de beek door de oude meander gaat lopen wijkt het ontwerp iets af. Idem bij het bovenstroomse deel van Molenhoek (tracé Leijgraaf), daar wordt het profiel smaller in verband met de beperkte ruimte waarover het waterschap beschikking heeft.
Figuur 3: Dwarsdoorsnede principeprofielen; boven de huidige situatie, onder de toekomstige situatie
12
4.1
Herinrichting Molenhoek
Figuur 4 geeft het inrichtingsbeeld weer van de toekomstige situatie. Deze figuur is tevens als bijlage 6.1 opgenomen. In onderstaande tekst wordt in grote lijnen uiteengezet welke maatregelen er genomen worden, waarna de maatregelen in een aantal tabellen beschreven zijn.
Figuur 4: Inrichtingsbeeld Molenhoek
In de Leijgraaf, net ten zuiden van de Gouverneursweg, staat stuw 211A. Deze is nu niet vispasseerbaar. Door de aanleg van een vispassage in de kade van de Leijgraaf wordt dit knelpunt opgelost, en kunnen stromingsminnende vissen vanaf de Aa naar de Leijgraaf. Voor een technische beschrijving van de vispassage, zie bijlage 11. Over de Leijgraaf, ter hoogte van het oude Molenhuis op landgoed Molenhoek, ligt een vervallen wandelbrug. Deze wandelbrug werd in het verleden veelvuldig gebruikt voor wandelingen van de kern van Middelrode naar het kasteel. Er wordt een nieuwe wandelbrug aangelegd om deze verbinding weer in ere te herstellen. De kade aan de westzijde van de huidige Aa wordt verplaatst om ruimte te maken voor een ecologische inpassing van het beekdal. Aan de rand van de ecologische zone wordt een nieuwe kade gelegd. In de bijlagen is een notitie opgenomen over de dimensionering van de nieuw aan te leggen kades (zie ook bijlage 5). Middels een bemaling en het optimaliseren van enkele sloten wordt de waterhuishouding van de agrarische gronden in het gebied Molenhoek geoptimaliseerd. De agrarische gronden in het gebied worden ingezet voor gestuurde waterberging. Hiervoor dienen de opstallen van de aanwezige boerderij middels een ophoging te worden beschermd. Er wordt een inlaatconstructie aan de zuidzijde van het bergingsgebied gemaakt om het water bij een zogenaamde 13
t=100 situatie gecontroleerd in te laten. Zie ook bijlage 3 voor een detailbeschrijving van deze maatregelen. Zowel de Leijgraaf als de Aa krijgen een meer slingerende loop. Met de beschikbare ruimte is de beek optimaal ingepast om de ecologische doelen te halen. Voor de Aa wordt een beekprofiel gegraven van 70 à 80 m breed maar kan het winterbed 200 tot 400 m breed zijn door overstroming van de naastliggende gronden. De Leijgraaf ligt tussen kades en heeft een breedte van 35 m. Bij de aantakking van meander Assendelft (2008) is een deel van de rechte Aa blijven liggen. De nog aanwezige puinbeschoeiing wordt verwijderd om natuurlijke oever ontwikkeling te stimuleren. De zuidelijke kade krijgt een meer ecologisch profiel door het noordelijk deel deels een talud van 1:6 te geven. ZO kan deze kade ook meegenomen worden in de begrazing De “oude Aa”, de Aa die vanaf stuw 201B rechtdoor loopt, moet als hoogwaterafvoer in stand blijven. Om er voor te zorgen dat de gronden rondom kasteel Heeswijk niet verdrogen, wordt het peil van deze loop op een vast, hoger peil gehouden. Daarvoor wordt een drempel op de water bodem net bovenstrooms de instroom van de Leijgraaf aangelegd om er voor te zorgen dat er een minimaal peil in de Aa blijft. Het gebied tussen de N279 en de huidige Aa wordt aangesloten op het al gerealiseerde Assendelft. Hiervoor wordt de kade weggehaald die nu nog de scheiding vormt tussen Assendelft en de naastgelegen landbouwpercelen. Hier wordt een nieuwe poel gegraven. De gronden die aan de noordzijde van meander Assendelft liggen, maken onderdeel uit van landgoed de Rietwiel. In de toekomst zal het beekdal van de Aa landschappelijk één onderdeel gaan vormen met het landgoed. Hiertoe wordt de kade aan de noordzijde van de Aa weggehaald en wordt een nieuwe kade aangelegd op grond van landgoed de Rietwiel. De brug over de Aa wordt voor faunapasseerbaar gemaakt met behulp van een faunapassage. Mogelijk kan dit via aanpassing van de duiker van de bermsloot, en anders wordt er een looprichel onder brug aangebracht. Naast de wandelpaden over de kades, biedt ook de ecologische zone wandelmogelijkheden. Hier worden geen recreatieve voorzieningen voor getroffen, maar kan vrij door het gebied gewandeld worden. Intensieve recreatie, zoals fietsen en mountainbiken, is in de ecologische zone niet toegestaan. Dit gaat niet samen met de ontwikkeling van gewenste natuurwaarden. In de tabellen 2 tot en met 6 wordt ingegaan op de te nemen maatregelen die noodzakelijk zijn om de doelstellingen voor Molenhoek te realiseren. In de tabellen wordt verwezen naar de maatregelenkaarten, die als bijlage 6.2 zijn opgenomen in dit rapport. Per tabel is een aparte maatregelenkaart opgenomen.
14
Doel
MOLENHOEK: WATERBERGING EN WATERKERING Maatregelen
Waterberging - Realiseren gestuurde waterberging Waterberging - Realiseren gestuurde waterberging Waterberging - Realiseren gestuurde waterberging
- Aanleggen inlaatwerk in de kade van de Aa (technische tekening opgenomen als bijlage 7) - Aanleggen duiker onder weg Molenhoek als verbinding tussen twee bergingsgebieden - Aanleggen nieuwe kades (talud min. 1:3) ten behoeve van waterberging met een hoogte van 6,7 meter NAP. (zie bijlage 4 voor ontwerpeisen kades) - Aanbrengen verhoging in landschap rondom bebouwing ter bescherming agrarische opstallen tegen hoogwater situaties - Erfpachtconstructie voor waterkering
Waterberging - Realiseren gestuurde waterberging
Waterberging - Realiseren gestuurde waterberging Tabel 2: Maatregelen Waterberging en Waterkering
MOLENHOEK: BEEKHERSTEL Maatregelen
Doel Beekherstel – Creëren natuurlijke fluctuatie in waterstanden en stroomsnelheden Beekherstel – Ruimte voor waterplanten en spontane oeverontwikkeling
Beekherstel - Creëren natuurlijkere waterloop en voorkomen wateroverlast Tabel 3: Maatregelen Beekherstel
Doel
Ja Ja
Ja
Nee
Waterstaatswerk Ja
- Realiseren klein zomerbed met overstromingsvlakte (winterbed) met variatie in oevers en waterbodem, extensief beheer - Verwijderen stortstenen uit oevers van de Aa - Aanbrengen boomstammen om natuurlijke oevers te stimuleren - Toestaan van erosie- en sedimentatieprocessen - Verleggen kades voor verbrede bedding
Ja
- Aanleg poelen - Aanplanten struweel - afvlakken profielen kades
- Vispasseerbaar maken stuw 211A - Aanleg plasdraszones (natte zone langs de beek met riet, zegges, ruigten, els en wilg) - Ecologische inpassing kades door waar mogelijk verflauwen Aa-kaden EVZ naar een profiel van 1:6 Tabel 4: Maatregelen Ecologische Verbindingszone
Doel
Ja
- Aanbrengen nieuw beekprofiel met klein slingerend zomerbed en breed winterbed, verwijderen stuw
MOLENHOEK: ECOLOGISCHE VERBINDINGSZONE Maatregelen
EVZ – aanleg landschapselementen EVZ – aanleg landschapselementen EVZ – herinrichting landschapselementen EVZ – opheffen ecologische barrières EVZ - Ruimte voor water- en oeverbegroeiing EVZ - Verbeteren ecologische waardes
Waterstaatswerk
MOLENHOEK: BEHEER EN ONDERHOUD Maatregelen
Geschikt maken voor - Plaatsen raster langs de EVZ begrazingsbeheer Geschikt maken voor - Plaatsen klaphekken en toegangspoorten begrazingsbeheer Tabel 5: Maatregelen Beheer en Onderhoud
Ja
Waterstaatswerk Ja Nee Ja Nee Ja Ja
Waterstaatswerk Nee Nee
15
Doel Recreatie - Realisatie recreatiemogelijkheden Recreatie - Realisatie recreatiemogelijkheden Voorkomen verdrogingsschade bij kasteel Heeswijk
MOLENHOEK: OVERIGE MAATREGELEN Maatregelen
Waterstaatswerk
- Aanleggen wandelbrug over de Leijgraaf
Ja
- Plaatsen recreatief rustpunt en informatiebord
Nee
- Aanbrengen van drempel in de huidige Aa om peil tussen stuw 201B en instroom Leijgraaf op peil te houden
Ja
Tabel 6: Overige maatregelen
16
4.2
Herinrichting Middelrode
Figuur 5 geeft het inrichtingsbeeld weer van de toekomstige situatie. Deze figuur is tevens als bijlage 7.1 opgenomen. In onderstaande tekst wordt in grote lijnen uiteengezet welke maatregelen er genomen worden, waarna de maatregelen in een aantal tabellen beschreven zijn.
Figuur 5: Inrichtingsbeeld Middelrode
De noordkade van de Aa wordt in dit deelgebied verwijderd. Dit betekent dat de populieren die op de kade staan worden gekapt. De Aa krijgt in het gebied Middelrode de ruimte, over een breedte van ongeveer 80 meter wordt een nieuw beekprofiel gegraven. Dit beekprofiel bestaat uit een smal zomerbed en een breder winterbed die voor hogere afvoeren is bedoeld De Aa krijgt in dit deel van het project de ruimte om breed te meanderen. Ten behoeve van de doorstroming wordt niet de gehele meander aangetakt. Zo worden al te scherpe bochten vermeden en blijft de karakteristieke vorm van de meander enigszins behouden, Dit deel van de meander, evenals twee kleine stukken tegen te huidige Aa aan blijven als grote poelen in het veld zichtbaar. Middels gronddammen worden de armen afgesloten van de meander. De geïsoleerde ligging van de poel, zodat ze meer dan nu met grond- en regenwater gevoed worden, komt ten goede van de waterkwaliteit. De wegen (de Brugstraat, Het Gewat en de achtertuinen van de Julianastraat en de Driezeeg) zijn hoog genoeg om te dienen als waterkering. Het gebied tussen de zuidkade van de Aa en de wegen zal in gemiddelde winters plaatselijk inunderen. Bij hoge afvoeren staat het hele gebied vol.
17
De gronden aan de zuidzijde van de Aa blijven in agrarisch gebruik. Om er voor te zorgen dat de gronden, maar ook de funderingen van de huizen aan de Assendelfsteweg, geen last krijgen van de schommelende waterstanden wordt de waterhuishouding ter plaatse geoptimaliseerd middels een bemalen slotenstelsel. Door omwonenden is aangegeven dat ze graag extra beplanting in het beekdal zien, mogelijk zou dit eventuele geluidsoverlast van de te verbreden N279 te verminderen. Hier is met de intekening van beplanting zo veel mogelijk rekening gehouden. Een deel van die beplanting zal spontaan ontstaan, een ander deel wordt aanplant. Het gebied tussen de meander en de oude Aa wordt een soort schiereiland doordat ze enkel vanaf één zijde bereikbaar is. Dit gebied wordt gekenmerkt door een afwisseling van natte laagtes (met name aan noordzijde en oude loop Aa) en hogere delen. De huidige Aa wordt gedempt tot een hoogte van 4,8 meter + NAP, om er voor te zorgen dat bij extreme afvoeren ook dit deel van de Aa kan functioneren als een extra afvoer. Aan de zuidzijde van de toekomstige Aa worden geen maatregelen genomen om recreatie te stimuleren. Dit omdat toegankelijkheid voor recreanten in dit deel van het beekdal vlak langs de achtertuinen van omwonenden te beperken. Wandelaars krijgen de ruimte om door het beekdal te wandelen, maar er worden geen specifieke paden aangelegd. Door de aanwezigheid van sloten in het veld worden de recreanten zoveel mogelijk langs de beek geleid, en zo ver mogelijk van de achtertuinen van omwonenden weggehouden. De gemeente Sint-Michielsgestel heeft in het verleden een strook grond aangekocht langs de Brugstraat, wat als wandelpad kan functioneren. Hiermee worden wandelaars gescheiden van het autoverkeer. In overleg met de gemeente wordt dit ingericht als wandelpad. Om de hierboven genoemde maatregelen te verduidelijken, is een visualisatie opgesteld van hoe het gebied er na afloop van de werkzaamheden uit zal komen te zien. Zie hiervoor figuur 6. De kaart is ook op groter formaat opgenomen in bijlage 7, waarbij de teksten op de kaart ook zichtbaar zijn.
Figuur 6: Visualisatie Middelrode
18
In de tabellen 7 tot en met 11 wordt ingegaan op de te nemen maatregelen die noodzakelijk zijn om de doelstellingen voor Middelrode te realiseren. In de tabellen wordt verwezen naar de maatregelenkaarten, die als bijlage 7.2 zijn opgenomen in dit rapport. Per tabel is een aparte maatregelenkaart opgenomen.
19
Doel
MIDDELRODE: WATERBERGING EN WATERKERING Maatregelen
Waterkering – beschermen tegen - Behoud huidige kade aan zuidzijde van de Aa hoog water Tabel 7: Maatregelen Waterberging en Waterkering
MIDDELRODE: BEEKHERSTEL Maatregelen
Doel Beekherstel – Creëren natuurlijke fluctuatie in waterstanden en stroomsnelheden Beekherstel – Ruimte voor waterplanten en spontane oeverontwikkeling Beekherstel - Creëren natuurlijkere waterloop en voorkomen wateroverlast Tabel 8: Maatregelen Beekherstel
Doel
- Realiseren klein zomerbed met overstromingsvlakte (winterbed) met variatie in oevers en waterbodem, extensief beheer, toestaan van erosie- en sedimentatieprocessen - Verwijderen kades voor verbrede bedding
Ja
- Aanleg poelen - Aanplanten struweel en bomen - Afdammen delen meander met gronddam
MOLENHOEK: BEHEER EN ONDERHOUD Maatregelen
Geschikt maken voor - Plaatsen raster langs de EVZ begrazingsbeheer Geschikt maken voor - Plaatsen klaphekken en toegangspoorten begrazingsbeheer Tabel 10: Maatregelen Beheer en Onderhoud
Doel Recreatie - Realisatie recreatiemogelijkheden Recreatie - Realisatie recreatiemogelijkheden Recreatie - Realisatie recreatiemogelijkheden Waterhuishouding – beschermen woningen en agrarisch gebied Tabel 11: Overige maatregelen
Waterstaatswerk Ja
- Aanleg plasdraszones (natte zone langs de beek met riet, zegges, ruigten, els en wilg) - Ecologische inpassing kades door waar mogelijk verflauwen Aa-kaden EVZ naar een profiel van 1:6 Tabel 9: Maatregelen Ecologische Verbindingszone
Doel
Nee
- Aanbrengen nieuw beekprofiel met klein slingerend zomerbed en breed winterbed, verwijderen stuw
MIDDELRODE: ECOLOGISCHE VERBINDINGSZONE Maatregelen
EVZ – aanleg landschapselementen EVZ – aanleg landschapselementen EVZ – herinrichting landschapselementen EVZ - Ruimte voor water- en oeverbegroeiing EVZ - Verbeteren ecologische waardes
Waterstaatswerk
MOLENHOEK: OVERIGE MAATREGELEN Maatregelen
Ja
Waterstaatswerk Ja Nee Ja Ja Ja
Waterstaatswerk Nee Nee
Waterstaatswerk
- Geschikt maken gemeentelijke strook als laarzenpad
Ja
- Plaatsen informatiebord
Nee
- Verdiepen en verbreden slotenstructuur om wandelaars bij de bebouwing weg te houden - Optimaliseren slotenstructuur en wateraanvoer voor gronden en bebouwing Assendelftseweg
Ja Ja
20
4.3
Herinrichting Seldensate
Figuur 7 geeft het inrichtingsbeeld weer van de toekomstige situatie. Deze figuur is tevens als bijlage 8.2 opgenomen. In onderstaande tekst wordt in grote lijnen uiteengezet welke maatregelen er genomen worden, waarna de maatregelen in de vorm van een aantal tabellen beschreven zijn.
Figuur 7: Inrichtingsbeeld Seldensate
Ter hoogte van Ruïne Seldensate blijft de Aa over een lengte van ca. 170 m zoals hij nu is. Historisch ligt de Aa hier al lange tijd op deze plek en aan beide kanten van de Aa geldt dat er bomen staan die door de omgeving als waardevol worden ervaren en bijdragen aan het landschappelijke karakter van het beekdal. Het ophogen van met name de zuidkade leidt tot onherstelbare schade aan bestaande bomen en zou betekenen dat veel bomen gekapt moeten worden. Daarom is in overleg met de streek gekozen voor het handhaven van de huidige Aa over dit traject. De knelpunten die hierdoor ontstaan worden opgelost met aanvullende maatregelen. De voornaamste knelpunten zijn de aansluiting van de nieuw te graven beek op de bestaande Aa beek en de bescherming tegen een T100 afvoer voor de gebouwen aan de zuidkant van Seldensate. Daarnaast voldoet de Aa niet aan de hydrologische eisen van beekherstel over dit traject. De aanvullende maatregelen bestaan uit het maken van een nieuwe fietsbrug op 50 m ten westen en van de huidige brug en een nieuw stukje fietspad op de zuidkade. Hiermee is er voldoende ruimte om het nieuwe en bestaande profiel van de Aa op elkaar aan te sluiten en de kade in de bocht te laten voldoen aan de waterkeringseisen. Ook wordt de lengte waarover niet wordt voldaan aan de hydrologische eisen minimaal. Met de aanleg van een nieuwe kade door Seldensate wordt het achterliggende land voldoende beschermd tegen de overstroming. De nieuwe brug wordt, net als in de huidige situatie, enkel ontworpen op fiets- en wandelverkeer, zodat het kleinschalige karakter 21
behouden blijft. Aan de noordzijde wordt de brug fauna-passeerbaar gemaakt. Aangezien dit een landschappelijk waardevol gebied is, is een sfeerimpressie opgesteld om zo beter inzichtelijk te maken hoe de toekomstige situatie er uit komt te zien. Zie hiervoor figuur 8. De kaart is ook op groter formaat opgenomen in bijlage 8.
Figuur 8: visualisatie verplaatste brug bij Seldensate
Het profiel van de huidige Aa zal bij het landgoed over een lengte van ongeveer 170 meter aangehouden worden en wordt pas verbreed aan het einde van de eikenlaan op de huidige kade. Vanaf dit punt krijgt de Aa weer de gewenste breedte om de overgang naar beekprofiel met zomeren winterbed te maken. De oude Aa wordt hier gedempt. De oude meander bij Seldensate wordt niet aangesloten, maar zal als geïsoleerde water functioneren. Er is voor gekozen om deze meander niet aan te takken omdat dit zou betekenen dat zij voor de aanleg van een winterbed geheel vergraven moet worden. In het noorden wordt een nieuwe kade aangelegd, om de achterliggende woningen te beschermen. Ook wordt er achter de kade een poel aangelegd. Hier wordt een windwatermolentje geplaatst om het agrarisch achterland te bemalen
In het plangebied ligt een bergbezinkbassin, dat in extreme afvoersituaties het water uit de riolering loost op de Aa en de parallelsloot, die uiteindelijk bij Berlicum met een gemaal in de Aa gestort worden. Aangezien de waterstanden in de Aa gaan fluctueren en de bemaling en een groot deel van de parallelsloten in de nieuwe situatie zullen verdwijnen, moet een oplossing gezocht worden voor de situatie waarin het bassin niet kan lozen op de Aa. Dit is het geval bij hoge waterstanden in de Aa. Om alsnog te kunnen lozen, wordt de parallelsloot direct bij het bergbezinkbassin behouden, en wordt een pomp geïnstalleerd aan het einde van de sloot om het water uit de sloot in de Aa te kunnen pompen wanneer de overstort in werking treedt. Het deelgebied Seldensate grenst aan landgoed Seldensate. In de winter van 2014 is in opdracht van de gemeente gewerkt aan de restauratie van de fundering van de ruïne. Samen met de gemeente is 22
ook een plan opgesteld om het bosperceel op het landgoed toekomstbestendig te maken. Er worden enkele oude, dode bomen gekapt en er wordt gekeken naar herplant, met name voor de laanstructuur. De definitieve invulling van deze bosvernieuwing zal plaats vinden bij het opstellen van het bestek. Op dit moment ligt er een in- en uitstapplaats voor kano-ers in de kade bij Seldensate. Deze wordt verwijderd, en er wordt een nieuwe aanlegplaats gerealiseerd aan het einde van het landgoed, waar de Aa verbreed wordt. Hier worden geen voorzieningen getroffen voor het ophalen van kano’s, maar bestaat voor kanoërs alleen de mogelijkheid om uit de kano te gaan om op de kade te rusten. Door het gebied lopen enkele wandelroutes. Deze blijven ook in de nieuwe situatie grotendeels ongewijzigd. Over de zuidkade kan gewandeld blijven worden, en de noordkade loopt over in het beekdal vanwaar een laarzenpad door het beekdal gevolgd kan worden. Hier worden geen speciale voorzieningen voor getroffen. De fietsbrug is een belangrijke recreatieve route voor fietsverkeer. Deze fietsverbinding zal in de toekomstige situatie in stand blijven, maar wordt qua locatie wel wat opgeschoven. Windwatermolentje noordzijde gebied: agrarisch achterland bemalen In de tabellen 12 tot en met 16 wordt ingegaan op de te nemen maatregelen die noodzakelijk zijn om de doelstellingen voor Seldensate te realiseren. In de tabellen wordt verwezen naar de maatregelenkaarten, die als bijlage 8.2 zijn opgenomen in dit rapport. Per tabel is een aparte maatregelenkaart opgenomen.
23
Doel
SELDENSATE: WATERBERGING EN WATERKERING Maatregelen
Waterkering – beschermen tegen - Aanleggen ringkade om landgoed Seldensate t=100 Waterkering – beschermen tegen - Aanleggen kade voor bebouwing in noordzijde t=100 plangebied Waterkering – beschermen tegen - Aanleggen kade bij bergbezinkbassin in westhoek t=100 Tabel 12: Maatregelen Waterberging en Waterkering
SELDENSATE: BEEKHERSTEL Maatregelen
Doel Beekherstel – Creëren natuurlijke fluctuatie in waterstanden en stroomsnelheden Beekherstel – Ruimte voor waterplanten en spontane oeverontwikkeling
Ja Ja
Waterstaatswerk Ja
- Realiseren klein zomerbed met overstromingsvlakte (winterbed) met variatie in oevers en waterbodem, extensief beheer, toestaan van erosie- en sedimentatieprocessen - Verwijderen kades voor verbrede bedding
Ja
SELDENSATE: ECOLOGISCHE VERBINDINGSZONE Maatregelen
EVZ – aanleg landschapselementen - Aanleg poelen EVZ – aanleg landschapselementen - Aanplanten struweel en bomen EVZ - Ruimte voor water- en - Aanleg plasdraszones (natte zone langs de beek met oeverbegroeiing riet, zegges, ruigten, els en wilg) Tabel 14: Maatregelen Ecologische Verbindingszone
Doel
Ja
- Aanbrengen nieuw beekprofiel met klein slingerend zomerbed en breed winterbed, verwijderen stuw
Beekherstel - Creëren natuurlijkere waterloop en voorkomen wateroverlast Beekherstel - Creëren natuurlijkere - Verplaatsen bestaande brug waterloop en voorkomen wateroverlast Tabel 13: Maatregelen Beekherstel
Doel
Waterstaatswerk
SELDENSATE: BEHEER EN ONDERHOUD Maatregelen
Geschikt maken voor - Plaatsen raster langs de EVZ begrazingsbeheer Geschikt maken voor - Plaatsen klaphekken en toegangspoorten begrazingsbeheer Geschikt maken voor - Realiseren onderdoorgang bij nieuwe brug voor begrazingsbeheer grazers Tabel 15: Maatregelen Beheer en Onderhoud
Ja
Ja
Waterstaatswerk Ja Nee Ja
Waterstaatswerk Nee Nee Ja
24
Doel
SELDENSATE: OVERIGE MAATREGELEN Maatregelen
Recreatie - Realisatie recreatiemogelijkheden Recreatie - Realisatie recreatiemogelijkheden Recreatie - Realisatie recreatiemogelijkheden Behoud functioneren bergbezinkbassin Toekomstbestendigheid landgoed en landschappelijke waarden verzekeren Waterhuishouding – beschermen woningen en agrarisch gebied Tabel 16: Overige maatregelen
Waterstaatswerk
- Aanleg fietspad over zuidzijde kade van fietsbrug naar bestaand fietspad - Plaatsen informatiebord
Ja
- Verwijderen bestaande en aanleg nieuwe kano in- en uitstaplaats - Aanleg pomp en reserveren ruimte voor verbreden sloot bij bergbezinkbassin - Grootschalig onderhoud bomenrijen op kaden (inclusief herplanting) en bosperceel bij landgoed - Aanleg windmolentje noordzijde om waterhuishouding percelen te waarborgen
Ja
Nee
Ja Nee
25
5. BESCHIKBAARHEID GRONDEN Alle genomen maatregelen worden genomen op grond in eigendom of ter beschikking van het waterschap. De gronden zijn vanaf het 1 september 2015 beschikbaar voor het uitvoeren van de maatregelen.
26
6. EFFECTEN VAN HET PLAN Het project Dynamisch Beekdal levert een bijdrage aan het voldoen aan de hydrologische en ecologische doelstellingen van de Aa (streefbeeld laaglandbeek). De randvoorwaarden voor beekherstel/ecologie van het plangebied die bereikt worden zijn als volgt samengevat: - Beekherstel met de eis van permanente stroming, een stroomsnelheid van 0,1 tot 0,5 m/s, een slingerend zomerbed met in het winterbed minimaal 20% opgaande begroeiing. De waterdiepte is 0,4 tot 1,0 m en is voor vis passeerbaar; - De beek kenmerkt zich door variatie in stroming, inrichting en morfologie waardoor echte beeksoorten van een laaglandbeek aanwezig zijn. Dit is een belangrijke voorwaarde voor het voorkomen van gewenste soorten als verschillende fonteinkruiden, waterranonkelsoorten, aarvederkruid, gele plomp, pijlkruid en grote en Kleine egelskop. Typische beekvissen die hier baat bij hebben zijn de kopvoorn, winde en het bermpje. Ook voor libellen als de beekrombout, ijsvogels, waterspitsmuis, bever en macrofauna zoals kokerjuffers, en watervlokreeften. Of deze soorten daadwerkelijk gaan voorkomen is ook afhankelijk van de waterkwaliteit en of ze het gebied daadwerkelijk kunnen bereiken. Dit kan enkele tot tientallen jaren duren. - Door de aanleg van verschillende landschapselementen als poelen en bosjes functioneert het Dynamisch Beekdal als een ecologische verbindingszone tussen de natuurgebieden Kasteel Heeswijk, de Wamberg en Landschapspark Rosmalense Aa voor onder andere amfibieën en struweelvogels. Bestaande cultuurhistorische en archeologische waardevolle landschapselementen, zoals de karakteristieke vorm van meander Seldensate blijven behouden en, waar mogelijk, versterkt. Dit geldt ook voor de ten zuidwesten van de Aa gelegen restanten van een kasteeltje, gelegen in landgoed Seldensate. Voor de gebruikersfuncties landbouw en wonen wordt de reguliere waterhuishouding geoptimaliseerd en worden voorzieningen getroffen om wateroverlast gedurende de situaties dat waterberging wordt ingezet, tot het minimum te beperken. Daarnaast wordt door de aanleg van verschillende wandelpaden en een nieuwe fietsbrug de beleefbaarheid van het gebied vergroot. De recreatie krijgt een impuls door de mogelijkheid tot het beleven van het Dynamisch Beekdal. De recreatieve visserij blijft mogelijk. Het landschap verfraait door de ruimte die ontstaat voor beekherstel en ecologie.
27
7. WIJZE WAAROP HET WERK ZAL WORDEN UITGEVOERD Het werk wordt uitgevoerd door een nog aan te stellen uitvoerder. De volgende extra (proces)eisen worden voor deze werkzaamheden meegegeven aan de opdrachtnemer: - De opdrachtnemer dient het vastgestelde ontwerp aan te houden, - De opdrachtnemer dient een 0-meting openbare wegen en dergelijke (grondtransporten geven een zware belasting) in verband met mogelijk optredende schade als gevolg van uitvoering. De opdrachtnemer dient de werkzaamheden in de ecologische zone natuurtechnisch uit te voeren, - De opdrachtnemer dient de eisen voor bescherming van flora en fauna te respecteren (zie ook deel II van dit projectplan) en voor de werkzaamheden van dit ontwerp overeenkomstig de gedragscode Flora en Fauna voor waterschappen (februari 2012) een werkprotocol op te stellen.
28
8. BESCHRIJVING VAN DE TE TREFFEN VOORZIENINGEN VOOR NADELIGE GEVOLGEN 8.1
Beperken nadelige gevolgen van het plan
In onderstaande tabel worden de maatregelen genoemd die voorzien zijn om de negatieve effecten uit paragraaf 6 van dit projectplan te compenseren. Negatief effect Maatregelen Locatie Peilbeheer sloten agrariërs niet optimaal
Zuidkade Seldensate niet hoog genoeg Overlast door recreatie Overlast door kanorecreatie
Herprofileren bestaande watergangen en graven van nieuwe watergangen, bouw van een nieuw gemaaltje en maken inlaatvoorziening voor waterinlaat vanuit Zuid-Willemsvaart Ringakde om Seldensate
Molenhoek
Geen geleid pad door deelgebied Middelrode, bovenste tak van meander niet aangetakt Weghalen in- en uitstapplaats en vervangen door aanlegplaats Plaatsen pomp en verbreden sloot
Middelrode
Wateroverlast bergbezinkbassin Tabel 17: beperken nadelige gevolgen van het plan
8.2
Seldensate
Seldensate Seldensate
Beperken nadelige gevolgen van de uitvoering
Doel
Maatregelen
De opdrachtnemer dient met de wegbeheerder overeenstemming te bereiken over het borgen van de verkeersveiligheid en de woonwijk zoveel mogelijk te mijden. De opdrachtnemer dient zorgt te dragen voor het zo min mogelijk beperken van de bereikbaarheid van het gebied De opdrachtnemer dient werkzaamheden zo veel mogelijk uit te voeren tussen 7 uur ’s ochtends en 19 uur ’s avonds, en bij voorkeur niet in het weekend De opdrachtnemer dient te garanderen dat de veiligheid van de waterkering niet in het geding komt, door eerst de nieuwe waterkering aan te leggen en vervolgens de oude te verwijderen Garanderen afwatering De opdrachtnemer dient tijdens de uitvoering de afvoer van water het oppervlaktewater agrarische percelen en van aanliggende percelen aantoonbaar te garanderen Beperken hinder recreatie De opdrachtnemer dient tijdens de uitvoering de wandelpaden over de kaden in het gebied zo veel mogelijk in gebruik te laten. Tabel 18: Beperken nadelige gevolgen van de uitvoering Beschermen verkeersveiligheid Borgen bereikbaarheid van het gebied Beperken overlast omwonenden Beschermen tegen wateroverlast
29
8.3
Financieel nadeel
Vergoedingssystematiek Waterwet (algemene regeling voor schadevergoeding) Artikel 7.14 en volgende van de Waterwet bevatten een algemene regeling voor het vergoeden van schade ontstaan als gevolg van een besluit of een handelen van het waterschap. Wie schade lijdt, kan zich op dit artikel beroepen. De schade wordt alleen door het waterschap vergoed als deze niet of niet geheel voor rekening van de benadeelde behoort te blijven. Het kan ook zijn dat de geleden schade op een andere wijze wordt vergoed, bijvoorbeeld door aankoop of onteigening. De toepassing van deze artikelen is nader uitgewerkt in de Verordening schadevergoeding waterschap Aa en Maas. Deze is in te zien op: www.aaenmaas.nl/loket/, onder “Regelgeving”, zoeken op “schadevergoeding”. Het waterschap wijst gebieden aan voor waterberging om in het beheergebied schade door overstromingen zoveel mogelijk te beperken. Het water wordt “opgeslagen” in een landbouw- of natuurgebied om daarmee veel grotere schade in bijvoorbeeld stedelijk gebied te voorkomen. Door het in gebruik nemen van deze waterbergingsgebieden kan schade ontstaan in die gebieden zelf. In de Regeling Vergoeding van schade bij waterberging (inundatieschade), door het Dagelijks Bestuur vastgesteld op 14 februari 2012 en op 31 maart 2012 in werking getreden, is de procedure opgenomen die regelt hoe het waterschap omgaat met schade door inundatie. Voor gedetailleerde informatie en verdere details wordt verwezen naar het de Regeling Vergoeding van schade bij waterberging, die via de website van het waterschap te downloaden is.
30
9. LEGGER, BEHEER EN ONDERHOUD 9.1
Legger
Jaarlijks zal het waterschap de in dat jaar gerealiseerde werken inmeten en optekenen op revisietekeningen. Vervolgens worden de maten of de functionele eisen in de Legger vastgelegd.
9.2
Beheer en onderhoud
Streefbeeld In het koepelplan Dynamisch Beekdal wordt het streefbeeld beschreven als een combinatie van open water, poelen, moeras, (natte) graslanden, ruigte en bos en struweel. Specifiek voor het terrein in het Dynamisch Beekdal geldt een streefbeeld van natte graslanden, open water en ruigte met moeras. Onderhoud van de waterlopen De Aa wordt in beginsel niet gemaaid. De beek mag zich zoveel mogelijk spontaan ontwikkelen en zal eventueel eens per twee jaar gefaseerd worden gemaaid. De detailafwatering wordt verzorgd door de overige leggerwaterlopen. Deze worden jaarlijks 2 maal gemaaid (bodem en talud). Poelen De water- en oevervegetatie van poelen mogen zich in eerste instantie spontaan ontwikkelen. Door matig voedselrijke tot voedselrijke omstandigheden en hoge lichtinstraling zijn poelen vaak erg productief. Hierdoor treedt successie op, wat leidt tot verlanding. Het regelmatig opschonen is noodzakelijk om de poel open te houden. Zulke maatregelen hebben altijd invloed op de levensgemeenschappen, maar hoeven niet desastreus te zijn wanneer rekening wordt gehouden met de levenscyclus van soorten waar het om gaat. Zo wordt het tijdstip voor opschonen gekozen in een periode dat er geen of weinig amfibieën in het water zitten. Tevens wordt het onderhoud gefaseerd uitgevoerd: ongeveer de helft van de poel wordt niet geschoond. De op het zuiden gerichte oeverzone is voor een aantal dieren belangrijk voor de ei afzetting. Daarom mag dit deel niet te dicht begroeid raken. Het maaisel wordt eerst op de kant gelegd zodat allerlei dieren weer naar het water kunnen teruggaan. Na enkele dagen wordt dit afgevoerd. Kades De kades zijn stabiel en daarmee in goede staat om te berijden tijdens calamiteiten. Het buitentalud wordt twee keer per jaar gemaaid. Jaarlijks wordt de onderbegroeiing en opschot van de taluds en de kruin verwijderd en wordt een schouw uitgevoerd op de bedekking van de grasmat en eventuele holen van dieren. In principe mogen hier geen bomen op de kade ontwikkelen. Basis uitgangspunt is dat kades met talud 1:3 gehooid worden en kades met een talud van 1:6 begraasd. De kades met een talud van minimaal 1:6 maken onderdeel uit van de begrazingseenheid (extensieve natuurbegrazing met koeien en/of paarden). Begrazing met schapen is vanuit keringsoogpunt toegestaan maar hier wordt binnen Dynamisch Beekdal niet voor gekozen. Bij hooibeheer wordt de afrastering onder in de teen geplaatst. Bij begrazing kan de afrastering verder op de kade geplaatst worden. Overstromingsvlakte en grazige ruigte Op gebieden die na inrichting nog (tijdelijk) niet aan de juiste voorwaarden voldoen voor jaarrondbegrazing zal ontwikkelingsbeheer plaatsvinden. De fase waarin de pioniersituatie Langzaam overgaat naar een meer stabiele vegetatie en de kans op verbossing groot is, stelt specifieke eisen aan het beheer. Deze beheerperiode heet de periode van ontwikkelingsbeheer. Daarna volgt het instandhoudingbeheer. Het ontwikkelingsbeheer zal bestaan uit maaien en afvoeren, al dan niet in combinatie met beweiden. Het instandhoudingsbeheer is in principe 31
jaarrondbegrazing met natuurgrazers. Op terreinen die te klein zijn voor natuurbegrazing vind hooilandbeheer en/of seizoensbeweiding plaats. Voor een gedetailleerdere beschrijving van het beheer en onderhoud wordt verwezen naar bijlage 9, de beheer en onderhoudsrichtlijn (BOR). In de toekomst zal situationeel gekeken worden of de BOR aangepast dient te worden aan de actuele situatie.
32
10.
SAMENWERKING
Het waterschap heeft in de zomer van2014 een eerste informatieavond georganiseerd om de omwonenden te informeren over de voorgenomen plannen. Dit heeft geresulteerd in een aantal ontwerpbijeenkomsten met een groep bewoners. De resultaten hiervan zijn, waar mogelijk, meegenomen in dit projectplan. Voor de ontwerpbijeenkomsten hebben zich een kleine vijftien mensen opgegeven. Er is tijdens het opstellen van het projectplan veelvuldig met bilaterale contacten gewerkt, waarbij middels huisbezoeken aan de keukentafel en in het veld is gekeken naar de voorgenomen plannen en wat er aangepast kan worden om tegemoet te komen aan wensen van bewoners en belanghebbenden. In het Dynamisch Beekdal wordt al lang gewerkt met een klankbordgroep. In deze klankbordgroep zitten vertegenwoordigers van lokale belangengroepen, waarvan een aantal organisaties als agenda lid is opgenomen. De volgende belangengroepen zijn opgenomen in de klankbordgroep: - IVN Bernheze - Natuurgroep Sint-Michielsgestel - Brabants Landschap - Natuurgroep Gestel - Heemkunde Berlicum - Buurtvereniging Kom Mirroi - Actiecomité Middelrode - ZLTO Sint-Michielsgestel - Visclub EBHV (agenda lid) - VVV (agenda lid) - Gemeente Bernheze (agenda lid) - Gemeente Sint-Michielsgestel (agenda lid) De klankbordgroep wordt voorgezeten door het waterschap. Het ontwerp is aan de klankbordgroep voorgelegd en de klankbordgroep heeft ingestemd met het voorliggende ontwerp.
33
DEEL II
VERANTWOORDING
1. VERANTWOORDING OP BASIS VAN WET- EN REGELGEVING Als een waterschap een waterstaatswerk wil aanleggen of wijzigen, dient op grond van artikel 5.4 Waterwet een projectplan te worden vastgesteld, met daarin een beschrijving van het werk en de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd èn een beschrijving van de voorzieningen om nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk ongedaan te maken of te beperken. Het werk dient bij te dragen aan de doelstellingen van de Waterwet waaronder: Voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met: Bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en Vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen (artikel 2.1 Waterwet).
1.1
Verantwoording en waar nodig beperking overstromingen, wateroverlast en waterschaarste
Het beleid van Waterschap Aa en Maas is gericht op het voorkomen en waar nodig het beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste. Dit is vastgelegd in het Waterbeheerplan 20102015, vastgesteld op 13 november 2009 door het Algemeen Bestuur van het waterschap. Het projectplan maakt onderdeel uit van het Dynamisch Beekdal. Hiervoor is in 2009 het Koepelplan door het Algemeen Bestuur van het waterschap vastgesteld. Door de aanleg van bergingen wordt ruimte gecreëerd voor water. Tijdens piekafvoeren van de Aa wordt de peilverhoging afgevlakt doordat een deel van het overtollige water tijdelijk opgevangen wordt in de waterbergingen. Als het peil in de Aa zakt, stromen de waterbergingen weer leeg. Het plan is zorgvuldig opgesteld, er treedt in gemiddelde omstandigheden geen significante verslechtering voor de bestaande functies op. De volgende uitgangspunten worden gehandhaafd voor vier typisch hydrologische situaties: 1. Droog: verdroging wordt tegengegaan en waar mogelijk verminderd; 2. Gemiddeld: de natschade neemt niet significant toe en de oppervlaktewaterpeilen ondersteunen de grondwaterstanden voor de bestaande functies; 3. Nat: tijdens jaarlijks voorkomende natte omstandigheden (de situatie die 1 à 2 keer per jaar voorkomt) mag het niet significant natter worden; 4. Extreem: bij T=10 (natte situatie die 1 keer in de 10 jaar voor komt) mogen de 5% laagste gronden volgens de NBW-normering inunderen. 5. Extreem: Bij T=100 (natte situatie die 1 keer in de 100 jaar voor komt) moeten woningen beschermd worden. In het stroomgebied van de Aa worden op verschillende locaties de peilen van het grondwater en oppervlaktewater gemonitord conform het opgestelde monitoringsplan voor het totale Dynamisch Beekdal.
1.2
Bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen
Het projectplan voor de gebieden Molenhoek, Middelrode en Seldensate levert een bijdrage aan de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen zoals bedoeld in de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). De KRW is Europees beleid en in de Nederlandse wetgeving verankerd met de implementatiewet EG-kaderrichtlijn water (2005) en de Waterwet (2009). De maatregelen voor de KRW zijn per waterlichaam opgenomen in het waterbeheerplan 34
2010-2015. De maatregelen voor de Aa zijn: herinrichten van de watergang (beekherstel), het vispasseerbaar maken van de aanwezige stuw en het realiseren van een ecologische verbinding. Hiermee wordt de ecologische kwaliteit van het gebied sterk vergroot. De waterkwaliteit verbetert met deze maatregelen slechts beperkt omdat hiervoor andere maatregelen bovenstrooms noodzakelijk zijn, dit ligt buiten de scope van dit project.
1.3
Vervuiling van de maatschappelijke functies van het systeem
De doelstellingen van de maatschappelijke functies van het watersysteem, recreatief medegebruik, sportvissen, vaarwater (kanovaart) en cultuurhistorie zijn vastgelegd in het Waterbeheerplan 20102015. De Aa grenst aan een cultuurhistorisch waardevol en recreatief gebied, zoals het landgoed Seldensate en de Hersend. Bij de ontwikkeling van het plan is afstemming gezocht met de eigenaar van het landgoed, de gemeente Sint-Michielsgestel. De Aa is vergund voor kanovaart. In- en uitstapplaatsen zijn opnieuw bekeken binnen dit ontwerp en daarop herzien. Conclusie toetsing doelstellingen Waterwet: De uitvoering van dit plan is in overeenstemming met de doelstellingen van de Waterwet.
1.4
Overige regelgeving
De aanpassingen aan de waterstaatswerken zullen na realisatie opgenomen worden in de legger.
35
2. VERANTWOORDING OP BASIS VAN BELEID 2.1
Toets beleid waterschap
In het Waterbeheerplan van waterschap Aa en Maas zijn de beleidsopgaven voor de komende jaren vastgelegd. Inhoudelijke doelstelling voor het Dynamisch Beekdal, en daarmee ook voor de gebieden Molenhoek, Middelrode en Seldensate, is het op een integrale wijze invulling geven aan de beleidsopgaven voor waterberging, beekherstel, ecologische verbindingszone en het geven van een impuls aan extensieve recreatie langs, en waterrecreatie op de Aa. In het Waterbeheerplan 20102015 van waterschap Aa en Maas worden deze doelen als volgt uitgewerkt: - Het gebied Molenhoek is opgenomen als in te richten waterbergingsgebied; - De gebieden Molenhoek, Middelrode en Seldensate zijn opgenomen als te realiseren EVZ langs waterlopen; - De gebieden Molenhoek, Middelrode en Seldensate zijn opgenomen als beekherstel, met de opgave van beekherstel-natuur; De Aa stroomt door het Dynamisch Beekdal en is als watergang belangrijk voor de ontwikkeling van de visstand. De waterkwaliteit zal de komende jaren nog niet voldoen doordat deze primair beïnvloed wordt door de waterkwaliteit vanaf bovenstrooms. Dit betekent dat de ambitie beekherstel-natuur vooralsnog niet gehaald wordt en met de huidige inrichting de beleidsopgave beekherstel-verweven wel behaald wordt.
2.2 Toets overig beleid Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) De Kaderrichtlijn Water eist dat alle oppervlaktewateren in een goede ecologische toestand worden gebracht. Wat wordt verstaan onder een goede ecologische toestand verschilt per watergang en is afhankelijk van het type (beek of sloot). De Aa is aangewezen als waterlichaamtype R6 (langzaamstromend riviertje op zand/klei). Het Nationaal Waterplan In het Nationaal Waterplan 2009 – 2015 wordt het volgende geschreven: ‘Water, cultuurhistorie en groen leveren een duidelijke bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving en bepalen mede de culturele identiteit van de stad. Bewoners hebben toegang [….]’ (Nationaal Waterplan, 22 december 2009). Dit nationale water- en ruimtelijke beleid is een rechtvaardiging van het dit ontwerp-projectplan in die zin dat het een bijdrage levert aan de kwaliteit van de leefomgeving én culturele identiteit van ’sHertogenbosch. Ook geeft het bewoners van het hele gebied toegang tot een bijzonder en hoogwaardig natuurgebied. Hiermee neemt de kwaliteit van de leefomgeving van het hele gebied toe. Provinciale structuurvisie Conform het provinciaal waterplan heeft de Aa een functie als ecologische verbindingszone. De huidige bedijkte en gekanaliseerde Aa heeft een lage ecologische waarde en voldoet niet aan die functie. Verordening Ruimte Op 11 mei 2012 hebben de Provinciale Staten van Noord-Brabant de Verordening ruimte NoordBrabant vastgesteld. De Verordening ruimte bevat op hoofdlijnen algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van bestemmingsplannen en het verlenen van 36
omgevingsvergunningen waarbij afgeweken wordt van het bestemmingsplan. Daarnaast regelt de Verordening ruimte de organisatie van het regionaal ruimtelijk overleg waarin afspraken over woningbouw, bedrijventerreinen en kantorenlocaties worden gemaakt. Hierbij wordt getoetst op cultuurhistorie, natuur en landschap, de ontwikkeling van veehouderij en overig agrarische en stedelijke ontwikkeling. Op de kaartlaag Natuur en Landschap (kaart 3 van verordening) is het projectgebied aangewezen als groenblauwe mantel. Voor de ontwikkeling van veehouderij is het gebied aangewezen als verwevingsgebied. Voor stedelijke ontwikkeling is het gebied aangewezen als regionaal waterbergingsgebied. Dit plan past door de inrichting als waterbergingsgebied binnen deze uitgangspunten. Waterplan 2010-2015 (‘Waar water werkt en leeft’) Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 ‘Waar water werkt en leeft’ heeft een status van Structuurvisie Water onder de Wet ruimtelijke ordening. In het Waterplan is opgenomen dat: ‘de inrichting en het beheer […] zijn gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van gezonde en goed functionerende ecosystemen.’. Dit projectplan voorziet in alle drie de eisen uit het Waterplan. Er wordt circa 2.5 kilometer natuurontwikkeling en 60.000 m³ waterberging gerealiseerd, waarmee het plan zich richt op het behoud, herstel en ontwikkeling van gezonde en goed functionerende ecosystemen.
2.2
Planologische inpassing
Mer In 2009 is een MER-studie uitgevoerd voor het Dynamisch Beekdal, ter onderbouwing van de bestemming waterberging in het bestemmingsplan buitengebied van de gemeente SintMichielsgestel. Door een MER-procedure krijgt het milieubelang een volwaardige en vroegtijdige plaats in het plan- en besluitvormingsproces. In de MER zijn twee alternatieven onderzocht, een vrijstromend alternatief (waarbij kades verwijderd worden en meandering vrij plaats vindt) en een gestuurd alternatief (waarbij middels kades waterberging gestuurd ingezet wordt en beekdalontwikkeling beperkter is.) Belangrijkste conclusie van de MER is dat beide alternatieven volwaardige alternatieven zijn. Het vrijstromend alternatief scoort zeer goed voor natuur en minder goed voor het effectief bergen van water. Het gestuurde alternatief scoort goed voor natuur en goed voor waterberging. In dit projectplan wordt bij Molenhoek voor gestuurde berging gekozen, terwijl in de overige twee deelgebieden geen gestuurde berging wordt aangelegd. Bestemmingsplan Voor wat betreft de gemeente Sint-Michielsgestel zijn de betreffende gronden volgens het geldende bestemmingsplan buitengebied bestemd tot "Agrarisch met waarden - Natuur en Landschapswaarden". In de hierbij behorende bestemmingsomschrijving (artikel 6.1.) is opgenomen dat de als zodanig aangewezen gronden onder andere zijn bestemd voor: - Water en waterhuishoudkundige voorzieningen; - Paden, wegen en parkeervoorzieningen; - Extensief dagrecreatief medegebruik; - Agrarisch natuurbeheer en/of landschapsbeheer. De realisering van het dynamisch beekdal past binnen de doeleindenomschrijving van de bestemmingen “Agrarisch met waarden – Natuur en landschapswaarden” en “Agrarisch met waarden – Landschapswaarden”. Binnen de doeleindenomschrijving bij deze bestemming is immers onder meer aangegeven dat de als zodanig bestemde gronden bestemd zijn voor: “agrarisch natuurbeheer en/of landschapsbeheer” en “water- en waterhuishoudkundige voorzieningen”. Tevens is een dubbelbestemming waterberging opgenomen. Binnen deze omschrijving kan het gebied worden gebruikt voor waterberging en beekherstel. 37
Op basis van deze doeleindenomschrijving kan het projectplan worden uitgevoerd. Bij de eerstvolgende herziening zou eventueel een maatwerkoplossing geboden kunnen worden, maar een directe noodzaak hiertoe is gelet op het voorgaande niet aanwezig.
3. VERANTWOORDING VAN DE KEUZES IN HET PROJECT In de huidige situatie is het watersysteem van de Aa voornamelijk gericht op de aan- en afvoer van water. Om invulling te geven aan de beleidsopgaven voor waterberging en natuur is het realiseren van meer ruimte voor water in de vorm van waterberging noodzakelijk. De ecologische waarden op het gebied van vegetatie, vissen en macrofauna in het gebied voldoen niet aan de kwaliteitsdoelen zoals door het waterschap is vastgesteld binnen de normen van de Kaderrichtlijn Water. De realisatie van beekherstel langs de Aa is daarom noodzakelijk. Dit geldt ook voor de vispasseerbaarheid van de Aa. De geplande herstelmaatregelen vormen een belangrijke basis voor ecologisch herstel. De waterkwaliteitsnormen zullen met deze maatregelen niet bereikt worden. Ook het afvoerpatroon van de Aa zal nog moeten veranderen. Voor het verbeteren van de waterkwaliteit en afvoerpatroon zijn maatregelen bovenstrooms nodig. Dit valt buiten scope van dit project. In het huidige bestemmingsplan buitengebied van Sint-Michielsgestel is opgenomen dat hier een bestemming waterberging op de landbouwpercelen bij landgoed Molenhoek ligt. Parallel aan de vaststelling van het projectplan zal aan de gemeente Sint-Michielsgestel worden verzocht de dubbelbestemming waterberging die op de agrarische percelen waar geen gestuurde berging wordt gerealiseerd te verwijderen. De oude meander Seldensate, in het landschap nog steeds zichtbaar, wordt niet aangetakt, in tegenstelling tot de eerste plannen van het Dynamisch Beekdal. Aantakken van deze meander bleek hydrologisch, ecologisch en landschappelijk niet wenselijk (veel ruimte nodig voor nieuw profiel met grote landschappelijke impact door noodzaak tot bijna volledig afgraven oude meander). Een soortgelijke keuze moest gemaakt worden voor meander Middelrode. Deze wordt nu gedeeltelijk aangetakt om te voorkomen dat de meander te veel vergraven moet worden. Daarnaast zorgt het geïsoleerd laten liggen van stilstaande wateren ook voor water van andere kwaliteit. Doordat ze enkel met regen- en grondwater gevoed komt dit ten goede van de waterkwaliteit. De landschappelijke en ecologische waarden rondom de oude meanders van de Aa worden door deze keuze behouden. Om meer ruimte te creëren (hydrologisch en ecologisch) voor het beekdal van de Aa is er voor gekozen om de bestaande fietsbrug bij Seldensate (zie bijlage 3 voor locatie) te verplaatsen. Het wel of niet verplaatsen van de brug is uitvoerig met de omwonenden en gemeente Sint Michielsgestel besproken. Op 30 september 2011 heeft het Algemeen Bestuur van waterschap Aa en Maas besloten om voor meer gestuurde berging te kiezen in dit plangebied van het Dynamisch Beekdal. Een gestuurde waterberging levert meer effectieve waterberging op doordat een bepaald gebied ingezet kan worden (en dus nog droog staat) op het moment dat het echt nodig is. Daar wordt met onderhavig projectplan invulling aan gegeven.
4. BENODIGDE VERGUNNINGEN EN MELDINGEN Aanvullend op dit projectplan zijn de volgende vergunningen nodig: Omgevingsvergunning Een omgevingsvergunning is vereist voor de volgende werken: 38
-
Bouwwerken, geen gebouwen zijn hoger dan 3 m en oppervlakte 20 m2; Aanpassingen aan verhardingen en paden; Aanpassingen aan bestaande structuren, natuur- en landschapselementen; en Grondwerken: grondverzet van meer dan 100 m3, dieper dan 60 cm (Agrarisch gebied met natuurwaarden) of 30 cm (Natuurgebied).
Op basis van bovenstaande dient bij de gemeente Sint-Michielsgestel in ieder geval een omgevingsvergunning aangevraagd te worden voor de volgende werkzaamheden: - Graven watervoerend profiel - Verleggen kades - Aanleg poelen - Het kappen van bomen (hierbij wordt rekening gehouden met de opgestelde boomeffectanalyse - Aanleggen bruggen - Fauna-passeerbaar maken bruggen - Aanleg inlaatwerk - Aanleg verharde fietsroute Voor de vergunningaanvraag zal met de gemeente samen naar de geplande werkzaamheden gekeken worden om te controleren of alle vergunningplichtige werkzaamheden opgenomen worden. Flora- en faunawet Tijdens de planvorming is inzichtelijk gemaakt of er (mogelijk) sprake is van beschermde natuurwaarden en negatieve effecten daarop, of er voldoende mogelijkheden zijn om eventuele negatieve effecten te mitigeren of compenseren, en of hiervoor een ontheffing- of vergunningsplicht geldt. Uit de Quickscan Natuurwetgeving dynamisch beekdal te Middelrode (Ecologica 2015) blijkt in de omgeving van het plangebied enkele algemeen en één streng beschermde plantensoort aangetroffen of te verwachten. Voor de streng beschermde daslook worden geen effecten verwacht. Voor de overige te verwachten soorten geldt een algehele vrijstelling. Nader onderzoek of ontheffing is niet nodig. Er komen meerdere beschermde vleermuissoorten en meerdere grondgebonden zoogdiersoorten op enig moment binnen het onderzoeksgebied voor. Er worden geen negatieve effecten verwacht op streng beschermde grondbewonende soorten. Omdat er bomen worden gerooid zal nog nader onderzoek naar vleermuizen plaatsvinden. In/nabij het plangebied is de aanwezigheid van de beschermde das en waterspitsmuis bekend. De das ondervind geen hinder van de werkzaamheden. De waterspitsmuis mogelijk wel, met name door werkzaamheden aan oevers. Voor de waterspitsmuis zal een ontheffing worden aangevraagd. Maatregelen die van invloed zijn op broedvogels dienen buiten het broedseizoen uitgevoerd te worden. ZO is bekend dat de ijsvogel waarschijnlijk broed in meander Middelrode. Jaarrond beschermde nesten zijn niet aanwezig binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden maar mogelijk wel in de directe omgeving. Effecten zijn echter niet te verwachten. Het onderzoeksgebied is vanwege de aanwezigheid van vis nauwelijks van belang voor amfibieën. Voor de aangetroffen en te verwachten soorten geldt een algehele vrijstelling, een ontheffing is niet nodig. Er mag vanuit gegaan worden dat kleine modderkruiper in de Aa en de meanders voorkomt. Dit betekent dat werkzaamheden aan deze wateren conform de gedragscode uitgevoerd moet worden. Verder kan het voorkomen van de grote modderkruiper niet worden uitgesloten in de oude 39
meanders. Nader onderzoek naar grote modderkruiper is noodzakelijk. Er zijn geen beschermde reptielen en ongewervelden aanwezig of te verwachten in het onderzoeksgebied. Nader onderzoek of een ontheffing is niet nodig. Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het Natuur Netwerk Nederland, de voormalige Ecologische Hoofdstructuur. Negatieve effecten op het NNN zijn echter niet te verwachten. Het onderzoeksgebied ligt tevens geheel binnen de groenblauwe mantel. De werkzaamheden betekenen geen kwantiteitsverlies en ook geen kwaliteitsverlies van het onderzoeksgebied. De werkzaamheden zijn deels gericht op herstel van de Aa en betekenen een verbetering ten opzichte van de huidige uitermate onnatuurlijke situatie. Het gebied heeft op dit moment vrijwel geheel een onnatuurlijk karakter en is grotendeels in agrarisch gebruik. Een (gedeeltelijk) herstel van de meanderde loop van de Aa, de aanleg van poelen en gestuurde waterberging kan een verhoging betekenen van de aanwezige natuurwaarden. Het onderzoeksgebied zal structuurrijker worden. Negatieve effecten van de geplande werkzaamheden op grotere afstand gelegen Natura2000Gebieden zijn niet te verwachten. Monumentenwet Landgoed Seldensate is een historische buitenplaats. De huisruïne, het poortgebouw, het inrijdhek, de ijskelder end e parkaanleg zijn gezamenlijk een Rijksmonument. In het gebied liggen geen objecten die vallen onder de monumentenwet. Explosieven Voor het terrein is een verkennend explosievenonderzoek uitgevoerd. De uitvoerende partij dient het terrein te onderzoeken op niet-gesprongen explosieven. Ontgrondingsverordening Op basis van de ontgrondingsverordening van de provincie Noord-Brabant volstaat het waterschap met het doen van een ontgrondingsmelding. Zie ook artikelen 9 en 9a van de ontgrondingsverordening van de provincie Noord-Brabant, waarin onder andere staat opgenomen dat “Krachtens artikel 7, tweede lid, van de wet is geen vergunning vereist voor ontgrondings- en herinrichtingsactiviteiten in het kader van ecologische verbindingszones, beek- en kreekherstelprojecten en overige natuurontwikkelingsprojecten die in overeenstemming zijn met het provinciaal natuurbeleid, en indien deze zijn opgenomen in een plan, waarover via een openbare inspraakprocedure besluitvorming heeft plaatsgevonden onder aantoonbare, integrale afweging van alle belangen betrokken bij de ontgronding en zijn gemeld bij Gedeputeerde Staten.”
40
DEEL III
RECHTSBESCHERMING
Uitgebreide procedure conform afdeling 3.4 Awb Zienswijze Als een ontwerp projectplan is vastgesteld, wordt dit bekend gemaakt. Het plan ligt gedurende zes weken ter inzage. Voordat het waterschap een definitieve beslissing neemt, kunnen ingezetenen en belanghebbenden gedurende deze periode hun zienswijze op dit ontwerp projectplan kenbaar maken. Dat kan schriftelijk of mondeling. Een reactie moet vóór afloop van de termijn bij het waterschap zijn ingediend. Beroep en hoger beroep Als het projectplan is vastgesteld, wordt dit bekend gemaakt. Het plan ligt gedurende zes weken ter inzage. Gedurende zes weken vanaf de dag na die waarop het besluit ter inzage is gelegd kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank. Belanghebbenden die tijdig een zienswijze hebben ingediend en belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijzen te hebben ingediend, kunnen beroep indienen. Het is mogelijk digitaal beroep in te stellen bij genoemde rechtbank via http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet de indiener beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Op de genoemde site staan de precieze voorwaarden. Voor het indienen van een beroepschrift is griffierecht verschuldigd. Tegen de uitspraak van de rechtbank kan vervolgens hoger beroep worden ingediend bij de Raad van State. Crisis- en herstelwet Op de vaststelling van een projectplan is afdeling 2 van hoofdstuk 2 van de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat de belanghebbenden in het beroepschrift moeten aangeven welke beroepsgronden zij aanvoeren tegen het besluit. Na afloop van de termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Belanghebbenden worden verzocht in het beroepschrift te vermelden dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is. Verzoek om voorlopige voorziening Het projectplan treedt na vaststelling in werking, ook al wordt een beroepschrift ingediend. Dit betekent dat de maatregelen opgenomen in het projectplan kunnen worden uitgevoerd. Om dit te voorkomen kunnen belanghebbenden gelijktijdig of na het indienen van een beroepschrift een zogenaamd “verzoek voor het treffen van een voorlopige voorziening” vragen bij de Voorzieningenrechter van de rechtbank. Ook in dat geval is griffierecht verschuldigd. Zie voor het digitaal indienen van een verzoek om voorlopige voorziening onder “Beroep en hoger beroep”.
41
DEEL IV
BIJLAGEN
42
Bijlage 1:
Ecologisch streefbeeld van de Aa
Het streefbeeld voor de Aa is een langzaam stromende benedenloop van een laaglandbeek. De beek slingert binnen een brede natuurstrook (100 – 150 meter breed) bestaande uit (riet)moeras, bloemrijke graslanden, ruigtes en bosjes afgewisseld met oude meanders en poelen. Het beekdal van de Aa moet als ecologische verbinding gaan functioneren tussen de natuurgebieden kasteel Heeswijk, Wamberg en Landschapspark Rosmalense Aa te voor de volgende doelsoorten: kamsalamander/heikikker, struweelvogels, kleine en grote modderkruiper, dagvlinders, bloemrijke graslanden. In en langs de beek vinden spontane natuurlijke processen plaats, waarbij het stromende water zorgt voor sedimentatie en erosie. Binnenbochten slibben aan tot zandige oevers. Buitenbochten schuren uit en er blijven steile en holle oevers over. In de oeverzone groeien riet, zegges, elzen en wilgen. De beekbodem zelf is rijk aan stroomkuilen en zandbedjes. Dit is belangrijk voor o.a. de volgende typisch beeknatuur: windes en kopvoorn, kokerjuffers, dotterbloem, waterspitsmuis, bever en ijsvogel. Dit streefbeeld komt voort uit de streefbeelden zoals die voor Brabantse beken zijn verwoord in Streefbeelden voor Beken en Kreken (RoyalHaskoning 2005) en de ecologische doelen uit de maatlatten voor de Kaderrichtlijn Water.
Een langzaamstromende benedenloop heeft de volgende ecologische ‘ontwerpeisen’: - klein zomerbed met altijd stromend water (min 0,1 m/s) - slingerende beekloop (zomerbed) - breed winterbed als overstromingsvlakte; geleidelijk oplopend beekdal - ongeveer 15-20% opgaande beplanting in het beekdal tot 50% in de oevers (els en wilg) - beek volgt primair de natuurlijke laagtes in het gebied (zoveel mogelijk passend in de geomorfologische eenheden die bij het beekdal horen) - waar mogelijk oude meanders aantakken, maar ook delen bewaren als geïsoleerde watertjes (met hun eigen typische natuur) - kwel langs de beek; hoge grondwaterstanden langs de beek, steeds droger hogerop - natuurlijke peilfluctuaties (hoog in de winter, laag in de zomer) Het hoogteverschil in het gebied, de afvoer van de beek (jaarrond) en bovengenoemde ecologische randvoorwaarden maken dat ongeveer een principedwarsprofiel nodig is van een zomerbed van 4-8 meter breed en met een breed winterbed. Bij de keuze van de nieuwe ligging van de Aa spelen de volgende zaken een rol: - historische ligging vormt inspiratiebron, maar is niet heilig omdat de oorspronkelijke omstandigheden waarin deze meandering is ontstaan niet meer bestaan (andere hydrologie en landgebruik) - beek zoveel mogelijk in geomorfologisch beekdal, laagtes en beekeerdgronden - beschikbare grond: vroeger was het beekdal van de Aa enkele honderden meters breed. Dit is in de huidige tijd niet meer mogelijk in verband met huidig gebruik en infrastructuur. Het 43
nieuwe beekdal volgt dus zo veel mogelijk het natuurlijk dal, maar kan niet volledig herstelt worden. Het nieuwe Aadal wordt dus natuurlijker, maar niet natuurlijk. Vanuit de ecologische verbindingszone zijn bepaalde landschapselementen (van bepaalde omvang/op bepaalde afstand van elkaar) nodig: - Kleinschalig landschap met gras, kruiden, bospercelen en struwelen (heggen en laanbeplanting helpen ook) - Poelen om de minimaal 400 meter; o minimaal 400m2 groot o bij voorkeur niet dieper dan 1,5 meter, waar mogelijk ondieper, op natte plekken o bij voorkeur buiten overstromingsbereik van de Aa o jaarrond watervoerend, mag in droge zomers droogvallen o Geen vis aanwezig - Regelmatige aanwezigheid van struwelen (besdragend; o.a. meidoorn, sleedoorn, lijsterbes) wilgen en elzen) - Plasdraszones langs de beek, met veel watervegetatie Overige ecologische randvoorwaarden - Zorg waar mogelijk voor geleidelijke overgangen van nat naar droog - Kwel is zeer waardevol, zeker in beekdalen. Benut kwel waar mogelijk in poelen, laagtes en slootjes, maar ook in de beekzone - Geef de kaden waar mogelijk flauwe taluds; dat is ecologisch zinvol - Zorg dat er ook terreindelen zijn die altijd droog zijn (hoogwatervluchtplaatsen voor dieren, donken voor de das specifiek) - Behoud ecologische en landschappelijke waarden meander Seldensate - Verbeteren kwaliteit water meander zelf: opschonen, deel slib verwijderen, isoleren zodat meander enkel gevoed wordt door schoon grond- en regenwater
44
Bijlage 2:
Beschrijving van de ontstaansgeschiedenis, de cultuurhistorie en de archeologische waarden van en in het landschap
Geomorfologie plangebied Het plangebied beslaat een deel van het beekdal van de Aa. Zoals de meeste beekdalen in NoordBrabant heeft de Aa een breed, ondiep dal, veel breder dan de huidige afvoer doet vermoeden. De geomorfologische kaart geeft de landschapsvormen van het plangebied weer. Het beekdal van de Aa is een mengsel van ‘ondiepe dalen’ en ‘lage ruggen en heuvels’. De dalen zijn de restanten van de meanders van de Aa. Ze kunnen buiten werking gezet zijn door de kanalisaties in de jaren ’30, of door natuurlijke wijze (zie afbeelding 5). De lage heuvels die zich in het beekdal bevinden zijn restanten van oeverwallen. Oeverwallen ontstaan bij overstromingen. Als de rivier uit haar oevers treedt neemt de stroomsnelheid plotseling af, waardoor de rivier veel minder sediment kan vervoeren. Een groot deel van het meegevoerde sediment wordt op de oevers afgezet. Aangezien het grofste sediment eerst wordt afgezet, zal dicht bij de rivier het zand neergelegd worden. Dit worden hooggelegen banken; de oeverwallen. Verder van de rivier wordt fijnere klei afgezet, wat uitgestrekte vlaktes kan beslaan, maar niet zo hoog komt als de zandige oeverwallen. Buiten het beekdal van de Aa is minder reliëf te vinden. Het gebied is gekarteerd als ‘vlakten’ en ‘welvingen’. Deze welvingen worden gevormd door dekzandruggen die in het landschap voorkomen. Deze zijn in de ijstijden ontstaan. Zand dat door de wind getransporteerd werd, werd in ruggen gedeponeerd. Als er eenmaal een rug lag fungeerde deze als zandvang, en versterkte zichzelf zo. De welvingen hebben tegenwoordig geen enorme hoogtes, en het landschap buiten het beekdal is relatief vlak. Het onderzoeksgebied kent ook landschapsvormen van menselijke oorsprong. Op verschillende locaties zijn esdekken te vinden. Dit zijn akkers met een dikke laag opgebracht organisch materiaal (zie ook 2.2 Bodem). De dikte van het esdek kan meer dan een meter bereiken, wat in het landschap te zien is als een verhoging van een akker. In het plangebied komen verspreid zogenaamde eenmansessen (één-mans-essen) voor. Dit zijn kleine percelen met een esdek, die door één of enkele personen bewerkt werden. Ook de kanalisaties van de Aa vanaf de jaren ’30 van de 20ste eeuw hadden grote invloed op het landschap. Grote stukken kanaal werden gegraven om de loop van de Aa recht te trekken. Bodem plangebied Een blik op de bodemkundige kaart leert dat in het onderzoeksgebied en omgeving vooral beekeerdgronden en hoge zwarte enkeerdgronden voorkomen (zie afbeelding 9). De beekeerdgronden komen in grote delen van Noord-Brabant voor. Dit zijn hoofdzakelijk lage zandgronden uit de beekdalen en bijbehorende overstromingsvlakten. De beekeerdgronden hebben een zwarte, humeuze bovengrond en zijn zeer roestig. In natte delen is de bovengrond venig (moerige eerdgronden).
45
Op verschillende plekken zijn hoge zwarte enkeerdgronden te vinden. Deze bodems zijn door menselijke activiteiten ontstaan. Om de arme zandgronden geschikt te maken voor landbouw was intensieve bemesting noodzakelijk. Voor de introductie van kunstmest werd dit voornamelijk door middel van plaggenbemesting gedaan. Op de vloer van de stallen werden gras- of heideplaggen of een strooisellaag neergelegd. Dit mengde zich met de schapenmest, en in het voorjaar werden deze lagen op de akkers uitgereden. Het opgebrachte materiaal hoogde de akker in de loop der eeuwen op. Het pakket opgebracht materiaal, de enkeerd of esdek, kan tot meer dan een meter dik worden. Een neveneffect van het esdek is dat het door de dikte de onderliggende archeologisch resten vaak goed beschermt tegen aantasting door ploegen e.d. Cultuurhistorie De provincie Noord-Brabant heeft een eigen kaart met cultuurhistorische waarden laten maken, de Cultuurhistorische Waardenkaart van Noord-Brabant (CHW). Hierop staan archeologische gegevens, zoals archeologische monumenten en een indicatieve kaart, maar ook verschillende cultuurhistorische elementen in het landschap, zoals historische stedenbouw, historisch geografische elementen en historisch groen. In het plangebied zijn verschillende cultuurhistorische elementen aan te treffen: - Het voormalige landgoed Seltensate heeft een hoge waardering als historisch geografisch vlak. Het landgoed omvat oude landschappelijke elementen zoals meanders, dijken en broekbossen. Het poorthuis staat als enige bebouwing van het landgoed nog. - De rivier de Aa en de Zuid-Willemsvaart zijn beide aangemerkt als historisch geografische lijnelementen. - Een element van historische stedenbouw is de kleine, oude nederzetting ‘Het Gewad’ en de weg van de nederzetting naar het kasteel. De nederzetting kreeg haar naam door de ligging aan een doorwaadbare plaats door de Aa. Het landgoed Seldensate behoort ook tot dit element. 46
Archeologie De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) is een landelijk bestand dat gebaseerd is op de gedachte dat in het verleden de mogelijkheden tot bewoning sterk samenhingen met het oorspronkelijke landschap en bodemtype, zodat men voorspellingen kan doen over de kans op het aantreffen van archeologische waarden. Deze trefkans staat op de IKAW weergegeven als ‘zeer laag’, ‘laag’, ‘middelhoog’ of ‘hoog’. Vooral gebieden met een middelhoge en hoge trefkans zijn van archeologisch belang.
47
Het plangebied valt deels in een gebied met een lage archeologische verwachting. De oostrand van het plangebied heeft een hoge archeologisch verwachting. Aan de noordzijde van het plangebied valt nog een klein gedeelte in een hoge archeologische verwachting. Deze hoge verwachtingen hangen samen met het voorkomen van esdekken. Dit zijn akkers die door menselijk handelen zijn opgehoogd met een pakket organische plaggen, een esdek. Door de dikte van de esdekken kunnen de archeologische resten eronder goed bewaard zijn.
48
Bijlage 3:
Hydrologisch achtergronddocument
Inleiding Waterschap Aa en Maas werkt samen met een aantal partners aan een duurzame inrichting van de Aa tussen Kasteel Heeswijk en ’s-Hertogenbosch: het project Dynamisch Beekdal de Aa. Het doel is om de Aa zoveel mogelijk als dynamische beek te laten functioneren. De Aa krijgt (waar mogelijk) binnen een zone van 100 tot 150 meter de ruimte om haar eigen weg te zoeken. Dit betekent een aanzienlijke verbreding van het huidige profiel, dat destijds is ontworpen voor een minimaal ruimtebeslag (smal en diep). Met het verwijderen van een deel van de kades kunnen de gronden rondom de meanders, die vroeger regelmatig onder water liepen, weer overstromen bij hoge afvoeren van de Aa. Hiermee worden de afvoerpieken van de Aa kleiner en wordt ruimte gecreëerd voor natuur en recreatie. Het Dynamisch Beekdal begint bij de meander van kasteel Heeswijk en eindigt bij de kruising van de Zuid-Willemsvaart. De uitvoering van het hele traject is opgesplitst in een aantal fasen, waarvan een aantal al zijn uitgevoerd of waarvan projectplannen al zijn vastgesteld. Fase 1-2 (meander Heeswijk), een deel van fase 3-4 (meander Assendelft) en fase 6a zijn al uitgevoerd. Het projectplan voor de fase 5-6b is in juni 2014 vastgesteld en wordt in 2015 uitgevoerd. Dit rapport beschrijft de hydrologie van het laatste deeltraject 3-4 (figuur 1) en de samenhang met de fasen 1-2 en 5-6b.
Figuur 1: Uitvoeringsfasen Dynamisch Beekdal
49
Huidige situatie Peil en afvoer van de Aa De afvoer wordt bepaald door het wateraanbod vanuit het bovenstroomse gebied en varieert van 1,0 m3/sec (5% laagste afvoer = T5%) en 75 m3/sec (afvoer eens per 100 jaar = T100). De Aa loost het water via de StadsAa en de Dieze bij Crevecoeur op de Maas. Via de Dieze wordt ook het water van de Dommel en de Zuid-Willemsvaart geloosd (figuur 2).
Figuur 2: Hoofdafwatering rondom ‘s-Hertogenbosch
Bij Crevecoeur stijgt het peil op de Maas1 x per 100 jaar tot 5,35 m+ en zonder maatregelen zouden grote delen van ’s-Hertogenbosch overstromen. Het maximaal toelaatbare peil waarbij nog net geen wateroverlast ontstaat in ’s-Hertogenbosch is 4,90 m+ bij de Citadel. Als de Maas dit peil bereikt, sluit het waterschap de sluis bij Crevecoeur om te voorkomen, dat Maaswater naar binnen stroomt. Het water van de Dommel, de Zuid-Willemsvaart en de Aa moet dan via het Drongelens kanaal worden afgevoerd naar de Maas. De afvoercapaciteit van het Drongelens Kanaal is maximaal 100 m3/sec en dat is in extreme situaties niet voldoende om al het water af te voeren. Door water tijdelijk op te vangen in een aantal waterbergingsgebieden, wordt schade in ’s-Hertogenbosch voorkomen. Bij de HOWABO-studie (HoogWater bescherming Den Bosch) is berekend, dat in 2015 een aantal bergingsgebieden nodig zijn om de stad te beschermen tegen schade voor een situatie die 1x per 150 jaar voorkomt. Naast de bergingsgebieden van Bossche Broek (6 mln. m3) en Gement (4,5 mln. m3) is het Dynamisch Beekdal met een capaciteit van 1 mln. m3 nodig.
50
De stuw bij Runkampen zorgt ervoor dat de Aa niet droogvalt bij lage Maaspeilen in combinatie met lage afvoeren op de Aa. In de zomer is het peil 4,20 m+ NAP. In de winter wordt een peil nagestreefd van 3,80 m+, maar dit peil kan bij hoge afvoeren van de Aa in combinatie met hoge waterstanden in de Maas oplopen tot 5,80 m+ NAP in het plangebied. Door het diepe profiel en de peilregeling met stuw Runkampen, is de stroomsnelheid in de Aa in de zomerperiode vaak kleiner dan 0,05 m/sec. Peil en afvoer van het beekdal De gronden aan weerszijden van de Aa hebben een eigen afwateringssysteem met wateraanvoer en bemaling. Dit systeem bestaat uit peilsloten direct langs de Aa, waarop weer kavelsloten van de omliggende gronden zijn aangesloten. De peilsloten worden ter hoogte van kasteel Heeswijk gevoed met water uit de Leijgraaf en benedenstrooms bemalen met gemaal Runkampen. De peilen in de peilsloten worden niet gemeten en zijn daarom bepaald met een modelberekening op basis van de bestaande afmetingen. Deze peilen zijn in figuur 3 voor een aantal locaties weergegeven. De peilen treden op bij maatgevende afvoer: een afvoer die gemiddeld 1x per jaar voorkomt.
Figuur 3: Peilen in de peilsloot in perioden met maatgevende afvoer (1x per jaar)
51
Ontwerpeisen Dynamische Aa De randvoorwaarden en ontwerpeisen voor de ecologie kunnen worden vertaald in hydrologische randvoorwaarden. Voor de Dynamische Aa zijn de volgende ecologische beleidsdoelen van belang: Beekherstel natuur (provinciaal, WBP) – benedenloop laagland beek Behalen goede ecologische toestand van een langzaamstromende benedenloop: (KRW type R6) Ecologische verbindingszone (provinciaal, WBP) Bovenstaande hydrologische randvoorwaarden, die bij deze beleidsdoelen van toepassing zijn, zijn onderstaand weergegeven: Beekherstel/KRW: Het streefbeeld voor benedenloop van een laaglandbeek is een beekzone van 100-150 m breed met natuurlijke peilfluctuaties (hoge winterwaterstanden en lage zomerwaterstanden). De overstromingsvlakte loopt geleidelijk onder water en staat 1x per jaar helemaal onder water. De Aa heeft een meanderend zomerbed van minimaal 4 m breed en heeft een waterdiepte van 0,4 tot 1,0 m. De meandering van het zomerbed leidt tot asymmetrische dwarsprofielen met variatie in oevers en beplanting. In het winterbed staat minimaal 10% opgaande begroeiing. In het overgangsgebied tussen zomer- en winterbed groeit meer opgaande beplanting. De Aa is permanent stromend (0,1-0,5m/sec) en in de droogste maand van het jaar is de minimum stroomsnelheid nog 0,1m/s. De beek is vispasseerbaar dus geen barrières die de visoptrek belemmeren. Ecologische verbindingszone Vanuit ecologische verbindingszone zijn er geen aanvullende hydrologische eisen boven de eisen voor beekherstel/KRW. De aan te leggen landschapselementen in het beekdal kunnen worden ingepast in de profielen van de beek. Gronden buiten de Dynamische Aa. Bij de inrichting van het deel van het beekdal dat niet ingericht wordt t.b.v. natuur wordt de waterhuishouding afgestemd op de functies van bestaande landbouw, landgoedontwikkeling, bescherming van bebouwing ed. Met de aanleg van kades en het ophogen van percelen, worden particuliere eigendommen beschermd tegen een overstromingsrisico van 1x per 100 jaar. Gronden buiten de beekprofiel, die in eigendom zijn bij het waterschap, zullen regelmatig inunderen. Hiermee wordt de afvoerpiek van de Aa verkleind, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de bescherming van het stedelijk gebied van ’s-Hertogenbosch. Ook wordt een deel van het gebied ingericht voor gestuurde waterberging. Hier kan water worden vastgehouden op het moment dat de afvoer naar de Maas beperkt is. De inhoud van de waterberging is 60.000 m3.
52
Inrichting op hoofdlijnen Voor het realiseren van de Dynamische Aa wordt een nieuw beekprofiel gegraven met afmetingen die nodig zijn om te voldoen aan de hydrologische eisen van beekherstel. Waar mogelijk wordt de bestaande situatie gehandhaafd om te voldoen aan de wensen van de bewoners of bescherming van particuliere eigendommen. Het tegemoet aan deze wensen betekent dat niet overal optimaal aan de hydrologische eisen voor beekherstel wordt voldaan en/of dat aanvullende maatregelen nodig zijn. Door een zorgvuldige afweging van enerzijds hydrologische eisen voor beekherstel en anderzijds wensen van bewoners, ontstaat een volwaardige beekdalontwikkeling met een groot draagvlak van de bewoners. Op hoofdlijnen worden de volgende maatregelen uitgevoerd: Graven van een nieuw beekprofiel met een zodanige dimensionering, dat voldaan wordt aan de hydrologische eisen van beekherstel. Het beekprofiel bestaat uit een zomerbed, die altijd watervoerend is. Daarnaast wordt een winterbed gegraven, dat alleen bij hogere (winter)afvoeren meestroomt. De bestaande Aa wordt waar mogelijk gedempt. Handhaven van de huidige Aa met de bestaande kades en de bomenrij langs Seldensate. Hierdoor voldoen de kades langs de Aa niet aan een beschermingsniveau van T=100 voor bebouwing en ontstaat een traject waar niet wordt voldaan aan de eisen voor beekherstel. Ter compensatie worden onderstaande maatregelen uitgevoerd Aanleg van kades om particuliere eigendommen te beschermen tegen overstromingsrisico van 1 keer per 100 jaar. Aanleg van een kade door het landgoed Seldensate om het achterliggende land te beschermen tegen een overstromingsrisico van 1*per 100 jaar. Het maken van een nieuwe fietsbrug over de Aa op 50 m ten noorden van de bestaande brug met de aanleg van een nieuw fietspad van ongeveer 50 m, om de afstand waarover niet aan de eisen voor beekherstel wordt voldaan zoveel mogelijk te beperken. Inrichten van een waterbergingsgebied met een inhoud van 60.000 m3. Aanleg van nieuwe en herprofileren van bestaande afvoersloten en kavelsloten voor de afwatering van de landbouwgronden. Bouw van een gemaal voor de afwatering van het landbouwgebied. Bouw van een gemaal om het water van het bergbezinkbassin te kunnen afvoeren bij hoge peilen op de Aa. Aanleg van nieuwe en herprofileren van bestaande waterlopen voor de aanvoer van water uit de Zuid-Willemsvaart. Aanleg van een duiker onder de N279 voor de inlaat van water uit de Zuid-Willemsvaart. De maatregelen zijn weergegeven in onderstaande figuren.
53
Figuur 4a: Maatregelen voor beekherstel
Figuur 4b: Maatregelen voor waterberging en bescherming
54
Figuur 4c: Maatregelen voor aan- en afvoer van water
55
Uitwerking Dynamische Beekdal Beekprofiel van de Aa Op basis van de randvoorwaarden voor beekherstel en KRW-eisen, is een ontwerp-dwarsprofiel bepaald, waarmee aan de verschillende eisen kan worden voldaan. Dit betekent dat het zomerbed zodanig is ontworpen, dat er zomers altijd voldoende stroming is. In bochten ligt het zomerbed meer naar links of rechts van het midden ligt en sluit daarmee aan bij de natuurlijke neiging van beken om steile buitenbochten en flauwe binnenbochten te ontwikkelen. De principeprofielen zijn in de figuren 5 weergegeven.
Figuur 5a: Vergelijking bestaande profiel en nieuwe profiel bij de Kunning.
Figuur 5b: Verschuiving zomerbed bij linkse en rechtse meander
Het beekprofiel in het plangebied is 70 tot 80 meter breed. Met dit profiel wordt bij lagere afvoeren aan de KRW-eis van voldoende stroomsnelheid voldaan. Bij hogere afvoeren is voldoende capaciteit beschikbaar binnen het gegraven profiel en bij extreme afvoer zorgen de omliggende gronden voor een extra doorstroomcapaciteit. Bij bruggen of aansluitingen op bestaande profielen, worden geleidelijke overgangen gemaakt om sprongen in de bodem te voorkomen. De uitgewerkte profielen met afmetingen zijn voor een aantal locaties weergegeven in bijlage 1.
56
Rekenmodel en invoergegevens. De Dynamische Aa is met de nieuwe profielen doorgerekend met een SOBEK-model voor meerdere afvoersituaties. SOBEK is een rekenprogramma voor het simulerenThe programmes within the SOBEK modelling suite simulate the complex flows and the water related processes in almost any system. van waterstroming in waterlopen (één-dimensionaal) en over horizontale vlakken (tweedimensionaal). It is the ideal tool for guiding the designer in making optimum use of resources. Het rekenprogramma wordt algemeen gebruikt door adviesbureaus en overheden. Het rekenmodel omvat het hele traject vanaf de meander bij kasteel Heeswijk tot de Maas, zodat de samenhang tussen de verschillende fasen is gewaarborgd. Er zijn meerdere scenario’s doorgerekend om de randvoorwaarden voor beekherstel en veiligheid te toetsen. De gebruikte parameters in het model zijn weergegeven in bijlage 1. De invoergegevens per scenario zijn hieronder weergegeven. Beekherstel: Randvoorwaarde minimum stroming droogste maand van het jaar. Deze eis wordt getoetst met de T=5% afvoer, dus 5% van de tijd (=gemiddeld 18 dagen per jaar) is de afvoer kleiner dan deze waarde. Deze afvoer is afgeleid uit de langjarige meting bij stuw Runkampen (periode 1976 – 2005) en is in het plangebied 1 m3/sec. Randvoorwaarde overgangszone tussen zomeren winterbed. Deze eis is getoetst met fluctuatie tussen T=5% norm en de T50% norm. Dit houdt in, dat 50% van de tijd (=180 dagen per jaar) fluctueert tussen deze waarden. De afvoer is afgeleid uit de langjarige meting bij stuw Runkampen (periode 1976 – 2005) en is 5 m3/sec. Randvoorwaarde hele beekdal minimaal 1x per jaar onder water. Deze eis is ingevuld als het peil en de inundatie, die gemiddeld 1x per jaar (T1) optreedt. Deze afvoer is in het plangebied ca. 30 m3/sec. Veiligheidseis: Randvoorwaarde veiligheid Het gebied buiten de kades van de Dynamische Aa bevat verspreide bebouwing en heeft daarom een beschermingseis voor een peil dat 1x per 100 jaar optreedt (T=100). De piekafvoer van deze golf is 74 m3/sec en is in de grafiek van figuur 6 aangegeven.
Fig. 6: T=100 afvoergolf van de Aa
57
Parameters in het SOBEK-model Binnen het hydraulisch onderzoek is ingegaan op zowel hoge- als lage afvoeren. De lage afvoeren zijn afgeleid uit de langjarige meting bij stuw Runkampen (periode 1976 – 2005). De hoge afvoeren (T=10 en T=100) zijn bepaald met het Gebiedsdekkend Hydrologisch Model. De interactie met de Maasgolf is overgenomen uit de HOWABO-studie: (Hydrologic, 2006). Gebaseerd op de modelberekeningen van Hydrologic blijkt dat de piek van de Dommel 55 uur eerder plaatsvindt dan die van de Maas, en de piek van de Aa 24 uur eerder dan die van de Dommel plaatsvindt. Voor de inundatieoppervlakken is gerekend met een grid van 25 x 25 m. Voor de ruwheid in de waterlopen is uitgegaan van Bos en Bijkerk 20 (sterk begroeide waterloop) in het zomerbed en de waarde 25 (matig begroeide waterloop) in het winterbed. In de 2D-module is een constante Manning-waarde aangenomen van 0,03. De rekenresultaten zijn in figuur 7 en tabel 1 weergegeven.
Figuur 7: lokaties voor toetsen van ontwerpeisen lokatie T5% snelheid T5% peil
1 0, 15
2 0, 12
3, 65
T50% peil
4,
T1 peil
4,
12
4,
12
4,
11
4,
17 3, 95 4,
38 5,
20
7 0,
3, 85
30 5,
08
6 0,
3, 82
22 5,
00
5 0,
3, 75
20 5,
00
4 0,
3, 72
18 4,
95
05 3,
72
10
3 0,
4, 45
5. 35
5, 40
T100 peil
5, 5, 5, 5, 5, 6, 6, 70 72 75 85 90 15 20 Tabel 1: rekenresultaten per locatie in m+ NAP (peil) en m/sec (stroomsnelheid)
Uit tabel 1 blijkt, dat de waterstanden vrijwel overal voldoen aan de hydrologische eisen voor de beekherstel/KRW. De maximale peilen bij een afvoer van T=100 variëren (afhankelijk van de locatie) van 5,70 m+ tot 6,20 m+ NAP. 58
Maatregelen deelgebieden Deelgebied 1: Molenhoek Knelpunt en wensbeeld Door de inrichting van de Dynamisch Aa vervalt de bermsloot langs de Aa en daarmee de water aanen afvoer van de aanliggende percelen. Voor de landbouwgronden is een vervangende afwatering nodig, minimaal gelijkwaardig is aan de huidige afwatering met een drooglegging van 0,80 m in de winter. Voor nieuwe woningen in het kader van landgoedontwikkeling kan het bouwperceel wat extra worden opgehoogd om te voldoen aan specifieke eisen voor bewoning (kelder oid). Het landbouwgebied langs de Leijgraaf wordt ingericht voor waterberging met een maximale vulling tot 6,0 m+ NAP. De wegen en bebouwing in het waterbergingsgebied liggen ruim boven dit peil, maar rondom de gebouwen is ophoging nodig, om voldoende ruimte te hebben voor landbouwkundige werkzaamheden bij inzet van de waterberging. Bij de ontwikkeling van landgoed Molenhoek worden de gebouwen op minimaal 6,50 m+ (vloerpeil) gebouwd, om overlast bij inzet van de waterberging te voorkomen. De ophoging voor de gebouwen in het landgoed realiseren in combinatie met de aanleg van waterpartijen, zodat de inhoud van de waterberging niet afneemt. Bij de ontwikkeling van het landgoed wordt langs de Leijgraaf een ecologische verbindingszone gerealiseerd. In het kader van de de vismigratie van de Leijgraaf wordt bij de stuw direct ten zuiden van de Gouveneursweg (stuw 211A) een vistrap aangelegd. De huidige inlaat blijft bestaan. Ten behoeve van de huidige wandelroute, wordt de huidige wandelbrug vervangen door een nieuwe. Maatregelen Afwatering landbouwgronden: Graven van enkele nieuwe waterlopen, waarmee een drooglegging van 0,80 meter kan worden gerealiseerd. De profielen van de nieuwe waterloop zijn aangegeven in bijlage 3. Bouw van een gemaal met een capaciteit van 0,050 m3/sec bij een opvoerhoogte van 1,20 m. Herprofileren van kavelsloten voor het verbeteren van de detailafwatering van de percelen. De kavelsloten worden 0,80m tot 1,0 m diep en zodanig aangelegd, dat een goede afvoer naar de waterlopen mogelijk is. Waterberging Aanleg van kades rondom de nieuwe waterberging met een kruinbreedte van 4 m en een hoogte van 0,50 m boven het max. waterpeil. De taluds op de (toekomstige) landgoederen aanleggen met 1:6, zodat beweiding mogelijk is. De overige kades met taluds van 1:3 om het ruimtebeslag zoveel mogelijk te beperken. Bij de Aa een afsluitbare duiker met een diameter van Ø800 mm, waarmee water kan worden ingelaten in het bergingsgebied. Deze duiker combineren met het gemaal voor de afwatering. Onder de Molenhoek een duiker Ø 600 mm om ook het noordelijke deel te kunnen vullen. Ecologie en recreatie Aanleg van een ecologische verbindingszone bij de ontwikkeling van landgoed Molenhoek. Bouw van een vistrap bij de stuw direct ten zuiden van de Gouveneursweg (stuw 211A). Daarbij de huidige inlaat handhaven. Vervangen van de voetgangersbrug over de Leijgraaf.
59
Figuur 8: maatregelen Molenhoek
60
Deelgebied Middelrode Knelpunt en wensbeeld Met de inrichting van de Dynamisch Aa verdwijnt de noordelijke kade van de Aa. De percelen rondom de meander Middelrode zijn in eigendom van het waterschap en mogen inunderen. De percelen langs de Julianastraat zijn al opgehoogd en daarmee beschermd tegen overstroming. Het Gewat ligt hoog genoeg en fungeert als waterkering. De huidige Aa wordt gedempt tot een hoogte van 4,80 m+. Daarmee ontstaat een strook, die wel beweid kan worden, maar bij extreme afvoeren een belangrijke bijdrage levert aan de afvoer van water. De huidige waterinlaat vanuit de Leijgraaf wordt na de Molenhoek onderbroken door het graven van het Dynamisch Beekdal. Een vervangende inlaat kan worden gecreëerd door een inlaat vanuit de Zuid-Willemsvaart. Het inlaatwater houdt de waterloop ten noorden van de Assendelftseweg op peil en voedt de hoogwatersloot bij Seldensate (fase 5-6). De duiker onder de Assendelftseweg is afsluitbaar en voorzien van een stuw om het water op peil te houden en de doorvoer richting Seldensate te regelen. De inlaathoeveelheid is 150 l/sec. Maatregelen Wateraanvoer landbouwgronden: Graven van nieuwe waterlopen met bijbehorende duikers en een stuw om het water voor het landbouwgebied op peil te houden en door te voeren richting Seldensate. De duikers hebben een diameter van 800 mm. De hoogteligging van alle duikers is 4 m+ NAP. De stuw bij de duiker is regelbaar en heeft een breedte van 1 m.
61
Deelgebied Seldensate Knelpunt en wensbeeld Met de inrichting van de Dynamisch Aa verdwijnt de noordelijke kade van de Aa, met uitzondering van het gedeelte dat grenst aan het bosgebied van Seldensate. De Kunning ligt voldoende hoog om te fungeren als waterkering. De noordelijke percelen langs de Kunning zijn nog in gebruik voor landbouw en worden evenals het bergbezinkbassin met een kade beschermd tegen overstroming. Door het vervallen van de bermsloot langs de Aa moet een nieuwe afwatering worden gerealiseerd voor de landbouwgronden langs de Kunning en de overstort van het bergbezinkbassin. Hiervoor moet waar nodig een nieuwe afwatering worden gerealiseerd. De afwatering van de landbouwpercelen gebeurt met een windwatermolen. De laagste delen van de percelen worden opgehoogd met 0,20 m, zodat niet vaker dan 1x per 25 jaar inundatie optreedt. De riooloverstort kan tot een waterpeil van 4,90 m+ vrij lozen op de Aa (zoals nu ook het geval is). Als het peil op de Aa hoger wordt dan 4,90 m+ NAP (dit komt gemiddeld 1 keer per jaar voor), loost het water op de huidige bermsloot. Aan het eind van de bermsloot wordt een gemaal gebouwd waarmee het water op de Aa wordt gepompt. De capaciteit van de pomp is 1 m3/sec en de berekening van het wateraanbod uit de riolering en het ontwerp van de pomp en de waterloop is weergegeven in bijlage 4. De kade langs de Aa ter plaatse van Seldensate is niet hoog genoeg om bescherming te bieden tegen een overstromingsrisico van 1 keer per 100 jaar. In overleg met de bewoners van de Kunning blijft de kade met de bomen in de huidige staat gehandhaafd. Om toch het achterland te beschermen wordt een kade met een hoogte van 6,50 m+ NAP aan de zuidkant van het landgoed aangelegd. Dit betekent dat Seldensate zelf ongeveer eens in de 70 jaar kan inunderen. De woningen in het achterland zijn met de nieuwe kade wel tegen overstromingsrisico van eens in de 100 jaar beschermd. Maatregelen Afwatering: Herprofileren bestaande waterlopen voor afwatering van de landbouwgronden bij de Kunning. De profielen van de nieuwe waterloop zijn aangegeven in bijlage 2. Plaatsen van een windwatermolen voor de afwatering van de landbouwgronden langs de Kunning. Bouw van een gemaal met een capaciteit van 1 m3/sec, een maalpeil van 4 m+ NAP en een opvoerhoogte van 2 m. Bescherming Aanleg van een kade om de landbouwgronden en het bergbezinkbassin te beschermen tegen een overstromingsrisico van 1 keer per 100 jaar. Aanleg van een kade aan de zuidkant van landgoed Seldensate ter compensatie van het niet ophogen van de kade langs de Aa bij Seldensate. De hoogte van de kades is 6,50 m+. Aanbrengen van afsluitbare duikers in de kades.
62
63
Bijlage 1. Dwarsprofielen Dynamische Aa
Figuur 1: Locaties dwarsprofielen Dynamische Aa
Algemeen: Bij bruggen is een overgangsprofiel nodig tussen het Dynamische profiel en het bestaande profiel onder de brug. Over een afstand van ca. 75 m vóór en na de brug wordt van de Dynamische profiel aangesloten op het bestaande (bak) profiel van de brug. Dit is nodig om voldoende doorvoer te krijgen bij T=100.
64
65
66
67
Bijlage 2. Dwarsprofielen wateraan- en afvoer voer fase3-4
Locatie dwarsprofielen
68
69
70
71
72
Bijlage 4:
Achtergronddocument waterkeringen
Overloop/overslag Om overloop en overslag tijdens hoogwater tegen te gaan dient de kruinhoogte van de aan te leggen kades hoog genoeg te zijn. [PM verwijzen naar daadwerkelijke hoogtes, Hans?]. In het regionaal systeem wordt hiervoor een toeslag van 0,5 m gehanteerd boven op het maatgevend hoogwater, in dit geval de waterpeilen bij een t100 situatie. Als sprake is van een zandige ondergrond en een kade die uit zandig materiaal wordt opgebouwd, zullen klink en zetting beperkt zijn. Bij de aanleg kan naar verwachting worden volstaan met een overhoogte van 0,1 meter om eventuele klink van de ophoging en zetting te compenseren. Macrostabiliteit binnen- en buitentaluds Veiligheidsfactor (Fmin) = 1,08 gebaseerd op norm 1/100 In praktijk zal dit bij zandig materiaal taluds van circa 1:3 opleveren. Dit is afhankelijk van het type zand en dan specifiek de hoek van inwendige wrijving, deze wordt mede bepaald door de korrelgrote en vorm. Met ‘afgerond’ zand (eolisch, dekzand) moeten wellicht flauwere binnentaluds worden aangehouden richting 1:4. Wanneer gegevens uit het grondonderzoek beschikbaar zijn kan een definitief ontwerp worden gemaakt met D-geostability berekeningen. Microinstabiliteit Bij kades met talud 1:6 speelt microinstabiliteit geen rol. Voor de kades met taluds rond 1:3 kan het mechanisme wel spelen. Het geotechnisch onderzoek naar de materiaaleigenschappen van de grond waar de kades op worden aangelegd en uit opgebouwd zal uitwijzen of microinstabiliteit op kan treden. Een minder waterdoorlatende (klei)laag op het buitentalud en eventueel een stukje voorland voorkomt overmatige kwel en mogelijke micro instabiliteit. Piping Afhankelijk van bodemopbouw, hiervoor moet een oppervlakkige deklaag aanwezig zijn, de verwachting is dat deze niet aanwezig op de locatie. Grondonderzoek zal dit moeten uitwijzen. Bekleding De eisen voor kruin en binnentalud zijn beperkt of kunnen zelfs los worden gelaten als de aanleghoogte zoals eerder genoemd wordt aangehouden. Er kan dan, gegeven de norm met bijbehorende waterstand, geen sprake zijn van overloop of overslag en erosiebestendigheid van de bekleding op de kruin of het binnentalud is dan niet relevant. Voor het buitentalud is een goede bekleding essentieel, met name als gekozen wordt voor een zanddijk. Het zandige materiaal i.c.m. zuid ligging buitentalud biedt omstandigheden waardoor grasmat makkelijk verdroogt en hierdoor na de zomer niet voldoende hersteld. Oplossing kan zijn het aanbrengen van een deklaag van circa 0,5 meter erosiebestendige klei (klasse 2) eventueel met een teelaarde laag zodat zich een diep gewortelde gesloten grasmat kan ontwikkelen. Opgemerkt moet worden er onder dagelijkse omstandigheden geen water tegen de kade aanstaat en bij maatgevend hoogwater de stroomsnelheid laag zal zijn. Beheer en onderhoud In het ontwerp van de nieuwe kades dient rekening gehouden te worden met het beheer en onderhoud. De taluds van circa 1:33 zijn machinaal te maaien en met een kruin van tenminste 3 meter breedte is de kade ook tijdens hoogwater toegankelijk voor een personenwagen of een kleine vrachtwagen. Indien gekozen wordt voor begrazing dienen de kaden een talud van minimaal 1:6 en/of overgedimensioneerd te zijn.
73
Kortom Waar mogelijk wordt uitgegaan van kaden met een talud van 1:6 omdat dit ecologisch, landschappelijk en beheertechnisch het meest gewenst is. IS dit om redenen van bijvoorbeeld gebrek aan ruimte niet mogelijk dan dienen de taluds minimaal 1:3 te zijn. Afhankelijk van ondergrond en gebruikte grondsoort zijn wellicht extra maatregelen nodig om bijvoorbeeld piping te voorkomen.
74
Bijlage 5:
Landschapsbeeld totaal
75
Bijlage 6:
Kaartmateriaal Molenhoek
76
Bijlage 7:
Kaartmateriaal Middelrode
77
Bijlage 8:
Kaartmateriaal Seldensate
78
Bijlage 9:
Protocol waterberging
Algemeen De waterberging in het Dynamisch Beekdal levert een bijdrage aan de bescherming van de kern van ’s-Hertogenbosch tegen wateroverlast. Samen met de bergingsgebieden van HOWABO (4,5 mln. m3) en Bossche Broek (6 mln. m3) en de waterbergingsgebieden van fase 5 en 6, wordt ’s-Hertogenbosch zodanig beschermd, dat inundatie niet vaker dan 1x per 150 jaar voorkomt. Het bergingsgebied in fase 3 van het Dynamisch Beekdal heeft een capaciteit van 60.000 m3 bij een maximaal peil van 5,50 m+ NAP. De inzet van de waterberging en de afstemming met de andere gebieden wordt na gereedkomen van het bergingsgebied meer gedetailleerd uitgewerkt en opgenomen in het draaiboek Hoogwater van het waterschap. Voorbereiding inzet Het stedelijk gebied van ’s-Hertogenbosch gaat inunderen bij een peil van 4,90 m+. In een eerder stadium neemt het waterschap al voorbereidende maatregelen voor inzet van de bergingsgebieden. Dit bergingsgebied wordt ingezet in samenhang met HOWABO en Bossche Broek. Deze gebieden worden als eerste ingezet, omdat die vrijwel geheel in de EHS liggen en dus geen schade aan landbouwgrond veroorzaken. Het signaal voor de inzet van de waterberging wordt genomen door het calamiteitencentrum van het waterschap. In de voorbereidingsfase moeten verschillende maatregelen worden genomen: De grondeigenaren, de pachters en de gemeente worden geïnformeerd over de mogelijke inzet van waterberging Vee wordt geëvacueerd; De kunstwerken en kades worden geïnspecteerd en schades hersteld; Er wordt een noodpomp gereserveerd voor inzet op afroep. De meetlocaties bij de boerderijen worden gecontroleerd en voorzien van divers, zodat continue meting van grondwaterstand plaatvind. Deze metingen zijn nodig om maatregelen te nemen en/of achteraf de oorzaak van eventuele schade te kunnen vaststellen. Inzet en nazorg De daadwerkelijke inzet gebeurt op locatie, zodat gecontroleerd kan worden ingelaten om uitspoeling van gronden beperkt blijft. Tijdens de inzet wordt de grondwaterstand rondom de gebouwen gecontroleerd. Als deze te hoog dreigt te worden, worden maatregelen genomen om de stijging te beperken. Na inzet van de waterberging wordt het water zo gauw als mogelijk weer teruggevoerd op de Aa. Dit gebeurt in eerste instantie via het inlaatwerk. Als het gebied weer helemaal leeg is wordt de schade aan eigendommen van derden opgenomen en hersteld of vergoed.
79
Bijlage 10:
Beheer- en onderhoudsrichtlijn
BEHEER EN ONDERHOUDSRICHTLIJN DYNAMISCH BEEKDAL FASE 3 & 4
Opdrachtgever Auteurs Datum Status
: Leo Smit : Gijs Kerkhof, Mirja Kits en Ernst-Jan Melisie : Februari 2015 : Concept – dynamisch document
80
Inleiding Dynamisch beekdal de Aa betreft een groot natuurontwikkelingsproject langs de beek de Aa tussen Heeswijk en Den Bosch. De Aa als beek wordt hersteld en de gronden langs de beek moeten gaan functioneren als ecologische verbindingszone voor typisch natuur van beekdalen. In 2015 wordt het deeltraject fase 3 & 4 gerealiseerd. De beek krijgt weer meer de ruimte en de overstromingsvlakte mag zich spontaan gaan ontwikkelen. Naast de natuurontwikkeling wordt in fase 3 ook een waterbergingsgebied aangelegd dat gestuurd ingezet kan worden. Het doel van deze Beheer en onderhoudsrichtlijn (BOR) is om invulling te geven aan de doelstellingen van Waterschap Aa en Maas, de Provincie Noord-Brabant en het Ontwerp-Projectplan Molenhoek, Middelrode en Seldensate ‘Dynamisch beekdal, fase 3 en 4’. In deze BOR beschrijven we de (natuur)elementen binnen het beekdal van de Aa en het beheer en onderhoud dat toegepast gaat worden. Ingezet wordt op extensief beheer en zo weinig mogelijk ingrijpen. Deze BOR gaat in op beheeruitgangspunten en methoden. Periode: De richtlijn is bedoeld voor onbepaalde periode. Jaarlijks vindt een evaluatie plaats van het toegepaste beheer en onderhoud. Waar nodig worden activiteiten aangepast of juist gestart dan wel gestopt. Eigendom en beheer Waterloop: Gemeente: Eigendom: Beheerder(s): Stroomgebied: Uitvoerder onderhoud: Betrokken ecoloog:
De Aa Sint Michielsgestel Watergang Waterschap Aa en aanliggende gronden Aa en Maas Waterschap Aa en Maas De Aa District Beneden Aa Mirja Kits
Maas,
Kenmerken gebied Ligging en begrenzing: zie kaart bijlage 1. Type waterloop: Langzaam stromende benedenloop van een laaglandbeek. De Aa stroomt meanderend door het gebied heen. Het peil van de beek wordt beïnvloed door de stuwen in de sifon van de Aa en de vispassage benedenstrooms van de sifon. In de winter staat het peil van de Aa hoog en zal een deel van de overstromingsvlakte langs de beek geïnundeerd zijn. In de zomer staat het peil van de Aa lager, in zeer droge zomers zal de beek in een klein stroompje veranderen. Natuurwaarden Over het algemeen is de benedenloop van de Aa en directe omgeving in ecologisch opzicht matig tot slecht ontwikkeld. De beek kent een geringe stroming en weinig stromingsvariatie. Dit in combinatie met het ontbreken van variatie in oeverbegroeiing -en waterbodemstructuren maakt de huidige Aa (peiljaar 2014) tot een waterloop met weinig bijzondere beeksoorten. Qua macrofauna (waterkevers, vlokreeften, kokerjuffers e.d.) scoort de Aa hier ontoereikend. De aangetroffen soorten zijn soorten van (matig) voedselrijk en stilstaand water. Er worden geen zeldzame of typische kenmerkende soorten voor beken aangetroffen. De libellenfauna van de trajecten langs de Aa is niet zo rijk. Positief is het relatief hoge aandeel van de stromingssoorten weidebeekjuffer en blauwe breedscheenjuffer. De volgende stromingssoorten die je zou mogen verwachten (bijvoorbeeld beekrombout) zijn een stuk kritischer. Vestiging in de toekomst is mogelijk 81
indien de waterkwaliteit verbetert, oever rijker begroeid raakt en meer trajecten heringericht worden. Het beekdal van de Aa is momenteel slecht geschikt voor amfibieën. Op het traject Hersend zijn wel enkele watertjes aanwezig die geschikt zijn voor amfibieën. Dit zijn vooral algemene soorten als kleine watersalamander, gewone pad en groene kikkercomplex. Dit zijn algemene amfibieënsoorten. Kritische soorten zoals de doelsoort kamsalamander komen niet voor. Met de nieuwe inrichting komen er veel geschikte leefgebiedjes (waaronder poelen) voor amfibieën bij. De visgemeenschap van de Aa bevat vooral algemene soorten. Kenmerkende beekvissen als de beekprik, de serpeling en de kopvoorn ontbreken nagenoeg. De riviergrondel, winde, bermpje en kleine modderkruiper komen sporadisch voor. Van een verruigd zijslootje van meander Middelrode is de aanwezigheid van waterspitsmuis bekend. Broedvogels zijn nooit onderzocht in dit gebied. Uit de Nationale Databank Flora en Fauna zijn hier geen bijzondere waarnemingen bekend. Aandachtspunten Gedragscode Flora- en faunawet Bomen langs de beek waar mogelijk laten ontwikkelen; (streefbeeld 20% bos in het gebied). Dit zijn vooral elzen en wilgen.
Aanwezigheid van ruige oevers zeer belangrijk voor waterspitsmuis
Omgevallen bomen incl. kluit (over de beek) laten liggen (evt. na broedseizoen verwijderen indien er ongewenste stuwingen optreden);
Zorg dat de zonnige taluds van de poel/afgesloten meander vrij blijft van schaduw en maaisel.
Indien aanvullend gemaaid moet worden op de begrazing doe dit dan na het broedseizoen, of loop het terrein na voordat gemaaid gaat worden
In principe wordt de waterbodem van de Aa ter hoogte van meander Assendelft niet gemaaid. Indien zich toch te veel waterplanten ontwikkelen, wordt een stroombaan in het najaar gemaaid.
Indien in het veld beschermde soorten worden aangetroffen dan wordt dit gemeld bij de verantwoordelijke ecoloog (zie contactpersonen onder 2). Doelstellingen De Aa heeft volgens het Waterbeheerplan van Waterschap Aa en Maas de volgende doelstellingen: - beekherstel-natuur (langzaamstromende benedenloop) - vismigratie - waterberging - ecologische verbindingszone tussen diverse natuurgebieden in het Aadal en de Maas: kasteel Heeswijk, Wamberg, uiterwaarden Maas
82
Streefbeeld Functie beekherstel-natuur: Beek(dal) met natuurlijke processen en een natuurlijk peilregime. De Aa is een langzaamstromende benedenloop van een laaglandbeek. Het streefbeeld van het gehele plangebied houdt in dat de Aa haar eigen weg mag zoeken binnen het Dynamisch Beekdal. Hierdoor zal een min of meer natuurlijk beekdallandschap ontstaan waarin spontane ontwikkelingen het beeld en de kwaliteit zullen bepalen. De dynamiek en spontane processen staan binnen het beekdal centraal. Afkalving en aanslibbing van zandbanken en de spontane ontwikkeling van vegetatietypen gaan het landschap bepalen. Mede als gevolg van natuurlijke successie en het ontstaan van pionier milieus kunnen nieuwe soorten zich vestigen en zullen andere soorten weer verdwijnen. Anders dan bij een plangebied waarin in een inrichtingsplan op voorhand wordt bepaald hoe en waar de verschillende terreintypen in het plangebied worden gepositioneerd, wordt het eindbeeld van het Dynamisch Beekdal voor het overgrote deel bepaald door het beheer. Aangezien spontane processen en natuurlijke dynamiek hierin een belangrijk aandeel hebben is het niet mogelijk om op perceelsniveau een gedetailleerde beschrijving te geven van het uiteindelijke beeld van het Dynamisch Beekdal. In het Beheerplan Dynamisch Beekdal (Staro 2009) is dit streefbeeld beschreven: er wordt gestreefd naar een gevarieerd half open landschap bestaande uit de terreintypen beek, poelen, moeraszones (plas-dras), open, grazige vegetaties, ruigte en opgaande begroeiing (struwelen en bosjes). De ligging en gezamenlijke oppervlakte van elk terreintype varieert enigszins in de tijd. Deze variatie wordt veroorzaakt door begrazing van het plangebied en door de invloed van wisselende waterpeilen. De grazige gebieden beslaan naar verwachting 30 tot 50% van het plangebied. De vegetatie, bestaande uit verschillende soorten grassen en kruiden, is rijk aan structuur en loopt uiteen van zeer korte tot wat langere, extensief begraasde begroeiing. Lokaal zijn veepaadjes en latrines te vinden van de in het gebied aanwezige grazers. Een deel van de open ruimte (10-30%) wordt ingenomen door ruigtevegetatie die zich door extensievere begrazing verder heeft kunnen ontwikkelen. Opslag van bomen en struiken is dan ook veelal in deze terreindelen te vinden. Ruigtevegetatie is van grote waarde voor onder andere kleine zoogdieren als muizen, vlinders en planten die begrazing slecht verdragen. Vooral op de overgang van oppervlaktewater naar hoger gelegen land zijn moeraszones (10-30% van het oppervlak) te vinden. Deze gebieden staan permanent of periodiek onder water en staan veelal onder directe invloed van peilverschillen in de Aa. De moeraszones bieden plaats aan tal van waterplanten en vochtminnende soorten en vormen een belangrijk habitat voor amfibieën, vissen en macrofauna. Rietvegetaties bieden daarnaast een geschikt leefgebied voor diverse vogelsoorten. Circa 2% van het plangebied bestaat uit stilstaand oppervlaktewater in de vorm van poelen. Deze poelen vormen een belangrijke schakel (ecologische verbindingszone) in het leefgebied van amfibieën en macrofauna en vormen een groeiplaats voor diverse waterplanten. Als gevolg van het periodiek buiten haar oevers treden van de Aa, zal in de poelen ook vis voorkomen. 20 tot 30% van de oppervlakte van het plangebied wordt bezet door opgaande begroeiing. Bij voortschrijdende verbossing wordt dit aandeel kunstmatig teruggebracht tot onder de 30%. Opgaande begroeiing bestaat uit bosjes, struwelen, boomgroepen en eventueel solitaire bomen. Naar verwachting zullen de soorten wilg en els daarin een belangrijk aandeel hebben. De soortensamenstelling is echter zeer locatieafhankelijk. Vele vogelsoorten vinden in deze begroeiing nestgelegenheid.
83
Als rode draad door het landschap loopt de Aa slingerend door het plangebied. Het waterpeil van de Aa varieert door het jaar, wat leidt tot periodieke overstromingen van het plangebied. De Aa is daarmee verantwoordelijk voor een flinke mate van dynamiek en vormt een drijvende kracht achter verschillende spontane processen. Plaatselijk treedt afkalving van de buitenbochten op. IN de beek ontstaan lokaal zandbanken. De waterloop (de Aa) ligt voor een deel in de schaduw van opgaande begroeiing aan de oevers en ontvangt op andere delen weer volop direct zonlicht. Circa 20 tot 40% van het wateroppervlak is begroeid met ondergedoken, drijvende en/of emergente waterplanten. Bovenbeschreven terreintypen vormen samen een lappendeken met daarin tal van overgangszones van natte naar droge en van open naar gesloten vegetaties. Verschillende stadia van successie zijn op korte afstand van elkaar te vinden en zorgen voor een grote variatie aan planten en dieren. De opbouw van de zone bestaat uit: Waterloop: de Aa zuurstofrijk, matig voedselrijk water; doorlopende watervoerende structuur, gevarieerde micromilieus door variatie in stroming en niet/nauwelijks maaien van de beek. Waterplanten, zanden slibbanken en dood hout vergroten de variatie in de waterbodem. Circa 20 tot 40% van het wateroppervlak is begroeid met oever-, ondergedoken en drijvende waterplanten. Doelsoorten: winde, riviergrondel, bermpje en kleine modderkruiper; weidebeekjuffer en beekrombout, stroomminnende macrofauna zoals kokerjuffers Onderhoudsstrook niet van toepassing In het gebied is geen onderhoudspad aanwezig omdat de beek zelf in principe niet onderhouden hoeft te worden. Indien er gemaaid moet worden, gebeurt dit met de maaiboot/longreach waar geen onderhoudsstrook voor nodig is. Moerassige oeverzone (10-30% van het oppervlak) moerassige oeverzone met gevarieerde begroeiing van o.a. zeggenvegetatie, lisdodde en rietruigte. De oeverzone maakt onderdeel uit van de overstromingsvlakte en betreft met name de zone direct langs de beek. Doelsoorten: vissen, libellen en amfibieën Overstromingsvlakte, ruigtes Een groot deel van het gebied is overstromingsvlakte van de Aa. Dit gebied staat jaarlijks tot eens in de 10 jaar onder water en is begroeid met (riet)ruigte. Doelsoorten: zoogdieren, vogels, vlinders, libellen, kruiden Grazige vegetaties (30-50% oppervlak) De vegetatie, bestaande uit verschillende soorten grassen en kruiden, is rijk aan structuur en loopt uiteen van zeer korte tot wat langere, extensief begraasde begroeiing. Op schralere plekken is de vegetatie bloemrijk (dit kan op diverse plekjes door het hele terrein zijn, maar vooral buiten de overstromingsvlakte en op de kade). Doelsoorten: kruiden, vlinders Kade Rondom het gebied ligt een kade. Deze beschermt de omliggende gronden tegen overstromingen met een frequentie van minder dan eens in de 100 jaar. Dwars door het gebied ligt nog een lagere kade die zorgt dat de tuin en restant oude meander niet vaker dan eens in de 10 jaar overstroomt. De kade moet een (bloemrijke) grazige vegetatie krijgen/behouden en vanwege erosiebestendigheid niet te ruig/kaal worden en ook niet begroeien met bomen. 84
Bos en struweel (20-30% oppervlak) Maximaal 30% van de oppervlakte van het gebied mag zich ontwikkelen tot opgaande begroeiing zoals wilgenbosjes en elzen. Deze bosjes liggen voor een groot deel op de oevers van de beek. Doelsoorten: ijsvogel, struweelvogels, vissen en macrofauna (wortels in de oever) Poel In het gebied liggen poelen en deze hebben een structuurrijke watervegetatie. De oevers zijn rijk begroeid met lisdodde, kalmoes, kattestaart en andere oeverplanten. De poel heeft flauwe taluds, belangrijk voor de opwarming van het water. In een strook van minimaal 10 meter rondom poel en meander komt geen bos voor. De poelen doen dienst als voortplantingswater en leefgebied voor met name amfibieën. Doelsoorten: amfibieën, libellen, dagvlinders
85
Onderhoudsmaatregelen Watergang De Aa wordt niet gemaaid. De beek mag zich zoveel mogelijk spontaan ontwikkelen en zal eventueel eens per twee jaar gefaseerd worden gemaaid. In principe wordt alleen ingegrepen in de beek indien er ongewenst veel opstuwing ontstaat. Dit wordt bepaald aan de hand van de hydrologische situatie (nog te bepalen). De detailafwatering wordt verzorgd door de overige leggerwaterlopen. Deze worden jaarlijks 2 maal gemaaid (bodem en talud). Poel Door matig voedselrijke tot voedselrijke omstandigheden en hoge lichtinstraling zijn poelen vaak erg productief. Hierdoor treedt successie op, wat leidt tot verlanding. Het regelmatig opschonen is noodzakelijk om de poel open te houden. Dit kan het beste gebeuren wanneer de diepte minder is geworden dan 75 cm tot één meter. Zulke maatregelen hebben altijd invloed op de levensgemeenschappen, maar hoeven niet desastreus te zijn wanneer rekening wordt gehouden met de levenscyclus van soorten waar het om gaat. Zo zal het tijdstip voor opschonen moeten worden gekozen in een periode dat er geen of weinig amfibieën in het water zitten. Tevens is het wenselijk bij een onderhoudsbeurt ongeveer de helft van de poel niet te schonen. Dat wil zeggen dat jaarlijks of om de twee jaar de waterplanten in ongeveer de helft van de poel worden afgemaaid en dat het maaisel wordt afgevoerd. De op het zuiden gerichte oeverzone is voor een aantal dieren belangrijk voor de ei afzetting. Daarom mag dit deel niet te dicht begroeid raken. Het maaisel kan het beste eerst op de kant worden gegooid zodat allerlei dieren weer naar het water kunnen teruggaan. Na enkele dagen kan dit worden afgevoerd. Instandhoudingsbeheer Periode van onderhoud is september-oktober. Dan zal 50% gefaseerd gemaaid worden en houtopschot aan de zuidzijde verwijderen. Maximaal 30% van de noordelijke oeverlengte is begroeid met inheemse bomen en/of struiken. Bagger eenmaal per acht à tien jaar gefaseerd verwijderd, indien mogelijk combineren met baggercyclus watergang. Nooit meer dan 60% baggeren i.v.m. behoud van fauna. Specie direct nalopen op amfibieën. Vis niet terugzetten in de poel, maar in aangrenzend water of als dit niet geschikt is op groter water. Bij een reeks van poelen worden de poelen niet tegelijk in één jaar onderhouden maar verspreid over meerdere jaren, waarbij poelen worden ‘overgeslagen’. Periode van onderhoud half aug. - half okt. Kades De kades zijn stabiel goed om te berijden tijdens calamiteiten. Buitentalud wordt twee keer per jaar gemaaid en niet korter dan 7 cm. Jaarlijks wordt de onderbegroeiing en opschot van de taluds en de kruin verwijderd en wordt een schouw uitgevoerd op de bedekking van de grasmat en eventuele holen van dieren. In principe mogen hier geen bomen op de kade ontwikkelen. De kades mogen eventueel begraasd worden met schapen, maar niet met jongvee en koeien/paarden. Dus een afrastering onder in de teen is nodig wanneer de overige terreinen worden begraasd. Bij zeer weinig koeien zal dit mogelijk nog toegestaan kunnen worden (en taluds van minimaal 1:6) en kan de afrastering verder op de kade geplaatst worden.
Overstromingsvlakte en grazige ruigte 86
(Half open landschap van moeras- en plas-dras zones, open, grazige vegetaties, ruigte en opgaande begroeiing) Op gebieden die na inrichting nog (tijdelijk) niet aan de juiste voorwaarden voldoen voor jaarrondbegrazing zal ontwikkelingsbeheer plaatsvinden. De fase waarin de pioniersituatie langzaam overgaat naar een meer stabiele vegetatie en de kans op verbossing groot is stelt specifieke eisen aan het beheer. Deze beheerperiode heet de periode van ontwikkelingsbeheer. Daarna volgt het instandhoudingbeheer. Ontwikkelingsbeheer De eerste 3 tot 5 jaar zal de overstromingsvlakte en het talud oeverzone jaarlijks (1 tot 2 keer) worden gemaaid en geruimd om verruiging tegen te gaan. Door de 1e maaibeurt uit te voeren in de 1e week van juni wordt het meeste resultaat gehaald. Dominante soorten steken dan hun energie in de vorming van bloemen. De 2e snede wordt uitgevoerd in de 2e helft van september. Eventueel kan een extra maaibeurt worden uitgevoerd in eind juli / begin augustus. Al naar gelang de soortenontwikkeling vordert, wordt het maaibeheer aangepast en mogelijk wordt overgegaan op instandhoudingsbeheer. Instandhoudingsbeheer De variatie in deze begroeiingstypen wordt bereikt door extensieve jaarrondbegrazing. Jaarrondbegrazing vindt enkel plaats op terreinen die minimaal 10 hectare groot zijn. Voor kleinere eenheden wordt gekozen voor seizoensbeweiding, hooilandbeheer of een combinatie van beide. Indien er meer dan 30% houtige opslag (bos) ontstaat of de grazige vegetatie minder dan 30% wordt, wordt de begrazing geïntensiveerd. Indien de bosjes verdwijnen of meer dan 50% grazige vegetatie ontstaat wordt de begrazing geëxtensiveerd. Bij jaarrond natuurbegrazing zijn de volgende voorwaarden van toepassing: - Begrazing moet passen in het dynamische karakter van het beekdal en een positieve bijdrage leveren aan de spontane processen daarbinnen. - Jaarrondbegrazing vindt plaats in lage dichtheden van 1 GVE per 2 ha. Dichtheden zijn in beginjaren hoger om bijvoorbeeld houtopslag tegen te gaan. - Grazers moeten een maximale bijdrage leveren aan het ontstaan van structuurvariatie. - Grazers moeten bestand zijn tegen lastige en natte omstandigheden van het dynamisch beekdal (harde soorten als Schotse Hooglander, Galloway of Brandrood rund) - Bij inzet voor jaarrondbegrazing moeten grazers een hoge mate van zelfredzaamheid hebben op gebied van bijvoorbeeld afkalving - Grazers worden niet bijgevoerd (extreme wintersituaties uitgezonderd), omdat dit een negatief effect heeft op de vegetatie-ontwikkeling van het terrein - Grazers moeten goed reageren op mensen, geen bedelgedrag ontwikkelen en geen agressieve reacties naar recreanten en passanten vertonen - Grazers moeten voldoen aan alle wettelijke voorschriften en aantoonbaar ziektevrij zijn Bij seizoensbeweiding zijn de volgende voorwaarden van toepassing: - Begrazing moet passen in het dynamische karakter van het beekdal en een positieve bijdrage leveren aan de spontane processen daarbinnen. - Voor seizoensbeweiding wordt uitgegaan van 1 à 2 GVE/ha. - Dichtheden dienen te allen tijde verhoogd of verlaagd te kunnen worden als het terrein te kaal wordt of te veel verruigd/verbost - Mogelijk is aanvullend onderhoud nodig om ongewenste soorten tegen te gaan - Grazers moeten een maximale bijdrage leveren aan het ontstaan van structuurvariatie. - Grazers moeten bestand zijn tegen lastige en natte omstandigheden van het dynamisch beekdal. Het soort grazer moet van oudsher passen in het landschap, bijvoorbeeld Brandrood rund. 87
-
Grazers worden niet bijgevoerd, omdat dit een negatief effect heeft op de vegetatieontwikkeling van het terrein Grazers moeten goed reageren op mensen, geen bedelgedrag ontwikkelen en geen agressieve reacties naar recreanten en passanten vertonen Grazers moeten voldoen aan alle wettelijke voorschriften en aantoonbaar ziektevrij zijn
Veerooster Jaarrond inspectie door District. Indien er onvolkomenheden zijn wordt ingegrepen. Overzichtstabel Tabel: overzicht maatregelen zoals weergegeven in kaart bijlage 1. Traject
Lengte/opp.
Periode
Methode
Materieel (aanbeveling) Maaikorf/ maaihark
Kosten / jr.
Detailafwaterin g gebied
meter
juni en september
Maaien
De Aa Waterbodem
m ha
najaar-
Indien nodig met maaiboot of Longreach
€ ,-
Poelen
ha
September / oktober > 70% begroeid + opslag zuidoever
In principe geen onderhoud. Indien nodig gefaseerd Poelen in begraasd gebied behoeven nauwelijks onderhoud. Hooguit schonen eens in de 7 a10 jaar en houtopslag verwijderen. Poelen in gemaaid gebied gefaseerd maaien/ afvoeren evt. maaisel op hopen.
Midi maaikorf
€ ,-
Kades Binnentalud Buitentalud
m m
juli en september juni en aug-nov
Maaien 2x Maaien en nabeweiden Begrazen
Taludtractor mobiele kraan met maaikorf
€ ,-
€ ,-
Jaarrond € ,Onderbegroeiing
jaarlijks schouwen
Controle door district + opmaken gaten
88
Traject Overstromingsv lakte
Veerooster
Totale kosten (range)
Lengte/opp. ha
2 stuks
Periode
Methode
Ontwikkelingsb eheer
Maaien en afvoeren
Instandhouding sbeheer
Begrazing Jaarrond seizoen
n.v.t.
controle
Materieel (aanbeveling) taludtractor
Kosten / jr.
runderen
€ ,-
n.v.t.
-
€ ,-
€ ,-
89
Overig beheer Overige beheer- en onderhoudszaken: Exoten In de Aa komt Grote waternavel voor. Plaatselijk kan dit dusdanige overlast opleveren dat extra maaiwerk noodzakelijk is. Deze werkzaamheden worden conform de gedragscode flora- en faunawet uitgevoerd. Onkruiden Vanuit natuurontwikkeling gezien worden weinig kruiden als onkruid gezien. In het beekdal zullen zich ruige vegetaties van 0,5-1,5 meter hoog ontwikkelen met riet, pitrus, zegges, grassen, brandnetel, distels, koninginnekruid e.d.. Grote (akker)distel- en brandnetelhaarden zijn ook vanuit natuuroogpunt ongewenst en hierop zal ingegrepen worden door daar pleksgewijs enkele jaren te maaien en af te voeren. Ongewenste houtopslag Het is de bedoeling dat 20-30% van de terreinen bij Aaveld en Hersend spontaan begroeid met wilgen en elzenbosjes. Met name in de oevers van de beek is de ontwikkeling van bijvoorbeeld elzen zeer gewenst. Indien zich meer dan 30% houtopslag ontwikkeld, of als bijvoorbeeld de oever van de poelen beschaduwd raken dient hierop ingegrepen te worden. Dit kan door de begrazing te intensiveren, pleksgewijs te maaien of incidenteel drukbegrazing toe te passen. Te vergaande oeverafkalving In principe is oeverafkalving langs de Aa een gewenst en natuurlijk proces waarop niet wordt ingegrepen. Echter indien deze op ongewenste plekken te dicht bij de kades komen (of op andere wijze de veiligheid in gevaar brengt)zal dan worden bepaald hoe de oever beschermd zal moeten worden. Bij voorkeur gebeurt dit met ecologisch passende materialen zoals boomstronken. Zand- slibbanken Zand en slibbanken mogen zich van nature vormen in de Aa. Deze worden enkel verwijderd als deze voor aantoonbaar te grote opstuwing bovenstrooms zorgen. Toegangspoorten/Wandelpad Er loopt een wandelroute langs/door het terrein. In principe gaan we hier uit van een struinpad en wordt daar geen onderhoud voor gepleegd. Mocht het terrein echter volledig onbegaanbaar worden kan hierop beperkt ingegrepen worden (pleksgewijs maaien)
90
Bijlage 11:
VO Vispassage Leijgraaf
91
92