Beheerdershandleiding
Voor software die door delen van deze toepassing wordt gebruikt, is de volgende licentieverklaring vereist:
[De BSD-licentie] Copyright (c) 2004-2011 Jaroslaw Kowalski
[email protected] Alle rechten voorbehouden. Herdistributie en gebruik in debron en in binaire formulieren, met of zonder aanpassingen, zijn toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: Herdistributies van de broncode moeten de bovenstaande copyrightkennisgeving, deze lijst met voorwaarden en de volgende afwijzing van aansprakelijkheid bevatten. Herdistributies in binaire vorm moeten de bovenstaande copyrightkennisgeving, deze lijst met voorwaarden en de volgende afwijzing van aansprakelijkheid bevatten in de documentatie en/of andere materialen die met de distributie worden meegeleverd. De naam Jaroslaw Kowalski en de namen van degenen die hieraan hebben bijgedragen mogen zonder voorafgaande specifieke schriftelijke toestemming niet worden gebruikt voor de goedkeuring of promotie van producten die van deze software zijn afgeleid. DEZE SOFTWARE WORDT DOOR DE HOUDERS VAN HET AUTEURSRECHT IN DE HUIDIGE STAAT ("AS IS") GELEVERD, EN ZONDER ENIGE GARANTIE, UITDRUKKELIJK NOCH IMPLICIET, MET INBEGRIP VAN, MAAR NIET BEPERKT TOT, DE IMPLICIETE GARANTIES VOOR VERHANDELBAARHEID EN GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. IN GEEN GEVAL ZIJN DE HOUDER VAN HET AUTEURSRECHT OF PARTIJEN DIE EEN BIJDRAGE HEBBEN GELEVERD AANSPRAKELIJK VOOR DIRECTE, INCIDENTELE, SPECIALE OF GEVOLGSCHADE (MET INBEGRIP VAN, MAAR NIET BEPERKT TOT, AANSCHAF VAN VERVANGENDE GOEDEREN OF SERVICES; VERLIES VAN GEBRUIK OF GEGEVENS, OF WINSTDERVING; OF ONDERBREKING VAN DE BEDRIJFSVOERING) ONGEACHT DE WIJZE WAAROP DEZE IS VEROORZAAKT EN OF DEZE NU IS GEBASEERD OP CONTRACT,AANSPRAKELIJKHEID OF ONRECHTMATIGE DAAD (INCLUSIEF NALATIGHEID OF ANDERSZINS) DIE OP ENIGE WIJZE VOORTVLOEIT UIT HET GEBRUIK VAN DEZE SOFTWARE, ZELFS AL WERD ER OP DE MOGELIJKHEID VAN DERGELIJKE SCHADE GEWEZEN.
INLEIDING
1-1
LICENTIE EN INSTALLATIE
2-1
HET SYSTEEM INSTELLEN
3-1
HET SYSTEEM BEWAKEN
4-1
RAPPORTEN GENEREREN EN UPDATES PLANNEN
5-1
PROBLEMEN OPLOSSEN
6-1
BIJLAGE A
1 Inleiding
Inhoud
Ondersteunde scanners.................................................................. 1-2 Het systeem aanpassen ................................................................. 1-2 Systeemvereisten ........................................................................... 1-3
Kodak Asset Management Software is bedoeld om u te helpen met het beheer van uw Kodak-scanners. Met de Asset Management Software kunt u het gebruik en onderhoud van de scanner bijhouden, fouten zien en de scannerstuurprogramma's bijwerken. Kodak Asset Management Software bestaat uit de servermodule van de Kodak Asset Management-software met een via de browser toegankelijke beheerinterface, en de cliëntmodule van de Kodak Asset Management-software. De Kodak Asset Management Software biedt de volgende voorzieningen: • Scanner Alerts (Scannermeldingen) — er kunnen e-mailberichten worden verzonden over een scannerstatus die aandacht vereist. Bijvoorbeeld als er teveel papierstoringen optreden doordat documenten niet goed zijn voorbereid. • Reminders (Herinneringen) — hiermee wordt aangegeven dat het tijd is om de scanner te reinigen of om verbruiksartikelen te vervangen. Aangezien het vervangingstempo van verbruiksartikelen afhangt van het scangedrag, kunnen er drempels worden ingesteld zodat verbruiksartikelen met een optimale frequentie worden vervangen. Er worden herinneringsmails gestuurd totdat het onderhoud is uitgevoerd en gereset. • Configuration Management (Configuratiebeheer) — hiermee kan cliëntsoftware worden bijgewerkt via updatepakketten. Deze updates kunnen worden toegepast op een afzonderlijke scanner, maar ook op groepen scanners en vinden plaats op basis van een door de gebruiker ingestelde planning en groep. • Easy to Access Log Files (Eenvoudige toegang tot logbestanden) — de meeste Kodak-scanners houden logbestanden bij. U kunt de logbestanden van elke scanner eenvoudig ophalen en klaarmaken voor verzending naar Kodak Service of ander bevoegd ondersteuningspersoneel. • Group Assets (Groepsonderdelen) — groepeer uw onderdelen aan de hand van door de gebruiker geselecteerde criteria zoals model, locatie, gebied, enzovoort. • Reports (Rapporten) — genereer rapporten op basis van een afzonderlijk onderdeel of groepen onderdelen. OPMERKING: Met ‘onderdelen’ wordt in deze handleiding verwezen naar Kodak-scanners. A-61768_nl juni 2012
1-1
De cliëntmodule van de Kodak Asset Management-software is geïnstalleerd op een host-pc waarop de scanner is aangesloten. Deze communiceert met de server om de status door te geven en om te controleren of er updates op de server aanwezig zijn. De cliëntsoftware bewaakt het onderdeel via het stuurprogramma op de host-pc. De software geeft tevens waarschuwingen bij kritieke situaties en ontvangt de operator een melding wanneer vooraf gedefinieerde onderhouds- of foutdrempels zijn bereikt. De cliëntsoftware haalt updates of verzoeken op die met de serversoftware zijn gepland. Bij ontvangst van een verzoek gebruikt de cliëntsoftware vooraf gedefinieerde functies om de gevraagde updates uit te voeren. De cliëntsoftware kan tevens een bevestiging dat het onderhoud is voltooid naar de server sturen. De Kodak Asset Management Software-beheerinterface geeft u zicht op het scannergebruik zodat u uitvaltijd kunt minimaliseren en een efficiënt gebruik van al uw scanners bereikt. Tevens kunt u hiermee updates plannen en rapporten genereren.
Ondersteunde scanners
Kodak Asset Management Software ondersteunt de volgende scanners: • Kodak i2400/i2600/i2800-scanners • Kodak i920- en i940 ScanMate-scanners • Kodak i1200/i1300 Series-scanners OPMERKING: In de toekomst worden hier wellicht nog meer scanners aan toegevoegd. Neem hiervoor contact op met uw Kodak-vertegenwoordiger.
Het systeem aanpassen aan uw wensen
De Kodak Asset Management Software is bedoeld om u flexibiliteit te geven. Het maakt niet uit hoe groot of klein uw organisatie is, u kunt het systeem aanpassen aan uw bedrijfsbehoeften. U kunt zoveel groepen scanners maken als u wilt (of helemaal geen groepen maken) en scanners aan een of meer van deze groepen toewijzen. Gebruikers kunnen afhankelijk van hun functie weergaverechten of beheerdersrechten toegewezen krijgen. Tevens kunt u rapporten maken. Afhankelijk van de informatie die u wilt verzamelen, kunt u daar allerlei taken in opnemen, zoals het totale aantal gescande pagina's, onderdelen die wachten op onderhoud, fouten en de status van geplande updates.
1-2
A-61768_nl juni 2012
Systeemvereisten
Alvorens de Kodak Asset Management Software te installeren dient u te controleren of uw systeem aan de volgende vereisten voldoet:
Kodak Asset Management Software Server Module Browserondersteuning
• Microsoft Internet Explorer versie 8 of hoger • Mozilla Firefox versie 9 of hoger
Server: besturingssystemen • Windows Server 2008 R2 (64-bits) Standard Edition • Windows Server 2008 R2 (64-bits) Web Edition Server: hardwareconfiguratie Processor
Aanbevolen: 2,6 GHz of sneller
Geheugen
Aanbevolen: 3 GB of meer
Vrije schijfruimte
Minimaal: 32 GB of meer (voor software en database) OPMERKING: er kan meer schijfruimte nodig zijn, afhankelijk van het aantal onderdelen en de instellingen voor frequentie en opslag.
Kodak Asset Management Software-cliëntmodule Client: besturingssystemen Windows XP SP3 (32- en 64-bits) Windows Vista SP2 (64-bits) Windows 7 SP1 (32- en 64-bits) Hardwareconfiguratie client - de versie van de clienthardware moet gelijk zijn aan of hoger zijn dan de aanbevolen configuratie van de gekoppelde scanner. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de scanner voor productspecificaties of kijk op de Kodak-website: www.Kodak.com/go/scanners.
A-61768_nl juni 2012
1-3
2 Licentie en installatie
Inhoud
Voordat u de software installeert..................................................... 2-1 IIS inschakelen ........................................................................... 2-1 SQL Express met geavanceerde tools downloaden en installeren ................................................................................... 2-4 SQL Express na de installatie configureren................................ 2-4 De serversoftware installeren ......................................................... 2-8 De cliëntsoftware installeren ......................................................... 2-16 Handmatige installatie .............................................................. 2-16 Stille installatie .......................................................................... 2-18
Voordat u de software installeert
Alvorens de Kodak Asset Management Software Server Module te installeren, dient u de Windows-server te configureren en Microsoft SQL Server Express of een andere SQL Server-versie te installeren (mits deze nog niet is geïnstalleerd).
IIS inschakelen
In het scherm Serverbeheer:
1. Selecteer Roles (Rollen) en klik op Add Roles (Rollen toevoegen).
A-61768_nl juni 2012
2-1
Het scherm Select Server Roles (Serverrollen selecteren) wordt geopend.
2. Selecteer Webserver (IIS) en klik op Next (Volgende). Het scherm Webserver (IIS) wordt geopend.
3. Klik op Next (Volgende).
2-2
A-61768_nl juni 2012
Het scherm Select Role Services (Rolservices selecteren) wordt geopend.
Selecteer in het scherm Role Services (Rolservices) het volgende: ASP.NET Windows-verificatie Standaarddocument .NET-uitbreidbaarheid Statische inhoud Filtering aanvragen ISAPI-filters ISAPI-extensies en klik op Next (Volgende). Het volgende scherm verschijnt.
4. Klik op Add Required Role Services (Verplichte rolservices toevoegen). 5. Klik op Install (Installeren). Wanneer de installatie is voltooid, sluit u Serverbeheer af.
A-61768_nl juni 2012
2-3
SQL Express met geavanceerde tools downloaden en installeren
OPMERKING: Als de Microsoft SQL Server nog niet is geïnstalleerd, volgt u deze procedures om SQL Express te downloaden en te installeren. 1. Download het installatieprogramma via deze URL: http://www.microsoft.com/download/en/details.aspx?id=25174. 2. Voer SQLEXPRADV_x64_ENU.exe uit. 3. Accepteer tijdens de installatie alle standaardinstellingen.
SQL Express na de installatie configureren
Wanneer u SQL Management Studio voor het eerst uitvoert, wordt het Microsoft® SQL Server 2008 R2-scherm weergegeven.
1. Voer in het veld Server name UwServerNaam\sqlexpress in. 2. Voer in het veld Authentication Windows Authentication in en klik op Connect (Verbinding maken). Het hoofdscherm van SQL Server Management Studio wordt geopend. 3. Schakel in SQL Expres Windows Authentication mode in. • Klik met de rechtermuisknop op het hoogste niveau in het linkerdeelvenster van SQL Server Management Studio, selecteer Properties (Eigenschappen) en klik vervolgens op Security (Beveiliging).
2-4
A-61768_nl juni 2012
• Selecteer Windows Authentication mode en klik op OK.
4. Schakel Filestream capabilities in. • Klik met de rechtermuisknop op het hoogste niveau in het linkerdeelvenster van SQL Server Management Studio, selecteer Properties (Eigenschappen) en klik vervolgens op Advanced (Geavanceerd).
• Selecteer voor TFileStream Access Level de optie Full access enabled (Volledige toegang ingeschakeld). • Klik op OK en sluit SQL Server Management Studio af.
A-61768_nl juni 2012
2-5
5. Voer SQL Server Configuration Manager uit, klik met de rechtermuisknop op SQL Server Services en klik vervolgens op Open.
6. Klik met de rechtermuisknop op SQL Server (SQLEXPRESS) en selecteer Properties (Eigenschappen) om het scherm Eigenschappen SQL Server (SQLEXPRESS) te openen.
7. Selecteer het tabblad FILESTREAM en schakel het selectievakje voor Enable FILESTREAM for Transact-SQL access en voor Enable FILESTREAM for file I/O streaming access in. 8. Klik in het scherm SQL Server (SQLEXPRESS) Properties op OK.
2-6
A-61768_nl juni 2012
9. Klik in het rechterdeelvenster met de rechtermuisknop op SQL Server (SQLEXPRESS) en selecteer Restart (Opnieuw starten).
10. Wanneer het opnieuw starten is voltooid, sluit u SQL Server Configuration Manager af.
A-61768_nl juni 2012
2-7
De serversoftware installeren
1. Ga naar de Kodak-website www.kodak.com/go/AssetManagement om de Kodak Asset Management Software-server te downloaden en uit te voeren.
2. Klik op Next (Volgende) wanneer het Kodak Asset Management Software-serverscherm wordt weergegeven. OPMERKING: Voor deze software dienen enkele andere onderdelen te zijn geïnstalleerd en goed te werken. Als het scherm met vereiste onderdelen wordt weergegeven, installeert u de vereiste onderdelen alvorens verder te gaan met de installatie. Het scherm met de licentieovereenkomst verschijnt.
3. Als u de voorwaarden in de softwarelicentieovereenkomst hebt gelezen en ermee akkoord gaat, klikt u op Yes (Ja).
2-8
A-61768_nl juni 2012
4. Wanneer het scherm Installatietype wordt weergegeven, selecteert u Complete (Volledig) om de software en database te installeren,
of selecteert u Custom (Aangepast) als u de database niet wilt installeren; hierna verschijnt het scherm Selecteer onderdelen.
Klik op Next (Volgende).
A-61768_nl juni 2012
2-9
Het scherm Kies doellocatie wordt weergegeven.
5. Blader naar de map waar u de websitebestanden van de serversoftware wilt installeren of ga akkoord met de standaardinstelling en klik op Next (Volgende). OPMERKING: Aanbevolen wordt om de standaardinstelling te accepteren. Het scherm Kies doellocatie wordt weergegeven.
6. Blader naar de map waar u de toepassingsbestanden van de serversoftware wilt installeren of ga akkoord met de standaardinstelling en klik op Next (Volgende). OPMERKING: Aanbevolen wordt om de standaardinstelling te accepteren.
2-10
A-61768_nl juni 2012
Het volgende scherm verschijnt.
7. Voer de locatie van de databaseserver in of blader er naartoe en selecteer hoe u verbinding wilt maken met de gebruikersinterface van SQL Server: • met Windows authentication of • SQL Server Authentication, waarvoor u een gebruikers-id en wachtwoord nodig hebt als u verbinding maakt met de SQL Server-gebruikersinterface. Klik op Next (Volgende). Het scherm Kies doellocatie wordt weergegeven.
8. Blader naar de map waar u de databasebestanden wilt installeren of accepteer de standaardinstelling en klik op Next (Volgende). OPMERKING: Aanbevolen wordt om de standaardinstelling te accepteren.
A-61768_nl juni 2012
2-11
Het scherm Virtuele IIS-map wordt weergegeven.
9. Klik op Next (Volgende). De virtuele map wordt gebruikt als specificatie van de map in de URL die in uw browser wordt opgegeven om naar de Kodak Asset Management Server-software te navigeren. Als uw servernaam bijvoorbeeld Mijn server is en u de standaardlocatie KodakAssetManagement hebt behouden, zou u in de adresbalk van uw browser de volgende URL moeten opgeven: MijnServer/KodakAssetManagement 10. Klik in het scherm Ready (Gereed) op Install (Installeren).
De installatie wordt gestart en de voortgang wordt weergegeven. Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op Finish (Voltooien) om het installatieprogramma af te sluiten.
2-12
A-61768_nl juni 2012
Wanneer de installatie van de Kodak Asset Management Server-software is voltooid, wordt het hulpprogramma Licentiebeheer geopend zodat u een licentie kunt ophalen.
11. Selecteer Apply a new license (Een nieuwe licentie toepassen) en klik op Next (Volgende). Het volgende scherm verschijnt.
12. Geef de URL van uw Kodak Asset Management Server-software op. Dit is hetzelfde adres en dezelfde virtuele map als u gebruikt om naar de Kodak Asset Management Server-software te bladeren; bijvoorbeeld MijnServer/KodakAssetManagement.
A-61768_nl juni 2012
2-13
13. Klik op Next (Volgende). Het volgende scherm verschijnt.
14. Selecteer een van de volgende opties: I need to download it (Ik moet deze downloaden) of I have a file (Ik heb een bestand), en klik vervolgens op Next (Volgende). • Als u I have a file hebt geselecteerd, wordt het volgende scherm weergegeven.
- Blader naar de locatie van het licentiebestand, voer in het veld Serial Number het serienummer in uit de licentie-e-mail die u hebt ontvangen en klik op Finish (Voltooien). OPMERKING: Wanneer de software is besteld, ontvangt u per email een orderbevestiging en tevens een factuur. Beide bevatten het serienummer van het product (dit wordt gegenereerd op het moment dat het product wordt besteld).
2-14
A-61768_nl juni 2012
• Als u I need to download it (Ik moet deze downloaden) hebt geselecteerd, wordt het volgende scherm weergegeven.
- Voer in het veld Serial Number het serienummer in uit de licentie-e-mail die u hebt ontvangen en klik op Finish (Voltooien). 15. Nadat u op Finish (Voltooien) hebt geklikt, wordt de server bijgewerkt met de nieuwe licentie. 16. Controleer of de installatie goed is verlopen door uw browser te openen en naar de beheerinterface van de Kodak Asset Management Software te gaan.
A-61768_nl juni 2012
2-15
De cliëntsoftware installeren
De cliëntsoftware kan handmatig of via stille installatie op de host-pc worden geïnstalleerd.
Handmatige installatie
U installeert de cliëntsoftware als volgt handmatig op de host-pc: 1. Download de cliëntmodule van de Kodak Asset Management-software van de Kodak-website www.kodak.com/go/AssetManagement en voer deze uit. Het welkomstscherm verschijnt.
2. Klik op Next (Volgende). Het scherm met de licentieovereenkomst voor de software verschijnt.
3. Als u de voorwaarden in de softwarelicentieovereenkomst hebt gelezen en ermee akkoord gaat, klikt u op Yes (Ja).
2-16
A-61768_nl juni 2012
Het scherm Kies doellocatie wordt weergegeven.
4. Blader naar de map waar u de cliëntmodule van de Kodak Asset Management-software wilt installeren of ga akkoord met de standaardinstelling en klik op Next (Volgende). OPMERKING:
Aanbevolen wordt om de standaardinstelling te accepteren.
5. Geef het netwerkadres (URL) van de server van de Kodak Asset Management-software op. Dit zijn hetzelfde adres en dezelfde virtuele map die u gebruikte om naar de Kodak Asset Management Server-software te bladeren; bijvoorbeeld MijnServer/ KodakAssetManagement.
A-61768_nl juni 2012
2-17
6. Klik op Next (Volgende).
7. Klik op Install (Installeren). De installatie wordt gestart en er verschijnt een voortgangsscherm. 8. Klik op Finish (Voltooien) wanneer de installatie is voltooid. Stille installatie
Het clientinstallatieprogramma kan stil worden uitgevoerd wanneer u de optie /s gebruikt. Alvorens u de stille installatie uitvoert, moet er een installatieresponsbestand worden gemaakt. U genereert dit responsbestand als volgt: 1. Open een opdrachtregelvenster en navigeer naar de map waar de cliëntsoftware is opgeslagen. 2. Typ bij de opdrachtregel het volgende: KAMClientSetup.exe /r / f1padnaarmijnresponsbestand, waarbij padnaarmijnresponsbestand het volledige pad is naar de plek waar u het responsbestand wilt laten genereren. OPMERKING: Na de f1-parameter volgt geen spatie. Bijvoorbeeld: KamClientSetup.exe /r /f1c:\MijnMap\ NaamVanMijnResponsbestand
3. Voer met de gebruikersinterface van KAMClientSetup de handmatige installatieprocedure uit. Nadat de installatie is voltooid, worden al uw responses opgeslagen in het opgegeven responsbestand. De stille installatie kan nu met de volgende opdracht worden uitgevoerd op een client-pc: KAMClientSetup.exe /s /f1padnaarmijnresponsbestand. Hierin verwijst padnaarmijnresponsbestand naar het bij stap 1 gemaakte responsbestand. OPMERKING: Het installatieresponsbestand kan op een netwerkstation worden opgeslagen, maar de client-pc moet daar wel toegang toe hebben.
2-18
A-61768_nl juni 2012
Bijvoorbeeld: KAMClientSetup.exe bevindt zich in een map met de naam SetupFiles op het C:-station en u wilt op dezelfde locatie een responsbestand maken. U wilt KAMClientSetup.exe en het responsbestand op een gedeeld netwerkstation plaatsen in een map met de naam Q:\SharedSetupFiles, zodat deze kan worden gebruikt door alle client-pc's in het netwerk waarop de cliëntsoftware van Kodak Asset Management moet worden geïnstalleerd. 1. Open een opdrachtvenster, ga daarin naar de directory C:\SetupFiles en typ: KamClientSetup.exe /r /f1Installatierespons 2. Reageer op de vragen van het installatieprogramma zoals u ook bij een normale handmatige installatie zou doen. Wanneer de installatie is voltooid, vindt u een bestand met de naam SetupResponse in C:\Installatiebestanden. 3. Kopieer KAMClientSetup.exe en het bestand SetupResponse uit de vorige stappen naar de map Q:\Shared Setup Files op uw gedeelde station. Als u de cliëntsoftware van Kodak Asset Management op clients in uw netwerk wilt installeren, typt u het volgende in een opdrachtregelvenster of batchbestand op de client: OPMERKING: De dubbele aanhalingstekens zijn nodig voor bestandspaden met spaties. “Q:\Shared Setup Files\KAMClientSetup.exe” /s /f1”Q:\Shared Setup Files\SetupResponse”
A-61768_nl juni 2012
2-19
3 Uw systeem instellen
Inhoud
Configuratieplanning ....................................................................... 3-1 Voordat u begint.............................................................................. 3-2 Systeemoverzicht............................................................................ 3-3 Toegang tot serverconsole Asset Management Software............... 3-4 Pictogrammen................................................................................. 3-5 Snelle conversie.............................................................................. 3-5 Beheerdersrollen............................................................................. 3-6 Standaardinstellingen voor het systeem maken ............................. 3-7 SMTP-instellingen configureren.................................................... 3-12 Retentie-instellingen configureren ................................................ 3-13 Een gebruikerslijst maken............................................................. 3-14 Een gebruiker toevoegen.......................................................... 3-14 Gebruikersinstellingen wijzigen................................................. 3-15 Een gebruiker verwijderen ........................................................ 3-15 Loggebied ..................................................................................... 3-16 Over het gebied ............................................................................ 3-16 Groepen ........................................................................................ 3-17 Een groep toevoegen................................................................ 3-18 Onderdelen toevoegen aan groepen ........................................ 3-23 Onderdelen ................................................................................... 3-24 Onderdeeldetails bewerken ...................................................... 3-25 Onderdeelgebeurtenissen bekijken .......................................... 3-27 Onderdeelgeschiedenis bekijken .............................................. 3-29 Onderdelen verwijderen............................................................ 3-31 Voorbeelden.................................................................................. 3-32
Configuratieplanning
Lees dit hoofdstuk voordat u de Kodak Asset Management Software in gebruik neemt en plan hoe u het systeem wilt configureren. Overweeg het volgende: • Bepaal of u de standaardinstellingen van Kodak voor onderhoud en foutdrempels wilt gebruiken of wijzigen. • Bepaal wat systeemgebruikers kunnen maken en welke toegangsrechten u hen wilt toewijzen. • Bepaal of u groepen voor onderdelen wilt instellen. • Als u groepen wilt instellen: - Bepaal welke onderdelen aan welke groepen worden toegewezen (bijvoorbeeld op model, locatie of gebruik). - Bepaal welke gebruikers worden toegewezen aan welke groepen en bepaal welke toegangsrechten u ze wilt geven. • Bepaal welke rapporten u wilt genereren.
A-61768 juni 2012
3-1
Voordat u begint
Overweeg het volgende voordat u begint: • Bepaal welke onderdelen u wilt volgen. Zie het gedeelte met de titel "Ondersteunde scanners" in hoofdstuk 1, zodat u zeker weet dat ze worden ondersteund. • Als beveiliging een belangrijk onderwerp is, kunt u HTTPS inschakelen in plaats van HTTP. Zie Bijlage A, HTTPS configureren. • Voor personen die toegang nodig hebben tot de Kodak Asset Management Software moeten op de server gebruikersaccounts bestaan. Houd er rekening mee dat er een één-op-één relatie bestaat tussen de gebruikersaccounts op de server en gebruikers die zijn gemaakt in de beheerinterface van Kodak Asset Management Software. • Als u SQL Server al gebruikt, kunt u de database voor Kodak Asset Management Software onderbrengen in uw huidige exemplaar van SQL Server, of kunt u een extra exemplaar van SQL Server installeren en deze toewijzen aan de Asset Management Software-database. • Denk na over de URL die u wilt toewijzen aan de beheerinterface van Kodak Asset Management Software. Gebruikers hebben standaard toegang tot de software via hun browser als ze http://UwServernaam/KodakAssetManagement in de adresbalk van hun browser typen. Wellicht wilt u KodakAssetManagement vervangen door een naam die verband houdt met uw bedrijf. • Met de beheerinterface van Kodak Asset Management Software kunt u uw onderdelen toewijzen aan groepen. Denk erover hoe u deze optie zo kunt gebruiken dat u de onderdelen gemakkelijker kunt volgen. Zie het gedeelte "Onderdelen toevoegen aan groepen" verderop in dit hoofdstuk. • Als u van plan bent e-mail te gebruiken om medewerkers te informeren over onderhouds- of foutmeldingen, moet u weten hoe de SMTP-server is geconfigureerd. • Zorg voordat u begint met het toevoegen van onderdelen dat u het scherm Standaard systeeminstellingen in de beheerinterface van Kodak Asset Management Software goed leert kennen. Hier definieert u automatische toewijzingen voor onderdeelkenmerken, het e-mailadres voor de fout- en onderhoudsmeldingen en de HTTPS-/ HTTP-instellingen. Zie het gedeelte "Standaardinstellingen voor het systeem maken" verderop in dit hoofdstuk. • Zorg dat u ook vertrouwd raakt met het scherm Systeemretentie. De hoeveelheid systeem- en onderdeelinformatie die behouden blijft, wordt bepaald door de parameters in dit scherm. Deze instellingen zijn rechtstreeks van invloed op de bronnen van de server en de beschikbare schijfruimte. Zie het gedeelte "Retentie-instellingen configureren" verderop in dit hoofdstuk.
3-2
A-61768 juni 2012
Systeemoverzicht
In het hoofdvenster kunt u groepen, onderdelen, rapporten, softwareupdates en systeeminstellingen beheren (inclusief gebruikers). Afhankelijk van de manier waarop u uw systeem wilt instellen, wordt u aangeraden een lijst met gebruikers te maken. U kunt gebruikers instellen als systeembeheerder, zodat ze alles in het systeem kunnen wijzigen, u kunt ze toestaan de onderdelen te tonen die zich niet in een groep bevinden of u kunt ze alleen-lezenrechten (weergave) voor het systeem geven. • Groups (Groepen) bieden een manier om uw onderdelen te organiseren (scanners). Onderdelen hoeven niet te worden toegewezen aan groepen. Dit hangt af van uw voorkeur. Wilt u de onderdelen wel onderbrengen in groepen, dan kunt u de groepen vormgeven op een manier die goed past bij uw organisatie. Groepen kunnen bijvoorbeeld worden ingedeeld op locatie, scannermodel, afdeling, enzovoort. Nadat u groepen hebt ingesteld, kunt u gebruikers en onderdelen toewijzen aan deze groepen. Zie het gedeelte "Groepen" verderop in dit hoofdstuk voor informatie en procedures over het maken van groepen. • Assets (Onderdelen) zijn de scanners die door de Kodak Asset Management Software worden bewaakt. Als een onderdeel voor het eerst is aangesloten op een client-pc, wordt het op de server automatisch getoond als niet-toegewezen onderdeel omdat het niet tot een groep behoort. Gebruikers kunnen onderdelen bekijken, toevoegen, wijzigen en verwijderen, afhankelijk van hun rechten. Zie het gedeelte "Onderdelen" verderop in dit hoofdstuk voor informatie en procedures over het beheren van onderdelen. • Er kunnen rapporten worden gemaakt om informatie te geven over de verzamelde onderdeelgegevens. De gegevens voor een bepaalde periode kunnen in een tabel worden gezet. Rapporttypen zijn: totaal aantal pagina's, wachten op onderhoud, status van fouten en geplande updates. Gebruikers kunnen rapporten bekijken, toevoegen, wijzigen en verwijderen, afhankelijk van hun rechten. Zie hoofdstuk 5 voor informatie en procedures voor het instellen en uitvoeren van rapporten. • Met Updates kunt u updatepakketten maken voor stuurprogramma's, cliëntsoftware, TWAIN-snelkoppelingen, Smart Touch, enzovoort, en updates plannen voor onderdelen. Zie hoofdstuk 5 voor informatie en procedures voor het instellen en uitvoeren van updates. • System (Systeem) biedt u de mogelijkheid om de standaardinstellingen van het systeem op te geven of te wijzigen, evenals de SMTP-instellingen, retentie-instellingen en gebruikersinstellingen. Ook kunt u vanuit het venster System de vensters Log en Info openen. Zie het gedeelte "Standaardinstellingen voor het systeem maken" verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie over de opties in het venster Standaard systeeminstellingen.
A-61768 juni 2012
3-3
Toegang tot serverconsole Asset Management Software
BELANGRIJK: Voordat gebruikers zich kunnen aanmelden bij de beheerinterface van Kodak Asset Management Software moet de systeembeheerder van uw bedrijf elke gebruiker toegang geven tot de server. De beheerinterface van Kodak Asset Management Software wordt gestart via een ASP.NET-webpagina. 1. Open de internetbrowser. 2. Ga op de website van de server naar de virtuele directory van de serversoftware (bijvoorbeeld http://www.Mijnserver.com/KodakAssetManagement). 3. Geef uw aanmeldgegevens op om toegang tot de server te verkrijgen. 4. Terwijl de beheerinterface Kodak Asset Management Software wordt geladen, wordt gecontroleerd of de vereiste versie van de invoegtoepassing Microsoft® Silverlight op uw pc is geïnstalleerd. Als dit niet het geval is, wordt u gevraagd om die te downloaden en te installeren. 5. Nadat de invoegtoepassing Silverlight is gecontroleerd of nadat de vereiste versie is gedownload, wordt het hoofdvenster weergegeven.
OPMERKING: Voordat er gebruikers worden toegevoegd, wordt iedereen die zich kan aanmelden op de server gezien als systeembeheerder. U wordt aangeraden om zo snel mogelijk gebruikers te maken en te besluiten welke rechten ze hebben.
3-4
A-61768 juni 2012
Pictogrammen
In deze handleiding worden de volgende pictogrammen gebruikt: Details - u kunt details weergeven en bewerken voor een onderdeel, groep, locatie, contactpersoon ondersteuning, enzovoort. New (Nieuw) - u kunt een nieuwe groep, locatie, contactpersoon ondersteuning of een nieuw onderdeel maken. Delete (Verwijderen) - u kunt een groep, locatie, contactpersoon ondersteuning of een nieuw onderdeel verwijderen. Add (Toevoegen) - u kunt onderdelen aan een groep toevoegen. Remove (Verwijderen) - u kunt onderdelen uit een groep verwijderen.
Snelle conversie
A-61768 juni 2012
Hier volgt een lijst met conversies van minuten in uren en dagen. Dit is handig als u frequentie-instellingen opgeeft. Minuten
Uren
Dagen
60
1
360
6
720
12
1440
24
1
2160
36
1,5
2880
48
2
4320
72
3
5760
96
4
7200
120
5
8640
144
6
10080
168
7
3-5
Beheerdersrollen
System Administrator (Systeembeheerder) - een systeembeheerder heeft volledige beheer over de Kodak Asset Management Software en kan wijzigingen aanbrengen in het systeem. Een systeembeheerder is de enige die SMTP-instellingen kan weergeven en beheert ook de lijst met gebruikers die deze software kunnen openen en gebruiken. Group Administrator (Groepsbeheerder) - een groepsbeheerder heeft een of meer groepen in zijn beheer. Groepsbeheerders kunnen de onderdelen van hun groep(en) toevoegen, verwijderen en beheren. Alle gebruikers kunnen groepen maken, maar aan die groep kunnen ze alleen onderdelen toevoegen waartoe ze toegang hebben. De systeembeheerder wijst gewoonlijk groepsbeheerders en rechten voor niet-toegewezen onderdelen toe. De gebruiker die een groep maakt, is automatisch de groepsbeheerder voor die groep. Als groepsbeheerder kunt u andere gebruikers aan uw groep toevoegen; deze gebruikers kunt u beheerdersrechten of alleen weergaverechten geven voor uw groep. Asset Administrator (Onderdeelbeheerder) - een onderdeelbeheerder heeft specifieke onderdelen in zijn beheer. Gebruikers van het systeem kunnen door de systeembeheerder worden toegewezen als onderdeelbeheerder. Ze kunnen onderdelen beheren en uit het systeem verwijderen. Houd er rekening mee dat onderdeelbeheerders onderdelen uit het systeem kunnen verwijderen en dat daarmee ook alle opgeslagen informatie voor die onderdelen wordt verwijderd. Bij de volgende geplande update wordt het onderdeel echter opnieuw door de client-pc geregistreerd bij het systeem. Report Administrator (Rapportbeheerder) - alle gebruikers van het systeem kunnen een rapport maken. De persoon die het rapport maakt, wordt automatisch de rapportbeheerder. Update Package Administrator (Beheerder updatepakket) - alle gebruikers van het systeem kunnen een updatepakket maken. De persoon die het updatepakket maakt, wordt automatisch de beheerder van het updatepakket. Schedule Update Administrator (Beheerder geplande updates) - alle gebruikers van het systeem kunnen een update plannen. De persoon die de update plant, wordt automatisch de beheerder van die geplande updates. OPMERKING: De persoon die het laatst een updatepakket en/of een geplande update heeft gewijzigd, wordt automatisch de beheerder updatepakket of geplande updates. Een gebruiker maakt bijvoorbeeld een updatepakket en plant dat het wordt uitgevoerd om 1:00 uur 's nachts Pacific Time. De systeembeheerder wil deze update echter uitvoeren om 3:00 uur 's nachts Pacific Time. Als de systeembeheerder deze geplande update aanpast, wordt hij automatisch de Beheerder geplande update voor dat updatepakket.
3-6
A-61768 juni 2012
Standaardinstellingen voor het systeem maken
Nadat de servermodule Kodak Asset Management Software is geïnstalleerd, wordt elke persoon die zich aanmeldt bij de beheerinterface Kodak Asset Management Software beschouwd als een systeembeheerder tot het moment dat er gebruikers worden gemaakt. Het is raadzaam om de standaardinstellingen voor het systeem op te geven voordat u gebruikers en groepen instelt. Als er groepen worden gemaakt, worden de waarden die u hebt opgegeven in het venster Standaard systeeminstellingen ingevuld in de bijbehorende groepsinstellingen. De locatiegegevens die u bijvoorbeeld hebt gedefinieerd in het venster Standaard systeeminstellingen, worden gebruikt voor het maken van een nieuwe groep. De optie Assign on Add (Toewijzen bij toevoegen) biedt een eenvoudige manier om waarden automatisch toe te wijzen aan een onderdeel op het moment dat dit aan het systeem wordt toegevoegd. Deze optie is beschikbaar voor Location, Support Contact, Update frequency and Maintenance and Error thresholds. Gebruik deze opties in het venster Systeem als u geen groepen wilt gebruiken of als u dezelfde instellingen wilt gebruiken voor alle onderdelen. Als u deze waarde wilt wijzigen nadat een onderdeel aan het systeem is toegevoegd, gebruikt u het venster Details onderdeel of wijst u een update toe nadat een onderdeel is toegevoegd aan een groep. Klik hiervoor op de knop Assign Now (Nu toewijzen). De drempels voor onderhoud en fouten zijn normaliter afhankelijk van het scannermodel. De standaardwaarden voor Kodak-scanners worden naar de server gestuurd als de scanner voor het eerst verbinding maakt met het systeem. U hoeft daarom alleen waarden op te geven als u de standaardwaarden van Kodak wilt negeren. 1. Klik in het hoofdvenster op System (Systeem). 2. Klik op Defaults (Standaardinstellingen). Het gedeelte Defaults wordt weergegeven.
3. Geef in het veld Maintenance e-mail het e-mailadres op van de persoon die een melding moet ontvangen als de onderhoudsdrempel van een onderdeel is bereikt of overschreden. A-61768 juni 2012
3-7
OPMERKINGEN: • Als een onderdeel bij een groep hoort en de groep een waarde voor Maintenance e-mail heeft, wordt het e-mailadres van de groep gebruikt. • Als deze e-mail naar meer dan één persoon moet worden gestuurd, stelt u een groepsadres in. 4. Geef in het veld Error e-mail het e-mailadres op van de persoon die een melding moet ontvangen als de foutdrempel van een onderdeel is bereikt of overschreden. OPMERKINGEN: • Als een onderdeel bij een groep hoort en de groep een waarde voor Error e-mail heeft, wordt het e-mailadres van de groep gebruikt. • Als deze e-mail naar meer dan één persoon moet worden gestuurd, stelt u een groepsadres in. 5. Klik op het pictogram Details voor de locatie om het venster Location weer te geven. Hier kunt u gegevens in de locatievelden opgeven of wijzigen.
3-8
A-61768 juni 2012
6. Klik op het pictogram Details voor de contactpersoon ondersteuning om de contactgegevens voor ondersteuning voor de onderdelen in het systeem toe te voegen.
7. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Update Frequency hoe vaak (in minuten) de client-pc onderdeelinformatie naar de server moet verzenden (bijvoorbeeld aantal pagina's, meterwaarden, papierstoringen, meervoudige invoer, enzovoort). De updatefrequentie bepaalt ook wanneer informatie over updates naar het onderdeel wordt gestuurd. Wijzigingen worden dus pas van kracht als de client-pc weer met de server communiceert. Houd er bij het bepalen van de updatefrequentie rekening mee hoe groot de database is, hoe lang u de informatie wilt bewaren (retentie) en hoe vaak u rapporten wilt genereren. De frequentie is standaard ingesteld op 1440 minuten (1 dag). Afhankelijk van het scanvolume kunt u een hogere of lagere instelling opgeven. Hoe vaker de client-pc met de server communiceert, hoe meer informatie naar de database wordt geschreven. 8. Klik op het pictogram Details voor onderhoudsdrempels om de drempelinstellingen voor onderhoud te wijzigen.
A-61768 juni 2012
3-9
OPMERKING: Alle onderhoudsdrempels worden weergegeven, maar afhankelijk van het scannermodel worden alleen de door uw scanner ondersteunde onderhoudsdrempels aan de server gerapporteerd. De waarden in deze velden staan op 0 tot er onderdelen aan het systeem zijn toegevoegd.
De waarden in de velden Frequency, Reminder en Escalate worden ingesteld op standaardwaarden die specifiek zijn voor het scannermodel. U wordt aangeraden de standaardwaarden te behouden tot u het gebruik van uw onderdelen hebt geëvalueerd. Wellicht moet u een hogere of lagere waarde instellen afhankelijk van het aantal pagina's dat per dag wordt gescand, de papiertypen die worden gescand, omgevingscondities, enzovoort. De cliëntsoftware op de pc waarop het onderdeel is aangesloten, stuurt de standaardwaarden voor de onderhoudsdrempels naar de server. Als u deze standaardwaarden moet aanpassen aan uw scanbehoeften, kunt u dit doen in het venster Onderhoudsdrempels. Als u Assign on Add (Toewijzen bij toevoegen) inschakelt, worden de fabrieksinstellingen genegeerd en worden deze instellingen gebruikt. Deze nieuwe instellingen gaan gelden als de client-pc voor het eerst met de server communiceert. De drempelwaarden voor onderhoud worden ingesteld via de serversoftware, maar ze kunnen alleen worden gereset met de cliëntsoftware als het onderhoud is uitgevoerd. Als de gebruiker bijvoorbeeld de banden van de invoermodule vervangt, wordt deze informatie ingevoerd met de cliëntsoftware. De informatie wordt bijgewerkt wanneer de client-pc weer met de server communiceert. • Breng de gewenste wijzigingen aan in de waarden Frequency, Reminder en Escalate en klik vervolgens op OK. - Frequency (Frequentie) - geeft het aantal pagina's weer dat kan worden gescand voordat het onderhoud moet worden voltooid. U kunt een aantal tussen 0 en 999.999 opgeven. - Reminder (Herinnering) - voer het aantal pagina's in (0 tot 999.999) dat kan worden gescand voordat de gebruiker wordt herinnerd aan het onderhoud nadat de frequentiedrempel is bereikt of overschreden. De waarde Reminder wordt ook gebruikt om te bepalen hoeveel pagina's er kunnen worden gescand voordat een onderhoudsstatus van groen verandert in geel. Als de frequentie bijvoorbeeld is ingesteld op 1000 en de herinnering op 100, verandert de onderhoudsstatus van groen in geel als er 901 pagina's zijn gescand. Ook wordt op de client-pc een melding weergegeven voor de gebruiker. 3-10
A-61768 juni 2012
- Escalate (Escaleren) - geef een aantal op tussen 0 en 999.999 om het aantal gescande pagina's op te geven waarna een escalatiebericht naar een gebruiker moet worden gestuurd. Dit aantal pagina's ligt doorgaans hoger dan het aantal pagina's in het veld Frequency. Als de drempelfrequentie voor onderhoud, zoals het schoonmaken van de scanner, bijvoorbeeld is ingesteld op 1000 pagina's en de escalatie-instelling op 200, en als de scanner niet is schoongemaakt wanneer er 1200 pagina's zijn gescand, wordt er elke keer een escalatiebericht gestuurd als de client-pc met de server communiceert. 9. Klik op het pictogram Details voor foutdrempels om de drempelinstellingen voor fouten te wijzigen. OPMERKING: Alle foutdrempels worden weergegeven, maar afhankelijk van het scannermodel worden alleen de door uw scanner ondersteunde foutdrempels aan de server gerapporteerd.
De cliëntsoftware op de pc waarop het onderdeel is aangesloten, stuurt de standaardwaarden voor de foutdrempels naar de server. Als u deze waarden wilt wijzigen, kunt u dit doen in het venster Error Thresholds (Foutdrempels). Als u Assign on Add (Toewijzen bij toevoegen) inschakelt, worden de fabrieksinstellingen genegeerd en worden deze instellingen gebruikt. Deze nieuwe instellingen gaan gelden als de client-pc voor het eerst met de server communiceert. Anders dan bij onderhoudsdrempels kunnen foutdrempels alleen worden gereset door de serversoftware. Als bijvoorbeeld de foutdrempel voor papierstoringen is bereikt of overschreden, kan alleen een systeem-, groeps- of onderdeelbeheerder deze waarde resetten. Het resetten wordt uitgevoerd wanneer de client-pc weer met de server communiceert. • Desgewenst kan de waarde in het veld Frequency worden gewijzigd. Dit is de waarde die aangeeft hoeveel gebeurtenissen er kunnen plaatsvinden voordat ze als probleem worden beschouwd. • Klik op het selectievakje Escalate om een e-mail te sturen naar het adres dat is opgegeven in het veld Error e-mail als de drempelfrequentie is bereikt. • Klik op OK. 10. Als u de database eerder hebt ingesteld voor het gebruik met HTTPS, schakelt u op het selectievakje Use HTTPS connection (HTTPS-verbinding gebruiken) in. Dit biedt een veilige en gecodeerde communicatie tussen de client-pc en de server. Zie Bijlage A, HTTPS configureren, voor meer informatie. 11. Wanneer u klaar bent met de wijzigingen in het venster Standaard systeeminstellingen, klikt u op Apply (Toepassen). A-61768 juni 2012
3-11
SMTP-instellingen configureren
Als u wilt dat er met de Kodak Asset Management Software informatie naar e-mailontvangers wordt gestuurd, geeft u op hoe de software toegang heeft tot uw e-mailserver. Het SMTP-venster is alleen beschikbaar als u de rechten van systeembeheerder hebt. 1. Klik in het hoofdvenster op System (Systeem). 2. Klik op SMTP. Het gedeelte SMTP wordt weergegeven.
3. Geef in het veld Server’s network address het netwerkadres op van de SMTP-server voor het versturen van e-mail (bijvoorbeeld mailserver.mijnbedrijf.com). 4. De meeste e-mailservers communiceren via poort 25. Als uw e-mailserver via een andere poort communiceert, selecteert u het juiste poortnummer in het vervolgkeuzemenu Server’s port . 5. Geef een Gebruikersdomein, Gebruikersnaam en een Gebruikerswachtwoord op voor de e-mailserveraccount waarbij de Kodak Asset Management Software zich aanmeldt voor het versturen van e-mail. 6. Geef in het veld From e-mail address het adres op voor e-mail die wordt verstuurd vanaf de SMTP-server. 7. Selecteer het beveiligingstype dat u wilt gebruiken voor de verbinding. U kunt kiezen uit: Geen, SSL/TLS en STARTTLS. 8. Selecteer het type verificatie dat u wilt gebruiken voor de communicatie met de SMTP-server. U kunt kiezen uit: Automatic, None, Login, Plain, CRAM-MD5 en NTLM. 9. Geef de maximum toegestane grootte voor een e-mailbijlage op. Geef een waarde op tussen 1 en 1024 MB. OPMERKING: De e-mailserver beperkt de maximum grootte mogelijk tot een nog kleinere waarde.
3-12
A-61768 juni 2012
10. Klik op Test Settings (Testinstellingen) om de SMTP-instellingen te testen. 11. Klik op Apply (Toepassen).
Retentie-instellingen configureren
Gebruik het venster Retention om in te stellen hoe lang informatie over onderdelen, het systeemlog en updates moet worden bewaard. De grootte van de database bepaalt hoeveel gegevens u moet behouden. Alle retentie-instellingen staan standaard op All. U wordt aangeraden deze instellingen te wijzigen in Based on the number of entries (Op basis van het aantal items) of in Based on number of days (Op basis van het aantal dagen). Als u voor alle opties de standaardinstelling All ongewijzigd laat, loopt de database snel vol, vooral als u de gratis versie van Microsoft SQL Server Express hebt en u veel onderdelen gebruikt. Het is belangrijk de grootte van de database, de retentieinstellingen, de frequentie van de communicatie tussen de client-pc en de server, het aantal onderdelen in het systeem en de rapportfrequentie op elkaar af te stemmen. U wordt aangeraden de volledige versie van Microsoft SQL te gebruiken als u een groot aantal onderdelen hebt en uw client-pc's vaak met de server communiceren. Houd er rekening mee dat de duur waarvoor u informatie behoudt in de database, van invloed kan zijn op de rapportagegeschiedenis. Deze informatie wordt van elk onderdeel in het systeem verzameld. Als de retentie bijvoorbeeld is ingesteld op 1 dag en u 100 scanners hebt, bevat het rapport slechts voor 1 dag informatie over elk van de 100 scanners, ook al genereert u het rapport voor 5 dagen. Als u informatie van 5 dagen wilt, dient u de retentie in te stellen op 5 dagen of meer. 1. Klik in het hoofdvenster op System (Systeem). 2. Klik op Retention (Opslag). Het gedeelte Retention wordt weergegeven.
A-61768 juni 2012
3-13
3. Selecteer een van de volgende opties in de vervolgkeuzevakken Asset event, Asset history, Schedule update en System log: • All (Alle) - alle informatie wordt bewaard. • Based on number of entries (Op basis van het aantal items) alleen een bepaalde hoeveelheid informatie wordt bewaard; de oudste informatie wordt het eerst verwijderd. • Based on number of days (Op basis van het aantal dagen) informatie wordt bewaard gedurende het aantal dagen dat in dit veld is opgegeven. 4. Klik op Apply (Toepassen).
Een gebruikerslijst maken
In het gedeelte Gebruikers kunt u gebruikersinstellingen toevoegen, verwijderen of wijzigen. Ook kunt u systeembeheerdersrechten toewijzen aan specifieke gebruikers. Als u systeembeheerdersrechten toewijst aan een gebruiker, kan deze alle instellingen in de Kodak Asset Management Software wijzigen. U kunt gebruikers toestaan onderdelen weer te geven die niet bij een groep horen door ze het recht voor niet-toegewezen onderdelen te geven. Dit recht is nuttig voor gebruikers die onderdelen aan het systeem toevoegen en die onderdelen moeten toewijzen aan een groep die ze hebben gemaakt.
Een gebruiker toevoegen
1. Klik in het hoofdvenster op System (Systeem). 2. Klik op Users (Gebruikers). Het gedeelte Users wordt weergegeven.
3-14
A-61768 juni 2012
3. Klik op het pictogram New wordt weergegeven.
(Nieuw). Het venster User Details
4. Geef de gebruikersnaam op die wordt gebruikt voor toegang tot de webpagina van de server. In dit veld kunt u maximaal 64 tekens opgeven. 5. Geef in het veld Nickname een bijnaam op voor de gebruiker. We raden dit aan omdat een bijnaam in veel van de vensters die in het systeem kunnen worden geopend eenvoudiger te herkennen is dan de gebruikersnaam. 6. Desgewenst voert u in het veld E-mail het e-mailadres van de gebruiker in. Als u dit adres invult, wordt het automatisch gebruikt als de gebruiker rapporten en updates uitvoert. 7. Als u deze gebruiker systeembeheerdersrechten wilt verlenen, schakelt u het selectievakje System administrator (Systeembeheerder) in. Gebruikers die systeembeheerdersrechten hebben, kunnen alle instellingen van de Kodak Asset Management Software wijzigen. 8. Als u wilt dat nieuw toegevoegde onderdelen in het systeem of niet-toegewezen onderdelen voor deze gebruiker worden weergegeven, schakelt u het selectievakje Unassigned assets (Niet-toegewezen onderdelen) uit. 9. Klik op OK.
Gebruikersinstellingen wijzigen
Hoewel gebruikers hun bijnaam en e-mailadres zelf kunnen wijzigen, kunnen alleen systeembeheerders de gebruikersnaam wijzigen en een gebruiker systeembeheerdersrechten en rechten voor niet-toegewezen onderdelen toekennen. 1. Selecteer in de gebruikerslijst de gebruiker voor wie u de instellingen wilt wijzigen. 2. Klik op het pictogram Details weergegeven.
. Het venster User Details wordt
3. Breng de gewenste wijzigingen aan. 4. Klik op OK.
A-61768 juni 2012
3-15
Gebruiker verwijderen
Alleen Systeembeheerders kunnen een gebruiker uit het systeem verwijderen. Gebruikers kunnen zichzelf niet uit het systeem verwijderen. 1. Selecteer de gebruiker die u uit het systeem wilt verwijderen. 2. Klik op het pictogram Delete (Verwijderen). Het bericht Are you sure you want delete user ‘XXXX’? verschijnt. 3. Klik op Yes (Ja).
Gedeelte Log
In het gedeelte Log wordt een lijst weergegeven van meldingen van Kodak Asset Management Software. U kunt geselecteerde items uit de lijst verwijderen door op het pictogram Delete (Verwijderen) te klikken.
Gedeelte Info
In het gedeelte Info worden de versie en informatie over de auteursrechten van de servermodule van de Kodak Asset Management Software weergegeven. De informatie in dit venster hebt u mogelijk nodig als u contact opneemt met Kodak Service.
3-16
A-61768 juni 2012
Groepen
Het instellen van groepen onderdelen is niet verplicht maar maakt het beheren gemakkelijker, vooral als u verantwoordelijk bent voor veel scanners. Het is niet noodzakelijk om onderdelen toe te wijzen aan groepen. Onderdelen kunnen echter gemakkelijker worden beheerd als ze aan een groep zijn toegewezen. Afhankelijk van de wijze waarop u uw systeem wilt configureren, kan een onderdeel aan meer dan één groep worden toegewezen. U kunt een groep elke gewenste naam geven, bijvoorbeeld een naam die weergeeft hoe u de groep wilt beheren. U kunt zoveel onderdelen aan een groep toewijzen als u wilt. Als u bijvoorbeeld 80 Kodak ScanMate i940-scanners hebt, kunt u de groep i940 Scanner maken en alle 80 scanners toewijzen aan deze groep. Of u kunt twee groepen maken: een voor de i940-scanners in uw groep Crediteuren en een voor de i940-scanners van een andere afdeling. U kunt groepen maken op basis van scannertype, locatie, bedrijfsfunctie of andere criteria. De gebruiker die de groep maakt, wordt automatisch de groepsbeheerder. Als groepsbeheerder kunt u andere gebruikers groepsbeheerders maken of ze alleen-lezenrechten toekennen voor weergave en rapportage. Als u bijvoorbeeld wilt dat uw leidinggevende informatie wel kan bekijken maar geen wijzigingen kan aanbrengen, geeft u hem alleen-lezenrechten. Als u Groups (Groepen) selecteert, worden alle groepen weergegeven waartoe u toegang hebt, evenals de onderdelen die eraan zijn gekoppeld.
A-61768 juni 2012
3-17
OPMERKINGEN: • Als u de Kodak Asset Management Software voor de eerste keer start, wordt het deelvenster Groepen weergegeven zonder groepen. Het deelvenster Onderdelen in groep wordt weergegeven zonder onderdelen. • Als een onderdeel tot meer dan één groep behoort en er wijzigingen in dit onderdeel worden aangebracht, worden de wijzigingen ook in de andere groepen doorgevoerd. De laatste aanpassing aan een onderdeel wordt de nieuwste waarde in de groepen. Groepen kunnen bijzonder handig zijn, vooral als een wijziging in een hele groep moet worden doorgevoerd. Als het telefoonnummer van de contactpersoon ondersteuning verandert, kunt u dit gemakkelijk wijzigen voor deze groep. Alle onderdelen die bij deze groep horen kunnen worden bijgewerkt. Hiervoor gebruikt u de optie Assign Now (Nu toewijzen) in het venster Group Details.
Een groep toevoegen
1. Klik in het hoofdvenster op Groups (Groepen). Het venster Group verschijnt.
OPMERKING: Als u de Kodak Asset Management Software voor de eerste keer start, wordt het deelvenster Groepen weergegeven zonder groepen. Het deelvenster Onderdelen in groep wordt weergegeven zonder onderdelen.
3-18
A-61768 juni 2012
2. Klik op het pictogram New wordt weergegeven. OPMERKING:
(Nieuw). Het venster Details groep
De standaard systeeminstellingen worden automatisch ingevuld voor de groep. De groepswaarden kunnen naar wens worden gewijzigd.
3. Geef de naam van de groep op in het veld Name. 4. Geef een beschrijving van de groep op in het veld Description. 5. Geef in het veld Maintenance e-mail het e-mailadres op van de persoon die moet worden geïnformeerd als de onderhoudsdrempel voor een onderdeel in de groep de opgegeven drempel bereikt of overschrijdt. 6. Geef in het veld Error e-mail het e-mailadres op van de persoon die moet worden geïnformeerd als de foutdrempel voor een onderdeel in de groep de opgegeven waarde bereikt of overschrijdt.
A-61768 juni 2012
3-19
7. Klik op het pictogram Details voor gebruikers om de huidige lijst van toegewezen gebruikers weer te geven.
• Als u gebruikers wilt toevoegen, klikt u op het pictogram Add (Toevoegen). Het venster Gebruikers aan groep toevoegen wordt weergegeven.
• Schakel het vakje in naast de namen van de gebruikers die u aan deze groep wilt toevoegen en klik op OK. • Als u een gebruiker wilt instellen als groepsbeheerder, schakelt u het selectievakje Administrator (Beheerder) in het venster Group Users in en klikt u vervolgens op OK. Anders heeft de gebruiker alleen weergaverechten. • Als u een gebruiker uit de groep wilt verwijderen, selecteert u de betreffende gebruiker en klikt u op het pictogram Remove (Verwijderen) in het venster Group Users.
3-20
A-61768 juni 2012
8. Klik op het pictogram Details voor locatie om de locatiegegevens voor de geselecteerde groep te wijzigen en klik vervolgens op OK.
9. Klik op het pictogram Details voor de contactpersoon om de contactgegevens voor deze groep te verwijderen en klik op OK.
10. Geef een numerieke waarde op (minuten) tussen 1 en 10.080 (een week) in het veld Update frequency. Hiermee geeft u aan hoe vaak een client-pc met de server communiceert.
A-61768 juni 2012
3-21
11. Klik op het pictogram Details voor onderhoudsdrempels in het veld Maintenance thresholds om de standaardwaarden voor het schoonmaken of vervangen van verbruiksartikelen te wijzigen. OPMERKING: Alle onderhoudsdrempels worden weergegeven, maar afhankelijk van het scannermodel worden alleen de door uw scanner ondersteunde onderhoudsdrempels aan de server gerapporteerd.
• Breng de gewenste wijzigingen aan in de waarden Frequency, Reminder en Escalate en klik vervolgens op OK. - Frequency (Frequentie) - geeft het aantal pagina's weer dat kan worden gescand voordat het onderhoud moet worden voltooid. U kunt een aantal tussen 0 en 999.999 opgeven. - Reminder (Herinnering) - voer het aantal pagina's in (0 tot 999.999) dat kan worden gescand voordat de gebruiker wordt herinnerd aan het onderhoud nadat de frequentiedrempel is bereikt of overschreden. De waarde Reminder wordt ook gebruikt om te bepalen hoeveel pagina's er kunnen worden gescand voordat een onderhoudsstatus van groen verandert in geel. Als de frequentie bijvoorbeeld is ingesteld op 1000 en de herinnering op 100, verandert de onderhoudsstatus van groen in geel als er 901 pagina's zijn gescand. Ook wordt er op de client-pc een melding weergegeven. - Escalate (Escaleren) - geef een aantal op tussen 0 en 999.999 om het aantal gescande pagina's op te geven waarna een escalatiebericht moet worden gestuurd. Dit aantal pagina's ligt doorgaans hoger dan het aantal pagina's in het veld Frequency. Als de drempelfrequentie voor onderhoud, zoals het schoonmaken van de scanner, bijvoorbeeld is ingesteld op 1000 pagina's en de escalatie-instelling op 200, en als de scanner niet is schoongemaakt wanneer er 1200 pagina's zijn gescand, wordt er elke keer een escalatiebericht gestuurd als de client-pc met de server communiceert. 12. Klik op Error Thresholds (Foutdrempels) als u wilt instellen hoeveel gebeurtenissen er mogen plaatsvinden voordat er een foutmelding wordt verzonden.
3-22
A-61768 juni 2012
OPMERKING: Alle foutdrempels worden weergegeven, maar afhankelijk van het scannermodel worden alleen de door uw scanner ondersteunde foutdrempels aan de server gerapporteerd.
• Geef een waarde op in het veld Frequency om aan te geven hoeveel gebeurtenissen er mogen plaatsvinden voordat ze als een probleem worden beschouwd. Klik vervolgens op OK. - Schakel Escalate in als er een e-mail moet worden verzonden zodra de foutdrempelwaarde is bereikt. OPMERKING: Als u in het venster Group Details op Assign Now (Nu toewijzen) klikt voor een van de velden Location, Support Contact, Update frequency, Maintenance thresholds of Error thresholds, verschijnt de melding This will assign the ‘XXXX’ for all assets in the group Continue? . Klik op Yes (Ja).
Onderdelen toevoegen aan groepen
Ga als volgt te werk om onderdelen aan een groep toe te voegen: 1. Klik in het hoofdvenster op Groups (Groepen). 2. Selecteer de groep die u wilt bijwerken in het deelvenster Groups en klik vervolgens op het pictogram Add (Toevoegen). Het vensterAdd Assets to Group wordt weergegeven.
3. Selecteer een van de volgende onderdelen voor weergave in de lijst: • Unassigned (Niet-toegewezen): geeft alle onderdelen weer die niet aan een groep zijn toegewezen. Deze optie is alleen zichtbaar als de gebruiker rechten heeft voor niet-toegewezen onderdelen. • All (Alle): geeft alle onderdelen weer waarvoor de gebruiker rechten heeft als onderdeelbeheerder.
A-61768 juni 2012
3-23
• In group (In groep): selecteer in het vervolgkeuzemenu de groep die u wilt weergeven. De onderdelen van de geselecteerde groep worden weergegeven. Gebruikers zien alleen de groepen waartoe ze toegang hebben. 4. Schakel de onderdelen in die u aan de groep wilt toevoegen. Als u alle onderdelen wilt toevoegen die momenteel worden weergegeven, inclusief de onderdelen die niet op de huidige pagina staan, klikt u op het selectievakje in de tabelkop. Als er meerdere pagina's met onderdelen zijn, worden ze allemaal ingeschakeld (als er bijvoorbeeld 5 pagina's met onderdelen zijn, worden ze alle 5 ingeschakeld). 5. Klik op OK.
Onderdelen
Als de cliëntsoftware is geïnstalleerd en het onderdeel is herkend, wordt het op de server automatisch weergegeven als niet-toegewezen onderdeel. In het gedeelte Onderdelen wordt de status van alle onderdelen weergegeven waarvoor de gebruiker weergaverechten heeft. Systeembeheerders en gebruikers met rechten voor niet-toegewezen onderdelen kunnen dit onderdeel weergeven en desgewenst toevoegen aan een groep.
• Als u op All (Alle) klikt, worden alle onderdelen waarvoor u rechten hebt, weergegeven in deze lijst, inclusief onderdelen die al aan een groep zijn toegewezen.
3-24
A-61768 juni 2012
• Als u op Unassigned (Niet-toegewezen) klikt, worden alleen onderdelen weergegeven die niet bij een groep horen. • Voor gebruikers die rechten hebben voor niet-toegewezen onderdelen wordt het menu All/Unassigned (Alle/niet-toegewezen) weergegeven. • Gebruikers die onderdelen kunnen weergeven, kunnen anderen onderdeelbeheerdersrechten toewijzen. Onderdeelbeheerders kunnen het onderdeel bekijken, wijzigen en verwijderen.
Onderdeeldetails bewerken
In het venster Details onderdeel kunt u de instellingen van een onderdeel bekijken en bewerken en een onderdeelbeheerder toewijzen. Ook kunt u voor een geselecteerd onderdeel gebeurtenissen en de geschiedenis bekijken. OPMERKING: De instellingen in het venster Details onderdeel komen mogelijk niet overeen met de groepsinstellingen of de standaard systeeminstellingen. 1. Klik in het hoofdvenster op Assets (Onderdelen) f klik op Groups (Groepen) en selecteer een groep. 2. Selecteer het onderdeel dat u wilt bewerken. 3. Klik op het pictogram Details. Het venster Details onderdeel wordt weergegeven.
A-61768 juni 2012
3-25
OPMERKING: Als Assign on Add (Toewijzen bij toevoegen) is ingeschakeld wanneer u de standaardinstellingen voor het systeem instelt of als het is ingeschakeld in het venster Group wanneer u een onderdeel aan een groep toevoegt, worden de waarden voor het onderdeel automatisch ingevuld met de betreffende standaardwaarden voor het systeem of de groep. De afzonderlijke onderdeelwaarden kunnen naar wens worden gewijzigd. 4. Klik op het pictogram Details voor locatie om de locatiegegevens voor dit onderdeel toe te voegen of te wijzigen. 5. Klik op het pictogram Details voor contactpersoon ondersteuning om de contactgegevens voor dit onderdeel toe te voegen of te wijzigen. 6. Geef een numerieke waarde op (minuten) tussen 1 en 10.080 (een week) in het veld Update frequency. Hiermee geeft u aan hoe vaak een onderdeel informatie naar de server stuurt. 7. Klik op het pictogram Details voor onderhoudsdrempels om het venster Onderhoudsdrempel weer te geven en de instellingen te wijzigen voor Frequency, Reminder of Escalate. 8. Klik op het pictogram Details voor foutdrempels om het venster Error Threshold weer te geven en de instellingen te wijzigen voor Frequency of Escalate. 9. Als u voor dit onderdeel een onderdeelbeheerder wilt toewijzen, klikt u op het pictogram Details voor beheerder om het venster Beheerders onderdeel weer te geven.
• Klik op het pictogram Add (Toevoegen) om het venster Add Administrators to Asset weer te geven. • Klik op het selectievakje naast de naam van de gebruiker die u wilt toevoegen als onderdeelbeheerder en klik op OK.
3-26
A-61768 juni 2012
Onderdeelgebeurtenissen weergeven
Het venster Asset Events wordt weergegeven als er een gebeurtenis is voorgevallen en geeft de status van elke gebeurtenis weer. De lijst met gebeurtenissen is gebaseerd op de retentie-instelling die is opgegeven in het venster System: Retention.
Als u Asset event dus instelt op Based on number of days (Op basis van aantal dagen) en als u 5 dagen hebt geselecteerd, worden alleen gebeurtenissen van de afgelopen 5 dagen weergegeven.
Ga als volgt te werk om onderdeelgebeurtenissen weer te geven: 1. Klik in het venster Details onderdeel op Events (Gebeurtenissen). Het venster Asset Events wordt weergegeven.
• Schakel Show only last occurrence of each event (Alleen het laatst voorgekomen geval van elke gebeurtenis tonen) in als u het meest recente geval van elke gebeurtenis wilt weergeven. Als deze optie niet is ingeschakeld, worden alle gebeurtenissen weergegeven. • Als u een gebeurtenis wilt verwijderen, selecteert u de betreffende gebeurtenis en klikt u op het pictogram Delete (Verwijderen). Het bericht Are you sure you want to permanently delete the selected events? verschijnt. Klik op Yes (Ja). Er kunnen meerdere gebeurtenissen tegelijk worden verwijderd. A-61768 juni 2012
3-27
2. Klik op Done (Gereed) om het venster Asset Events te sluiten. Hier volgt een lijst van gebeurtenissen/statusberichten die in dit venster kunnen worden weergegeven: Reinig transport- en opnamegebieden: onderhoud voltooid Vervang banden invoermodule: onderhoud voltooid Vervang invoermodule: onderhoud voltooid Vervang banden separatiemodule: onderhoud voltooid Vervang separatiemodule: onderhoud voltooid Vervang pre-separatieblad: onderhoud voltooid Papierstoring: teller terugzetten Multi-invoer: teller terugzetten Overige fouten: teller terugzetten Planning bijwerken: voltooid Reinig transport- en opnamegebied: onderhoud op korte termijn vereist Vervang banden van invoermodule: onderhoud op korte termijn vereist Vervang invoermodule: onderhoud op korte termijn vereist Vervang banden van separatiemodule: onderhoud op korte termijn vereist Vervang separatiemodule: onderhoud op korte termijn vereist Vervang pre-separatieblad: onderhoud op korte termijn vereist Planning bijwerken: nieuwe poging Planning bijwerken: geannuleerd Reinig transport- en opnamegebieden: achterstallig onderhoud Vervang banden invoermodule: achterstallig onderhoud Vervang invoermodule: achterstallig onderhoud Vervang banden separatiemodule: achterstallig onderhoud Vervang separatiemodule: achterstallig onderhoud Pre-separatieblad vervangen: achterstallig onderhoud Papier vastgelopen: te veel gebeurtenissen Multi-invoer: te veel gebeurtenissen Overige fouten: te veel gebeurtenissen Planning bijwerken: mislukt Transport- en opnamegebieden reinigen: achterstallig onderhoud Vervang banden invoermodule: geëscaleerd, achterstallig onderhoud Vervang invoermodule: geëscaleerd, achterstallig onderhoud Vervang banden separatiemodule: geëscaleerd, achterstallig onderhoud Vervang separatiemodule: geëscaleerd, achterstallig onderhoud Pre-separatieblad vervangen: geëscaleerd, achterstallig onderhoud Papierstoring: te veel gebeurtenissen geëscaleerd Multi-invoer: te veel gebeurtenissen geëscaleerd Overige fouten: te veel gebeurtenissen geëscaleerd Planning bijwerken: mislukt, maximum aantal pogingen bereikt
3-28
A-61768 juni 2012
Onderdeelgeschiedenis weergeven
In het venster Asset History worden alle communicatiemomenten van de client-pc met de server weergegeven in een lijst. De informatie omvat: het aantal papierstoringen, het aantal gevallen van multi-invoer en fouten; het aantal gescande pagina's, het aantal uren dat de scanner ingeschakeld is geweest en het aantal uren dat het transport, de lamp aan de voorzijde en de achterzijde ingeschakeld zijn geweest. Afhankelijk van het scannermodel wordt alleen informatie weergegeven die door de scanner wordt ondersteund (als u bijvoorbeeld een enkelzijdige scanner hebt, wordt er geen informatie getoond over de lamp aan de achterzijde). De lijst met de items die worden weergegeven, is gebaseerd op de instelling Asset history in het venster System: Retention.
Als u Asset History instelt op Based on number of days (Op basis van aantal dagen) en u één dag selecteert, worden alleen de items van één dag weergegeven.
A-61768 juni 2012
3-29
Ga als volgt te werk om de onderdeelgeschiedenis te bekijken: 1. Klik in het venster Details onderdeel op History (Geschiedenis). Het venster Geschiedenis onderdeel wordt weergegeven.
• Als u een item wilt verwijderen, selecteert u het betreffende item en klikt u op het pictogram Delete (Verwijderen). Het bericht Are you sure you want to permanently delete the selected entry? verschijnt. Klik op Yes (Ja). Er kunnen meerdere items tegelijk worden verwijderd. 2. Klik op Done (Gereed) om het venster Asset History te sluiten.
3-30
A-61768 juni 2012
Onderdelen verwijderen
Soms is het nodig om een onderdeel van de server te verwijderen. Als een bepaald onderdeel bijvoorbeeld geen Kodak-scanner is en u het wilt vervangen door een nieuw onderdeel. Alleen een systeem- of onderdeelbeheerder kan onderdelen uit het systeem verwijderen. Voordat u onderdelen verwijdert: • raden we u aan om een back-up of snapshot te maken van de database. • controleert u of de communicatie tussen het onderdeel en de server is voltooid. • controleert u of het onderdeel niet wordt gebruikt door een geplande update. Als het onderdeel wordt gebruikt en de status Sent of Retrying heeft, kan het niet worden verwijderd. U kunt het op een later moment verwijderen. • controleert u of de scanner die wordt verwijderd is losgekoppeld van de host-pc voordat u de scanner van de server verwijderd. Als de scanner aangesloten blijft, wordt deze door de cliëntsoftware opnieuw toegevoegd aan de serverdatabase. • Genereer een laatst rapport en sla dit op ter referentie. Zie hoofdstuk 5 Rapporten genereren en updates plannen voor meer informatie. 1. Klik in het hoofdscherm op Assets (Onderdelen). 2. Selecteer het onderdeel dat u wilt verwijderen. 3. Klik op het pictogram Delete (Verwijderen). Het bericht This will permanently delete the asset from the server All information, including events and history will be deleted. Are you sure you want to permanently delete asset XXXX? verschijnt. 4. Klik op Yes (Ja). Het onderdeel wordt definitief van de server verwijderd, evenals alle daaraan gerelateerde informatie. Als een onderdeel is verwijderd, wordt er een item toegevoegd in het serverlog.
A-61768 juni 2012
3-31
Voorbeelden:
In dit gedeelte vindt u voorbeelden van manieren waarop u het systeem kunt configureren. Ga naar de vorige gedeelten in dit hoofdstuk voor uitgebreide procedurebeschrijvingen.
Voorbeeld 1: onderdelen beheren zonder groepen
Ik heb een kleine organisatie met 10 scanners. Alle scanners zijn van hetzelfde model. Hoe stel ik mijn systeem in? Omdat alle scanners van hetzelfde model zijn en u een kleine organisatie hebt, is het niet nodig om groepen in te stellen. 1. Stel de standaardinstellingen voor het systeem in. Zie het gedeelte "Standaardinstellingen voor het systeem maken" voor meer informatie.
Voorbeeld 2: uw systeem beheren met enkele onderdelen in groepen
Ik heb een kleine organisatie met 20 scanners die zich allemaal op één locatie bevinden. Het gaat om scanners van verschillende modellen. Ik heb 13 ScanMate i9XX-scanners en 7 i2XXX-scanners en ik wil ze graag verdelen in groepen. Hoe stel ik mijn systeem in? Omdat u verschillende modellen scanners gebruikt en u een kleine organisatie hebt, is het nuttig om groepen in te stellen. We raden u aan groepen in te stellen per scannermodel. 1. Selecteer Groups (Groepen) in het hoofdvenster en klik op het pictogram Add (Toevoegen). Het venster Groups Details wordt weergegeven. 2. Geef voor de eerste groep i9XX-scanners op in het veld Name. 3. Geef in de andere velden in het venster Group Details alle gewenste informatie op en klik op OK. 4. Voor de tweede groep klikt u op het pictogram Add (Toevoegen) in het hoofdvenster Groups. Het venster Groups Details wordt weergegeven. 5. Geef i2XX-scanners op in het veld Name. 6. Geef in de andere velden in het venster Group Details alle gewenste informatie op en klik op OK. U hebt twee groepen gemaakt en kunt nu eenvoudig updates plannen en rapporten genereren.
Voorbeeld 3: gebruikers, groepen en onderdelen instellen
Paul is de systeembeheerder. Hij maakt een lijst met de volgende gebruikers. Jan
ik wil dat Jan de vervangende systeembeheerder wordt. Daarom wijs ik aan hem systeembeheerdersrechten toe.
Mark, Rob, Karin ik wil Mark, Rob en Karin instellen als gebruikers van het systeem. Ze moeten niet-toegewezen onderdelen kunnen bekijken, zodat ze groepen kunnen maken en onderdelen aan hun groepen kunnen toewijzen. Bas, Suzan
3-32
ik wil Bas en Suzan toewijzen als gebruikers van het systeem. Zij hebben alleen-lezentoegang voor sommige groepen.
A-61768 juni 2012
Mark en Rob zijn verantwoordelijk voor 100 scanners. Mark besluit om 2 groepen te maken en de onderdelen waarvoor hij verantwoordelijk is, toe te wijzen aan deze groepen. De eerste groep die Mark maakt krijgt de naam "i940 afdeling Administratie". Aan deze groep voegt Mark alle i940-scanners toe waarvoor hij verantwoordelijk is. Karin is Marks vervanger, daarom voegt hij haar als gebruiker toe aan deze groep en hij schakelt hierbij de optie Administrator (Beheerder) in. Mark wil ook dat Suzan gebruiker van deze groep wordt, daarom voegt hij haar ook toe aan de groep. Mark geeft Suzan geen beheerdersrechten, omdat zij alleen de onderdeelstatus van de groep nodig heeft. De tweede groep die Mark maakt, krijgt de naam "i2400 afdeling Planning". Aan deze groep voegt hij alle i2400-scanners toe waarvoor hij verantwoordelijk is. Ook aan deze groep voegt hij Karin toe en hij wijst aan haar groepsbeheerdersrechten toe. Omdat Karin groepsbeheerdersrechten heeft voor beide groepen van Mark, kan zij ook wijzigingen aanbrengen in deze groepen. Rob kan ook groepen instellen, omdat hij gebruiker van het systeem is en niet-toegewezen onderdelen kan weergeven. Rob stelt zijn groepen in, voegt de onderdelen waarvoor hij verantwoordelijk is toe aan de groepen en wijst indien nodig gebruikers toe aan zijn groepen. Omdat Karin zijn vervanger is, voegt Rob Karin toe aan zijn groepen en geeft hij haar groepsbeheerdersrechten. Rob wil ook dat Bas gebruiker van deze groep wordt, daarom voegt hij hem ook toe aan de groep. Rob geeft Bas geen beheerdersrechten, omdat hij alleen de onderdeelstatus van de groep nodig heeft. Omdat Rob een gebruiker van het systeem is maar geen gebruiker van Marks groepen, kan hij de onderdelen in Marks groep niet zien of weergeven en andersom. Aangezien Bas en Suzan slechts gebruikers van de groep zijn, maar geen groepsbeheerders, kunnen ze alleen de onderdelen zien van de specifieke groepen waarvan ze gebruikers zijn. Kortom: Mark heeft twee groepen gemaakt, de groep i940 afdeling Administratie en de groep i2400 afdeling Planning. • Karin en Suzan zijn beide gebruikers, maar Karin is ook groepsbeheerder van deze groepen. • Mark, Jan, Karin en Suzan kunnen allemaal de onderdelen in deze groepen zien. Aangezien ze de onderdelen kunnen zien, kunnen ze allemaal rapporten genereren, onderdelen bijwerken en updates plannen.
A-61768 juni 2012
3-33
4 Het systeem bewaken
Nadat u de Kodak Asset Management Software hebt geconfigureerd, kunt u met deze software het gebruik van de scanner bijhouden en uw onderdelen onderhouden. Met de e-mailmelding van de Kodak Asset Management Software wordt u van eventuele problemen op de hoogte gesteld, zodat u de onderdelen niet steeds handmatig hoeft te controleren. OPMERKING: Aangezien de Kodak Asset Management Software geen ‘real-timesysteem’ is, worden instellingen en updates voor onderdelen niet onmiddellijk doorgevoerd. Als u bijvoorbeeld instellingen aanpast, wordt deze informatie pas naar de onderdelen gestuurd op het moment dat de client-pc weer met de server communiceert. Dus als u de updatefrequentie op 1 dag had ingesteld en dit vervolgens in 12 uur verandert, treedt deze aanpassing pas in werking nadat de client-pc de 1-dagscyclus heeft voltooid. In het venster Geschiedenis van onderdeel kunt u de onderhoudsdrempel zien voor het bewaken van pagina-aantallen en onderdeelgebruik. Elke onderhoudsdrempel heeft een statusindicator, zoals in het hoofdvenster Onderdelen weergegeven: als het groene drempelstatuspictogram wordt getoond, is er niets aan de hand. wordt het gele waarschuwingssymbool getoond, dan nadert het onderdeel de ingestelde status waarbij deze aandacht nodig heeft. wordt het rode foutsymbool getoond, dan heeft het onderdeel de ingestelde status bereikt of overschreden en is onmiddellijke aandacht vereist.
Foutafhandeling
Afhankelijk van de frequentie van onderdeelfouten kan er specifiek onderhoud nodig zijn voordat de onderhoudsdrempel is bereikt. Als een scanner bijvoorbeeld teveel papierstoringen heeft, is het wellicht nodig om de scanner vaker te reinigen, moeten verbruiksartikelen wellicht vaker worden vervangen, of dient de gebruiker te zorgen dat de documenten goed zijn voorbereid alvorens ze te scannen. Voorts is het wellicht aan te raden om aan de hand van de frequentie waarmee fouten optreden de frequentie-instellingen en/of de onderhoudsdrempel bij te stellen. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de scanner voor meer informatie over reiniging en onderhoud van de scanner.
A-61768_nl juni 2012
4-1
5 Rapporten genereren en updates plannen
Inhoud
Rapporten ....................................................................................... 5-1 Rapporten instellen ..................................................................... 5-2 Rapporten bewerken................................................................... 5-5 Rapporten verwijderen................................................................ 5-5 Voorbeelden................................................................................ 5-6 Updates........................................................................................... 5-8 Updatepakketten maken ............................................................. 5-8 Updatepakketten bewerken ........................................................ 5-9 Updatepakketten verwijderen ..................................................... 5-9 Updates plannen........................................................................... 5-10 Onderdelen aan geplande updates toevoegen......................... 5-12 Onderdelen uit geplande updates verwijderen ......................... 5-12 Geplande updates annuleren.................................................... 5-13 Annuleringsverzoeken voor geplande updates ongedaan maken ...................................................................... 5-14 Geplande updates bewerken .................................................... 5-14 Geplande updates verwijderen ................................................. 5-14 Voorbeeld: een updatepakket plannen ..................................... 5-15
Rapporten
Met rapporten kunt u de activiteiten van onderdelen en de onderhoudsstatus ervan bijhouden. Het gedeelte Rapporten geeft een overzicht van alle geplande rapporten. Elke gebruiker kan een nieuw rapport maken. Sommige selecties zijn echter beperkt tot bepaalde gebruikersrechten. Zo kunnen gebruikers bijvoorbeeld alleen groepen selecteren die zij zelf beheren of waaraan ze zijn toegevoegd. Alleen Rapportbeheerders kunnen bestaande rapporten aanpassen. Bij het maken van een gepland rapport wordt de desbetreffende gebruiker automatisch ingesteld als beheerder van dat rapport. Er kunnen vier soorten rapporten worden gegenereerd: • Aantal pagina's • Wacht op onderhoud • Fouten • Status geplande update
A-61768_nl juni 2012
5-1
Rapporten instellen
Wanneer u het soort rapport hebt bepaald en hoe vaak u dit wilt plannen, klikt u op Reports (Rapporten) en vervolgens op Schedules (Planningen) in het hoofdvenster om het gedeelte Rapporten weer te geven.
Het gedeelte Reports toont een samenvatting van elk rapport met onder meer: • een omschrijving van het rapport • het soort rapport • de desbetreffende groep of geplande update die in het rapport wordt opgenomen • hoe vaak het rapport wordt gegenereerd, inclusief datum, tijd en tijdzone • hoeveel gegevens (aantal dagen, weken, maanden) er in het rapport worden opgenomen • het e-mailadres van degene die het rapport ontvangt • de naam van degene die het rapport het laatst heeft bijgewerkt, samen met de datum en tijd waarop dit gebeurde.
5-2
A-61768_nl juni 2012
U plant een rapport als volgt in: 1. Klik in het gedeelte Reports op het pictogram New (Nieuw). Het venster Create New Scheduled Report (Nieuw gepland rapport maken) wordt geopend.
2. Voer in het veld Description (Beschrijving) een herkenbare rapportnaam in. 3. Selecteer in de lijst met beschikbare rapporten het soort rapport dat u wilt toevoegen: • totaal aantal pagina's voor één groep • totaal aantal pagina's voor mijn groepen • totaal aantal pagina's voor alle onderdelen* • wacht op onderhoud voor één groep • wacht op onderhoud voor mijn groepen • wacht op onderhoud voor alle onderdelen* • fouten voor één groep • fouten voor mijn groepen • fouten voor alle onderdelen* • status geplande update voor één update • status geplande update voor mijn updates
* Deze rapporten kunnen alleen door een systeembeheerder worden gegenereerd.
A-61768_nl juni 2012
5-3
4. Selecteer in het veld For (Voor) de groep die u in dit rapport wilt opnemen. 5. Selecteer in het veld Frequency (Frequentie) hoe vaak het rapport wordt gegenereerd (bijvoorbeeld eenmalig, dagelijks, wekelijks, maandelijks). 6. Selecteer in het veld On (Op)de eerste dag van de week of maand waarop het rapport wordt gegenereerd. 7. Selecteer hoeveel gegevens van het veld Duration (Duur) in het rapport worden opgenomen. Dit is gebaseerd op de dagen/weken/ maanden voor de dag waarop het rapport staat gepland om te worden gegenereerd. Bijvoorbeeld voor een dagelijks rapport dat staat gepland om op 25-12 te worden gegenereerd en waarbij de duur 5 is, worden de dagen 20-12, 21-12, 22-12, 23-12 en 24-12 in het rapport opgenomen, ook als het rapport door uitval van de server op een latere datum wordt gegenereerd. 8. Selecteer het tijdsinterval waarna het rapport opnieuw wordt gegenereerd. Als bij de frequentie ‘Once’ (Eenmalig) is geselecteerd, wordt er niets weergegeven. De waarde die u in het veld Interval selecteert, is gebaseerd op de instelling in het veld Frequency (Daily, Weekly, Monthly). 9. Selecteer in de velden Date (Datum) en Time (Tijd) de datum en tijd waarop het rapport wordt gegenereerd. Selecteer een zodanige waarde dat al uw client-pc's voldoende tijd hebben om met de server te communiceren. Als uw client-pc's bijvoorbeeld om 21.00 uur met de server communiceren, dient u deze waarde in te stellen op 23.00 uur. Deze tijd is afhankelijk van de ingestelde tijdzone. 10. Selecteer de gewenste tijdzone. De standaardinstelling is uw eigen tijdzone. U zou de tijdzone bijvoorbeeld willen veranderen als u zich in Nederland bevindt, maar rapporten genereert voor onderdelen in Californië. Stel de tijdzone in op (GMT-08:00) Pacific Time (VS & Canada). 11. Klik op HTML om een rapport met een overzichtelijke opmaak te genereren en/of klik op het selectievakje CSV om de ruwe gegevens in een kommagescheiden bestand te laten opnemen, zodat de gegevens ook in andere toepassingen kunnen worden geïmporteerd. 12. Geef in het veld E-mail address (E-mailadres) het e-mailadres op van degene die u de resultaten wilt laten ontvangen. 13. Klik op het beheerderspictogram Details om het venster Scheduled Report Administrators (Beheerders gepland rapport) te openen.
5-4
A-61768_nl juni 2012
14. Klik op het pictogram Add (Toevoegen) om het venster Beheerders aan gepland rapport toevoegen te openen.
15. Schakel het selectievakje naast de naam van gebruikers die u als rapportbeheerder wilt instellen in en klik op OK. Als er meer gebruikers in de lijst staan dan er in het venster worden weergegeven, gebruikt u de scrollpijltjes om de andere pagina's te bekijken.
Rapporten bewerken
Als u rapportbeheerder bent en een bestaand rapport wilt aanpassen, kunt u dat als volgt doen: 1. Selecteer in het gedeelte Reports (Rapporten) het gewenste rapport. 2. Klik op het pictogram Details om het venster Details gepland rapport te openen. 3. Breng de gewenste wijzigingen aan en klik op OK.
Rapporten verwijderen
Als u rapportbeheerder bent en een rapport wilt verwijderen, kunt u dat als volgt doen: 1. Selecteer het rapport dat u wilt verwijderen. 2. Klik op het pictogram Delete (Verwijderen) Het bericht Are you sure you want to delete scheduled report ‘XXXX”? verschijnt. 3. Klik op Yes (Ja).
A-61768_nl juni 2012
5-5
Voorbeelden: Voorbeeld 1: een dagelijks rapport genereren
Hoe kan ik een dagelijks rapport genereren om te zien welke onderdelen van mijn productiegroep die dag op onderhoud wachten? 1. Klik in het gedeelte Reports op het pictogram New (Nieuw). Het venster Create New Scheduled Report (Nieuw gepland rapport maken) wordt geopend. 2. Voer in het veld Description (Beschrijving )een herkenbare naam in (bijvoorbeeld Dagelijks wachtend op onderhoud voor productiegroep). 3. Selecteer Pending maintenance for my groups (Wacht op onderhoud voor mijn groepen) in de lijst met beschikbare rapporten. 4. Selecteer in het veld For (Voor) de optie Production (Productie). 5. Selecteer als frequentie Daily (Dagelijks). 6. Select een duur van 1 dag. 7. Selecteer een interval van 1 dag. 8. Selecteer de datum en tijd waarop u wilt beginnen met het genereren van dit rapport. 9. Als u een HTML- of CSV-bestand wilt (of beide), schakelt u de desbetreffende selectievakjes in. 10. Geef het e-mailadres op van degene die de rapporten moet ontvangen. 11. Klik op OK.
5-6
A-61768_nl juni 2012
Voorbeeld 2: een rapport in een andere tijdzone genereren
Mijn server staat in Atlanta, Georgia, VS en ik wil een driemaandelijks rapport genereren voor het totale aantal pagina's voor mijn groep Accounts Payable in Portland, Oregon, VS. Ik wil dat het rapport om middernacht wordt gegenereerd. Updates worden om 23.00 uur verstuurd van de client-pc's en zijn ruim voor middernacht voltooid. Welke instellingen moet ik configureren? 1. Klik in het gedeelte Reports op het pictogram New (Nieuw). Het venster Create New Scheduled Report (Nieuw gepland rapport maken) wordt geopend. 2. Voer in het veld Description (Beschrijving) een herkenbare naam in (bijvoorbeeld Driemaandelijks totaal aantal pagina's voor Accounts Payable, Portland, Oregon). 3. Selecteer Total Pages for one group (Totaal aantal pagina's voor één groep) in de lijst met beschikbare rapporten. 4. Selecteer in het veld For (Voor) de groep Accounts Payable. 5. Selecteer als frequentie Monthly (Maandelijks). 6. Selecteer een duur van 3 maanden. 7. Selecteer een interval van 3 maanden. 8. Selecteer de datum en tijd waarop u wilt beginnen met het genereren van dit rapport. 9. Stel de tijdzone in op (GMT-08:00) Pacific Time (VS & Canada). 10. Als u een HTML- of CSV-bestand wilt (of beide), schakelt u de desbetreffende selectievakjes in. 11. Geef het e-mailadres op van degene die de rapporten moet ontvangen. 12. Klik op OK. Het rapport voor de groep Accounts Payable in Portland wordt elke 3 maanden gegenereerd en bevat de gegevens van 3 maanden, mits de bewaartijd is ingesteld op 3 maanden of langer.
A-61768_nl juni 2012
5-7
Updates
Met de Kodak Asset Management Software kunt u updates voor onderdelen plannen en updatepakketten maken. Met updates kunt u uw onderdeelsoftware efficiënt onderhouden. OPMERKINGEN: • Geplande updates of updatepakketten kunnen alleen worden gewijzigd door de maker van het pakket of door een systeembeheerder. • Updatepakketten kunnen niet worden gewijzigd als ze door een geplande update in gebruik zijn. • Gebruikers moeten over beheerdersrechten beschikken om een onderdeel te kunnen bekijken en er een update voor te kunnen plannen.
Updatepakketten maken
U maakt een updatepakket als volgt: 1. Selecteer in het hoofdvenster Updates.
2. Selecteer Packages (Pakketten) en klik op het pictogram New (Nieuw). Het venster Create New Update Package (Nieuw updatepakket maken) wordt geopend.
3. Geef in het veld Description (Beschrijving) een naam voor het pakket op die voor u en andere onderdeelbeheerders herkenbaar is.
5-8
A-61768_nl juni 2012
4. Selecteer in het veld Type het soort pakket. De volgende soorten zijn beschikbaar: • Cd-installatieprogramma (bijvoorbeeld TWAIN, ISIS, enz.) • Smart Touch-installatieprogramma • TWAIN-snelkoppelingen • Asset Management Software Client-installatieprogramma 5. Klik op het pictogram Details van het model om het venster Modellen updatepakket te openen.
6. Klik op het selectievakje naast de scannermodellen waar dit pakket voor geldt en klik op OK. 7. Blader naar het updatepakketbestand. Dit zijn bijvoorbeeld de bestanden die u van de Kodak-website hebt gedownload of van een snelkoppeling die u via de exportfunctie van de TWAIN-gegevensbron hebt gemaakt. 8. Klik op OK. OPMERKINGEN:
• Het bestand wordt naar een tijdelijke locatie op de server geüpload. Tijdens dit proces wordt er een uploadvenster weergegeven. Bij eventuele fouten raadpleegt u hoofdstuk 6, Problemen oplossen. • Er wordt niet gecontroleerd of het geüploade bestand bij de geselecteerde scannermodellen hoort.
Updatepakketten bewerken
Als het pakket niet in gebruik is, kunt u als volgt wijzigingen aanbrengen: 1. Selecteer in het venster Pakketten het updatepakket dat u wilt wijzigen. 2. Klik op het pictogram Details om het venster Details updatepakket te openen. 3. Breng de gewenste wijzigingen aan en klik op OK.
Updatepakketten verwijderen
Als het pakket niet in gebruik is, kunt u het als volgt verwijderen: 1. Selecteer in het venster Packages (Pakketten) het updatepakket dat u wilt verwijderen. 2. Klik op het pictogram Delete (Verwijderen) Het bericht Are you sure you want to delete update package ‘XXXX’? verschijnt. 3. Klik op Yes (Ja).
A-61768_nl juni 2012
5-9
Updates plannen
U plant een update als volgt in: 1. Klik in het hoofdvenster op Updates.
.
2. Klik op Schedules (Planningen).
3. Klik op het pictogram New (Nieuw). Het venster Create New Scheduled Update (Nieuwe geplande update maken) wordt geopend.
4. Geef in het veld Description (Beschrijving) een naam voor de planning op die voor u en andere beheerders herkenbaar is. 5. Selecteer het pakket dat u voor deze update wilt gebruiken. OPMERKING: Als er onderdelen aan de planning zijn toegevoegd, kan het pakket niet worden gewijzigd. Alle onderdelen moeten worden verwijderd, alvorens er wijzigingen in het pakket kunnen worden aangebracht.
5-10
A-61768_nl juni 2012
6. Selecteer in de velden Start Date (Begindatum) en End Date (Einddatum) een begin- en einddatum. De begindatum is de eerste dag waarop de update wordt uitgevoerd en de einddatum is de laatste dag waarop de update wordt uitgevoerd. 7. Selecteer in de velden Start Time (Begintijd) en End Time (Eindtijd) een begin- en eindtijd. De begintijd is het tijdstip van de dag waarop de update wordt uitgevoerd en de eindtijd is het laatste tijdstip van de dag waarop de update wordt uitgevoerd. 8. Selecteer in het veld Retries (Nieuwe pogingen) het aantal keren (0 t/m 9) dat de software probeert de update uit te voeren als de eerste keer mislukt. 9. Selecteer in het veld Interval het aantal minuten (1 t/m 10.080) dat er wordt gewacht voordat opnieuw wordt geprobeerd de update uit te voeren. OPMERKING:
Als u de update gedurende 3 dagen wilt uitvoeren, maar het interval voor nieuwe pogingen op 5 minuten is ingesteld, wordt de update alleen gedurende die eerste dag opnieuw geprobeerd. Als uw interval bijvoorbeeld op 5 minuten is ingesteld en het aantal nieuwe pogingen op 4, zal er als de update mislukt 4 keer elke 5 minuten worden geprobeerd de update uit te voeren en daarna niet meer, ook al is de tijdsduur op 3 dagen ingesteld. Als u de update elke dag opnieuw wilt proberen uit te voeren, dient u het interval op 720 minuten(12 uur) te zetten. Het aantal nieuwe pogingen en de intervaltijd bepaalt hoelang de update blijft doorgaan.
10. Geef desgewenst in het veld Escalation e-mail (E-mail escalatie) het e-mailadres op van degene die moet worden ingelicht als de update mislukt. In de lijst onder aan het venster Create New Schedule Updates (Nieuwe geplande update maken) worden de onderdelen weergegeven waarop het updatepakket wordt toegepast. In deze lijst ziet u het scannermodel, het serienummer en de locatie van het onderdeel, evenals de updatestatus van het onderdeel en of er een annuleringsverzoek voor de update van het geselecteerde onderdeel is ingediend.
11. Klik op het pictogram Add (Toevoegen) om meer onderdelen voor het updatepakket toe te voegen of klik op het pictogram Remove (Verwijderen) om onderdelen uit de lijst te halen. Zie de volgende gedeelten voor procedures voor het gebruik van deze opties. 12. Klik op OK.
A-61768_nl juni 2012
5-11
Onderdelen aan geplande updates toevoegen
U kunt alleen onderdelen aan een geplande update toevoegen als de status van de planning Scheduled (Gepland) is en de update op dat moment niet actief is. U voegt als volgt een onderdeel toe aan een geplande update: 1. Klik op het pictogram Add (Toevoegen) in het venster Scheduled Update (Geplande update). Het venster Add Assets to Schedule (Onderdelen aan planning toevoegen) wordt geopend.
2. Klik op All (Alle) om al uw onderdelen weer te geven, of klik op In Group (In groep) en selecteer de gewenste groep met onderdelen die u wilt weergeven. Alleen de onderdelen die overeenkomen met een van de modellen in het updatepakket worden weergegeven. OPMERKINGEN:
• Alleen onderdelen waarvoor u beheerdersrechten hebt, worden in de lijst weergegeven. • U kunt het selectievakje in de tabelkop inschakelen om snel alle onderdelen in een groep te selecteren. 3. Klik op het selectievakje naast de onderdelen die u aan de geplande update wilt toevoegen. 4. Klik op OK.
Onderdelen uit geplande updates verwijderen
U kunt een onderdeel uit een geplande update verwijderen als de status van de planning Scheduled (Gepland) is. 1. Selecteer in het venster Scheduled Update (Geplande update) het onderdeel dat u wilt verwijderen. 2. Klik op het pictogram Remove (Verwijderen). Het onderdeel wordt uit de geplande update verwijderd.
5-12
A-61768_nl juni 2012
Geplande updates annuleren
In de volgende omstandigheden kunt u verzoeken een geplande update voor een onderdeel te annuleren: • als de status Sent (Verzonden) of Retrying (Nieuwe poging) is (d.w.z. dat er informatie naar het onderdeel is verzonden en de update nog niet is voltooid) • als er geen annuleringsverzoek in behandeling is • als de huidige gebruiker vermeld staat in het veld Updated By (Bijgewerkt door) in het hoofdvenster Schedules (Planningen) of als deze een systeembeheerder is.
1. Selecteer in het venster Details geplande update het onderdeel waarvoor u de geplande update wilt annuleren. 2. Klik op het pictogram Cancel
(Annuleren).
OPMERKINGEN: • Deze geplande update wordt pas geannuleerd wanneer de client-pc de volgende keer met de server communiceert en het annuleringsverzoek aantreft. De geplande update wordt dan ook niet geannuleerd als deze is voltooid voordat de client-pc met de server heeft gecommuniceerd. • De status Pending (In behandeling) wordt weergegeven in de kolom Cancel (Annuleren) in het scherm Create New Scheduled Update (Nieuwe geplande update maken).
Annuleringsverzoeken voor geplande updates ongedaan maken
A-61768_nl juni 2012
In de volgende situaties kunt u een annuleringsverzoek voor een geplande update ongedaan maken: • als de status ervan Sent (Verzonden) of Retrying (Nieuwe poging) is (d.w.z. dat er informatie naar het onderdeel is verzonden en de update nog niet is voltooid)
5-13
• als er een annuleringsverzoek in behandeling is • als de huidige gebruiker vermeld staat in het veld Updated By (Bijgewerkt door) in het hoofdvenster Schedules (Planningen) of als deze een systeembeheerder is.
1. Selecteer in het venster Details geplande update het onderdeel waarvoor u het annuleringsverzoek voor de geplande update ongedaan wilt maken. 2. Klik op het pictogram Cancel (Annuleren). (De status Pending (In behandeling) wordt verwijderd uit de kolom Cancel (Annuleren)).
Geplande updates bewerken
U kunt geplande updates alleen bewerken totdat deze naar een onderdeel zijn gestuurd. 1. Klik in het hoofdvenster op Updates. 2. Klik op Schedules (Planningen) en selecteer een geplande update. 3. Klik op het pictogram Details. Het scherm Details geplande update wordt geopend. 4. Verander waar nodig de gegevens en klik op OK.
Geplande updates verwijderen
U kunt een geplande update alleen verwijderen als de status niet voltooid is. 1. Klik in het hoofdvenster op Updates. 2. Klik op Schedules (Planningen). 3. Selecteer de geplande update die u wilt verwijderen. 4. Klik op het pictogram Delete (Verwijderen) Het bericht Are you sure you want to delete scheduled update XXXX? verschijnt. 5. Klik op Yes (Ja).
5-14
A-61768_nl juni 2012
Voorbeeld: een updatepakket plannen
Er is een nieuwe versie van het stuurprogramma voor de Kodak i2000 Series-scanners beschikbaar. Hoe kan ik al mijn i2000 Series-scanners bijwerken? Ik wil deze update plannen voor 1.00 uur Eastern Standard Time. Al mijn onderdelen bevinden zich in dezelfde tijdzone als de server. Hoe stel ik dit in? Alvorens een update te plannen moet u een pakket maken en het nieuwe stuurprogramma uploaden naar de server. 1. Selecteer in het hoofdvenster de optie Update (Bijwerken). 2. Selecteer Package (Pakket) en klik op het pictogram Add (Toevoegen). Het venster Create New Update Package (Nieuw updatepakket maken) wordt geopend.
3. Geef in het veld Description (Beschrijving) de naam van het pakket op (bijvoorbeeld Stuurprogramma-update i2000 Series). 4. Selecteer Cd-installatieprogramma in het vervolgkeuzeveld Type. 5. Klik op het pictogram Models: Details. Het venster Update Package Models (Modellen updatepakket) wordt geopend. Selecteer alle i2000 Series-scanners (bijvoorbeeld i2400, i2600, i2800) en klik op OK.
6. Klik op Browse (Bladeren) om het uploadbestand te selecteren en klik op OK. U hebt nu een updatepakket gemaakt dat u kunt gebruiken wanneer u de update plant. Plan nu de update. 7. Selecteer Schedules (Planningen).
A-61768_nl juni 2012
5-15
8. Klik op het pictogram New (Nieuw). Het venster Create New Scheduled Update (Nieuwe geplande update maken) wordt geopend.
9. Geef een beschrijving van de nieuwe update. 10. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Package (Pakket) het pakket dat u zojuist bij stap 3 hebt gemaakt (Stuurprogramma-update i2000 Series). 11. Selecteer de begin- en einddatum voor het uitvoeren van de update. 12. Voer in het veld Start Time 1:00 AM in. 13. Voer in het veld End Time de gewenste eindtijd in. Als u bijvoorbeeld niet wilt dat de update na 5.00 uur nog wordt uitgevoerd, voert u in dit veld 5:00 AM in. 14. Selecteer het aantal keren dat de software probeert de update uit te voeren als de eerste keer mislukt. 15. Selecteer in het veld Interval het aantal minuten dat er wordt gewacht voordat opnieuw wordt geprobeerd de update uit te voeren. OPMERKING: Als u wilt plannen dat de update gedurende een periode van 3 dagen wordt uitgevoerd, maar het interval voor nieuwe pogingen op 5 minuten is ingesteld, wordt de update alleen gedurende die eerste dag opnieuw geprobeerd. Als uw interval bijvoorbeeld op 5 minuten is ingesteld en het aantal nieuwe pogingen op 4, zal er als de update mislukt 4 keer elke 5 minuten worden geprobeerd de update uit te voeren en daarna niet meer, ook al is de tijdsduur op 3 dagen ingesteld. Als u de update elke dag opnieuw wilt proberen uit te voeren, dient u het interval op 720 minuten(12 uur) te zetten. Het aantal nieuwe pogingen en de intervaltijd bepaalt hoelang de update blijft doorgaan. 16. Geef in het veld Escalation e-mail het e-mailadres op van degene die moet worden ingelicht als de update mislukt. 17. Klik op OK. 5-16
A-61768_nl juni 2012
6 Problemen oplossen
Problemen oplossen
Gebruik onderstaande tabel voor het vinden van mogelijke oorzaken/ oplossingen voor problemen die kunnen optreden bij het gebruik van de Kodak Asset Management Software.
Beschrijving
Mogelijke oorzaak/oplossing
Algemene fouten • De internetverbinding is wellicht verbroken. Onverwachte fout. De verbinding met de database is mogelijk verbroken of er • De server reageerde niet op tijd. is wellicht onvoldoende geheugen voor deze bewerking. Onverwachte fout. De database is mogelijk gewijzigd sinds dit venster voor het laatst werd geopend.
De database is mogelijk door iemand anders gewijzigd sinds de laatste keer dat er gegevens voor u zijn opgehaald. U ziet bijvoorbeeld een tabel met 10 items op het scherm en iemand anders heeft intussen een van deze items verwijderd, waarna u het probeert weer te geven.
Uploadfouten in Updatepakketvenster Het tijdelijke bestand kan niet op de Er kan geen bestand worden gemaakt in de map AppData op de server. server worden gemaakt. Neem contact Deze map bevindt zich op de plek waar de Kodak Asset Management op met uw systeembeheerder. Software Server Module is geïnstalleerd. Controleer de bestandsrechten voor deze map. Het bestand kan niet worden gelezen.
Er zijn wellicht problemen met de leestoegang tot het bestand dat naar de server wordt geüpload. Controleer of de gebruiker leestoegang tot het bestand heeft en of het bestand nog beschikbaar is en niet in gebruik is door een andere toepassing.
Schrijven naar het tijdelijke bestand op Controleer of er voldoende ruimte op de server is om het bestand te de server niet mogelijk. Neem contact kunnen opslaan. op met uw systeembeheerder. Het bestand kan niet in de database worden opgeslagen. Mogelijk is op de server onvoldoende geheugen beschikbaar om deze bewerking uit te voeren. Neem contact op met uw systeembeheerder.
• Controleer of er voldoende ruimte in de database is om het bestand te kunnen opslaan. • Controleer of de SQL Server over voldoende geheugen beschikt om het bestand te lezen en op te slaan.
Het tijdelijke bestand kan niet van de server worden verwijderd. Neem contact op met uw systeembeheerder.
Dit is een onverwachte fout; mocht deze zich voordoen, vraag dan uw systeembeheerder om de map AppData op de server leeg te maken. Deze is te vinden op de plek waar de Kodak Asset Management Software Server Module is geïnstalleerd.
A-61768_nl juni 2012
6-1
Bijlage A
HTTPS configureren Bij het maken van de standaardinstellingen voor het systeem (zie hoofdstuk 3) is er een optie voor het gebruik van een HTTPS-verbinding. Als u dit wilt, volgt u deze procedure om HTTPS te configureren. 1. Voeg een HTTPS-binding toe aan uw standaardwebsite. • Klik in IIS-beheer met de rechtermuisknop op de standaardwebsite, selecteer Edit Bindings (Bindingen bewerken) en klik op Add (Toevoegen). • Selecteer in het vervolgkeuzemenu HTTPS. De standaardinstellingen Port:443 en All Unassigned IP Addresses (Alle niet-toegewezen IP-adressen) moeten worden geselecteerd. • Selecteer het certificaat voor uw site. Dit kan een eerder toegevoegd certificaat van een gecertificeerde certificaatinstantie zijn (bijvoorbeeld VeriSign) of een certificaat van de certificaatinstantie van uw domein. Als u de domeincertificaatinstantie selecteert, moeten alle pc's met de cliëntmodule van de Kodak Asset Management-software zich in hetzelfde domein bevinden. Tevens moet het adres van de server overeenkomen met het adres in het certificaat, omdat de validering anders mislukt. • Klik op OK om de binding toe te voegen en klik in het dialoogvenster Edit Bindings op Close (Sluiten). 2. Open de Kodak Asset Management Software Server Module en selecteer System: Defaults. Selecteer in het venster Defaults de optie Use HTTPS connection (HTTPS-verbinding gebruiken).
A-61768_nl juni 2012
A-1
3. Open de Kodak Asset Management Software Server Module en selecteer System: About om het venster About te openen.
4. Controleer of het versienummer wordt weergegeven. Als er in plaats van het versienummer vraagtekens staan, is de certificaatvalidering waarschijnlijk mislukt.
A-2
A-61768_nl juni 2012
Eastman Kodak Company 343 State Street Rochester, NY14650 V.S. © Kodak, 2012. Alle rechten voorbehouden. TM: Kodak